Onafhankelijk weekblad sinds 1877 27 februari 2014 Jaargang 138 / Nr. 9 € 4,50
De stad als lab
De vernieuwing van Nederland komt van onderop
Energiepolitiek Wat we wel en niet kunnen leren van Duitsland
Amy Chua
De ‘tijgermoeder’ over waarom Aziatische migranten zoveel beter presteren dan latino’s
Oscar Pistorius Binnenkort begint het moordproces tegen de snelste mens op kunstbenen. Waar ging het mis met deze ZuidAfrikaanse held?
KAARTEN VANAF € 18,- VIA DE CONCERTGEBOUWLIJN 0900-671 83 45 (10-17 UUR, €1,- P/G) EN WWW.ORKEST.NL
Schumann Symfonie1 ‘Lente’ En ook:
Schumann Celloconcert Marc Albrecht, dirigent Jean-Guihen Queyras, cello
za 15, zo 16 maart 2014
Het Concertgebouw WWW.ORKEST.NL
In dit nummer ‘Religie was altijd een privékwestie, een zaak van het hart. Maar dat is nu aan het veranderen, het is een wapen geworden waar te pas en te onpas mee geschermd wordt’ Koerdistan, pagina 24
12 Wie zijn de strijders van Maidan? De Oekraïense oppositie ruikt de macht Stef Heinink 14 Broedertwist in syrië Europese jihadstrijders vluchten voor het onderlinge geweld Hassan Bahara 16 energiepolitiek (1) de duitse wende Het gaat de Duitse duurzame energie voor de wind. Niet iedereen is er blij mee Pepijn Vloemans 19 energiepolitiek (2) De nederlandse verwarring Nederland is nog lang niet toe aan die duizend windmolens in zee Hans de Geus & Maarten van der Kloot Meijburg 22 professoren, trekt ten strijde De publieke intellectueel speelt nauwelijks nog een rol in het Amerikaanse debat Mars van Grunsven 24 nieuw koerdistan In Noord-Irak krijgt een onafhankelijk Koerdistan gestalte. Het ontbreekt nog aan goede bestuurders Monique Samuel
Essay
30 in strijd met den haag Het rijk decentraliseert en heeft daardoor meer macht – ziedaar de decentralisatieparadox. Laatste deel in de serie De stad als sociaal laboratorium Nico de Boer & Jos van der Lans 34 icarus zonder benen De neergang van blade runner Oscar Pistorius Fred de Vries 40 omgekeerd racisme De nieuwste vraag van ‘tijgermoeder’ Amy Chua: waarom doen Chinezen het beter dan Afro-Amerikanen en latino’s? Casper Thomas 44 Variaties op het bloemetjesbehang Gijs+Emmy en Marcel Wanders in het Stedelijk Museum. De modernisten van destijds versus de postmodernist van nu Jaap Huisman 46 volksbühne Frank Castorfs lawaaierige toneeltroep is te gast in Amsterdam Loek Zonneveld
50
Kroniek van kunst & cultuur Kunst De show van Gijs+Emmy Toneel The Truth about Kate Popmuziek Birth of Joy Film Her Televisie Happiness
Dichters & Denkers 54 j.w. goethe Christophe Van Gerrewey 58 yasmina reza Niña Weijers 59 Jan van mersbergen Marja Pruis 60 Scott Stossel Nina Polak 61 michel laub Cyrille Offermans Columns 6 Joep Bertrams 7 h.J.A. Hofland Bitcaves 8 Anone Economie Jesse Frederik 9 Gorilla 10 Media Chris van der Heijden 57 Christiaan weijts 65 Perquin Opheffer Rubrieken 5 Commentaar 6 In de Wereld 11 In Den Haag 53 Kijken Rudi Fuchs 63 Post 64 Sciencepalooza Cryptogram 66 HET EINDE Leo Vroman (1915-2014), de vlakbijste dichter van Nederland Xandra Schutte
Omslag Oscar Pistorius foto Harry Borden / Contour / Getty Images Amy Chua foto Peter S. Mahakian 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 3
ASN Idea a sparen: H lelp assistent ie honden opvoede n
Uw spaargeld kan haar wereld veranderen Ga ASN Ideaalsparen en help KNGF-pups opvoeden ASN Ideaalsparen is goed voor mens, dier en natuur. En in het bijzonder voor een meisje als Mila. Want als u nu een rekening ASN Ideaalsparen opent of ten minste €1.000 stort op een bestaande rekening, dan steunen wij mede namens u de basisopvoeding van KNGF-assistentiehonden. Met zo’n hond kan Mila straks een zelfstandig leven leiden. Zo helpt u haar wereld mooier te maken. Terwijl u zelf een prima variabele rente krijgt, zonder beperkende voorwaarden. Hoe meer Ideaalspaarders, des te meer gelukkige baasjes. Op asnbank.nl kunt u zien wat de stand is. Doet u ook mee? Kijk op asnbank.nl of bel gratis 0800-0380 (ma/vr).
Zie de actievoorwaarden op asnbank.nl. De ASN Bank is geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en heeft een vergunning van de Nederlandsche Bank N.V. Op tegoeden van klanten bij de ASN Bank is het wettelijke depositogarantiestelsel van toepassing.
Commentaar
De ring of friends Drie maanden geleden zwaaiden studenten in Kiev op het Maidanplein met blauwe EU-vlaggen en demonstreerden tegen de afwijzing door president Janoekovitsj van het associatieverdrag met de Europese Unie. Nu smeulen de barricades op datzelfde plein nog na, zijn tientallen mensen doodgeschoten, honderden gewond geraakt, en is de president afgezet. Het is de zoveelste brandhaard aan de grenzen van de EU. Het begon vier jaar geleden aan onze zuidgrens in Tunesië. Libië en Egypte volgden. Ook in Marokko, Algerije, de Palestijnse gebieden en Libanon waren protesten. In Syrië woedt al drie jaar een verwoestende burgeroorlog. Onlangs gingen nog dichterbij, in Bosnië, demonstranten de straat op. Wie volgt? Moldavië? Wit-Rusland waar dictator Aleksandr Loekasjenko nu nog alle touwtjes strak in handen lijkt te hebben? Onrust aan de buitengrens was nu juist niet de bedoeling toen de Europese Commissie tien jaar geleden voortvarend de European Neighborhood Policy lanceerde. Na de uitbreiding van de Unie in 2004 met tien nieuwe landen wilde Brussel de nieuwe buren – van Rusland tot en met Marokko – niet buitensluiten. ‘Er mag geen gevoel ontstaan van “in” of “uit”, waarbij de landen die buiten de Unie vallen niet kunnen delen in de politieke en economische voordelen ervan’, verklaarde toenmalig eurocommissaris Sandro Gozi, die ik in 2003 sprak in zijn werkkamer in Brussel. Het was, aldus Gozi, zelfs een van de grootste politieke prioriteiten: Europa mocht geen fort worden. ‘Aan de buitenkant willen we een strategische regio creëren van vrede, vooruitgang, veiligheid en democratie.’ De blik van de Italiaan Gozi, en die van de Commissie, richtte zich ver over de buitengrenzen heen. Het idee was dat deze friends een gelijksoortig traject als kandidaat-lidstaten zouden doorlopen, zonder de beloning van EU-lidmaatschap aan het einde. ‘Het zal een stimulans zijn voor hervormingen: om dichter bij Europa te komen, zullen zij die eerder doorvoeren.’ Dit klinkt, tien jaar later, misschien wel het meest naïef. Waarom
Europa’s friends zijn het strijdtoneel geworden waar de ‘principes’ van Europa en die van landen als Rusland of Saoedi-Arabië clashen
zouden de leiders van de Nieuwe Buren, destijds zonder uitzondering dictators, democratische hervormingen doorvoeren om ‘dichter bij Europa’ te komen? Het wordt ook wel de soft power-strategie van Europa genoemd: via projecten en handelsovereenkomsten de Europese invloedssfeer uitbreiden. ‘A ring of friends’, zoals Commissievoorzitter Romano Prodi het destijds noemde, rondom de EU. ‘We stimuleren in die landen onze principes en vrijheden: democratie, vrijemarkteconomie, mensenrechten’, besloot Sandro Gozi destijds. ‘We breiden onze veiligheid uit, vergroten de exportmarkt en vergroten onze invloed op het internationale toneel.’ Tien jaar later heerst er geen stabiliteit maar onrust binnen onze ring of friends. Onder druk van Rusland weigerde Janoekovitsj het associatieverdrag met Brussel te tekenen, in september trok Armenië zich om dezelfde reden terug. Er is dan ook veel kritiek op het nabuurschapbeleid van Europa. Toch is er wel iets gebeurd. Mensen komen in opstand tegen de rijkdom, corruptie en het machts misbruik van hun politieke elites en roepen om meer democratie en vrijheid. Onze friends zijn het strijdtoneel geworden waar de ‘principes’ van Europa en die van landen als Rusland, Saoedi-Arabië of China clashen. Over de situatie in de Arabische landen heeft Brussel nauwelijks controle, maar in Oekraïne heeft de tijdelijke president al aangegeven ‘de weg van Europa’ op te willen. Nu kan Brussel zich een ware vriend betonen, door met genoeg steun en financiële hulp over de brug te komen én ervoor te zorgen dat het Rusland te vriend houdt en Oekraïne niet in tweeën scheurt. IRENE VAN DER LINDE beeld milo
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 5
In de Wereld Bulgaarse rechts-extremist in het nauw Sofia – Het is niet voor het eerst dat Volen Siderov, de leider van de Bulgaarse extreem-rechtse partij Ataka, verwikkeld is in een schandaal. Allesbehalve zelfs. Maar het lijkt erop dat hij nu toch zijn hand heeft overspeeld, terwijl tegelijkertijd het verleden aan zijn deur klopt. Vorige week schold Siderov aan boord van een binnenlandse vlucht een Franse dame de huid vol. Siderov heeft een hartstochtelijke hekel aan iedereen die niet Bulgaar of Rus is. Europeanen staan bij hem bijna even laag aangeschreven als Turken, zigeuners en joden, de groepen die het normaliter moeten ontgelden in zijn met speeksel doorspekte tirades. Kort na landing in de havenstad Varna ging hij ook nog eens op de vuist met een Bulgaarse medepassagier die hem op zijn gedrag aansprak. En ter afsluiting sloeg hij een andere man die zich ermee bemoeide in het gezicht. Niets bijzonders voor Siderov. In Duitsland is hij al eens wegens wangedrag uit een vliegtuig gezet en in Bulgarije deelt hij met enige regelmaat klappen uit. Maar ditmaal bleek de dame in kwestie een medewerkster van de Franse ambassade te zijn, terwijl de man die hij in het gezicht sloeg een politieagent was.
Reden voor de Franse ambassadeur om zich in weinig diplomatieke woorden te beklagen, en voor de Bulgaarse hoofdaanklager om het parlement te vragen Siderov zijn onschendbaarheid te ontnemen, zodat hij vervolgd kan worden. Op slaan van een politieagent staat tot vijf jaar cel in Bulgarije. Bovendien wil de hoofdaanklager dat eindelijk ook gekeken wordt naar een ander incident. Op een zonnige vrijdagmiddag in 2011 bestormden Ataka-aanhangers onder leiding van Siderov de monumentale moskee van Sofia, hetgeen ontaardde in een massale vechtpartij met moslims en politie. Hoewel de gebeurtenissen nauwkeurig werden geregistreerd door de volop aanwezige cameraploegen en er stapels getuigenverklaringen liggen, zag het Openbaar Ministerie tot dusver geen reden om Siderov en zijn partijgenoten te vervolgen. Of het nu wel zo ver komt, valt overigens nog te bezien. Ataka steunt de socialistisch-liberale minderheidsregering in het parlement. In ruil daarvoor hebben de rechts-extremisten min of meer carte blanche gekregen. Het is de vraag of de regeringspartijen dit pact willen verbreken door Siderov uit te leveren aan justitie. Het stilzwijgen waarin de regering zich tot woede van Frankrijk hult over de gebeurtenissen in Varna doet alvast het ergste vrezen. Dirk van Harten
Renzi de Heerser Rome – ‘Beter onstuimig zijn dan respectvol; want het geluk is een vrouw, en om haar te domineren, is het noodzakelijk haar met kracht tot de jouwe te maken. (…) Zij is, zijnde een vrouw, vriendin van de jeugd, omdat de jeugd minder respect heeft, en haar met grotere wreedheid en moed op de knieën weet te dwingen.’ Vijfhonderd jaar terug gaf Machiavelli in De heerser deze raad aan wie de macht wilde grijpen. En het lijkt of Matteo Renzi (39), sinds 22 februari de jongste premier ooit van Italië, Machiavelli in het bloed heeft. Haast was er, en hoe. Als Renzi nog een paar weken had gewacht, was zijn voorganger Enrico Letta (47) ongemerkt de ‘veiligheidszone’ binnengegleden. Italië wordt namelijk vanaf 1 juli voorzitter van de Europese Unie volgens het roulerende zesmaandelijkse voorzitterschap. Zo kort van tevoren kan de premier niet meer gewisseld worden. Dat wist Renzi uiteraard, en dat wist ook zijn partijgenoot Enrico Letta, nog maar tien maanden geleden op zijn beurt benoemd tot de jongste premier van Italië ooit. Het moment waarop Letta ‘het belletje’ zaterdag overhandigde aan zijn opvolger Renzi spreekt boekdelen. Het overdragen van het voorzittersbelletje van de premier is de symbolische overdracht van de macht. Voor het oog van alle camera’s duwde Letta Renzi het belletje met afgewend hoofd in de hand. Hij keek hem niet aan, zijn partijgenoot van de linkse PD. Dat is op zich slecht nieuws voor Renzi, want de macht van ‘de Letta’s’ (neef Enrico en oom Gianni van 78) reikt tot diep in de haarvezels van het systeem Italië. De macht van zijn oom – Berlusconi’s persoonlijke raadsheer en in nauw contact met alle kringen die ertoe doen – is nog veel groter dan die van de neef, maar het evenwicht was mooi verdeeld. Oom Gianni achter de schermen, neef Enrico op het erepodium als premier. Wie die macht zomaar tart kan nog vele verrassingen verwachten. Maar Machiavelli’s discipel Matteo Renzi lijkt zich er vooralsnog geen zorgen over te maken. Zijn onstuimige greep naar de macht ten koste van een partijgenoot wordt door veel linkse Italianen niet begrepen, laat staan gewaardeerd. Aan rechterzijde vinden ze het prachtig, en dat is op zich ook opvallend. Het Berlusconi-kamp staat te juichen voor Renzi, de nieuwe Heerser. Anne Branbergen
joep bertrams
Amerikaanse politie op roverspad
6 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Boston – Je moet het de politie van Sunrise, in Florida, nageven: in het land waar ondernemingsgeest hooggeprezen wordt, deden ze hun best om niet voor stoffige ambte-
In Oekraïne is het grootste gevaar voorlopig verdwenen. Er is geen burgeroorlog ontstaan, waarbij belanghebbende naties zich direct of indirect in de strijd mengen zodat het conflict zich tot een plaatselijke projectie van internationale tegenstellingen ontwikkelt. President Janoekovitsj is spoorloos verdwenen, de straatgevechten zijn gestaakt nadat er een ongeteld aantal doden is gevallen, en geen buitenlandse mogendheid is in de verleiding gekomen om zich in de strijd te mengen. Wat Rusland aangaat hebben we dat misschien mede aan de Olympische Spelen te danken. Het nut van de sport. Nu het regime van Janoekovitsj zich niet herstelt, hebben we in Europa met een volstrekt nieuwe natie te maken. Oekraïne lijkt nu nog uitgesproken pro-Europees, maar niemand weet hoe het Rusland van Poetin op de nieuwe situatie zal reageren, en in welke mate de volgende regering voor zijn invloed ontvankelijk zal zijn. Er is wel een leider van het nieuwe gezag, Alexandr Toertsjinov de ex-bokser, maar voorzover dat van hieruit valt te beoordelen
heeft hij krachtige concurrentie. De economische nood is hoog. Een van de belangrijkste oorzaken van de omwenteling is de wens van de meerderheid om zich af te keren van Rusland en een meer Europees georiënteerde buitenlandse politiek te voeren. Zo blijft het nieuwe Oekraïne een potentieel niemandsland. Het Westen zal het zich niet kunnen veroorloven dat de bevrijde natie in economische nood en daaruit voortvloeiende binnenlandse problemen ten onder gaat. Vandaar dat het Internationaal Monetair Fonds al een lening van 25 miljard euro in het vooruitzicht heeft gesteld. Maar daarmee wordt ook het perspectief geopend dat de misschien herboren natie zich als een nieuw Griekenland zal ontpoppen, permanent noodlijdend op zoek naar nieuwe kredieten. Zo ver is het nog niet, maar op langere termijn, als de politieke verhoudingen in Oekraïne zich ten gunste van het Westen zouden stabiliseren, moet daarmee wel rekening worden gehouden. De omwenteling heeft zich voltrokken terwijl de crisis in West-Europa nog lang niet voorbij is. De kans is niet gering dat optimistische politici en economen die een paar weken geleden herstel van de groei verwachtten het weer bij het verkeerde eind hebben gehad. De werkloosheid blijft stijgen, uitkeringen worden gekort,
naren te worden versleten. Ze organiseerden een nep-cocaïnehandel die klanten trok tot uit Canada aan toe. Handelaren die met geld aan kwamen zetten, raakten dat kwijt, en hun auto bovendien. Het leverde miljoenen per jaar op, die grotendeels naar de agenten gingen, via een riante overurenregeling. Geen gek systeem, zullen veel Amerikanen vinden. Al zal Russ Caswell uit Massachusetts daar anders over denken. Hij is de eigenaar van het Caswell-motel in Tewksbury, dat bijna werd opgeëist door de staat toen bleek dat er de afgelopen veertien jaar welgeteld vijftien keer een drugsdeal in een van de kamers had plaatsgevonden. Dat is moeilijk te voorkomen als je in die periode tweehonderdduizend keer een kamer hebt verhuurd, en Caswell zelf werd nergens van beschuldigd. Hij zou zijn bezit kwijt zijn geweest als hij niet de gratis hulp had gekregen van een groot advocatenkantoor. In de meeste Amerikaanse staten is het de regel: geld en spullen die verband houden met een misdrijf mag de politie in beslag nemen en zelf grotendeels houden. De wetten die dat mogelijk maken, werden in de jaren zeventig
et cetera. Al jaren is deze ontwikkeling van invloed op de politiek. Overal in het Westen is er een beweging naar rechts gaande. Een van de markante eigenschappen daarvan is een afkeer van alles wat buitenlandse politiek is. Niet lang geleden heeft de PVV opnieuw een plan gelanceerd waardoor bij uitvoering Nederland de euro weer voor de gulden zou inwisselen. Wat zouden Henk en Ingrid daarvan vinden? Van dat oervaderlandse echtpaar hebben we al jaren niets gehoord. Maar volgens de laatste peilingen van De vrede in Maurice de Hond Oekraïne kan hun partij bij is hersteld. de aanstaande Maar voor gemeenteraadshoe lang? verkiezingen op dertig procent van de stemmen rekenen, meer dan de VVD en de PvdA samen. En intussen heeft het PVV-Kamerlid Raymond de Roon vragen gesteld over deze voorgenomen buitenlandse hulp. Kan dat geld niet beter worden besteed? Zoals eerder de burgeroorlog in Syrië laten nu de gebeurtenissen in Oekraïne zien dat de ouderwetse buitenlandse politiek in verval is. Aan de ene kant hebben we daarmee geluk. Er zijn geen militaire mobilisaties meer, geen grensincidenten,
geen topconferenties waar een dreigende wereldoorlog op het nippertje voorkomen wordt. In plaats daarvan hebben we een conglomeraat van staten gekregen waarvan een toenemend aantal in een staat van wanorde is. Met 130.000 doden is Syrië het dieptepunt, waarbij de internationale gemeenschap machteloos toekijkt. Misschien is Egypte op weg naar een burgeroorlog waarvan we dan op dezelfde manier getuige zijn. En nu komt Oekraïne. Weken achtereen zijn we er via de televisie getuige van geweest hoe in Kiev vreedzame demonstraties uitgroeiden tot een meedogenloze stadsoorlog, waarna de burgerij zelf de vrede heeft hersteld. Voor hoe lang? Dat is aan de ene kant afhankelijk van de inzichten van Poetin, en aan de andere van de economische hulp die de geslaagde opstand van het Westen zal krijgen. Door die aanzienlijke lastenverlichting zal de politieke slagvaardigheid in Kiev worden bevorderd. Maar misschien zal het Westen dan ook zelf daarvoor een prijs moeten betalen, in de vorm van groeiend wantrouwen tegenover de gevestigde politiek. De revolutie is voorlopig tot een goed einde gebracht, maar daarmee zijn nieuwe risico’s ontstaan waarvan pas op langere termijn de ernst zal blijken. De overwinning in Kiev is niet meer dan een begin.
Leegstand Tegenover de 4,1 miljoen daklozen in Europa staan meer leegstaande huizen dan ooit tevoren. Een groot deel daarvan is enkel gebouwd als beleggingsinstrument. Griekenland 300.000
Ierland 400.000
Verenigd Koninkrijk 700.000 Portugal 735.000 Duitsland 1,8 miljoen
Frankrijk 2,4 miljoen BITCAVES / Bron: ThE guardian
H.J.A. Hofland Problemen van een zege
Italië 2,7 miljoen
Spanje 3,4 miljoen
Totaal
11 miljoen
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 7
Economie Jesse Frederik Visieloos Het Nederlandse bedrijfsleven is zich langzaam de tijdshorizon van een goudvis gaan aanmeten. Bedrijven investeren niet meer. Het investeringsniveau heeft sinds 1946 niet meer zo laag gelegen als nu. Ondertussen zwellen de bedrijfs kassen aan. Winst wordt niet geïnvesteerd, maar op een bankrekening geparkeerd of uitgekeerd aan de aandeelhouder. Een goed voorbeeld van deze onzalige trend is Philips, altijd hoog op de lijstjes van meest innovatieve Nederlandse bedrijven. De netto investeringen (aankoop van bedrijven, patenten, fabrieken et cetera minus verkoop van bedrijven, patenten, fabrieken et cetera) van het bedrijf bedroegen tussen 1996 en 2004 nog 15,2 miljard euro, om vervolgens tussen 2005 en 2013 te dalen naar 3,5 miljard euro. De uitgaven aan research and development (r&d) namen ondertussen ook af. Philips investeerde zo’n dertig procent minder in r&d in de tweede periode. Ook daarmee is Philips helaas illustratief voor het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven in Finland gaven in 2012 bijvoorbeeld zo’n 2,5 procent van het bbp uit aan
r&d, terwijl in Nederland de teller blijft haken op 1,2 procent. Wel wist Philips steeds meer geld uit te keren aan de aandeelhouder. In de tweede periode steeg het bedrag aan eigen aandeleninkoop van 1,3 miljard euro naar 11,4 miljard euro. Zulke cadeautjes stemmen de aandeelhouder (en het optiehoudend management) gelukkig. Maar de gebrekkige investeringen en onderzoeksuitgaven zijn vanuit een maatschappelijk oogpunt funest. We kunnen ons niet naar rijkdom sparen. Uiteindelijk hebben we investeringen in het productieapparaat nodig wil de collectieve levensstandaard erop vooruitgaan. De visieloosheid van het bedrijfsleven beperkt zich echter niet tot de eigen bedrijfsvoering. Treurig is ook de afwezigheid van enige concrete maatschappelijke visie. Verder dan positieve energie uitzenden komt het grootbedrijf niet. Neem het project ‘Nederland Wereldland’, waar vrijwel alle Nederlandse multinationals aan meedoen. ‘Het gaat helemaal niet zo slecht met Nederland!’ stellen de projectpartners op hun verdomd fraaie website. Nederland scoort namelijk heel hoog op concurrentielijstjes en bovendien zijn we het thuisland van vele multinationals. ‘Volgens ons redenen genoeg voor optimisme en vertrouwen.’ Tjakka! Ondernemers als Jacques van Marken, die het eerste bedrijfs pensioenfonds opzette, en Paul
Rijkens (1888-1965), de Unilever-topman tijdens de Tweede Wereldoorlog, draaien zich om in hun graf. Er was namelijk een tijd dat ondernemers en bedrijfsleiders zich actief mengden in het politieke debat. Niet met vage vertrouwensvoodoo, de laatste toevlucht van de ideeënlozen, maar met concrete en soms radicale voorstellen voor een betere toekomst. Gedurende de Tweede Wereldoorlog publiceerde Unilever bijvoorbeeld pamfletten en brochures waarin het zijn visie op de grote maatschappelijke vraagstukken uiteenzette. In 1943 gaf het voedselconcern een brochure Juist in uit getiteld The deze tijden Problem of Unemis het nodig ployment. Het dogma’s document werd af te geschreven door schudden Unilever-directeur Jan Willem Beyen, de latere minister van Buitenlandse Zaken en een van de – vergeten – aartsvaders van de Europese Gemeenschap. Werkloosheid werd als ‘het voornaamste sociale en morele probleem van de vooroorlogse wereld’ bestempeld. Unilever zag hier een gecombineerde taak voor het bedrijfsleven, dat de zelfsdiscipline moest opbrengen om voldoende te investeren, en de overheid, die door openbare werken en begrotings politiek de werkgelegenheid op peil moest houden als het bedrijfsleven
tekortschoot. Vrijwel alle grote Britse kranten schreven over de brochure en verwelkomden de bijdrage van ‘big business’ aan het debat. Het was typisch voor het maatschappelijk betrokken klimaat in de Hollandse kolonie in Londen, waar bedrijfsleiders hard nadachten over de naoorlogse toekomst. Op initiatief van Unilever-topman Paul Rijkens en onder voorzitterschap van prins Bernhard werd ook een ‘studiegroep voor reconstructieproblemen’ opgericht, waarin topmannen van Shell, Philips en anderen zitting hadden. Veel ideeën over onderwerpen uiteenlopend van een ‘geldzuivering’ (het befaamde tientje van Lieftinck) tot de oprichting van een permanent college van advies voor economische vraagstukken (de latere SER) werden door de studiegroep ontwikkeld. Vergelijk zulke vooruitstrevende denkers met de hedendaagse generatie bedrijfsleiders. ‘De ondernemer laten ondernemen’ en een roestige loonmatigingsagenda, dat is zo ongeveer de visie van het bedrijfs leven. Dat is teleurstellend, want na zes jaar economische stagnatie mag de conclusie toch wel luiden dat het niet business as usual is. Dat de oplossingen uit het verleden nog eens in de magnetron mieteren ons niet verder gaat brengen. Juist in deze tijden is het nodig dogma’s af te schudden. Daar hebben we toch geen wereldoorlog voor nodig, hoop ik?
ingevoerd om de oorlog tegen de drugs effectiever te maken. Maar er is een probleem: die inbeslagname staat los van een veroordeling van de eigenaar. De procedure is een civiele rechtszaak, waarin de eigenaar maar moet bewijzen dat hij onschuldig is, met hulp van een advocaat die hij zelf moet betalen. Dat is vaak zo duur dat procederen geen zin heeft. In het stadje Linden in Texas rekende de politie daar helemaal op, beschreef het weekblad The New Yorker. De minste verkeersovertreding kon daar al leiden tot een doorzoeking van je auto, en als er dan bijvoorbeeld een flinke hoeveelheid contant geld werd gevonden, mocht je dat afgeven in ruil voor de belofte dat je niet zou worden vervolgd. Uiteindelijk vond een aantal slachtoffers van deze legale struikroverij elkaar via een advocaat van buiten de stad, en beval een rechter de politie van Linden om zijn praktijken in te perken. Elders komt de politiek langzaam in beweging. In de staat Georgia is een wet in behandeling die moet zorgen voor meer openheid over waar het geld op het politiebureau vandaan komt en waar het heen gaat, en ook in New York is daarover sinds kort een discussie. Maar dat 8 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
zijn maar kleine deukjes in een groot probleem. Motel-eigenaar Caswell in Massachusetts kwam er bijvoorbeeld tijdens het proces achter waarom de politie juist zijn bezit aanpakte: een speciaal daarvoor vrijgestelde agent had in het kadaster ontdekt dat het hypotheekvrij was. Bas den Hond
Smerige restauranthouders vogelvrij in Suriname Paramaribo – Ala pesi moksialesi, dagublad, anitri beri, gritbanasoep, gomawiri, kousenband, sopropo, boulanger met zoutvlees – het menu van verschillende restaurants wordt in Suriname dagelijks via de radio omgeroepen. Een verjaardagsfeestje – of rouwzitting – is er niet compleet zonder forse bakken tjauwmin of tjaptjoi met kip. Gasten zijn pas tevreden wanneer ze op het einde van de avond huiswaarts keren met enkele boordevolle piepschuimen meeneembakjes onder de arm. Wie op Facebook Surinaamse vrienden heeft, ziet minstens driemaal per dag foto’s van verse roti’s, pruttelende potten met bruine bonen en dampende porties pastei de revue passeren. Niks is in Suriname zo heilig als het dagelijkse brood. Niet alleen de eeuwigdurende kwestie hoe je het best de van oorsprong joodse ovenschotel pom kunt bereiden zorgt met grote regelmaat voor hoogoplopende discussies, ook de hygiënische omstandigheden in de keukens van de vele eethuisjes, restaurants en straat venters zijn een punt van zorg. Koken onder de felle tropenzon is lang niet zo simpel als aan de kille Noordzee: bewaar rauw vlees enkele minuten ongekoeld en je hebt het ideale recept voor een acute voedselvergiftiging. Het was voor veel Surinamers dan ook een schok toen verschillende districtscommissarissen (een soort burgemeesters) onlangs besloten om via sociale media foto’s te verspreiden van onhygiënische restaurants die door hen waren gesommeerd de deuren te sluiten. De wansmakelijke taferelen liegen er niet om: vers geplukte eenden die in de zon aan een waslijn hangen te drogen, kippen die naast een open beerput worden geroosterd, drachtige honden die in keukens onder het fornuis liggen te slapen, het karkas van een varken op de keukenvloer. De reacties zijn navenant. Opgewonden rea guurders spreken van misdaden tegen de menselijkheid, eisen levenslang en publiceren na speurwerk zelf namen en adressen van betrapte restaurantuitbaters, die als moordenaars vogelvrij worden verklaard. De naming and shaming-campagne doet enigszins denken aan die van de Britse tabloid News of the World, die in 2000 de namen, adressen en foto’s van vermeende pedofielen op zijn voorpagina plaatste. De vergrijpen mogen dan onvergelijkbaar zijn, de commotie is er niet minder om. Maar de recente onthulling dat Ballast Nedam eind jaren negentig miljoen gulden
smeergeld betaalde aan de toenmalige – en tevens huidige – politieke top van Suriname, die is al lang weer vergeten. Dat het parlement al een maand niet meer vergadert, verbaast niemand. De volgende warme bakker die wordt gesnapt met meel van over de datum kan een woedende menigte verwachten. Pieter van Maele
Australië’s onwelkome boodschapper Canberra – Australië bestrijdt het nationale waanbeeld dat de halve wereld morgen op een vlot het land komt binnendrijven tegenwoordig met een heuse militaire operatie. Dat betekent vooral dat de regering onder het mom van operationele geheimhouding niets meer zegt over wat de kustwacht uitvoert. Maar de verhalen die wél doordringen zijn verontrustend. Er zijn claims over rechts-extremistische grenspatrouillanten en over mishandelingen. Bij een uitbraakpoging viel vorige week een dode en een onbekend aantal gewonden. De publieke omroep abc berichtte uitgebreid over brandwonden die asielzoekers op weg naar een detentiecentrum zouden hebben opgelopen. Daarop lanceerde premier Tony Abbott eindelijk een onderzoek. Naar de abc welteverstaan.
Furieus was Abbott in een radio-interview. De Liberale premier verwachtte van de publieke omroep ‘meer liefde voor het thuisteam’ en vond dat ‘de abc ieders kant koos behalve die van Australië’. Abbott verkondigt de karikatuur van de abc als linkse staatsomroep al jaren, maar uit de mond van premier Abbott klonk de aanval aanzienlijk onheilspellender dan uit die van de voormalige oppositieleider. En dat hij het niet bij woorden liet, bleek toen zijn regering vervolgens een grootschalige kosten-batenstudie aankondigde naar Australië’s publieke media. De abc beheert naast tv- en radiozenders een netwerk van lokale radiostations en ook het Australia Network (de Australische Wereld omroep), internetradio, een uitzending-gemist pagina en internetdiscussiefora. Vooral die digitale activiteiten en de licentie van het Australia Network hebben de warme belangstelling van Abbotts vriend Rupert Murdoch, en een waarschijnlijke uitkomst van de studie naar de abc is dat het Australia Network zal worden uitgebeend ofwel geprivatiseerd. Volgens een kpmgrapport uit 2006 dekt het abc-budget ternauwernood de kosten. Maar een groot deel van Abbotts aanhang zou het graag verkleind zien. Via Twitter aangekondigde abc-nieuwsitems over asielzoekers ontvangen standaard haat reacties en opinieartikelen van het kaliber ‘geen cent belastinggeld meer naar de abc’ haalden
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 9
Media Chris van der Heijden Watersterk Terwijl er voortdurend nieuws was over de gebeurtenissen in Oekraïne hoorden we bijna niets over de rol daarin van de sociale media. Dat is verbazingwekkend, want toen enkele jaren geleden de chaos in de Arabische landen begon, werden de nieuwe media steeds weer een beslissende factor genoemd. Is er in de loop van drie, vier jaar iets veranderd? Onderscheidt het Oekraïense medialandschap zich van dat in Noord-Afrika? Of is er iets anders aan de hand? Veranderd zijn in de afgelopen jaren in ieder geval twee zaken. Om te beginnen zijn sociale media gewoon geworden. Toen in 2010 in Tunesië de opstand begon, moesten velen er nog aan wennen. Zo was Twitter destijds een relatief recent verschijnsel, eigenlijk pas in 2009 echt doorgedrongen. Dat is nu anders. Er zijn eerder te weinig dan te veel sociale media en er is geen maatschappelijk actief persoon die deze overvloed niet dag in, dag uit ervaart. Vandaar verandering nummer twee: met het verdwijnen van de nieuwigheid is ook een deel van het enthousiasme verdwenen. Daarmee
wordt ook steeds duidelijker dat alle ophef van enkele jaren geleden minstens zo veel zegt over de verwondering van de tijdgenoot over de nieuwe technologie als over de maatschappelijke betekenis daarvan. Het antwoord op de eerste van de vragen is dus een dubbel ja. Het antwoord op de volgende vraag is een ontegenzeggelijk nee. Toen eind 2004 in Oekraïne de zogenoemde Oranjerevolutie uitbrak – met eveneens een hoofdrol voor Janoekovitsj overigens – waren internet en mobiele telefonie zo belangrijk dat naar aanleiding daarvan door velen voor het eerst van een moderne mediarevolutie werd gesproken. Des te verwonderlijker daarom dat de nieuwere versies van die media deze keer zelden vermeld werden. Maar dat is onterecht, denk ik. Tik op Twitter of bij Google maar ’s #euromaidan of #euromaydan (‘Plein Europa’) in en de berichten stromen voorbij. De rol van moderne media in de Oekraïense revolutie is zelfs zo groot geweest dat je de intensiteit van de gebeurtenissen min of meer aan het aantal berichten kunt aflezen. The Huffington Post toonde dat afgelopen vrijdag in een paar fraaie grafiekjes. Ze laten over het verband tussen media en politiek geen twijfel bestaan. Veelbetekenend in de aanloop naar de huidige protesten in Oekraïne waren ook affaires als die rond Oksana Makar, het achttienjarige meisje dat twee jaar geleden verkracht en voor dood ach-
na Abbotts uitspraken zelfs de krantenpagina’s van Murdochs concurrent Fairfax. Het is dan ook te waarderen dat het ministerie van Immigratie vooruitlopend op de ontmanteling van de abc zelf pogingen doet tot publieke nieuwsvoorziening. Afgelopen week bleken door een lek de persoonsgegevens van alle asielgevangenen van detentiecentra in te zien. Kort daarvoor verspreidde het ministerie een stripverhaal over een man die met hulp van een mensensmokkelaar naar Australië vaart, op zee gevangen wordt en in zijn cel nostalgisch terugdenkt aan zijn idyllische familieleven. Een fijnzinnige analyse van de vluchtelingenproblematiek die alle politieke satire bij de abc alvast overbodig maakt. Stef Spronck
Gratis boodschappen in Iran Teheran – Het was echt goed bedoeld, het plan van de Iraanse regering om voedselpakketten uit te delen aan de armen. Een boodschappenmand, zoals het pakket steevast huiselijk wordt aangeduid, vol met 10 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
tergelaten werd door de zonen van een paar hoge piefen uit gouvernementele kring. Zoiets schijnt in Oekraïne zo gewoon te zijn dat er zelfs een begrip voor bestaat: in Engelse vertaling bigwig crimes, ‘hoge-piefen-misdaden’. Terwijl dergelijke misdaden tot voor kort steevast onder het tapijt werden gemoffeld, werd dat in het geval van Oksana Makar voorkomen nadat de moeder van Oksana een vreselijke video op YouTube had geplaatst. Deze had een sneeuwbaleffect. Meer van dit soort toestanden of moderniseren c.q. europeaniseren? Dat was de keuze waarvoor de Oekraïense Sociale bevolking zich media door misdaden als maken het die tegen Oksana steeds Makar geplaatst moeilijker voelde. Over het zaken weg antwoord bestond te moffelen steeds minder twijfel. Of is er toch nog iets anders aan de hand? Ja, ik denk eigenlijk van wel. Na het eerste enthousiasme over de mobiliserende rol van moderne media bij de Arabische opstanden en Occupy-achtige bewegingen in 2011 klonk een tijdlang vooral scepsis. Zo beweerden Evgeny Morozov en velen in zijn voetspoor dat die media net zo goed in het nadeel als in het voordeel van democratisering werkten. Dat is zonder twijfel juist, maar vermoedelijk is iets anders nog meer juist. Om het
rijst, kip, eieren, bakolie en kaas. Het idee kwam eigenlijk al uit de koker van president Rohani’s voorganger, Mahmoed Ahmadinejad. Die wilde de gratis mand aan drie miljoen ambtenaren aanbieden, maar Hassan Rohani deed er nog een flinke schep bovenop: niet alleen ambtenaren moesten in aanmerking komen voor het voedselpakket, ook de allerarmsten. Op een bevolking van ruim 75 miljoen zouden zeventien miljoen voedselpakketten worden verdeeld. Nu was het plan niet alleen een vorm van liefdadigheid. Het was vooral bedoeld om de torenhoge inflatie tegen te gaan, waarmee Iran door de internationale sancties te kampen heeft. Al gauw verschenen er in het hele land lange rijen bij de distributiecentra. Mensen moesten vaak uren wachten voordat ze de mand – in werkelijkheid een simpele plastic zak – in ontvangst konden nemen. Soms was het wachten zelfs voor niets. Zoals voor Soraya, een moeder van twee. ‘Ik had vier uur in de rij gestaan. Toen ik bijna aan de beurt was, zei men dat ik de volgende dag maar terug moest komen omdat de voedselpakketten voor die dag op waren.’ Ook was het in de meeste Iraanse provincies bitterkoud. Drie
met één of enkele woorden te zeggen: openheid, de onoverwinbare kracht van openheid. De belangrijkste verdienste van moderne media is namelijk iets anders dan enkele jaren geleden verondersteld werd. De belangrijkste verdienste is dat die media het steeds moeilijker maken zaken weg te moffelen. Was de waarheid in het verleden op den duur veelal ook al sneller dan de leugen, tegenwoordig is dat in verregaande mate het geval. De verklaring is simpel: het tempo van die waarheid is verveelvoudigd. Op korte termijn zal brute kracht het altijd winnen van een zachte tegenstander: een mobieltje is geen partij voor een kalasjnikov. Maar het is een winst die steeds minder oplevert en steeds korter standhoudt. Het spel tussen harde en zachte kracht is te vergelijken met dat tussen steen en water. Steen slaat water kapot terwijl water op den duur de steen uitholt, uiteindelijk zelfs verpulvert. Hoe meer water, hoe sneller het stroomt, des te sterker en sneller dat uithollingsproces. Iets dergelijks doet de publieke opinie met macht, leugen en politiek. Je kunt de waarheid verborgen houden, je kunt het publiek de mond snoeren, maar dankzij moderne media blijkt steeds vaker en steeds sneller dat het niet werkt. Behalve voor machtstuig is het een geruststellende gedachte: dat water uiteindelijk sterker is dan steen.
personen overleden zelfs toen ze urenlang in de vrieskou hadden staan wachten. Toen brak de kritiek op de distributiewijze pas echt los. De conservatieve krant Jawan schreef dat de hele actie een ‘nationale schande’ was. Ook politici mopperden dat de beelden van rijen arme Iraniërs in de kou, wachtend op eten, nou niet bepaald zouden bijdragen aan een positief imago van Iran. Irans vijanden – met name Israël – zouden in hun vuistje lachen. Het komt weinig voor dat een Iraanse politicus zich publiekelijk verontschuldigt voor fouten in het beleid, maar het werd tijd voor Rohani om door het stof te gaan. In een live tv-interview bood hij zijn excuses aan en zei dat de regering de distributie van de pakketten efficiënter zal aanpakken. Het interview zorgde voor een nieuw relletje omdat het op een veel later tijdstip werd uitgezonden dan was gepland, waardoor het veel minder kijkers trok. Volgens Twitter-berichten zou er geruzie zijn geweest tussen het presidentiële bureau en de staatstelevisie over wie het interview moest afnemen. Maar de staats-tv hield het op een technische storing. Carolien Omidi
In Den Haag Chantabel
In de Volkskrant spreken CDA-bewindslieden uit het door Wilders gedoogde kabinet-Rutte I vrijuit over de val van dat kabinet. Waarom zwijgt de VVD? door Aukje van Roessel beeld Milo
hen in de tang had, uit angst voor een slechte Zou voormalig cda-onderhandelaar Ab Klink verkiezingsuitslag? In die zin is het jammer dat met enige tevredenheid terugkijken op zijn Rutte noch Verhagen aan de reconstructie heeft gelijk? Of zou het hem vooral pijn doen dat de meegewerkt. dagelijkse werkelijkheid in het kabinet-Rutte I Het zijn vooral cda’ers die aan het woord door het doen en laten van gedoogpartner Geert komen. Na het pvv-avontuur gekleineerd tot Wilders van de pvv erger was dan in zijn stouteen oppositiepartij met nog maar dertien zetels, ste nachtmerries? kan de openhartigheid de christen-democraten Na de onthutsende reconstructie in de mogelijk ook niet veel pijn meer doen. Of wil het Volkskrant van afgelopen weekeinde over de cda alsnog krediet voor de breuk? manier waarop minister-president Mark Rutte Toenmalig minister van Immigratie en Asiel, (vvd) en vice-premier Maxime Verhagen (cda) Gerd Leers, heeft zijn dagboek aan de Volkshun eigen partijgenoten in het kabinet onder krant-journalisten ter inzage gegeven. Daardoor druk zetten om Wilders toch maar te vriend te doemt van Leers, tijdens zijn ministerschap toch houden, was Klink de eerste aan wie ik moest gezien als de voetveeg van Wilders, een ander denken. Daarom zijn brief van eind augustus beeld op, meer dat van de man die toch nog voor 2010 er nog maar eens bij gepakt. Het is de brief zijn principes probeerde op te komen maar door waarin Klink aan toenmalig cda-partijvoorzitzijn partijleider elke keer in de steek werd gelater Henk Bleeker en aan de eerste onderhandeten. Maar waarom kapte Leers er dan niet mee? laar in de kabinetsformatie Verhagen uiteenzet Was dat een gebrek aan persoonlijke moed, de waarom ze niet met de pvv verder moeten pracda-reflex dat er altijd bestuurd moet worden of ten. Klink zelf stopt in ieder geval met ondermeende Leers zijn partij in deze complexe situhandelen. atie niet in de steek te kunnen laten? Klink voorspelde destijds dat de gedoog Ook intrigerend is de rol van cda-staatsseconstructie met de pvv niet veel goeds zou betecretaris van Buitenlandse Zaken Ben Knapen. kenen voor de samenleving. Hij waarschuwde Zijn standvastigheid en harde nee tegen een dat Wilders’ intenties niet te verenigen zouden grote bezuiniging op ontzijn met die van het cda: wikkelingssamenwerking het uitsluiten van mensen versus het perspec- Waarom kapte Leers er niet zou hebben geleid tot het tief bieden aan mensen. mee? Was dat een gebrek opbreken door Wilders en de uiteindelijke val van Klink herinnerde Bleeker aan persoonlijke moed? het kabinet-Rutte I in het en Verhagen aan de aan voorjaar van 2012. de onderhandelingstafel Maar wat dacht Knapen toen hij het vergedane uitspraak van de pvv-leider dat ‘de hoofzoek kreeg van partijleider Verhagen om aan den van de coalitiepartners rood zouden kleute geven hoeveel er nog bezuinigd kon worden ren’ als hij zijn visie op het door hem gesteunde op ontwikkelingssamenwerking? Het lijkt toch kabinetsbeleid zou geven. Die rode hoofden behoorlijk naïef om niet te bedenken dat zijn bleven in het najaar van 2010 bij de presentatie antwoord – twee miljard van de nog resterende van de gedoogconstructie achterwege, maar als vier miljard euro – gebruikt zou worden tijdens Rutte en Verhagen na het lezen van het artikel in de onderhandelingen met Wilders over veertien de Volkskrant niet alsnog rood zijn aangelopen, miljard euro extra bezuinigingen. Of was het dan is hun morele kompas van slag. een doortrapte voorzet van Knapen die moest De reconstructie lezend is er één woord dat leiden tot de breuk? zich in mijn hoofd vastzet: chantabel. Dat de Van de vvd heeft alleen de niet meer actieve altijd zo opgewekt ogende Rutte binnenskamers Uri Rosenthal, destijds minister van Buitenvaak woedend werd en dat Verhagen er zo doorlandse Zaken, meegewerkt aan de reconstructie. heen zat dat hij elke week de door de gedoogconAndere liberalen uit die tijd zijn nog politiek structie veroorzaakte ellende van zich af moest actief of willen nog een functie waarvoor ze de praten, zijn details die een dergelijk verhaal partij nodig hebben. Maar dat zijn waarschijnmooi en des te lezenswaardiger maken. Maar lijk niet de enige redenen waarom vvd’ers hun het is de laffe houding van zowel de premier als mond houden over de periode-Wilders. de vice-premier die je onthutst achterlaat. Ze In de stad Den Haag houden de liberalen laten zich keer op keer door Wilders chanteren, samenwerking met de pvv na de gemeenteraadsze zetten hun partijgenoten onder druk, ze laten verkiezingen open. Het is moeilijk in te schatten liever hun eigen mensen vallen dan dat ze voor wat daar achter zit. Omdat in een democratie hen of het eigen gedachtegoed opkomen. een gekozen partij niet vooraf mag worden uitWaarom? Geloofden ze echt dat het land gesloten? Om potentiële pvv-stemmers niet bij zonder die gedoogconstructie onbestuurbaar voorbaat richting die partij te jagen? Of zouden zou zijn? Rekenden ze erop dat de pvv net als de Haagse liberalen echt denken dat wat in het de onervaren lpf begin deze eeuw zichzelf de Torentje van de minister-president gebeurde das om zou doen? Waren ze bang voor de woede niet in het Haagse IJspaleis herhaald zal worvan de ontevreden pvv-achterban? Wilden ze zo den? Ook al is Wilders deze keer geen lijstduwer graag regeren dat ze hiervoor bereid waren hun in Den Haag, dat laatste lijkt mij behoorlijk eigen ziel te verkopen? Durfden ze er niet direct naïef. mee te stoppen toen duidelijk werd hoe Wilders 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 11
Wie zijn de strijders van Maidan?
‘Brussel zou onze dood zijn’
BULENT KILIC / AFP / ANP
voor een van de televisiecamera’s. Een man uit een westelijke regio zegt: ‘We verwelkomen haar als politieke ex-gevangene. Als tegenstander van Janoekovitsj. Als leider vertrouwen we haar niet.’ Samen met enkele streekgenoten heeft hij uitgerekend vandaag opnieuw een tent opgezet, symbolisch vlak bij de onafhankelijkheidszuil, daar waar een paar dagen voordien een kamp in vlammen opging en politie op betogers vuurde. ‘Weet u hoe het komt dat Oekraïne in 1991 zonder bloedvergieten zijn onafhankelijkheid kreeg? De communisten wisKiev, Onafhankelijkheidsplein, 25 februari selden van masker en sloegen aan het stelen en profiteren. Timosjenko is één van hen. gemaakte filmpje rap zijn weg naar de media. Ze is deel van het oude systeem.’ Het is de dag van de zege, al is die voor veel betoMaidan (‘Plein’) heeft Oekraïne veranderd. gers nog verre van volledig. In de verschroeide De gasprinses, omstreden door haar deals in de oorlogszone in de binnenstad – het Onafhantroebele jaren negentig en politiek overleefster kelijkheidsplein, het Europaplein, bij de poort pur sang, zal het nog moeilijk krijgen om weer naar het voetbalstadion – heerst de hele zaterin de kiezersgunst te komen. ‘Het is nu niet de dag een stemming die het midden houdt tussen beurt aan Timosjenko om het land te bestuvermoeidheid, opluchting en vooral van rouw. ren’, schrijft redacteur Sergey Lesjtsjenko van Twee dagen ervoor lag het plein nog letterlijk de oppositiekrant Oekrainska Prawda in een onder vuur, vielen betogers neer, beschoten door vernietigend stuk over de financiële malversasnipers midden in de massa, of op de hellende ties van de ex-premier. En, verwijzend naar het straat richting presidentieel paleis, voorbij de in 2011 voor haar ingerichte protestkamp op voetbrug, waar de meters ineens op kilometers de centrale winkelboulevard: ‘De Maidan van leken. Een bloedige, tragische tegenaanval gaf Timosjenko bevindt zich ver van het Onafhande doorslag. Het officiële dodental van de prokelijkheidsplein. Het bestaat uit een rij verlaten testen loopt tegen de honderd. spooktenten. De wind waait er alleen het vuil op.’ En dan, alsof ze aan een touwtje uit de hemel Wie valt in de ogen van de Maidan-betogers is afgedaald, is daar ineens Joelja. Niet in het het Oekraïense presidentschap dan wel toe? wit deze keer, maar in de kleur van de rouw. Ze Onder ‘de grote drie’ – de politieke leiders van heeft geluk. De tienduizenden Oekraïners die Maidan – dreigt voor Arseni Jatsenjoek een haar toespraak aanhoren, zijn niet in de stemgeloofwaardigheidsprobleem sinds zijn niet ming voor boegeroep. Woorden over eer en ingeloste belofte voorop te gaan in de strijd heldendom worden met applaus beantwoord. en ‘dan maar een kogel in zijn kop te krijgen’. Het volk lijkt haar weer in de armen te sluiten. Ook zijn onvoorwaardelijke trouw aan TimosMaar schijn bedriegt. ‘Timosjenko is voor mij jenko ligt bij de revolutionair gestemde Oekrahet symbool van de Oranjerevolutie en die liep ïners moeilijk. Oleh Tiahnibok, de luidruchtige uit op een zware teleurstelling’, zegt een vrouw
Na de succesvolle revolutie ruikt de oude Oekraïense oppositie, Joelja Timosjenko voorop, de macht. Daar denken de deels geradicaliseerde Maidan-activisten heel anders over. door Stef Heinink
Onmiddellijk na aankomst op het vliegveld van Kiev, luttele uren na haar vrijlating, krijgt Joelja Timosjenko een eerste waarschuwing. Een groep activisten houdt haar auto tegen. ‘Joelja, we willen niet dat je vergeet wie deze revolutie tot stand heeft gebracht!’ Een ander smeekt de ex-premier: ‘Joelja, verraad het volk niet. Ik vraag het je met klem.’ Even daarvoor hebben dezelfde activisten de auto van partijgenoot en oppositieleider Arseni Jatsenjoek tot stoppen gedwongen. ‘Arseni, we bouwen aan een nieuw Oekraïne. Houd je aan de regels.’ Als honderden anderen vindt ook dit door activisten 12 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
nationalist uit Lviv, zou van de radicalisering in het land juist wel kunnen profiteren, maar het is de vraag of zijn electoraat breed genoeg is. Ook hij wordt vooral geassocieerd met demagogie en mooie woorden. De meeste populariteit geniet Vitali Klitsjko. In december vorig jaar kwam de bokskampioen in een opiniepeiling als Oekraïne’s meest integere politicus uit de bus. Als op 25 mei vervroegde presidentsverkiezingen worden gehouden, zal het waarschijnlijk gaan tussen hem, Timosjenko en wellicht een nieuwe kandidaat uit de rangen van Janoekovitsj’ Partij van de Regio’s. Ook zingt de naam van ex-minister Pedro Porosjenko rond. De welsprekende chocoladegigant heeft tijdens de protesten opgang gemaakt als onafhankelijk oppositieleider, al kan ook hij worden geassocieerd met de in rook opgegane beloftes van de Oranjerevolutie (2004). Vele betogers echter laten weten: politiek is meer dan het noemen van namen en het verdelen van hoge posten. ‘Het probleem waar onze politici mee kampen, ook de oppositie, is dat ze menen dat ze de nieuwe piloten zijn die het vliegtuig ineens beter laten vliegen’, zegt een activist van het eerste uur. ‘Maar we willen geen nieuwe piloten, we willen een nieuw vliegtuig. Het hele systeem moet op de schop.’ Wie waren eigenlijk die activisten die Timo sjenko na haar aankomst bij het vliegveld in Kiev tegenhielden? Volgens de nieuwssite waar het filmpje is geplaatst, ging het om leden van Zelfverdediging Maidan, een radicale club betogers. In de drie maanden dat de Oekraïense massademonstraties nu bezig zijn, zijn zulke groepen een steeds opvallender rol gaan spelen. Dat heeft alles te maken met het in toenemende mate als statisch, voorpelbaar en ineffectief ervaren optreden van de officiële politieke oppositie. De frustraties hierover liepen onder de Maidan-betogers enkele malen hoog op. Het waren precies de keren dat de protesten belangrijke wendingen namen, zoals na de aanname van de ‘schandaalwetten’ in januari die tal van protestverboden en verregaande staatscontrole mogelijk maakten. ‘Actie!’ eisten de tientallen duizenden diep beledigde demonstranten op het Onafhankelijkheidsplein. ‘Leiderschap!’ Jatsenjoek gaf een antwoord, het enig juiste. Maar tevens, voor de steeds ongeduldiger worden massa’s, het meest onjuiste. ‘Jullie willen een leider?’ riep hij terug. ‘Ik zal jullie zeggen wie jullie leider is. Het volk! Jullie zelf!’ Jatsenjoek werd uitgefloten. Die dag ging het los. Een peloton van honderd stoere krijgers, jonge jongens voornamelijk, marcheerde het plein af richting parlement, voorzien van helmen, schilden, kogelvrije vesten, scheen-, knie- en armbeschermers. Ze droegen houten knuppels, stangen en andere wapens van huiselijk fabrikaat. ‘Revolutie!’ schreeuwden ze met schorre stemmen. Zij liepen. Journalisten renden. Bij het voetbalstadion volgde een inferno van drie dagen. Het was de eerste kennismaking met een tot dan nog tame-
lijk onbekende groep: de Rechtse Sector. De Rechtse Sector is een koepel. Eronder vallen tal van rechts-extremistische, nationalistische groeperingen. Drietand heet er eentje, Patriotten een andere. Voetbalfans zitten erbij, maar ook studenten, ingenieurs, IT’ers. Oekraïense veteranen uit echte oorlogen, zoals in Afghanistan en in Irak, fungeren als instructeurs. ‘Met nazisme of fascisme heeft onze beweging niets te maken’, beweert Igor Krivoroetsjka, persman bij de Sociaal-nationalistische Assemblee, een andere groep. ‘Wel met de Slavische cultuur en geschiedenis. Onze held is prins Sviatoslav de Moedige.’ Deze was prins van het middeleeuwse rijk Kiev Roes en vormt volgens Krivoroetsjka een voorbeeld van eer en mannelijkheid. De militante groepen van de Rechtse Sector wijzen de westerse ideologie van de liberale democratie van de hand. Ook staan ze vijandig tegenover humanisme en atheïsme. Ze zien zich als ‘soldaten van de nationalistische revolutie’ en streven naar een ‘soevereine eenheidsstaat’. Hierbij moet volledige nationale onafhankelijkheid worden gewaarborgd. Ze zijn dus evenzeer tegen de zogenoemde ‘binnenlandse bezetting’ door het pro-Russische regime-Janoekovitsj als tegen integratie met Europa. In een recent interview met de Oekraïense pers zei Dmitri Jarosj, leider van de Rechtse Sector: ‘We zijn in principe
‘Word je geconfronteerd met radicale actie van de staat, dan heb je radicale antwoorden nodig van de bevolking’ voorstanders van samenwerking met de EU, maar we staan zeer kritisch tegenover eventueel lidmaatschap. Brussel is een bureaucratisch monster dat de nationale identiteit onderdrukt en de traditionele, christelijke familierelaties tegengaat. Het zou de dood zijn voor Oekraïne.’ Voor Krivoroetsjka gaat zelfs economische samenwerking met de EU te ver. Volgens hem is de Oekraïense economie te zwak om te concurreren. De actieve, gewelddadige rol van de Rechtse Sector – evenals die van de niet-ideologische Zelfverdediging Maidan – heeft de naar Europese salonfähigheid strevende oppositieleiders in grote verlegenheid gebracht. Enerzijds genieten de militanten de dankbare sympathie en actieve steun van de meeste Maidan-activisten. Aan de politieke oppositie rond Jatsenjoek, Klitsjko en Tiahnibok, die de radicale nationalisten eerder tot ‘provocateurs’ bestempelde, gaat deze eer voor een groot deel voorbij. Anderzijds doet de guerrilla-achtige opstand van gewapende, extreem-rechtse vechtjassen het beeld van een pro-Europese protestbeweging weinig goeds. Maidan is Poetin logischerwijs een doorn in
het oog en dus waren de Russen er als de kippen bij om het ‘nazistische’ en ‘terroristische’ karakter van de gehelmde activisten in hun buurland wekenlang breeduit in de etalage te zetten. Opstandige extremisten smeten met brandbommen, bezetten huizen en waren nog gewapend ook. Gemakshalve zweeg men maar over de inzet, door de Oekraïense regering, van door de politie ingehuurde knokploegen, over gewelddadige nachtelijke aanvallen door oproerpolitie op de vreedzaam demonstrerende colonnes van ‘Automaidan’, de arrestaties van slachtoffers van politiegeweld aan het ziekenhuisbed en, meer in het algemeen, over het verspreiden van een klimaat van angst en repressie. De Rechtse Sector reageerde deze week door te verklaren dat ‘het Oekraïense revolutionaire nationalisme’ geen ‘ideologie van haat jegens het Russische volk’ is. Bovendien, zo liet de groep in de sociale media weten, ‘komen wij op voor het recht van alle nationale minderheden op de ontwikkeling van hun eigen identiteit en cultuur’. Naar verluidt betreft dit vooral de positie van de Krimtataren met wie de Oekraïense radicale nationalisten een uitstekende relatie zouden hebben. De rol van extreem-rechtse nationalisten stelt westerse intellectuelen niettemin voor een dilemma. Twee weken geleden brak de Franse filosoof Bernard-Henri Lévy een lans voor de Oekraïense ‘Europese droom’. Na een toespraak tot de menigte vanaf het podium in Kiev zei hij in gesprekken met Oekraïners een ‘diep liberalisme’ te hebben herkend, evenals idealen over ‘burgerschap, vrijheid en de regel van de wet’. In dezelfde week riep een groep onderzoekers naar Oekraïens nationalisme de internationale media in een open brief op om aan de extreem-rechtse aspecten van Maidan niet een te grote invloed toe te kennen. Dit zou de Russische voorstelling van zaken alleen maar bevoordelen. De Oekraïense socioloog Volodimir Isjtsjenko gaat hier echter keihard tegenin. In The Guardian schreef hij: ‘Dit rechts-extremisme is zeer reëel. Het gaat hier niet om sensationele berichtgeving in de media of om een samenzwering van het Kremlin tegen Maidan.’ De academici die de open brief hadden geschreven, zouden volgens Isjtsjenko een ‘naïeve, onverantwoordelijke positie’ innemen. Is er nog een middenpositie mogelijk in dit gepolariseerde mijnenveld? In de Raad van Maidan vertegenwoordigt Oleksandr Soesjko de Oekraïense civil society. Maidan is volgens hem het verhaal van een transformatie. ‘Eerst ging het om toenadering tot Europa. Daarna om een opstand tegen een dreigende dictatuur. Word je geconfronteerd met radicale actie van de kant van de staat, dan heb je radicale antwoorden nodig van de bevolking. Dan is het logisch dat studenten en geleerden plaats maken voor voetbalfans en oorlogsveteranen. Het is een kwestie van vuur met vuur bestrijden.’ Hoopvol voegt hij eraan toe: ‘Als de escalatie eindigt en de emoties verminderen, zal de invloed van de radicalen vanzelf weer afnemen.’ 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 13
Yaser Al-Khodor / Reuters
verzameld: een samoeraizwaard, wat messen en een kruisboog. Uiteindelijk werd Mohammed G. van rechtsvervolging ontslagen omdat hij ontoerekeningsvatbaar werd verklaard. Wel achtte de rechter het voorbereiden van een jihadreis strafbaar. Daarmee kreeg het OM het gewenste juridische precedent. Maar bovenal illustreerde het proces hoe ver de Nederlandse overheid wil gaan om moslimjongeren ervan te weerhouden op jihadreis te gaan. Zeventig Nederlandse moslimjongeren vertoeven op dit moment op Syrische bodem. Om dit aantal niet verder op te laten lopen zet de Nederlandse overheid een scala aan juridische middelen in, waarvan rechtsvervolging de zwaarste is. Een ander middel is het ongeldig verklaren van hun paspoort. Dat lot trof inmiddels elf mensen. Een enkeling heeft zijn jihadistische plannen moeten bekopen met een stopzetting van zijn uitkering. Op 14 februari werd het dwarsbomen van jihadistische aspiraties verder opgevoerd toen minister van Buitenlandse Zaken Frans Timmermans verklaarde dat Nederland intensiever zal samenwerken met Turkije bij ‘het tegengaan van foreign terrorist fighters’. De Turkse politie zal in het kader hiervan in nauwer contact staan met de Nederlandse politie. Het zijn bij elkaar redelijk wat maatregelen om jihadi’s een hak te zetten – maar zijn ze eigenlijk nog wel nodig? ‘De meeste Europese jongeren die de jihad in Syrië willen vechten zijn hoogstwaarschijnlijk al gegaan’, zegt Timothy Holman, onderzoeker aan de S. Rajaratnam School of International Studies in Singapore, waar hij netwerkanalyses verricht naar buitenlandse jihadi’s die naar Syrië en Irak afreizen. Holman gelooft dat het reservoir aan potentiële Europese jihadi’s nagenoeg uitgeput is. ‘Kijk naar Afghanistan eind jaren tachtig, Irak halverwege het vorige decennium’, zegt hij. ‘Na ongeveer twee jaar stokte de gang van buitenlandse jihadi’s naar die landen.’ De aanzuigende werking van Syrië op jihadi’s is sterker dan in Afghanistan en Irak het geval was, vertelt Holman, en dat heeft veel te maken met het relatieve gemak waarmee het land te bereiken is. Dat maakt dat wie de jihad zocht die al vroeg in Syrië heeft gevonden, ruim voordat het overheidsapparaat in stelling kwam om de jihadgang in te dammen. Maar een belangrijker reden waarom de reis
2 januari, Tel Abyad, Syrië. Strijders van ISIS (Islamitische Staat in Irak en de Levant) tijdens een parade
Syrië-gangers ontvluchten de broedertwist
Teleurgesteld in de heilige strijd
Nederland doet er alles aan om moslimjongeren ervan te weerhouden op jihadreis te gaan naar Syrië. Maar is dat eigenlijk nog wel nodig, nu het geweld tussen jihadistengroepen verder oplaait? door Hassan Bahara Veiligheidsdiensten moeten niet veel moeite hebben gehad om de 24-jarige Rotterdammer Mohammed G. in de smiezen te krijgen. De jonge psychiatrische patiënt die antipsychotica slikt om stemmen en hallucinaties te onderdrukken vatte in het najaar van 2012 het plan op naar Syrië af te reizen om er de jihad te vechten. Erg voorzichtig ging hij hierbij niet te werk. Op internetfora maakte hij zijn plannen bekend en ging hij actief op zoek naar mensen die met hem mee op reis wilden. Eind november 2012, het vliegticket was al geboekt, werd G. samen met twee andere Rotterdammers opgepakt. Een half jaar later kwam hij voor de rechter in wat ook wel een proefproces werd genoemd. 14 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
In zijn zaak zou worden getest of vervolging op grond van een artikel dat voorbereiding op terroristische handelingen verbiedt stand zou houden in de rechtszaal. Met een veroordeling zou de Nederlandse staat een juridisch machtsmiddel in handen hebben om voorbereidingen op een jihadreis in de kiem te smoren. Alsof dat nog niet genoeg was legde het Openbaar Ministerie de psychotische G. nog een ander strafbaar feit ten laste: het willen ombrengen van een bevriend staatshoofd. Volgens die redenering zou G., als hij de kans had gekregen om Syrië binnen te komen, een direct gevaar vormen voor president Bashar Assad. Hoe? Misschien met de wapens die G. voor zijn vertrek naar Syrië had
minder vaak gemaakt zal worden is de toenemende onderlinge strijd tussen de verschillende jihadistengroepen. De jihad, de heilige strijd, lijkt steeds meer te ontsporen in een fitna, een Arabische term die gebruikt wordt om twisten binnen de islam aan te duiden. In Syrië lopen de vijandelijkheden op tussen jihadistengroepen als het Syrische al-Qaeda-filiaal Jabhat al-Nusra en isis (Islamitische Staat in Irak en de Levant). isis (vijf- tot zesduizend man sterk), dat wel wortels in al-Qaeda heeft maar er geen formele banden meer mee onderhoudt, werd in april 2013 verwelkomd als een aanvulling op de strijd tegen Assad. Het isis-kader bestaat uit leden met de nodige militaire ervaring, opgedaan in eerdere brandhaarden als Irak. De meerderheid van isis-leden komt uit Noord-Afrika, Europa, Irak, de Kaukasus en de Golfstaten. Een groot deel van hen was eerder aangesloten bij andere jihadistengroepen – vooral Jabhat al-Nusra – maar zwoer trouw aan isis vanwege haar puristisch-islamistisch karakter. De Belgische arabist Pieter Van Ostaeyen, die sinds het uitbreken van de Syrische burgeroorlog de jihadistengroepen nauw in de gaten houdt, becijferde vorige week op zijn blog dat de meerderheid van de Belgische Syrië-gangers lid is van isis. Hij gelooft dat de meeste Nederlandse zich eveneens bij isis hebben aangesloten. isis verloor snel steun van andere jihadistengroepen toen het in veroverde gebieden een onverbiddelijke interpretatie van sharia- wetgeving aan de bevolking oplegde. Hun bloedige terreur – publieke executies, martelingen en gevangenneming van bestuurders, gematigde rebellen, journalisten – werd zelfs Jabhat al-Nusra te gortig. Sinds januari 2014 is het om die reden steeds vaker tot een treffen gekomen tussen isis en andere jihadistengroepen. Hierbij vielen al 2300 doden. In sommige delen van Syrië vinden de belangrijkste veldslagen niet meer plaats tussen de jihadisten en het Syrische leger, maar tussen isis en hun soennitische medegelovigen van Jabhat al-Nusra en de koepelorganisatie het Islamitisch Front dat kleinere Syrische jihadistengroepen verenigt. Op sociale media wordt de strijd voortgezet in lastercampagnes waar isis-leden de jihadisten van rivaliserende groepen uitmaken voor dwalenden die niet de haqq (waarheid) volgen. Omgekeerd krijgen isis-leden het er voor hun kiezen met beschuldigingen van sektarisme. De dagen dat jihadisten uit de rest van de wereld naar Syrië reisden om er eensgezind te vechten tegen een duidelijke vijand lijken voorbij. Timothy Holman gelooft daarom dat buitenlandse jihadi’s in Syrië hetzelfde lot wacht als degenen die in het vorige decennium naar Irak reisden. ‘Zij waren gekomen om de Amerikaanse invasiemacht te bestrijden. Maar toen het conflict in Irak steeds sektarischer werd en ook de Iraakse soennitische bevolking in opstand kwam tegen de jihadi’s hield de stroom van Europese jihadi’s naar Irak op.’ Hoewel de fitna in Syrië van recente datum
is en exacte cijfers nog ontbreken, geloven ook andere terrorismedeskundigen dat de onderlinge strijd tussen de Syrische jihadistengroepen de aantrekkingskracht op jihadistische jongeren zal dempen. ‘Een klein aantal buitenlandse jihadi’s heeft inmiddels Syrië verlaten vanwege de onderlinge strijd’, zegt Romain Caillet, onderzoeker naar (gewelddadig) islamisme aan het Institut français du Proche-Orient. ‘Veel van deze jihadi’s zijn met hun gezinnen naar Syrië gekomen in de hoop er een kalifaat te kunnen stichten. Nu ontvluchten ze de fitna.’ Ook Caillet brengt het Irak van halverwege het vorige decennium in herinnering, toen buitenlandse jihadisten tegenover autochtone Iraakse soennitische milities (sahwa) kwamen te staan. ‘De onderlinge strijd in Syrië zal zeker een ontmoedigend effect hebben op hen die twijfelen of ze hun thuisland moeten verlaten om te vechten. Vooral de wat minder ideologisch gedreven mensen zullen het hierom nalaten.’ ‘Buitenlandse jihadisten beweren nog steeds dat ze in Syrië zijn om Assad te verslaan en een kalifaat te stichten’, zegt Charles Lister, terrorismedeskundige van de Qatarese denktank Brookings Doha Center. ‘Maar het is zeer waarschijnlijk dat de recente onderlinge strijd tussen jihadistengroepen het imago van de jihad in Syrië zal schaden. Er zijn al berichten dat som-
‘Er zijn al berichten dat sommige Europese jihadi’s Syrië hebben verlaten sinds de fitna is begonnen’ mige Europese jihadi’s Syrië hebben verlaten sinds de fitna is begonnen.’ Sinds afgelopen zondag (23 februari) is de fitna nog verder toegenomen. In Aleppo werd een leider van de jihadistengroep Ahrar alSham door een zelfmoordterrorist omgebracht. Het slachtoffer, de Syriër Abu Khalid al-Suri, zou al langere tijd op een dodenlijst staan van isis. Al-Suri was een hooggeplaatst al-Qaedalid die in vroeger tijden nauw samenwerkte met Osama bin Laden en gezant was van de huidige al-Qaeda-topman Ayman al-Zawahiri. In die hoedanigheid was het Al-Suri’s taak om het ontsporende isis tot de orde te roepen. Toen isis niet toegaf aan zijn bemiddelingspogingen verbrak Al-Zawahiri formeel alle banden tussen al-Qaeda en isis. De moord op Al-Suri wordt dan ook beschouwd als de wraak van isis op de terechtwijzingen van de oudere generatie jihadisten die uit al-Qaeda voortkomen. ‘Dit zal alles doen exploderen’, tweette de Britse Syrië-ganger Abu Fulan al-Muhajir die dag. Leden van isis ontkennen betrokkenheid bij de zelfmoordaanslag, maar op de over en weer geuite beschuldigingen en dreigementen die sindsdien zijn losgebarsten lijkt het weinig effect te hebben. ‘Helaas zal dit de onderlinge strijd alleen maar verergeren’, zei Al-Halabi, een
woordvoerder van het Islamitisch Front diezelfde zondag in The Washington Post. Toen de media begin 2013 voor het eerst berichtten over Europese moslimjongeren die voor de jihad naar Syrië afreisden, werd aan hen en hun sympathisanten gevraagd naar hun motivatie. Benadrukt werd dat ze niet aan de zijlijn wilden blijven staan terwijl hun soennitische broeders werden afgeslacht door Assad. ‘Ik denk dat het voornaamste doel van veel mensen hier is om het onschuldige Syrische volk te beschermen en te verdedigen’, zei de Nederlandse oud-beroepsmilitair Omar Yilmaz (26) in een interview met Nieuwsuur eind januari. Yilmaz, eveneens jihadist, trainde nieuwe rekruten voor de jihad. De Leidse terrorismedeskundige Edwin Bakker stelde in dezelfde tv-uitzending dat deze jonge jihadisten het gevaar lopen tijdens de jihad in Syrië verder te radicaliseren en zich schuldig te maken aan oorlogsmisdaden. Die gevaren lijken steeds meer werkelijkheid te worden. Vorige week vrijdag dook er een YouTube-filmpje op van een Belgisch isis-lid, Azzedine Kbir uit Antwerpen, die opnamen maakte van de lijken van een strijder van het Vrije Syrische Leger (fsa) en drie isis-leden. De vredige uitdrukking op het gezicht van de isis-leden moest bewijzen dat zij geen khawarij zijn, afvalligen, terwijl het met kogels doorzeefde gezicht van de fsa-strijder – waarschijnlijk eveneens een soenniet – het bewijs is van zijn ‘afvalligheid’. Om de dode fsa-strijder verder te vernederen werd een sigaret in zijn mond gestopt. Eerder verscheen al het bericht dat Belgische isis-leden zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan massamoord door deelname aan de executie van negentig krijgsgevangenen in Aleppo. Op Facebook werd hier openlijk over gepocht. Twee weken geleden doken er beelden op van de Iraakse Nederlander Khalid K. (35) uit Almere die foto’s van zichzelf twitterde waarop hij het afgesneden hoofd vasthield van een vijandelijke strijder. K., ‘een gerespecteerd isis-lid’ volgens arabist Van Ostaeyen, heeft een Twitter-account (@abdurahman50) waar hij meer van zulke gruwelen plaatst en jihadisten van concurrerende organisaties veroordeelt. ‘De ummah (islamitische gemeenschap – hb) is één lichaam’, zei de Leidse moslimradicaal Maiwand al-Afghani vorig jaar in De Groene Amsterdammer. ‘Als zij daar pijn hebben in Syrië, dan voelen wij dat hier ook. Die pijn wakkert de strijdlust aan van jongeren hier. Zij kunnen niet blijven toekijken terwijl hun broeders door de sektarische kuffar (ongelovigen – hb) worden afgeslacht.’ Inmiddels verwordt die strijd meer en meer tot een broederstrijd. Europese jihadisten zien hun initiële motieven om naar Syrië te reizen geperverteerd raken door de fitna. Wie daar nu vecht, zal waarschijnlijk niet ontkomen aan verdere ontsporing van de jihad. Sommigen zullen het gevecht hierom voor gezien houden en terugkeren. Potentiële jihadi’s zal de fitna vermoedelijk eerder afschrikken dan aantrekken. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 15
Sean Gallup/Getty Images
Windmolens in aanbouw in het Werder/Kassin-windpark in Grapzow, Duitsland
Energiepolitiek (1) De Duitse Energiewende
Voor de wind
Duitsland stapt massaal over van fossiel en nucleair opgewekte energie naar duurzame bronnen als zon en wind. Een overgang die niet alleen maar blije gezichten oplevert. door Pepijn Vloemans 16 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
‘Echt waar?’ vraagt de bibliothecaresse. ‘Het grootste windmolenpark van Duitsland? Nooit iets van gemerkt.’ Vanachter een boekenkast klinkt protest. ‘Ach, Quatsch! ’s Nachts lijkt het hier wel een landingsbaan voor ufo’s. En wie verdient eraan?’ De anonieme commentator, een man van middelbare leeftijd, treedt te voorschijn. Zijn twee dochters volgen schuchter. ‘De gewone mensen niet in ieder geval. Het is ons opgelegd. En de stroom wordt alleen maar duurder. Ist doch Scheiße!’ Welkom in Nauen. Verscholen tussen de herfstkleurige Havellandse bossen en idyllische meren ligt het voormalige ddr-stadje, gezegend met treinstation en historisch centrum, er nog een tikkeltje gehavend bij. Veertig kilometer ten noordwesten van Berlijn zijn hier sinds 2009 83 reusachtige windmolens in gebruik genomen die jaarlijks 163 megawatt aan elektriciteit opwekken, voldoende energie voor een middelgrote stad. Lucratieve handel voor de boeren die het land bezitten waar de windmolens staan, maar omstreden in Nauen zelf. ‘Ik hoor die molens niet, maar ik verdien er ook niets aan’, zegt Onno, leunend tegen het hek naast zijn huis. ‘Terwijl de waarde van mijn huis wel een beetje gedaald is. De boeren vangen vijfduizend euro per molen per jaar.’ Er zijn ook positieve geluiden. ‘Ik ben misschien niet objectief. Mijn schoonvader werkt in de windindustrie’, zegt Johanna die haar kinderen uit school haalt. ‘Het onderwerp is zo gepolariseerd – het is een strijd tussen politiek links en rechts geworden. Ik ben er nuchter over. Mooi zijn ze niet, maar ik stoor me er ook niet aan. De kinderen zijn ermee opgegroeid, die weten niet beter. En het is veilig. Windmolens kunnen niet ontploffen, hoogstens omvallen. Tja, en als we willen dat de Energiewende slaagt, moeten die windparken érgens staan.’ De Energiewende draait op volle toeren. In de woorden van bondskanselier Angela Merkel is het een Jahrhundertprojekt dat voorziet in weinig minder dan de totale transformatie van Duitslands energiesysteem: de overstap van fossiel en nucleair opgewekte energie naar duurzame bronnen als zon en wind. Dit ambitieuze doel verandert niet alleen de manier waarop de Duitsers denken over energie – van de huidige centraal georganiseerde, monopolistische kolen-, gas- en atoomstroom naar lokale, gedecentraliseerd opgewekte elektriciteit uit zonnepanelen en windmolens – het produceert ook nieuwe winnaars en verliezers. En hoe verder deze transformatie voortschrijdt, hoe duidelijker dit wordt. Op winderige of zonnige dagen wekt Duitsland nu al meer dan de helft van de benodigde elektriciteit duurzaam op. Traditionele energieleveranciers, die op zulke dagen verplicht hun centrales moeten uitschakelen, zijn de klos. rwe, E.on en Vattenfall verloren sinds 2008 pakweg driekwart van hun waarde. ‘De grootste branchecrisis aller tijden’, zo betitelde Peter Terium, de Nederlandse chef van rwe, de huidige toestand. Afgelopen november kondigde het energieconcern aan dat
de komende drie jaar 6750 banen geschrapt zullen worden. Gewend aan de jarenlange dominantie van kolen- en kernenergie hebben ze de boot gemist. De voormalige directeur van rwe vergeleek zonne-energie in Duitsland met ‘ananassen kweken in Alaska’. Geen wonder dat de ‘grote vier’ van de energiewereld een aandeel van nog geen vijf procent hebben bij de opwekking van duurzame elektriciteit. Om te begrijpen hoe zon en wind zo onderschat zijn, volstaan twee woorden: Erneuerbare Energiegesetz (eeg). Toen in 2000 de bondsregering, een coalitie van sociaal-democraten (spd) en Die Grünen, besloot een verbeterde versie van de bestaande energiewet door te voeren, zaten de andere partijen en de traditionele energiebedrijven te suffen. ‘De Energiewende begon klein en bijna onopgemerkt’, vertelt Christoph Podewils me in vloeiend Nederlands terwijl we door Berlijn-Mitte wandelen. Podewils werkt voor Agora Energiewende, een in 2012 opgerichte, maar nu al invloedrijke Duitse energiedenktank – directeur Rainer Baake werd onlangs door Merkel in haar kabinet aangesteld als hoofd-Energiewende. ‘Nu is het een democratische beweging geworden. Meer dan een derde van alle duurzame elektriciteit in Duitsland wordt door burgers opgewekt.’ Het model van de eeg is inmiddels gekopieerd door veertig landen, waaronder achttien EU-lidstaten. Waar Nederland de laatste twee decennia aanmodderde met subsidiepotjes, hanteert Duitsland een simpele formule: iedereen die een zonnepaneel of een windmolen installeert, krijgt voor twintig jaar een gegarandeerde prijs – het feed-in-tarief – voor elke kilowattuur stroom die aan het net geleverd wordt. De lokaal opgewekte duurzame energie krijgt daarbij voorrang op het net boven de klassieke centrales. Als de zon schijnt, of als het waait, moeten kolencentrales zichzelf uitschakelen. In korte tijd heeft dit Duitsland veranderd in een land van energie-entrepreneurs. De windcapaciteit vertienvoudigde sinds 1999; de zonne-energie is sindsdien verduizendvoudigd. Meer dan een derde van de wereldwijde elektriciteit uit zonnepanelen wordt momenteel in het bewolkte Duitsland opgewekt. In 2012 werd 23 procent van alle elektriciteit duurzaam opgewekt, en dit aandeel blijft stijgen. Ondertussen zijn er 1,3 miljoen installaties geregistreerd die duurzame energie genereren en zijn er 378.000 groene banen geschapen. Van zonnig Beieren, met 375.000 zonnepaneelinstallaties, tot winderig Nedersaksen: overal in Duitsland profiteren dorpsgemeenschappen, kerken en boeren. Dit alles verklaart wellicht waarom volgens het laatste onderzoek de Energiewende door 82 procent van de Duitsers én alle grote politieke partijen gesteund wordt. De enige partij die sceptisch tegenover de Energiewende staat, de rechts-liberale fdp, werd bij de laatste verkiezingen uit het parlement gestemd. Zelfs de rechts-populistische anti-Europa-partij Alternative für Deutschland brandt haar vingers niet aan de Energiewende.
Het investeringstempo is de laatste jaren alleen maar gestegen: over tien jaar wordt de helft van de Duitse elektriciteit duurzaam opgewekt. Podewils toont me een enorme toekomstprojectie die aan de muur hangt in het Berlijnse hoofdkwartier van de denktank. ‘De Energiewende beweegt razendsnel. Zie je deze pieken in de zomer van 2022? Dat zijn de dagen dat álle Duitse elektriciteit door hernieuwbare energie gedekt zal worden.’ Terwijl kernenergie vandaag nog zo’n twintig procent van de Duitse stroom levert, wordt tegen 2022 ook de laatste kernreactor van het net gehaald – veel vroeger dan gepland. Een belangrijk keerpunt kwam in 2011. Na de ramp met de kernreactor in Fukushima werden direct zeven kerncentrales gesloten. Merkel besloot te stoppen met kernenergie, haar eigen Atom ausstieg. Saillant aan dit besluit is dat het nog geen zes maanden kwam na de beslissing kerncentrales juist veel langer open te houden. Een energie-U-bocht zonder gelijke voor een bondskanselier die vooral voorspelbaarheid uitstraalt. Toch weerspiegelt Merkels besluit het sentiment van veel Duitsers. In het land van Martin Heidegger en Rudolf Steiner, van Freikörper kultur en homeopathie, van lyrische romantiek en Goethe’s antivooruitgangsparabel Faust heerst traditioneel een wantrouwen tegen potentieel destructieve krachten als kern energie en genetisch gemanipuleerd eten. Het is geen toeval dat de grootste en professioneelste groene politieke partij ter wereld, Die Grünen, uitgerekend in dit Duitsland een gezamenlijke stem vond tijdens de gemeenschappelijke protesten tegen atoomenergie. De aanvankelijke euforie over de Atom ausstieg lijkt echter lang geleden. Inmiddels
met het stijgende aandeel van hernieuwbare energie. Integendeel. Elektriciteit is goedkoper dan ooit – het wordt alleen niet doorberekend aan de consument. De traditionele energie leveranciers voeren campagne tegen de Energiewende omdat ze hun inkomstenbron verliezen. Zij hebben baat bij de mythe dat de Energiewende duur is, want ze willen hun oude manier van zaken doen zo lang mogelijk beschermen. Er is transparantie nodig.’ Voor de gemiddelde Duitser is deze Kampf um Strom een nauwelijks te ontwarren kluwen aan feiten. Meer dan twintig miljard euro bedraagt inmiddels de rekening per jaar om de feed-in-tarieven te kunnen betalen aan eigenaren van zonnepanelen en windmolens. Tussen 1998 en 2013 steeg de gemiddelde bijdrage van een gezin om dit te bekostigen van 2,80 euro naar 185 euro per jaar. Want het feed-in-tarief wordt gefinancierd door een opslag op de elektriciteitsprijs – nu 5,3 eurocent per kilowattuur – die betaald wordt door alle Duitse huis houdens en bedrijven. Maar terwijl steeds meer burgers en boeren stroom leveren en dus een opslag ontvangen, draagt het bedrijfsleven steeds minder bij aan de kosten. Het aantal (middel)grote bedrijven dat van deze opslag is vrijgesteld, stijgt namelijk. Uitgesloten van de opslag zijn de aan internationale competitie blootgestelde fabrieken, waaronder bijvoorbeeld die voor aluminium en auto’s. Dat begrip ‘internationale competitie’ is inmiddels zo ver opgerekt dat de Europese Commissie een onderzoek heeft ingesteld. Oorspronkelijk waren 59 bedrijven vrijgesteld; dat zijn er onder de regering-Merkel inmiddels meer dan tweeduizend. Het resultaat is dat de gewone burgers steeds meer betalen voor de Energiewende. Becijferd is dat het hier gaat om
De traditionele energieleveranciers hebben baat bij de mythe dat de Energiewende duur is gaat het over een prozaïscher kwestie: de stijgende elektriciteitsprijs. ‘Luxus-strom’ kopte Der Spiegel afgelopen najaar. Met gevoel voor dramatiek schilderde het weekblad hoe driehonderdduizend huishoudens per jaar worden afgesloten van elektriciteit omdat ze de rekening niet meer kunnen betalen, en hoe mensen gedwongen worden te kiezen tussen warm middageten of een spaarlamp kopen. Er is ook een woord voor gevonden: Stromarmut. ‘Een mythe’, reageert Claudia Kemfert een beetje geprikkeld. De jonge econome is een bekend persoon in het publieke debat over de Energiewende. Aan de lopende band verschijnt ze op tv en publiceert ze artikelen en boeken met titels als Kampf um Strom. Als een van de weinigen slaagt ze erin het debat over de Energiewende voor leken begrijpelijk te maken. In haar kamer in het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung legt ze het geduldig nog een keer uit. ‘De stijgende stroomprijs heeft niets van doen
een transfer van huishoudens naar de industrie van bijna twee miljard euro per jaar. De andere reden voor de huidige verwarring is een weeffout in de stroommarkt zelf. Als de zon schijnt, of wanneer het hard waait, komt er zo veel energie op het net dat de elektriciteitsprijs – keurig volgens de wet van vraag en aanbod – daalt. De opwekkers van zonne- of windenergie maakt dit niet uit: die krijgen toch wel hun vastgestelde feed-in-tarief, ongeacht of er vraag naar is. ‘Als de Energiewende niet volledig gereset en professioneel gemanaged wordt, worden we geconfronteerd met de grootste de-industrialisatie in onze geschiedenis’, waarschuwde Sigmar Gabriel, partijchef van de spd en minister van het nieuw opgerichte energieen economieministerie. Christoph Podewils relativeert dit soort doemscenario’s: ‘Omdat kolen- en kerncentrales zich niet gemakkelijk laten uitschakelen, vertaalt dit zich op sommige zeer zon- of windrijke 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 17
dagen naar negatieve prijzen op de elektriciteitsbeurs, de European Energy Exchange. Maar de Duitse industrie profiteert hier enorm van. Voor haar is elektriciteit flink goedkoper geworden. Nederland importeert trouwens ook stroom uit Duitsland op zon- en windrijke dagen. En als de zon niet schijnt of het niet waait, kunnen jullie voor veel geld stroom naar ons exporteren!’ Ondanks de stijgende elektriciteitsprijs voor consumenten moeten de kosten van de Energiewende volgens Podewils niet overdreven worden. ‘Waar gaat het nou echt over? Uiteindelijk bedragen de kosten van alle elektriciteit maar twee tot drie procent van de uitgaven van een gemiddeld Duits huishouden. Elektriciteit bedraagt maar een klein deel van de totale energiekosten. De kosten van energie voor transport en verwarming maken het grootste deel uit. En juist deze fossiele brandstoffen zijn sterk in prijs gestegen. Die lange termijn ontbreekt helaas vaak in het debat.’ Claudia Kemfert sluit zich daarbij aan: ‘Het doel van de Energiewende is veel breder dan alleen elektriciteit vergroenen. Het voorziet in álle energie: duurzaam transport, warmtevoorziening, efficiëntie en besparing van energie. Niemand heeft me nog kunnen overtuigen dat dit op termijn beter of goedkoper te regelen is met fossiele brandstoffen. Fossiele energie blijft vies en wordt alleen maar duurder. Ik ben ervan overtuigd dat Duitsland de Energiewende kan voltooien, het is alleen een kwestie van lange adem. Op dít moment worden grote beslissingen genomen die de toekomst zullen beïnvloeden. Kolencentrales blijven lang staan. We moeten nu de juiste beslissingen nemen. Laten we het positieve verhaal daarbij niet uit het oog verliezen. Voor steeds meer bedrijven is de Energiewende wel gunstig. Alleen al in 2010 kwamen er honderdduizend banen bij in de groene energiesector. Honderdduizend!’ de uitreiking van de GreenTec Awards (de belangrijkste Duitse economie- en milieuprijs) is moeilijk te missen. In het trendy Berlijn-Mitte, voor het hoofdkantoor van Deutsche Telekom, staat een heuse file van luxe vierdeurs Porsche Panamera’s. Met hybride aandrijving, dat wel. Over een groen tapijt schrijden fotomodellen en tv-persoonlijkheden naar binnen, daar wacht een volledig vegetarische catering. Industrieel Duitsland is hier vertegenwoordigd om groene sier te maken: Siemens, Volkswagen en Airbus dingen mee naar de belangrijkste prijzen. Halverwege het avondvullende programma betreedt milieuminister Peter Altmaier het podium. Altmaier werd in 2012 speciaal door Angela Merkel aangesteld om de voortijlende Energiewende in goede zie groene.nl banen te leiden. De voor Dossier Energie rascommunicator (en vloeiend Nederlands sprekende) Altmaier heeft het sindsdien over ‘beheersbaar houden’ van de kosten en het ‘remmen’ van energieprijzen. Maar vanavond wordt 18 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
de morele kaart uitgespeeld. ‘Wat vertel je je kleinkind later het liefst?’ legt hij zijn invloedrijke gehoor retorisch voor. ‘Dat je de winst van je bedrijf met een paar procent hebt verhoogd, of dat je mee hebt geholpen de Energiewende tot een succes te maken?’ De charismatische, met zelfspot opererende Altmaier krijgt een daverend applaus. Het is geen ongebruikelijke oproep. De sterke overheidshand die de omschakeling van fossiel naar duurzaam dirigeert, wordt niet als zodanig ervaren. Hoewel sociale zaken als huurbescherming en minimumloon niet of nauwelijks geregeld zijn in het economisch conservatieve Duitsland, wordt het stevig ingrijpen van de overheid in de markt – het zogeheten ‘ordo-liberalisme’ – breed geaccepteerd. Voor de toehoorders is de Energiewende niet alleen een morele opgave, maar ook een economische kans. Het land van dichters en denkers is een kweekvijver van ingenieurs en wetenschappers. Duitse uitvinders als Krupp, Diesel, Siemens en Porsche zijn wereldwijde merknamen geworden. Wordt de Energiewende een succes, dan zal Duitse groene techniek overal ter wereld worden ingezet. Hoewel Bosch en Siemens onlangs respectievelijk hun verlies draaiende zonnepaneel- en zonnecollectordivisies moesten verkopen door de moordende Chinese concurrentie, blijft het optimisme over Vorsprung durch Technik breed gedeeld. ‘Duitsland is het laboratorium van de aarde’, schrijft de succesvolle windmolen entrepreneur Matthias Willenbacher in zijn recente bestseller Mein unmoralisches Angebot an die Kanzlerin, naar aanleiding van een gezamenlijke handelsmissie onder leiding van Merkel. ‘Wij kunnen bewijzen dat de omschakeling van een industrieland en een economie op hernieuwbare energie winst oplevert – sociaal,
winderige noorden naar het zonnige zuiden. Maar zelfs dan blijft het probleem bestaan van een windstille dag zonder zon, zegt Kemfert. ‘Wat we ook nodig hebben, zijn meer gascentrales. Die kunnen makkelijk aan en uit worden gezet, als het even niet waait of de zon niet schijnt. Hier ligt ook een kans voor Nederland. En ten slotte moeten we investeren in de opslag van elektriciteit. Op dit moment is er geen overkoepelende instantie die dit allemaal regelt.’ Ralf Fücks, directeur van de Heinrich Böll Stiftung en sinds jaar en dag prominent lid van Die Grünen, kijkt nog een stapje verder. Eerder dit jaar schreef hij Intelligent Wachsen, een boek dat stof deed opwaaien binnen zijn partij. Het is een pleidooi tegen het ecomoralisme en consuminderen in zijn partij, en vóór een kapitalistische ‘groene industriële revolutie’. Hernieuwbare energie door innovatie economisch rendabel maken, dat ziet hij als de unieke bijdrage die Duitsland aan de oplossing van het klimaatprobleem kan leveren. Daarvoor moet de groene industrie wel winst maken. ‘Het komt erop aan de korte met de lange termijn te verbinden. Dat is wat er nu misgaat. De breuk van een fossiele met een duurzame energievoorziening moet totaal zijn, we kunnen niet halverwege blijven hangen. Waar het om gaat, omschrijft econoom Joseph Schumpeter als creative destruction. Het besef dat duurzaam fossiel totaal gaat vervangen, moeten we laten doordringen. Concreet betekent dit mensen en bedrijven meekrijgen in ons verhaal.’ Fücks erkent het risico van mislukking. Maar deels is de missie al geslaagd: zonnepanelen zijn goedkoper dan ooit. In zijn eentje heeft Duitsland als grootste importeur van zonnepanelen ter wereld ervoor gezorgd dat deze in plaats van duur en inefficiënt in tien jaar tijd goedkoop en
In z’n eentje heeft Duitsland ervoor gezorgd dat zonnepanelen in tien jaar tijd goedkoop en competitief zijn geworden ecologisch, maar met name economisch.’ Maar voordat het zo ver is, moet er nog veel gebeuren. Wat moet volgens Claudia Kemfert de prio riteit zijn van de nieuwe regering? ‘Op korte termijn energiebesparing. Daarnaast: het aanpassen van de vraag op het aanbod van stroom. Dat vraagt om intelligente lokale netten. Ook moeten er snel meer elektriciteitsleidingen worden aangelegd, nationaal, maar ook tussen Europese landen.’ Want hoe groter de zone waar duurzame elektriciteit wordt opgewekt, hoe regelmatiger het aanbod wordt. In Berlijn kan het mistig of windstil zijn, maar in Europa waait of schijnt de zon altijd wel ergens. Onlangs begon de EU zelfs met voorbereidingen aan een hoogvoltage stroomkabel over de bodem van de Middellandse Zee, zodat in de toekomst goedkope zonnestroom uit Noord-Afrika geïmporteerd kan worden. In Duitsland betekent het vooralsnog het aanleggen van hoogspanningskabels van het
competitief zijn geworden. De prijs is in die tijd met een factor tien gedaald. In zonrijke landen is zonne-energie nu goedkoper dan kolencentrales. Tot voor kort was dat nog ondenkbaar. Ook Christiaan Podewils eindigt optimistisch: ‘Je moet de Energiewende vergelijken met een project als de Duitse hereniging. Eerst was er de euforie in de dagen nadat de Muur viel. Daarna volgden debat, strijd, onzekerheid over investeringen van West- naar Oost-Duitsland. Maar kijk nu eens naar de hereniging? Vrijwel iedereen is het er nu over eens dat die investering een goede zaak is geweest. Eigenlijk geldt hetzelfde voor de Energiewende. Na de Atomausstieg was het optimisme ook enorm. Nu zitten we midden in de moeilijke fase. Hoewel mensen klagen over de kosten, bouwen we ondertussen wel een systeem dat de beste verzekering biedt tegen hoge prijzen van kolen, gas, en olie. Als het systeem straks werkt, verstomt de kritiek.’
Pieter Hilz / HH
De nieuwe op kolen gestookte energiecentrale van E.ON op de Maasvlakte
Energiepolitiek (2) De Nederlandse verwarring
Groen met mate
Moet Nederland wel of niet duizend windmolens laten malen op zee? Die vraag doet er niet toe zolang het ontbreekt aan een functionerende stroommarkt, de juiste prikkels en een fatsoenlijk toegerust netwerk voor groene stroom. door Hans de Geus & Maarten van der Kloot Meijburg
Bent u de discussie over windmolens in zee al moe? Afgehaakt, verward over wat nu waar is? Welkom, want verward, dat zijn veel van de commentaren die zo stellig voor of tegen zijn ook. Alleen beseffen ze het niet. ‘Don’t criticize what you can’t understand’, zong Dylan. Is de Duitse Energiewende nu wel of niet geslaagd, en wat kunnen wij ervan leren? Wat is eigenlijk het doel van de groene stroom: energiezekerheid of CO2-reductie, en waarom lijkt Duitsland op geen van beide vlakken vooruitgang te boeken? Hoe verandert dit alles voor
ons, nu we de eindigheid van ons aardgas eindelijk beseffen? Krijgt de transitie naar schone energie daarmee een impuls, of betekent het dat we alleen nog maar meer kolen gaan gebruiken? Verwarring alom. Niemand lijkt te begrijpen wat de obstakels zijn bij een transitie naar hernieuwbare energie, laat staan hoe die te omzeilen. Het ser-energieakkoord van 6 september 2013 draaide, net als het pensioen-, woon- en sociaal akkoord, meer om het proces dan om het bereiken van een haalbaar resultaat. Een compromis om het compromis waarin uitgangs
punten, randvoorwaarden en doelstellingen allengs vervaagden. De uit-onderhandelde ‘Duizend Windmolens in Zee’ zijn inmiddels iconisch voor de chaos. Of die wel of niet achttien miljard gaan kosten. Wie dat betaalt. Wat ze gaan doen met de stroomprijs. Wie de kosten draagt. Zelfs of ze eigenlijk wel ‘links’ zijn. De voorstanders menen dat we wind op zee toch echt moeten zien als de nieuwe Hollands Glorie, en daarmee basta. Dat iets doen aan schone stroom beter is dan niets doen. Het is simplificerende kretologie die getuigt van onbegrip over de werkelijke uitdaging waar Nederland voor staat. En toen kwam Loppersum. Tegen de achtergrond van de huidige bestuurlijke energiechaos dwingt de voortvarendheid en doortastendheid waarmee in de jaren zestig een grensoverschrijdende gasinfrastructuur werd uitgerold met terugwerkende kracht enorm respect af. Waarom kunnen we die koele daadkracht vandaag niet meer opbrengen bij het realiseren van een energiesysteem voor deze tijd? Eerst waar het ook al weer om gaat. Het punt op de horizon zou een lagere CO2-uitstoot moeten zijn. Het succes van een energietransitie moet uiteindelijk daarop worden afgerekend. De beruchte veertien procent hernieuwbare 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 19
Waarom vieze kolencentrales het winnen van gas Sinds de liberalisering van de stroommarkt is het aanbod van elektriciteit een soort continue veiling geworden. Leidend is de vraag naar stroom. Wij vragen, zij draaien. Producenten staan continu paraat om op de vraag in te springen door hun centrale aan te zetten. Ze willen al gaan draaien als ze hun variabele kosten goedmaken. Die worden bepaald door de kosten van de brandstof en de mate van efficiëntie waarmee ze die kunnen omzetten in stroom. De hoogte van de variabele (‘marginale’) kostprijs van een centrale bepaalt of die aan de bak mag. De volgorde van inzet gaat van goedkoop naar duur, dat heet de merit order. Als er heel weinig vraag is, ’s nachts bijvoorbeeld, komen alleen de allergoedkoopste centrales aan bod: nucleaire en de meest efficiënte kolencentrales. Als de vraag toeneemt, mogen telkens meer centrales het net op met hun stroom, tegen telkens hogere
prijzen. Dat is voor de goedkope aanbieders ook fijn, want de prijs van de laatst ingeschakelde leverancier is de prijs die iedereen krijgt. In bedrijfseconomische taal: de prijs wordt bepaald door de duurste marginale aanbieder. Goed kopere aanbieders gaan dus pas genoeg marge maken om ook hun vaste kosten kunnen dekken, als er duurdere ná hen in de ‘merit order’ de prijs opdrijven. Dit systeem draait in de soep als wind en zon er ineens bij komen omdat hun ‘brandstof’ gratis is. De marginale kosten zijn nul en ze krijgen een subsidie die hen prikkelt zelfs bij negatieve prijzen te blijven draaien. Wind en zon winnen altijd op kosten, op de ‘merit order’ moet iedereen plaatsjes opschikken. De tot dan toe duurste centrales vallen eruit. Dat zijn in de praktijk door de huidige grondstofprijzen de relatief schone, maar dure gascentrales.
energie in 2020 (nu is dat vier procent) waar het energieakkoord van de ser op afstevent, is daarvoor als doel in de plaats gekomen. Helaas heeft het een niet per se alles met het ander te maken. Dat is de grote les van de Duitse Energiewende: het plaatsen van heel veel zonnepanelen en windmolens biedt geen garantie voor een lagere CO2-uitstoot, en daarmee het tegengaan van klimaatverandering. Voor de goede orde: we beweren niet dat die veertien procent hernieuwbare energie kattenpis is. Integendeel. Het gaat hier om veertien procent van alle energie die we in Nederland verbruiken. Niet alleen elektriciteit, maar ook benzine voor de auto, gas voor de kachel, olie voor de industrie en kerosine voor vliegtuigen. Elektriciteit is daarin maar een klein onderdeel. Maar omdat vooral de stroomproductie voorlopig in aanmerking komt om hernieuwbaar op te wekken, moet daar bijna alle vergroening ‘verdiend’ worden. Dat betekent dat bijna de helft van alle elektriciteit hernieuwbaar opgewekt moet worden. Voor een briljante technocratische dictator is dat al een forse uitdaging. In de polder lijkt het schier onmogelijk. De ‘Energiewende’ die de oosterburen doorvoeren is dan ook, zonder overdrijven, een omwenteling van zeldzame orde binnen een democratisch systeem. Toch zijn ook de vastberaden Duitsers ver van hun doelen verwijderd. Op dit moment is nog geen kwart van de elektriciteit hernieuwbare energie – dat is tien procent van alle energie. Nu al groeit het maatschappelijk verzet. Dat is één les die uit het Duitse experiment getrokken kan worden. Leg de kosten op de juiste plaats neer. Bij de vervuiler dus, en niet alleen maar bij de doorsnee burger.
Maar de belangrijkste waarschuwing uit Duitsland is dat een fors aandeel groene stroom niet automatisch tot minder CO2-uitstoot leidt. Je zou hopen dat de Atomausstieg, het uit bedrijf nemen van kernreactoren, door de windmolens is opgevangen. Dat valt tegen. Het aandeel vervuilende kolen in de energieproductie steeg de afgelopen jaren juist. Toegegeven, er spelen allerlei factoren door elkaar. De kolenprijs daalde bijvoorbeeld hard. De Energiewende is daardoor lastig te duiden en wordt door zowel voor- als tegenstanders van zon- en windstroom misbruikt om hun gelijk te bepleiten. Toch doet iedereen met een groen hart er goed aan door de retoriek heen te kijken. Duurzame doelen zijn beter gediend door te leren van de Energiewende dan deze dogmatisch als voorbeeld te stellen. Zo vliegen op zonnige dagen met veel wind de juichende tweets over de hoge groenestroomproductie in Duitsland en Denemarken je om de oren. Natuurlijk is dat spectaculair. Maar ondertussen ontploft het stroomnet bijna omdat de elektronen geen kant op kunnen, gaan conventionele centrales gewoon door met uitstoten van CO2 en wordt de bizar lage stroomprijs door een steeds kleinere groep pechvogels zonder zonnepaneel gesubsidieerd – vaak zijn dat huurders met een laag inkomen. De belangrijkste les van gidsland Duitsland is even simpel als onverbiddelijk. Zonder een hoge prijs op CO2-uitstoot, en zonder een grensoverschrijdend netwerk, kun je een succesvolle transitie naar hernieuwbare stroom wel vergeten. Verder praten, doen en investeren, zoals nu in Nederland gebeurt, is dan geldverspilling. Volksverlakkerij, gedoemd te mislukken.
Schijnt in België de zon, dan kan bij ons een vriesmagazijn tijdelijk wat harder gaan koelen 20 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Het eerste punt, van een netwerk dat kan omgaan met meer hernieuwbaar opgewekte stroom, is eenvoudig te begrijpen. Door gebrek aan dikke kabels kan op dit moment overtallige windstroom in Noord-Duitsland het zuiden niet bereiken. Het gevolg: een overschot aan stroom in het noorden, terwijl in Zuid-Duitsland kolencentrales worden bijgebouwd. Wat voor Duitsland geldt, geldt voor heel Europa. Een internationaal gekoppeld netwerk is een voorwaarde om verder te gaan met de energietransitie. Daarbij gaat het niet alleen om de kabels, maar ook om toegang tot elkaars markten. Het aanbod van zon en wind fluctueert. Stroomoverschotten en -tekorten moeten daarom tussen landen kunnen worden verdeeld. Overtallige stroom kan ook beter in de tijd worden uitgesmeerd – bewaard dus – als je gebruik kunt maken van elkaars opslagsystemen. Waait het bij ons hard, dan wil je de overtallige energie bijvoorbeeld kunnen gebruiken door in Noorwegen water omhoog te pompen. Schijnt in België de zon, dan kan bij ons een vriesmagazijn tijdelijk wat harder gaan koelen. Eén Europees netwerk: dat was ooit een belofte waarop energiereuzen hun grote investeringen in fossiele centrales in Nederland baseerden. Die kwamen dicht bij de Rotterdamse haven te staan, om van daaruit onder meer de Belgische markt te kunnen voorzien. Maar door het gebrekkige netwerk organiseren de Belgen de stroommarkt noodgedwongen autonoom. Het resultaat was enorme kapitaalvernietiging door het stilstaan van Nederlandse centrales. De andere voorwaarde voor een geslaagde transitie oogt iets ingewikkelder: een hoge CO2-prijs. Wat we nu proberen, is tegelijkertijd groene stroom subsidiëren en hopen dat het emissiehandelssysteem (ets) voor CO2 zijn werk blijft doen. Dat is niet het geval, de kosten van CO2-uitstoot zijn zeer gering. De gevolgen zijn desastreus. Spotgoedkope gesubsidieerde windenergie drukt relatief schone gascentrales uit de markt (zie kader). Daardoor blijven er relatief meer vervuilende kolencentrales over. De CO2-reductie door gebruik van wind- en zonne-energie wordt dus door de kolencentrales en andere uitstoters tenietgedaan. In Duitsland wordt geen enkel CO2-doel gehaald. Niet elke fossiele centrale kan op een dag met veel zon en wind snel genoeg worden uitgeschakeld en blijft dus op laag niveau zeer inefficiënt meepruttelen. Maakt niet uit, CO2 uitstoten kost toch niets. Bovendien ontstaat er chaos op het stroomnet als het wordt overladen met groene stroom. Dat leidt tot overaanbod. De stroomprijs zakte al een paar keer onder nul. Met andere woorden: je kreeg geld toe om stroom af te nemen, en moest betalen om te mogen leveren. Zulke goedkope stroom klinkt misschien leuk, maar sprookjes bestaan niet. Iemand moet de rekening betalen, en dat zijn niet de ‘luchtvervuilers’ (fossiele centrales) of de grootverbruikers – grote bedrijven zijn vrijgesteld. Het zijn vooral de kleine gebruikers,
Siebe Swart / HH
Het Prinses Amaliawindpark voor de kust bij IJmuiden
die een premie boven op hun stroomrekening betalen. Hoe meer vermogen de aanbieders van groene stroom leveren, hoe verder ze de prijs omlaag drukken, hoe meer subsidie ze opslorpen. Het kan ook anders. De spelregels om groene stroom te stimuleren in de markt moeten worden aangepast. Anders heeft het nauwelijks zin hernieuwbare stroombronnen te plaatsen, en loopt Nederland bovendien het risico op het verkeerde paard te wedden. Bijvoorbeeld, zoals sommigen beweren, door ten onrechte te kiezen voor wind op zee in plaats van zon. Verander de spelregels, en je hoeft niet meer vóór of tegen de Duizend Windmolens te zijn. Eenmaal getemd, regelt de onzichtbare hand van de markt dat voor je. Met de juiste prijsprikkels komt de groene stroom er gewoon, zonder dat de prijs en de risico’s van misinvesteringen bij de burgers worden neergelegd. Hoe? Door te stoppen met subsidiëren van wat we wel willen: hernieuwbaar. In plaats daarvan moeten we voldoende beprijzen wat we níet willen: CO2-uitstoot dus. Zonder een vaste, hoge prijs van CO2 is de energietransitie onmogelijk. Daarom heeft Groot-Brittannië onlangs een bodemprijs voor CO2 ingesteld. Duitsland, naarstig op zoek naar manieren om de Energiewende
te redden, spreekt daar nu ook over. Nederland zou hierbij moeten aanhaken. Spreek binnen Europa af dat de CO2-prijs in vijf jaar stijgt tot niveaus waarbij in ieder geval gascentrales voorrang krijgen op kolen. Met zo’n prijskaartje aan CO2-uitstoot wordt groene stroom uit zichzelf rendabel. En de kosten van de transitie worden neergelegd daar waar dat hoort, namelijk bij uitstoters van CO2. Private investeringen komen los en de markt gaat vanzelf op zoek naar de beste oplossingen. Oók als die wat meer onderzoek vergen, zoals getijde- en golvenstroom op zee. Als we tegelijk subsidies voor duurzame energiebronnen afbouwen, kunnen die op basis van echte kosten aan de stroommarkt deelnemen. Het worden zo geloofwaardige investeringen. Uitspattingen als een negatieve stroomprijs komen dan niet meer voor. Nog een voordeel: de transitie naar groene stroom kan dan geleidelijk plaatsvinden. Groene stroom faseert fossiel gecontroleerd uit. Niet voor niets spreken we van een energietransitie. Dat is iets anders dan de huidige energieschok. Het biedt grote energieconcerns de mogelijkheid om zich aan de nieuwe groene werkelijkheid aan te passen. Nu sluiten de e.on’s en rwe’s als een gek de ene na de andere centrale. Voor de duizenden ontslagen werknemers zijn er nog niet voldoende alternatieve groene banen. En
een zo radicale onttrekking van fossiele capaciteit bedreigt de leveringszekerheid. Het geeft geen pas daar de groene ogen voor te sluiten. Ten slotte: Loppersum. Hoe erg is het dat ons gas op raakt? Dat valt mee. Groninger gas is om technische redenen nu al niet geschikt om stroom mee op te wekken. Het is van het ‘laagcalorische’ soort. Gascentrales spelen in de transitie een belangrijke rol, maar ze draaien op hoogcalorisch buitenlands gas. Dat is er de komende decennia nog genoeg. Gas van eigen bodem is voor de transitie dus onnodig, en dankzij de transitie hopelijk snel overbodig. In de jaren zestig heerste het idee dat alle energie in no time uit kerncentrales zou komen. Daarom was de strategie om het Nederlandse gas zo snel mogelijk te verkopen, zolang het nog wat waard is. Wie weet komt die visie decennia later alsnog uit, maar dan om een heel andere reden. Als we over twintig jaar onze laatste restjes gas aan de straatstenen niet meer kwijt kunnen, weet dan dat het om een goede reden zal zijn: de transitie naar duurzame energie is geslaagd. Hans de Geus is economiecommentator bij onder meer RTLZ. Maarten van der Kloot Meijburg is energie-ondernemer 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 21
Waar zijn de publieke intellectuelen gebleven?
Professoren, trekt ten strijde De publieke intellectueel speelt nauwelijks nog een rol in het Amerikaanse debat, stelt New York Times-columnist Nick Kristof, die de schuld daarvoor bij de academische wereld legt. Academici bijten terug. door Mars van Grunsven
Laat niemand zeggen dat de discussie nooit eerder is gevoerd in de Verenigde Staten. Al in 1987 beklaagde de historicus Russell Jacoby zich over ‘de academicus in zijn ivoren toren’. In zijn polemische boek The Last Intellectuals probeerde hij te analyseren hoe bestuurlijke en economische veranderingen intellectuelen uit de politieke arena hadden verdreven. Sindsdien lijkt het alsof een materiële analyse van de relatie tussen politiek, economie en cultuur niet meer nodig is als het gaat om de rol van de academicus in het publieke debat. De publieke intellectueel wordt een almaar zeldzamer figuur, zo luidt de consensus onder journalisten, columnisten en recensenten, en als iets of iemand daaraan schuldig is, dan de academische wereld zelf. Het is het soort aantijging dat menig academicus schouderophalend dan wel knarsetandend over zich heen laat komen. Maar wanneer een gerespecteerd en veelgelezen columnist als Nick Kristof er een column over schrijft, zoals hij vorige week zondag deed in The New York Times, dan komt men wel degelijk in het geweer. Kristofs column, getiteld ‘Professoren, we hebben jullie nodig!’, blonk dan ook niet uit in subtiliteit. Na de enigszins gratuite openingszin dat sommige van ’s werelds slimste denkers universiteitsprofessoren zijn, stelde Kristof dat het merendeel daarvan ‘er simpelweg niet toe doet in de grote debatten van deze tijd’. Dat komt niet alleen doordat Amerika met zijn antiintellectualisme zijn scherpste breinen heeft gemarginaliseerd, vervolgde hij. ‘Ze hebben ook zichzelf gemarginaliseerd.’ Hij liet dit volgen door het gebruikelijke rijtje klachten. Academici gebruiken te veel wetenschappelijk jargon en ingewikkelde grafieken. Ze publiceren te vaak in irrelevante wetenschappelijke tijdschriften in plaats van in relevante publieksmedia. En hun politieke gezindte is doorgaans te links, een probleem dat vooral in de sociale wetenschappen opgeld zou doen. Een positieve uitzondering maakte hij voor economen, omdat binnen dat academische veld ook rechtse denkers een substantiële stem hebben. ‘Maar in het algemeen’, zo concludeerde Kristof, ‘denk ik dat er tegenwoordig minder publieke intellectuelen op Amerikaanse universiteiten werken dan een generatie geleden.’ 22 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
En dat terwijl hoogleraren deze dagen toegang hebben tot meer middelen dan ooit om het publiek te verlichten, benadrukte Kristof – ‘van online cursussen tot blogs tot sociale media. Maar academici lopen achter in het gebruik van Twitter en Facebook. Evenzo waren het Ted Talks door non-academici die lezingen fun maakten.’ ‘Ik schrijf dit bezorgd op’, besloot Kristof, ‘want ik overwoog ooit zelf een academische carrière en koester diepe bewondering voor de wijsheid die op universiteiten te vinden is. Dus, professoren, sluit u niet op als middeleeuwse monniken – we hebben jullie nodig!’ Een van de vele academici die hierop verontwaardigd in de pen klommen, was James Kwak, rechtenprofessor aan University of Connecticut en samen met de econoom Simon Johnson oprichter van de veelgeprezen blog Baseline Scenario. ‘Het meest opzichtige probleem van Kristofs bewering is dat waar je ook kijkt in de beleidssfeer je links en rechts tegen academici aan loopt die je om de oren slaan met beleidsvoorstellen’, schreef Kwak. ‘Dat zie je in de macro-economie, maar net zo goed in het onderwijs en op andere terreinen.’ Het minder opzichtige probleem van Kristofs stelling is volgens Kwak ‘dat het nog maar zeer de vraag is of ‘meer van ons de wereld zoveel goed zou doen’. Als voorbeeld haalt hij klimaatverandering aan: ‘Dankzij nauwgezet academisch onderzoek weten we dat de aarde warmer wordt, en waarom. Er zijn twee hoofdredenen waarom we daar niets aan doen – en beide hebben niets te maken met een tekort aan opiniestukken van professoren.’ Als eerste noemt hij de door fossiele-energiebedrijven gefinancierde campagne om verkeerde informatie over klimaatverandering te verspreiden. Als tweede de weigering van de mainstream media om mensen die eenvoudigweg liegen over wetenschap-
‘Wat we nodig hebben, is dat de mensen met de grote megafoons slimmer berichten over de ideeën die circuleren’
pelijke feiten tot de orde te roepen, ‘omdat ze stug vasthouden aan de formule “expert A zegt X, maar expert B zegt Y”. (…) Met andere woorden: journalisten – het beroep van Kristof – zijn een groot onderdeel van het probleem.’ Het Amerikaanse debat lijdt volgens Kwak in ieder geval niet aan te weinig door academici gegenereerde ideeën en concrete beleidsvoorstellen: ‘Wat we echt nodig hebben, is dat de mensen met de grote megafoons slimmer berichten over de ideeën die circuleren.’ Ook Corey Robin, hoogleraar politicologie aan Brooklyn College, begon zijn kritiek op Kristof met een weerlegging van diens premisse dat academici tegenwoordig minder deelnemen aan het publieke debat dan een generatie geleden. ‘Kristof hoeft slechts de pagina’s te openen van The Nation, New York Review of Books, Boston Review, The American Conservative, Dissent, The American Prospect – of zelfs de krant waarvoor hij zelf schrijft: alleen vandaag al stonden drie opiniestukken van academici in de Times – om te zien dat onze publieksmedia goed bevolkt zijn door professoren.’ Daarnaast wees Robin op academische blogs als The Monkey Cage, Crooked Timber en Lawyers, Guns and Money, waaruit in de mainstream media regelmatig geciteerd wordt. ‘En dat is slechts de gevestigde orde’, fulmineerde hij voort. ‘Als je kijkt naar wat studenten, promovendi en beginnende academici produceren, is het beeld nog veel interessanter. Ik denk daarbij aan mensen als Seth Ackerman, Peter Frase en Keeanga-Yamahtta Taylor, op wier bijdragen aan cultureel-politieke tijdschriften als Jacobin, The New Inquiry en n+1 ik dagelijks met spanning wacht.’ Met andere woorden: Kristof moet volgens Robin eerst wat beter om zich heen kijken, voordat hij begint te roepen. Veelzeggend vindt Robin in dit verband de twee mensen die Kristof opvoert als academici die zich wél voldoende engageren met het publiek: Anne-Marie Slaughter en Jill Lepore. Slaughter, hoogleraar internationale betrekkingen aan Princeton en president van de denktank New America Foundation, was jarenlang Obama’s Director of Policy Planning op het ministerie van Buitenlandse Zaken – en uit dien hoofde regelmatig op de voorpagina’s van de nationale kranten te vinden. Jill Lepore is naast haar werk als hoog-
Brian Snyder / Reuters
vakken per semester. Of ze hebben bijbanen om de huur te kunnen betalen.’ Robin schreef niet te verwachten dat Kristof ‘ooit naar de materiële oorzaken van dit probleem zal kijken’, dat zou hem immers nopen tot ‘het opwerpen van vragen over hedendaags kapitalisme die journalisten van zijn slag doorgaans niet geneigd zijn te stellen – of waarvoor ze niet betaald worden’. Maar omdat Kristof ‘iemand is die graag de wereld redt’, vervolgde Robin, had hij een suggestie voor hem: in plaats van te schrijven over het einde van publieke intellectuelen zou hij zijn column voortaan eens per maand kunnen openstellen voor academici die volgens hem gelezen zouden moeten worden. Robin weet zelfs waar Kristof die kan vinden: op de website van The New Inquiry, dat elke zondag de beste online gepubliceerde academische stukken rangschikt (de ‘Sunday Reading’). ‘Wie weet? Hij zou er nog wat van kunnen opsteken.’
‘Academici lopen deze dagen achter in het gebruik van Twitter en Facebook’
leraar geschiedenis op Harvard een schrijvende redacteur bij The New Yorker. Kristof noemde Lepore ‘een uitzondering op alles wat ik hier heb gezegd’. Dat vindt Robin ook, maar niet om de redenen die Kristof aanvoerde: Lepore is een uitzondering omdat het haar als een van de weinigen gelukt is om bij The New Yorker binnen te komen. ‘Kristof leest alleen The New Yorker, en klaagt dan dat niet iedereen voor The New Yorker schrijft. Hij heeft geen oog voor al die andere mannen en vrouwen die voor het algemene publiek schrijven. Zoals hij ook geen oog heeft voor de poortwachters – zelfs in onze tijd van blogs en kleine magazines – die voorkomen dat het aanbod achterblijft bij de vraag.’ Dat was overigens lang niet het enige bezwaar dat Corey Robin, schrijver van The Reactionary Mind, een veel geciteerd boek over Amerikaans conservatisme, tegen Kristofs column had. Kristof klaagde over het fenomeen dat academici te veel voor elkaar zouden publiceren, in plaats van voor een groter publiek. Dat fenomeen bestaat, erkende Robin, maar dat komt volgens hem niet per se doordat, zoals Kristof suggereerde, promovendi alleen in aanmer-
king komen voor een levenslange benoeming tot hoogleraar (‘tenure’) als ze zich conformeren aan Academia’s incestueuze cultuur. Die cultuur zou meer eigengereide geesten buiten de deur houden. Volgens Robin is de tegenstelling ‘cultuur versus non-conformistische rebel’ echter een ‘typisch Amerikaans waanidee’: ‘Het zijn de tastbare druk en beperkingen die jonge academici moeten verduren, lang voordat ze in aanmerking komen voor een levenslange benoeming’, schreef hij. ‘Het is neoliberalisme. Jacoby begreep de materiële bronnen van het probleem dat hij diagnosticeerde. Kristof niet.’ Het door Kristof gesuggereerde dilemma ‘publiceer of ga ten onder’ bestaat voor de meeste werkende academici niet, stelde Robin: ‘Het merendeel komt helemaal niet toe aan publiceren: ze zijn te druk met het geven van vier, vijf
‘Zo’n beetje iedereen kan een stuk geplaatst krijgen op Slate of The Huffington Post’
Robins suggestie aan Kristof viel bij Claire Potter, hoogleraar geschiedenis aan The New School in New York, in goede aarde. Maar Potter riep ook op tot zelfkritiek. Zo erkende ze in haar reactie op Robins blogpost dat wie in Academia in aanmerking wil komen voor een levenslange benoeming, de druk voelt om ‘op een bepaalde manier’ te schrijven. En die druk kun je aan ‘niemand anders dan academici zelf wijten. In ieder geval niet aan uitgevers of publieke media.’ Er bestaat ook een zeker dédain binnen sommige faculteiten voor academici die voor een groot publiek schrijven, stelde ze. ‘Ik vraag me zelfs af of iemand in de huidige geschiedenis faculteiten nog zou kunnen promoveren met een boek als The American Political Tradition van Richard Hofstadter.’ Het boek werd beroemd vanwege Hofstadters theorie over de ‘paranoïde stijl’ in de Amerikaanse politiek. Niet iedereen kan voor The New Yorker schrijven, benadrukte ook Corey Potter, en er zijn inderdaad minder gevestigde publieks media die intellectueel werk publiceren dan in de jaren vijftig en zestig. Maar daar staat volgens haar tegenover dat ‘zo’n beetje iedereen een stuk geplaatst kan krijgen op Slate of The Huffington Post’. Oftewel: ‘Toegang tot de mainstream is mogelijk een minder groot probleem dan de problemen die we voor onszelf creëren.’ Aldus ontspon zich een levendige discussie tussen (hoofdzakelijk) academici op al die plaatsen waarvan Robin zo graag zou zien dat het grote publiek er kennis van neemt, zoals de commentaarsecties van The Monkey Cage, Crooked Timber en Baseline Scenario, en natuurlijk de blogs van Kristof en Robin. Oftewel: grotendeels buiten het zicht van de Amerikaanse mainstream, die de discussie dan ook negeerde – als die haar überhaupt al had opgemerkt. Zo lijkt het voor de buitenwereld alsof, hoewel wellicht niet om de redenen die hij in zijn column aanvoert, Kristofs ‘oproep’ aan professoren nog legitiem is ook. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 23
Nieuw Koerdistan
‘We hebben wijze bestuurders nodig’ Langzaam maar zeker krijgt in Noord-Irak een onafhankelijk Koerdistan gestalte. Macho, seculier en booming. En met de deuren open voor de broeders en zusters uit Syrië, Turkije en Iran. tekst en beeld Monique Samuel De achterzijde van het vluchtelingenkamp Domiz waar meer dan 53.000 Koerdische Syriërs onderdak hebben gevonden
24 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Ala loopt ’s avonds met haar vriendinnen door Erbil. De gloednieuwe straten worden uitsluitend bevolkt door mannen. Traag nemen ze het ene na het andere koffiehuis in de Koerdische hoofdstad in. Het is Ala’s eigen ‘naakte revolutie’. Naakt, omdat ze besloot zich bewust bloter te kleden dan strikt genomen comfortabel is. Dat kleine hemdje, dat iets te diepe decolleté, ook al volgen de blikken haar overal. De boodschap: ‘Ja ik heb huid, ik ben naakt en wat dan nog? Er gebeurt niets en er zal niets gebeuren ook. Ik wil laten zien dat een goed meisje best een beetje bloot kan zijn.’ Als Koerdisch-Zweedse die in Iraans Koerdistan geboren is, vertrok Ala naar Koerdisch Irak om mee te bouwen aan een nieuw Koerdistan.
Ze schrok van de haast vrouwloze samenleving waarin ze terechtkwam. Vrij bewegen als vrouw in het seculiere, ongelovige Koerdistan bleek een enorme uitdaging te zijn. Haar zelfstandig uitgeroepen ‘naakte revolutie’ is een gevaarlijke strijd, want de bedreigingen zijn niet van de lucht. ‘Er komt een moment dat ik me afvraag welke prijs ik nog wil betalen. Ik kan dit niet alleen blijven doen, ik wil strijden maar laat me niet vermoorden voor deze zaak. Als het zo doorgaat komt er een dag dat ik mezelf gedwongen zie terug te keren naar Zweden.’ Ook het noordelijke bergplaatsje Duhok lijkt overdag een stadje zonder vrouwen. Verbijsterd loop ik tussen honderden mannen in de leeftijd van achttien tot veertig jaar, zonder ook maar
‘Religie was altijd een privé-kwestie, een zaak van het hart. Maar nu is het een wapen geworden’
één vrouw tegen te komen. In het modernste café van de stad word ik niet alleen uitgelachen maar ook bruut de deur gewezen. Vrouwen horen hier niet in het publieke domein. Als twee Koerdisch-Syrische vluchtelingen die werkzaam zijn in de hippe koffiebar niet hadden ingegrepen en uiteindelijk toestemming kregen om me op een donkere vliering weg te stoppen, had ik nergens een simpel kopje oploskoffie kunnen drinken. ‘Ze weten echt niet hoe ze hier met vrouwen om moeten gaan’, mompelt een van de obers terwijl hij schichtig om zich heen kijkt. ‘In dit land hebben vrouwen geen gezicht.’ In de hele Arabische wereld worden mij verhalen verteld over de florerende opkomende Koerdische staat en foto’s getoond van protserige kantoorflats en mega shopping malls. Ik ben nu zelf naar Noord-Irak afgereisd om te zien of, en zo ja hoe, een onafhankelijk Koerdistan vorm aanneemt. In een poging greep te krijgen op de vele regionale ontwikkelingen die in dit kleine woestijnachtige berggebied samenkomen, reis ik kriskras door dit land van ‘verschroeide aarde’. De reis brengt me terug in de recente gewelddadige geschiedenis van Koerdisch Irak en van het Koerdische volk dat worstelt met de diepe trauma’s van onderdrukking en overheersing. De achtergebleven positie van de vrouw kent meer oorzaken dan simpelweg religie, begrijp ik al snel. Decennia van gewapend verzet, genocide en burgeroorlog hebben het land gemilitariseerd en de Koerdische man tot een stalen wapen gemaakt. In deze machocultuur dient iedere vrouw te worden beschermd, bespioneerd en begeleid. Wee de vrouw die alleen woont en een man mee naar boven neemt of met een man in de auto zit. Er wordt hard op de deur geklopt, het raampje moet open, vragen, dreigementen, tot je het als vrouw wel uit je hoofd laat om je
eigen gang te gaan of simpelweg te moe bent om nog langer de straat op te gaan. Hoe ver de sociale controle reikt, merk ik bij aankomst bij het appartement van Khontcha waar ik mijn eerste nacht in Koerdistan verblijf. Het is twee uur ’s nachts en Khontcha wacht me in een pyjama op straat op. Zodra ik uit de taxi stap, worden we omsingeld door drie Arabische mannen met AK47’s en een shotgun. Ze dreigen met ons mee naar boven te gaan. Op dat moment komt de taxichauffeur tussenbeiden en onthult zijn ware identiteit: die van asayish, lid van de Koerdische geheime dienst. De vier mannen belanden in een verbaal gevecht waarbij enkele waarschuwingsschoten worden gelost. Khontcha en ik vluchten naar boven en weten net op tijd de deur te barricaderen. De volgende dag ontdekken we dat ze de nieuwe buurtwachten zijn die van de huisbaas de instructie hebben gekregen om nachtelijke bezoekers aan het adres van de jonge vrijgezelle Khontcha op afstand te houden. Ondertussen riepen onze ‘bewakers’ echter doodleuk dat zij zelf wel even een bezoekje aan ons bed zouden brengen. Hoewel Koerdisch Irak vrouwelijke parlementariërs heeft en zich voorstaat op haar geëmancipeerde seculiere samenleving is het westerse doen en laten slechts een dun laagje vernis. Anders dan in de directe buurlanden komen vrouwen hier pas ’s avonds naar buiten en verschansen zich direct in grote shopping malls – althans, de happy few die geld hebben. In middenklassecafés en -restaurants zijn vrouwen alleen welkom in een gescheiden ‘familievleugel’, meestal een verdieping hoger. Een fenomeen dat verder alleen in Iran en de Arabische Golf voorkomt. Iedere Koerd benadrukt dat Koerdistan anders is dan de rest van de Arabische wereld. Nationaliteit is voor velen hoog boven religie verheven. De meerderheid van de bevolking is seculier. Met geld van Saoedi-Arabië en Qatar rukt echter ook hier het religieus fanatisme op. Ala wijst me verontrust op de verkiezingsoverwinning van de drie islamitisch-Koerdische partijen bij de regionale parlementaire verkiezingen eerder dit jaar. ‘Religie was altijd een privékwestie, een zaak van het hart. Maar dat is nu aan het veranderen, het is een wapen geworden waar te pas en te onpas mee geschermd wordt.’ Roerloos rusten de witte gelijkvormige stenen van het kersverse monument van Chan Chamal op de harde droge grond. De 740 naamloze gedenktekens schitteren in het licht van de felle zon. Ze zijn nog niet aangetast door het woestijnzand, de zomerse hitte en de winterse kou. Honderden vlaggetjes wapperen in de wind. Ooit wapperde de Koerdische driekleur – rood, wit en groen met het symbool van een uitbundige zon in het midden – in de Republiek van Mahabad, het enige echte experiment met een onafhankelijke Koerdische republiek, dat in 1946 onder auspiciën van de Sovjet-Unie in Koerdisch Iran plaatsvond. De republiek hield slechts elf maanden stand. Toen de sovjets zich 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 25
een half jaar na oprichting uit de jonge Koerdische staat terugtrokken wisten de Perzen binnen enkele maanden het hele gebied te heroveren. Vanaf dat moment waren de Koerden weer een volk zonder land, opgejaagd en onderdrukt, zonder rechten of mogelijkheden tot expressie van de eigen taal, cultuur en identiteit. Nu de Koerden in Koerdisch Irak vergaande autonomie hebben verkregen en de Koerden in Syrië steeds meer controle krijgen over hun geboortegrond lijkt de komst van een Koerdische republiek weer even dichtbij als in die onrustige dagen van Mahabad. Traag loopt Dolzar tussen de gedenkstenen. Naast hem loopt Ako Sirini met gebogen hoofd. Hij is een oud-pesjmerge, een vrijheidsstrijder
‘Het is niet nodig om voor hen die voor dit land zijn gesneuveld te huilen, zij leven voort in het hart van ons volk’
die al op zijn zeventiende de bergen in trok om tegen de troepen van Saddam Hoessein te vechten. Ako, nu veertig, overleefde twee mosterdgasaanvallen, de mannelijke familieleden van Dolzar werden gedood tijdens Saddams brute geweldscampagnes. Zijn vader, ooms, opa en neven werden in de beruchte Al-Anfal-operatie naar het zuiden gedeporteerd en vermoord. Dolzar is 24 maar lijkt eind dertig. Hij was slechts twee maanden oud toen de troepen van Saddam zijn geboorteplaats Chan Chamal binnenvielen en het stadje van de kaart veegden. Zijn moeder vluchtte met haar baby de bergen in en veranderde zijn naam in Dolzar, wat ‘verwond hart’ betekent. Met een ernstige blik overziet hij de graven. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn familie ligt. In een poging Irak blijvend te arabiseren deporteerde Saddam Hoessein in 1988 honderden families van Koerdisch Irak naar het Arabische zuiden. Volgens de goed gedocumenteerde archieven van de Koerdische autoriteiten kwamen er bij deze operaties 182.000 Koerden om. Na de Amerikaanse inval in Irak van 2003 – door de Koerden niet ‘invasie’ maar ‘bevrijding’ genoemd – heeft Koerdisch Irak vergaande autonomie verkregen en beschikt het nu over een eigen federale regering en parlement. In razend tempo bouwen de Iraakse Koerden een nieuwe staat op. In het land van de verschroeide aarde, waar Saddam ruim vijfduizend stadjes, dorpen en gehuchten liet verwoesten, herrijzen nieuwe plaatsen. Onderdeel van de wederopbouw van Koerdistan is ook de verwerking van het gewelddadige verleden: de Koerdische genocide, de gifgasaanvallen en Al-Anfal, de hongersnood en vervolgens de burgeroorlog in de jaren negentig tussen de twee grote heersende politieke facties – de kdp die tegenwoordig de dominante 26 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
partij van de hoofdstad is en de puk die de tweede grote stad van de Koerdische Regionale Autoriteit (krg) controleert. Onderdeel van dit verwerkingsproces is de zoektocht naar de tienduizenden vermisten, om ze van een definitieve rustplaats te voorzien. Het moderne Koerdistan kent zelfs een ministerie van Al-Anfal dat zich richt op de grootschalige zoektocht naar massagraven, de identificatie van slachtoffers en compensatie van de overgebleven familieleden. ‘We weten in ieder geval van het bestaan van vijftig massagraven die nog moeten worden geopend’, vertelt de directeur van het monument van Chan Chamal. Vanaf zijn ruime kantoor in het nieuwe museum had hij ons tussen de graven zien lopen. ‘Door de veiligheidssituatie in het zuiden kunnen we de graven nog niet openen om de lichamelijke overschotten terug te brengen naar Koerdistan.’ ‘Het is niet nodig om voor hen die voor dit land zijn gesneuveld te huilen, zij zijn niet dood maar leven voort in het hart van ons volk’, staat er op iedere witte steen. ‘Wat je voelt is het geweeklaag van het Koerdische volk’, fluistert Ako terwijl hij de tranen van zijn gezicht veegt. Deze 740 graven zijn net nieuw. dna-testen moeten nog uitwijzen wie hier begraven liggen. Het zouden slachtoffers uit dit gebied moeten zijn, maar voor hetzelfde geld komen ze uit een ander dorp. Voor Dolzar maakt het allemaal niet uit. ‘Voor mij is ieder graf mijn vader, mijn oom en mijn neef.’ Er is een speciale sectie voor de tweehonderd kinderlijkjes die hier begraven liggen. Sommige kinderen werden gevonden met de knikkers nog in de hand. Ik verblijf twee nachten bij de familie van Ako: zijn moeder, tante, oom en neven en zijn zus die met haar verloofde vanuit Nederland op bezoek is. We slapen op kleden en kussens op de grond. Ik deel een bed met Ako’s zus. Het kleine huis heeft geen douche of gewoon toilet. Ako’s oom en tante zijn de zestig gepasseerd en hebben allebei een tijd in de gevangenis gezeten, een tactiek van het regime om hun zonen te dwingen de strijd op te geven. ‘En?’ vraag ik Hemn Qadr, een van die zonen die nu halverwege de dertig is. ‘Natuurlijk gaven we de strijd niet op!’ antwoordt hij direct. ‘Papa had via-via duidelijke instructies gegeven, hij stierf liever in de gevangenis dan dat zijn kinderen zich zouden overgeven. Maar veel vrienden legden de wapens wél neer in die tijd. Zij konden de druk van het idee dat hun eigen moeder en vader in het gevang zaten niet aan. Het was een valstrik. Zodra ze zich overgaven werden ze vermoord en de familie werd slechts zelden vrijgelaten.’ Twee dagen eerder smokkelen Ako en zijn medewerker Nawa Maaroof me in hun auto door Kirkuk. Een bloedlinke stad op de grens van de Koerdische Regionale Autoriteit en Irak, waar iedere dag wel ergens gevochten wordt of een autobom afgaat. In de zanderige verschroeide berm van een gloednieuwe snelweg blijf ik staan en kijk uit over de donkere rookpluimen van de olievelden in de verte. Aan velden als deze heb-
ben de vijf tot zes miljoen Koerden hun steeds comfortabeler levensstijl te danken. De overheid betaalt vrijwel al haar programma’s uit olieinkomsten en de meeste Koerden hoeven niet of nauwelijks belasting te betalen. De Koerden die een meerderheid vormen in deze olierijke stad, waar geen boom staat, eisen de autoriteit over het gebied op, terwijl de Iraakse overheid in een verwoede poging de stad te controleren de demografie in het voordeel van de Arabieren wil buigen. Daarom stuurt zij duizenden (gast)arbeiders uit het zuiden en zet ze Arabische boeren in de raffinaderijen en op de olievelden aan het werk. Zodra ik de grenzen van de krg achter me laat, voel ik de dreiging. De wegen zijn slechter.
De christenen van Irak worden opgejaagd en vermoord. Van de oude Iraakse kerken is niet veel meer over dan ruïnes
De uniformen bij de checkpoints armoediger. Overal beton, gaas, hekken, metaaldetectoren, wegblokkades. Terwijl de krg floreert, wordt Irak nog steeds opgeschrikt door de ene na de andere geweldsuitbarsting. Soennitische en sjiitische milities gijzelen de bevolking, Bagdad wordt geplaagd door autobommen en in Mosoel, Basra en Falujah wordt regelmatig op klaarlichte dag gevochten. De christenen van Irak worden opgejaagd en vermoord. Van de tweeduizend jaar oude Iraakse kerken is niet veel meer over dan verbrande ruïnes, behalve dan binnen de veilige grenzen van de krg, waar veel christenen een veilige haven vinden. Hier stromen de oliedollars en wordt in snel tempo een nieuwe staat uit de grond gestampt. De diverse Koerdische bevolking leeft vreedzaam samen met de vele christelijke groeperingen die onder meer het uitgestrekte uitgaansgebied Ankawa in Erbil bevolken. Naast relatieve stabiliteit en economische ontwikkeling is een goede omgang met minderheden voor de Koerdische autoriteiten een manier om internationale steun te krijgen voor de oprichting van een eigen staat. Die kan tegelijk een safe haven vormen voor de opgejaagde christenen in de regio. Koerden uit de diaspora – oorspronkelijk afkomstig uit Iran, Turkije of Syrië, met of zonder omweg door Europa waar ze één of twee generaties geleden tot Zweedse, Nederlandse of Britse staatsburgers zijn genaturaliseerd – keren terug of arriveren voor het eerst in hun eigen ‘Koerdistan’. Voor hen is het niet de vraag óf er een Koerdische republiek komt, maar wanneer. In een poging de zware pagina’s van de geschiedenisboeken om te slaan wordt er als een gek gebouwd en daarbij wordt vaak geprobeerd zo veel mogelijk op het Westen te lijken. Opval-
lend genoeg zijn het niet de Koerden zelf die hun land omvormen tot een grijze wereld van beton en asfalt, maar de Turken die een graantje meepikken van de Koerdische opmars. De vijand van de ene Koerd is de vriend van de andere. Terwijl de Koerden in Turkije zich met man en macht tegen de Turkse donatie verzetten, kijken de Koerden in Irak met respect naar de Turken, sturen ze hun kinderen het liefst naar Turkse scholen, wonen ze in door Turken ontwikkelde huizen en stroomt hun olie straks ook door een Turkse pijplijn. Kritische Koerden, zoals mijn vriendin Beri Shalmashi, waarschuwen voor de goede banden tussen Erbil en Ankara. ‘Het is gewoon een nieuwe manier van de Turken om controle te houden over wat hier gebeurt’, zegt ze verontwaardigd. ‘De Turken zijn doodsbang voor de komst van onze Koerdische staat. Dat verklaart
Boven: herdenking van de arrestatie van leider Abdullah Öcalan in het PKK-kamp Makhmour; onder: gedenkstenen van Chan Chamal. Op de achtergrond de pas gebouwde kermis
ook de verzoenende houding van Erdogan richting de Koerden in eigen land. Hij weet dat de situatie onhoudbaar is, zeker nu de Koerden in Syrië al ruim twee jaar de controle hebben over hun gebied en door de Syrische burgeroorlog vergaande autonomie hebben verkregen.’ Naast het oude fort van Salah ad-Din, de legendarische Koerdische veldheer uit de tijd van de Kruistochten die in het Westen beter bekend is als Saladin, staat een kleine zandsteenkleurige replica van de Big Ben in Londen. In de tweede grootste stad van de Koerdische regio Slemani schittert de slechte replica van de Burj al-Arab uit Dubai. De nieuwe hoofdstad van de Koerdische
Regionale Autoriteit Erbil – in het Koerdisch Hewlêr genoemd – is volgens de lokale bewoners de oudste nog bewoonde stad ter wereld. Al in het vroegere Mesopotamië zou het een bloeiend ontmoetingspunt van de verschillende volken in deze regio zijn geweest. Nog steeds komen hier eeuwenoude volken en religieuze sektes samen: de Koerden, natuurlijk afkomstig uit breder Koerdistan, maar ook de christelijke Chaldeeën, Armeniërs, Assyriërs, Arabieren, Yazidi’s en zelfs enkele zoroasten, madaeïsten en joden. Hier stromen de Eufraat en de Tigris, nu magere stroompjes maar eens brede rivieren waarvan de vruchtbare oevers Adam en Eva in de bijbelse Hof van Eden een thuis boden. Erbil is een grote maar vooral ook doodse stad. De buitenwijken staan vol identieke halfhoge vrijstaande huizen, alle in eenzelfde stijl. Ik bivakkeer in grote, lege en vooral kale appartementen, bewoond door net gearriveerde westerse Koerden. Altijd staat in de hoek van de kamer of op de gang een gepakte trolley voor het geval er naar Europa gevlucht moet worden of naar familie aan de andere kant van de grens. Het centrum telt veel glazen torenflats, kantoorpanden en neonverlichte shopping malls. Afgezien van een groot park is er nauwelijks groen in deze betonnen blokkendoos. Enorme suv’s rijden over de brede wegen. De Amerikaanse bevrijders hebben hun werk goed gedaan. In de restaurants en betere winkels werken veel Libanezen. Bij de onbekende fastfood ketens nemen Turken, Egyptenaren en Chinezen je bestelling op. Zo ontmoet ik Sayed, een jonge boerenzoon uit de Egyptische Delta die bij Chili House in Family Mall werkt. Een McDonald’s heeft Erbil nog niet, een Kentucky Fried Chicken opent binnenkort. Ikea heeft al gelobbyd om een vestiging, maar liep vast op de stroperige bureaucratie van Bagdad, dat alleen met het Zweedse verzoek akkoord wil gaan als er ook een Ikea in de Iraakse hoofdstad komt, zo fluistert de Zweeds-Koerdische Khontcha me in. Sayed vindt Erbil prachtig: groot, modern en schoon. ‘Ik word goed betaald, in Egypte kon ik geen werk vinden maar hier is werk in overvloed.’ Het is wellicht ook een van de redenen waarom veel Koerdische investeerders vanuit het buitenland massaal terugkeren of zich voor het eerst vestigen op Koerdisch grondgebied. Zo ontmoet ik in Barista Café – een slap aftreksel van Starbucks waar jonge westers georiënteerde Koerden samenkomen en hele dagen achter hun laptops doorbrengen – een dertigjarige BritsKoerdische zakenman die in onvervalst OxfordEngels afgeeft op de eurocrisis en de Europese economie. Volgens hem is dit het juiste moment om in Koerdistan te investeren. Hij runt verschillende bedrijven en is daarnaast sinds kort zaakwaarnemer voor de Verenigde Arabische Emiraten die ook willen profiteren van de economische boom in het land. Ondertussen groeit er een nieuwe generatie Koerden op die nog nooit een wapen in de hand heeft gehad. Hoe sterk de Koerdische geschiedenis desondanks een stempel op hen drukt, blijkt 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 27
bij een bezoek aan het Internationaal Filmfestival in Duhok, een klein bergstadje in het noorden van het land, niet ver van de Turkse grens. Ik vergezel mijn vriendin Beri naar de première van haar korte film over eerwraak en zelf verbranding. Beri is een van de vele Koerdische Nederlanders die naar Koerdistan is vertrokken en daar gewoon pindakaas en ontbijtkoek van het C1000-huismerk bij een plaatselijke Hollandse supermarkt kan inslaan. Ze vertrok in eerste instantie naar de krg om Kader Abdolah’s bestseller Het huis naast de moskee te verfilmen, maar bleef plakken om te helpen de culturele identiteit van het moderne Koerdistan nader vorm te geven. Beri’s familie komt niet uit Koerdisch Irak
‘In Erbil werd ieder meisje met argusogen gevolgd. Soms kon ik niet geloven in Koerdistan te zijn’
maar uit het Iraanse deel van Koerdistan. En hoewel ze telkens benadrukt dat in Koerdisch Irak de taal, eetgewoonten, omgangsvormen en positie van de vrouw schril afsteken bij die van de Koerden aan de andere kant van de grens is en blijft dit toch haar Koerdistan. Trots toont ze me haar film, die gedraaid wordt te midden van een reeks korte films van jonge Turks-, Iraaks-, Syrisch- en Iraans-Koerdische filmmakers. De thema’s van de films zijn groots en meeslepend: dood, gevangenschap, oorlog en het heldhaftige optreden van vrijheidsstrijders in de groene bergen van groter Koerdistan. De kwaliteit is tenenkrommend; het regent afschuwelijke special effects en slechte dialogen. ‘Nog een reden waarom ik hier wel moet blijven, er is echt zoveel werk te doen’, fluistert Beri in m’n oor. De starre cultuur is een van de vele redenen waarom niet alle Koerden een even sterke culturele affiniteit voelen ten aanzien van hun Koerdische broeders. Veel Koerden die oorspronkelijk niet uit Koerdisch Irak komen, blijven verlangen naar hun eigen deel van Koerdistan, zo ontdek ik in Makhmour bij mijn bezoek aan een pkk-kamp. Het kamp ligt net buiten de controle van de krg, midden in de woestijn, en de kippen rennen er kakelend tussen de kinderen door. Zachtjes wuift de wind langs de bladeren van een olijfboom in bloei. Volle druiventrossen bungelen aan een raster boven mijn hoofd. De smalle tuin aan de buitenrand van het kamp van Makhmour is meer dan idyllisch. Het overdadige groen is het laatste wat de grote familie in het uit ruw beton en stenen opgebouwde huisje aan de groene bergen van Zuidoost- Turkije herinnert. Buiten de krakkemikkige houten poort begint een eindeloze zee van gruis en keien. Vijftien jaar woont deze familie hier al. 28 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Opgejaagd door Turkse troepen werden de (ex-)pkk-strijders door Saddam Hoessein naar het gebied gelokt. Het was een politiek spel. Turkije steunde Koerdische partijen in Irak en dus besloot Saddam de pkk uit Turkije een toevluchtsoord te bieden. Een opvallende stap gezien de massale Al-Anfal-campagnes. Het bleek een valstrik: uitgeput kwamen de berooide vluchtelingen destijds in het kurkdroge gebied aan. Er was geen boom of grassprietje te bekennen. Het water was vergiftigd en het wemelde er van de kleine schorpioenen. In de eerste weken vonden tientallen mensen de dood. Vooral kinderen en verzwakte ouderen konden de nieuwe leefomgeving niet aan. In het kamp verblijven tegenwoordig twaalftot veertienduizend mensen, volgens de inwoners zelf ligt het totaal echter op twintigduizend. Er zijn zeven van dergelijke pkk-kampen in Noord-Irak. De zanderige straten en betonnen stegen wemelen van de spelende kinderen en groepjes schoolkinderen die in uniform van en naar het lokale schooltje gaan. Terwijl hun ouders nog de Turkse nationaliteit hebben, hebben deze kinderen geen recht op een Turks paspoort. Tegelijkertijd worden ze ook niet als Iraaks staatsburger erkend. Ze zitten gevangen in een van de vele ingewikkelde politieke spelletjes in deze regio. Ik bezoek het huis van de familie van Beritan (23), afgestudeerd filmmaker en voormalig topstudente. Beritan oogt eerder als 35 dan als een jonge twintiger. Naar haar zeggen maakt het leven in een kamp je oud. Samen met haar broertje Gomah (19) bereidt ze de lunch voor en geeft een rondleiding door hun dagelijkse leefgebied. Beiden waren nog kind toen ze aankwamen in Makhmour en ze dromen, zoals iedereen in het kamp, van een eigen Koerdische staat in Turkije. Hoewel de Koerdische Regionale Overheid Noord-Irak in snel tempo aan het uitbouwen is tot een volwaardige eigen Koerdische staat, beschouwen ze dit toch niet als hun land. Beritan studeerde vier jaar lang in de Koerdische hoofdstad Erbil. Hoewel de sociale controle van thuis volledig verdwenen was, voelde ze zich op de campus minder vrij. ‘Hier is iedereen gelijk, vrouwen hebben een even prominente plek als mannen en ’s avonds kan ik met vrienden vrijelijk over straat’, legt ze uit. ‘Maar in Erbil moest ik om vijf uur ’s middags al naar binnen en werd ieder meisje met argusogen gevolgd. Soms kon ik niet geloven in Koerdistan te zijn.’ Dat is in dit pkk-kamp wel anders. In feite is Makhmour een commune gebaseerd op de communistische principes van de pkk. Mannen en vrouwen zijn volstrekt gelijk aan elkaar en religie speelt nauwelijks een rol. De gebedsoproep klinkt schraal uit een klein moskeetje in het midden van het kamp waar niemand naartoe gaat. Aan de muren van Beritans huisje hangen de foto’s van de martelaren van de familie. Twee zussen – op de foto’s met korte kapsels en tot de tanden toe bewapend – vonden als strijder in de Oost-Turkse bergen hun dood. Van de in totaal negen kinderen vechten nog twee zussen in het
noorden. Ze houden minimaal contact per brief. ‘Ik ga naar de bergen’ is in het kamp nog steeds een veel gehoorde kreet. Het staat gelijk aan: ‘Ik ga strijden en kom waarschijnlijk nooit meer terug.’ Beritan heeft in haar hoofd al afscheid van haar zussen genomen. ‘Als iemand weggaat, ga je er al niet meer vanuit dat hij of zij terugkomt, je bent ze verloren’, zegt ze met droge ogen. Zelf wil Beritan niet gewapend het berggebied in. Trouwen wil ze ook niet. Ik denk wel te weten waarom: net als haar broertje heeft het er alle schijn van dat ze homoseksueel is. Ondanks alle broederschap en gelijkwaardigheid een onbespreekbaar taboe in het kamp. Samen met haar broertje wil Beritan via Turkije naar Europa –
‘Ons bestaan oefent druk uit op Turkije. Als we opgaan onder de Koerden hier zijn zij van het probleem af’
om films te maken, haar artistieke talenten te kunnen ontplooien en in volledige vrijheid te kunnen leven. Ondertussen marcheert op straat een lange stoet mensen voorbij. Mijn bezoek aan Makhmour valt samen met de herdenking van de arrestatie van hun grote leider Abdullah Öcalan. Kinderen zwaaien met vlaggetjes en banieren met zijn gezicht erop. Stokoude mannen patrouilleren in guerrillakleding door de straatjes. Samen met een Koerdische vriendin zijn we de enige buitenstaanders in het kamp. Onopvallend volgen we de stoet tot een open terrein met een podium waar honderden mannen, vrouwen en kinderen zwaaien met vlaggen. Jonge meiden met een groene band met het logo van de pkk om de arm controleren geroutineerd onze tassen. Vanuit de speakers klinkt luide militaristische muziek ter ere van Öcalan, die door de mensen in het kamp aanbeden wordt als ware hij God zelf. Zijn gezicht staat haast op elke muur en in de huizen hangen foto’s van hem. Met de snelle geboorte van een semi-Koerdische staat in Noord-Irak hebben de inwoners van dit kamp voor het eerst de mogelijkheid zich buiten het kamp te vestigen en een leven in Erbil of een van de andere steden op te bouwen.
Maar men kiest ervoor om in het kamp te blijven. Het is een politieke kwestie. ‘We blijven bij elkaar zodat we een gemeenschappelijke strategie kunnen bepalen en onze strijders kunnen sturen en steunen’, aldus Beritan. ‘Daarbij oefent ons bestaan druk uit op Turkije. Als we opgaan onder de Koerden hier zijn zij van het probleem af.’ Uiteindelijk bestaat er voor de inwoners van Makhmour maar één echt Koerdistan: hun eigen groene bergen in Turkije. De Koerdische Regionale Autoriteit wil juist zo veel mogelijk Koerden huisvesten om de demografische balans in het Koerdische voordeel te laten uitslaan. Het verklaart haar warme opstelling ten aanzien van de massale influx van vluchtelingen uit Syrië, die voor het leeuwendeel Koerdisch zijn. Samen met twee medewerkers van Stichting Vluchteling bezoek ik een nieuw tijdelijk vluchtelingenkamp in Arbat. In het geordende kamp
verblijven momenteel 2448 vluchtelingen. Het zijn vrijwel allemaal Syrische Koerden. NoordIrak grenst direct aan het Koerdische woon gebied in Syrië en is het enige deelgebied onder Koerdisch bestuur met relatieve vrijheid en veiligheid in deze regio. De hulporganisaties hebben weinig te klagen. Integendeel, ze prijzen de rol van de Koerdische Regionale Overheid, die inderdaad een verademing is in vergelijking met de andere overheden in de regio. Op een kwartier afstand van het tijdelijke kamp verschijnt een veel groter kamp dat formeel ruimte biedt aan veertigduizend vluchtelingen, maar waarvan de bouw door het lastige terrein veel vertraging heeft opgelopen. Ieder gezin krijgt zijn eigen stukje land met daarop in eerste instantie een tent, maar de vluchtelingen mogen in de loop van de tijd hun eigen onderkomen bouwen. Gezinnen krijgen hun eigen keu-
ken en sanitaire voorzieningen – een ongekende luxe, gefinancierd en gebouwd door de plaatselijke autoriteiten die onder druk van de plaatselijke bevolking hun beste beentje voor zetten. Aan de rand van Arbat staan tientallen al dan niet werkende airconditionings, oventjes, satellietschotels en andere goederen die gedoneerd zijn door de inwoners uit de stad. Maar ook hier neemt de druk gestaag toe nu Noord-Irak steeds meer overspoeld raakt. Zo is het uitgestrekte kamp Domiz oorspronkelijk ingericht voor vijftien- tot twintigduizend vluchtelingen, maar puilt het nu uit met ruim 53.000 man. In de eindeloze zee van tenten, hutjes, stenen huisjes en krotten van golfplaten zijn ook de hulporganisaties de tel kwijt. Het kamp is veranderd in een stad met kappers, bakkers, groentewinkeltjes en zelfs fietsenmakers. Er wordt druk gekocht en verkocht, zelfs Koerden van buiten het kamp komen er graag koopjes jagen. Ontluikend Koerdistan verwelkomt z’n Koerdische broeders aan de andere kant van de grens
Boven: hekken om het vluchtelingenkamp Arbat; links: foto van PKK-strijders in de Turkse bergen in de woning van Beritan in PKK-kamp Makhmour
in eerste instantie met open armen. De vluchtelingen mogen vrijelijk de kampen uit en dat doen ze ook. In en rond de grote steden wemelt het van de Koerdische Syriërs die een eigen tentje opzetten, een huis huren of een appartement betrekken. En anders dan in Libanon kunnen ze hier wel werkvergunningen en zelfs verblijfsvergunningen krijgen. Internationale hulporganisaties hebben vrij spel om kampen te bouwen waarin de vluchtelingen uiteindelijk hun eigen huisjes mogen neerzetten. Hoewel er niet overal werk is en de Koerdische Syriërs vooral laag onderbetaald werk doen, zijn er wel veel baantjes in de bouw- en servicesector. Tot genoegen van de lokale Koerden is de service in de koffiehuizen en restaurants flink
verbeterd met de komst van deze goedkope maar vaak beter opgeleide arbeidskrachten. De Koerdische autoriteiten zinspeelden er de afgelopen maanden herhaaldelijk op dat ze bereid zijn met hun troepen Syrië binnen te trekken om de Koerdische strijders daar te ondersteunen. Na de aanslagen op het ministerie van Binnenlandse Zaken en de geheime dienst in Erbil begin oktober, die volgens de Koerdische autoriteiten gepleegd zijn door de islamitische terreurorganisatie Islamic State of Iraq and Syria, staan de verhoudingen op scherp. Een Koerdische inval in Syrië zou van het Koerdische leger een vrij opererend orgaan maken dat zelfstandig internationaal opereert en president Berzani vergaande controle geven over de Koerdische bevolking – binnen én buiten de formele federale grens. De Syrische Koerden in Arbat en Domiz vertellen echter een gemengd verhaal. Ze zijn dankbaar voor de hulp, maar een stuk kritischer over de Koerdische overheid dan de internationale hulporganisaties. ‘Schrijf op dat nieuw aangekomen Koerden zich niet meer kunnen registreren en daarom niet kunnen werken of langs de checkpoints kunnen komen’, zegt de lokale kapper in een krappe herensalon in Domiz. De mannelijke aanwezigen knikken. ‘Hij is gevangen in dit kamp.’ De kapper wijst op een boer uit de provincie Hassaka in Syrië die net anderhalve maand in Domiz verblijft. Over de reden waarom het nieuwe vluchtelingen moeilijker wordt gemaakt om zich bij de overheid aan te melden zijn de klanten het unaniem eens: ‘Ze willen ons terug naar Syrië hebben.’ Ook in Arbat wordt geklaagd over het grote tekort aan werk en de trage bureaucratie. ‘De overheid kan de toestroom niet aan’, zegt de ene hulpverlener. ‘Ze heeft in de kampen meer controle over de vluchtelingen dan in de stad’, oppert een ander. ‘Het zijn er gewoon veel en veel te veel.’ Terug bij het monument van Chan Chamal toont de directeur me trots het gigantische nog niet-geopende museum dat tevens zal fungeren als congrescentrum en waar een enorme filmzaal, bibliotheek, foto-expositie en een replica van een massagraf de bezoeker van het Koerdische lot moeten doordringen. Aan het eind van de rondleiding krijg ik een speciaal certificaat overhandigd dat normaal alleen voor politici en staatshoofden is bedoeld. Voor ik het weet ben ik tot ambassadeur van ‘Al-Anfal’ gelauwerd. De directeur toont me nog een grote vergaderzaal met uitzicht op de witte grafzerken. ‘Hier’, zegt hij plechtstatig, ‘zullen de politici van de verschillende partijen van ons land in de toekomst samenkomen. Met het zie groene.nl voor Dossier verleden in het oog zulArabische Revolutie len ze hopelijk hun verschillen opzij kunnen zetten en betere beslissingen nemen voor de toekomst. Ons land heeft nog een lange weg te gaan en we hebben wijze bestuurders nodig.’ 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 29
Essay De stad als sociaal laboratorium (slot)
In strijd met Den Haag
Ver weg van het Haagse gedruis zijn er ontwikkelingen die duidelijk maken dat de tijd rijp is om de Nederlandse verzorgingsstaat te ‘lokaliseren’. De vernieuwing van de institutionele orde in Nederland komt van onderop. door Nico de Boer & Jos van der Lans beeld Femke van Heerikhuizen
Aan het eind van de jaren negentig kreeg hoogleraar lokaal bestuur Wim Derksen het verzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (vng) te onderzoeken wat er in de bestuurlijke praktijk terechtkwam van de decentralisaties. Al sinds medio jaren tachtig waren de gemeenten in permanente onderhandeling met de rijksoverheid over de overname van steeds meer taken van de centrale overheid. Het idee daarachter was eenvoudig: gemeenten zitten dichter op de huid van burgers en kunnen veel taken daarom beter organiseren. In ruil voor de overdracht bezuinigde het rijk doorgaans stevig op de budgetten, maar dat had men er in gemeenteland graag voor over. De vng-doctrine was simpel: hoe meer geld naar gemeenten, hoe beter. Toch sluimerde er op de vng-burelen aan de Nassaulaan in Den Haag ook onvrede. Enkele medewerkers en kritische wethouders spraken zachtjes van ‘recentralisatie’: via allerhande verantwoordings mechanismen en voorwaarden verstevigde het rijk zijn greep op het beleid juist. En zo kwam Wim Derksen in beeld, op dat moment lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (wrr) en bijzonder hoogleraar op de door de vng in het leven geroepen Thorbecke-leerstoel voor lokaal bestuur aan de Universiteit Leiden. Kortom: de aangewezen man om eens na te gaan wat de decentralisaties gemeenten nu echt opleverden. Ruim tien jaar daarvoor was Derksen de intellectuele vader van de zogeheten ‘centralisatieparadox’. Sinds de Tweede Wereldoorlog, zo constateerde hij medio jaren tachtig, had de rijksoverheid de aanpak van grote maatschappelijke opgaven op het terrein van wonen, sociale zekerheid, volksgezondheid en welzijn naar zich toe getrokken, maar naarmate die centrale macht toenam, werden gemeenten steeds handiger in het juist niet doen wat het rijk van hen verwachtte. Ze bleven in heel veel gevallen bewust nalatig of deden het net iets anders. Gemeenten wisten departementen fijntjes tegen elkaar uit te spelen. Zo moderniseerden ze winkelstraten met geld van het ministerie van Economische Zaken, terwijl diezelfde straten volgens het ministerie van crm historisch zo karakteristiek waren dat het aanzicht behouden moest blijven. De ambtenaren in Den Haag bleken steeds minder in staat die eigengereidheid te corri30 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
geren. Dat, zo stelde Derksen, was de centralisatieparadox: hoe meer het rijk centraliseert, des te afhankelijker wordt het van gemeenten. Maar eind jaren negentig waaide de wind uit een heel andere hoek: het rijk was immers gaan decentraliseren. Eigenlijk, zo constateerde Derksen in zijn analyse voor de vng, had Den Haag zijn lesje heel goed geleerd: als het werkelijk iets wilde bereiken, kon het niet om de informatie en uitvoering van gemeenten heen. Decentralisatie bood juist kansen voor het rijk, mits deze gericht zou zijn op het beheersen van het lokale beleid. En precies dat was wat er gebeurde. Met elke decentralisatie werd het gemeentefonds verder opgetuigd met regels en verantwoordingsmechanismen die gemeenten ertoe moesten dwingen het geld conform de wensen van het rijk uit te geven. Dus, zo hield Derksen de vng voor, jullie tuinen erin: die zogenaamde decentralisatie is in feite een machtsverschuiving naar het rijk. Als het rijk echt jullie beleidsvrijheid zou willen vergroten, dan zou het bijvoorbeeld de mogelijkheden vergroten om lokaal belasting te heffen. In een later werk vatte hij deze tegenstrijdigheid samen in een omkering van zijn eerdere centralisatieparadox. Naarmate het rijk meer decentraliseert, neemt de macht van het Lokale rijk toe – ziedaar de decentralisatieparadox. Die conclusie viel eind jaren negentig bij overheden de vng niet in goede aarde. Het paste niet worden in de onderhandelingsstrategie van de vngvoor het hoofddirectie, waarvan de leden vooral gerecruteerd werden uit vooraanstaande verterijkskarretje genwoordigers van de drie grote partijen, gespannen vrijwel altijd politici of hoge ambtenaren die als willige eerder in Den Haag dan in gemeenten hun sporen hadden verdiend. lastdieren Het rapport van Derksen verdween in de onderste bureaula. Intussen zijn we zijn een paar jaar verder en het wordt tijd om die bureaula weer eens open te trekken en het rapport af te stoffen. Want waar de hoogleraar
lokaal bestuur destijds op wees, is nu actueler dan ooit. Elke werkdag trekken er hele gezelschappen naar Haagse departementen om er te spreken over de vraag onder welke condities, op welke wettelijke grondslagen, met welke overgangsbepalingen en zekerheden voor oude gevallen en bestaand personeel de rijksbudgetten naar gemeenten gaan. Vertegenwoordigers van de vng, ipo, landelijke koepelorganisaties voor jeugd- en awbz-zorg, beroepsverenigingen van psychiaters, zorgverzekeraars en vele anderen lopen in Den Haag af en aan om het precieze pakket vast te stellen. Aan het Binnenhof aarzelen Kamerleden niet om onder druk van deze of gene lobby bewindslieden te dwingen om iets terug te nemen of anders te doen. Zo tuimelde vorig najaar de ‘persoonlijke verzorging’ ineens uit het gemeentelijke decentralisatiepakket om in handen te vallen van de zorgverzekeraars. En zo dwong de Kamer staatssecretaris Klijnsma om de verplichte tegenprestatie bij een bijstandsuitkering toch vooral over te laten aan het oordeel van gemeenten. En voor de uitvoering van de jeugdzorg toverde staatssecretaris Van Rijn op het laatste moment op aandringen van de Eerste Kamer een nieuw soort nationale toezichthouder uit zijn hoge hoed: de Transitie Autoriteit Jeugd. Decentraliseren is in Nederland een potje touwtrekken door veel partijen aan een bestuurlijke knoop die voor een gewoon mens niet meer te ontwarren is. *** Wat bij dat touwtrekken totaal ontbreekt, is een consequente politieke visie op wat een decentraal georganiseerde overheid zou moeten zijn en wat daarvoor nodig is. Bij gebrek daaraan dreigt de hele operatie inderdaad te verworden tot een ongekend grote bezuinigingsoperatie op kosten van de gemeenten. Alleen daarom al valt het te betreuren dat Derksens onderzoek zo’n vijftien jaar in de bureauladen van de vng ligt te verstoffen. Daarin staat namelijk ook het antwoord op de vraag aan welke voorwaarden een echte decentralisatie zou moeten voldoen. Die zou niet zozeer een overheveling moeten zijn van publieke taken van de ene naar de andere overheidslaag, maar vooral het realiseren van echte gemeentelijke beleidsvrijheid en het versterken van de lokale democratie.
De stad als sociaal laboratorium
Op Prinsjesdag werd van koningswege de participatiesamenleving geproclameerd. In werkelijkheid is het sociaal-politieke landschap in Nederland al veel langer ingrijpend aan het veranderen. Instituties kraken, burgers nemen op tal van terreinen het heft in handen, gemeenten zien door enorme decentralisaties de kans schoon zich te ontworstelen aan de starre Haagse voogdij. Dat maakt steden tot fascinerende sociale laboratoria, waar alles bij elkaar komt: de do it ourselves-beweging,
nieuwe horizontale netwerkorganisaties, andere professionele aanpakken en lokale overheden die samenhangend beleid kunnen gaan maken van arbeid tot zorg. In die nieuwe dynamiek zouden de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart wel eens het begin van een nieuw tijdperk kunnen markeren. De afgelopen maanden verkenden Nico de Boer en Jos van der Lans voor De Groene Amsterdammer dit veranderende landschap. In dit slotessay onderzoeken ze de mogelijkheden van gemeenten om zich te ontworstelen aan de Haagse voogdij.
Meer verantwoordelijkheid, grotere vrijheid en sterkere democratie zouden de drie pijlers moeten zijn van een vitale, decentraal georganiseerde overheid. Wie met die ogen naar het rijksvergadercircuit kijkt, kan weinig anders concluderen dat men daar in Den Haag nog lang niet aan toe is. Wat er deze dagen wordt gedecentraliseerd, zijn taken zonder vrijheid en verantwoordelijkheid zonder democratie. Dat is een gemiste kans, want ver weg van het Haagse gedruis zijn allerhande ontwikkelingen zichtbaar die duidelijk maken dat de tijd rijp is om de Nederlandse verzorgingsstaat te ‘lokaliseren’. scp-directeur Kim Putters spreekt in dit verband van ‘een ontwikkeling van de verzorgingsstaat naar een verzameling verzorgingssteden’. In tal van opzichten is die ontwikkeling al gaande. Lokaal zien we steeds meer pogingen om te ontsnappen aan de bureaucratie, om lokaal maatwerk te leveren, om de verkokering en versplintering te doorbreken, om publieke voorzieningen zoals zwembaden, buurthuizen en leeszalen in zelfbeheer te nemen, om de lokale economie nieuwe impulsen te geven, soms zelfs door de introductie van lokale munten en ruilsystemen. De vernieuwing van de institu27.02.2014 De Groene Amsterdammer 31
tionele orde in Nederland komt van onderop. We hoeven innovatie geen couleur locale meer te geven: die heeft ze van huis uit. Deze bottom-up-beweging vormt het kompas waar gemeenten de komende jaren op moeten vertrouwen. Dat wijst de gemeente in welke richting ze zich kan ontworstelen aan de Haagse voogdij. Gemeenten hebben wat dat betreft weinig keuze. De oude verzorgingsstaat pakte problemen aan met méér-oplossingen, gefinancierd uit koloniën, aardgas of economische groei. Die weg lijkt voorlopig afgesloten. Gemeenten rest geen andere route dan op zoek te gaan naar ánders-oplossingen. De klassieke, formele solidariteit van overheidswege blijft onmisbaar, maar juist op het lokale niveau is steeds duidelijker geworden dat die solidariteit geen klusje is voor ambtenaren achter een loket, maar gedragen moet worden door de tastbare bekommernis en betrokkenheid van burgers. Op veel terreinen – leefbaarheid, woonomgeving, het gebruik en beheer van de openbare ruimte en publieke voorzieningen – moet de lokale overheid haar verantwoordelijkheid gaan delen met (netwerken van) burgers en lokale organisaties. Op die terreinen functioneert de lokale overheid niet zozeer als cockpit of beleidscentrum maar veeleer als ‘server’: de plek waar kennis wordt verzameld, gedeeld en teruggegeven. Daarvoor moet de overheid het traditioneel bij haar rustende beleidsmonopolie loslaten: niet alles voor iedereen willen bedenken en bedisselen, maar ruimte laten voor de wisdom of the crowd. In die zoektocht komen gemeenten onvermijdelijk Den Haag tegen. Decentralisaties gaan gepaard met zoveel Haagse mitsen en maren dat ze dreigen te verkeren in (re)centralisaties. Lokale overheden worden voor het rijkskarretje gespannen als willige lastdieren. Zo mogen ze geen ‘inkomenspolitiek bedrijven’ en hebben ze maar een zeer geringe ruimte om lokaal belasting te heffen. De kans dat Den Haag daar de komende jaren verandering in brengt, is miniem. Het initiatief ligt wat dat betreft bij gemeenten zelf: ze zullen moeten veroveren wat ze van Den Haag niet krijgen. Tegenover de lange arm van Den Haag moeten gemeenten een eigen koers zien te varen. Ze zullen moeten leren op zichzelf te vertrouwen. *** Want ondanks de Haagse beheersingsdrift en controlezucht verplaatst de macht zich wel richting gemeenten. Den Haag wordt steeds meer een abstractie, het stadhuis steeds nadrukkelijker een hub voor sociale en politieke innovatie. Belangrijk is om daarbij vast te stellen dat ruimte geven aan de lokale samenleving niet slechts een kwestie is van ideologie, maar uiteindelijk ook een kwestie van geld, van economische wetten en regionaal geordende systemen. Om het maar eens met Bill Clinton te zeggen: It’s the economy, stupid! De klassieke verzorgingsstaat en de vlucht naar de markt hebben ertoe geleid dat veel lokaal geld wordt ‘opgepompt’ om vervolgens via ingewikkelde, bureaucratische omwegen deels weer lokaal terecht te komen. Dat gemeenten straks verantwoordelijk worden voor de aanpak van maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en werkloosheid noopt hen anders met de lokale economie om te gaan. Lokalisering is de nieuwe trend. Niet voor niets pleitte de wrr in zijn advies Naar een lerende economie onlangs voor regionale samenwerkingsverbanden om onderwijs, werkgelegenheid en innovatief vermogen met elkaar te verbinden. Daar ligt kracht en vitaliteit. De lokale overheid kan daar op allerlei manieren aan bijdragen: door lokale werkgelegenheid te stimuleren, door partijen bijeen te brengen, maar ook door vormen van dienstbaar kapitaal (slow capital), ruimte en voorzieningen beschikbaar te stellen aan burgerinitiatieven. Lokale fondsvorming, met bijdragen van verscheidene partijen, kan een stimulerende werking hebben op burgerinitiatieven, al is het maar omdat zo wordt voorkomen dat burgers alleen met geld en goedkeuring van de lokale overheid stappen kunnen zetten. In het Verenigd Koninkrijk is zo’n fonds tot stand gebracht met geld van ‘slapende rekeningen’ bij banken: geld van dode stichtingen en overleden rekeninghouders waar jarenlang niemand aanspraak op heeft gemaakt. Ook in Nederland zijn zulke gedachten in ontwikkeling. Zo stelt de pvda in Lelystad in haar verkiezingsprogramma voor om naar New Yorks voorbeeld buurtfondsen in het leven te roepen, die deels worden gevuld 32 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
met gemeentegeld (uit de potten voor dagelijks en groot onderhoud) maar deels ook door middel van sponsoring of fondsenwerving. Bewoners kunnen zelf voorstellen doen voor besteding van het geld en erover besluiten. Ook de zogeheten social impact bonds zijn een mooi voorbeeld van wat kan. Daarmee investeren private partijen in de aanpak van een lokaal of regionaal maatschappelijk probleem dat de overheid veel geld kost. De overheid betaalt hen terug met het geld dat zij hierdoor bespaart, plus een eventueel rendement. Hoe sneller die private partijen er bijvoorbeeld in slagen om jongeren aan werk te helpen, hoe hoger het rendement. In Nederland staat het fenomeen nog in de kinderschoenen: het eerste project om op deze manier de jeugdwerkloosheid aan te pakken, startte eind 2013 in Rotterdam. De gemeente kan proberen met privaat geld publieke problemen aanpakken, ze kan ook private partijen met collectief geld in staat stellen om publieke verantwoordelijkheid te nemen. Burgerkracht benutten moet immers verder gaan dan een moreel appèl op burgers om lief of zelfs affectief voor elkaar te zijn zodat de overheid dat niet hoeft te doen: daar kan de overheid ook op een slimme manier instrumenten voor inzetten. Te denken valt aan wijkbudgetten, burger begrotingen en het recht van burgerinitiatieDen Haag ven op (ambtelijke) ondersteuning. Ook hier loopt het Verenigd Koninkrijk op wordt steeds ons voor. Daar gaf de conservatieve regeringmeer een Cameron (in een in 2011 van kracht geworden abstractie, wet, de Localism Act) communities een drietal rechten. Ten eerste is dat het right to chalhet stadhuis lenge – het recht om een publiek gebouw of steeds meer een publieke dienst over te nemen als (georeen hub voor ganiseerde) burgers kunnen aantonen dat ze sociale en het zelf beter kunnen doen. Ten tweede het right to bid – het recht om de verkoop van politieke een gebouw of stuk land dat een aannemelijk innovatie publiek belang vertegenwoordigt op te schorten om een bewonerscollectief de mogelijkheid te bieden om te onderzoeken of het niet zelf tot aankoop kan overgaan. En ten derde het right to build – het recht om in eigen beheer publieke voorzieningen te laten bouwen. Deze rechten zijn bedoeld om het eigenaarschap van het publieke domein deels te verplaatsen van overheden, instituties en grote organisaties naar verbanden van lokaal georganiseerde burgers. De afgelopen decennia heeft in ons land de overheid juist steeds een monopolie op de publieke zaak veroverd. Dat monopolie past niet meer in een lokale politieke arena die zich meer laat leiden door de kracht van burgers. Veel publieke taken kunnen immers net zo goed – soms zelfs beter – door organisaties van burgers of sociale ondernemers worden uitgevoerd. Het zal de komende jaren voor gemeenten de kunst worden om de kracht van de samenleving en de ambities van de lokale politiek bij elkaar te brengen. Anders gezegd: moderne lokale politiek zoekt burgerkracht bij haar ambities. Dat vereist van de politiek mobilisatievermogen. Daarover zouden het politieke debat en de collegeakkoorden moeten gaan: op welke acties, welke vormen van publieke organisatie zet de lokale politiek een premie? Welke initiatieven willen we uitlokken? Waarvoor willen we de creativiteit van burgers mobiliseren? Welke initiatieven wil de lokale politiek groter maken omdat ze een breder publiek doel dichterbij brengen? Burgerinitiatieven functioneren vaak pas als er een bepaalde kritische massa is bereikt. De lokale overheid kan helpen om die tot stand te brengen. Neem een carpoolwebsite als Toogethr.com. In potentie is dit een alternatieve infrastructuur, naast het openbaar vervoer en de eigen auto. Buitengewoon nuttig, maar die functioneert alleen als mensen die ’s ochtends met iemand meerijden ook weer een lift terug krijgen op het tijdstip dat zij dat willen. Daarvoor is volume nodig. Omdat elke bemiddelde rit helpt om de drukte op de weg te verminderen, heeft de overheid er belang bij om de bemiddeling te steunen. Door bijvoorbeeld vijf jaar lang voor elke bemiddelde rit een euro te betalen, maakt de overheid het voor ondernemers aantrekkelijk om te investeren in deze alternatieve infrastructuur. Een gemeente kan een zorgcoöperatie een zetje in de rug geven
met een eenmalige investeringsbijdrage zodra meer dan twintig procent van de buurtbewoners zich heeft aangesloten. Gemeenten kunnen microkredieten beschikbaar stellen voor kleine ondernemingen die publieke doelen realiseren. Met premies op publieke actie is de lokale politiek nadrukkelijk aan het woord zonder de publieke zaak te monopoliseren. Dat is goedkoper dan het lijkt, juist omdat het optimaal gebruik maakt van de overvloed aan burgerkracht. *** Gemeenten moeten bovendien zaken aanpakken die Den Haag niet voor elkaar heeft gekregen. Of sterker: die onder de voogdij van Den Haag verstrikt zijn geraakt in een web van tegenstrijdigheden en perverse prikkels. De verkokerde financiering van de verzorgingsstaat heeft ertoe geleid dat veel instellingen op het sociale domein langs elkaar heen werken en steeds bureaucratischer zijn geworden. De samenloop van de drie decentralisaties en de opleving van de doe-het-zelfsamenleving opent in principe de mogelijkheid om het sociale domein meer integraal en politiek te sturen. De lokale overheid krijgt immers meer zeggenschap over de (schaarse) collectieve financiering op een breed terrein en kan de kracht van burgers, netwerken, wijken en sociaal ondernemers benutten. Dat vergt een nieuw type organisaties die zich niet noodgedwongen profileren op zorgverstrekkingen en welzijnsproducten, maar zich dienstbaar opstellen bij de organisatie van het dagelijks leven, bekommernis en ondersteuning. Het zal de kunst zijn om professionele dienstverlening te integreren in slimme netwerken op (sub)lokaal niveau. Hier ligt een kans om de menselijke maat daadwerkelijk weer als leidraad te nemen voor de organisatie van het sociale domein. Cruciaal daarbij is dat burgers in die netwerken op alle niveaus de sturende rol krijgen die hen toekomt: van het niveau van straat en spreekkamer tot het niveau van de strategische aansturing. De afgelopen jaren werden wijkbudgetten vooral besteed aan leefbaarheid en de inrichting van de openbare ruimte. Maar heel goed denkbaar is dat wijkbewoners ook een stem krijgen in de besteding van professio nele sociale budgetten in de wijk, bijvoorbeeld bij de inzet van sociale wijkteams. Wijkcoöperaties en bewonersbedrijven kunnen daarin – als opdrachtgever, als toezichthouder – een spil vormen. De lokale politiek kan op die manier ontsnappen aan de rol van amechtige toezichthouder op een technocratisch en verkokerd systeem. Ze krijgt veeleer de rol van aanjager van politieke deliberatie op lokaal niveau. Dat ruimte geven aan burgerkracht de kern vormt van de nood zakelijke vernieuwing van de lokale politieke structuren betekent niet dat de lokale politiek achterover kan gaan leunen. Een belangrijke verant woordelijkheid van de overheid blijft immers het spannen van een sociaal vangnet. Goed opgeleide en mondige burgers zullen immers gemakkelijker initiatieven nemen en daar meer dan gemiddeld de vruchten van plukken. Dat kan ertoe leiden dat laagopgeleide en minder mondige burgers tussen wal en schip raken. Daar ligt een taak voor lokale over heden. Kan iedereen meedoen? Wordt er niemand uitgesloten? Waar is een bezemwagen, een vangnet nodig? Nu gemeenten met de omvorming van de Wet werk en bijstand tot de Participatiewet de totale verantwoordelijkheid krijgen voor alle vormen van inkomensondersteuning en arbeidsreïntegratie kan zij niet anders dan die verantwoordelijkheid delen met de sterke krachten in haar midden. Ze doet er goed aan om groepen in de lokale gemeenschap een podium te bieden waar die hun betrokkenheid kunnen invullen. Verschillende gemeenten hebben bijvoorbeeld een ‘Pact tegen armoede’ gesloten, een lokaal netwerk van bedrijven en maatschappelijke organisaties in de strijd tegen armoede. Deze partijen nemen samen nieuwe initia tieven op of steunen bestaande. Een mooi voorbeeld is Almelo, waar in 2009 op initiatief van gemeente en corporatie vijftien organisaties hun handtekening zetten onder het ‘Armoedepact’. De meeste waren instellingen voor zorg en welzijn, maar ook de Stadsbank en de zorgverzekeraar waren erbij. Intussen is het pact uitgegroeid tot een netwerk van 28 organisaties en bijna 150 bedrijven. De gemeente is een van de partners en bepaald niet de baas. Maar ook in Amsterdam is zo’n pact. Medewerkers van organisatieadviesbureau bmc trainen er vrijwilligers van de
Voedselbank in het ‘omgaan met lastig gedrag’. Bedrijven zorgen ervoor dat maatschappelijke organisaties hun afgeschreven meubilair kunnen gebruiken. Kantorencomplex Zuidpark biedt werk aan jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt. De Rabobank ‘support’ een basisschool en geeft de leerlingen onderwijs op het gebied van financiën, cultuur en voedsel. Ook andere gemeenten kennen zulke samenwerkingsverbanden die zich inzetten voor mensen aan de onderkant van de samenleving die de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen. *** Zo bezien zaaien de decentralisaties ondanks hun paradoxen uiteindelijk ook de kiemen voor lokale vernieuwing. Die vraagt veel van de wijze waarop de overheid functioneert, meer dan alleen wat gesleutel aan het gemeentelijk apparaat of de vernieuwing van bestaande politieke processen en routines. Natuurlijk: zulke interne aanpassingen zijn broodnodig, maar belangrijker is een actieve heroriëntatie op de lokale democratie. Steeds indringender klinkt de waarschuwing dat de gemeenteraad buitenspel is komen te staan, zowel ten opzichte van de drie grote decentralisaties (waar wethouders en ambtenaren het spel bepalen) als ten opzichte van de sociale doe-het-zelfsamenleving. De oplossing van het eerste probleem kan niet anders zijn dan het versterken van de invloed van de gekozen volksvertegenwoordiging op de decentralisaties: maximale openheid, markering van de belangrijke beslissingsmomenten. Vooral raden van kleinere gemeenten hebben hier nog een weg te gaan. Mogelijk moeten raden hier ook verplichtender gaan samenwerken in regionaal verband. Het opheffen van de andere buitenspelpositie – die ten opzichte van de sociale doe-het-zelfsamenleving – ligt voor een groot deel buiten de raadszaal: in de verbinding met de samenleving. Toch vergt ook die een vernieuwing van het politieke proces die van de gemeenteraad meer een democratische arena moet maken. Burgerbegrotingen en parlementaire instrumenten (zoals onderzoek en hoorzittingen) kunnen hier een belangrijke rol spelen. Deze versterking van de lokale democratie en het opeisen van een grotere beleidsverantwoordelijkheid door gemeenten vormen de enige ontsnappingsroute uit de decentralisatieparadox waar Wim Derksen voor waarschuwde. Gemeenten zullen die route zelf moeten plannen en daarbij het vizier op de kracht en mogelijkheden van burgers moeten afstemmen. Dat is iets compleet anders dan alle eerdere pogingen om via experimenten bestuurlijke vernieuwing de veelbesproken kloof met de burger te dichten. Een lang leven was de meeste experimenten meestal niet beschoren. Het waren pogingen om burgers te mobiliseren voor Debat in Spui25 de vraagstukken van het bestuur. Een decentrale staat – durft NederMaar het gesternte is nu anders. land dat aan? Een staat van verschilWat nu nodig is precies omgekeerd: len en lokale verzorgingssteden? Een land waar burgers de dienst uitmaken? we moeten de politiek betrekken bij Een natie waar de gemeenteraad de burgers. We moeten het besturen belangrijker is dan het Binnenhof? naar burgers Aan de vooravond van de gemeenbrengen, in teraadsverkiezingen presenteren zie groene.nl voor Nico de Boer en Jos van der Lans hun Dossier De stad van nu plaats van boek Decentraal: De stad als sociaal burgers naar laboratorium, gebaseerd op de gelijkhet bestuur. namige artikelenserie in De Groene Dat is een radicale modernisering Amsterdammer. Zij gaan onder leiding van Xandra Schutte in gesprek over van onze gemeentelijke democradecentralisaties, burgerkracht, lokale tie. Die zal voor de gemeenteraads democratie en de toekomst van de verkiezingen op 19 maart niet klaar verzorgingsstaat met: Jantine Kriens, zijn, maar is dit niet een mooi target directeur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten en voormalig wetvoor de komende vier jaar? houder in Rotterdam; Maurice Specht, filosoof, bestuurskundige en actief op het gebied van bewonersparticipatie en stedelijke ontwikkelingsvraagstukken, initiatiefnemer van de Leeszaal West in Rotterdam.
10 maart 20.00 uur, Spui25, Spui 25-27, Amsterdam. Toegang gratis, maar reserveren verplicht: spui25.nl
Nico de Boer en Jos van der Lans zijn zelfstandige onderzoekers en publicisten. Begin maart verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact Decentraal: De stad als sociaal laboratorium, gebaseerd op de artikelen in De Groene Amsterdammer 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 33
Harry Borden / Contour / Getty Images
De neergang van een atleet
Icarus zonder benen Op 3 maart begint het proces tegen Oscar Pistorius, de snelste mens op kunstbenen. Op het toppunt van zijn roem schoot hij de jonge vrouw dood die naar zijn zeggen ‘de ware’ was. Waar ging het mis? door Fred de Vries
Johannesburg – Valentijnsdag, 2013. Een drie meter hoge Oscar Pistorius hangt langs de vierbaansweg Jan Smuts Avenue in Johannesburg – ondersteboven. Oscars gezicht op de billboard is emotieloos. Zijn borstkas lijkt zich uit zijn colbertjasje te willen persen. ‘Every night is Oscar night this February’, staat er op de poster, onderdeel van een reclamecampagne van de televisiezender MNet. Zij hadden hun eigen Oscar gevonden om de Academy Awards te promoten die tien dagen later zouden worden uitgereikt. Eerder die donderdag had een nieuwslezer de natie verbijsterd met de mededeling: ‘Paralympisch atleet Oscar Pistorius heeft zijn vriendin doodgeschoten, nadat hij haar voor een inbreker had aangezien.’ Terwijl twee mannen zich voorzichtig langs de billboard bewegen om hem omlaag te halen, worden op verschillende plekken in de wereld advertentiecampagnes stopgezet. In cyberspace worden de woorden ‘I am the bullet in the chamber’ met daarnaast de Nike-slogan ‘Just do it’ haastig verwijderd van de openingspagina van Oscars website. Te midden van Valentijnswensen en met hartjes omrande e-mails zitten de Zuid-Afrikanen aan Twitter gekluisterd om niets van het zich ontvouwende nieuws te missen. Aan de hand van nieuwe brokken informatie komen ze te weten dat Oscar is gearresteerd en wordt verhoord. Hij heeft zijn vriendin, het 29-jarige model Reeva Steenkamp, met vier schoten uit zijn Taurus 9mm-pistool gedood in zijn huis in Pretoria. Zij had zich opgesloten in een toilet. Hij beweert dat hij meende dat zich daar een indringer had verscholen. De volgende dag, vrijdag 15 februari, komt het internetverkeer nagenoeg tot stilstand als Zuid-Afrika opnieuw massaal Twitter en Facebook aanklikt. Oscar huilt in de beklaagdenbank als de gevolgen van zijn daad tot hem door beginnen te dringen: moord. Met zijn gezicht achter zijn handen verborgen laat hij zich gaan. Er is geen groter contrast denkbaar met de Oscar die enkele maanden eerder triomfantelijk de vierhonderd-meter-finishlijn passeerde tijdens de Paralympische Spelen in Lon-
Oscar Pistorius. Gevallen held, sekssymbool en rolmodel
den, de armen gespreid als de vleugels van een roofvogel. De zoveelste gouden medaille voor ’s werelds snelste man zonder benen. Op maandag 3 maart begint wat Zuid-Afrika nen alvast maar ‘het proces van de eeuw’ noemen: de rechtszaak tegen Oscar Pistorius. Als unicum in de televisiegeschiedenis heeft de televisiezender MNet een speciaal kanaal vrijgemaakt om 24/7 alles rond de zaak te tonen. De basisvragen zijn simpel. Wat waren de omstandigheden vlak voor Oscar de trekker overhaalde? Was er ruzie, zoals wordt beweerd? Waarom schoot hij? De staat zal aan de hand van een karakterstudie, getuigenverklaringen, forensisch materiaal en de vier gevonden mobieltjes proberen te bewijzen dat Oscar bewust handelde. De verdediging zal betogen dat Oscar zich vanwege zijn handicap, de amputatie van beide benen, extra kwetsbaar voelde – zeker in een land met een van de hoogste moordcijfers ter wereld; dat Oscar in paniek handelde en geen tijd had om zijn kunstbenen aan te trekken. Zij hopen op vrijspraak. De hoorzittingen gaan minimaal drie weken in beslag nemen, waarna rechter Thokozile Masipa uitspraak zal doen. Oscar Carl Lennard Pistorius werd op 22 november 1986 geboren in de Sandton Clinic,
Olympische Spelen mocht meten met ‘normale’ atleten. Hij bereikte in Londen 2012 de halve finale van de 400 meter. De wereld lag aan zijn voeten. Pistorius had lucratieve contracten met onder meer Nike, Oakley, British Telecommunications (BT) en Thierry Mugler. Nieuwe contracten lagen na zijn victorie in Londen te wachten. Hij was nog jong genoeg voor deelname aan de volgende Spelen in Rio de Janeiro. Het idee was dat hij zijn carrière zou afsluiten tijdens de wereldkampioenschappen atletiek in Londen in 2017, in het Olympisch Stadion waar hij op 4 september 2012 zijn legendarische 400 meter liep. En toen schoot hij op 14 februari 2013 die perfecte cirkel aan flarden. Verbluffend? Niet echt, zegt psycholoog professor Garth Stevens van de Universiteit van Witwatersrand, die de carrière van Pistorius met grote professionele belangstelling heeft gevolgd: ‘Oscar had een geschiedenis van trauma en een wankel zelfbewustzijn. Combineer dat met een hypermasculiene omgeving en enorme persoonlijke successen – als die mix in de stratosfeer van post-94-Zuid-Afrika komt, dan veroorzaakt dat een kosmische explosie. Zijn geval toont de onderbuik van Zuid-Afrika in al zijn complexiteit. In weerwil van de successen zie je de problemen van de Zuid-Afrikaanse maatschappij op de
Een groep jonge vrouwen haalt op Twitter uit naar een ieder die het waagt de onschuld van hun Oscar in twijfel te trekken ten noorden van Johannesburg. Voor zijn zestiende zou de jongen met zijn cherubijnse gezicht en donkergroene ogen drie ernstige trauma’s te verwerken krijgen: een dubbele amputatie, de scheiding van zijn ouders en de dood van zijn moeder Sheila. Maar Oscar verbaasde vriend en vijand. Kort na het overlijden van Sheila – zij was 43, hij vijftien – begon hij pas echt met hardlopen. Al snel werd hij een fenomeen. In 2004 nam hij deel aan de Paralympische Spelen in Athene en won hij zijn eerste gouden medaille. Vier jaar later in Beijing veroverde hij drie keer goud. En na een jarenlange strijd werd hij de eerste beenloze atleet die zich tijdens de
loer liggen, wachtend op het juiste moment om toe te slaan. De perfecte storm…’ Statistisch gezien is de moord op Reeva Steenkamp niet opzienbarend. Zuid-Afrika kent een hoog moordcijfer (16.259 moorden tussen 31 maart 2012 en 1 april 2013). De meeste daarvan worden gepleegd door mannen in de leeftijdscategorie tussen achttien en 35. Meestal wordt daarbij een vuurwapen gebruikt. Vaak gaat het om intieme relaties, waarbij een man een vrouw doodt. Doorgaans gebeurt dat in huis. Ieder vakje kun je bij Oscar afvinken. Wat zijn daad zo bijzonder maakt, is dat hij een wereldberoemde gehandicapte sporter is, held, 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 35
Om alles wat beter te begrijpen, moeten we terug in de tijd, naar een rugbywedstrijd op een kille zaterdagmiddag in juni 2003. Oscar speelde toen met zijn team tegen een andere school. Hij snelde naar de try-line, in afwachting van de bal. Zodra die zijn handen raakte, werd hij van rechts getackeld. Keihard, meedogenloos. Enkele seconden later beukte een tegenstander vanaf links op hem in. Kunstbenen of niet, hij moest tegen de vlakte. Hij voelde een vreselijke pijn in zijn linkerknie, die, toen hij opkeek, een vreemde hoek bleek te maken. Kermend lag hij op het gras. Vanaf de zijlijn klonken kreten: ‘Opstaan man. Waarom lig je daar als een mietje.’ Moeizaam krabbelde hij overeind. Hij was tenslotte Oscar Pistorius, de jongen die zichzelf had ingeprent om nooit aan pijn of zelfmedelijden toe te geven. Hij slaagde erin om de wedstrijd af te maken en om de zes kilometer naar huis te fietsen. De volgende dag werd hij wakker met een abnormaal formaat knie. Hij had zijn spierbanden gescheurd, en om alles weer enigszins goed te krijgen was een lange herstelperiode vereist. Na vier maanden rust klopte hij aan bij het Medisch Sport Centrum van de Universiteit van Pretoria. Daar ontmoette hij de atletiekcoach Ampie Louw, een vijftiger die al tien jaar met gehandicapte sporters werkte, het type streng maar rechtvaardig. ‘Old school’, noemt Louw het zelf. Oscars voornemen was: een paar maanden revalidatie en dan weer op het rugbyveld. Maar 36 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Louw zag al snel dat die jongen met zijn beugel over buitengewone talenten beschikte en haalde hem over om zijn geliefde rugby te verruilen voor atletiek. Dat was niet eenvoudig. ‘Oscar zegt dat ik hem erin heb geluisd’, grinnikt Louw. Hij paaide Oscar met de belofte dat hij zou kunnen deelnemen aan de Paralympische Spelen van 2004 in Athene, en overtuigde hem ervan dat hij bij de beste 400 meter-lopers ter wereld kon behoren. Na drie weken intensieve training nam Oscar deel aan een schoolatletiektoernooi in Bloemfontein. Familie en vrienden keken verbluft toe hoe hij de wedstrijd moeiteloos won en een tijd van 11,72 seconden neerzette. Diezelfde avond surfte zijn vader op internet. Ongelooflijk: Oscar had bijna een halve seconde onder het Paralympische wereldrecord gelopen. In zijn autobiografie Blade Runner schrijft Oscar:
kleinste van de twee botten onder de knie. Na talloze consultaties kwamen Henke en Sheila terecht bij de gerenommeerde Zuid-Afrikaanse chirurg Gerry Versfeld, die hen ervan overtuigde dat onmiddellijke amputatie van beide benen net boven de voet het best was. Oscar was elf maanden toen Versfeld de drie uur durende operatie verrichtte. Dat er trauma zou zijn, stond buiten kijf. Onderzoek heeft uitgewezen dat een baby die een ingrijpende operatie ondergaat die sensaties codeert en opslaat in zijn geheugen. Een dubbele amputatie is een grote schok voor het lichaam en laat niet alleen fysieke maar ook mentale littekens achter. Over de intensiteit daarvan kun je alleen weinig zeggen. ‘Een kind van die leeftijd… Natuurlijk is er wat, maar hoe kwantificeer je dat?’ zegt Versfeld. Na de operatie is het van groot belang dat het
‘Als gehandicapte verkeerde Oscar constant in een verhoogde staat van waakzaamheid. Hij kon heel snel bang worden’ ‘Vanaf dat moment gebeurde alles heel snel. Was dit het noodlot?’ Dat noodlot had al eerder toegeslagen. Oscar was het tweede kind van Sheila Bekker en Henke Pistorius. Zijn achttien maanden oudere broer Carl was een gezond kindje. Maar Henke ontdekte vrij snel dat er iets mis was met Oscar: hij had maar twee tenen aan iedere voet. Het bleek dat het jochie geboren was zonder het
kind meteen wordt gerustgesteld. Onbewust associeert het de pijn met de mensen rond zijn bed. Psychologen waarschuwen dat als die onmiddellijke aandacht en liefde ontbreken dit later kan leiden tot onrust, onzekerheid en verwarring in intieme relaties. Met dat in het achterhoofd zou je denken dat beide ouders aanwezig waren. Maar Oscars vader was er niet. Die was op zakenreis en vloog op de dag van de operatie terug naar Johannesburg. Toen hij ’s avonds bij de Morningside Clinic aankwam, hoorde hij een kind dat harder huilde dan alle andere. Dat was zijn Oscar, die niet genoeg pijnstillers had gekregen. Zes maanden later kreeg Oscar zijn eerste paar kunstbenen. ‘Vanaf dat moment voelde ik me onoverwinnelijk en kwamen mijn wilde kanten naar boven (...) Ik denk dat mijn persoonlijkheid rond die tijd gevormd is’, schrijft hij. Thuis werd gedaan alsof de handicap niet bestond. ‘Normaal’ is het woord dat keer op keer klinkt. Oscar was niet anders, Oscar was niet geremd, Oscar was normaal. Een van zijn belangrijkste en meest geciteerde jeugdherinneringen is die aan zijn moeder die haar twee kinderen toeroept dat ze zich gereed moeten maken: ‘Carl doe je schoenen aan, en Oscar trek je kunstbenen aan.’ Op Facebook schreef Oscar: ‘Dus ik groeide op zonder te denken dat ik een handicap had. Ik dacht gewoon dat ik een ander soort schoenen had.’ Ma leerde hem dat hij met eerlijkheid en humor moest reageren op onvermijdelijke spotternij en nieuwsgierige vragen. Want ook al Waldo Swiegers / Getty Images
sekssymbool en rolmodel. Maar ook daar past hij weer binnen een rijtje, dat van in ongenade geraakte celebrities: Mike Tyson, O.J. Simpson, Lance Armstrong, Justin Bieber, Bertrand Cantat, de Franse rockster die zijn vriendin doodsloeg, Phil Spector, noem maar op. Pistorius verdeelt de wereld. Er zijn mensen die onvoorwaardelijk in zijn onschuld geloven. Zij wijzen net als Oscars verdediging op de Zuid-Afrikaanse misdaadstatistieken in combinatie met de machteloosheid van een beenloze Oscar. ‘Hij is enorm kwetsbaar. Zonder zijn kunstbenen kan hij lopen, maar dat is het. Hij balanceert op “mini-stelten” met een doorsnede van een paar centimeter. Als er iets gebeurt, heb je geen enkele kans. Je kunt niet wegrennen, je kunt niet terugvechten’, zegt Gerry Versfeld, de chirurg die Oscars benen amputeerde. Het meest extreem is een groep jonge vrouwen die zich de ‘Pistorians’ noemen. Ze verzamelen shirtloze foto’s van hun idool (#OscarPorn noemen ze het) en halen op Twitter uit naar een ieder die het waagt de onschuld van hun Oscar in twijfel te trekken. Zij zien Reeva als de bron van alle ellende. Voor anderen staat bij voorbaat vast dat Oscar Reeva bewust heeft vermoord. Handenwrijvend verlustigen ze zich aan het spektakel dat zich zal ontspinnen. ‘Ja, de samenleving ziet graag hoe de elite van zijn voetstuk valt’, zegt Stevens, erop wijzend dat veel Zuid-Afrikanen zich aanvankelijk met Oscar identificeerden en zich door de moord ‘verraden’ voelen.
Pistorius met Reeva Steenkamp op 26 januari 2013 in Johannesburg
probeer je nog zo normaal te zijn, het is natuurlijk onmogelijk om je handicap voor de buitenwereld verborgen te houden. Mensen kijken. Of ze proberen heel erg om niet te kijken. Ze hebben medelijden. Ze schieten je te hulp. En onvermijdelijk denken ze: hoe zou dat nou zijn, zonder benen? De aan de Universiteit van Stellenbosch verbonden Brian Watermeyer is gespecialiseerd in de psychologie van de handicap. Hij wijst erop dat de media een gehandicapte doorgaans portretteren als griezel of held. Het is óf een freakshow, óf het gaat om verlossing. We huiveren bij het aanzicht van de Elephant Man, en we krijgen een brok in de keel tijdens de scène van de dansende blinde Al Pacino in de film Scent of a Woman. Het ligt in de menselijke aard om te hopen dat gehandicapten hun gebrek overwinnen. ‘We schrijven ze graag allerlei eigenschappen toe die ze heilig en onvervaard maken’, zegt Watermeyer. ‘In Oscars geval is de vraag in hoeverre dit “zo normaal mogelijk behandelen” op natuurlijke wijze ging en in hoeverre het iets geforceerds had.’ Pa Henke’s strategie was in elk geval om keihard te zijn. Als Oscar viel, dan kwam zijn moeder aangesneld om haar kind overeind te helpen. Pa bleef op afstand. ‘Van je moeder ontving je liefde en warmte, maar ik was degeen die je discipline bij moest brengen. Ik was strenger voor jou dan voor Carl, gewoonweg omdat jij in je leven meer problemen zou tegenkomen. Jij zou met wrede mensen en kinderen te maken krijgen. En ik zou er niet altijd zijn om je te helpen, je moest jezelf leren bedruipen’, schrijft hij in een brief die is bijgevoegd aan Oscars autobiografie. Hij probeerde het, maar Henke was niet voor een dergelijk leven gemaakt. Al snel werd hij de afwezige vader. En als hij thuis was, hadden hij en Sheila vaak ruzie. In 1993 besloten ze uit elkaar te gaan. In zijn boek is Oscar er heel kort over: ‘Mijn ouders scheidden toen ik zeven was.’ Oscar, Carl en hun jongere zusje Aimée bleven bij Sheila, die Oscar voorbereidde op school en hem inprentte dat hij in zichzelf moest geloven en nooit aan zijn talenten moest twijfelen. Oscar koos voor Pretoria Boys High School, een Engelstalige jongensschool met ruim vijftienhonderd leerlingen. De rode bakstenen gebouwen van Boys High, met hun dakversieringen en trappen die naar zware houten deuren leiden, stammen uit 1909. Ze ademen een statigheid die doet denken aan het Britse televisiedrama Downton Abbey. De grasperken van het 34 hectare tellende complex liggen er prachtig onderhouden bij. Leerlingen in uniform groeten de bezoeker met een beleefd maar zelfbewust ‘afternoon, sir’. Het onderwijsniveau is door de jaren heen onveranderd hoog gebleven. De school heeft Nobelprijswinnaars, rechters, een Britse minister, schrijvers, bankiers en top sporters voortgebracht. Hoewel Boys High zich erop laat voorstaan dat ze ‘holistisch’ onderwijs aanbiedt, staat de school vooral bekend om haar sportprestaties.
De faciliteiten zijn uitzonderlijk. De jongens kunnen gebruikmaken van zes rugbyvelden, een enorm cricketveld met twee extra terreinen, een atletiekbaan, een hockeyveld, twee zwembaden, tien tennis- en twee badmintonbanen en een schietbaan. Oscar, die op de lagere school nooit rugby had gespeeld, beoefende aanvankelijk maar liefst vijf sporten, waaronder rugby, cricket en waterpolo. Hij nam de raad van zijn moeder ter harte en speelde open kaart. Meteen riep hij de 25 andere jongens van zijn ‘huis’ bijeen en vertelde hun over zijn handicap die geen handicap was. Ze luisterden, en zoals dat gaat bij dertienjarigen bekokstoofden ze een ‘grap’ om te zien hoe weerbaar die ‘kreupele’ was. Dus op een nacht sprenkelden ze aanstekerbenzine over Oscars nachtkastje en staken het aan. Ze maakten hem wakker. ‘Het gebouw staat in brand!’ riepen ze terwijl ze zich uit de voeten maakten. In paniek tastte Oscar naar zijn kunstbenen. Weg. ‘Ik dacht dat ik dood zou gaan’, vertelde hij journalisten jaren later. Toen de jongens de kamer daarna luid lachend weer binnenkwamen, realiseerde hij zich dat het een grap was. Jongensachtige baldadigheid, noemde hij het vergoelijkend. Oscars manager, Peet van Zyl, weet zeker dat dergelijke grappen littekens hebben nagelaten. ‘Als gehandicapte verkeerde hij constant in een verhoogde staat van waakzaamheid. Hij kon heel snel bang worden. Dat begrijpen veel mensen niet. Als hij zijn benen afdoet, komt hij tot hier’, zegt hij en houdt zijn gestrekte hand halverwege zijn borst (zonder zijn kunstbenen is Oscar 1 meter 57, met 1,84). ‘Ik denk dat veel daarvan een rol heeft gespeeld bij de manier waarop hij zich gedroeg en op dingen reageerde.’ Oscar sloeg zich manmoedig door de ontgroeningsrituelen heen, ook al was hij soms doodsbang en moest hij vaak huilen. Maar toen die ‘zwarte tijd’ eenmaal achter de rug was, werd hij de lieveling van de school, een soort mascotte. ‘Hij was altijd heel vriendelijk en aardig, cool als een komkommer. Iedereen kende hem en was dol op hem’, vertelt Brent Dagwood*, die in Oscars jaar zat en hem voor het eerst opmerkte
was typisch Boys High’, zegt Illsley. ‘We leggen er erg de nadruk op dat de jongens opgroeien als heren, ook al klinkt dat heel ouderwets.’ Maar Boys High is bovenal een machoschool, waar de hyper-masculiene kostgangers (in Oscars tijd ongeveer een kwart van alle leerlingen) de dienst uitmaken. ‘Toegeven dat je homo bent, is absoluut onacceptabel’, zegt Dagwood. Maar, voegt hij toe, tegelijkertijd is er een haast obsessieve adoratie voor het mannelijke lichaam, strak en gespierd. ‘Het vreemde is dat de kostgangers die het ergst waren in hun homohaat zelf halfnaakt in boxershorts rondliepen en elkaars rug insmeerden met olie.’ Contacten met meisjes waren beperkt, vooral voor de kostgangers. De officiële ontmoetingen vonden plaats tijdens school dances, waarvoor dan meisjes van de zusterschool Pretoria High School for Girls werden uitgenodigd. ‘Er was zeker sprake van een otherness waar het meisjes betrof ’, zegt Mike Brasler, die elf jaar lang Engels doceerde aan Boys High. ‘De jongens krijgen niet echt de gelegenheid om vriendschappen met meisjes te ontwikkelen. Er is echt een scheiding, en vrouwen worden op een voetstuk geplaatst.’ In oktober werd Oscar kostganger en kreeg hij een kamer in Rissik House, vlak naast het hoofdgebouw. Nu behoorde ook hij tot de harde kern van Boys High, de jocks, de sportievelingen, de spierbundels, de narcisten, de macho’s. Vijf maanden later, op 6 maart 2002, overleed zijn moeder. Ze was plotseling ziek geworden. De artsen behandelden haar voor hepatitis. Later bleek dat ze allergisch was voor de medicijnen die ze had gekregen na een hysterectomie. Oscar werd die dag door zijn vader van school gehaald. Ze scheurden in zijn rode Mercedes naar Johannesburg, waar Oscar in het ziekenhuis een onherkenbare, comateuze Sheila aantrof die niet op zijn komst reageerde. Tien minuten later was ze dood. Zijn broer en zus stonden ontroostbaar te snikken, maar Oscar toonde geen emotie. Lichaam en geest waren compleet verlamd, niet in staat om de schok te verwerken. Pas de volgende dag stortte hij in. ‘Ik werd
Oscar wilde meer. Die Paralympische Spelen waren toch een beetje voor de zieligen, de mismaakten tijdens een zwemevenement. ‘De hele school zag hoe die jongen zijn kunstbenen afdeed en daar op zijn stompen op zo’n startblok stond. Ik was diep onder de indruk, want daar heb je lef voor nodig.’ In de woorden van zijn leraren was Oscar een positieve, initiatiefrijke, extraverte, charmante jongen. Bovendien was hij lid van de Students Christian Association. Adjunct-rector John Illsley herinnert zich nog goed dat zijn invalide vrouw op een dag de school bezocht en niet zelfstandig de trappen op kon. Geen probleem, riep Oscar en haalde er een paar vrienden bij en gezamenlijk droegen ze Mrs. Illsley naar boven. ‘Dat
in tranen wakker, ik was hysterisch’, schrijft hij. Net zo opmerkelijk is dat hij na de begrafenis snel terug ging naar school. Hij voelde zich beter op zijn gemak bij zijn maten van Rissik House dan tussen zijn rouwende familieleden. Maar de klap moet ongelooflijk zijn geweest, zeker toen ook nog eens bleek dat het om een foute diagnose ging. Sheila en Oscar hadden een innige band. Oscar omschreef haar als ‘het centrum van mijn wereld’ en als ‘de steunpilaar van het gezin’. Het was immers Sheila die de beenloze jongen kracht, moed en zelfvertrouwen had gegeven en die hem had ingeprent dat ‘ik kan dit niet’ niet bestond. Waar Oscar de passie 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 37
voor blondines, wapens en snelle auto’s van zijn vader erfde, kreeg hij van zijn moeder een gevoel voor spiritualiteit mee. Zijn autobiografie staat vol verwijzingen naar God, en in een interview met The Independent zei hij dat hij het idee van een hogere macht erg belangrijk vond: ‘Ik hou erg van de basisprincipes van religie, het idee dat onze acties moeten dienen tot een verbetering van het lot van de mensheid.’ Als eerbetoon aan de vijftien jaar onvoorwaardelijke liefde liet hij een tatoeage op zijn rechterarm zetten: ‘LVIII V VIII – II III VI’ de geboorte- en sterfdag van zijn moeder. Na haar dood vond Oscar een uitlaatklep in de sprint, 100, 200 en 400 meter. Korte anaerobe explosies, waarvoor je een sterk en gespierd lichaam moet hebben. Onder begeleiding van zijn coach Ampie Louw en manager Peet van Zyl begon zijn ster te rijzen. Die medailles in Athene in 2004 en in Beijing in 2008 waren leuk, maar hij wilde meer. Die Paralympische Spelen waren toch een beetje voor de zieligen, de mismaakten. In Athene zat er bijna geen hond op de tribune. Oscar wilde bewijzen dat hij als dubbel geamputeerde niks onderdeed voor atleten met een ongehavend lichaam. Hij ging zich meten met ‘normale’ atleten en liep met succes mee in internationale races. Er volgde een tumultueuze periode, waarin de Internationale Atletiek federatie iaaf hem uitsloot van deelname aan wedstrijden voor niet-gehandicapten. Oscar ging in beroep. De faxmachine in het kantoor van zijn advocaten in Milaan begon op 16 mei 2008 om 12.05 uur te brommen en spuugde uiteindelijk negentien pagina’s uit. De aanwezigen – Oscar, zijn manager en twee advocaten – vielen elkaar in de armen. De iaaf had hen in het gelijk gesteld. Oscar haalde alle internationale media en kwam in de Time Magazine Top 100 van meest invloedrijke mensen (in 2012 haalde hij die lijst nog een keer). Het merk ‘Oscar’ ontwikkelde zich tot een miljoenenbusiness. Oscar werd een 21steeeuwse held, net als Lady Gaga een rolmodel voor minderheden en buitenstaanders. ‘Iedereen wilde hem als woordvoerder en ambassadeur, niet alleen gehandicapten, maar ook homo’s en raciale minderheden’, zegt Van Zyl. In plaats van disabled loser was hij super-crip. De Franse modeontwerper en parfummaker Thierry Mugler zag de mogelijkheden en lanceerde in 2011 de reclamecampagne voor de mannengeur A*Men, waarin we Oscar als een glimmende halfgod op een zilveren troon zien zitten en schijnbaar gewichtloos over het scherm zien glijden. Zijn passen zijn hoekig, kartelig, robotachtig: cyborg, half mens, half machine. Mugler had een diep menselijk verlangen vormgegeven: de homo sapiens die op schitterende wijze uitstijgt boven zijn beperkingen. Die speciale status kwam met privileges die het ego voedden en vergiftigden. Oscar, die overal zijn zin kreeg en als buitengewoon werd beschouwd, begon zich onaantastbaar te voelen. Hij raakte betrokken bij een reeks incidenten die zonder uitzondering te maken hadden met 38 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
snelheid, wapens en vrouwen. Hij reed zijn zwarte Smart cabriolet in de prak, kreeg een ernstig ongeluk met een speedboat, schoot met zijn 9mm halfautomatische pistool rijdend door het open dakraam van zijn auto, liet per ongeluk het pistool van een vriend afgaan in een vol restaurant, dreigde iemands benen te breken en werd aangeklaagd wegens mishandeling. Steeds kwam hij met de schrik vrij. Oscar was Oscar. De politie liet zich graag fotograferen met de ster. Zelfs zijn ultieme moment van glorie, de deelname aan de Olympische Spelen van 2012, was niet zonder controverse. Oscar kreeg voorrang boven Zuid-Afrika’s snelste sprinter Simon Magakwe, ook al had die dat seizoen zes keer de kwalificatietijd gelopen en Oscar maar één keer, nota bene het jaar ervoor. Gevraagd naar de procedures zei de Zuid-Afrikaanse sportminister
De reis naar de top vond plaats in schijnbaar volmaakte historische en culturele omstandigheden, de perfecte storm. Pistorius was een product van die storm en werd er als een moderne Icarus uiteindelijk ook het slachtoffer van. Oscar Pistorius behoort tot een generatie die aan het eind van apartheid werd geboren, te jong om de verschrikkingen bewust te hebben meegemaakt en gespeend van de drang om eens lekker in het verleden te gaan spitten, de moedwillig onwetende generatie. ‘Ze groeiden op in een maatschappij die vond dat er nu wel met dat verleden was afgerekend, dat het tijd was om verder te gaan. Een beetje als Duitsland na de Tweede Wereldoorlog’, zegt psycholoog Garth Stevens. De onwetende generatie groeide op in een tijdperk waarin schaamteloos materialisme
‘Iedereen wilde Oscar als woordvoerder en ambassadeur, niet alleen gehandicapten, maar ook homo’s en raciale minderheden’ Fikile Mbalula: ‘Oscar is een moedige man. Het is een gevoelig onderwerp. Het gaat niet echt om de atleet, het is een politiek besluit.’ Zo was het maar net. Voor Londen 2012 was icoon Oscar een stuk interessanter dan de onbekende Magakwe. En ook Zuid-Afrika meende garen te spinnen bij Oscars deelname. Het getraumatiseerde land ziet zichzelf graag als een mythische natie die op heldhaftige wijze een vreselijk verleden van kolonialisme en apartheid heeft overwonnen. Het zoekt ondertussen wanhopig naar helden om die mythe te bevestigen. Nelson Mandela was op sterven na dood. Dus de jonge Oscar Pistorius kwam als gelegen. Als kreupele die held werd, verbeeldde hij de wederopstanding van Zuid-Afrika na de apartheid. Iedere Zuid-Afrikaan, zwart en wit, man en vrouw, identificeerde zich graag met hem. Oscar leek een perfect rolmodel. Hij behoorde tot een minderheid en was geen politicus maar een sportman. Dat was van doorslaggevend belang voor een sportfanaat land dat zich in toenemende mate belazerd voelde door de corrupte politici. Mandela was de eerste die begreep hoe belangrijk sport kon zijn voor rassenverbroedering en nation building. In 1995, een jaar na zijn inhuldiging als eerste zwarte president, zette hij de toon door voor de finale van de wereldcup rugby in het shirtje van de blanke, Afrikaner aanvoerder Francois Pienaar te verschijnen. Dat was het ultieme verzoeningsgebaar. Het werkte. Ruim 65.000 voornamelijk blanke rugbyfans scandeerden zijn naam en Zuid-Afrika versloeg Nieuw-Zeeland in de verlenging. Oscar deed net zoiets. Hij werd ‘the soul of London 2012’ genoemd. Toen hij op 4 september op de atletiekbaan verscheen voor zijn eerste Olympische 400 meter ontplofte het tot de nok toe gevulde stadion bijna. ‘Iedereen werd gek’, herinnert manager Van Zyl zich, die op de vijfde rij zat. ‘Ik riep hem: Ozzie! Ik stak mijn duim op. Hij keek ons met een brede grijns aan. We did it!’
in Zuid-Afrika werd bejubeld. De grenzen waren na 1994 opengegaan en de boycots waren opgeheven. The sky was the limit. Ineens waren er winkels met Nike- en Diesel-kleding en clubs met Europese techno-discjockeys. De economie groeide lekker. Het nieuwe land had behoefte aan nieuwe celebrities. De activisten, dichters en schrijvers maakten plaats voor sportsterren, soapsterren, ex-criminelen, modellen en realitytv-persoonlijkheden. Het kwam Oscar mooi uit. Hij kon ongegeneerd pronken met zijn supersnelle auto’s, zijn designerkleren en zijn meisjes. Er hing een geur van nepborsten en steroïden om die nieuwe celebrity scene: babes en hunks, hypermasculiniteit. Ook daar paste Oscar perfect in. De Zuid-Afrikaanse fotograaf Pieter Hugo schoot een reportage van een trainende Oscar voor The New York Times Magazine. Een aantal outtakes tonen de atleet, glimmend en onthaard, als een kruising tussen gay pin-up en Übermensch. De plaatjes lagen in het verlengde van de foto’s die nazi-propagandist Leni Riefenstahl in de jaren zeventig onder de Nuba in Soedan had gemaakt: een verheerlijking van het pure, naakte mannenlichaam. Na de dood van Reeva gebruikte Time de meest grimmige outtake (Oscar als stoïcijnse spiermassa, met een schaduw over zijn gezicht) voor het omslag, met de tekst ‘Man, Superman, Gunman’. ‘Riefenstahl? Niet bewust’, zegt Hugo. ‘Die taal van de mannenfiguur is sinds haar reportages zo vaak gebruikt. Maar Oscar vond het heerlijk om met zijn schoonheid te koketteren. Het gaf hem zelfbevestiging.’ De rol van nieuwe celebrity speelde hij met vergelijkbare verve. Hij liet zich fotograferen in de trendy restaurants en clubs van Johannesburg, reed soms 250 kilometer per uur in een Nissan GT-R sportwagen en stond op het punt om zichzelf een McLaren 12C cadeau te geven. Hij had een luxe bungalow van twee verdiepingen voor zichzelf laten ontwerpen in Silver Woods Country
22 februari 2013, Pretoria, de vierde dag van de borgtochthoorzitting
Liza van Deventer/ Foto24 / Gallo Images / Getty Images
Estate, een gated community in Pretoria, die vooral in zwang is bij de parvenu’s. ’s Zomers bracht hij steevast vier maanden door in het Italiaanse Gemona, dat hem sponsorde en tot sportambassadeur van het stadje had uitgeroepen. Met zijn manager maakte hij dan uitstapjes naar de chique Via Montenapoleone in Milaan, waar hij een voorkeur voor Armani, Dolce & Gabbana en Prada ontwikkelde. GQ South Africa riep hem in 2011 uit tot best geklede man. En dan was er die andere aardige bijkomstigheid van alle roem: de meisjes. Ze hadden namen als Vicky, Samantha, Melissa en Jenna, en waren zonder uitzondering blond en langbenig. En toen vond hij Reeva, de mooiste, slimste en meest succesvolle van allemaal. Reeva Steenkamp was in Kaapstad geboren en groeide op in de oostelijke havenstad Port Elizabeth. Ze was drie jaar ouder dan Oscar, had rechten gestudeerd, maar koos in 2006 voor een carrière als model in Johannesburg. Aanvankelijk viel het haar zwaar. Ze was iets te klein, zag er niet strak genoeg uit en miste de Johannesburgse grote bek. Maar Reeva liet zich door niets uit het veld slaan en vormde zichzelf om van mollige, bleke brunette tot slanke, rondborstige blonde vamp. Van advertenties voor kfc klom ze, na twee mislukte pogingen, op tot covergirl van het mannenblad FHM. In november 2012 kwam ze Oscar tegen op de racebaan van Kyalami, iets buiten Johannesburg, waar ze aan elkaar werden voorgesteld door een wederzijdse vriend. Allebei bleken ze dol op snelle auto’s. En net als Oscar vond Reeva het – getuige een sexy foto die ze op Instagram zette – lekker om zich af te reageren op de schietbaan. De avond na hun eerste ontmoeting verscheen het paar arm in arm bij de South African Sports Awards. Stralend glimlachend waren ze op weg om de nieuwe Posh en Becks te worden. Maar Oscar had een donkere kant, waar hij zelf sporadisch aan refereerde in tweets en interviews. Het leven van een topsport-ster is eenzaam. Als al je vrienden feesten moet jij op je dieet letten en zorgen dat je aan je twaalf uur slaap komt. Als sprinter moet je bovendien een enorme dosis agressie opbouwen, elke keer weer opnieuw die ontlading, 11 seconden, 22 seconden, 46 seconden. Keer op keer die explosie. En daarna weer opladen. Hij staat bekend om zijn lichtgeraaktheid. Die keer dat hij een jongen verrot schold die pratend in zijn mobieltje de Pretoria-atletiekbaan overstak terwijl Oscar daar aan het trainen was. Of die keer dat hij de getatoeëerde spierbundel, ex-voetballer Marc Batchelor liet weten: ‘I’ll
fuck you up. I’ll break your legs.’ En die keer dat hij woedend de deur van zijn huis zo hard dicht smeet dat een van de panelen eruit viel en op de voet van een meisje terechtkwam. Met zijn vader is hij definitief gebrouilleerd. Zijn vrienden noemen hem ‘ongeduldig’ of ‘overgemotiveerd’. Die snelle auto’s en dat gedoe met pistolen… Ach, boys will be boys. En dit is nu eenmaal Zuid-Afrika, waar iedereen de wet aan zijn laars lapt, en waar een echte man een pistool heeft om huis en haard te beschermen. Zweminstructeur Cormac Slattery kwam Oscar tegen tijdens de Paralympische Spelen in Beijing en Londen: ‘Hij had iets heel kinderlijks. Hij was dolblij om andere Zuid-Afrikanen te
dat de prijs van de roem, dat bepaalde mensen je vriend willen worden’, zegt manager Van Zyl, die betoogt dat het onmogelijk was om zijn protégé constant in de gaten te houden. Hij, coach Louw en oom Arnold hadden zo vaak op hem ingepraat. ‘Maar je kunt alleen maar een beetje proberen te sturen. Je kunt hem niet vertellen naar welke feestjes en diners hij wel en niet kan, dat zijn privé-aangelegenheden’, zegt Van Zyl. Gevraagd of die voorkeur voor gevaarlijk gezelschap te maken had met Oscars zucht naar extremen, met een hang naar gevaar, zegt hij: ‘Hij hield van snelle auto’s, de adrenalinekick, snelheid, dus in die context…’ Oscar had immers drie trauma’s en talloze ongelukken overleefd. In
Die snelle auto’s en dat gedoe met pistolen… Ach, boys will be boys. En dit is nu eenmaal Zuid-Afrika zien. Hij praatte over van alles en nog wat, ook over zijn benen en handicap. Zijn enthousiasme leek oprecht. Maar er is een donkere kant. Er gaat een knopje om als hij zijn zin niet krijgt. Dan vliegen de speeltjes uit de kinderwagen. Dan lijkt hij gevangen in die zevenjarige versie van zichzelf, toen zijn vader hem verliet, of in die versie van hemzelf toen zijn moeder stierf.’ Zijn vriendenclub werd steeds meer een samengeraapt zooitje, een mix van oude en nieuwe kennissen, onder wie een kickbokser, een bodyguard, een handelaar in luxe auto’s, een bokser en de eigenaar van een takelwagenbedrijf die een uitsmijter had neergestoken. ‘Helaas is
de vroege ochtend van 14 februari 2013 voegde hij een vierde trauma toe aan die lijst. De super atleet die ooit had gezegd dat hij verlangde naar een leven ‘waarin ik mijn door God gegeven talenten zo volledig mogelijk aanwend en zonder wroeging sterf ’ schoot de jonge vrouw dood die hij drie maanden eerder had leren kennen en die volgens eigen zeggen ‘de ware’ was. Honderden televisiecamera’s staan gereed om het spektakel vast te leggen, in de hoop de wereld te kunnen vertellen wat er die nacht precies is gebeurd. *niet zijn echte naam 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 39
Over ongelijkheid en cultuurverschillen
Omgekeerd racisme Met alweer een controversieel boek heeft ‘tijgermoeder’ Amy Chua een oud debat nieuw leven ingeblazen: waarom doet de ene groep migranten het maatschappelijk beter dan de andere? Het antwoord komt in drieën.
Wat hebben de auteur van de populaire jeugdboekenreeks de Twilight Saga, de ceo van Pepsi-Cola en George Soros met elkaar gemeen, behalve een banksaldo om jaloers op te zijn? Ogenschijnlijk weinig. De eerste, Stepha nie Meyer, is een streng gelovige mormoon uit Connecticut. De tweede, Indra Nooyi, is een wiskundige afkomstig uit Madras en de joodse Soros werd geboren in Hongarije, overleefde de Tweede Wereldoorlog en werd ’s werelds meest bekende filantroop. Het antwoord is dat ze alle drie worden gebruikt als voorbeeld door Amy Chua en haar man in hun nieuwe boek The Triple Package, dat belooft ‘al onze ideeën over succes en prestatie overhoop te gooien’. Meyer, Nooyi en Soros behoren volgens Chua alle drie tot een culturele minderheid die boven gemiddeld succesvol is. Het gebrul van de tijgermoeder klinkt kortom weer. En deze keer krijgt niet haar kroost, maar de hele Amerikaanse samenleving een lesje over de weg naar succes. De Chinees-Amerikaanse hoogleraar rechtswetenschap maakte twee jaar geleden furore met haar boek Strijdlied van de tijgermoeder, waarin ze een opvoedmethode propageert die een jeugd in een Victoriaans weeshuis gezellig doet lijken. Het boek is een verslag van de ‘Chinese opvoeding’ die haar dochters kregen: een verbod op feestjes bij vriendinnen, nooit televisie maar altijd studeren en verplicht urenlang oefenen op viool en piano. Strijdlied toonde hoe genadeloos tijger moeder Chua is. Ze werd boos als een van haar kinderen thuiskwam met minder dan een tien op het rapport, dreigde knuffels te verbranden in reactie op ongehoorzaamheid en maakte haar dochters uit voor ‘vuilnis’. Al deze tucht was natuurlijk liefdevol bedoeld. Alleen zo konden Lulu en Soso de discipline aanleren die nodig is om te excelleren. ‘Ik wurg ze voor negen-tiende, maar die ene tiende ruimte om te ademen zal ze groot maken’, is het motto dat bij een opvoeding in Chua-stijl hoort. In een tijdperk waarin veel westerse ouders toch vooral vriendjes met hun kinderen willen zijn, blies Strijdlied van de tijgermoeder recht tegen de wind in. Ook in Nederland gruwden ouders van de ruwe disciplinering in het huishouden van Amy Chua. Is geluk niet veel belangrijker dan succes? was de vraag die Chua 40 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
meestal woedend voor de voeten werd geworpen. Nu hoef je geen Freud te heten om te snappen dat woede een uiting is van dieper liggende angsten. In de ophef over het boek school de angst voor China als opkomende wereldmacht en een Westen dat langzaam wegzakt. Chua gooide het erop dat ze verkeerd werd begrepen. Het boek was een parodie op zichzelf, zo vertelde ze in het ene interview. Het was een memoire, geen handleiding voor ouders, zei ze
Afro-Amerikanen en latino’s laten zich volgens Chua en Rubenfeld te veel leiden door impulsen en genotzucht in het andere. Maar uiteindelijk hield ze voet bij stuk. ‘Als ik een toverstok had, zou ik natuurlijk kiezen voor geluk boven succes’, schrijft Chua op haar Tijgermoeder-website. ‘Maar het is een harde wereld, en waardering voor jezelf verdien je niet zo maar.’ Als ze Lulu en Soso opnieuw zou opvoeden, dan zou ze het niet veel anders doen, was de conclusie. Samen met haar man Jed Rubenfeld voegde Chua een nieuw couplet aan het strijdlied toe: het onlangs verschenen The Triple Package. Het boek draait om de vraag die velen bezighoudt sinds we in meritocratie geloven: waarom eindigt de één boven aan de maatschappelijke ladder, en blijft de ander hangen onderop? De joodse Rubenfeld, voor alle duidelijkheid, is geen Chinees, maar hij is op alle punten het mannelijke evenbeeld van Chua. Net als zij is hij hoogleraar aan de rechtenfaculteit van Yale University. Net als zij behoort hij, als we het echtpaar moeten geloven, tot de prestatiegerichte culturen. Hier is het lijstje ‘culturele groepen’ in de Verenigde Staten die volgens Chua en Rubenfeld over de triple package beschikken en daarom gemiddeld meer verdienen, naar betere universiteiten gaan en vaker Nobelprijzen in de wacht slepen dan de rest van de bevolking: Indiërs, Chinezen, Iraniërs, joden, mormonen, Cubanen, Nigerianen en Libanezen. Wat deze groepen met elkaar gemeen hebben
is 1) dat ze zichzelf superieur achten; 2) dat ze onzeker zijn, en 3) dat ze hun impulsen kunnen beheersen. Ziedaar de ‘triple package’, oftewel een groepscultuur die haar leden ‘buitengewoon bereid maakt en in staat stelt om het in de toekomst helemaal te maken’. In een voetnoot valt te lezen dat de omstandigheden wel gunstig moeten zijn. ‘De meeste joodse Amerikanen beschikten waarschijnlijk over the triple package voordat ze naar de VS gingen, maar in de sjtetls van Oost-Europa hadden ze er niet veel aan’, schrijven Chua en Rubenfeld. Punt 1, het superioriteitsgevoel, laat zich het meest eenvoudig uit de doeken doen. Chinezen krijgen ingestampt dat zij een superieur volk zijn dat het buskruit ontdekte en uit porseleinen kopjes dronk terwijl de barbaren in het Westen nog met een houten nap in de knuisten zaten. Joden en mormonen zijn door God uit verkoren. Indiërs in Amerika komen vooral uit de hogere kaste. Iraniërs zijn erfgenamen van de Achaemenidische beschaving die het Romeinse Rijk naar de kroon stak. Cubanen zijn geen latino’s, het voetvolk dat de Amerikaanse samenleving draaiende houdt. Iedere groep heeft een verhaal over de eigen verheven status dat ze graag over zichzelf vertelt, zeker als het helpt om houvast krijgen in een vreemde samenleving. Kinderen in die triple package-gezinnen krijgen te horen dat ze aan hun stand verplicht zijn om uit te blinken en worden eindeloos gedrild om goede cijfers te halen. Dit superioriteitscomplex gaat een vreemd huwelijk aan met punt 2 op het lijstje, onzekerheid. ‘De triple package- culturen worden of werden allemaal geminacht en achtergesteld in Amerika’, schrijven Chua en Rubenfeld. Het lijkt een tegenstelling: mensen met een triple package voelen zich tegelijk superieur en onzeker. Maar het is juist die cocktail waarop ze naar de top stomen. Het schrille contrast tussen hun illustere achtergrond en hun zwakke status als immigrant maakt een enorme geldingsdrang los. Bij punt 3 van de triple package, het ver-
Stephen Lovekin / Getty Images
door Casper Thomas
New York, april 2011. Amy Chua, dochters Soso en Lulu en Jed Rubenfeld arriveren bij het Time 100-gala, voor de honderd meest invloedrijke mensen in de wereld
mogen om bevrediging uit te stellen, wordt het ijs echt glad. Sommige culturen kunnen zich nu eenmaal beter beheersen dan andere, is de stelling van Chua en Rubenfeld. Het hoofdstuk over zelfbeheersing draait vooral om Oost-Aziaten, die spaarzaam zijn, zich minder snel overgeven aan drugs en drank en geen uitstelgedrag vertonen. Het staat er niet met zoveel woorden, maar culturen zonder triple package (Afro-Amerikanen, latino’s en witte Anglo-Amerikanen)
Cultuur heeft in Chua’s betoog ras vervangen, maar het resultaat is hetzelfde: er valt niets aan te veranderen laten zich te veel leiden door hun impulsen en genotzucht. Sowieso is de glansrol in The Triple Package weggelegd voor Aziatische Amerikanen, en die met Chinese wortels in het bijzonder. Van alle culturen beschikken zij toch wel over de allergrootste dosis triple package, aldus Chua en Rubenfeld. En dat kan soms absurde vormen aannemen. Alleen bij de Chinezen tref je ouders die kun kinderen ‘Princeton Wong’ of ‘Yale Chang’ noemen. Pas op, waarschuwen Chua en Rubenfeld, de triple package kan ook pathologisch worden. De angst nooit goed genoeg te zijn en doorgeslagen materialisme liggen op de loer. En de culturele bagage is lastig door te geven. De kinderen van succesvolle ouders hebben immers niet meer te kampen met de achterstelling die hun ouders motiveerde om zichzelf te bewijzen. In die zin is The Triple Package een nawoord bij Strijdlied van de tijgermoeder. Soso en Lulu (het boek is aan hen opgedragen) waren misschien ook wel gemakzuchtig geworden. Maar gelukkig zit de oudste nu op Harvard en overweegt de tweede of ze ook daarnaartoe zal gaan. Beiden zijn vrolijk twitterende schoonheden waarmee je voor de dag kunt komen. De Chinese tucht lijkt vruchten af te werpen. Was het geopolitieke ondertoontje over een slap Westen en een gedisciplineerd Oosten in Strijdlied van de tijgermoeder nog tussen de 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 41
sculPturen tekeningen en foto’s
keith edmier
sPringfield the sPace between you and me double fantasy Piano leg morning cycas revoluta bulbil ke + ff untitled (hands)
18 februari 26 maart galerie Paul andriesse leliegracht 47
PROGRAMMERING 27 FEB - 5 MRT 2014 do. 27 - 02
Polly Higgins: A Law for Life FinchFactor and SheSays Amsterdam present: “You Aren’t Going Out Looking Like That” Verkiezingsdebat gezonde lucht
vr. 28 - 02
Tegenlicht Meet Up SPECIAL Grijze Goud Pitch Sebastiaan Capel (D66) presentatie bundel 47 stadsgesprekken CultQuiz
ma. 03 - 03
Flaneren en fietsen over het IJ tussen Centrum en Noord: waar blijft de brug? Herontwikkeling #5 Stop gemeentelijke leegstand Across Borders Insights #1 Rooilijn Kenniskring #1 De Jonge Stedeling
di. 04 - 03
Cineblend #2: De reisdocumentaire: een nieuw genre?
wo. 05 - 03
Tegenlicht Meet Up #14 Bureau voor digitale sabotage
Informatie en aanmelden: www.dezwijger.nl mediapartner:
amsterdam
[email protected] | Piet Heinkade 179 | 1019 HC Amsterdam | 020 7884444
[email protected] Paulandriesse.nl
PLATFORM VOOR CREATIE EN INNOVATIE
regels te vinden, in The Triple Package ligt het er dik bovenop. Amerika was ooit een triplepackage-natie die zich met spaarzaamheid en vlijt opwerkte tot supermacht, weeklagen Chua en Rubenfeld in het slothoofdstuk. Tegenwoordig is het ‘instant gratification’ wat de klok slaat en is het verval overal te zien: een hoge staatsschuld (er zit een sterk Republikeins bijsmaakje aan The Triple Package), tienerzwangerschappen en het onverkwikkelijke feit dat ‘Amerikanen meer uitgeven aan chips dan aan onderzoek naar energievraagstukken’. Het lezen van The Triple Package is als luisteren naar de reactionaire oom die tijdens een verjaardagsfeest het gesprek domineert. De verkondigde algemeenheden klinken aannemelijk, je kent zelf voldoende voorbeelden die in het verhaal passen en voor je het weet zit je instemmend te knikken. Maar ergens knaagt het. Het magische ingrediënt dat het betoog van Chua en Rubenfeld pakkend maakt, is het buiten de deur houden van tegenbewijs. En dus regent het verhalen over succesvolle Chinezen/joden/mormonen die ceo/professor/beroemd kunstenaar zijn geworden. Afwezig zijn de vertegenwoordigers van die groepen zonder opzienbarend succes verhaal. Logisch, want van de miljoenen die met hun triple package ergens in een doorsnee wijk een doorsnee leven leiden, heeft niemand gehoord. Ze komen niet voor in krantenstukken, de Forbes 500 of de kennissenkring van Chua en Rubenfeld. Had dit duo echt een uitdaging willen aangaan (iets waarvoor ze dankzij hun culturele bagage bijzonder goed geëquipeerd zijn), dan hadden ze ook onderzoek gedaan naar mensen die ondanks hun package bij de schuldsanering zijn beland. Net als bij Strijdlied van de tijgermoeder spoelde er na het verschijnen van The Triple Package een golf van kritiek over Chua en haar man heen. In academia luidde de consensus dat het betoog op wetenschappelijk drijfzand rust. ‘Correlatie betekent nog geen causatie’, zo vatte een hoogleraar van University of California het probleem samen. The Economist zette het boek weg als een ‘empty package’ wegens een gebrek aan oplossingen om de achterstand van groepen zonder triple package goed te maken. Online tijdschrift Slate liet zien hoe Chua en Rubenfeld hun data zo hebben geselecteerd dat hun argumentatie sluit. De sociaal-economische achtergrond van de succesvolle migranten en hun reden om naar de Verenigde Staten te emigreren, bijvoorbeeld, worden grotendeels genegeerd in The Triple Package. De cijfers die worden gebruikt om de hoge inkomens van migranten aan te tonen, komen vooral uit Manhattan, waar zo ongeveer iedereen bovengemiddeld veel verdient. En toch is The Triple Package interessant, niet vanwege de wankele theorieën van Chua en Rubenfeld, maar vanwege het debat dat ze losmaakten. The Nation zag het boek als een voorbeeld van nieuw omgekeerd racisme. ‘Generaliseren over Afro-Amerikaanse of Hispanic cultuur blijft not done, maar de afgelopen tien
jaar is het steeds normaler geworden om de vermeende culturele superioriteit van de verschillende “voorbeeldminderheden” te benadrukken.’ Dit geluid was op meer plekken te horen. Jazeker, Chua en Rubenfeld manoeuvreren uiterst behoedzaam om ‘ras’ heen. Door over cultuur te spreken wordt de angel eruit gehaald, maar impliciet in hun betoog zit een hiërarchie der volken. Het is de vraag hoe nieuw dit omgekeerd racisme werkelijk is. The Triple Package is het zoveelste boek dat maatschappelijke ongelijkheid probeert te vangen met het sleepnet ‘cultuurverschillen’. Conservatieve denkers in het Amerika van de jaren zestig kwamen op de proppen met het ‘achievement syndrome’, de theorie dat protestanten, joden en Grieken meer hun best deden om wat van hun leven te maken dan bijvoorbeeld Italianen en Frans-Canadezen (beiden rooms-katholiek, natuurlijk). Halverwege de jaren negentig kwam de libertaire econoom Thomas Sowell op de proppen met zijn analyse dat, onder anderen, Duitsers, Japanners en Italianen over de ondernemende cultuur beschikten die Amerika groot maakte. Samuel Huntington schreef, behalve het beroemde Clash of Civilisations, over de problematische ‘latino-cultuur’ die initiatiefloos zou zijn en te weinig nadruk legt op presteren. Het Europese continent kreeg een eigen portie geserveerd door de Duitse bankier Thilo Sarrazin die onderscheid maakt tussen immigranten die Duitsland vooruit helpen (joden en Vietnamezen) en culturen die ervoor zorgen dat Duitsland ‘zichzelf afschaft’ (Turken vooral). In Nederland is sinds Pim Fortuyn ‘de islam als achterlijke cultuur’ een bedroevend onderdeel van het publieke debat. Zo bezien is The Triple Package vooral een nieuwe manier om een oud verhaal te vertellen. De groepen die op het schild worden gehesen wisselen van tijd tot tijd (al komen Afro-Amerikanen, latino’s en Slaven schijnbaar nooit in aanmerking), maar de onderliggende boodschap blijft dezelfde: er zijn goede minderheden die hard werken en de sociale voorzieningen met rust laten en er zijn minderheden die weinig presteren en oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Cultuur heeft in dit betoog ras vervangen, maar die cultuur is zo ‘ingesleten’ dat het resultaat hetzelfde is: er valt niets aan te veranderen. In de storm van kritiek blijft er van The Triple Package weinig over. De methodologische basis is gammel en de inhoud bestaat vooral uit stereotypering. Gestript van wetenschappelijke onderbouwing en een spannende boodschap (‘Wat succes écht verklaart’ is de wervende ondertitel) is het een boekje over succesvolle mensen geschreven door succesvolle mensen die naadloos in hun eigen theorie passen. En dat is, zoals The New York Times constateerde, behoorlijk saai. Maar wat ook overblijft zijn een aantal feiten (iets waar Chua en Rubenfeld dol op zijn: hun favoriete ankeiler van een alinea: ‘Het is gewoon een feit dat…’) over de vertegenwoordiging van minderheden in de top van het
bedrijfsleven, de culturele sector en de wetenschap. Dat is de reden waarom het goed is dat er in april een Nederlandse vertaling verschijnt (De drieslag, uitgeverij Nieuw Amsterdam). The Triple Package werpt namelijk interessante vragen op over de Nederlandse samenleving. Hier is een gedachte-experiment: zou The Triple Package ook met Nederlandse voorbeelden opgebouwd kunnen worden? Lastig. De onderlinge verschillen tussen de groepen waar het Chua en Rubenfeld om te doen is, zijn hier nauwelijks te vinden. Hier is de verdeling simpel: alle minderheden, van de eerste tot de jongste generatie, hebben een achterstand ten opzichte van de autochtone bevolking. Ook naar het andere wapenfeit van het duo, de vele ceo’s, hoogleraren en andere figuren aan de top met buitenlandse wortels is het hier met een lampje zoeken. Het aandeel allochtonen in het hoger management hangt ergens tussen de één en twee procent. De diversiteit aan de top van de universiteiten is een lachertje. Hoe zouden deze verschillen te verklaren zijn volgens het Chua-Rubenfeld-model? Zouden ‘onze’ immigranten hun triple package thuis ach-
Zou The Triple Package ook met Nederlandse voorbeelden opgebouwd kunnen worden? Lastig terlaten? Krijgen wij alleen de Chinezen zonder superioriteitscomplex? Onzin natuurlijk. Maar wat dan wel? Een deel van de verklaring ligt in wat Chua en Rubenfeld buiten zicht houden: de door hen geïdealiseerde voorbeelden waren in het land van herkomst ook onderdeel van de elite. Nederland heeft relatief meer laagopgeleide immigranten. Maar hier komt ook die voetnoot in The Triple Package om de hoek kijken: je kunt nog zoveel innerlijke drive hebben, maar als de maatschappelijke omstandigheden ongunstig zijn wordt de top niet gehaald. In 1989 constateerde de wrr een stelselmatige ondervertegenwoordiging van allochtonen en 25 jaar later is er nauwelijks wat veranderd. De verklaringen zijn al jaren dezelfde: bedrijven nemen vooral mensen aan die het bestaande werknemersbestand weerspiegelen, en witte hoogopgeleiden hebben homogene sociale netwerken die ze van universiteit naar bedrijfsleven helpen. In vergelijking met het ieder-voor-zichkapitalisme aan de overkant van de Oceaan wordt Nederland vaak opgevoerd als een oase van gelijkheid. Maar bezien door de bril van The Triple Package gaat die bejubelde gelijkheid hand in hand met een gammele maatschappelijke ladder die minderheden ervan weerhoudt richting top te klimmen. Hier toont zich een schaduwzijde van de egalitaire verzorgingsstaat. Laat de tijgermoeder de volgende keer haar tanden eens dáár in zetten. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 43
Niet iedereen durfde veertig jaar geleden met de creaties van Bakker & Van Leersum de straat op, zoals vandaag niet iedereen een Wanders-interieur blieft. door Jaap Huisman
Lichtflitsen reflecteerden de enorme aluminium ‘Onder het modernisme was het verleden irreen perspex halskragen en hoofdtooien die vollevant. Wat betekent dat, morgen, voor dingen gens een recensent deden denken aan wapendie we vandaag maken?’ Het is een prikkerustingen of vliegtuigonderdelen. Denk Gijs & lende uitspraak op de wand bij de expositie van Emmy, denk Barbarella. Spraakmakend was het werk van Marcel Wanders in het Stedelijk en is een collier uit gebogen stukken van een Museum in Amsterdam, die zich laat vergelijken kachelpijp, dat in menige museumcollectie een met de expositie elders in het museum, De show plaats heeft gevonden. Een enkele kunstcriticus van Gijs+Emmy. Groter contrast tussen deze noemde het de Rietveldstoel onder de sieraden. twee gelijktijdige exposities is niet denkbaar en Moet kunnen. Compromisloze en provocerende dat manifesteert zich misschien wel juist in de presentaties waren het, die, als je nu de recondefinitie van het modernisme. Terwijl Wanders structie van de jurken en jumpsuits ziet, hun zich in de hoek van het postmodernisme laat frisheid hebben behouden. plaatsen, waarbij hij naar hartenlust plukt uit Bakker en Van Leersum deinsden er niet de schatkist van Hollandse tradities en artefacvoor terug zelf als model van hun ontwerpen ten, lijken Gijs Bakker en Emmy van Leersum op te treden – het lichaam als object en misin de jaren zestig met hun sieraden en gewaden bewust te hebben gekozen voor de tabula rasa. Er was geen verleden, er was alleen een heftig heden en een wenkende toekomst. Ze worden Model Sonja Bakker met dan ook wel weggezet als representanten van kachelpijpde space age, van de bionische mens die geen collier en verschil aanvaardt tussen man en vrouw, wars -armband van is van opsmuk of decoratie. Niet onbegrijpeGijs Bakker, 1967; Marcel lijk, want Nederland had net de mufheid van de Wanders, jaren vijftig van zich afgeschud. Dan is een fris Lobby Andaz geluid wel zo gewenst. Amsterdam Hoe anders dan Wanders, die elders op een Hotel, 2012 wand heeft laten optekenen: ‘Minder is meer is een geval van pathologisch zelfbedrog.’ Een trap onder de gordel richting modernisten. ‘Less is a bore’ zou een ander etiket zijn dat op het oeuvre van Wanders kan worden gedrukt. Onbedoeld hebben we in het Stedelijk dus te maken met een confrontatie tussen modernisme en postmodernisme, tussen twee diametraal tegenovergestelde richtingen. Gek genoeg ook met raakvlakken. Gijs Bakker en Emmy van Leersum (zij overleed in 1984) belichaamden in de jaren zestig en zeventig een stroming in de Nederlandse avantgardecultuur waarin mode, accessoires, fotografie, dans en performance samengingen. De show waar de titel van de tentoonstelling naar verwijst, is de presentatie van hun sieraden bij de expositie Edelsmeden 3 uit 1967, waar drie mannequins zich bewogen op elektronische muziek. 44 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Stedelijk Museum Amsterdam
Variaties op het bloemetjesbehang
schien zelfs wel het opgetuigde lichaam als een Gesamtkunstwerk. In dat opzicht bestaat er verwantschap met Marcel Wanders. Voor Pinned Up poseert hij zelf, het overhemd ver open, een ketting met kralen om zijn nek, kralen die weer verwijzen naar andere ontwerpen van hem. ‘In toenemende mate past Wanders zijn eigen beeltenis toe in zijn werk, omdat hij naar zijn mening zich niet achter zijn werk mag verschuilen’, schrijft conservator Ingeborg de Roode in de catalogus. In 2002 laat hij zich fotograferen met een gouden clownsneus voor het sieradenlabel Chi Ha Paura. Toevallig of niet, Gijs Bakker is de drijvende kracht achter deze sieradenlijn. ‘Ik zie mezelf overigens niet als clown maar als hofnar’, verklaart Wanders. ‘Ik vind het een prachtig gegeven dat je je humor mag presenteren omdat aan je loyaliteit jegens de koning niet wordt getornd.’ De ontwerper is dus niet langer een anonieme schakel tussen een object en het publiek, hij stelt zich nadrukkelijk voor. Hij is zichtbaar en neigt naar sterallures. Schakelden Bakker en Van Leersum een society-fotograaf als Paul Huf in – model onder anderen Wim Crouwel –, Wanders komt in deze tijd uit bij Erwin Olaf. De naakte modellen, belicht door Wanders’ luchters, zijn voor deze ‘bureaupresentatie’ niet alleen jong maar ook oud en niet zo slank. Bij de opening van Pinned Up – waar maar liefst 2500 genodigden op af kwamen – ging de ontwerper zelfs zo ver jonge vrouwen te hullen in zijn stoffen lampen, de Phoebe-serie uit 2012, staande lampen van mohair en spinnakerdoek. Het moet een bijna ondraaglijk
Matthijs Schrofer
Gijs+Emmy en Marcel Wanders in het Stedelijk Museum
hete performance zijn geweest op deze ongekende starshow. Ze zijn beiden kind van hun tijd. Gijs & Emmy presenteerden hun ontwerpen als een pamflet tegen tuttigheid en versiering. Broches waren taboe. Het begrip juwelen was iets voor oudere dames. Ze volstonden met halssieraden en armbanden. Je hebt de neiging het etiket sciencefiction op hun creaties te plakken, indertijd een nieuw ‘literair’ genre. Sciencefiction is anno 2014 vervangen door fantasy en gaming. De virtuele interieurs die Wanders op zijn computer schetst, zouden zomaar decors voor de nieuwe generatie films kunnen zijn waarin jongensdromen tot leven worden gebracht, nu ze niet meer met echte wapens op echte slagvelden mogen vechten. Films als Inception of Gravity. Product designer Wanders is slechts een stap verwijderd van image designer. Zijn interieurs snakken ernaar een verhaal te vertellen waarin mythologie en herinneringen doorklinken. Hij sampelt banale objecten, zoals een molen en Delfts blauw, met hoogdravende beelden. Een metersbrede staande lamp die een wiegje
beschermt. Nee, in dat opzicht wijkt het fenomeen Wanders totaal af van Bakker & Van Leersum, die juist elk object wilden neutraliseren. Geen verhaal alstublieft, geen anekdote. Het is wat het is, te vergelijken met choreograaf Hans van Manen, leeftijdgenoot, die in hun tijd de dans heeft ontdaan van expressie. Dans drukt niets anders uit dan dans. Klaarblijkelijk is die behoefte aan neutraliteit uitgewerkt. Modernisme, minimalisme, ze hebben hun aantrekkingskracht verloren. ‘Less is a bore’, zal de generatie van nu zeggen, overspoeld als ze wordt met schreeuwerige beelden en bonkende muziek. Ook de neiging naar egalitarisme van Gijs & Emmy – zelfde kapsels, zelfde pakken – doet nu krampachtig aan, maar uniseks moest! Om te breken met de hiërarchische verhoudingen in de jaren zestig. Desondanks, ze waren wegbereiders, hetgeen werd opgemerkt door musea en galeries, ze presenteerden zich op de Wereldtentoonstelling van 1970, ze kleedden een avant-gardiste als Adèle Bloemendaal aan. Zo hot als zij toen waren, zo hot is Marcel Wanders nu. En opnieuw is het de nieuwe elite die zijn design en kunst omarmt. Zijn Knotted Chair was onmiddellijk na de lancering in 1995 een hit, en niet alleen in Nederland. Museaal, net als de kachelpijparmband van het edelsmedenechtpaar. Die nieuwe elite huist alleen niet meer in Nederland, maar in Miami, de Bahama’s, Istanbul of Dubai. Dat is eigenlijk niet vreemd. Wanders mag dan spelen met oer-Hollandse archetypen als het lampenkapje of de kaarsenhouder, zijn droomwereld is die van Duizend-en-één-nacht. Zoiets wordt opgepikt in exotische oorden, niet in het doe-maar-gewoondan-doe-je-al-gek-genoeg-Nederland. Dat maakt dat zijn design hier argwanend wordt bekeken, te commercieel, te decoratief, en ja, te anekdotisch. Het moet gezegd, veel verhaaltjes uit zijn koker doen wat kinderlijk of te letterlijk aan. Interessanter wordt het als Wanders experimenteert met materialen, na de Knotted Chair, een kubus van versterkt kant, een stoel met een geborduurde rugleuning en, het meest recent, een stoel opgebouwd uit koolstofvezel. Die beroept zich erop het lichtste zitmeubel aller tijden te zijn. Niet dat dat altijd esthetisch aanlokkelijke objecten oplevert, maar daar gaat het niet om. Design is ook een kwestie van uitvinden en je horizon verleggen. Wanders is gefascineerd door zoiets als reliëf, laten we zeggen variaties op het bloemetjesbehang. Bloemetjesbehang. Gijs & Emmy zouden ervan gekotst hebben in hun wit gestucte tijd, maar het ambachtelijke hebben ze weer gemeen met Wanders. Het ontdekken. Het ontwerpend produceren. Punt lassen,
geanodiseerd aluminium (destijds nieuw), en de integratie van kleding met sieraden, wat ze deden was nog niet eerder vertoond. Het is de zoektocht naar de grenzen van wat een mens kan dragen en verdragen die nu in 2014 nog nieuwsgierig maakt. Niet iedereen durfde ruim veertig jaar geleden met de creaties van Gijs & Emmy de straat op, zoals nu niet iedereen een interieur van Wanders blieft. ‘Zo’n opeenstapeling van decoratie, daar kan ik niet goed tegen’, bekent Renny Ramakers van Droog Design, dat nota bene als eerste de kwaliteiten van Wanders heeft onderkend. Het gaat bij Wanders misschien om zijn teveel aan ideeën, zijn teveel aan wat ik gemakshalve maar spullen zal noemen. Kopjes, kandelaars, borden, bestek, lampen van S tot XXL (die op Schiphol), behang, you name it. Hoewel er in het Stedelijk een deugdelijke ordening is aangebracht door een zwarte en witte indeling, waarbij zwart staat voor de droomwereld en wit voor de werkelijkheid, is het die overdaad die de toeschouwer doet duizelen. Wat is de clou, welk verhaal wil
Eeuwigheidswaarde is niet langer relevant in het design van nu, wat telt is een verhaal. Liefst kort, met een happy end
de ontwerper ons vertellen? Het aantal tentoongestelde objecten bij Gijs & Emmy is beduidend kleiner, maar zelfs hier ligt een gevaar op de loer. Hoeveel variaties op een metalen armband laat je toe, hoeveel elliptische halskragen? Bij Gijs & Emmy is het verhaal verteld. Hun carrière is klaar en geweest. Het is een afgeronde expertise naar de mogelijkheden van het menselijk lichaam, het is bovendien een reflectie van de tijdgeest. Je realiseert je dat de twee verhalen, hoe verschillend ook, niet zonder elkaar hadden kunnen bestaan, omdat een nieuwe generatie zich afzet tegen de vorige. Zo moet het ook. En wat betekenen de voorwerpen die Wanders vandaag maakt voor de dag van morgen? Welk verleden zullen ze hebben? Zijn uitgangspunt is de gebruikswaarde, dat is nobel, hoewel dat aspect niet opgaat voor veel van zijn meubels. Zelfs zijn interieurs lijden onder een bepaalde overdaad, of moet ik zeggen decor? Aantoonbaar gips – kijk naar het Andaz Hotel in de voormalige bibliotheek van Amsterdam. Eeuwigheidswaarde is niet langer relevant in het design van nu, wat telt is een verhaal. Liefst een kort verhaal met een happy end. Daaraan voldoet Marcel Wanders. De show van Gijs+Emmy, t/m 24 augustus; Marcel Wanders: Pinned Up, 25 jaar vormgeving, t/m 15 juni. Stedelijk Museum Amsterdam, stedelijk.nl 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 45
Berlijnse Volksbühne in Amsterdam
Van de straat
Thomas Aurin
De lawaaierigste toneeltroep van Berlijn, de Volksbühne am Rosa Luxemburgplatz onder leiding van Frank Castorf, is een week te gast in Amsterdam. ‘Ik wil een maximum bereiken aan emoties, voyeurisme en seksuele spanning.’ door Loek Zonneveld
Ja, hij heeft zijn Stasi-dossiers gelezen. Uit nieuwsgierigheid. Het resultaat vond de artistiek leider van de Berlijnse Volksbühne, Frank Castorf (1951) destijds nogal teleurstellend. Veel nieuws over zichzelf is hij niet te weten gekomen. De geheime dienst van de ddr is zich ongeveer vanaf 1982 met Castorf gaan bezighouden. Er worden twee mannen op hem gezet. De codenaam van de Akten-Castorf – over de spelling van zijn naam is men het binnen de dienst aanvankelijk niet eens, ‘Casdorf ’, ‘Castroff ’ – is Othello, naar een van de eerste Castorf-voorstellingen die de Inoffizielle Mitarbeiter van de Stasi bezoeken. Een enscenering die ze in hun rapport ‘irgendwie komisch’ noemen. Ze schrijven: ‘Ook de kenners van Shakespeare’s origineel hebben geen idee welke toneelfiguur hier van welke andere toneelfiguur precies wát wil en waaróm. De weinige tekst die überhaupt gesproken wordt is een soort Engels gemompel. De kernvraag van de Jago-figuur luidt, zeer vrij naar het origineel: “Warum soll ich dem Neger dienen?” Te verstaan is er overigens weinig tot niets. (...) Othello reikt naar de hals van Desdemona en blaft daarbij als een zwerfhond. Men ziet in deze vertelling louter types die van iedere menselijke waardigheid zijn beroofd.’ Plaats van handeling is Anklam, Mecklenburg-Vorpommern, nabij de Poolse grens. De in Berlijn op het werk van de Roemeens-Franse absurdist Ionesco afgestudeerde theaterwetenschapper Frank Mario Castorf is ‘verbannen’ naar Anklam en benoemd tot Oberspielleiter in de Landesbühne aldaar, een klein theatertje in de ddr-categorie C. In voetbaltermen heet deze bestemming ‘erst Abseits’ (buitenspel) ‘und dann immer geradeaus’, naar een roemloos einde in de theatrale provincie. Aan de ene kant van Anklam ligt de atoomcentrale van Greifswald, aan de andere kant de Oostzee en de nazirakettenwerkplaats van Peenemünde. De lokale 46 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Frank Castorf
bevolking werkt in de suikerfabrieken of in de landsverdediging. In Anklam begint Frank Castorf zijn loopbaan als een van de meest controversiële toneelmakers in het tijdvak dat direct volgt op dat van de generatie grote Duitse naoorlogse regisseurs (Stein, Zadek, Peymann, Grüber), in het tijdvak ook van na de opening van de Berlijnse Muur en de ineenstorting van de ddr. In de eerste hoofdstukken van het zeshonderd pagina’s tellende dossier dat de Stasi over Castorf heeft aangelegd, wordt gerapporteerd dat ‘genoemd subject van onderzoek’ het kleine theater in Anklam ‘absoluut beschouwt als een springplank naar een veel imposanter podium; zijn primaire doelstelling is het om als belangrijkste ddr-regisseur zo spoedig mogelijk in het Westen te geraken’. De toon van de rapporten is vaderlijk: men wil dit jongmens nog niet helemaal opgeven, er zit wellicht nog wat staatssocialistische muziek in de hoogst getalenteerde en onder toneelspelers mateloos populaire regisseur, die om zijn autoritaire uitvallen ook een zeer gevreesde Oberspielleiter heet te zijn. Wat volgt zijn ettelijke pagina’s over hectisch verlopende repetities, het moordende werktempo van Castorf en over direct na de première verboden enscene ringen (zoals Brechts Trommeln in der Nacht, uit 1984). Opgewonden wordt gewag gemaakt van groepen vrienden en geestverwanten die vanuit Berlijn naar Anklam afreizen om een generale repetitie of première van een Cas-
Lyrische passages zijn er in de Stasi-dossiers over Castorf te lezen(de rapporteurs zijn bewonderaars geworden)
torf-regie mee te maken, vóór deze eventueel vanwege de censuur van het repertoire wordt gehaald of anderszins wordt verboden of ‘abgesetzt’. De Castorf-‘bendes’ zuipen zich klem in de kantine en maken veel amok. Lyrische passages zijn er in de Stasi-dossiers (de rapporteurs zijn duidelijk bewonderaars geworden) te lezen over schandaalsuccessen en regievondsten. Over de enscenering van Der Auftrag van Heiner Müller bijvoorbeeld (ook 1984) en de legendarische, bijna iconische scène uit die voorstelling, van acteur Hendrik Arnst die na de monoloog in de lift van het Partijhoofdkantoor de deuren van de theaterzaal opent naar de (letterlijke) buiten wereld. En Sylvia Rieger die in Nora of Een poppenhuis van Ibsen (1985) de aftrap doet voor een van Castorfs meest geliefde vervreemdingseffecten: de inzet van de muziek van de Rolling Stones. Nora luistert het Noorse echtscheidingsdrama op met een eingedeutschte versie van Honky Tonk Woman. De sprong naar het Westen volgt in het roerige najaar van 1989. Terwijl de ddr verbrokkelt, werkt Castorf bij het chique Bayerisches Staatsschauspiel in München aan een minder bekend stuk van de Duitse godfather van de burgerlijke tragedie, Gotthold Ephraim Lessing, Miss Sara Sampson. Tijdens de tumultueus verlopen repetities smeedt Castorf uit de hem onbekende troep toneelspelers (samen met de uit de ddr meegebrachte gastacteur Herbert Fritsch, anno 2014 een van zijn belangrijkste huisregisseurs bij de Volksbühne) een hecht ensemble. De Münchener voorstelling wordt uitgenodigd naar het Berlijnse Theatertreffen 1990, het eerste dat op podia in zowel Oost- als West-Berlijn plaatsvindt. Het wordt ook mijn eerste kennismaking met het werk van Castorf. De acteurs maken van Lessing een soort boulevardtheater, ze improviseren op zijn teksten als free-jazz-musici. De mannelijke tegenspeler van
Walter Mair
Glaube Liebe Hoffnung
de titelfiguur, Herbert Fritsch dus, onaneert in een krant, die hij vervolgens als prop de parterre in mikt. Hij doet een monoloog die zo stotterend en stamelend wordt gesproken dat een boze heer op de vierde rij razend roept: ‘Nog een beetje meer oefenen en dan komt het helemaal goed met u!’ Waarop de acteur repliceert: ‘Speciaal voor u begin ik helemaal opnieuw.’ Een voornemen dat hij, onder luid gefluit en nog luidere aanmoedigingen, onmiddellijk ten uitvoer brengt. Een scandaleuze reputatie heeft de grote Duitse podia bereikt. De Berliner Morgenpost kopt de volgende ochtend: ‘Frank Castorf – Extrem-Regisseur und Klassiker-Schreck’. Bij de grote verwarringen die Berlijn doorstaat meteen na de opening van de Muur (1989), het opheffen van de ddr en het geforceerd herenigen van de beide Duitslanden (1990), hoort ook een sanering en herijking van de theaters in de beoogde nieuwe hoofdstad. In het oude West-Berlijn worden op den duur twee theaters onder tumultueuze protesten gesloten. In het oostelijke stadsdeel worden twee ‘klassieke’ podia gerekend tot de probleemgevallen: het Brecht-Mausoleum Berliner Ensemble en de Volksbühne am Rosa Luxemburg Platz. Aan
de publicist, dramaturg en ex-intendant Ivan Nagel (1931-2012) wordt door de Berlijnse politici een advies gevraagd wat met die podia te doen. Nagel beveelt aan het Berliner Ensemble te laten leiden door schrijver/regisseur Heiner Müller en zijn geestverwanten. Over de Volksbühne schrijft hij: ‘Dat gebouw aan de Rosa Luxemburg Platz, midden in Berlijn, op de weg van Kreuzberg naar Prenzlauer Berg vice versa, met zicht op het Karl Liebknecht Haus en filmhuis Babylon, is van een verpletterende lelijkheid. Daar moet een jonge troep komen met esthetische vernieuwingsdrang en politieke moed. Ze hebben de beschikking over een grote zaal, drie foyers en een studio. De sterkste tijd van dit huis na de Tweede Wereldoorlog, in de ddr-tijd, kende dit legendarische toneelhuis in de jaren zeventig, de jaren waarin Benno Bes-
Castorf wroet in de dunne huidlaag tussen beschaving, drift en wilde moordlust in het werk van Jünger en Rimbaud
son, Fritz Marquardt, Heiner Müller en het duo Karge & Langhoff daar hun beste werk lieten zien. Het Berlijnse stadsbestuur zou de moed moeten hebben hier nu een jonge troep te planten, met een ex-ddr-kern, een troep die haar eigen toneel wil creëren. De sociale en cultu rele shock en de verwarring van het huidige Berlijn kunnen juist hier worden omgezet in een verhelderende en verstorende blik middels het theater. Zo’n troep heeft vermoed ik drie jaar de tijd. Dan zijn ze ofwel beroemd of dood.’ Castorf, die ondertussen in Bazel, Hamburg, Keulen en bij het deftige Deutsches Theater in Berlijn heeft geregisseerd, betrekt na een korte aanloopperiode vol heftige intriges met een combinatie van nieuwe en oude troepen in 1992 de Volksbühne. Castorf: ‘Een kleiner toneelhuis zou ik niet accepteren, daar had ik na mijn jaren in Senftenberg, Anklam en Karl Marx Stadt de kracht niet meer voor (...). Maar deze Volksbühne was in 1992 zo leeg, zo uitgewoond, zo geplunderd en zo kapot – het loonde echt ruimschoots de moeite om daar de tanden in te zetten. Vanaf het begin heb ik gezegd: in het eerste seizoen moeten we alle zeilen bijzetten, anders is het meteen met ons gebeurd. Het eerste waar we het met het stadsbestuur over eens werden 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 47
22, 23 eN 26 MAArT
Te gasT in HeT Veem THeaTer: Komuna // WarszaWa
Idioter is de eerste samenwerking tussen de choreografe Alma Söderberg en theatermaker en beeldend kunstenaar Hendrik Willekens. Alma ontwikkelt een choreografie. Hendrik maakt een perspectieftekening. Het eindresultaat is een concertperformance en een tekening, die beiden live ontstaan. Het Veem Theater presenteert nu de eerste openbare uitvoering van Idioter in Nederland. De wereld première vindt plaats tijdens Kunstenfestivaldesarts Brussel en de Nederlandse première is te zien tijdens SPrING Performing Arts Festival.
8 MAArT Komuna // Warszawa brengt een multidisciplinair team mee naar Amsterdam, bestaande uit performers, muzikanten, beeldend kunstenaars en academici. Met behulp van artistieke strategieën gaan ze op zoek naar het publiek en detecteren ze de locale context waarbinnen Het Veem Theater bestaat. Het Veem Theater ontvangt Komuna // Warszawa in het kader van Outside the Box – een eenjarig onderzoeksproject van zes europese kunstcentra.
© Hendrik Willekens
Het Veem Theater wordt structureel gesubsidieerd door de Gemeente Amsterdam en het Fonds Podiumkunsten. Het Veem Theater is netwerk partner van het vijf jaar durende Life Long Burning (LLB) project, ondersteund door het Culturele Programma van de europese Unie.
idioTer alma söderberg & HendriK WilleKens
Het Veem Theater www.hetveemtheater.nl
After the tone een film van
digna sinke
VANAF 27 FEBRUARI IN DE FILMTHEATERS
waren de entreeprijzen: 5 mark voor werklozen, leerlingen en studenten, 10, 12 en 18 mark maximaal voor de gewone rangen. Ons contract – we hebben die eerste keer voor vijf jaar getekend – startte officieel op 1 januari 1993.’ In een razend tempo maakt Castorf in zijn eerste anderhalf seizoen vijf producties. De verzamelde Duitstalige critici kiezen de Volksbühne tot ‘ensemble van het jaar’. Castorf en zijn artistieke kompanen, de choreograaf Johann Kresnik, filmer/performer Christoph Schlingensief en regisseur Christoph Marthaler (die in 1993 met de legendarische Murx-voorstelling een publiekssucces maakt dat dertien seizoenen op het repertoire blijft en de halve wereld rond reist) reageren op het succes en op de kritiek met nog compromislozer voorstellingen. De intendant positioneert zich als een ddr-anarchist die uit een andere tijd is komen vallen: voetbal, rock-’n-roll, uitgeschreeuwde woede, neurose. Van eerbied voor oorspronkelijke teksten heeft hij bij klassiekers geen last. Hij voelt zich dadaïst, zoekt binding met de cynische hoogte- en dieptepunten uit het tijdsgewricht waarvan hij een erfgenaam is. Hij wroet in de dunne huidlaag tussen beschaving, drift en wilde moordlust in het werk van Ernst Jünger en Arthur Rimbaud. Hij maakt voorstellingen uit combinaties van teksten die ogenschijnlijk niks met elkaar van doen hebben: de boulevard-klucht Pension Schöller uit de Kaiserzeit en de scènes die Heiner Müller schreef over Duitsland in het oorlogsjaar 1939 onder de titel Die Schlacht. Heiner Müller wordt in het oeuvre van Castorf net zo’n spook van vervreemding als de songs van de Rolling Stones dat zijn. Castorf: ‘Ik heb meerdere keren Müllers tekst Wolokolamsker Chaussee geregisseerd, een soort requiem met de blik op het einde van het socialisme in OostEuropa, gesproken door vijf vertellers die zich herinneren wat hun levens aan persoonlijke en maatschappelijke trauma’s hebben opgeleverd. Daar zit een verhaal in dat komt van een of andere ddr-functionaris uit een of ander ministerie. Die werd als patiënt in de Berlijnse Charité opgenomen, in een gesloten afdeling. Hij had in de Spaanse Burgeroorlog gevochten, hij was een oeroude communist en opeens werd hij ambtenaar, bureaucraat, hij moest besturen, administreren en ook terroriseren. Op het eind had hij nog maar één zin tekst tot zijn beschikking: Geef me een geweer en wijs me een vijand aan. Er is hier en nu een ongelooflijke behoefte aan vijanden (...), in het vacuüm na de val van de Muur en na het neerhalen van het IJzeren Gordijn. Dat is een zeer blinde zoektocht geworden, die heeft iets van paranoia, een epos vol zwarte gaten, een geheugen vol verdriet en verraad.’ na de eerste vijf wilde jaren van de Volksbühne onder Castorf volgt in 1998 een cesuur via een scherpe politieke voorstelling op basis van Sartre’s Vuile handen in relatie tot de oorlog op de Balkan en een ironische versie van Tennessee Williams’ Tramlijn Begeerte – twee producties waarmee het ensemble zichzelf ook internatio-
Volksbühne in Amsterdam (27 februari t/m 5 maart)
al zich er ooit nog eens aan te wagen. Huisauteur, hardopdenker en vast regisseur René Pollesch komt mee naar Amsterdam met een typisch toneelspelersvertoog over de verhouding tussen het gebaar en het ik, anders gezegd: tussen ‘de schoonheid van het gebaar in de publieke ruimte’ enerzijds en ‘het harde werk aan het mondaine gebaar van het ik’ anderzijds. Met een bijrol voor de Franse auteur Balzac en een weergaloze pas-de-deux tussen acteur Martin Wuttke en een ballon. De bij ons al wat vertrouwde Zwitserse regisseur Christoph Marthaler komt naar Amsterdam met zijn verbeelding van Horvaths ‘kleine dodendans’ Glaube Liebe Hoffnung, over de jonge vrouw Elisabeth die geluk, geld, liefde en een baan zoekt onder crisisverhoudingen. De figuur is gedubbeld, de muziek (Schubert, Chopin) vloeit rijkelijk, de ruim drie uur durende vertelling is een lust voor oog en oor. En dan Herbert Fritsch, ooit Volksbühne- komediant, nu aldaar komediantenregisseur. Eigenlijk krijgt hij van Castorf in de afgelopen jaren de ruimte om het komedianteske variété en de brille van de slapstick (altijd al een onvervreemdbaar onderdeel van Castorfs theatrale vertelstijl) samen te brengen in repertoire dat hij uit alle hoeken en gaten van zijn commedia dell’arte speelkoffer haalt. Alles wat Fritsch aanraakt, lijkt in goud te veranderen. In Murmel Murmel betovert hij een toneeltekst bestaande uit één enkel woord.
naal op de kaart zet. Waarna Castorf begint met een reeks romanbewerkingen op basis van het werk van Dostojevski en Boelgakov. Castorf in die periode: ‘Ik zoek teksten die een complexiteit hebben die ik in toneelstukken niet vind. Wel in romans. Ik zoek naar stof die niet meer uitsluitend transparant is. (...) Mijn ontwerper Bert Neumann volgt in zijn decors in toenemende mate de idee van de hermetische geslotenheid, dus niet meer transparantie. Het huis op de speelvloer blijft eigenlijk potdicht. Daarmee breken we met de theaterconventie dat alles te zien en te verstaan is. Ik wil voortdurend fragmenten zien. In de werkelijkheid is dat immers ook zo. (...) Camerabeelden gebruiken we als aanvulling op de gefragmenteerd getoonde werkelijkheid. De kern van de inzet van videocamera’s is Big Brother-realiteit. In alles trachten we zo ver te gaan met het medium theater als we kunnen, we verstoren de theaterconventie niet, we bekritiseren haar, we bevragen haar, om mogelijkerwijs opnieuw te belanden bij een heel eenvoudige vorm van theatervertellingen.’ Over zijn ‘methode’ van repeteren zegt Castorf: ‘Ik zoek houdingen, geen
klemtonen, geen stemmingen, geen psychologie. Als materiaal me na aan het hart ligt, ben ik niet bang voor pakweg veertien dagen repetitietijd. Dan stap ik de stof binnen alsof we een bouwput betreden. Het werk is op z’n mooist als artificiële momenten ontstaan uit een snelle wisseling van situaties of confrontaties met banale dingen. Intuïtie is belangrijker dan het choreograferen van iets wat lekker loopt. Ik probeer alles open te gooien en ik verberg niks wanneer me niets invalt. Werken in kleine groepen, daar doe ik niet aan. Ik hou ook niet van regiemethoden die van intrigeren een methode maken, in de zin dat de ene toneelspeler tegen de andere wordt opgehitst om een ego te temmen of een emotie naar boven te peuteren.’ Zijn ‘programma’ als intendant en toneelleider klinkt puntig als een manifest: ‘Ik wil elke consensus verregaand verstoren. Ik wil een machine worden, zoals Andy Warhol eiste. Bij mezelf, de toneelspelers en de toeschouwers wil ik een maximum bereiken aan emoties, voyeurisme en seksuele spanning. Dat alles in hoogst intelligent maakwerk. Geen kunstnijverheid. Graag met een hoog poppenkastgehalte. En veel Vergnügen. En alles net een paar slagen sneller dan een goed geolied machinegeweer. We tonen onszelf zoals we werken, hectisch, in de kortst denkbare tijd. Onze theaterinzet is een plebejische, vaak in scherp contrast met exclusief literaire eisen, verlangens en ingangen, die sowieso elders beter tot hun recht komen. We zijn allemaal van de straat gekomen. Dat moeten we niet vergeten.’
Frank Castorf is nu 63, zijn Volksbühne is door vele artistieke wateren gewassen, maar ook door de Berlijnse miljoenencrisis, het feitelijk financieel bankroet van de stad en de diverse fases in de terugloop van de publieke belangstelling. Hij blijft nog tot 2017 en passeert dit jaar dus zijn derde ‘jeukgrens’ van de seven year itch. Van hem wordt in Amsterdam Der Spieler (2011) getoond, naar de korte gelijknamige roman van Dostojevski en diens surrealistische verhaal De krokodil. Het is een ruim vier uur durend draai toneelverhaal, waarbij Roulettenburg in Las Vegas ligt, en briljante rollen zijn weggelegd voor springin-het-veld Alexander Scheer en speelbeest Sophie Rois. De voyeuristische inkijkjes in andere werelden geschieden onder meer middels een projectiezaaltje met ruime bestoeling, er is toneel-in-het-toneel middels mini-toneelstukjes in camera-shots van de maquette van het draaitoneel, terzijdes worden geknipoogd naar de slaventheorie van Hegel, Der Auftrag van Heiner Müller en ook de Rolling Stones ontbreken niet in deze riante mix van levens leugens, geldjacht en instortende wereldbeelden, niet Castorfs beste trouwens. Pikant is dat Johan Simons in 2004 Der Spieler ook al eens voor de Volksbühne ensceneerde, een voorstelling die toen jammerlijk mislukte. Castorf vond de roman toen ‘te dun’, maar dreigde toen ook
‘Ik wil elke consensus verregaand verstoren. Ik wil een machine worden, zoals Andy Warhol eiste’
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 49
Kroniek van kunst&cultuur In mei 1967 kreeg het ontKUNST werpersechtpaar Emmy De show van van Leersum-Gijs BakGijs+Emmy ker het Stedelijk Museum Amsterdam zo ver een modeshow te houden in het kader van de tentoonstelling Edelsmeden 3. In de show toonden zij hun ontwerpen voor sieraden gemaakt van aluminium, plastic en roestvrijstaal. De pers fronste welwillend de wenkbrauwen: ‘Mannequins droegen onder meer barbaars grote halskragen, die doen denken aan nonnenkappen, ridderharnassen en de kraplap van klederdrachten. Maar dan van glad zilverkleurig aluminium. Wie niet weet dat ze zo licht zijn dat de draagster ze niet eens voelt, is geneigd over martelwerktuig te spreken.’ (Het Vrije Volk) Het Stedelijk recreëert die show en de tentoonstelling in De show van Gijs+Emmy. De harnassen zijn er, de plastic ‘hoofdvormen’, het kachelpijpcollier en een serie ontwerpen voor kleding die werden gebruikt in fameuze Holland Festival-voorstellingen. In 1965 openden Van Leersum (19301984) en Bakker (1942) een Atelier voor Sieraden in Utrecht. Ze kwamen graag met frisse opvattingen voor de dag: de vrouw was geen kerstboom die behangen diende te worden met goud en zilver; het sieraad diende een autonoom kunstwerk te zijn; mode en sieraad dienden zo ver mogelijk te worden geïntegreerd. De vormgeving is te vergelijken met de soberheid van de beeldhouwer Ad Dekkers of de vormgever Wim Crouwel – geometrische vormen, volstrekte helderheid, geen frutsels. Er zaten volstrekt conceptuele (ondraagbare) ontwerpen tussen, zoals het ‘profielornament’ (1975), dat niet meer dan een contourlijn in ijzerdraad was, die midden over het voorhoofd, de neus en de kin werd gedragen. Deze herschepping in het Stedelijk is bepaald geen loos eerbewijs, net zo min als de tentoonstelling van het werk van Crouwel (in 2011) dat was. Het frisse modernisme van die generatie heeft het beeld van Nederland wezenlijk beïnvloed. Bakker bleef die principes trouw. Hij is een van de aartsvaders van Droog Design, heeft een succesvolle praktijk en is een invloedrijke docent. De sieraden van toen tonen een visie die nog onverdroten geldt: design dat ontstaat uit gedegen vakmanschap, de bereidheid de ontwerpopgave vanaf nul te benaderen (‘wat ís een stoel eigenlijk?’) en de wetenschap dat het ‘product’ waarde kan hebben als concept. Het hoeft niet per se een succes te zijn – commercieel of anderszins – maar kan ook een stap zijn onderweg naar nog weer iets anders. Kortom: een attitude die tegelijk ambachtelijk en anti autoritair is, gericht op dynamiek, niet op status. 50 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Natuurlijk is de terugblik ook charmant. Je begrijpt nog maar eens hoezeer dat gevoel voor ‘het moderne’ afstak tegen het over-brave Nederland; het viel mij echter ook op dat de ‘martelwerktuigen’ in de pers met zekere welwillendheid werden begroet: men had toen nog groot vertrouwen in vernieuwing. Het Vrije Volk noemde Van Leersum en Bakker ‘ketters in de vaderlandse juwelierswereld’, en dat was geen scheldnaam. Tegelijkertijd maakt het Stedelijk goede sier
Van links naar rechts: model Sonja Bakker met grote aluminium halskraag van Gijs Bakker, 1967; Naomi Velissariou in The Truth about Kate; Birth of Joy
Stedelijk Museum Amsterdam
Harnassen
met die andere ‘show’ van Marcel Wanders. De ontwikkeling van Wanders is ondenkbaar zonder de context van het radicale, conceptuele, niet-commerciële design dat voortvloeide uit de opvattingen van Van Leersum, Bakker cs. Het heeft hem echter gebracht tot precies die barokke, commerciële, historiserende praktijk waar Van Leersum en Bakker zo moedig mee braken. Je vraagt je af welk van deze twee vaandels er boven het Stedelijk dient te wapperen. KOEN KLEIJN De show van Gijs+Emmy, Stedelijk Museum, Amsterdam, t/m 24 augustus. stedelijk.nl (Zie ook pagina 44 in dit nummer)
Een levendig sterrenlijkje Ik had het al een poos niet meer gezien: een opengewerkte paalwoning op het toneel. Zo’n poppenhuis dat ook een podium is. Met een kelTONEEL The Truth about Kate
der en keukenkastjes en kruipruimtes en een jodelahietie-achterdoek met een groot meer in kakelkleuren. Over de jonge bewoonster van dit ook wel een tikje griezelige honk wordt bij aanvang aangekondigd dat ze er niet meer is. Als ze daadwerkelijk binnenkomt lijken we te maken te hebben met een bepruikt spook. Ze spreekt ook vanaf een of andere gene zijde, althans haar stem komt tot ons via een vervreemdende galm met iets knetterigs erin. Ze is een kunstmatige dame. Een soort ster. Ze is een ge(re)creëerd mens. Een door een aangeharkte nep-wereld bij elkaar gefrunnikte beroemdheid. Ze is Kate. En wij gaan alles horen over haar opkomst en haar onafwendbare ondergang. Verantwoordelijk voor de voorstelling The Truth about Kate is (behalve Frascati Producties) een kwartet van grote talenten. Jibbe Willems schreef een tekst die je een monologue extérieur kunt noemen, een overpeinzing waarbij de denkende spreekster zichzelf totaal binnenstebuiten keert en achterstevoren naar onder en naar
boven trekt. Zo’n tekst waarbij ons in taligheid alle hoeken, gaten, rondingen en bloedstolsels van een hersenpan worden getoond. Geräuschmacher Jimi Zoet heeft daar een geluidsontwerp bij gemaakt waarbij je niet weet of je hoort wat je denkt te horen. Davy Pieters heeft het idee bedacht en – er voor zittend – de beheersing en controle over de ingezette middelen bewaakt – dat wordt wel ‘regie’ genoemd, maar dat is hier een te mager woord voor. En Naomi Velissariou
uitgebalanceerd is, in de tekst, in het spel, in de vorm (Bob Ages) en in het geluid en de regie, wordt het nergens hysterisch of melodramatisch, blijft het slachtofferschap van dit zielige wicht binnen de perken en kunnen we dus onbevangen blijven kijken. Meesterlijke voorstelling. LOEK ZONNEVELD The Truth about Kate speelt op 7 en 8 maart in de Rotterdamse Schouwburg en op 11 maart in STUK Leuven. frascatiproducties.nl
Ode aan het rockcliché Over de hiphop in Nederland valt veel vrolijkmakends te melden, over de rock heel wat minder. Zeker, het derde album van De Staat was vorig jaar het derde sterke op rij, maar De Staat is inmiddels een gevestigde waarde in de Nederlandse rockmuziek. Het laatste album van Anouk was majestueus, maar geen rockplaat. Nieuwkomer Jett Rebel is een opvallend talent, zowel op het podium als op zijn twee mini-albums, maar zijn talent en stijlkeuze zijn dermate breed dat het hem te kort zou doen hem als alleen rockzanger te kwalificeren. Opvallend, in de goede zin van het woord, was afgelopen jaar het naamloze debuutalbum van Monomyth, met nummers die vol zelfvertrouwen de tijd namen om op te bouwen: het kortste nummer op het album duurde nog steeds ruim negen minuten. Maar waar het achterblijft, is een nieuwe generatie bands die doen wat bijvoorbeeld Peter Pan Speedrock rond de eeuwwisseling deed en het duo Zzz iets later: Nederlandse rock opnieuw van zuurstof voorzien. En dan de rock zonder opsmuk, de rock zonder vernieuwingsdrang, rock die in een rechte lijn terug de geschiedenis in gaat via MC5 en Motörhead richting de blues. Peter Pan Speedrock viel op door de compromisloze, bijna primitieve energie die uit al die aftik-en-voorwaarts-nummers sprak. Puntige statements van nummers waren het, zelden haalden ze de drie minuten tussen kop en staart. Wat Peter Pan Speedrock deed (en nog steeds doet, overigens) met bas, gitaar en drums, deed Zzz met nóg minimalere middelen: een orgel en een drum. Meer bleek niet nodig om te beuken en te damJochem Jurgens
POPMUZIEK Birth of Joy
TriDIM
speelt de brokstukken van een verscheurd leven aan elkaar. Sommige toneeltalenten kunnen iets wat schakelen heet, van de ene stemming naar de andere schieten alsof je iets met een lichtknop doet. Velissariou heb ik dat al een keer eerder zien en horen doen toen ze onlangs met zevenmijlslaarzen door de Griekse mythologie & de Griekse tragedie denderde en ook haar eigen (Grieks-Vlaamse) geschiedenis daarin meenam. Hier speelt, toont en demonstreert ze alle aspecten van het verprutste leven van een puberster. Inclusief de haar belagende partijen. Inclusief een talkshowmaster van wie het bijna jammer is dat hij een naam krijgt, omdat de ‘imitatie’ archetypisch sterk is. Ook doet ze een geleidelijk volledig uit de hand lopend nummer met een intercom en een van glad steen gebakken zeehond, dat een onbedaarlijk staaltje supergeestige playback-slapstick oplevert. Omdat de gezonde mengeling van ironie en sarcasme zo
pen. Wat ze gemeen hadden, was een zekere viezigheid: de muziek rook naar zweet, druipend van slierten lang haar. Deze rock was gladgestreken noch geëngageerd: de teksten reikten nooit verder dan het vocabulaire van het genre, de onderwerpen passeerden nooit de grenzen van de subcultuur. Bij beide bands was het altijd zaterdagavond. Díe rock, klinkend naar de garage, is in Nederland al een tijdje schaars. Het relatief jonge traumahelikopter uit Groningen (drie mannen, twee gitaren, geen bas, geen hoofdletter) is sinds een paar jaar een gelukkige uitzondering: hier wordt de erfenis van de Jon Spencer Blues Explosion beleden. Het Limburgse trio DeWolff is live spannend en grijpt zonder enige neiging tot verbloeming van invloeden terug op decennia voor hun geboorte, maar is consequent te verliefd op jamsessies en solo’s om tot puntige nummers te komen. En nu is er Birth of Joy, een trio (drum, gitaar/ zang, orgel) uit Utrecht. Ze bestaan al een paar jaar en maakten al twee cd’s, maar hun nieuwe album Prisoner is meer dan drie stappen vooruit. De sound was er al: rock uit vervlogen jaren, puttend uit eigenlijk alle relevante groten uit het genre: van The Doors tot Led Zeppelin. Maar op Prisoner trekken de bravoure en de kwaliteit van de nummers samen op. Het is een heerlijk album, waarop de rock altijd een groove heeft, en de groove immer rockt. Zanger Kevin Stunnenberg (nog even een artiestennaam bedenken) kan loeien, zijn band dampen. Jazeker, dat zijn clichés van kwalificaties, maar het gaat hier om muziek die van clichés aan elkaar hangt. En dan niet als beperking of armoede, maar als stijlkeuze. Sterker: Birth of Joy is een ode aan het rockcliché. LEON VERDONSCHOT Birth of Joy, Prisoner (Suburban Records). Birth of Joy speelt 8 maart in Rotown, Rotterdam
Vrouwen die niet bestaan Theodore Twombly. Een sullige naam passend bij een herkenbare maar toekomstige wereld, de nieuwe tijd die zoals regisseur Spike Jonze recent in een interview zegt, ‘voelbaar onze kant op komt’. De vraag is wat voor leven daarin mogelijk is voor een gewoon mens als ‘Theodore Twombly’. Zijn naam klinkt als ‘Sam Lowry’, hoofdpersonage in Terry Gilliams anti-utopische Brazil (1985). Als doorsneemensen delen Sam en Theodore in deze verhalen de melancholie van het leven in een futuristische stad; beiden kampen met onbereikbare liefde, met vrouwen die niet bestaan. Dat maakt de vervreemding compleet. Jonze’s nieuwe film Her is gesitueerd in een stad waarin de nabije toekomst werkelijkheid is geworden. De architectuur is dromerig, zoals een lift die inzittenden naar de top van een wolkenkrabber brengt terwijl op de achtergrond een FILM Her
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 51
als figuren in een verhaal en wanneer het einde nadert weet de een dat hij of zij niet meer in het verhaal van de ander kan leven, terwijl de ander onherroepelijk gevangen is in het steeds en tegen beter weten in uitstellen van het einde, het bewust langzamer lezen van dat verhaal, omdat het zo mooi is. GAWIE KEYSER Te zien vanaf 27 februari
Bruto nationaal geluk In ons tranendal wordt zuiverheid vaak elders gezocht. In ver verleden (de schepping vóór de verdomde appel; oercommunisme; matriarchaat). Of ver weg: al een eeuw voor Rousseau schreef Aphra Behn over de Surinaamse indianen: ‘Voor mij vertegenwoordigden deze lieden de absolute idee van de eerste staat van onschuld, voordat het mensdom wist hoe te zondigen.’ Dat volgens huidige antropologen al voor Columbus 25 tot TELEVISIE Happiness
afgeschaft.’ De verzamelde massa reageert met beschaafd gemompel. Dan: ‘Vanaf nu zijn televisie en internet toegestaan.’ Luid gejuich. ‘Nu applaudisseren jullie wel’, verzucht de koning. En hij voegt er, net als hier staatssecretaris Cals in 1951, een verhaal over mogelijkheden, maar ook zorgen en gevaren aan toe. Die laatste waren de Bhutanezen een rotzorg. Zoals blijkt wanneer de filmer een decennium later in een hooggelegen bergdorp toont hoe ook daar masten worden neergezet en tv-toestellen aangeschaft. Peyangki, jochie van acht, kijkt belangstellend toe. Na de dood van vader kan moeder het schoolgeld voor dit nakomertje niet opbrengen. Dus brengt ze hem naar het nabije klooster. Daar leven welgeteld één volwassen monnik en een puber in opleiding. Het kind wordt monnikje nummer drie. De lama weigert moeders geschenk plichtmatig, om het toch maar snel aan te pakken. Het afscheid is hartverscheurend in onnadrukkelijkheid: Bhutan mag het hoogste bruto nationaal geluk ter wereld kennen, van uiten van emoties en lichamelijke intimiteit lijkt geen sprake. Of zouden ze daardoor juist gelukkiger zijn dan wij in door televisie en internet aangewakkerde emotie- en klaagcultuur? Dat het kind af en toe nog bij mama thuis probeert te slapen; dat het weg wil bij de monnik die hem slaat; dat het stiekem meedoet met het boogschieten van zijn vriendjes op school; dat het liever radslagen maakt dan gebeden leert, al ontkent hij dat; dat grote zus in de stad niet bij de post werkt (zoals ze mama laat geloven) maar werkt als danseres; dat de jonge monniken buiten zinnen van vreugde zijn als de lama naar een groter klooster vertrekt en ze het rijk alleen hebben – het maakt Happiness bepaald niet tot een kleffe levensbeschouwelijke propagandafilm. Veel meer een antropologisch document over een cultuur in transitie, gesitueerd in adembenemend landschapsschoon. Met personages in traditionele kledij die daar nu eenmaal nog gedragen wordt ook als er geen toeristen zijn. Dat sommige scènes matig amateurtoneel lijken, dat situaties soms geregisseerd of gereconstrueerd lijken – een kniesoor die erop let. Peyangki’s oom gaat in de stad een tv-toestel kopen. Monnikje mag mee. In de winkel kijken ze ademloos naar Amerikaans nepworstelen. De film eindigt met shots van alle bergdorps bewoners die thuis naar hun nieuwe, flakkerende buis staren. Overal klinkt dat vette, geschreeuwde worstelcommentaar (waar ze gegarandeerd niet naar zitten te kijken). Kunstgreep van de cultuurpessimistische maker die treurt over verlies van zuiverheid. Te demagogisch. Toch mooie film. WALTER VAN DER KOOI Thomas Balmès, Happiness, BOS, woensdag 5 maart, Nederland 2, 22.50 uur BOS
Warner Bros. Entertainment Inc.
bos met bomen voorbij flitst. Het licht is zacht, pastelkleuren overheersen in een gestileerde omgeving die bijna een narratief vormt waarin inwoners als Theodore (Joaquin Phoenix) leven. Hij werkt als schrijver bij een bedrijf waar mensen gepersonaliseerde brieven kunnen bestellen. Zo schrijft hij al jaren liefdesbrieven namens een stel dat voor hem inmiddels even echt als onecht is; hij kent hun karakter als geen ander, en toch heeft hij hen nog nooit ontmoet. Zijn eigen leven is een mislukking. Hij kampt met een echtscheiding die hij nog steeds niet kan afhandelen, misschien omdat hij nog verliefd is op haar, maar meer nog omdat hij verteerd wordt door spijt en melancholie. Denken en gevoel smelten samen. ‘Ik ben bang dat ik alles al heb gevoeld’, zegt hij, ‘en dat alles wat ik nu voel alleen maar een slap aftreksel daarvan is.’ Misschien bedoelt hij: wat ik denk en voel in de wereld van mijn verbeelding, waarin het verleden nog altijd het heden bepaalt, is interessanter dan datgene wat mogelijk is in de tastbare werkelijkheid. Dan komt Samantha in zijn leven: een stem in een oortje, die van een nieuw besturings systeem dat hij net als alle andere inwoners van de stad installeert. Het OS blijkt bijzonder: een A.I., een artificieel intelligent wezen dat in staat
is te leren en derhalve te evolueren. Te groeien, bijna als een mens. De stem (Scarlett Johansson) klinkt verleidelijk, de stem toont empathie. En dat is vernietigend. En dus wordt Theodore Twombly net als Sam Lowry in Brazil verliefd op een gedroomde vrouw. De crisis is onafwendbaar. Her, genomineerd voor een Oscar in de categorie beste film, is een prachtige verrassing, Jonze’s beste werk naast Jackass. Waar zijn films Being John Malkovich (1999), Adaptation (2002) en Where the Wild Things Are (2009) een zweem van pretentie hebben, daar ligt de grote waarde van Her in de ernst van de toon en de fusie tussen de futuristische setting en het innerlijke leven van Theodore. De liefde tussen mens en A.I. is uiteindelijk een detail, want deze liefde is in eerste instantie menselijk. Theodore en Samantha zeggen dingen tegen elkaar als ‘ik ben anders dan jij’ en ‘ik ben je bezit niet’ en, onvermijdelijk, ‘ik verlaat je’. Uiteindelijk is het probleem eveneens universeel: ze zien elkaar 52 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Links Her; rechts Happiness, regie Thomas Balmès
dertig procent van de Amazone-indianen stierf aan gewelddadige onderlinge conflicten (net als Aboriginals, Kalahari-bewoners en NoordAmerikaanse indianen) wist ze niet. Haar kritiek op westerse arrogantie blijft bijzonder, maar het valt dus mee met de natuurvolk-goedheid. Dan maar gezocht in verre religie of filosofie, van Boeddha tot Bhagwan. Zozeer dat we hier zelfs een Boeddhistische Omroep Stichting hebben, althans tot 2016. Voorgaande lijkt opmaat tot hoon over hun programmering en ideologie, maar die vallen erg mee. Niet dogmatisch, eerder humanistisch, met extra belangstelling voor Himalaya en omstreken. In dat kader binnenkort de documentaire Happiness van de Franse filmer Thomas Balmès. Gesitueerd in de bergen van Bhutan, op een spannend moment. De film opent met een toespraak van koning Jigme Namgyel Wangchuck uit 1999: ‘Alle inkomstenbelasting wordt
Kijken
Imi Knoebel, Ohne Titel, 1978. Acryl op meubelplaat. 260 x 380 cm;
Tussenruimte
onder: uit Hans Faverey, Gedichten 1962-1990 (De Bezige Bij, 2010), p. 629
Over een stralend licht werk, Ohne Titel, van Imi Knoebel wil ik het hebben. Maar wat ik zie, een groepering van zes losse segmenten in verschillende kleuren, is verder nauwelijks te beschrijven. Het dilemma begint met de vraag of voor dit ongeregelde samenstel van onbestemde vormen het woord groepering wel het juiste is. Voor mijn gevoel impliceert groeperen een zekere ordening. Daarvoor lijken de zes vormen te toevallig in contour. Wel lijken die op elkaar. Zoveel onderlinge verwantschap zien we in hoe die vormen zijn getekend dat de verschillen tussen die zes zelfs extra gaan opvallen. Ik blijf maar kijken – en als ik langer kijk, zie ik, voorbij de verwantschap, alleen maar meer verschillen. Denk aan het kijken naar bladeren aan een boom in de wind. De wind is onvoorspelbaar in kracht en richting. De beweging van de bladeren wordt onnavolgbaar. We zien een eindeloze opeen volging van varianten van de vorm van die bladeren. In dit werk van Knoebel kijken we evenwel niet naar een natuurlijk proces. Van het blad dat beweegt in de wind zien we vervormingen van de vertrouwde bladvorm. Wat daar gebeurt kunnen we eigenlijk wel overzien. Deze zes vormen zijn daarentegen uiterst kunstmatig. Ze lijken op niets. Daarom passen ze ook niet op en in elkaar. Ze zijn uniek. Nu is in schilderijen van Mondriaan elk van de rechthoeken (rood, blauw, geel) ook uniek, maar ze zijn wezenlijk verwant in hun geometrisch karakter. Ze passen wel op elkaar. Daarom kunnen ze ook, binnen het gegeven kader van het schilderij, een compositie vormen. Zo noemde Mondriaan een groepering van vormen. Voor dit Ohne Titel heeft Knoebel er met groot geduld voor gezorgd dat de zes scherpe vormen er absoluut verschillend uitzien. Ze lijken ook niet op gebruikelijke rechthoekige vormen. Hooguit zijn ze te omschrijven als impulsieve, abrupte afwijkingen daarvan. Wel zijn ze ontdekt of ontsprongen uit een grammatica van rechthoekigheid. Het zijn grillige afwijkingen van in principe rechthoek en vierkant. Om hun onvoorspelbaarheid te beschrijven kan ik deze abrupte vormen alleen vergelijken met de toevallige scherven die ontstaan als je een plaat glas laat breken. Ik zeg dat bij wijze van spreken, want dit zijn scherven of flarden van meubelplaat – getekend en gezaagd. Misschien heeft hij bij wijze van proef
Van Abbemuseum, Eindhoven
Waar bestaat het kunstwerk voordat het wordt gemaakt? Het ontkiemt in een dromerig gemijmer, in het hoofd van Imi Knoebel bijvoorbeeld. door Rudi Fuchs
Aan zijn zeer netelige draad daalt neer in de afgrond een kleine soevereine spin en schuift mijn lichaam terzijde. Het is een spin, die zijn landing opschort tot ik mij uit zijn kloof heb verwijderd. Zodra hij de bodem heeft bereikt, is dat het teken dat de rivier zijn bron heeft bestormd. zulke vormen eerst geknipt van papier. Door de buigzaamheid van papier kunnen scheve vervormingen dan makkelijk ontstaan. Zo kan ik doorgaan om te bedenken hoe Knoebel deze vormen heeft gevonden. Het raadsel blijft. De zes vormen hangen in twee lagen aan de muur. Eerst de twee rode en de zwarte, daar overheen de roze, lichtgroene en ten slotte de bronskleurige waarop we op het oppervlak de sporen zien van een brede kwast. De andere kleuren zijn egaal en mat van toon en licht. De scherven kleur lijken in een beweging bij elkaar geraakt. De vormen schuiven zo over elkaar heen dat er visueel een verdere fragmentatie ontstaat. Dit samenkomen lijkt merendeels toevallig, ware het niet dat, in het algemene beeld, de spitse tussenruimtes in de differentiatie ook nog een rol spelen. In die wirwar werken de vlakken (en de intervallen) vooral als fragmenten van fluwelig
De fragmenten zijn vooral onbestemd. Dat moeten ze ook zijn
zachte kleur die tezamen wel een bloem lijken. Verder zijn die fragmenten vooral onbestemd. Dat moeten ze ook zijn. Maar de contouren zijn van een ragfijne precisie, zodat dit werk uiteindelijk een vederlichte bundeling is van slanke lijnen. In de meeslepende samenstelling ervan is veel dat je niet kunt omschrijven, of het zou die rusteloze lichtheid moeten zijn. Een tijd geleden kwam ik een gedicht tegen van Hans Faverey, geheimzinnig als al zijn werk. Het beschrijft een beeld (onder meer) van een spin die neerdaalt langs een draad in wat voor hem een peilloze afgrond is. Toen dacht ik dat woorden als ‘zeer netelige draad’ exact de filigrane scherpte aanduidden van de lijnen in Knoebels luchtige boeket. In de manier waarop in het schilderij de vormen door intervallen apart worden gehouden voel ik dezelfde aandacht als in het gedicht bestaat voor het omzichtige ritme van de zinnen. In het hoofd van de kunstenaar drijven ideeën over een discrete karige luchtigheid waaraan, voordat iets beeld wordt, een werk eerst moet voldoen. Daar, in dat dromerig gemijmer, begint het kunstwerk te ontkiemen en gaat het op weg naar zijn onvervangbare vorm. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 53
Dichters&Denkers
Verkeerde bewegingen Tweehonderd jaar nadat Goethe Wilhelms Meisters leerjaren schreef is de roman nog even ongelooflijk en rijk, even onnozel en belangwekkend als het gemiddelde mensenleven. door Christophe Van Gerrewey beeld Gabriël Kousbroek 54 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
De Grote Bellettrie Serie van uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep werd eind vorig jaar door besparingsplannen bedreigd, maar blijft gelukkig toch bestaan. De reeks is een klassiek maar prachtig restant uit de diepten van de twintigste eeuw, gebonden met stofomslag, voorzien van een tweekleurige typografische cover, met de omcirkelde A tussen auteur en titel, en met een onverstoorbare bladspiegel boordevol schreefletters. Het vorige deel dateert van drie jaar geleden, maar nu is er Wilhelm Meisters leerjaren van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), geschreven en gepubliceerd tussen 1795 en 1796.
Het was Goethe’s tweede roman, lang verwacht na Die Leiden des jungen Werthers uit 1774, en rond die tijd aangezet als Wilhelm Meisters theatralische Sendung. Het boek staat bekend als de eerste ontwikkelingsroman, waarin de emotionele, morele en intellectuele groei van één hoofdpersonage centraal staat. Goethe is echter geen alom gewaardeerd romancier. De archetypische Bildungsroman Wilhelm Meisters leerjaren heeft niet de bellettristische status van andere genre bepalende romans. In 1946 schreef Vestdijk dat Goethe’s personages ‘tot allegorische exempels van menselijke groei worden, hun tegenspelers tot
personificaties van groeibevorderende of groei belemmerende factoren en de romancier tot een welwillend tuinier, met de metamorfose van planten en dieren in het hoofd’. Volgens de criticus Denis Saurat, die door Vestdijk wordt geciteerd, zou Goethe de gehele Duitse romankunst bedorven hebben, door zijn invloedrijke maar wereldvreemde stijl, zijn pseudo-wetenschappelijke inzichten en dilettantisch verworven ideeën, waaraan verhaal en personages ondergeschikt blijven. En inderdaad lijkt Goethe in Wilhelm Meisters leerjaren een schematische levensloop te schetsen, van een jongeman die romantisch zijn leven aan het theater wil wijden, daarna gedesillusioneerd een flinke en rijke burgerman probeert te worden, en zich op het eind – na weinig stichtende avonturen – opgelucht neerlegt bij een gelukkig huwelijk. Niets is minder waar: wie alle vooroordelen over het oeuvre van de grote Europese intellectueel Goethe achter zich laat, komt tijdens het lezen van Wilhelm Meisters leerjaren terecht in een onvoorstelbaar avontuur, waarin de meeste wendingen of ideeën, al dan niet meteen, worden tegengesproken, betwijfeld of geïroniseerd. Deze roman is geen verzameling vooraf uitgedachte zetten die een ideaal mensbeeld illustreren, maar een diepgaande beschrijving van datgene waaruit elk modern mensenleven is opgebouwd: verkeerde bewegingen, absurde maar onmisbare botsingen met anderen, in de richting van een nauwelijks te omschrijven doel, en op basis van wetten en regels die onkenbaar blijven. Het is niet toevallig dat Peter Handke in 1975 het script schreef voor een verfilming van Wilhelm Meisters leerjaren door Wim Wenders, onder de titel Falsche Bewegung. Handke is niet de enige auteur wiens analyses van de zoekende eenling resoneren met de golven van dit bodemloze boek – ook de ironische burgerromans van Thomas Mann hebben een plaats in deze echokamer, net als de ondoorgrondelijke parabels van Von Kleist en Kafka. Met wat goede wil zijn zelfs de chaotische maar diepmenselijke romans van Thomas Pynchon erin thuis, gedreven als ze zijn door een alles absorberende paranoia. Het is niet makkelijk samen te vatten hoe zoiets mogelijk is, niet in de laatste plaats omdat de avonturen van Wilhelm een grote dichtheid kennen. Eén ingang (en niet de onbelangrijkste) bieden de vrouwen die zijn pad kruisen – onbeteugelbare wezens waarvan vaak niet eens het geslacht vaststaat. Zo is er de toverachtige Mignon (het meest kafkaëske personage, in de film van Wenders vertolkt door Nastassja Kinski): een jong meisje dat als jongetje door het leven wil gaan en dat op Wilhelm een onophoudelijke aantrekkingskracht uitoefent. Man en vrouw zijn zodanig op elkaar aangewezen, en ze stre-
ven zo gedurig naar versmelting, dat hun wederzijdse identiteiten slechts als gebroken spiegelbeelden bestaan. Het eerste boek van Wilhelm Meisters leerjaren is een hervertelling van het leven en het lijden van Werther, maar dan zonder zelfmoord. De goedgeloJohann Wolfvige Wilhelm houdt van de gang Goethe actrice Mariane, maar hij Wilhelm Meisters ontdekt een brief van een leerjaren Vertaald door Ria andere minnaar. Voor het zo ver is, droomt hij van van Hengel. Met een carrière als dichter en een nawoord van theaterauteur: ‘Zo stelde Klaus F. Gille. Athenaeum-Polak Wilhelm zich ook het huiselijk leven van een acteur & Van Gennep, voor als een aaneenscha720 blz., € 44,95 keling van waardige handelingen en bezigheden, waarvan de verschijning op het toneel het toppunt was. Zo ongeveer als een stuk zilver, dat zich, na lang te zijn verhit door het loutervuur, ten slotte in een schitterende kleur aan de ambachtsman vertoont en hem daarmee ook beduidt dat het metaal nu van alle vreemde toevoegsels is gereinigd.’ De desillusie, beschreven in het tweede boek, is totaal, zowel wat de liefde als wat de kunst betreft: ‘Hij nam zich kwalijk dat hij niet eerder de ijdelheid had ontdekt die de enige basis van die pretentie was geweest. (…) Onze vriend had het dus volkomen opgegeven, en tegelijk had hij zich met grote ijver op de handel gestort.’
De meeste wendingen of ideeën worden, al dan niet meteen, tegengesproken, betwijfeld of geïroniseerd Ook die beroepsactiviteiten verlopen niet naar wens, en op reis komt Wilhelm weer in aanraking met het theater. Hij sluit zich aan bij een troep artiesten, adopteert Mignon, en wordt een beetje verliefd op de zangeres Philine, waarover de acteur Laertes zegt: ‘Ze is in elk geval geen huichelaarster. Daarom houd ik ook van haar, ja, ik ben haar vriend omdat ze zo’n zuivere vertegenwoordigster is van haar sexe, die ik om veel redenen zo haat.’ Gevolg: ‘Wilhelm was behoorlijk van streek, omdat de woorden van Laertes bij hem de herinnering aan zijn verhouding met Mariane weer tot leven hadden gewekt.’ En dat niet alleen, want Wilhelm droomt opnieuw van
een kunstenaarsleven, en raakt in de ban ‘van zijn oude wens om het goede, edele, grote door middel van het toneel aanschouwelijk te maken’. Toch blijft hij twijfelen, en hij voert lange gesprekken over zijn lot, zijn leven en zijn talenten. Hij ontmoet een geestelijke die hem socratisch vraagt: ‘Is het niet zo dat veel gebeurtenissen in het begin uiterst zinvol schijnen, maar meestal uitlopen op iets dwaas?’ ‘Nu maakt u een grapje’, antwoordt Wilhelm: hij kan niet geloven dat de stappen die hij onderneemt niet stelselmatig bijdragen tot zijn grandioze ontplooiing. Als Wilhelm in boek drie Jarno ontmoet, moet hij weer opnieuw beginnen. Jarno is immers een amateur-dramaturg die hem introduceert in het werk van Shakespeare. ‘Alle vermoedens die ik ooit over de mensheid en haar lot heb gehad en die mij van jongs af aan hebben vergezeld zonder dat ik het zelf merkte, vind ik in Shakespeare’s stukken vervuld en uitgewerkt’, zegt Wilhelm na een paar dagen intense lectuur. ‘Het is alsof hij alle raadsels voor ons oplost, zonder dat we kunnen zeggen: hier of daar staat het verlossende woord. Zijn mensen lijken natuurlijke mensen, maar zijn het toch niet. (…) Deze weinige blikken die ik in zijn wereld heb geworpen zetten mij meer dan wat ook aan om in de werkelijke wereld snellere stappen voorwaarts te zetten.’ Kunst kan ons misschien niet leren leven – het is ook de overtuiging van Goethe, en toch behoorde hij, zoals Walter Benjamin schreef, ‘tot die familie van grote geesten voor wie er niet zoiets bestaat als kunst gescheiden van het leven’. Dat is geen contradictie: het is slechts door het delven van het onderscheid tussen kunst en leven dat beide hun bestemming vinden en elkaars zinloosheid opheffen. Voor Wilhelm is zijn Britse naamgenoot dan ook niet meer weg te denken, en samen met Jarno bereidt hij nauwkeurig een bewerking van Hamlet voor, met hemzelf in de hoofdrol. Als in boek vijf wordt gemeld dat zijn vader is overleden, lijkt de kunst die dood te hebben voorspeld, en als de première van Hamlet aanbreekt, is er een onbekende acteur die ongevraagd de geest van de vader vertolkt – zo levensecht dat het Wilhelm te moede is alsof zijn eigen verwekker voor hem staat. Het is een van de vele diepe, ondoorgrondelijke vormen van ironie in dit boek, niet in het minst omdat volgens de overlevering Shakespeare zelf de rol van de geest geregeld op zich heeft genomen. De opvoering onder leiding van Wilhelm is in elk geval een succes; er volgt een lang en gevarieerd feest, waarop iemand – Goethe neemt zijn personages noch zijn eigen onderneming al te ernstig – ‘ten afscheid nog een vuurwerkvoorstelling gaf, waarbij hij met zijn mond op een bijna onbegrijpelijke manier 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 55
Jantien Jongsma (you are) My favourite waste of time
11 januari t/m 16 maart 2014 StedelijkMuseumKampen Oudestraat 133 | 8261 CK | Kampen 038 331 73 61 | www.stedelijkmuseumkampen.nl HSM067_DZB_Adv_GA_98,5x131.pdf
1
30-01-14
16:18
De keerzijde van de Gouden Eeuw
Asko|Schönberg Slagwerk Den Haag Geneviève Strosser altviool OOST EN WEST gloednieuw altvioolconcert
C
M
Y
CM
MY
CY
Werk van: Joey Roukens Peter-Jan Wagemans Hanna Kulenty Seung-Ah Oh do 6 maart Muziekgebouw aan ’t IJ W W W. ASKOSCHOENBERG .NL
CMY
K
Ontdek het dramatische verhaal van slavenschip Leusden.
Bezoek de tentoonstelling over slavenhandel in Het Scheepvaartmuseum en maak kennis met het verhaal van slavenschip Leusden. Ontmoet de mensen aan boord, zowel bovendeks als benedendeks. Leer meer over de achtergronden van de slavenhandel en de omstandigheden tijdens de reis.
T/m augustus 2014 in Het Scheepvaartmuseum te Amsterdam.
de klank van de raketten, voetzoekers en vuurkransen wist na te doen. Je hoefde je ogen maar te sluiten, dan was de illusie volmaakt.’ Om het succes compleet te maken wordt Wilhelm ’s nachts in zijn bed bezocht door een onbekende vrouw die hem met ‘tedere armen’ omhelst. ’s Ochtends vindt hij de sluier die de geest tijdens de opvoering van Hamlet heeft gedragen, en op het textiel zijn twee zinnen geborduurd: ‘Dit is de eerste en de laatste keer! Vlucht, jongeling, vlucht!’ Wilhelm zet zijn onbestemde reis voort, en tot zijn eigen verbazing bereikt hij aan het begin van boek zeven ‘een oud, onregelmatig kasteel, met een paar torens en puntgevels. (…) Nog onregelmatiger waren de nieuwe bijgebouwen die gedeeltelijk vlak bij, gedeeltelijk op enige afstand van het hoofdgebouw stonden en daar via galerijen en overdekte gangen mee verbonden waren.’ Het is enigszins jammer dat Ria van Hengel – in deze foutloze en wonderlijk leesbare vertaling – het woord ‘Schloß’ niet met ‘slot’ heeft vertaald in plaats van met ‘kasteel’, want dan was nog duidelijker geworden hoezeer Wilhelm Meisters leerjaren aan de basis van Kafka’s oeuvre ligt. In dat slot blijkt een vrijmetselaarsclub te huizen die al van bij aanvang in Wilhelms leven ingrijpt (en van wie Wilhelms Meisters leerjaren in zekere zin een collectieve pennenvrucht is), en die natuurlijk verantwoordelijk was voor de knappe acteerprestatie van de geest uit Hamlet. Even lijken alle raadsels ontsluierd, ware het niet dat boek acht nog volgt, met een reeks ontknopingen en verknopingen die niemand had kunnen voorspellen, en die ook de lezer van deze recensie zelf moet ontdekken – en ware het niet dat Goethe in 1829 de gefragmenteerde vervolgroman Wilhelm Meisters Wanderjahre publiceerde (hopelijk het volgende deel van de Grote Bellettrie Serie). Gaat die lectuur met nog meer dan verwondering, herkenning en leesplezier gepaard? Eigenlijk niet. En toch is het een van de meest opwindende raadsels van de westerse cultuur dat Wilhelms Meisters leerjaren tweehonderd jaar na het schrijven nog steeds even ongelooflijk en rijk, even onnozel en belangwekkend is als het gemiddelde mensenleven. Net zozeer wordt het belang van de geschiedenis en de vooruitgang huiveringwekkend gerelativeerd door de meest beknopte loftuiting aan het adres van dit boek, opgetekend door Goethe’s tijd genoot Friedrich Schlegel: ‘Wie erin zou slagen om Goethe’s Meister afdoend te interpreteren, die zou hebben uitgedrukt wat er nu in de literatuur op het spel staat. Hij zou, althans wat de literatuurkritiek betreft, voorgoed op zijn lauweren kunnen rusten.’ Christophe Van Gerrewey (1982) is essayist en romanschrijver. Hij debuteerde in 2012 met de roman Op de hoogte en schreef vorig jaar Trein met vertraging. Beide boeken verschenen bij De Bezige Bij Antwerpen
Christiaan Weijts Lijm en sterren Tussen boeken en getallen heeft het nooit goed geklikt. Dat merkte ik ook de afgelopen weken weer. Ik weet niet hoeveel grafiekjes ik voorbij heb zien komen: over de afname van de lees cultuur, die volgens anderen dan weer meevalt, over de dalende verkoop, over het aantal illegale downloads, over de financiële gezondheid van uitgevershuizen… En uit alle hoeken van het boekenvak klinken weer andere interpretaties van en verklaringen voor die getallen. Het lijkt alsof die onrust heel recent is, maar de boekenbranche heeft altijd al reusachtige slingerbewegingen gemaakt. Kijk bijvoorbeeld naar de jaren vijftig en zestig. Waarom verkochten W.F. Hermans’ De tranen der acacia’s en Reve’s De avonden in de jaren vijftig maar een paar duizend exemplaren, en explodeerde de verkoop in de jaren zestig en zeventig? Was er in de jaren vijftig een crisis in onze leescultuur? En waarom werden Nederlanders tien jaar later ineens veellezers? Ik sprak er laatst met een bibliothecaris over, en die kwam met een opmerkelijke verklaring: lijm. Door de uitvinding van een bepaald soort lijm hoefde je niet langer katernen in te binden, maar kon je boekblokken in één keer lijmen. De goedkope paperback en de nog goedkopere pocket zorgden ervoor dat ook jongeren gemakkelijk een bibliotheekje konden aanleggen. Een nieuwe techniek betekende een nieuw lezerspubliek. Je zou zeggen dat dat nu ook zo moet werken. Digitale boeken zijn laagdrempelig en hebben enorm lage productiekosten. Wat lijm voor de jaren zestig was, is internet voor de jaren tien. Toch ben je er met alleen techniek nog niet. Vorige week sprak ik iemand die in die gloriejaren boekverkoper was. ‘Lezen was toen gewoon géil’, legde hij uit. ‘Dat kwam doordat elke groep z’n eigen sterren had. De homo’s hadden Reve, de linkse intellectuelen hadden Mulisch, de rechtse hadden Hermans, de ongelovigen Jan Wolkers…’ Lijm en sterren, die heb je allebei nodig. Kostenbesparende technieken én boegbeelden. En met allebei die factoren is juist nu wat raars aan de hand. Zo zijn de eBooks nu nog veel te hoog geprijsd. En waarom betaal je er 21 procent btw op, terwijl een papieren boek (of een eBook in Frankrijk) onder het goedkope tarief valt? Misschien brengt het Spotify-model hier verandering in, maar dan nog hebben we een probleem met de tweede factor, die boegbeelden en sterren. De verzuiling is voorbij, maar het is niet heel ingewikkeld om de nieuwe subculturen schetsmatig af te bakenen. Er is een sterke linksrechtsverdeling, de populaire cultuur staat op gespannen voet met de culturele elite, en toch
Was er in de jaren vijftig een crisis in onze leescultuur?
zie ik niet wie de romanschrijvende representanten zijn van GeenStijl of van de SP-aanhang. Er is geen ideologisch verschil tussen het leespubliek van Tommy Wieringa, Arthur Japin en Peter Buwalda, om maar wat veelverkopers te noemen. De roman is niet meer, zoals in de jaren zestig en zeventig, het vehikel om je wereldbeeld of levensovertuiging mee te vormen. Dat ligt misschien aan de schrijvers, maar ook aan de markt die blijkbaar geen behoefte meer heeft aan wegbereiders en voorvechters. De echte crisis in het boekenvak is dat boeken, net als hun schrijvers, steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. De meeste boeken in de winkel lijken op advertenties van luxeproducten en beloven ook ongeveer hetzelfde: opwinding, spanning, ontspanning, zindering, avontuur, genot, meeslependheid… Net als alle producten waar reclame voor wordt gemaakt beloven ze ervaringen en sensaties. Ook hun auteurs manifesteren zich als ‘merken’ die publiekelijk vooral de rol van ‘schrijver’ overtuigend moeten neerzetten. Het heeft allemaal meer met lifestyle te maken dan met levensovertuigingen, en dan is het inderdaad de vraag waarom je boeken nog in een apart reservaat met een laag btw-tarief en een vasteboekenprijs zou willen onderbrengen. Daar komt bij dat de literatuur die belofte van een opwindende, zinderende, enzovoort ‘leeservaring’ in de praktijk totaal niet waar kan maken. Literatuur gaat juist om conflicten die we gewoonlijk proberen te vermijden, en stelt vragen die we liever niet stellen, zeker niet als we met vakantie zijn. Literatuur vereist bovendien enige inspanning. Ontwijk je die anti-glamoureuze kenmerken van boeken door je zinnen te zetten op de ‘lichtere lectuur’ – een keuze die de boekwinkels al voor je hebben gemaakt met hun selectie van prominent aangeboden koopwaar – dan is de teleurstelling ook onontkoombaar. Van die boeken is het namelijk wel erg lastig om de toegevoegde waarde boven de dvd, de bioscoopbon, het dagje shoppen of het saunabezoek te ontdekken. Zowel de serieuze lezers als de vluchtige sensatiezoekers raken dus teleurgesteld in de boekwinkel. Van die crisis zie ik niet zo gauw de juiste lijm om haar op te lossen. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 57
Hufters en menschen Robert is vergeten gruyère te halen bij de kaasafdeling. Odile stopt de hele winkelwagen vol met koekjes, roomtoetjes en cruesli. Robert wil niet dat hun kinderen die troep eten. Odile vindt het onuitstaanbaar dat hij geen gruyère maar wel morbier heeft meegenomen. ‘Sinds wanneer Yasmina Reza eet jij morbier?’ roept ze Gelukkig de uit. ‘Wie houdt er nou van gelukkigen die smerige morbier?!’ Ze Uit het Frans gooit een pak Milka-repen vertaald door in de kar, Robert haalt het Eef Gratama. De er weer uit, geduw, getrek, Bezige Bij, 208 ijzige stilte, een verkeerd blz., € 17,90 uitgesproken ‘sorry’. Drie pagina’s verder rolt de morbier door het gangpad en sleurt Robert de kar en zijn vrouw hardhandig richting uitgang. Liefde kent vele verschijningsvormen in de nieuwe roman van Yasmina Reza, schrijfster van romans, scenario’s en wereldberoemde thea terteksten als Kunst en God van de slachting (die laatste werd in 2011 verfilmd door Roman Polanski als Carnage, met Reza zelf als co-scenariste). In een mozaïek dat nauwelijks meer dan tweehonderd pagina’s telt passeren achttien personages de revue. Allemaal zijn ze op zoek naar een manier om lief te hebben, geliefd te zijn, of als dat allemaal te hoog gegrepen is op z’n minst stand te houden. De titel ontleende Reza aan een gedicht van Jorge Luis Borges, waarvan de laatste regels zijn overgenomen als motto: ‘Gelukkig de beminden en de minnaars en/ zij die zonder liefde kunnen./ Gelukkig de gelukkigen.’ Maar zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Wat we al sinds Anna Karenina wisten wordt ten enenmale bevestigd: geluk is eenvormig, maar ongelukkig is iedereen op zijn eigen manier. En dat is ook oneindig veel interessanter. Zo is er Odile’s moeder Jeannette, die voor haar man onzichtbaar is geworden en heeft geleerd zich daarmee ook te wapenen voor de rest van de wereld. Als ze door haar dochter en schoonzus wordt aangespoord een vrolijke jurk met oranje biezen te passen (‘je kleedt je niet, mam, je bedekt je met textiel’) barst ze in de paskamer zomaar in huilen uit. De plotselinge zichtbaarheid en het mededogen van haar schoonzus zijn meer dan ze aankan. Dan heeft ze toch liever mensen die niks in de gaten hebben. Met die schoonzus zelf wil het trouwens ook niet erg vlotten. Al jaren is ze alleen en haar bescheiden wens bestaat eruit een man te vin58 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Carole Bellaiche / H&K / HH
door Niña Weijers
Yasmina Reza heeft een ongemeen scherp oog voor alles wat wrang, gefnuikt, heimelijk, obsessief of ongewenst is
den die haar bij de arm neemt, uit wandelen, zonder te verdwalen. In plaats daarvan beleeft ze een dronken avontuurtje met een collega, die weliswaar mooie ogen heeft maar ook een lelijk Beatles-kapsel. Bovendien negeert hij de dagen erop het quasi-luchtige briefje dat zij in zijn postvak schuift. Dat zelfs zo iemand je kan verlaten, nog wel voordat er goed en wel iets te verlaten valt, is ontluisterend. Ook (en misschien juist) als je de zestig bent gepasseerd en je je verlangens al lang naar beneden hebt bijgesteld. De mozaïekvertelling is een beproefde formule die je ook vaak terugziet in films, van Pulp Fiction tot Love Actually. Levens schuren langs elkaar heen, kruisen elkaar, botsen frontaal. In Reza’s variant ligt de nadruk van al die in elkaar hakende levens op het bijstellen van het beeld dat je als lezer van deze mensen vormt. Waar een personage in het ene hoofdstuk wordt opgevoerd als de hufterige minnaar van een neurotische actrice duikt diezelfde hufter in een volgende verhaallijn op als de geduldige vriend van een doodzieke man. En de oncoloog die door zijn patiënten wordt beschouwd als een groot man, ‘een mensch’, is in zijn privé-leven een beschaamde homoseksueel, nog altijd in de kast, alleen in staat tot betaalde seks met jonge
Niemand valt samen met het beeld dat een ander van hem construeert, maar ook niet met wie hij zelf denkt te zijn
Arabieren. Niemand valt samen met het beeld dat een ander van hem construeert, maar ook niet met wie hij zelf denkt te zijn. Dat is tragisch, maar in dit geval vooral ook heel erg komisch. Dat komt in de eerste plaats door Reza’s taal, die de grote stuwende kracht van het boek is en wel iets weg heeft van een vrolijke hond: wild in de lucht springend, nauwelijks in staat zijn enthousiasme te bedwingen. Neem deze opening van het hoofdstuk over de spel- en gokverslaafde Raoul Barnèche: ‘Ik heb een klaverkoning opgegeten. Niet helemaal, maar wel bijna. Ik ben iemand die zo ver is gekomen dat hij in staat is om een klaverkoning in zijn mond te stoppen, daar een stuk vanaf te scheuren, erop te kauwen als een wildeman op een stuk rauw vlees en het door te slikken. Ik heb dat gedaan.’ Je kunt de misère maar het best met bravoure tegemoet treden, lijkt Reza te suggereren. Liever een absurde held dan helemaal geen held. Hoewel de constructie soms wat al te gekunsteld aandoet – alles is wel érg hecht met elkaar verweven en Reza laat geen kans onbenut om personages in elkaars leven te laten opduiken, met als apotheose de begrafenis van een van hen – en sommige hoofdstukken minder beklijven dan andere, is Reza’s oog voor alles wat wrang, gefnuikt, heimelijk, obsessief, ongewenst, pas ontloken of lang gestorven is ongemeen scherp. De beste scènes van de roman zijn die waar de boel volledig ontspoort en de pen van de schrijfster zich het minst barmhartig toont. Totdat er dan toch ineens een glimp van verlossing te ontwaren valt te midden van de chaos. Te laat misschien, te kort, te vluchtig, maar niettemin: een glimp.
Eerlijk lijden door Marja Pruis
Ze barsten in snikken uit als in hun stamkroeg De vlieger wordt gedraaid. Na de nodige jenevertjes natuurlijk
Bob Bronshoff / HH
Het duurde eventjes voordat ik begreep wie er aan het woord is, in de nieuwe roman van Jan van Mersbergen. Er is sprake van een ‘ik’ en een ‘hij’, en even dacht ik dat zij één en dezelfde persoon waren. Zoiets kan in een zin als: ‘Volgens mij is het de eerste keer dat hij zichzelf aan Jan van een stoel ketent en ook de mersbergen eerste keer dat hij dat doet De laatste omdat een ander hem dat ontsnapping vraagt (…).’ Tot er halCossee, 219 blz., verwege de eerste pagina € 18,90 staat: ‘(…) ik vroeg hem hoe hij zich voelde nu ze samen op reis gingen, hij en zijn zoon. Hij dacht lang na. Toen zei hij: Ik ben nog nooit zo bang geweest.’ De laatste ontsnapping is een typische Van Mersbergen. Als iemand zijn zevende roman schrijft mag je zoiets wel zeggen. Een roman gesteld in koele, klare taal over mannelijke bondgenootschappen tussen knoestige zwijgers en verholen zwelgers. Het zwijgen en het zwelgen zijn overigens onderling uitwisselbaar. Met terugwerkende kracht past mijn aanvankelijke verwarring over de verteller ook helemaal bij dit naar binnen gekeerde pact. De verteller is een zwijger, en kan zich redelijk op de vlakte houden door zich te richten op Ivan, de man die hij leert kennen via het vriendje van zijn zoon. Ivans geschiedenis komt op de voorgrond te staan in
deze roman, maar op een getrapte manier vertelt Van Mersbergen een ander drama, namelijk dat van de ik-verteller. Ivan wordt op een dag geconfronteerd met zijn vaderschap. Deedee, zijn tienjarige zoontje, belt hem op nadat hij het nummer van zijn vader ontdekt heeft in de telefoon van zijn moeder. De laatste ontsnapping dient zich in toon en inhoud aan als een sociaal-realistische vertelling, maar is in feite een strakke constructie van een kunstmatige wereld waarin zaken als geloofwaardigheid en waarschijnlijkheid er niet toe doen. Er wordt een decor opgetrokken, met archetypische ankerplaatsen en dito personages. Als de schrijver ergens níet mee bezig wilde zijn in zijn roman, om maar een voorbeeld te noemen, dan zijn het wel vrouwen, of om preciezer te zijn: moeders. Het gaat hier om zonen en vaders. De moeders zijn slechts de gelegenheidsgevers op de achtergrond, schaduwgestalten, met wie soms een beetje rekening moet worden gehouden, of die om de tuin moeten worden geleid. Deedee ontdekt Ivan, en daarmee komt Ivan ook binnen het bereik van vriendje Ruben en diens vader, de ik-verteller. Ivan blijkt ontsnappingskunstenaar. Hij laat zich door vrijwilligers uit het publiek vastketenen aan een stoel, er wordt een vlammetje bij gehouden en in een race tegen de klok en het vuur moet hij zich zien los te worstelen. Via Ivan treedt de ik-verteller een nachtwereld binnen, de Delta genaamd, van
Jan van Mersbergen – Als de schrijver ergens níet mee bezig wilde zijn in zijn roman, dan zijn het wel vrouwen
excentriekelingen, zuiplappen en willige vrouwen. ‘Als het licht is moet je niet op de Delta komen, vertelde Ivan. Dan kun je te ver kijken, dan herken je de gezichten, dan staan de gevels scheef.’ Dat nachtleven dient zich op een welkom moment aan voor de ik-verteller, want hij is net weggesaneerd op zijn werk en voelt zich, zo blijkt steeds meer tussen de regels, nogal een loser. Het feit dat hij meer thuis is, zou hem dichter bij zijn zoon moeten brengen, maar dat lukt hem niet echt. Er is ook nog een dochtertje, maar – nogmaals – vrouwen doen niet mee in deze wereld. Met zichtbaar genoegen en merkbare ervaring vangt Van Mersbergen opnieuw de door talloze ijskoude jenevers en biertjes gesmeerde vriendschap tussen gewonde dieren. Ivan worstelt met heimwee naar het land waar hij vandaan komt, en pijn om de jongere broer die in het leger verdween. De pijn ligt er bij hem bovenop, in tegenstelling tot de pijn bij de verteller. De laatste voelt zich steeds meer tekortschieten, als vader, als echtgenoot, als werkzaam lid van de maatschappij, en voelt zich ook nog eens vals tegenover het eerlijke lijden van zijn nieuwe vriend. ‘Ivan kletst niet, dat is de kern. Ik kan alles om me heen benoemen, ik kan de krant analyseren en de oorsprong zoeken van de dingen om me heen, een mening formuleren, dat konden mijn collega’s ook en zeker de vader van Eefje was daar goed in, maar van mijn eigen oorsprong en de verbondenheid met anderen wist ik niks. Daarover kon ik net als Ivan alleen maar zwijgen, al deed ik dat nog niet op de juiste manier. Zwijgen omdat je niks weet is anders dan zwijgen juist omdat je het weet.’ Mooie, precieze formuleringen, daar is Van Mersbergen goed in. Ze staan tegenover zijn heel dagelijkse observaties die de roman af en toe een beetje saai maken: ‘Ze besluiten te loten. Kop of munt. Deedee vraagt een euro aan Ivan en als hij een muntje geeft en met zijn koffer naar de andere kamer gaat zegt Ruben: kop. Zijn vriendje gooit het muntje in de lucht, vangt het op, draait het om op zijn hand. Het is kop en Ruben mag kiezen en besluit dan toch bij de kasten te slapen.’ Staccatozinnetjes die het verhaal een nogal slepend tempo geven, te meer daar er voortdurend teruggrepen moet worden in de tijd. Tegelijkertijd is het knap hoe Van Mersbergen laveert tussen gewoonheid en drama, melodrama zelfs. Dat laatste aspect wordt door de schrijver onderstreept door steeds een zinsnede uit een hoofdstuk uit te vergroten tot hoofdstuktitel. Zet je die titels onder elkaar, ‘Ik wist wel dat je zou komen’, ‘Als je overal voor wegloopt ben je vrij’, ‘En nu hoor ik erbij’, ‘Ik mis hem, de schat’, dan heb je bijna een lied van André Hazes. Wat ook weer geheel in stijl is. De personages die De laatste ontsnapping bevolken, barsten in snikken uit als in hun stamkroeg De vlieger wordt gedraaid. Na de nodige jenevertjes natuurlijk. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 59
Wat als ik moet overgeven?
Kotszakje van Philippine Airlines
door Nina Polak In 2002 ontdekten onderzoekers aan Harvard een gen dat een cruciale rol speelt bij angstig gedrag. De media spraken van het ‘Woody Allen-gen’. De Amerikaanse journalist Scott Stossel schreef het uitgebreide boek My Age of Anxiety, over zijn ervaring met de pathologische Scott Stossel angsten waaraan hij al zijn My Age of Anxiety: hele leven lijdt. En inderFear Hope Dread daad, als de welbespraakte and the Search Stossel zijn dwangmatige for Peace of Mind gedachtegangen beschrijft, Knopf, 416 blz., € 21,99 (de verta- klinkt hij af en toe als Woody Allen. Zijn doorgeling verschijnt in draaide ‘wat als’-redenemei bij De Bezige ringen zijn even tragisch Bij, onder de titel Mijn tijdperk van als absurd. Wat als ik deze keer de angst) geen paniekaanval heb, zoals de vorige 782 keer? Wat als ik nu eens echt ziek ben? Wat als het een hartaanval is? Kalm blijven. Doe je oefeningen. Oké, ik ben kalm. Maar dat het de vorige 782 keer een paniekaanval was, hoeft nog niet te betekenen dat het nu weer zo is! Ik moet hier weg! Zo gaat het er ongeveer aan toe in het hoofd van Stossel. Behalve dit soort paniekaanvallen heeft hij verlatingsangst, smetvrees, vliegangst, sociale angst en een dodelijke angst om over te geven – dat laatste lijkt veel van die andere angsten te dicteren. Wat als hij moet overgeven in het vliegtuig? Wat als zijn medepassagiers dat zullen zien? Wat als... Die angsten bezorgen hem chronische buikklachten, waardoor Stossel ook nog voortdurend vreest de controle over zijn darmen te verliezen. Het blijkt een van zijn weinige gegronde vrezen; een aanzienlijk deel van het boek is gewijd aan zijn obsessie met zijn spijsvertering en anekdotes die verklaren hoe dat komt. In een pijnlijk intermezzo herinnert Stossel zich de keer dat hij te gast was bij de Kennedy’s, buikkramp kreeg en een toilet deed verstoppen en overstromen. (Uit zijn toon is moeilijk af te leiden of we het horror of slapstick moeten vinden, of beide.) Vanaf zijn tiende heeft de auteur alles geprobeerd wat de psychiatrie te bieden had en nog steeds is hij in therapie en gebruikt structureel verschillende soorten medicijnen (en spiritualiën). Het verzacht, maar niets heeft hem tot nu toe van zijn angsten kunnen ‘genezen’. My Age of Anxiety presenteert hij dan ook vooral als een poging om zijn toestand, waarvoor hij zich altijd 60 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
tot in het extreme geschaamd heeft, te accepteren. Een soort coming out. Stossel verweeft zijn ervaringen met wat hij aan kennis heeft opgedaan over angst. Het boek bevat naast een rijke medische en farmacologische geschiedenis en recente wetenschappelijke inzichten ook een hoop cultuur-, literatuur- en filosofiegeschiedenis. Dat maakt het tot een soms wat onoverzichtelijke vergaarbak, maar de auteur is zich daarvan bewust. Die rommeligheid lijkt zijn punt te dienen. Angsten als die van Stossel worden tegenwoordig namelijk vooral gezien als psychiatrische ziekten – angststoornissen zijn momenteel de meest voorkomende psychische stoornissen – maar dat is een relatief recente ontwikkeling. De diagnose bestaat pas dertig jaar. Eerder – en nog steeds – is angst beschouwd als een filosofisch probleem (Plato, Spinoza), een spirituele toestand (Kierkegaard) en een culturele conditie (Auden, Camus). Die definitiekwestie is wat Stossel interesseert. En daarin is hij niet alleen. De Neder-
Stossel was een keer te gast bij de Kennedy’s, kreeg buikkramp en deed een toilet verstoppen en overstromen
landse psychiater Damiaan Denys, die puur breingeoriënteerde behandelingen biedt tegen angst, ging onlangs het theater in met de voorstelling Wat is angst?, waarin hij het fenomeen behalve vanuit de neurowetenschap ook vanuit allerlei andere hoeken benadert. Op verontwaardigde toon begint Denys zijn monoloog met de constatering dat we leven in een angstcultuur, waarin we – om maar iets te noemen – op elk vliegveld met debiele plastic zakjes klooien omdat er in Londen ooit iemand is aangehouden met explosieve vloeistoffen. Later legt hij kalmpjes, in medisch Latijn, uit hoe angst in onze hersenen werkt. Zijn conclusies zijn die van een breinwetenschapper, hij is sceptisch over de vrije wil, maar de filosoof die Denys ook is lijkt daarmee toch niet helemaal genoegen te nemen. Wat angst precies is, is ook als het aan Stossel ligt niet op één gebied aan te wijzen. Weten dat het oncontroleerbare trillen en zweten op zijn eigen bruiloft wordt veroorzaakt door een ongelukkig pakket met genen en een verstoorde breinchemie is niet genoeg. Het helpt hem de meest effectieve pillencocktail te bepalen, maar Stossel – daarin inmiddels bijgestaan door zijn zoveelste therapeut, een psychoanalyticus – wil weten wat zijn angst betekent. (En of hij er misschien iets aan heeft.) Denys begint zijn voorstelling in alleen een hemd, vertellend over zijn gezin. Stossel onderwerpt zich aan een diepgravend zelfonderzoek. Hij voert zijn lezer mee naar de krochten van zijn geest. Dat is even vaak verhelderend als ergerlijk. Iemand die de intensiteit van zijn gevoel niet kent kan moeilijk met hem meegaan als hij voor de zoveelste keer, als een Woody Allen on speed, een van zijn irrationele angst spiralen uitspint. Het lijkt dollemanspraat in een verder erudiet en slim boek. En eigenlijk is dat ook juist de combinatie die het interessant maakt. ‘Put your anxiety about the book in your book’, raadt zijn therapeut Stossel aan. De man begrijpt dat het zijn patiënt, en vele, vele anderen, zal helpen om voor hun angsten uit te komen en het stigma te trotseren dat bevestigd wordt door de geïntrigeerde maar geërgerde lezer. Een poging tot emancipatie dus, want angst is niet van de psychiatrie, niet van de filosofie en niet van de kunst. Angst is van ons allemaal. In Nederland wordt het aantal klinische gevallen op 1,1 miljoen geschat. Net als Denys laat Stossel zien hoe angst ons momenteel als geen andere stoornis confronteert met de vraag waar de grenzen en verbanden liggen tussen een maatschappelijk verschijnsel, een tijdgeest en psychiatrische (over)diagnose.
Auschwitz, alzheimer en alcohol door Cyrille Offermans
Hans van Rhoon / HH
De titel lijkt niet erg sterk. Overal en altijd weer, dat klinkt vaag, mat en afstandelijk. Een zekere afstand, blijkt al gauw, zit in alle dimensies van het boek, allereerst in de vertelwijze. De verteller, een Braziliaanse man van tegen de veertig, alter ego van Michel Laub, Michel Laub Overal en altijd weer blikt terug op zijn leven, dat van zijn vader en zijn Vertaald door Harrie Lemmens, grootvader, maar lijkt niet in staat dat op samenhanAnthos, 178 blz., gende manier te doen. In € 17,95 korte, sterk gefragmenteerde tekstblokjes maakt hij omtrekkende bewegingen die hem telkens opnieuw in de buurt van een paar cruciale, kennelijk traumatiserende data brengen, waarvan zowel de aard als hun samenhang pas gaandeweg enigszins duidelijk wordt. Die tastende, uitwijkende, omcirkelende, dan plotseling op een detail inzoomende vorm geeft het boek iets traags en ongrijpbaars, maar dat lijkt ook precies de bedoeling: het is de perfecte manier om die ‘overal en altijd weer’ terugkerende oerervaringen van zowel de verteller, de vader als de grootvader er ook bij de lezer in te hameren. Dat Auschwitz het oertrauma is dat de andere trauma’s heeft uitgelokt, is van meet af aan duidelijk. Maar tegelijk blijft Auschwitz op grote afstand. ‘Mijn grootvader praatte niet graag over het verleden’, luidt de openingszin van het boek, en dat blijkt nog zwak uitgedrukt. Geen van de drie hoofdfiguren – grootvader, vader, verteller – krijgt in het boek een naam, alle drie zijn slachtoffer van Auschwitz, uiteraard in sterk wisselende gradaties, al verdwijnt dat woord tegen het einde van het boek in het slappe, alles en niets verklarende eufemisme ‘het menselijk tekort’. De overheersende vraag voor de zoon luidt: hoe daaraan te ontkomen, hoe een eind te maken aan dat ellendige ‘overal en altijd weer’? Grootvader behoort tot de overlevenden, ‘het slachtvee’, dat in 1945 per boot in Brazilië aankomt, in de hoop daar een nieuw leven te
gestoord wordt wanneer hij alleen wil zijn’. In talloze lemma’s is sprake van die ‘strengste hygiënische procedures’, besmetting door het nazistische virus dreigt altijd en overal weer, zo ook in ‘ziekenhuis’, waarvan ik de gruwelijke slotzin citeer: ‘In het ziekenhuis zijn geen problemen die de rust van de echtgenoot van de zwangere vrouw kunnen verstoren, wier kind de continuïteit en liefdevolle schenking tussen de twee zal bezegelen, wanneer hij liever door de gangen loopt of naar huis gaat en daar alleen blijft.’ Dit is geen zwarte humor en geen absurdistisch cynisme, het is de dichtgemetselde verbale verdedigingslinie van iemand die altijd en overal weer bestookt wordt door de demonen uit het verleden. Het zal niet verbazen dat grootvader, die ‘ten behoeve van zijn gezondheid en rust niet gestoord mag worden wanneer hij alleen op zijn kamer is’, ten slotte zelfmoord pleegt boven zijn geschriften. Zijn zoon, de vader van de verteller, veertien jaar oud op dat moment, treft hem daar aan. Het zal zijn verdere leven tekenen. Hij gaat meteen na de dood van zijn vader werken, wordt welgesteld, is vol van het jodendom en heeft het tot vervelens toe over Primo Levi’s Is dit een mens. Maar dat leidt bij de verteller tot een groeiende afkeer van zijn vader en van alles wat met joden, het nazisme en de kampen te maken heeft. Gekweld wordt de verteller vooral door schuldbesef: hij heeft op zijn dertiende samen met een stel joodse klasgenoten een niet-joods vriendje (‘een vuile kutgoj’) tijdens diens verjaardag bijna een doodsmak laten maken, een laffe daad die hem in zijn dromen blijft achtervolgen. De suggestie is duidelijk: de collectieve lafheid van deze kinderen is verwant met het collectieve antisemitisme van weleer. Nu wordt de verhouding van de zoon met zijn vader echt problematisch: hij wil naar een niet-joodse school. Ook raakt hij – let wel: hij is veertien – aan de drank en wordt gewelddadig, als gevolg waarvan hij, hoewel inmiddels een tamelijk succesvol journalist en schrijver, zijn leven volledig ruïneert. Na de zoveelste mishandeling stelt zijn derde vrouw hem voor een ultimatum: ophouden met drinken of het is gedaan met hun verSynagoge Kahal Zur Israel, de eerste synagoge van de Amerika’s houding. Het boek eindigt hoopvol. Met zijn vader heeft hij, vlak voor diens geheugen door alzheimer wordt onttakeld, eindelijk weer, als op zijn veerDit is de dichtgemetselde tiende, een vertrouwelijk gesprek. Ook besluiten verbale verdedigingslinie van zijn vrouw en hij een kind te willen en daarmee iemand die bestookt wordt ‘het menselijk tekort’ achter zich te laten. Of door demonen uit het verleden dat lukt blijft uiteraard ongewis, het boek van Michel Laub laat me ook na twee keer lezen niet met rust. kunnen beginnen. Die gedachte moet een obsederend en verlammend effect op hem hebben gehad, en evenzeer op zijn omgeving. Hij wordt een man zonder verleden. De verteller heeft hem nooit gekend, zijn vader nauwelijks, aangezien grootvader zelfmoord pleegde toen vader veertien was. Ook de lezer weet bijgevolg vrijwel niets over hem. Maar met terugwerkende kracht wordt dat fatale einde overduidelijk aangekondigd in de zestien schriften die grootvader vooral tijdens de laatste jaren van zijn leven heeft ‘volgekriebeld’. Die schriften zijn hoogst curieus. Ze hebben een autobiografische inslag, maar bevatten niets, tenzij indirect en in verdrongen vorm, over Auschwitz, hoewel daar zijn hele familie is uitgeroeid. Ook niets over de bootreis naar Brazilië of zijn eerste indrukken van het land. De autobiografie gaat schuil in een streng encyclopedische opzet. Grootvader is allesbehalve een verteller. Zijn schriften bevatten uitsluitend ‘objectieve’, wetmatig geformuleerde lemma’s – het begint met ‘melk’, ‘haven’, ‘bagage’ – over hoe alles zou moeten zijn. Het zijn stuk voor stuk, verspreid over het boek, verbijsterende teksten, gedicteerd door een dodelijk verwonde geest op zoek naar beschutting, veiligheid, zekerheid. Bij ‘echtgenote’ – we weten dan al dat zij nooit over haar man sprak, ook dat zij zich ter wille van hem tot het jodendom heeft bekeerd – lezen we onder meer: ‘persoon die zich belast met het huishouden, er zorg voor draagt dat de strengste hygiënische procedures in acht worden genomen en ook dat haar echtgenoot niet
27.02.2014 De Groene Amsterdammer 61
Klavers
Kent u het Reestdal? Drie vak. huizen in stil natuur-gebied. www.kunstduo.nl 0528-391317 ----------------------------------------------------------------8 KM zuidelijk. v. MAASTRICHT Idyllisch gelegen kunstz. boerenhuis 2-4 pers. www.vakantiehuisjebijmaastricht.nl -----------------------------------------------------------------
vakantie (buitenland) -----------------------------------------------------------------
jan rothuizen
vakantie (binnenland)
----------------------------------------------------------------TWENTE Karaktervol vakantiehuis op oud boerenerf: www.hetotman.com ----------------------------------------------------------------Vak.huisje 5 p met tuin bij Oldambtmeer, bos en waddengebied. Info; res. www.Koetshuisje.com ----------------------------------------------------------------Kom tot rust in onze primitieve boerderij in Friesland. Gelegen aan de zandweg met een weids uitzicht over het boerenland. Ideaal voor buitenmensen, gezinnen, natuurliefhebbers. www.villafluitenkruid.blogspot.com ----------------------------------------------------------------Heerlijk vakantiehuis, 5 p, met zonnige bostuin. Op grens Utr. Heuvelrug/rivierengebied. www.vakantiehuis-debosbes.nl ----------------------------------------------------------------Even helemaal weg uit de stad? Te huur: leuk boerderijtje in Friesland, vrij gelegen tussen de weilanden, eenvoudig maar van alle gemakken voorzien. www.boerderij.inthelowlands.info
Schitterende plek aan de voet van de Pyreneeën, sfeervolle chambres- et table d’hôtes, heerlijk en eerlijk eten, 50 km van Toulouse. www.loustal.eu ----------------------------------------------------------------Beleef UMBRIË app. t.h. in onze 18deeeuwse boerderij bij Orvieto. www.polmone.org ----------------------------------------------------------------Italië, la grande bellezza: in de bergen, aan rivier, vlakbij Midd. Zee, t.h. ons vakantiehuisje. www.huisjeitalie.com ----------------------------------------------------------------Van april t/m nov is ’t heerlijk toeven in ons Droomhuis op de Peleponnesos. Uitzicht op zee en bergen. www.grieksvakantiehuis.nl ----------------------------------------------------------------Rust, ruimte en natuur in ZW-Ierland. Huisje voor 2 pers. www.onzegezelligetigin.nl ----------------------------------------------------------------Smaakvol ingerichte boerderij in Umbrië bij Todi. ruim huis met privé zwembad en mooi uitzicht rondom. grote tuin, goed ingerichte keuken, 4 ruime sl.k., 2 badk. pizzaoven, sat.TV. ook prettig in voor- en najaar; goed te verwarmen. www.casavalleverde.nl ----------------------------------------------------------------ITALIË, in alle jaargetijden in Toscane, bij Volterra. Tussen Pisa, Florence en Sienna.
KAARTEN VAN € 18,- TOT € 48,VIA DE CONCERTGEBOUWLIJN 0900-671 83 45 (10-17 U, €1,- P/G), WWW.ORKEST.NL OF PHILHARMONIE HAARLEM 023-512 12 12 (MA-VR, 10-14 U)
Dvorˇák
Symfonie 7 En ook:
Saint-Saëns
Celloconcert 1 Dima Slobodeniouk, dirigent Quirine Viersen, cello
vr 7 maart 2014
Philharmonie Haarlem
za 8, ma 10 maart 2014 Het Concertgebouw
WWW.ORKEST.NL
62 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Authentieke boerderij op 4 ha, voor één of twee families. Vloerverwarming en open haard. Grote zwemvijver. Prachtig wandelgebied. Groot en klein huis www.loghino.nl ----------------------------------------------------------------Sol Vino Tapas Cultura y Granada www.alcandora.nl Liesbeth en Willem ----------------------------------------------------------------Rondreis Tibet, cultuur, natuur, kleine groep. www.tibetreis.com ----------------------------------------------------------------RUST in midden Algarve. www.casakinetica.com ----------------------------------------------------------------Casa di Basanni is Noord-Italiaanse & Zuid-Franse charme. www.casa-cult.com ----------------------------------------------------------------BERLIN Friedrichshain, ons appartement in voorm. schoolgebouw Max Kreuziger. Info: M 06 55386954
[email protected] ----------------------------------------------------------------Paradijselijk Z.-BOURGONDIË, huis aan riv. Tot 19/4, mei/juni. €395,www.huisinbourgondie.nl. 06-10825016 ----------------------------------------------------------------Groen en kleinschalig kamperen bij Nederlandse wijnmaker in Toscane.Rust en ruimte, eigen zwemwater, schaduw en zon! www.icommedianti.nl ----------------------------------------------------------------MOOI 18e EEUWS FRANS LANDHUIS met zwembad in paradijselijke omgeving te huur. www.chassenat.com ----------------------------------------------------------------kijk: www.rieslingtochten.nl ----------------------------------------------------------------Kijk! Provencaals huis bijz ligging naast rivier. www.lereveprovencal.com apr-jun €575 jul-aug €975 p.w. ----------------------------------------------------------------Te Huur in Midden Portugal, Tomar, verbouwde boerderij bij stuwmeer Rio Zezere. www.balanchinho.nl ----------------------------------------------------------------Bretagne-Z huis met tuin 2/3 p.vrij: 19/410/5 en na 20/9 Cultuur, stilte, oceaan www.mijnhuisinbretagne.nl ----------------------------------------------------------------Hongarije-Zuid bij Pècs te huur ons uniek huis op unieke plek. Rust ruimte cultuur wandelen. Laatste weken. Kijk op www.csarda.nl tel 050-5253330 ----------------------------------------------------------------Aan de rand van de Franse Pyreneeën (Ariège) tussen Toulouse en Andorra gîte met prachtig uitzicht voor 350 tot450 p.w. www.lebartie.com ----------------------------------------------------------------Drôme Zuid-Fr. mei–sept. Aangename, ruime, zelfst. gîte. Echt stil en mooi zicht. 2 pers. www.detweeberen.nl ----------------------------------------------------------------Heerlijk familiehuis op grens IT/FR nabij Nice airport, bij rivier en zee www.ciantri.com ----------------------------------------------------------------Verstilde dorpjes, hartelijke Italianen. www.lucertola.nl -----------------------------------------------------------------
diensten -----------------------------------------------------------------
Vakvrouwen! Drie meubelmaaksters en een timmervrouw bieden vakwerk op maat. Voor inspiratie en mogelijkheden: www.vakvrouwen.com of 020-6827614 ----------------------------------------------------------------Cilia Prenen Tuinadvies en Ontwerp. DOMWEG GELUKKIG IN DE ACHTERTUIN 020-6837762 www.ciliaprenen.nl Hulp nodig bij de aangifte Inkomstenbe-
lasting, voorlopige teruggave of aanvraag toeslagen? Bel 06-27024869 of ga naar: www.hornbilladvies.nl ----------------------------------------------------------------Voor al uw schilderwerk – binnen en buiten. Gratis offerte. Scherpe prijzen. Bel Katja 0615064622 e-mail:
[email protected] ----------------------------------------------------------------Uw levensverhaal op schrift voor kinderen en kleinkinderen? U vertelt, Ingrid Gouda Quint schrijft. www.goudaquint.nl -----------------------------------------------------------------
divers -----------------------------------------------------------------
100 jaar WOI. Fietsen & WOI. Een waardige herdenking langs het front. www.fietstochtenXL.com ----------------------------------------------------------------Frans sprekend stel voor exploitatie van restaurant/bar met kamers in authentiek dorpje in dept Loire (42). info 0643368073 -----------------------------------------------------------------
cursussen en coaching -----------------------------------------------------------------
www.fotoworkshopdordogne.nl ----------------------------------------------------------------DESKUNDIGE COACH biedt uitkomst bij loopbaanvragen, stressklachten en burnout. www.tanyadewit.nl ----------------------------------------------------------------Free from inner constraints in 10 days. www.corelife.nl ----------------------------------------------------------------Inspirerende schildercursus in prachtig atelier vlakbij Vondelpark door beeldend kunstenaar Helga Kos. Kennismakingsles mogelijk. www.atelierdekraamkamer.nl
[email protected] ----------------------------------------------------------------Repair yourself! www.amat-studio.com ----------------------------------------------------------------(Gz-)psycholoog en filosoof met ruim 25 jaar ervaring, voelt zich niet thuis in de hokjesgeest van het huidige gezondheidszorgsysteem en biedt zich aan voor coaching en counseling in eigen praktijk te Amsterdam, en als gesprekspartner bij levensvraagstukken. www.wenjavandermeulen.nl -----------------------------------------------------------------
lezersaanbieding -----------------------------------------------------------------
Jong talent en zangers v.h. Nederlands Kamerkoor en Cappella Amsterdam olv Kaspars Putnins. 28/2 Den Haag, 1/3 Utrecht, 2/3 Rotterdam. Bruckner, Xenakis, Vasks e.a. €5 (code: GROENE) MeestersEnGezellen.nl -----------------------------------------------------------------
vertier -----------------------------------------------------------------
Kleinkunst voor de denkende mens: ‘Alledaagse zaken ANDERS benaderd’. In uw huiskamer? www.neufneuf.nl -----------------------------------------------------------------
huisvesting (aangeboden)
----------------------------------------------------------------Rustige werkplek in hartje Amsterdam te huur, € 306 p/m.: 4 x 3,5 meter, met uitzicht op grachtentuinen. Tel. 06-24722359. ----------------------------------------------------------------Pied à terre Oud-Zuid. Time-sharing. Rustige studio bij concertgebouw.
[email protected] -----------------------------------------------------------------
Kijk ook naar onze klavers online! U kunt uw Klavers alleen online aanmelden www.groene.nl/klavers
NV Weekblad De Groene Amsterdammer Onafhankelijk weekblad sinds 1877 Postbus 353, 1000 AJ Amsterdam Singel 464, 1017 AW Amsterdam
[email protected] groene.nl Redactie 020.524 55 24 Administratie 020.524 55 55
Religie
Vertrouwelijke informatie kunt u ook naar ons sturen via publeaks.nl
Yad Vashem jan rothuizen
Redactie Xandra Schutte (hoofdredacteur), Evert de Vos (redactiechef ), Hassan Bahara, Margreet Fogteloo, Koen Haegens, Rutger van der Hoeven, Irene van der Linde, Roos van der Lint (kunst), Marja Pruis (Dichters & Denkers), Aukje van Roessel, Monique Samuel, Casper Thomas, Joost de Vries (Dichters & Denkers), Trinette Koomen (secretariaat), Liesbeth Beneder (secretariaat), Jakob Jan Kamminga (stagiair) Eindredactie Rob van Erkelens, Hugo Jetten, Jorie Horsthuis Vormgeving Christine Rothuizen (ontwerp) Beeldredactie Simone Berghuys, Floor Koomen Webredactie Katrien Otten, Lennart Brans (stagiair) Administratie Fatima Leeuwenberg (office manager), Heleen de Waard, Eva Weller, Leon Smits (abonnementen), Jacqueline Wolf, Anil Goksun (financiën) Advertentie-acquisitie Tiers Bakker, Igor Bijlsma, Hans Boot, Pieter Wolter, 020.524 55 11/12
[email protected] Abonnementenwerving Hans Boot, Ivo Jansen op de Haar, Esmee Meertens Abonnementenadministratie 020.524 55 55
[email protected] Abonnementsprijzen Nederland en België: per jaar € 181,-, per half jaar € 95,-, per kwartaal € 50,-, studenten abonnement per 4 weken € 10,-. Overige landen prijzen op aanvraag. Online abonnement per jaar € 68,-. Losse nummers € 4,50. Rekeningnummer abonnementen NL65TRIO0198496176 Druk Senefelder Misset, Doetinchem Gesproken en digitale versie Loket aangepast-lezen 070.3381500
Hieronder nog een nuancering op het artikel van Herman Vuijsje (De Groene van 6 februari): 1. Het Drentse gehucht/buurtschap Nieuwlande is ‘niet het enige geval waarin een hele dorpsgemeenschap onder de Rechtvaardigen werd geschaard’. Immers de commune Le Chambon-surLignon (Haute-Loire, Fr), haut lieu Huguenot, kreeg eveneens een collectieve onderscheiding, evenals 65 van zijn inwoners. Tot en met 2004 waren in Frankrijk als geheel tweeduizend YV’s uitgereikt – dit ter vergelijking met de 5300 in Nederland. 2. Onder de onderduikers in Nieuwlande waren veel joodse kinderen, die via de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg met de trein naar Hoogeveen en daarna met boerenkar of auto bij gezinnen in het streng gereformeerde ‘Dorp dat zweeg’ werden ondergebracht. Anders dan in het veraf gelegen Le Chambon vonden in Nieuwlande herhaaldelijk razzia’s plaats, onder meer vanuit het Hollandse Veld, een broeinest van Nederlandse SS’ers. De dapper heid van de Nieuwlanders kan daarom niet hoog genoeg worden gewaardeerd. In dit verband mag de naam
Ondertussen op groene.nl Woensdag Het nieuwe nummer Donderdag Agenda Film Economie Vrijdag Niña Weijers Boek van de week Column Rob van Erkelens Zaterdag Media Marja Pruis leest Zondag In de wereld Opheffer Maandag Nadia Ezzeroili De vijf beste videoclips Dinsdag Commentaar
van de gefusilleerde verzetsstrijder Johannes Post niet ontbreken. (projecten.obhoogeveen.nl/ nieuwlande/nieuwlandeinoorlogstijd05.htm) J.J. van Oostendorp, Rotterdam
Koude Oorlog ‘Afgezien van de Amerikaanse oorlog in Vietnam en de aanval van de Sovjet-Unie op Afghanistan is de Koude Oorlog, van 1949 tot 1989, misschien wel de vreedzaamste periode die de moderne mensheid gekend heeft’, schrijft H.J.A. Hofland (De Groene van 19 februari). Dat getuigt van een enigszins beperkt blikveld. Vooral in Afrika werd de Koude Oorlog in deze periode buitengewoon heet. De bloedige conflicten in bijvoorbeeld Angola, Mozambique, Ethiopië, Somalië, Zuid-Rhodesië en Zaïre hadden tenslotte alle direct of indirect verband met de strijd om invloedssferen tussen de twee grote machtsblokken. Peter Vermaas, Parijs
Gedicht In haar column Weet je nog refereert Marja Pruis aan een gedicht van Gerrit Kouwenaar – ‘iets met regen en dat je altijd hoopt dat ze niet te nat worden, of te koud, hoe vind je zoiets terug’ (De Groene van 20 februari). Ik dacht meteen aan een gedicht dat boekhandel Godfried aan de Amsterdamse Koninginneweg jaren geleden een aantal weken als fond in zijn etalage had liggen – een gedicht van Bert Schierbeek, direct terug te googelen op de zoektermen ‘Schierbeek’ en ‘Als het regent’. Ik herinner me dat ik zo’n twintig jaar terug regelmatig even voor die etalage bleef staan om het gedicht in me op te slaan. Zo kun je iets terugvinden door het bijna terloops in een column te noemen. Bob de Jong, Italië
Met veel interesse heb ik het artikel van Robert Dulmers gelezen (De Groene van 13 februari). Helaas kwam ik ook hier weer tegen dat in wezen bij bijna alle conflicten religie een zeer grote dan niet de hoofdrol speelt. Het begint met een sociaal verschil, ook vaak gebaseerd op religieuze meerder- en minderheden, en escaleert vervolgens in een, voor in ieder geval mijzelve, zeer primitieve reactie, waar vervolgens de religieuze autoriteiten in eerste instantie hun mond dichthouden, en als het helemaal dreigt te ontsporen hun grote bezorgdheid uitspreken. Nog nooit heb ik een duidelijke veroordeling van hun eigen zich misdragende clubje gehoord! Even voor de duidelijkheid: van geen enkele religieuze club. Wordt het niet zo langzamerhand tijd om in de 21ste eeuw eindelijk eens van religie in z’n algemeenheid af te stappen? Ik begrijp dat dit een utopie is, maar ik ben ervan overtuigd dat het in ieder geval een stapje in de goede richting is. Laten we eens beginnen in ons eigen landje, weg met alle bijzondere scholen, waarom moet ik betalen voor andermans primitieve ideeën die zoveel ellende veroorzaken? In feite zouden de leiders van deze religieuze gekten vervolgd moeten worden als leiders van een criminele organisatie, wat overigens door Amerika en de extreme moslims al gedaan wordt. Helaas hebben beide partijen niet door dat zij de hoofdrolspelers zijn. Kortom, zolang er religie is, blijft het shit. D.J. Bos
Plaats een klavertje groene.nl
U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar
[email protected] 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 63
Sciencepalooza Stakende stemmen Stelt u zich een prototype econoom voor. Op welke partij gaat zij stemmen voor de gemeenteraadsverkiezingen? Die vraag is onzinnig – zo’n econoom gaat niet stemmen. Zelfs als het erom spant, zoals dit jaar in Amsterdam tussen D66 en de PvdA, is de kans verwaarloosbaar dat haar stem de doorslag geeft. Nederland telt nogal wat economisch denkenden, gezien de opkomst bij de gemeenteraads verkiezingen. In 2010 nam de helft van de kiezers niet de moeite om hun stem uit te brengen. Stemmen is ook hopeloos ouderwets, zoals David Van Reybrouck vorig najaar betoogde in Tegen verkiezingen. Van zeventien miljoen mensen wordt verwacht dat ze vier jaar lang de besluitvorming volgen, opdat ze eenmaal het bolletje van hun keuze rood mogen kleuren. Terwijl we voor ieder dansje en elke mol op televisie kunnen stemmen, we gezamenlijk een Koningslied schrijven en dagelijks gepolst worden over het aantal medailles dat Nederland had moeten winnen, proberen we onze directe omgeving in te richten door ons te bepalen tot één partijprogramma. Dat is alsof je op een package deal van
vierhonderd stellingen met ja of nee moet antwoorden – een begrafenis van een bekende ‘liken’ is nog genuanceerder. De vraag waarom de helft van de mensen wel gaat stemmen is gerechtvaardigd. Overschatten ze hun kansen, zoals bij de aanschaf van een kraslot? Een iets minder cynische reden is dat zelfs economen wel eens naar het café gaan en zich daar tegenover vrienden moeten verantwoorden. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat ‘kunnen zeggen dat je gestemd hebt’ inderdaad een zwaarwegende reden is om te gaan stemmen. Met een even grootschalig als vernuftig experiment tonen vier economen aan dat mensen er gemiddeld vijf à vijftien dollar voor over hebben om dat te kunnen zeggen. De onderzoekers verspreidden gericht 13.500 folders in een Amerikaanse wijk, waarin bekend was welke huishoudens bij de voorgaande verkiezingen waren gaan stemmen en welke niet. Een deel van de folders kondigde aan dat er de volgende dag een onderzoeker langs zou komen met een vragenlijst van tien minuten over stemgedrag. In sommige folders werd daarvoor tien dollar beloofd, in andere
niet. In de helft van de folders stond dat de survey maar twee minuten zou duren als de deelnemer niet gestemd had. Die laatste toevoeging geeft een stemmer een prikkel om te liegen: dan duurt het interview korter. Door in de willekeurig samengestelde foldergroepen te vergelijken of de deur open ging en wat er geantwoord werd, konden de onderzoekers bepalen hoeveel geld men gemiddeld over had om te kunnen zeggen gestemd te hebben. Van de niet-stemmers beweerde 52 procent wél gestemd te hebben. Met de folder over de kortere survey loog maar 41 procent; de anderen gaven dus toe niet te hebben gestemd. Van de stemmers daarentegen loog maar twee procent meer dat ze niet hadden gestemd, als daardoor het interview korter duurde. Daaruit blijkt dat mensen graag zeggen dat ze gestemd
hebben. Die conclusie controleerden de onderzoekers nog door één dag voor de verkiezingen de boodschap te verspreiden dat er iemand langs zou komen met vragen over stemgedrag. Inderdaad ging daardoor 1,3 procent meer mensen stemmen. Is zo onze democratie nog te redden – door te dreigen met ondervraging? Misschien moeten we het onszelf nog lastiger maken, zoals Van Reybrouck voorstelt. Hij wil door loting laten bepalen wie volksvertegenwoordiger wordt. Een klein aantal kiezers krijgt daardoor gegarandeerd invloed, maar moet daar veel moeite voor doen. De blasé econoom neemt dat op de koop toe – als ze weet dat ze zich daarna in het café moet verantwoorden voor haar keuzes.
Door Eva van den Broek Beeld Femke van Heerikhuizen
Cryptogram 3215
Henk Jongebloed
Horizontaal - 1. Eet een appeltje voor de dorst van een ander (15) 8. Vliegt hoorbaar langs een rechte weg (8) 9. Little dear mother, are you really dead? (6) 10. Het hart van de haven ging men heen (15) 11. Wat geld geven en het loket sluiten (11) 12. Starten en varen (4) 13. Kan licht breken in de leescorner (10) 16. Zal dus wel niet van haar wezen (3) 19. Transportwerk voor ze de lucht in vliegen (8) 20. Een Frans acteur in balans (6) 21. Een dorp in hedendaagse staat (6) 22. Iedereen komt uit op een glorieus stukje ruimtevaart (7) Verticaal - 1. Snel naar voren en vuren! (15) 2. Over een groot gebied gaan liggen (11) 3. Wat er gezegd wordt door beursmensen is niet helemaal ABN (15) 4. Het was een kei uit Duitsland! (8) 5. Bij scharrelen hoort gedonder! (8) 6. Verbeet zich in een cel!? (15) 7. Knokkerij tussen dakdekkers achter de schermen (10) 14. De kat doet het lekker tegen de boom aan (5) 15. Dit bewijs van ontvangst kan men zo afstoten (6) 17. Kaart voor buitenlandse reizen (4) 18. In deze historische tijd was er heel wat strijd (4) Oplossing cryptogram 3214 Horizontaal - 6 in-loop-spreekuur, 9 type-fout, 10 Mal-eis, 11 gezichtsverlies, 13 rond-hangen, 15 Agio, 16 inslager (die inslaat), 18 motief, 20 UvA (in host), 21 de -generatie, 22 regenbode (anagr.), 23 boer.
Verticaal - 1 bitter-garnituur, 2 klap-rozen, 3 conflict-haarden, 4 december-nummer (12), 5 bun-deling, 7 Pet-Rus, 8 (iets) rots, 12 stoof-peer, 14 geroerd, 17 slaag, 19 int-r-o. 64 De Groene Amsterdammer 27.02.2013
Perquin Boven Op de zolderverdieping van mijn huis is na een lange periode van allesdoordringend lawaai een bescheiden mistbank ontstaan. Ik zie het wanneer ik halverwege de ochtend boven kom, met koffie en gevulde koeken, voorzichtig over groot en vervaarlijk ogend gereedschap heen stappend. De kleine kamer die er eerst niet was blijkt in nevelen gehuld, alsof de ruimte in zijn geheel is ontrukt aan het rijk der fabelen en er elk moment een eeuwenoude entiteit uit tevoorschijn kan komen, wakker gemaakt door het kabaal van mensen en machines. Een opening naar een ander universum. Gelukkig duikt ergens in het midden van de mistbank Gijs op en zegt iets dat ik, door het kapje over zijn mond, niet versta. Het klinkt als ‘zwabben voor behobte griezen’. Dat zou het trouwens best kunnen zijn, bedenk ik. Men wéét het gewoon nooit, met klussende mannen. Uitnodigend hou ik de koffie omhoog. Gijs klopt gruis en stof van zijn overall, neemt de koffie aan en zet zijn mondkapje af. Hij ziet er nu uit als een oudere versie van zichzelf. Wit haar, kleine ogen, scherp aangezette rimpels in zijn voorhoofd. Maar het frezen is bijna klaar, legt hij uit. Over een paar dagen zal er gestuukt worden. ‘Goh’, zeg ik. ‘Fijn.’ Sinds de verbouwing begonnen is zeg ik, zoals de meeste mensen met linkerhanden, opvallend vaak ‘nounou’ of ‘tjongejonge’ over onderwerpen als isolatieschuim, bekabeling of het doortrekken van leidingen. Gijs is gelukkig het type mens dat reageert op de intentie achter de woorden: verwarring, vertrouwen en volstrekt buitenstaanderschap. Op dezelfde toon vraagt hij dan naar mijn werk, waar hij met zijn geklop en gedreun onbedoeld een beetje in mee is gaan klinken. Ik zeg iets wat stevig en ambachtelijk klinkt. ‘Het verhaal staat in de steigers.’ Daarna drinken we samen koffie, collega’s in scheppingsdrang, te midden van de puinhoop die ons bindt. En na afloop gaan we verder waar we gebleven waren. Ieder in onze eigen ruimte, werkend aan ondoorgrondelijke dingen. Ik beneden, tikkend en wissend en lawaai negerend. Hij boven, in de kleine kamer die er eerst niet was. Behobt griezend misschien. In de mist.
Opheffer Nul keer woordwaarde beeld Milo Woorden worden waardelozer. Hoewel ik al vroeg leerde dat woorden geen waarde hebben en dat er geen belangrijke woorden bestaan, had ik sommige een grote importantie toegedacht. Het woord vrijheid bijvoorbeeld. Ik heb dat misschien wel het belangrijkste begrip (en woord dus) gevonden dat ik kende. Vrijheid – ja, daar draaide alles om. Ik, zoon van de jaren zestig en zeventig, wilde vrij zijn, leven in vrijheid, in vrijheid de liefde bedrijven, in vrijheid kunnen doen en laten wat ik zelf wilde. Waar ik tegen streed waren die ideologieën, die politici, die personen die mijn vrijheid wilden beperken. Daaronder vielen destijds ook mijn ouders – en achteraf had ik daaraan meer aandacht moeten besteden. Ik snapte mijn vader niet. Een Indische jongen, een koloniaal die in Japanse krijgsgevangenschap had gezeten en daar behoorlijk was gemarteld, waarom wilde hij, na de oorlog, zijn leven dichttimmeren met dwingende normen en waarden, kleinburgerlijke opvattingen en bekrompen visies, waarom wilde hij, die nota bene wapens in handen had gehad en vertelde dat hij mensen had gedood, wereldconflicten oplossen met bommen en granaten? Waarom, kortom, wilde hij, die beperkte vrijheid had meegemaakt, zijn eigen vrijheid beperken? Het antwoord, weet ik nu, was angst. Angst voor een nieuwe oorlog. Zijn strikte opvattingen waren rituelen geworden die tot doel hadden het kleine beetje vrijheid dat er was te beschermen; als we ons allemaal keurig en nederig zouden gedragen, was er geen reden voor oorlog. Mijn moeder, daarentegen, met dezelfde achtergrond, had aan de oorlog een groot gevoel van fuck you all overgehouden. Voor haar eigen vrijheid was zij bereid de vrijheid van een ander niet te respecteren. Mijn ouders samengevat: voor mijn vader waren er te weinig wetten, voor mijn moeder hadden ze geen enkele betekenis. Maar nu ik zelf de grootvaderlijke status heb bereikt, merk ik dat vrijheid gedaald is in importantie. Het zit in kleine zinnetjes die ik in de krant lees: ‘Met toestemming van de minister mogen de Amerikanen afluisteren.’ Of: ‘Uit een enquête blijkt dat we meer in plaats van minder cameratoezicht willen.’ En: ‘Als we religie – ook de islam dus – in onze samenleving een eerlijker kans zouden geven, dan zou dat zeker vrede bevorderend werken.’ Men wil de paranoia reglementeren. Alsof men zeggen wil: ‘Doe nou maar niet zo achterdochtig, het mag, het is voor jouw vrijheid.’ Het is een variatie op: ‘Doe’s normaal, man.’ Ja, als iedereen normaal doet, is er niets aan
Het gaat om een hond die zijn kop op je schoot legt
de hand. Maar ik wil juist de vrijheid hebben om niet normaal te doen. En dat dat steeds moeilijker wordt, beangstigt mij. Misschien hoor ik nog steeds de stem van mijn vader in mijn achterhoofd donderen. De stem van de angst. En ik besef dat ik ook niet angstvrij ben. Het cynisme waarmee ik besmet ben geraakt, maakt de hoop impotent; je ziet een groep blijmoedig naar de afgrond lopen, en je loopt mee omdat de massa te hard schreeuwt om jou te verstaan en als je niet meeloopt, slaan ze je in elkaar. En dus heb ik het verneuken inmiddels tot kunst verheven. Daardoor inflateerde de ‘vrijheid’ in mijn persoonlijk leven. Wat zou ik me nog druk maken? En zo staan er steeds minder belangrijke woorden in mijn woordenlijst des levens. Sterker: alles wat ik vroeger van belang vond, is waardeloos geworden en wat ik vroeger verafschuwde blijkt waardevol. Waardeloos geworden: solidariteit, gemeenschapszin, idealisme, betrouwbaarheid, vertrouwen, geweldloosheid, derdewereldhulp, vrijheid, levenslust, poëzie, literatuur, actie, trouw, empathie, liefde. Waardevol: egocentrisme, hebzucht, genot, rijkdom, oorlog, wapens, muren, roem. Ach, zo kan ik wel doorgaan. De sentimentele attitude is de beste, want het gaat om een hond die zijn kop op je schoot legt, een kleinkind dat lacht, een ochtend wandeling, een meisje dat voor jou haar borsten ontbloot, een aardig liedje in je hoofd. 27.02.2014 De Groene Amsterdammer 65
foto’s Letterkundig Museum
Het einde
Zelfportret, voor den heer en mevr. J. Greshoff. Het genoegen blijft aan mijn kant. 1940. 22,2 x 17,5 cm; onder: handtekening Leo Vroman
Leo Vroman 10 april 1915 – 22 februari 2014 ‘Wetenschapsmannetje’ Leo Vroman was ‘de vlakbijste dichter’ van ons land: hij praatte op papier tegen ons, zijn lezers. En door die intimiteit, en zijn speelsheid, wist hij ons wel degelijk te bereiken. door Xandra Schutte
66 De Groene Amsterdammer 27.02.2014
Kees Fens noemde Leo Vroman ooit ‘de vlakAls ‘een gezellig soort vergaan’ bestempelde Leo bijste dichter’ van Nederland. Vlakbij was hij in Vroman de dood ooit. In zijn gedicht Liefde, de zin dat hij er was zo lang je je kunt herinnesterk vergroot schreef hij: ‘Heerlijk is alles van ren. dichtbij genoten/ Zelfs het krioelen vlak bij onze Hij werd in 1915 in Gouda geboren, zijn vader dood.’ En verderop: ‘Dat wij moeten vergaan/ is was leraar natuurkunde, zijn moeder lerares een kostbaar wonder/ omdat wij niet zonder/ wiskunde. Hij ging in Utrecht biologie studeren dat kunnen bestaan.’ en publiceerde zijn eerste gedichten in 1935 in Er zijn weinig dichters die zo lichtvoetig, zo een studentenblad; zijn eerste bundel verscheen zonder angst dichtten over het einde van onze na de oorlog, in 1946. Sindsdien zagen meer dan ‘levenslange tijdelijkheid’. Bij Leo Vroman had vijftig bundels het licht en werd hij zo ongeveer dat gebrek aan angst ongetwijfeld te maken met met alle belangrijke Nederlandse literaire prijhet feit dat hij als jongeman de dood in de ogen zen geëerd. zag. Toen de Duitsers Nederland binnenvielen, Vlakbij was Vroman ook omdat hij op papier vluchtte de joodse Vroman naar Nederlandstegen je leek te praten en zich dan rechtstreeks Indië. Hij kwam in jappenkampen terecht, tot je wendde. ‘Gedrukte letters laat ik U hier werd verscheept naar het Japanse Osaka, waar kijken,/ maar met mijn warme mond kan ik hij in de droogdokken kwam te werken en niet spreken,/ mijn hete hand uit dit papier een zware longontsteking opliep. Een Schotse niet steken;/ wat kan ik doen? Ik kan U niet medegevangene zorgde ervoor dat hij naar een bereiken’, dichtte hij in zijn beroemde gedicht ziekenzaaltje werd gebracht – ‘omdat hij daar Voor wie dit leest. Maar ook uit andere verzen beter kan sterven’, hoorde hij de dokter zegsprak zijn verlangen naar contact met de lezer. gen. Hij stierf niet. Terwijl hij in het hospitaal De intimiteit van zijn gedichten ging hand lag, werd de barak waar hij gewoonlijk verbleef in hand met een grote getroffen door een brandspeelsheid; ze ogen moeibom. De longontsteking teloos, al is het soms ook en de Schot hadden zijn Poëzie en wetenschap alsof de dichter maar met leven gered. Dat hij de ‘ziekte van de hadden voor Vroman alles moeite zijn vele gedachten en invallen op papier sterfelijkheid’, een ziekte met elkaar te maken kan bijbenen: ‘of zo iets, waar we allemaal aan lijenzovoort,/ ik ben de den, zo licht opvatte, had draad hiervan kwijt,/ en, vast ook van doen met als ik het zeggen mag,/ zijn wetenschappelijke het is etenstijd./ Dag!’ nieuwsgierigheid. Leo Vroman was behalve Vromans ‘vlakbijheid’ is vooral zo bijzonder dichter ook hematoloog; zijn ontdekking dat omdat hij toen de oorlog was afgelopen naar stollend bloed op een oppervlak telkens nieuwe een oom in Amerika ging, een baantje kreeg als eiwitten afzet leeft voort als het ‘Vroman-effect’. bloedonderzoeker in een ziekenhuis, en nooit Hij had een fascinatie voor biologische procesmeer vertrok. Zijn verloofde Tineke (Georgine) sen, ook voor het mysterie van de dood. Van Sanders, die hij zes jaar niet had gezien, voegde het leven begrijpen we nog maar een heel klein zich daar bij hem. Als wetenschapper leefde beetje, stelde hij vaak, maar van de dood niets. hij in het Engels, als dichter voornamelijk in Poëzie en wetenschap hadden voor Vroman zijn moedertaal, al bevatten zijn bundels ook alles met elkaar te maken. In zijn gedichten Engelstalige gedichten. Zijn Nederlands werd liet hij zijn vrouw Tineke, hun kinderen en er niet minder eigenzinnig door. ‘Ik praat zoals huisdieren dikwijls de revue passeren, maar ik bijna hoop/ engels met een groenig waas/ even vaak liet hij moleculen, proteïnen en van bejaarde oude kaas/ en met iets wrangs bloedplasma opdraven. Een gedicht kon net van appelstroop’, schreef hij in zijn gedicht zo goed een titel dragen als Een wolk van een Halftalig. Om daaraan toe te voegen dat hij kind als De reactie van plasma thromboplaszich afvroeg wat er nog allemaal onder zijn tin antecedent (PTA) met Hagema Factor (HF). ‘dikke moedertaal’ school. Als dichter was hij ook een ‘wetenschapsmanIn Amerika groeide zo een van de wondernetje’, dat wil zeggen dat hij experimenteerde. lijkste en rijkste oeuvres uit de Nederlandse Het maken van een gedicht had veel weg van literatuur. Het ‘wetenschapsmannetje’ was ook het doen van een proef in het laboratorium. buitengewoon productief. Als hij niet werkte En hij vergeleek woorden en zinnen met moleof dichtte, ontwierp hij wel programma’s op de culen en eiwitten. Zoals hij het ooit uitlegde: computer of tekende hij. Curieuze tekeningen ‘Je maakt een heel lang woord, dat eigenlijk waren dat, heel precies en gedetailleerd, waarin niet bestaat en rolt het op; dan krijg je aan het menselijke figuren versmelten met planten en oppervlak een heel ander woord en zo zit eiwit dieren. Surrealistisch zou je ze noemen, als hij – proteïne – eigenlijk ook in elkaar. Het zijn niet zelf ooit had geschreven: ‘En ra ra, wat ben twintig aminozuren waar een eiwitmolecuul ik dan/ realist? surrealist?/ mispoes, je hebt je mee gespeld wordt, dus lijkt het eigenlijk op vergist:/ vroman’. een woord.’
première 6 maart PROGRAMMA B | NDT 2 tournee t/m 17 april
wereldpremière Johan Inger met muziek van o.a. Nina Simone Postscript León & Lightfoot live begeleid op muziek van Philip Glass
Reserveer uw kaarten op www.ndt.nl
Fantastisch beeldend partnerwerk, muzikaal, haarscherp en bijna acrobatisch DE VOLKSKRANT over Postscript