12 Januari 2014
S. CARMIGGELT
Loopbaan begon in 1931 bij Vooruit Pagina 4
E e n u i t g av e va n h e t
EDDY DE JONGH
Grote serie genadeloos sobere portretten Pagina 7
GERARD VD BOOMEN “De journalistiek is vrijbuitiger geworden” Pagina 10
PAUL STOLK
“Eerst de foto maken, en dan pas vragen stellen” Pagina 14
Kranten prezen de moed van president Paul Kruger
FOTO: COLLECTIE STADSARCHIEF ROTTERDAM
De eerste Zuid-Afrikaanse held
“31 October 1904. Plechtige bijzetting van het overschot van President Kruger op de Batavier VI te Rotterdam”.
De dood en begrafenis van Nelson Mandela, vorige maand, vulden tientallen krantenpagina's. Dat bracht De Persmus op de volgende gedachte: hoe gingen Nederlandse dagbladen ruim honderd jaar eerder om bij de dood van die andere ZuidAfrikaanse held, Paul Kruger? DOOR Bert Steinmetz
Met Nelson Mandela is een bewonderenswaardig mens heengegaan, zoveel werd wel duidelijk uit alle stukken die bij zijn dood in de kranten verschenen. Menigeen verloor kennelijk een persoonlijk dierbare. De man was onmiskenbaar een icoon, maar door velen al bij zijn leven zowat heilig verklaard. Misschien mag je het ook zien als een soort genoegdoening voor de even massale aanhankelijkheid die datzelfde Nederlandse volk een eeuw eerder aan de voorvechters van de apartheid betoonde: de helden van de Boerenoorlog. Toen in 1904 Paul Kruger stierf, de gevluchte president van de Zuid-Afrikaansche
Republiek, was Nederland evenzeer geschokt en in rouw. Alleen vulden de kranten er toen nog geen hele pagina's mee. Paul Kruger was de charismatische aanvoerder van de Boeren, de nazaten van in de 17e en 18e eeuw naar Zuid-Afrika geëmigreerde streng-christelijke Hollandse families. Hij ging voor in de strijd tegen de Britse overheersing in de Kaapprovincie, die leidde tot de Grote Trek, een volkverhuizing naar noordelijker gebieden, die later Transvaal en Oranje Vrijstaat gingen heten – dat was in feite die Zuid-Afrikaansche Republiek. Kruger werd in 1880 tot president gekozen. Lees verder
A
2
de PersMus
Gelderland Tegen de Britse overheersing werden twee Boerenoorlogen gevoerd, waarvan de tweede (1899-1902) voor de Boeren desastreus afliep. In oktober 1900 kon Paul Kruger, toen 75 jaar oud, Zuid-Afrika verlaten met het Nederlandse marineschip Gelderland, dat door de jonge koningin Wilhelmina, net 18 jaar, ter beschikking was gesteld. Toen hij in december in Den Haag arriveerde, stond een grote menigte op straat hem toe te juichen. Hij verbleef er als speciale gast van koningin Wilhelmina, tot hij zich in Hilversum terugtrok vanwege een ernstige longontsteking. In mei 1904 vertrok hij voor een kuur naar het Zwitserse Clarens, waar hij twee maanden later, 14 juli, overleed. De kranten in Nederland publiceerden een bericht van persbureau Reuter: “Paul Kruger is hedenmorgen te 3 uur overleden. Hij stierf op de villa Dubochet, aan longontsteking, gepaard met een hartkwaal. Het lichaam is gebalsemd en zal in den namiddag worden geplaatst in het tijdelijke graf te Clarens. De oud-president had tot Zaterdag al zijn bezigheden verricht, de bladen gelezen en bezoekers ontvangen. Zijn toestand verergde Zondag, toen zijn krachten afnamen. Aan de Engelsche Regeering zal vergunning worden gevraagd om het lijk van Kruger naar Transvaal over te brengen.” De internationale berichtgeving in de Nederlandse kranten bestond begin vorige eeuw vooral uit het citeren uit buitenlandse kranten. Zo meldde het Algemeen Handelsblad 15 juli 1904: “De bladen geven lange levensbeschrijvingen van den overleden staatsman en wijden meest allen hoofdartikelen aan het feit van zijn heengaan. De toon dezer artikelen is over het algemeen sympathiek en vol waardeering voor de groote eigenschappen van den overledene, al is het sommigen schrijvers, bijvoorbeeld die van de 'Times' en van den 'Standard', blijkbaar wel eens moeilijk gevallen, tegenover den man, die zich zijn gansche leven lang als kampioen voor de vrijheid van zijn land en zijn volk tegen de Engelsche heerschzucht en tegen de imperialistische veroveringspolitiek heeft schrap gezet, het 'De mortuis nil nisi bene' te doen gelden.” De Telegraaf Ook De Telegraaf putte 15 en 16 juli uitvoerig uit de buitenlandse kranten: “De 'Daily Express' zegt, dat de aanvraag van de familie Kruger om het stoffelijk overschot van den ex-President in Pretoria te mogen begraven, het Colonial Office heel wat zorgen zal baren.
Terwijl het menschelijk gevoel voorschrijft aan dezen laatsten wensch van den overledene gehoor te geven, zou de aankomst van het stoffelijk overschot en de daarop volgende begrafenis vermoedelijk aanleiding geven tot politieke demonstraties, die nadeelig zouden kunnen werken op de rust der koloniën. Het blad, dat den radicalen afgevaardigde Lloyd George naar zijn meening vroeg, gaf te kennen, dat een weigering de gevoelens der Boeren diep zou kwetsen en de oude wonden nog langer zou openhouden.
Paul Kruger De 'Times' schrijft: “Kruger was noch een held, noch een heilige. Maar zijn gebreken en deugden kunnen wij, Engelschen, bewonderen. Zijn nederlaag zal den Boeren ten goede komen, alsook de wereldbeschaving. Uit Pretoria wordt aan de Engelsche bladen geseind, dat er algemeene rouw is over Kruger's dood. Botha verzocht allen Boeren rouw te dragen. De vlaggen op de regeeringsgebouwen te Pretoria waaien halfstoks. Zondag wordt er in alle kerken een lijkdienst gehouden.” Maar het opmerkelijkst in dit Telegraaf-artikel is dat het toen kennelijk geen probleem was te citeren van 'de Londensche correspondent der N. R. Ct.': “Kruger was inderdaad een groot man. Had hij een sympathieke schranderheid bezeten, evenredig aan zijn geestkracht en diplomatiek vernuft: hij zou in Zuid-Afrika de herinnering nagelaten hebben van een der grootste staatsmannen. Ongelukkigerwijs was Kruger niet in staat, de voorschriften der bil-
lijkheid en de werkelijke logica der feiten te waardeeren. Desondanks bleef hij een achtenswaardig en geducht vijand: zijn vinnigste tegenstanders zullen de eersten zijn om zijn moed en volharding in dagen van rampspoed te huldigen.” Sympathie Op 27 juli werd Kruger tijdelijk bijgezet op de begraafplaats Oud-Eik-en-Duinen in Den Haag. De Leeuwarder Courant schreef de dag ervoor: “Er zal langs den weg van het Staatsspoorstation naar de begraafplaats geen treurmuziek worden uitgevoerd. Nu de autoriteiten in Z.-Afrika, volgens een telegram van generaal Botha, verlof hebben gegeven tot teraardebestelling van wln. pres. Kruger in Transvaal, denkt men algemeen, dat H.M. de Koningin, wier sympathie voor Oom Paul bekend en onder alle wederwaardigheden hem een weldadige balsem gebleven is, een van onze oorlogsschepen zal ter beschikking stellen om het lijk te laten vervoeren, gelijk zij hem door een Ned. schip bij zijn vertrek uit Afrika liet afhalen. Zoo worden de banden tusschen Nederland en Zuid-Afrika ook nog door Kruger's dood versterkt in stede van verzwakt.” Inderdaad, op 31 oktober 1904 werd de kist met Kruger vanuit Rotterdam naar Kaapstad verscheept, alleen niet met een oorlogsbodem. De rederij Wm.H. Müller & Co. stelde het schip Batavier VI ter beschikking. Op de kist lag een krans van koningin Wilhelmina. Op 19 december werd Paul Kruger in Pretoria begraven. De Nieuwe Tilburgsche Courant ontleende zijn verslag aan de correspondent van de Britse Standard: “Bij het sombre gedreun van Engelsche kanonnen, langs straten afgezet door Engelsche politiemacht en volgepropt met een aanzienlijk getal zijner vroegere vijanden, waaronder ook een wacht van Engelsche soldaten in uniform, maar ongewapend – werd het lijk van Paul Kruger grafwaarts gedragen onder de klagelijke tonen van den treurmarsch, temidden van een praal en ceremonieel, die aan den stoeren leider bij zijn leven vreemd waren. Het tooneel op het kerkhof was uiterst eenvoudig en juist daarom in alle opzichten roerend en aangrijpend. Slechts de leden der familie en zeer enkele bevoorrechte personen werden tot de plechtigheid toegelaten, maar op de omheiningen aan den noordkant had zich een menigte nieuwsgierige Kaffers genesteld. Tegenover dezen stonden de Europeesche toeschouwers in ordelijke groepen bijeen.”
de PersMus
3
voeringen, waarin op het behouden blijven der Afrikaander nationaliteit wordt aangedrongen en over Krugers 'laatste boodschap' ongerust, en die ongerustheid komt tot uiting in schimpscheuten en hatelijkheden, die men nog altijd den doode niet kan sparen.” Gedichten En hoe reageerden de Nederlandse burgers op het heengaan van de aanbeden ZuidAfrikaanse Boerenleider? De golf aanhankelijkheden die tegenwoordig Facebook en Twitter overstromen, moest 110 jaar geleden op een andere manier worden gespuid: als ingezonden hartekreten in de kranten. Liefst in dichtvorm.
De Telegraaf van 15 juni 1904. De dood van Kruger wordt in de tweede kolom behandeld.
Ene R. uit Holland stuurde naar De Grondwet: “Paul Kruger is dood! Laat de mare weerklinken / Laat de wereld het hooren; al de volkeren 't verstaan. / Paul Kruger was groot; Als de zon mocht hij blinken. / Als de zon in eclips is hij henengegaan. / Paul Kruger is dood; Ver van 't land zijner vad'ren. / Was 't vreemd azuur waarin 't stervensoog viel. / Paul Kruger was groot; 't Heldenbloed in zijn ad'ren, / Was groot, als de godsvrucht vervullende zijn ziel. / Paul Kruger is dood; En 't volk dat hem minde, / Is gedompeld in rouw en zit neder in asch. / Maar Kruger was groot; Dat zijn grootheid hun binde / Tot dank aan den Heer, voor wat Kruger hun was. / Paul Kruger is dood: Zijn ziel juicht nu boven. / Wijl men 't stoffelijk deel voert naar Afrika's kust. / Want Kruger was groot; ln 't onwrikbaar gelooven / Van d'eindlooze trouw des Drie-eenigen bewust, / Paul Kruger is dood; ls de hoop nu vervlogen? / Daalt met hem Zuid Afrika's glorie in 't graf? / Neen, Kruger was groot; Maar Gods grootheid is hooger, / In 't Godsplan voert 't onrecht nooit d' eindzege af.”
Eenheid van zin De Grondwet, een Amerikaans weekblad (1871-1938) voor daarheen geëmigreerde Nederlanders, geestverwanten van de Boeren, voegde daar nog dit detail aan toe: “De kist was gedrapeerd met de Transvaalsche en Oranje Vrijstaatsche vlaggen en daarop waren neergelegd de attributen van koningin Wilhelmina en de koningin moeder van Nederland.” Het Rotterdamsch Nieuwsblad legde de nadruk op Krugers 'laatste boodschap aan het Zuid-Afrikaansche volk', door generaal Louis Botha voorgelezen: “Het is waar: veel van wat was opgebouwd, is thans vernietigd, vernield, ineengestort. Doch met eenheid van zin en eenheid van samenwerking kan weer worden opgericht, wat thans terneer ligt. Het stemt mij
En in het Nieuwsblad van het Noorden liet 'Hootina J. M. Oetler, Gron.' dit gedicht afdrukken: “Kruger! held van Afrika, / Wie onzer volgt uw voorbeeld na, / Om zijn leven Geheel te geven / Aan het land en voor het volk, / Als een redder, leidsman, tolk? / De grootste staatsman van Transvaal / Waart gij, o Kruger, held! / Gij vreest geen ijzer, lood of staal. / En had de dood u neergeveld / Dan stierft gij op het veld van eer, / Wat wil een krijgsman meer? / Teerbemind door iedereen / Nam thans de dood u weg. / Gij gingt tot uwe vrouwe heen, / Waar niets u wederleg. / Wij roepen, ga! o grijsaard, ga! / Uw graf is in Zuid-Afrika, / Wij weten, dat God nooit vergeet, / Wat gij aan land en menschen deedt.” ■
ook tot dankbaarheid, te aanschouwen, dat die eendracht bij u regeert. Vergeet nooit de ernstige waarschuwing, die ligt in het woord: 'verdeel en heersch' en maakt, dat dit woord op het Afrikaansche volk nooit van toepassing zal kunnen zijn. Dan zullen onze nationaliteit en onze taal blijven en bloeien.” 'Wees aan die woorden immer gedachtig!' besloot Botha. Het Nieuwsblad van Friesland ergerde zich aan de negatieve commentaren in de Engelse kranten: “Zelfs bij het graf van den bij zijn leven zoozeer verguisden staatsman hebben de bladen der Engelsche regeeringspartij hunne bittere smaadredenen niet kunnen terughouden. Zij maken zich over de gehouden rede-
4
de PersMus
Kronkelschrijver begon in 1931 bij Vooruit
Moord en brand, toneel en het NSB-gevaar Vooruit, 17 mei 1940
Simon Carmiggelt genoot de meeste bekendheid door zijn ‘Kronkels’ in Het Parool, die hij ook regelmatig voorlas voor de VARA-tv. Maar zijn loopbaan begon al in 1931 bij Vooruit, de Haagse editie van het socialistisch dagblad Het Volk. De redactiechefs Winkler en Voskuil hadden veel vertrouwen in hem. En als leerling-journalist ontwikkelde hij al de literaire stijl die later zo kenmerkend zou zijn voor zijn cursiefjes. DOOR JOB SCHOUTEN
I
k ken de knaap, hij is all right”, schreef Johan Winkler aan Klaas Voskuil als reactie op de sollicitatie van de achttienjarige Simon Carmiggelt. Johan Winkler kende Simon, omdat hij wel eens was ingevallen voor zijn vier jaar oudere broer Jan Carmiggelt die als los medewerker muziekrecensies schreef voor Vooruit. De directeur van De Arbeiderspers Y.G. van der Veen reageerde echter alsof hij door een horzel werd gestoken: het was immers die-
zelfde jongeman die met een zeer kritische filmrecensie een bioscoopexploitant had doen besluiten zich terug te trekken als adverteerder. Voskuil vond dit juist voor hem pleiten. Met hulp van Winkler wist hij Van der Veen te overreden om Simon Carmiggelt aan te nemen, met de toezegging dat hij geen filmrecensies zou schrijven (zie: Henk van Gelder, Simon Carmiggelt. Het levensverhaal. Amsterdam 2000). En zo treedt hij eind 1931 in dienst als leer-
de PersMus
ling-verslaggever bij het dagblad Vooruit, de Haagse editie van Het Volk. In zijn Kronkel ‘Ja meneer’ (Het Parool, 17 augustus 1978) schrijft hij hierover: “Toen ik negentien jaar oud was, werkte ik in Den Haag bij een krant die in Amsterdam werd gezet, opgemaakt en gedrukt. Ook toen al wilde ik graag cursiefjes schrijven. Maar dat mocht ik niet, want ze hadden op de redactie iemand die dat elke dag deed.” Onder de hoede van Voskuil ontwikkelt de ijverige Carmiggelt zich vrij snel tot een geroutineerd verslaggever van moorden, branden en interviews met honderdjarigen. In een van zijn vroege reportages toont Carmiggelt iets te veel begrip voor een man die zijn vrouw heeft vermoord. De dader weet de jonge nog onervaren journalist ervan te overtuigen dat zijn vrouw een ‘secreet eerste klas’ is geweest. Carmiggelt schrijft een meelevend verhaal. Zijn hoofdredacteur en, zoals Carmiggelt later in een interview hem zal omschrijven, mentor Voskuil waarschuwt hem dat hij hiermee problemen zal krijgen. En dat blijkt inderdaad het geval. De zonen van het slachtoffer bedreigden de jonge verslaggever enige tijd (zie kader).
Een rotwijf Carmiggelt zat eens moederziel alleen op de redactie toen de telefoon ging. “Meneer”, zei een stem, “ik weet niet of het wat is, maar mijn buurman heeft net zijn vrouw vermoord.” De jeugdige reporter ijlde naar het opgegeven adres en trof daar een man, gezeten naast het nog warme lijk. Carmiggelt […] wist met de situatie niet goed raad. “Meneer”, zei hij uiteindelijk, “waarom heeft u dit nou gedaan?” ”Nou”, antwoordde de dader, ”het was een secreet eerste klas.” ”Kunt u daar nog wat nadere bijzonderheden over verstrekken?” Die volgden. De man vertelde dermate overtuigend wat een ‘rotwijf’ het was geweest dat Carmiggelt steeds meer met hem kon meevoelen, en hij schreef een uitermate meelevend verhaal in de krant. “Daar krijg je gedonder mee”, voorspelde de ervaren Voskuil. Dat bleek. De verslaggever werd nog weken later door de drie zoons van de ontslapene, stuk voor stuk boomstammen van kerels, bij zijn woning opgewacht. (Boet Kokke in ‘Luizen in de pels; 100 jaar journalistiek in Nederland’, 1984)
5
Fascisme Later schrijft Carmiggelt ook over bijeenkomsten van de verschillende fascistische bewegingen, waarvan de NSB van Anton Mussert de grootste was. Voskuil vond het namelijk belangrijk om de ware aard en het gevaar van deze bewegingen te tonen. In een interview met NIOD-historica Madelon de Keizer zegt Carmiggelt er zelf over: “Het was, laat ons zeggen, politiek belangrijk om telkens te laten blijken dat de NSB maar spéélde dat ze niet antisemitisch was.” Door zich als een onnozele journalist op te stellen weet hij partijleden uitspraken te ontlokken waarin zij onverhuld blijk geven van jodenhaat. Op 20 november 1935 is Carmiggelt als toneelrecensent aanwezig bij de Haagse première van het antifascistische toneelstuk ‘De Beul’, met in de hoofdrol Albert van Dalsum. Dit wordt zijn eerste toneelrecensie voor Vooruit. In zijn beschouwing wijst hij weliswaar op de ambachtelijke tekortkomingen bij het schrijven van dit stuk, maar hij roemt het voortreffelijke regisseurswerk en het spel van Van Dalsum. Carmiggelt stelt in zijn recensie vast: “Van de notabelen hebben wij geleerd, dat de kunst iets is om in weg te dromen, een soort onschadelijk opium, bijzonder geschikt om de aanhoudende stijging der werkloosheid […] en nog veel meer verontrustende dingen te doen vergeten. Van Dalsum gooit met ‘De Beul’ de hele boel in duigen. Want dit stuk is vandáág geschreven over de toestand van vandaag.” Het toneelstuk heeft in de landelijke pers tot felle polemieken geleid met oproepen tot boycot van de voorstellingen. Met name De Telegraaf en Volk en Vaderland van Anton Mussert voeren een felle hetze tegen het stuk en verwijten de gemeentelijke overheid verspilling van gemeenschapsgeld. In Den Haag speelt al jarenlang een conflict tussen de Commissie van Beheer over de Koninklijke Schouwburg en de bespelers van deze zaal over de preventieve censuur van deze commissie. In 1937 behoort Carmiggelt tot de ondertekenaars van een verklaring waarin Haagse toneelrecensenten, onder wie Menno ter Braak en Cornelis Veth, protest aantekenen tegen het beleid van de commissie. Politierechter Twee maanden na zijn eerste recensie wordt Carmiggelt in 1936 benoemd tot kunstredacteur. Naast toneel- en filmrecensies gaat hij artikelen schrijven over het Haagse kunstleven, en twee vaste rubrieken. Op dinsdag,
donderdag en zaterdag heeft hij een kroniek ‘Voor den politierechter’, waarvan de eerste op 4 februari 1936 verschijnt en vanaf 9 maart 1936 op maandag, woensdag en vrijdag een cursiefje ‘Kleinigheden’, humoristische stukjes over dagelijkse gebeurtenissen. ‘Hoekstukjes’ noemde Voskuil ze – het woord ‘column’ was toen nog niet ingeburgerd. Ze zouden een opmaat worden naar zijn latere Kronkels in Het Parool. Ook sommige van zijn kroniekjes Voor den politierechter zouden niet misstaan in een van zijn latere bundels, getuige het volgende fragment over een recidivist. “Ik ga gauw dood”, zei het ouwe kleermakertje dat ze voor een diefstal gegrepen hadden en hij trad in details over z’n hartkwaal. “Door alle doktoren opgegeven.” Het klonk bijna triomfantelijk (…) Het ouwe mannetje deugde niet – dat werd zo helder als glas. Hij had 24 veroordelingen achter z’n kromme rug en het was allemaal diefstal en nog een diefstal. “Uit nood”, zei hij, een beetje geschrokken van de accuratesse van de griffie. Hij krijgt een voorwaardelijke straf van 3 maanden. “Ik maak het niet lang meer”, zei hij nog eens en wreef over z’n hoofd. Na de inval van Duitsland op 10 mei 1940 wordt de publicatie van de rubriek Kleinigheden gedurende drie weken gestaakt. Op donderdag 23 mei 1940 wordt de publica-
6
de PersMus
Carmiggelt schreef in zijn eerste Kleinigheden: “De krant probeert haar lezers te geven wat zij behoeven”.
tie hiervan hervat, zijn stukje begint met de vaststelling: “Reizen is niet eenvoudig tegenwoordig”, maar het vervolg van het verhaal bevat verder geen enkele verwijzing naar de actuele situatie. Ook de volgende en tevens laatste aflevering van Kleinigheden op 30 mei beperkt zich tot de vermelding “Vlak voor de oorlog...”, waarna een verhaaltje volgt over een dichter die zich bij zijn uitgever beklaagt over een slecht lopend horloge dat hij van hem heeft gekregen. De uitgever antwoordt hem: “Mijnheer, denkt u soms dat uw dichtbundel gaat?” De laatste Voor den politierechter verscheen op 27 mei. Daarin maakt Carmiggelt tijdens een zitting een onderscheid tussen twee soorten beledigingen jegens politieagenten, de één gemaakt door een gehaaste en zenuwachtige steuntrekker, de ander door een onverschillig crimineeltje. Ironie Uit een schrijven van de Amsterdamse hoofdredacteur Y.G. van der Veen, gedateerd 8 juni 1940 wordt Voskuil verzocht om Carmiggelt
aan te spreken over zijn filmrecensies “Het feit doet zich voor, dat in deze recensies allerlei kleine speldeprikken of licht ironische opmerkingen voorkomen, die beter kunnen worden vermeden. De Amsterdamse redactie haalt deze dingen er zorgvuldig uit, maar het is natuurlijk veel eenvoudiger en beter, indien de man (…) zijn neiging tot ironische zin weet te bedwingen”. Op 20 juli 1940 benoemt Rost van Tonningen de NSB’ers H.J. Kerkmeester tot directeur van De Arbeiderspers en W. Goedhuys tot hoofdredacteur van alle kranten en periodieken van De Arbeiderspers. Samen met zijn broer Jan neemt Simon om principiële redenen op staande voet ontslag. Dezelfde nacht verhangt Y.G. van der Veen zich op de bovenste verdieping van De Rode Burcht, het hoofdgebouw van Het Volk aan het Amsterdamse Hekelveld. Een maand later verdwijnt “Sociaal-Democratisch Dagblad” uit de kop van Vooruit. ■ Job Schouten is collectiemedewerker van het Persmuseum
‘Carmiggelt’ verlengd!
Foto: Ben van Meerendonk, AHF coll. IISG
De bezoekers blijven komen, vanuit het hele land. Daarom heeft het Persmuseum besloten de tentoonstelling ‘Chroniqueur van het Dagelijks Leven. 100 jaar Simon Carmiggelt, journalist en columnist’ te verlengen. Tot en met zondag 16 maart kunt u nog genieten van krantenartikelen, boekomslagen, filmpjes van televisieoptredens en andere bijzondere items zoals Carmiggelts aantekeningenschriftjes en het borstbeeld dat enige tijd zoek was. Persmuseum, Zeeburgerkade 10, Amsterdam
de PersMus
7
Portretten van BN’ers: denken aan de dood
Fotograaf Eddy de Jongh stond op eenzame hoogte
Een collage van bekende Nederlanders voor het NOS-journaal.
‘Foto-Eddy’ is een kleine tentoonstelling in het Persmuseum over het werk van fotograaf Eddy de Jongh (1920-2002). Zijn zoon David maakte een onthullende tvdocumentaire over hem. DOOR JAN DIRK VAN DER BURG
Van de fotograaf Eddy de Jongh had ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord. Totdat zijn zoon David een fantastische documentaire over zijn vader maakte. Dit filmportret toont een turbulent leven met vijf huwelijken, een hele zwik kinderen en tachtigduizend foto’s. Een fotograaf met een wonderlijke tweedeling in zijn oeuvre. Het eerste deel wordt in ‘Foto-Eddy’ gepresenteerd als zijn minder bekende werk. Fotografie uit de humanistische traditie van het dagelijks leven. In de stijl van zijn leermeester Kryn Taconis die bij het prestigieuze agentschap Magnum werkte. Maar bij de lezers van Vrij Nederland zeker niet onbekend. De Jongh illustreerde namelijk de spraakmakende diepte-interviews van Bibeb. Op eenzame hoogte in zijn oeuvre staat echter het andere deel. De portretten die hij in de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw maakte van bekende Nederlanders, in opdracht van het NOS-journaal. Aan De Jongh was de opdracht
gegeven om een inventaris aan te leggen van neutrale hoofden van bekende Nederlanders. Die konden dan bij een nieuwsaanleiding de zaak mooi illustreren, bijvoorbeeld zelfs bij het overlijden van de desbetreffende persoon. Het briljante van dit concept: de BN’ers wisten natuurlijk ook maar al te goed dat tv-kijkers de foto ook zouden zien als het allemaal voorbij was met dat bekende leven. Magere Hein stond bij wijze van spreken al voor de deur. Hij had echter geen zeis bij zich, maar een Leica. Dat denken aan de dood, die geforceerde blikken, dat geworstel met het onvermijdelijke, dat is allemaal te zien in die genadeloos sobere portretten. ‘Goede pasfoto’ In de documentaire van zoon David worden deze foto’s daarentegen door enkele collegafotografen weggezet als het absolute dieptepunt in Eddy’s carrière. Bert Nienhuis: “Nu had hij er echt geen zin meer in. Het zijn een beetje doodse foto’s.” Willem Diepraam: “Het
8
de PersMus
zijn eigenlijk hele goede pasfoto’s.” Ja, als je de beroepsdeformatie erop loslaat zal dat wel het geval kunnen zijn. De conventies die in de fotografiewereld heersen zijn weerbarstig. Alles wat aan de fotoacademie wordt onderwezen is hier tegengesteld aan. Niks onscherpe inleidende vorm, dynamische compositie of enig gebruik van scherptediepte. Het recept voor een Eddy de Jongh-portret is als volgt: • De BN’er kijkt in de lens; • De BN’er wordt frontaal en scherp gefotografeerd; • De BN’er is zich op voorhand bewust van zijn eigen dood. Totale minimalistische portretfotografie. Deze bezigheid komt in zijn kern dichter bij koppensnellen dan bij fotograferen. Een geniale vondst. Volstrekte anti-fotografie die alleen maar gaat om het onderwerp. Bij het zien van de foto’s afzonderlijk denk je helemaal niet dat daar een fotograaf voor is langs geweest. Het enige wat te zien blijft is de BN’er die krampachtig probeert uit te stralen hoe hij of zij herinnerd wil worden. En die foto’s hadden een miljoenenpubliek! Wat ook zo goed doorschemert in de documentaire is de haat-liefde verhouding met zijn vak. Er bestaat een publieke opvatting dat het
Eddy de Jongh met een Leica met visoflex
leven van een fotograaf een geweldig avontuurlijke aangelegenheid is. De camera als excuus om de wereld in te trekken en dan begint ‘de grote belevenis.’ Bij de pinguïns In het Persmuseum ligt in een vitrine een Kronkel uit de jaren zestig waar Simon Carmiggelt een meer voorkomend fragment uit het fotografenbestaan beschrijft. De journalist zou door Eddy de Jongh gefotografeerd gaan worden. Eerst een telefoongesprek. “Waarom in Artis?”, vraagt Carmiggelt. “Dat moest van ‘ze’. De beeldredactie”. Wat volgt is een treurig relaas waarin twee mannen met een kater met grote tegenzin door Artis slenteren op zoek naar een fotogeniek dier. Carmiggelt hurkend naast een pauw. “Ik hurk eigenlijk nooit naast pauwen hoor! Misschien de kameel? De pinguïns?” Het blijkt een kansloze exercitie. “Nou, laten we maar sherry gaan drinken.” Een snoeihard inkijkje in het fotografenbestaan. De fotograaf heeft geen zin in fotograferen en het onderwerp wil liever niet op deze manier op de foto gaan. Allemaal in gang gezet door een beeldredacteur met een idee waarvan je eigenlijk wilt zeggen: ‘doe het lekker zelf’. Maar uit angst voor inkomensverlies en beroepsmatig isolement zeg je: “Echt een op-
dracht voor mij zeg, ik snap wel dat je aan mij dacht. Heb ik echt reuze veel zin in!” Het oeuvre van Eddy de Jongh is een herkenbare spiegel voor de rauwe beeldredactionele realiteit. Het zou verplicht lesmateriaal moeten worden aan de enige tak in de fotografie die nog wel floreert: de fotoacademie. Omdat een leven als fotograaf zo waanzinnig leuk lijkt. ■ Jan Dirk van der Burg (1978) is freelance fotograaf in Amsterdam
Foto-Eddy
De expositie ‘Foto-Eddy’ is nog tot 22 januari te zien in het Persmuseum. De Jongh maakte als persfotograaf duizenden foto’s voor onder meer Vrij Nederland, Nieuwe Revu en Het Parool, reportages over de Praagse Lente en de Anjerrevolutie en aan het einde van zijn carrière portretfoto’s met het NOS-journaal als belangrijkste opdrachtgever. Op internet is de documentaire Foto-Eddy te zien: http://www.npo.nl/foto-eddy-negatieven-vanmijn-vader-het-uur-van-de-wolf/10-12-2013/ NPS_1211646
de PersMus
9
Persmusea over de grens
Filmpjes maken en gamen Ook in andere landen is soms een Persmuseum te vinden. Nog lang niet overal, en er zijn grote verschillen. Vandaag een Deense collega: het Mediemuseet in Odense. DOOR BERT STEINMETZ
D
e Deense pendant van ons Persmuseum bevindt zich, net als zijn Akense broer Internazionales Zeitungsmuseum, ook al in een fraai historisch gebouw in het stadscentrum. Maar ditmaal niet alleen; met twee andere musea heeft het een voormalige textielfabriek in Odense omgetoverd in een modern cultuurcentrum. Dat is sinds 1987 gevestigd in voorheen Brandts Klaedefabrik. Behalve het Mediamuseum bevat het complex een kunsthal, een fotomuseum, een instituut voor kunstopleiding en een kunstboekhandel. De drie musea hebben allemaal hun eigen bestuur en directie (Ervin Nielsen is de directeur van het Mediamuseum), maar zaken als administratie, personeel en marketing delen zij gezamenlijk. De financiering van Brandts gebeurt door de gemeente Odense, verschillende ondernemingen en private en publieke fondsen. Het is het meest vooraanstaande culturele centrum op het Deense eiland Funen. Brandts Klaedefabrik heeft zijn oorsprong in 1744 op Vestergade 73, ongeveer dezelfde plek waar nu de musea te vinden zijn. In 1854 was het bedrijf uitgegroeid tot het formaat waar nu het cultuurcentrum in huist. Maar net als in Twente verdween in de vorige eeuw ook de Deense textielindustrie naar lagelonenlanden. In 1977 sloot de fabriek van Brandt; daar stond ineens een complex van 18.000 vierkante meter leeg. Al tien jaar later konden twee musea in de verlaten gebouwen trekken: het Deense Grafiekmuseum en het Persmuseum, zoals het toen nog heette. In 2005 werd het complex met fikse nieuwbouw uitgebreid. Het nieuwe deel bevat grotere expositieruimte voor de kunsthal, en verder kantoren, een foyer en een nieuwe hoofdingang.
Mediemuseet in Odense
Media Mixer Media Mixer Deze nieuwbouw maakte een betere indeling van het complex mogelijk, zodat het Mediamuseum zich kon vestigen op de gehele derde verdieping; na nog verdere uitbreiding zal het zelfs kunnen beschikken over 1500 vierkante meter expositieruimte. De collectie van het museum omvat 150.000 objecten: kranten en tijdschriften, tekeningen en foto's, drukpersen, radio- en televisieapparatuur. Dat het museum zijn naam veranderd heeft van 'Pers' in 'Media' is niet voor niets; de nadruk ligt voor een belangrijk deel op televisie, te vergelijken met Beeld en Geluid in ons land. In de vaste opstelling, de Media Mixer, kunnen bezoekers zich virtueel laten interviewen door een bekende journalist of zelf een reportage maken; het resultaat kunnen zij vervolgens editen, van geluid voorzien en uploaden op Facebook. Niet voor niets noemt het Me-
diamuseum de Media Mixer 'een elektronische speeltuin'. Tot de jaarwisseling was er ook een expositie te zien over 'De media van de machtigen – de macht van de media'. Naast een overzicht van alle pogingen van machtige instituties – kerk, kroon, politiek – om via de media controle uit te oefenen, maakte deze tentoonstelling ook de geschiedenis van de vrijheid van meningsuiting duidelijk. En op 10 januari begon een expositie over computerspelletjes, waarmee het mediamuseum zich weer helemaal op de jonge generatie van de 21ste eeuw werpt. Mediemuseum Overgade 48, DK-5000 Odense C, www.mediemuseum.dk, toegangsprijs DKK 40 (€ 5,35).
10 de
PersMus
VSOP
“De journalistiek is vrijbuitiger geworden” De Persmus interviewt in de serie ‘VSOP’ Zeer Superieure Ouderen over het vak. Na Rinus Ferdinandusse nu Gerard van den Boomen, zojuist 91 geworden, en geen dag zonder werk aan opnieuw een haiku. Zijn zelfgebreide kindje was het opinieblad De Nieuwe Linie (DNL), net vijftig jaar geleden geboren en twintig jaar later alweer ter ziele. In 2013 herdacht Van den Boomen DNL met een speciaal nummer. DOOR MAURITS SCHMIDT
V
uile paap!’, riepen wij van ons schoolplein naar het tegenoverliggende. “’Smerige ketter!’, riepen wij dan terug.” De man van het jaar 2013. “Van Time? De paus. Beetje voorbarig hè. Met Ephimenco in Trouw wacht ik maar af of deze grote communicator ook een goeie paus wordt. De week van de gezinsverzorgsters, het lijstje van de beste koks, het blijft overdreven onzin. Ik ga die Time niet kopen. En wat dat vuile paap betreft: als je als Brabantse jongen geboren bent in de Kloosterdreef, opgevoed in de Pastoriestraat op de fraterschool, op het Gymnasium Augustinianum hebt gezeten, dan ben je zo doordrenkt met het roomse goed dat je dat nooit meer helemaal kwijt raakt. Dus voor mij is paap een geuzennaam.” Je hele carrière is doordesemd van katholieke journalistiek.
Gerard van den Boomen “Hoewel zij neutraal begon en bijna zo eindigde. Na de oorlog eerst Radio Herrijzend Nederland in Eindhoven. Van 1948 tot ‘63 de Volkskrant, toen twintig jaar De Nieuwe Linie, ANP Radionieuwsdienst in Hilversum. Dan KRO, Echo-radio. Huisschrijver van het Mozeshuis; ik beschreef het Amsterdamse drugspastoraat. In het eerste nummer van DNL schreef ik: ‘We zijn van katholieken huize’, wat betekende dat we er vandaan aan ’t wegwandelen waren. Het idee voor de gouden Nieuwe Linie, vijftig jaar na de eerste, is trouwens geboren in ons stamcafé De Eland, tegenover de redactie op de Prinsengracht, waar Linieknarren bijeenkomen, zoals de Volksknarren – op mijn aanraden – in Scheltema. Hij staat op de Volkskrant-website. En er is een boekje van.”
AJC’ster, al is ze katholiek geworden. Mezelf noem ik nog steeds katholiek, maar niet meer rooms-katholiek. Ik ben algemeen religieus, met alle christenen, mohammedanen, boeddhisten, hindoes, Joden. De Nieuwe Linie, progressief weekblad, werd steeds linkser, ook toen het al weer ‘uit’ was links te zijn.”
Mogen we jou bestempelen als het geweten van links-katholiek Nederland? “Ochgot, jongen, ik werd gewoon een steeds linksere redacteur. Mede onder invloed van mijn lieve vrouw Grietje, echte socialist,
DNL ging als een van de eerste opiniebladen ter ziele. “Het katholiekendom liep terug, er was ook toen crisis. Ik draaide er financieel alleen voor op, totdat de handdoek in de ring moest.”
De Linie Had je bij de Volkskrant geen groter podium? “Ze vroegen me hoofdredacteur van De Linie te worden, blad van de paters-jezuïeten. Dat was nogal reactionair, rechts, althans conservatief. Ze wilden echte journalisten. Mij dus, tot mijn verbazing. Ik heb het meteen de Nieuwe Linie genoemd. Paters die erin bleven schrijven, moesten hun orde uit. Over hen heeft bisschop Bekkers zich ontfermd.”
FOTO: LISETTE ROMME
Gerard van den Boomen, kritisch-katholiek redacteur
de PersMus
Zie je ergens nog iets van dat progressieve terug? “Ik blijf de Volkskrant toch nog een beetje als progressieve krant beschouwen. De buitenland- en politieke redacties zijn goed. Ik zeg niet gauw ‘in mijn tijd was het beter’. Flauwekul. Dat zeiden ze in de tijd van Socrates al.” Je staat dan ook nog midden in het journalistieke leven. “Nog steeds! Iedereen moet op z’n eigen manier ongelukkig worden. Tegenwoordig maak ik van Bijbelteksten haiku’s. Ik heb mijn memoires laten verschijnen in ‘Zondagskind’. Gepubliceerd over de dertien jaar dementenzorg voor Grietje, in ‘Ik wil de kluts kwijt’. Ik blijf journalist, observer. Geen man van de barricaden. Wel met een mening. Wie zegt dat hij die niet heeft, heeft de mening dat hij geen mening heeft. Het is schijnwaarheid, drogreden te zeggen dat je objectief bent. Jij kiest de feiten, inclusief hoe je ze weergeeft.” Verschuift serieuze journalistiek niet trendmatig naar consumentisme? “Infotainment! Tot en met het koekeloeren naar de paus. De Nederlandse bisschoppen zouden met hem op één lijn zitten? De meeste van hen zijn rechtse bureaucraten. Een Bekkers en Muskens zijn er in Nederland niet meer.” ‘Flauwekul’ Welke verworvenheden bracht de periode 1960-1980 de journalistiek? “Positief, vanuit mijn tijd gezien, is dat de journalistiek, de Volkskrant, breder, opener, brutaler, vrijbuiteriger is geworden. Niet meer het onderdanige naar de overheid. Niet meer excellentie, monseigneur. De verzuiling is achterwege, dus iedere krant kan Rutte én Samsom aanvallen. De journalistiek is uit zijn kluisters gebroken. Dat leidt soms tot uitwassen, ook op radio en tv. Beledigende opmer-
kingen: je kunt toch vrijmoedig zijn zonder te beledigen? Wij mochten van Lücker [Volkskrant-hoofdredacteur, red.] niet eens ‘flauwekul’ schrijven, omdat dat letterlijk slappe lul betekende. Terwijl hij toch geen pilarenbijter was. ‘Borsten’ mocht niet, laat staan ‘vagina’. Nu schrijft iedereen kut. Prima. Maar het slaat door. Winstpunt is dat de taboes weg zijn. Daar heeft DNL aan bijgedragen. Daarom waren ze in Rome zo bang voor ons. We hadden de pech dat er een overste-Jezuïet zat die ons kon lezen.” Bijna niemand durft nog te zeggen dat hij links is. “Ik wel. Ik stem PvdA bij gebrek aan beter. Wat moet ik anders. De SP is me toch te maoïstisch. GroenLinks, voorheen PSP, heb ik ook wel gestemd. Ik heb altijd goed met jongere collega’s gewerkt. Bij de KRO was ik zestig, dus voor niemand een bedreiging meer.” En waarom is links daarbij uit in de journalistiek? “Da’s wel een beetje logisch, want tja, wat is links? Alles gaat in golfbewegingen: de economie, de kerk, de cultuur, de politiek. Altijd actie-reactie. PvdA niet meer de grootste? Dan maar samenwerken met de VVD. Trouwens, oorspronkelijk waren de liberalen een linkse partij. Dus tot en met de begrippen is het betrekkelijk. Mensen moeten er in hun beperktheid een naam aan geven. Als jij mij een vuile paap noemt, noem ik mijzelf een smerige linkse rakker. En ik hoop dat jij het ook bent. Mijn niet gelovige schoonvader noemde Jezus de eerste socialist. Christendom en socialisme liggen voor mij dan ook in één lijn.” Dieper graven Zal de toekomst van de journalistiek zich niet voortzetten in de sociale media? “Dat is een voorspelling die jij doet; ik weet
11
het niet. Ik hoef niet op de sociale media, al snap ik wel dat Twitter de Arabische lente mede heeft doen ontstaan, al is die dan van de regen in de drup gekomen. Alleen, ik lees liefst ’s morgens mijn krant. Ik hoef het niet meer mee te maken. Ik denk wel: of het nou op papier is, een scherm, iPad, telefoon, het zal altijd gaan om zorgvuldige, vrijmoedige, met enige stijl gepaard gaande schrifturen waarin de journalistiek zich moet uitdrukken. We houden toch behoefte aan diepgravende analyses, waarin journalisten, door de jaren gevormd, de zaak van alle kanten bekijkend, verhelderend iets aan de lezer duidelijk maken: dat blijft. Dat mensen die iets meer gezien hebben, nagedacht, onderzocht, dat die wegwijzers zijn in al dat mediageweld. Hoe kan een gewoon mens, op de markt achter een kraam, of als professor achter zijn bureau, anders op de hoogte blijven? Hij heeft gedegen nieuws nodig om op de hoogte te blijven. Dat kan niet met flutnieuwtjes en geruchten alleen, al kunnen die ook belangrijk zijn: zoek ze maar uit.” Jij vreest niet dat de nieuwe, sociale, elektronische media het nieuwsproces in de weg zullen staan? “Sommige dingen wel. Maar dan komen er altijd weer mensen op – journalistiek is een vrij beroep – die zullen onderzoeken, en desnoods via Twitter uitzoeken wie iets beter heeft onderzocht. Journalistiek in zijn beste vorm zal altijd blijven bestaan. Aan analyseren, zoals Hofland en anderen dat doen, blijft altijd behoefte bestaan. Mijn achterkleinkind bedenkt zelf wel via welk medium dat moet. Een kleine, weldenkende menigte zal altijd willen weten wat meneer die en die op welke reader dan ook iets uitdrukt. Dat is mijn hoop. Dat dat nodig zal blijven. Dus zullen goeie journalisten nodig blijven. Denk ik. Hoop ik. Van muckrakers tot klokkenluiders.” ■
Het Avro-tv-programma ‘Pers in Persoon’ (1961), met v.l.n.r.: C. van Troost, G. van den Boomen, gespreksleider W.L. Brugsma, dr. A. Alberts en H.J.A. Hofland.
12 de
PersMus
DE KRANT IN HET KINDERBOEK
‘Frisse wind’ door Nieuwsblad In een serie (her)lezen we kinder- of jeugdboeken, waarin de journalistiek een rol speelt. In deze aflevering: ‘Drie jongens in de journalistiek’ van A.D.Hildebrand. Door PAUL ARNOLDUSSEN
A
.D. - ‘Ton’ - Hildebrand (1907-’77) kennen we van Bolke de Beer, enigszins van Belfloor en Bonnevu, de twee sympathieke reuzen en wellicht van Monus de man van de maan. Het zijn niet alleen boeken maar ook hoorspelen. Hildebrand schreef zo’n 250 kinderboeken, maar was toch vooral radioman. Hij heeft een kinderrubriek gehad in een dagblad, maar zijn naam kom ik in dat verband niet tegen in de krantencollectie van de Koninklijke Bibliotheek. Het kan Het Volk zijn geweest, voor de oorlog bewoog hij zich in sociaal-democratische kring. We kennen hem niet van zijn rol in de Tweede Wereldoorlog. Ja, vervelend, maar dat gaan we niet wegmoffelen. Drie jaar voor zijn dood verscheen Dick Verkijks ‘Radio Hilversum 19401945.’ Hildebrand heeft zwaar gecollaboreerd, hij regisseerde een programma met groetjes van familieleden aan SS’ers aan het Oostfront, was betrokken bij antisemitische hoorspelen en nog zo het een en ander. Verkijk heeft het op de ene plek over een vergaande meeloper, op de andere over een nazi-sympathisant. Hildebrand kwam er, voor zover ik kan nagaan, mee weg. Verkijk noemde zoveel namen, er was amper beginnen aan. Nog geen donkere wolken in Drie jongens in de journalistiek dat Hildebrand in 1937 publiceerde. Op zich niet zo’n onvergetelijk boek. Eenvoudig plot: krant schrijft een opstelwedstrijd uit voor scholieren, de drie winnaars trekken door Nederland en België en doen in de krant verslag van hun wederwaardigheden.
Frisse wind Maar de kenschets van het optreden van de nieuwe hoofdredacteur is toch wel aardig, want hoogst herkenbaar, tot in onze dagen. Het gaat niet zo best met het Amsterdams Nieuwsblad. De oude hoofdredacteur “was een man van bijna zestig jaar en het was een feit, al is het niet vriendelijk om het te zeggen, dat de krant onder zijn leiding niet bepaald vooruit was gegaan. Daarom had de directie in zijn plaats een jonge hoofdredacteur aangesteld”. Die had “de opdracht om een frisse wind te laten waaien in de ietwat stoffige kantoren van de krant”. Mr H. Schrander is jong, geboren in 1898. En hij wil inderdaad de boel
opschudden. Maar dat moet “kalm aan, anders verliezen we onze oudere lezers. En die hebben we ook nodig”. Met zijn staf, bestaande uit de heren Punt, De Bruin en Van Kampen, neemt hij alle onderdelen van de krant door, van Kunst tot Stad, eindigend met de reisrubriek, die in de zomermaanden door steeds wisselende redacteuren wordt gevuld. Schrander blijkt een visionair: hij wil de lezers meer betrekken bij zijn krant. En dan met
name de jongere. De ‘reis- en trekrubriek’ lijkt hem daarvoor bij uitstek geschikt. Hij komt op de proppen met zijn opstelplan. Groot succes De staf pruttelt tegen. De heer Punt: “Als ik het zo zeggen mag, dan lijkt me dat plan min of meer onmogelijk. In de eerste plaats hebben jongelui geen verantwoordelijkheidsgevoel. Verder hebben ze geen routine en is het de vraag of ze wel kunnen schrijven.” De ambitieuze jurist heeft weinig op met dit conservatieve gedachtegoed, en een nieuwe tegenwerping: hoe weet je bij zo’n wedstrijd dat de inzenders het opstel zelf geschreven hebben, lost hij op door de scholen erbij in te schakelen. “Punt bleef zijn hoofd schudden. Hij zag duizend bezwaren en het grootste bezwaar... dat zei hij natuurlijk niet… dat dacht hij alleen, het grootste bezwaar was dat zijn collega’s en hij op die manier deze zomer geen prettige reisjes konden maken.” Natuurlijk wordt de nieuwe reisrubriek een enorm succes. Hoe Schrander het Amsterdams Nieuwsblad verder restylt, hoe hij de krant anders indeelt, hoe hij het commentaar van links op pagina 3 naar rechts op pagina 3 verschuift, hoe hij de stadsverslaggever tot chef buitenland benoemt en een populaire zanger binnenhaalt als cursiefjesschrijver, hoe hij afrekent met de altijd weerspannige Punt, hoe hij drie adjuncten verslijt, hoe hij de advertentieafdeling de mantel uitveegt en de koffiejuffrouw koeioneert en hoe dat allemaal leidt tot een opzienbarende oplagestijging, Hildebrand komt er helaas niet aan toe. Zoon Tonio Hildebrand kreeg nog een zoon, Tonio, vanaf de jaren zestig een veelbesproken want enigszins controversiële figuur. Beetje onderwereld, autocoureur, grote snor, veel praatjes maar wel gezellig. Hij zat ook nog in de handel van tweedehands auto’s. Legendarisch uitgangspunt daarbij: “De enige garantie die ik geef is dat ze niet krimpen in de was.” ■
de PersMus
13
Harde lessen van Gerard Mulder Gerard Mulder (1947) werkte voor diverse dag- en opiniebladen, waaronder NRC Handelsblad, Vrij Nederland, HP/De Tijd en Het Vrije Volk. In een serie met terugblikken trekt hij daar de harde lessen uit. Deel 11: Voor een slimme meid was ik niet links genoeg.
Hoe kun je nou werken voor zo’n ‘verkeerde’ krant? V
rijdag 3 november 1968 kwam de PTT eindelijk de beloofde telefoonaansluiting aanleggen in mijn huurkamer in de Amsterdamse Van Woustraat. Toevallig herdacht Amsterdam op dezelfde datum dat de Amerikaanse president John F. Kennedy vijf jaar eerder was vermoord. De ceremonie zou aan het begin van de avond, Kennedy’s stervensuur Nederlandse tijd, plaatshebben bij het Kennedymonument aan de, inderdaad, President Kennedylaan in Amsterdam-Zuid. Wat heeft het een met het ander te maken? Helaas, alleen mijn aanwezigheid. Zodra de PTT-monteurs waren vertrokken, ijlde ik naar de plechtigheid, die ik van mijn chef Dick van Reeuwijk moest verslaan. Ik had de pest in. Het flauwekulklusje illustreerde weer eens het nederige niveau waarop ik als leerling-journalist op de Amsterdamse redactie van het Algemeen Dagblad moest rondhobbelen. Als dit al de krant zou halen, dan als fotobijschrift . Goed, die telefoonaansluiting betekende voor mij in zekere zin een bevrijding. Niet langer hoefde ik me ’s avonds scheeflopend van de kwartjes in een telefooncel op te sluiten om elk uur bij alle Amsterdamse politiebureaus te informeren of er nog nieuws was – althans nieuws dat in de Rotterdamse Witte de Withstraat opwinding zou veroorzaken. Het bleef ondankbaar werk. Linkse meid Mijn toch al kwijnend enthousiasme voor mijn baantje werd verder ondermijnd door een privé-complicatie. Zoals bijna alle beginnende twintigers in Nederland had ik mij aangemeld voor het eerste elektronische datingexperiment ‘Operation Match’, destijds een sensatie. De computer had mij gekoppeld aan de studente Ruth van Batenburg uit
Amsterdam-West. Wat een prachtige meid! Mooi, slim, belezen, goedgebekt, geestig. Meteen bij onze eerste ontmoeting al werd ik verliefd op haar. Ik geloof dat zij ook wel iets in mij zag – ik herinner me ten minste een zoensessie in een café waar constant ‘I put a spell on you’ werd gedraaid – maar zij had één ernstig bezwaar tegen mij, en daar maakte ze geen geheim van. Ruth was links, zoals in 1968 vrijwel alle jongeren links waren. En in linkse kring werd het AD beschouwd als de fascistoïde, in elk geval uiterst bedenkelijke meeloper van de volbloed fascistische Telegraaf. Dus had Ruth bedenkingen tegen mij, zonder mij overigens al vierkant af te schrijven. De verleiding was natuurlijk groot de kans op het versieren van Ruth te beschouwen als een reden om het AD zo snel mogelijk de rug toe te keren, maar dat zou toch te simpel zijn geweest. Ik begreep namelijk niet waar Ruth het over had. Politiek benul had ik niet, en dat was ook niet de stimulans geweest de journalistiek in te willen. Ik wilde mooie verhalen maken, en mijn frustratie kwam door het gebrek aan mogelijkheden daarvoor bij het AD. In politiek opzicht vond ik de krant even wezenloos als mezelf – de chocoladeletters werden bewaard voor openingskoppen als `JAPANSE CONTAINERS KOMEN ERAAN!’ In politiek opzicht vond ik, dat zag ik ook wel, De Telegraaf heel wat pittiger, maar dan nog vond ik het sterk overdreven die krant te beschouwen als het lijfblad van de SS. Aan de andere kant bleef de kwestie-Ruth mij dwarszitten. Moest ik mezelf tot paria laten afzinken omwille van een krant waar ik mij journalistiek niet op mijn plaats voelde? De dilemma’s eisten een oplossing, en die zag ik niet.
Impasse Er was, kortom, gespreksstof genoeg voor het kroegavondje met mijn vriend Gerrit dat voor de boeg lag zodra ik eenmaal Kennedy op zijn eigen laan ten grave had gedragen. Gerrit, die nog steeds bij de Zwolsche Courant werkte, was er speciaal voor naar Amsterdam gekomen. Ik hoefde die avond mijn eigen telefoon nog niet te gebruiken, want na Kennedy was ik vrij. We werden heel erg dronken, en diep in de nacht rolden we op weg naar mijn kamer schaterend en bonkend de trappen af. Met een enorme dreun kwamen we tegen de voordeur tot stilstand. De buren kwamen er hun bed voor uit, ook mijn hospita, de weduwe Houthuys. Woedend zegde ze mij wegens ernstige misdraging de huur op, onder de uitroep, die ik nooit zal vergeten: “En dát op Kennedy’s sterfdag!” Er moest nu onmiddellijk iets gebeuren. De impasse moest worden doorbroken, koste wat kost. De volgende dag gebruikte ik mijn telefoon voor de eerste en, naar zou blijken, laatste keer, en wel om een afspraak met De Telegraaf te maken voor een sollicitatiegesprek. Ik had gehoord dat er een vacature was. Dat bleek te kloppen, en ik werd onmiddellijk aangenomen. Ik was jong, goedkoop, en ik had een beetje journalistieke ervaring. Bovendien waren jongeren die bij De Telegraaf wilden werken, toen vast niet dik gezaaid. Ik wist welke prijs ik moest betalen: Ruth bellen om haar te vertellen dat ik mij aan de Boze had verhuurd. Ik heb haar nooit meer gezien.
DE LES: Dat de politiek commentator van De Telegraaf, Paul Jansen, anno 2013 wekelijks aanschoof bij het linkse praatprogramma Pauw en Witteman laat zien hoe de tijden veranderen.
14 de
PersMus
FOTO: ANP
Paul Stolk lééfde voor de fotografie
Paul Stolk in 1980, met de foto waarmee hij de Zilveren Camera won.
“Als de politie ergens in actie komt, maak je eerst de foto, en pas daarna vraag je wat er aan de hand is.” Met deze opmerking tegen een jonge collega tekende de Rotterdamse persfotograaf Paul Stolk zijn eigen werkwijze haarscherp. Hij zat bovenop het nieuws en stond vaak als eerste – en enige – met zijn camera bij grote gebeurtenissen. Stolk is begin november op 67-jarige leeftijd overleden. DOOR HENK SCHAAF
H
ij fotografeerde ruim 18 jaar voor het ANP en eerder voor diverse Rotterdamse kranten, waaronder Het Vrije Volk en het Rotterdams Nieuwsblad. Stolk won twee keer de Zilveren Camera en was in 1985 de eerste Fotojournalist van het jaar. Hij was later vooral actief met zijn eigen videobedrijf, aanvankelijk vooral voor het RTL-journaal en naderhand ook als documentairemaker voor verschillende omroepen. Stolk begon op zijn zestiende als freelancer in de nieuwsfotografie. Hij voelde feilloos aan wat krantenredacties aan materiaal wilden zien. En dat heeft hem geen windeieren gelegd. In zijn donkere kamer en thuis in de keuken stond de ‘politiescanner’ steevast aan. Zodra hem via dit radiokanaal een bericht bereikte over een bijzondere politieactie of brand met groot alarm, begaf hij zich onmiddellijk naar de onheilsplek. Langzamerhand kende elke politieman in Rotterdam en omstreken de snelle fotograaf. Opmerkelijk is enerzijds het feit dat hij zich bij zijn werk door geen gezagsdrager liet weerhouden en anderzijds door iedereen werd gewaardeerd.
Als voormalig NRC-fotograaf Vincent Mentzel zijn collega ergens tegenkwam, wist hij altijd dat hij goed zat: „Dan zat ik boven op het nieuws. En dan deed ik wel eens een stapje opzij, want Paul had brede schouders.” Oudjournalist en mediaondernemer Fons van Westerloo schrijft in het condoleanceregister: “We begonnen ongeveer gelijktijdig in het vak waar Paul een zeer grote in is geworden. Ik leerde al vroeg veel van zijn doorzettingsvermogen, zijn bijzondere oog voor nieuws en de gebeurtenissen daar omheen. Ik zag hem als een voorbeeld van iemand met een enorm doorzettingsvermogen, die onder de moeilijke omstandigheden waarin wij vaak moesten werken altijd pal staande bleef.” Ferdi E. Enkele foto’s hebben hem landelijke bekendheid gegeven. En met die foto’s bewees hij ook zijn brede vakmanschap en allesomvattende werkterrein. Hij werd vooral beroemd met de foto van Ferdi E., de moordenaar van Gerrit Jan Heijn, die tijdens een reconstructie van dit misdrijf onbewogen een shagje rolde op de plaats delict. In 1988 won Paul Stolk met
Paul Stolk stond ook vooraan bij grote sportevenementen. De NRC schreef hierover na zijn overlijden: “Met een indrukwekkende eindsprint wint atlete Ellen van Langen de 800 meter bij de Olympische Spelen van 1992 in Barcelona. Zij lijkt het niet te kunnen geloven, met de handen in de lucht schreeuwt ze het uit. De ANP-fotograaf beseft dat hij een fantastische foto heeft gemaakt en dat hij als de wiedeweerga naar zijn provisorische donkere kamer moet, op twee kilometer van het stadion. Met zijn tas om zijn schouders begint hij te hollen. Als hij even later kleddernat en hijgend de doka bereikt, gaat hij van vermoeidheid onderuit. ‘Helemaal total loss’, herinnert zijn chef Rolf Marner, die achttien jaar met Stolk samenwerkte. ‘Paul zette zijn werk altijd op nummer één’.” Drees Maar ook genoot Paul van de zogenaamde rustige momenten, als hij voldoende tijd kreeg om lampen en reflectiescherm op te bouwen voor een portrettenserie. Zelf was heel trots op een reeks foto's van oud-premier Drees. Uit het overlijdensbericht (met een foto van een zwemmende Stolk op het voorblad) blijkt hoe hij – tot een ziekte hem het werken onmogelijk maakte – zelf tegen het leven aankeek: “Het was fantastisch, intens, fijn, mooi, heerlijk, plezierig, enerverend, uitstekend, stormachtig, wonderlijk, prettig, liefdevol, bijzonder, adembenemend, leuk, geweldig, grappig, onbeschrijfelijk en prachtig. De laatste jaren waren zwaar, maar ten volle geleefd. Ik heb alles uit het leven geperst!’’ ■
A Ies Spreekmeester Op vrijdag 24 januari wordt in het Persmuseum een kleine tentoonstelling geopend over het werk van Ies Spreekmeester. De collectie Spreekmeester wordt op deze dag officieel door de erfgenamen overgedragen aan het museum. Isodore Leonard Spreekmeester (1914-2002) tekende cartoons voor onder andere Het Vrije Volk en Het Parool. Voor Vrij Nederland maakte hij de befaamde vogelvluchtimpressies van Amsterdam. Hij illustreerde boeken (van Carmiggelt tot Gouden Boekjes en het Margriet Kookboek), deed reclamewerk, tekende voor Artis en nog veel meer. Tot 30 maart toont het Persmuseum een dwarsdoorsnede van het werk van deze alleskunner.
A Afgeluisterd ‘Afgeluisterd’ is een reizende tentoonstelling met werk van 25 politiek tekenaars over de NSA en de recente afluisterschandalen. Van 28 januari tot en met mei 2014 is hij opeenvolgend te zien in het Perscentrum Nieuwspoort en in de Openbare Bibliotheek in Den Haag. De expositie is samengesteld door het Persmuseum.
Siegfried woldhek
deze afbeelding de meest prestigieuze Nederlandse nieuwsfotoprijs. Markant detail: de jury koos de foto wel als winnend exemplaar, maar wilde hem niet publiekelijk tonen omdat Ferdi E. als verdachte herkenbaar in beeld was gebracht. Stolk won in 1980 de Zilveren Camera met een foto van een gewonde agent te paard na de rellen rond de inhuldiging van koningin Beatrix. De plaat kreeg de veelzeggende titel ‘Gekwetst gezag’. Het lijken de harde confrontaties op straat die Stolk het meest scherp in beeld bracht. Krakersrellen, stenen gooiende jongeren, demonstraties. Eerst de foto, dan de vragen. Maar daarna kwamen soms ook emoties los. Mentzel herinnert zich: „Als enige fotograaf was hij in 1987 bij de gekapseisde veerboot Herald of Free Enterprise voor de Belgische kust. Machteloos hoorde hij passagiers in paniek bonzen. De beelden van verdronken vrouwen en kinderen lieten hem niet meer los.”
15
Ies spreekmeester
de PersMus
Bezoekersinformatie Persmuseum Zeeburgerkade 10, 1019 HA Amsterdam T 020-692 88 10 F 020-468 05 05 E
[email protected] W www.persmuseum.nl
Bus 48 vanaf Station Sloterdijk via Centraal Station Amsterdam. De bus neemt een prachtige route langs het IJ. Rij mee tot halte Borneolaan en loopt dan verder de C. Van Eesterenlaan af. Direct over de brug loopt u links de (Zeeburger) kade op.
Toegangsprijzen Volwassenen 13 - 18 jaar, 65+ Groepen vanaf 10 personen Stadspas Cultuurkaart / CJP Studenten met collegekaart 0 - 12 jaar, Museumkaart ICOM, Vrienden
€ 4,50 € 3,25 € 2,50 € 2,75 € 2,25 gratis
onderwijsprogramma’s en rondleidingen Informatie over en prijzen van onze onderwijsprogramma’s en rondleidingen vindt u op www.persmuseum.nl
Vanaf Centraal Station: één van de hierboven genoemde bussen
Bus 65: Vanaf Station Zuid (via Amstelstation) richting KNSM Eiland, halte Veelaan. U vind het Persmuseum aan de kadekant, bij het water. U kunt zich oriënteren op de vlaggen. Meer informatie: www.9292ov.nl
Vanaf Station Muiderpoort: lopend (ca. 15 minuten). U loopt de Insulindeweg op (oostelijke richting) en gaat na ongeveer 500 meter links op de Molukkenstraat. Deze loopt u af tot u het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bereikt (pakhuis recht voor u). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum. Meer informatie: www.ns.nl/reisinfo
Tram
Auto
Tram 14 naar het Javaplein (5 minuten lopen)
Vanaf de rondweg (A10) afslag Zeeburg (S114). De borden Zeeburg volgen. Voor de Piet Heintunnel linksaf, richting Indische Buurt. Bij de eerste stoplichten na de brug rechtsaf. Vervolgens de tweede rechts. Bij de rotonde de tweede afslag nemen (= doodlopend) om op de Zeeburgerkade te komen. Deze geheel uitrijden (ca. 400 m.), aan het einde bevindt zich het Persmuseum.
Openingstijden Dinsdag – vrijdag 10.00 –17.00 uur Zondag 12.00 –17.00 uur Het museum is gesloten op zaterdag, maandag en op feestdagen.
Trein
Tram 10 naar de Van Eesterenlaan (5 minuten lopen) Tram 7 naar de Molukkenstraat (10 minuten lopen) Meer informatie: www.9292ov.nl
Toegankelijkheid Het Persmuseum is goed toegankelijk voor rolstoelgebruikers. Het museum beschikt over een aangepast toilet en de expositieruimte bevindt zich op 0-niveau.
Routebeschrijving Bus Bus 22: Vanaf Centraal Station richting Indische Buurt, halte Veelaan (iedere 20 minuten). Vertrekhalte bij Centraal Station is te vinden voor het Victoriahotel. Loop naar het gebouw van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (groot grijs pakhuis). Aan de achterzijde van dit gebouw bevindt zich het Persmuseum.
Word Vriend van het persmuseum!
Amsterdam
Colofon DE PERSMUS is een uitgave van het Persmuseum, die mede mogelijk wordt gemaakt door de Stichting Vrienden van het Persmuseum. Redactie: Paul Arnoldussen, Sjoukje Posthuma, Henk Schaaf, Bert Steinmetz, Maurits Schmidt Aan dit nummer werkte mee: Jan Dirk van der Burg, Gerard Mulder, Job Schouten Vormgeving: Bildermann.nl Redactieadres: Persmuseum Zeeburgerkade 10 1019 HA Amsterdam T: 020-6928810 E:
[email protected] DE PERSMUS verschijnt ca. 10 maal per jaar. Deze krant wordt per e-mail kosteloos verstrekt aan Vrienden van het Persmuseum en relaties van het Persmuseum. Vrienden die prijs stellen op een papieren editie, kunnen deze aanvragen. Bij de balie van het museum zijn ook geprinte exemplaren te verkrijgen. © Persmuseum Op gesigneerde artikelen berust het auteursrecht. Overname is slechts toegestaan na toestemming van de redactie.
En steun de aandacht voor persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en het behoud van het journalistiek erfgoed. De Stichting Vrienden van het Persmuseum stelt zich ten doel de bloei en de naamsbekendheid van het Persmuseum te bevorderen en extra inkomsten te verwerven ten behoeve van collectieaankopen en activiteiten.
Voor minimaal € 50,- per jaar krijgt u tevens: • een gratis publicatie/catalogus
U bent al Vriend met een bijdrage van minimaal € 25,00 per jaar!
U kunt ook Vriend voor het leven worden door eenmalig een bedrag van € 500,- te doneren. U geniet dan altijd van alle voordelen die een Vriend(in) van het Persmuseum heeft.
Een vriend van het Persmuseum krijgt: • gratis toegang tot het Persmuseum • 10% korting op uitgaven van het Persmuseum • uitnodigingen voor openingen en andere speciale activiteiten • 10 x per jaar het digitale blad De PersMus
Word of maak nu een Vriend! Vul het aanvraagformulier in op www.persmuseum.nl onder het kopje ‘Vrienden’. U kunt telefonisch (020-6928810), of per e-mail (
[email protected]) het aanvraagformulier ‘Word of maak een Vriend’ opvragen.
Een donatie is ook altijd welkom! Postbank 5761042 t.n.v. Stichting Vrienden van het Persmuseum o.v.v. ‘donatie’
Het Persmuseum is hét levendige en herkenbare landelijke centrum van de Nederlandse pers en de politieke prent, met een breed scala aan activiteiten. Het Persmuseum is uniek in Nederland. Al meer dan honderd jaar beijvert het Persmuseum zich om de geschiedenis, het heden en de toekomstige ontwikkelingen van de Nederlandse pers te documenteren, te bestuderen en toegankelijk te maken.