Organisatie en voorbereiding Tijdens mijn studie ben ik een jaar actief geweest in een uitwisselingscommissie die activiteiten voor buitenlandse studenten organiseert. Vanaf dat moment wilde ik eigenlijk zelf ook een keer op uitwisseling gaan. Door bepaalde omstandigheden kwam dat er echter nooit van. Na echter een vriend van mij, die in Lissabon op uitwisseling was, opgezocht te hebben, besloot ik dat ik alsnog op uitwisseling wilde gaan. En gelukkig leenden de omstandigheden zich er nu wel voor. In eerste instantie wilde ik graag naar een Scandinavisch land toegaan. Tijdens mijn commissiejaar kon ik altijd al het beste opschieten met Scandinaviërs en in die landen is bovendien zeer mooie natuur te bezichtigen. Maar na er wat meer over nagedacht te hebben, bedacht ik mij dat ik andere Europese landen altijd nog wel kan bezoeken. Ik wilde van deze mogelijkheid dan ook gebruik maken om een ver continent aan te doen. Vrij snel daarna had ik besloten dat ik naar Toronto in Canada wilde gaan. Een unieke kans om een ander ontwikkeld land te bezoeken waar, in tegenstelling tot Nederland, nog wel prachtige natuur is. En een land waar bovendien veel familie van mij woont. Na het nodige papierwerk verricht te hebben (waar toch altijd weer een stuk meer tijd in gaat zitten dan je in eerste instantie denkt/hoopt) was het rond; ik mocht naar de University of Toronto toe! Nu kon ik ook beginnen met het aanschrijven van beurzen en fondsen en dus was een bezoekje aan beursopener.nl snel gemaakt. Omdat ik geen muziekinstrument bespeel, atheïst ben en gewoon psychologie studeer, waren de meeste beurzen en fondsen helaas niet op mij van toepassing. Gelukkig kan je als UvA student wel aanspraak maken op de STUNT-beurs. Verder heb ik ook ondersteuning gekregen van het internationaliseringsfonds psychologie en het Stichting Bekker-La Bastide-Fonds. Huisvesting Globaal genomen zijn er twee mogelijkheden voor het regelen van huisvesting: het voor je laten regelen (door UofT) of het zelf regelen. Omdat ik graag eerst een woning wil zien voordat ik besluit mijn intrek erin te nemen, had ik dan ook besloten om zelf huisvesting te regelen. Gelukkig bleek dit niet erg moeilijk, omdat, in tegenstelling tot in Amsterdam, er in Toronto wel veel aanbod is van huisvesting. Het vinden van huisvesting in Toronto is dus iets waar je je niet veel zorgen om hoeft te maken. In eerste instantie wilde ik zeer graag On campus wonen, maar voor mijn vertrek naar Canada wist ik al dat dit niet mogelijk zou zijn omdat ik slechts voor één semester op uitwisseling ging (God mag weten wat dat uitmaakt). Uiteindelijk ben ik op de bonnefooi vertrokken naar Canada en daar ter plekke op zoek gegaan naar huisvesting. Dankzij de Housing Office van UofT duurde deze zoektocht uiteindelijk iets meer dan een dag. Daar kan je, zoals de naam al doet vermoeden, terecht voor het zoeken naar huisvesting. Ze hebben daar enorm veel advertenties hangen van aangeboden woningruimte, welke bovendien continu wordt geupdate. Je kan er vrij gemakkelijk zoeken op prijsklasse, locatie in de stad en type huisvesting (hospita, appartement, huis, studentenwoning etc.). Maar wat nog wel het meest relaxte is, is dat ze er meerdere telefoons ter beschikking hebben die je gewoon kan gebruiken om te bellen voor de woning waar je je oog op hebt laten vallen.
Toevallig kwam ik bij de Housing Office twee Nederlandse uitwisselingsstudentes tegen die ik in Nederland had ontmoet bij BIS. Samen met hen ben ik in een 5-kamer appartement in de Annex gaan wonen, op loopafstand van de campus. De woning was prima, maar het was alleen vervelend dat we zelf geen meubels hadden. Gelukkig kwam er later nog wel een Canadees bij wonen die wel een aantal banken had. Mocht je echter ook besluiten in Toronto zelf op zoek te gaan naar huisvesting, dan raad ik je wel aan om vooraf alvast tijdelijke onderdak te regelen. Een plaats reserveren in een hostel is, zeker begin september, een aanrader. Je zal namelijk niet de enige student zijn die net aankomt in Toronto en ergens moet tukken. Zelf kon ik in het begin bij een vriend van me uit Toronto verblijven. Overigens is de huisvesting die UofT voor studenten regelt ook prima. De meeste studenten die ik kende woonden in Tartu. Zelf zou ik zeggen dat Tartu vergelijkbaar is met Casa 400; het is ook een soort hotel, je woont er met andere studenten op een gang, je hebt een gemeenschappelijke ruimte/keuken, elke kamer heeft hetzelfde bed, bureau, kast en ook in Tartu zijn de hoekkamers groter. Maar ik zou zeggen dat de grootste overeenkomst met Casa 400 nog wel is dat de gang waar je woont beslissend is voor de vraag of je wel of geen kakkerlakken in de keuken hebt. In Tartu zijn er echter wel veel en veel meer, maar dat geldt sowieso voor Toronto in het algemeen ook. Dagelijks leven Er is in Toronto meer dan genoeg te doen, maar daarvoor dien je wel downtown te zijn. Gelukkig wordt het hart van downtown Toronto gevormd door de enorm grote campus van UofT. Als je dus ook maar enigszins in de buurt van de universiteit komt te wonen, dan zit je goed. Die vriend waar ik in het begin bij woonde, had ook op UofT gezeten en hij zei tegen me dat ik waarschijnlijk niet veel van buiten UofT zou zien. De eerste jaren dat hij er zat, was hij namelijk vrijwel niet van de campus afgeweest. Achteraf gezien kan ik me dat goed voorstellen; de campus vormt namelijk als het ware een dorp binnen een stad. Je kan er wonen, werken, studeren, sporten, je Starbacks-shot halen, uit eten gaan, je vermaken in recreation rooms, rondlopen in het park, cultureel doen, naar een optreden van een bandje gaan en uiteraard ook naar feestjes gaan. Zelfs voor een bezoekje aan de kapper hoef je niet van de campus af. Zelf heb ik dan ook wel vrij veel tijd doorgebracht op de campus. Vaak is het zo dat je toevallig bepaalde dingen tegenkomt, waardoor het wel even kan duren voordat je sommige dingen “ontdekt” en je zal zeker nooit alle “little secrets” te weten komen. Een van de leukste dingen die ik bijvoorbeeld had ontdekt, was een theehuisje waar elke dag om half 3 free tea and cookies waren. Daar ging ik dan ook vaak heen met vrienden om even te relaxen en te kletsen. Zoals ik al zei is er in de stad zelf meer dan genoeg te doen. Een sportwedstrijd bekijken is altijd leuk. Zelf ben ik naar een honkbalwedstrijd geweest, maar ook basketbal, ijshockey (is wel extreem duur, dus dat heb ik maar niet gedaan) en American Football behoren tot de mogelijkheden. Verder is als je in Toronto bent een bezoekje aan de CN tower een absolute must. Als het niet voor het uitzicht is, dan is het wel voor het restaurant bovenin. Het is zeker aan te raden om er te gaan eten (wel reserveren), het eten is er overheerlijk. Wellicht een beetje prijzig (60 dollar inclusief belasting en fooi), maar als je nagaat dat je dan geen ticket meer hoeft te kopen voor de toren zelf (wat bijna 30
dollar kost) dan valt het allemaal wel mee. Maar het mooiste van daar gaan eten is nog wel dat je zo alle mensen voorbij mag lopen die in de rij staan te wachten voor de lift. So long suckers!!! Een andere plek die het zeker waard is om heen te gaan (mits er nog ruimte is in je budget) is Eaton center; een enorm groot winkelcentrum dat meerdere cityblocks lang is en meerdere verdiepingen heeft. Mij werd altijd verteld dat je daar alles wel kon krijgen, maar je moet niet alles geloven wat mensen zeggen. Björn Borg boxers…? Niet te krijgen. Net als in Amsterdam, vinden er ook in Toronto relatief veel evenementen plaats. Toen ik er net was vond het Toronto International Film Festival plaats (veel enorm chique geklede mensen in de stad), maar ook de Cavalcade of Lights en de Christmas Parade in december zijn erg leuk. En omdat het een wereldstad is, die bovendien vlak bij New York ligt, treden er ook vaak enorm bekende artiesten op. Beyoncee was ik helaas net misgelopen (he wat jammer nou), maar ik heb wel het genoegen gehad om mijn grootste jeugdidolen te zien optreden: Guns ’n Roses!!! Alle klassiekertjes kwamen uiteraard voorbij, Welcome to the Jungle, November Rain, Paradise City. Zelden heb ik zo enorm genoten van een optreden. Jeugdsentiment I guess. Verder ga je, zoals bijna altijd wel gebeurd op een uitwisseling, veel om met andere uitwisselingsstudenten. Die trekken altijd wel naar elkaar toe. Overigens waren de meeste uitwisselingsstudenten Aziatisch, wat goed aansluit bij de universiteit, want de meeste studenten at UofT zijn ook Aziatisch. Toronto en Vancouver kennen een groot aantal immigranten (bijna de helft van de mensen die in Toronto woont is niet in Canada geboren) waarvan de meeste Aziatisch zijn. Maar goed, nieuwe mensen leren kennen gaat allemaal vrij gemakkelijk dus. Alhoewel je dan wel ziet dat de westerlingen toch vooral naar elkaar toetrekken. Maar er waren altijd wel leuke feestjes, vaak bij mensen thuis. Huisfeesten zijn sowieso meer gebruikelijk in Toronto; ik ben echt maar een paar keer naar een discotheek geweest. En door de weeks uitgaan, zoals in Amsterdam, is daar niet echt gebruikelijk. Maar dat betekende dat ik ook nooit echt brak naar m’n Capoeira les ging op vrijdag. Overigens heb ik zelf het meeste genoten van de dingen die je buiten Toronto kan doen. Daarbij staat met stip op nummer 1 een weekend kanoën in Algonquin Provincial park, een van de meest vredige dingen die ik ooit heb gedaan. Verder zijn uiteraard de Niagara Falls aan te raden en kan je in de winter gaan skiën bij de Blue Mountain range. Jammer genoeg had Ontario te kampen met een ongebruikelijk warm begin van de winter toen ik er was, waardoor je het wintersporten wel op je buik kon schrijven. Gelukkig heb ik nog wel veel (heel veel) sneeuw gezien toen ik ging rondreizen in Canada. Ik ben vanuit Toronto helemaal naar de westkust van Canada gegaan met de trein, dwars door het land, drie dagen lang. Voor de trein betaal je wel iets meer dan voor het vliegtuig, maar het is het zeker waard. De eerste halte waar ik mijn reis onderbrak was Jasper in Jasper National park. Een klein dorpje, tussen de bergen en de bossen, aan de Athabasca rivier. In één woord prachtig. Idyllische sneeuwlandschappen waar Bob Ross nog een puntje aan kan zuigen. En adembenemende wildlife; ik ben herten, rendieren, coyotes en berggeiten tegengekomen. Daarna ben ik doorgereisd naar Vancouver, een schitterende plek om te wonen, aan het water, midden tussen de bergen en schitterende parken. Deze stad staat met recht op de 3e plek van meest leefbare steden ter wereld.
Stanley Park was daar mijn absolute favoriet; zeer indrukwekkend, met bomen die je alleen in de Amazone verwacht te zien en op loopafstand van de binnenstad. Daarna doorgereisd naar Vancouver Island. Alleen de reis erheen met de pond is al de moeite waard om te maken. Tussen de uit het water opdoemende bergachtige eilanden die omringd zijn met laaghangende mist. En op het eiland zelf kan je het schitterende regenwoud bezoeken. Ja Canada heeft veel te bieden, maar tijd en financiën ontbrak het mij aan om meer te zien. Maar als je de kans krijgt, raad ik je zeker aan om er rond te reizen. Cultuur Nederland en Canada komen volgens mij wat betreft cultuur redelijk met elkaar overeen. Beide landen zijn redelijk multicultureel en vooruitstrevend, en de manier waarop veel Canadezen denken komt redelijk overeen met hoe in Nederland over bepaalde dingen wordt gedacht. Zo is ook in Canada bijvoorbeeld het homohuwelijk gelegaliseerd en wordt het gebruik van softdrugs soort van gedoogd (het beleid kan nogal verschillen per provincie en ook de Canadezen zelf weten eigenlijk niet precies wat nu wel en niet mag). Wanneer je echter wat dieper kijkt, dan zie je dat er toch nog wel zeer grote verschillen zijn in deze overeenkomsten. Zo is Canada bijvoorbeeld minder geïntegreerd en is homoseksualiteit minder geaccepteerd dan ze je in eerste instantie willen doen geloven. Ik ben bijvoorbeeld een keer meegegaan met een vriend van me naar een gay club. Zijn vrienden daar waren zeer verbaasd om te horen dat ik hetero was. Volgens hen zouden hun heteroseksuele vrienden namelijk nooit met hen meegaan naar een gay club, terwijl dat in Nederland gewoon als normaal wordt beschouwd. Verder valt het met die multiculturaliteit ook wel mee; zodra je buiten de grootste steden komt zul je geen niet-blanke personen meer tegenkomen en denken de mensen daar toch echt niet zo positief over immigranten als dat de mensen in Toronto erover denken. Canadezen zijn over het algemeen wel zeer vriendelijk, maar niet op een wijze dat het nep overkomt zoals bij Amerikanen. Tussen Canadezen en Amerikanen is het trouwens sowieso een beetje haat en nijd; ze hebben het allebei niet echt op elkaar. Canadezen die Amerikaanse roots hebben schamen zich daar vaak ook wel een beetje voor. Wat ik me goed kan voorstellen, want als ik Amerikaanse roots zou hebben, zou ik daar ook niet echt trots op zijn. Andere aspecten kenmerken vallen een stuk sneller op. Zo word je vrij snel geconfronteerd met de enorme koffiecultuur die er is. Op elke 2 minuten lopen kom je wel een Starbucks, Tim Hortons, of Coffee Time tegen en de kleinste bekers die er kan krijgen zijn groter dan de grootste bekers die je in Nederland kan krijgen. ’s Morgens in de tram staat bijna de helft van de mensen wel met een koffiebeker in zijn handen. Verder is de overheid er goed in geslaagd zijn bevolking te hersenspoelen; mensen die roken worden vaak aangekeken alsof ze lepra hebben. Wat op zich wel vreemd is, want het gebruik van marihuana is er enorm groot. Vergeleken met Amsterdam wordt er daar zo verschrikkelijk veel geblowd. Veel studenten worden bijna dagelijks high. Maar niet alleen jong, ook oud doet eraan mee; ouders die gezellig samen met hun kinderen een stickie opsteken is niet ongebruikelijk en wordt ook door velen als normaal gezien. Verder is de Amerikaanse claimcultuur er goed doorgedrongen; even een keer kickboxen in de sportschool of klimmen in een klimhal kan niet
zonder eerst minimaal drie A4’tjes aan waivers in te vullen. Verder had ik soms het idee dat Canadezen in de rij staan geweldig vinden. Lekker in een 50 meter lange rij staan voor de bus bij de Greyhound station, lekker gezellig in de rij staan bij een winkel voordat ie opengaat, of een half uur buiten in de rij staan bij een restaurant. Dat moet toch anders kunnen zou je denken. Iets anders, dat mij direct in het begin al opviel, is dat er in Canada een sterke alternatieve subcultuur is. Eentje die niet gebonden is aan leeftijd. In Toronto heb je wijken waar bijna iedereen die je ziet rondlopen een tatoeage heeft. Verder zijn heel veel mensen vegan of vegetariër en heerst er echt een bandjescultuur. Onbekende bandjes treden vaak op in clubs en barretjes, maar er wordt ook vaak gespeelt op feestjes bij mensen thuis. Ik ben een aantal keer naar een Indie optreden geweest. Indie is een prominente subcultuur binnen deze alternatieve subcultuur, maar als non-local zal je deze echter niet snel ervaren. Optredens worden voornamelijk via via bekend gemaakt. Verder heb je in Montreal veel drum circles waar allemaal hippies op afkomen. Nog noorderlijker daarvan schijnen zelfs drum circles te worden gehouden die een heel weekend duren. Maar de meeste hippies wonen nog wel op Vancouver Island, daar heerst echt een onbezorgde “alles kan” mentaliteit. Studie Ik heb aan UofT vier vakken gedaan. Uiteindelijk heb ik de vakken Intergroup Relations, Cultural Psychology, Psychology and the Law en Social Cognition gedaan. Vooral Cultural Psychology en Psychology and the Law vond ik erg leuke vakken. Het was aan UofT wel een stuk harder werken dan ik had ingeschat. Als gevolg van de inrichting van het systeem werken studenten zich over het algemeen helemaal kapot. Iets dat ik aan het begin van het jaar kreeg te horen verbaasde mij enorm, maar later kon ik het wel begrijpen. Ik zat in college en voor me zat iemand waar ik bij een ander vak ook al in college zat. We raakten aan de praat en op een gegeven moment vertelde ik hem dat ik een uitwisselingsstudent was (mensen hadden dat nooit door omdat ik schijnbaar geen accent heb in het Engels) en toen vertelde hij mij dat hij zelf nooit op uitwisseling naar UofT gegaan zou zijn. Uiteraard verbaasde mij dat nogal, dus ik vroeg waarom. Daarop verklaarde hij dat studeren aan UofT een hel is en dat iedereen het haat om er te studeren. Iets wat ik natuurlijk moeilijk kon geloven, want waarom zouden mensen er anders gaan studeren? Daarop stelde hij het nog stelliger: Volgens hem zou ik onmogelijk iemand kunnen vinden die met plezier naar UofT zou gaan. Iets dat voor mij uiteraard nog veel moeilijker om te geloven was. Maar om mij te overtuigen deed ie een proef op de som. Hij tikte iemand aan die naast hem zat en vroeg of die het leuk vond aan UofT. Deze persoon antwoordde het absoluut verschrikkelijk te vinden. Daarna tikte ie iemand aan die voor hem zat en vroeg hetzelfde. Deze persoon antwoordde hetzelfde en gaf zelfs aan dat ze de laatste twee jaar al probeerde om naar een andere universiteit te switchen. Op deuren in de wc’s werden frosh (eerstejaars) gewaarschuwd om te vertrekken van UofT nu het nog kon. En een ander voorbeeld: ik smste een keer iemand tijdens een tentamenperiode om te vragen hoe het ging en deze persoon smste terug: “I’m doing terrible, I am so stressed out, I have so much work to do. I havn’t had a decent meal or sleep in two weeks. I wish I would die.”
Wat aan het systeem zorgt er dan voor dat studenten het er zo verschrikkelijk vinden? Simpelweg komt het gewoon neer op de werkdruk. Studenten betalen per vak dat ze volgen iets van 700 dollar. Hertentamens zijn er niet, als je een vak niet haalt moet je het helemaal opnieuw doen (en dus ook weer opnieuw betalen). Per vak moet je veel doen, het hele semester door word je bezig gehouden. Voor Social Cognition moest ik bijvoorbeeld twee tentamens maken, een Research Proposal, vijf kleine toetsen en dan telde je participatie in de les ook nog mee. Wel is de werklast voor 3e jaars vakken meer dan voor 2e jaars vakken of 1e jaars vakken. Maar goed, dat is aan de UvA ook. Verder is alles erop ingericht om een competitieve sfeer te creëren. “Grades are curved”: van bovenaf is bepaald dat het gemiddelde cijfer rond de 70 moet liggen, niet lager en ook niet hoger. Daar worden docenten op afgerekend. Als na het eerste tentamen er dus bijvoorbeeld te hoge cijfers zijn gehaald gemiddeld, dan wordt het volgende tentamen of veel moeilijker gemaakt, of de cijfers worden zodanig gecurved dat het gemiddelde rond de 70 komt te liggen. Dit komt terug in de beoordeling van tentamens. Zoals een docent mij vertelde tijdens een inzage: “Het gaat het er niet om hoe goed jouw antwoord is, maar hoe goed jouw antwoord is ten opzichte van de rest”. Oftewel, het antwoord van de student met het beste, meest volledige en gedetailleerde antwoord wordt de norm en jouw antwoord wordt daar mee vergeleken en beoordeeld. En aangezien goede cijfers een voorwaarde zijn voor het kunnen doen van een master, het doen van een master vrij belangrijk is bij het vinden van een goede baan en het vinden van een goede baan daar een stuk moeilijker is dan hier, werkt de gemiddelde student zich helemaal kapot om goede cijfers te halen. Sommige studenten die op maandag avond college hebben en op dinsdagochtend weer, blijven gewoon op de campus en leren de hele nacht door. Robarts (de grootste bibliotheek) heeft een paar honderd werkplekken en is 24 uur per dag open. En als je er om twee uur ’s nachts komt, is elke werkplek bezet. Ik heb vrij veel studenten gezien die er zo depressief uitzagen dat je al medelijden met ze kreeg als je naar ze keek. Een ander gevolg is dat UofT daardoor een vrij ongezellige universiteit is. Mensen hebben bijna nooit tijd voor je, want ze moeten altijd studeren. Als je een bekende tegenkomt en even een praatje wil maken, dan zal deze het niet schromen om te zeggen: “Sorry, I can’t socialize right now, I have to study”. Kosten en bijzonderheden De kosten voor levensonderhoud komen redelijk overeen met hier in Nederland. Sommige dingen zijn duurder, maar andere weer goedkoper. Zoals bijvoorbeeld uit eten gaan. Voor 10 euro inclusief belasting en fooi kan je al heerlijk uitgebreid sushi eten. De vier vakken die ik gedaan heb, heb ik ook gehaald. Of de studiepunten ook daadwerkelijk erkend worden is nog niet helemaal duidelijk, maar als het goed is dan krijg ik ze wel. Verder is er een organisatie (ISC) die dingen organiseert voor de buitenlandse studenten. Er zitten wel enkele leuke dingen tussen, maar de meeste zijn vrij saai. En ze naaien je met de grotere tripjes; daar maken ze flink veel winst op je. De trip naar Algonquin park betaalde ik 250 dollar voor, maar dat kostte hen ongeveer 140 dollar.