Orde van Dienst, zondag 5 oktober 2014 Gebed om ontferming
Heer, onze God, Hier zijn wij, weer, of weer eens of mogelijk voor het eerst samengekomen in uw huis. En wat wij hier zoeken, wie zal het precies zeggen? Er is feest vandaag, beslist. Maar we weten ook van verdriet en onbestemde gevoelens die ons bekruipen, met name in de nacht. We maken ons zorgen in de kleine kring waarin wij leven maar ook over de wereld die kreunt en kraakt. En hoe het verder moet, wie zal het zeggen dan mogelijk U, o Heer! Kom dan tot ons met verhalen. Verlicht ons bestaan in woord, gebed en lied. Vertel ons dat er leven is tegen al het duister in. Dat is goed is en goed zal zijn, als wij wandelen met u en vertrouwen op wat u ons zegt. Amen.
Verkondiging
Gemeente in de Heer Jezus Christus, 1
Theoretisch zou de preek van vandaag niet lang hoeven duren. De doopouders waren dan Abraham en al die andere verdwaasde en blinde heidenen die hun kinderen niet ten doop brengen, die waren dan Lot. Abraham is namelijk het kind van het verbond tussen de Heer en zijn mens. Lot hooguit een meeloper die slechts ziet naar wat voor ogen is. Ziezo en dat was dat. Nu over naar de Doop. Of ik vandaag helemaal aan deze zwartwittekening weet te ontkomen, valt nog te bezien. Maar in ieder geval de doopouders zelf houden mij bij de les. Als zij, beiden, ergens gevoelig voor zijn is het wel de cultuur en de druk van de groep. Welbeschouwd is de gemeente leuk en aardig maar wat haar voortdurend bedreigt is de gemakzucht van het grote gelijk. Voordat je het weet, haal je dramatisch uit over het ellendige leven voordat je toetrad tot de kerk of toen je nog niet gedoopt was en het leven daarna. De liturgie van de Doop is er ook niet helemaal vrij van: we waren ooit slaven in Egypte. Maar nu zijn wij door het Doodswater gehaald en zijn wij bevrijde mensen. Niet langer meer slaaf. Vroom en vrolijk zette ik mij in ons eerste Doopgesprek aan deze catechese. Nu jullie zijn aardig, keurig opgevoed en heel beleefd maar ik zag jullie wenkbrauwen fronsen. Jullie leven was zo slecht nog niet, voordat jullie weer betrokken raakten in het leven van de gemeente. Voor de vader was het ooit een goedmoedig en weinig conflictueus afscheid van de eeuw van zijn vader. De moeder groeide op in de natuurlijke biotoop van Amsterdam Zuid en de Thomaskerk zonder dat het allemaal nou zo’n hele grote rol speelde. En waarom je er dan toch weer in betrokken raakt, waarom je erin mee gaat doen, dat is allemaal veel diffuser. Dat laat zich niet in eenvoudige schema’s vangen. Maar het heeft iets te maken met de zeggingskracht van de verhalen die hier rondgaan. Die duiden iets. Die zetten je op een spoor. Niet dat het zonder die verhalen niet ging. Welnee! Dat ging prima. Of het ging althans zoals het leven gaat: met ups en downs en al met al helemaal niet zo slecht. Maar deze verhalen hebben wat te zeggen. Ze geven te denken. Ze manifesteren zich soms als tegenspraak, soms als vraag. Maar dat doen zij juist door clichétekeningen te vermijden door bijvoorbeeld van Abraham geen held en van Lot 2
geen schurk te maken. Zij vertegenwoordigen beiden zeer valide levenshoudingen. Hooguit kies je met de Doop een andere richting. Een richting die het leven er overigens niet makkelijker op maakt. Je ziet niet naar wat voor ogen is maar je luistert naar de stem. Je hoort van beloften maar het blijft vaag. Het is vaak helemaal niet wat je ziet. We hebben al een tijdje niets van Lot gehoord. Hij was de oomzegger die met Abraham meeging uit Haran naar het land dat de Heer hem wijzen zou. Hij komt er in de traditie en ook in deze verhalen niet zo best vanaf. Hij is de meeloper. De afhaker. Toch denk ik wel eens dat iedereen makkelijk praten heeft want Lot heeft de stem van de Heer nooit gehoord. Hij ging vooral mee met Abraham, verbonden als hij met hem was door de band van het bloed. Het zou zomaar de familie van de dopeling kunnen zijn, compleet met een uitgebreide familiedag. In de obscure passage die aan onze lezing van vandaag voorafgaat, als Abraham afdaalt naar Egypte en zijn vrouw Sarai voor zijn zuster uitgeeft, komt Lot niet voor. Toch menen sommige exegeten dat Lot ook daar met Abraham meeging, omdat ook hij immers blijkbaar met veel rijkdom aan vee en bezit is overladen. Beiden keren zij terug naar het Zuiderland en trekken vandaar door naar Bet El, naar het midden van het land waar Abraham allereerst een altaar voor de Heer had opgericht. Maar daar, middenin het land der belofte, ontstaat het conflict. Het land, zo staat er letterlijk, kan de weelde der beide heren niet dragen. Het dreigt eraan te bezwijken. Je zakt er doorheen. En er is ook nog een andere betekenis die er door de Naardense Bijbel prima uitgelicht wordt: het land verdroeg het niet. Want, herhaalt de Schrift nog maar een keertje, de Kanaäniet en de Periziet zetelen in het land. Het loopt in de gaten en het wekt spanning en afgunst op. Het zou zomaar een verhaal uit reservaat Oud Zuid kunnen zijn. Want hoe gaan die dingen? Je werkt bij een prestigieus advocatenkantoor met bij voorkeur vele namen op de gevel. Kennedy Van der Laan bijvoorbeeld of nog internationaler. En het is allemaal prima en aardig maar je krijgt toch het gevoel dat je niet meer doet wat je eigenlijk wil doen en wat je oorspronkelijke hartstocht voor het vak was. Je bent vooral manager geworden terwijl je iets met recht wilde. Dan moet het roer om. Een eigen zaak beginnen. Of bij de gemeente werken en dan moet misschien nog een keer het roer om en nog een keer, al zijn dat niet altijd je eigen beslissingen maar heeft het ook te maken met het leven dat je inmiddels leidt. Dat is – om zo te 3
zeggen – de interne spanning. Het conflict van de herders van Abraham en Lot. Maar er is ook een externe. De enorme druk die reeds op het schoolplein wordt gelegd om te presteren. Om te voldoen aan de norm die door het succes wordt bepaald. Hoe krijg je je kind bij de goede groep? Hoe stijgt het zo snel en zo hoog mogelijk op de maatschappelijke ladder? Hoe vindt het aansluiting bij de winners om de losers zo snel mogelijk achter zich te laten? Reeds op de kleuterschool heerst het esprit de corps en wee degene die daar niet in past. Geschrokken van het feit dat elders in Amsterdam kinderen gemept worden, zeiden jullie: zag je het maar zo helder hier in Zuid. Maar wat dacht je van geestelijke verwaarlozing, ook al hebben ze de juiste kleding aan?
Historici zeggen: hier wordt een ouder, etnologisch conflict uitgevochten dat vandaag niet meer zo van belang is. Misschien heeft dit verhaal inderdaad iets willen zeggen over de schaarsheid van waterbronnen en waarom de volkeren zijn gaan wonen, waar ze wonen. Mij interesseert vooral het conflict, en hoe daaraan voorbij te komen. Wat daarbij opvalt, is hoe genereus en doortastend Abraham zich hier gedraagt. Volkomen tegengesteld aan zijn wispelturige en bedenkelijke gedragingen in Egypte. Hij is hier de gedroomde mediator: laat er toch geen conflict zijn tussen mij en jou, want broeders zijn wij. En het is zalig en goed als broeders tezamen leven maar als het niet gaat, is het misschien nog wel beter als de broedertwist vermeden kan worden. Ietwat opmerkelijk – de Kanaäniet en de Periziet zijn immers in het land – stelt Abraham royaal dat heel het land voor Lot open ligt en hij gerust afscheid kan nemen van hem. Aan hem de keuze! Gaat hij links, dan gaat Abraham rechts. Gaat Lot rechts, Abraham links. Abraham forceert een doorbraak. Ze moeten afscheid van elkaar nemen. Maar het kan niet anders gezegd: Abraham is daarin genereus. Gaat u voor!
Lot slaat zijn ogen op en overziet heel de vallei van de Jordaan. Hij ziet wat voor ogen is. Mogelijk zag hij inderdaad goed en vruchtbaar land, wie zal het zeggen? Wat de lezing vooral duidelijk maakt, is dat Lot het zo zag. Hij is hier geheel alleen aan het woord. Het land leek hem als een hof van Eden, als de tuin van de Heer. Een en al drinkplaats en daar zijn herders gek van. Dat is allemaal tot daar aan toe maar het leek hem ook als
4
Egypte, wanneer je daar bij Tsoar aankomt! Dat is bedenkelijker. Daar komen ze nou net vandaan. Maar dat is nu net het probleem. Egypte is bijbels gezien, problematisch. Het is het land der benauwdheid. Het is het land waar je nu juist niet moet zijn. Maar het ziet eruit als een goed en vruchtbaar land. Uitermate geslaagd en succesvol! Een land waar het uitstekend eten en drinken is, met melk en honing, vleespotten, meloenen en komkommers in overvloed. En ook met spekjes erbij, zou mijn collega Gremdaat zeggen. Het is dus alleszins redelijk van Lot. Hij maakt een redelijk inzichtelijke en economisch verstandige keuze. Er valt, in Schriftuurlijke zin, ook geen kwaad woord over Lot. Alleen, wil de Schrift maar zeggen, hij kiest wel voor Egypte en hij slaat zijn tenten structureel op in de buurt van de stad of in de stad zelf. Sodom en Gomorra, dat lijkt hem wel mooi wonen. Ook maar weinigen onder ons zullen zich niet beters weten te wensen dan een Amsterdammer te zijn: de Schriften zijn het daar niet op voorhand mee eens. Al wie zijn zwerversbestaan verruilt voor dat van de stad, raakt toch iets van de beloften Gods kwijt. Hoe je het ook keert of wendt, vroeg of laat worden wij gezeten burgers en dat is bijbels gezien niet de bedoeling.
Maar nogmaals: wat Lot doet, is een optie. Dat mag. Royaal krijgt hij daartoe van Abraham ook de mogelijkheid. Hij ziet naar wat voor ogen is, wat verstandig is en wat de kiem van succes in zich draagt, ook al zal hij nog van een koude kermis thuiskomen. Maar dat is een ander verhaal. Hij handelt in alle redelijkheid en zo doen wij ook. Zo deden wij ook totdat wij mogelijk iemand ontmoeten of een kind krijgen, dat ons op een ander spoor brengt. Een kind bijvoorbeeld dat niet redelijk is, dat mogelijk ook nooit zal worden en kijkt met de ogen van het hart. Of ons in ieder geval het besef van het kleine en kwetsbare bijbrengt, en de vrolijke wetenschap dat de kleinen voorop gaan en de waarheid is aan de droom! Het is onzin om te denken dat je daarvoor gekozen hebt. Je had het natuurlijk heel graag anders gezien. Het is nogal wat om met elkaar vast te stellen dat je kind gehandicapt is. Maar nu het eenmaal zo is of zoals Abraham nu eenmaal behept is, gestoord werd in zijn bestaan door de belofte Gods, nu zie je, nu kan je niet meer zien wat voor ogen is. Jij, zij, de andere kinderen rond dit kind, wij gaan een
5
andere route, of je dat nu wil of niet. En langer dan je dat zou willen, langer ook dan je zal kunnen, gaat dit kind met ons mee achterop.
Maar waarheen dan? Ja, daarover hebben wij in de gemeente eigenlijk geen flauw idee. Wat voor ogen is, heeft zo zijn natuurlijke uitstraling en dus ook voor ons. Maar we zijn onderbroken. Gestoord in ons bestaan en nu moet het verder. Niet naar wat voor ogen is maar misschien naar wat wij horen gaan.
Want dat is opvallend. Als Lot afscheid van Abraham heeft genomen, meldt de Heer zich. Alsof hij aan zijn water voelde, dat het afscheid van het laatste familielid in de rij, het afscheid van wat ooit zo vanzelf sprak, zo makkelijk nog niet is. ‘Wees gerust’, zegt de Heer, ‘Sla jij je ogen nu maar eens op. Vanaf de plaats waar jij nu bent, naar noord en zuid, en oost en west, dat zal ik je geven. Jouw zaad zal talrijk zijn als het stof van de aarde’. Het is een wankel spoor. De Jiddische dichter Yakov Glatstein kan in een bitter gedicht, geschreven na de Nazi genocide, het niet anders zeggen dan dat het inderdaad zo is gegaan, dat het zaad van Abraham het stof van de aarde is geworden. Het is ook een wankel en wiebelig spoor dat wij gaan en dat uitdrukking vindt in de Doop van dit kind. We weten het niet precies. Maar wat we er wel mee willen zeggen, is dat wij hiermee voorbij willen gaan aan het zien naar wat voor ogen is. Dat wij anders willen leren kijken. En dat de gemeente daar een oefenplaats voor is. Omdat wij hier leren over het goddelijke geduld. En over Gods goedheid. Die te groot is voor ons geluk alleen. Omdat zijn goedheid zich uitstrekt over de kleinen die laat geboren zijn. En wij dus ook. Maar er is een zetel. Bij de godseiken van Mamre of in de schaduwen van het Amsterdams Lyceum. En daar is het goed zitten. Daar zullen wij zeggen dat het leven goed is. Daar zullen wij op het leven proosten gaan. Daar zullen wij gaan, de wegen des Heren.
Amen.
6
Zondvloedgebed V: Heilige God, Gij die de eenvoud zelve zijt en orde schept in de chaos, die met uw rust onze onrust bezweert en ons opwekt tot een leven in vrede laat uw licht schijnen in onze duisternis en red ons hart van de dood. Gij die de ark van Noach droeg op de golven van uw toorn en ophief tot de berg van het behoud wees ons genadig, zend ons een teken, een groene tak van nieuw leven onder uw bewind. Gij die het water van de Rode Zee liet knielen voor de slaven, zodat zij als vrije mensen, zingend, de oever beklommen laat ook ons zo op weg gaan naar het beloofde land. Uit dit volk van slaven, dat tot vrijheid werd geroepen, was er Eén die er als dienstknecht van alle mensen voor koos om alle gerechtigheid te vervullen. Zijn doop in de Jordaan - voorteken van zijn dood -, maakt dit water van de doop tot water van het heil, dat ons zuivert van schuld en schaamte. Als herboren, lonkt een nieuw leven als vrienden en volgelingen van Jezus, uw Zoon. Een leven waarin wij eenmaal, als onze tijd gekomen is, gerust sterven, met Christus opstaan omdat wij bij U geborgen zijn de dood voorbij, Amen.
7
Voorbeden
Heer onze God, wij bidden U voor het volk van Abraham en Sara. Zij zijn op weg gegaan, uit Ur der Chaldeeën vandaan, een stem achterna, die maakte dat zij niet meer thuis waren in het land van hun geboorte. Zij gingen op weg naar een onbekend land, gedreven door een visioen: Jeruzalem, de Vredessstad. O God, dat het Joodse volk de wereld steeds weer verontrust met zijn verhaal van dat land achter de horizon. Dat het ons geen vrede laat met de wereld waarin wij leven, maar met hem óp doet gaan naar de beloofde vredesstad die komen zal, - de stad waarvan de poorten de hele dag open staan, die door geen mensenhand gebouwd kan worden. Want dat is ons gezegd: ik zag een nieuw Jeruzalem, neerdalende uit de hemel, van God, en de volkeren zullen bij haar licht wandelen. Zo bidden wij: Wij bidden u voor Fenne, en de kring om haar heen met Haijo voorop. Dat zij leven en floreren mag in uw liefde die niet van haar wijkt. Dat zij ook ons bij de liefde en zorgzaamheid bepaalt, dag aan dag. Uw kind is zij, ons gegeven. Samen met haar willen wij trouw blijven aan U, willen wij trouw blijven aan elkaar. Zo bidden wij… Stil Gebed Onze Vader 8