Orde van dienst, zondag 12 juni 2016 Gebed om ontferming Heer, onze God, Wij zijn hier voor een klein uur samen om stil te zijn, tot inkeer te komen. Zoveel momenten worden ons niet gegeven om ons te bezinnen om ons voor te geest te halen wat goed was en wat niet. Waar het dood liep en waar nieuw leven was. Heer, de dwaalwegen ons aarzelend zoeken leggen wij voor U neer. Vergeef onze halfhartigheid. Bezie met een glimlach onze fermheid. Wij weten ons tegenover u mensen, klein en kwetsbaar en wij weten U een God die dat weet en ons dat niet euvel duidt. Amen.
1
Verkondiging
Gemeente in de Heer Jezus Christus,
Vandaag heeft iedereen die toch al meende dat de Bijbel, elk ander levensbeschouwelijk boek en de religie in het algemeen, levensgevaarlijk is, een field day. Ook de schrijver Dimitri Verhulst die de Bijbel heeft ontdekt als een Bloedboek, zou zich bij het verhaal van vandaag vergenoegd in zijn vingers wrijven. Want wat is dat voor een God die korte metten maakt met elke vorm van oppositie door niet alleen de opposanten zelf door vuur en aarde te verzwelgen. Alsof dat op zich al niet erg genoeg zou zijn. Maar, zoals schril geschreven staat, ‘ook hun vrouwen en hun zonen, hun kroost met hen’. En ach, de vragen der verlichte religiehaters, de smalende glimlach van Jeroen Pauw en zijn kornuiten, daar zouden we nog wel mee kunnen leven. Maar wat ons verwart en ten diepste stoort, is dat het natuurlijk allereerst onze eigen vragen zijn. Wat is dat voor een God? Wat is dat voor een obscuur, agressief en haatdragend verhaal? Zouden ook wij daar niet met kracht afstand van moeten nemen?
Opnieuw, en het kan niet vaak genoeg gezegd worden: de Bijbel is geen geschiedenisboek. Het is principieel niet geïnteresseerd in enige reconstructie ‘hoe het ooit precies gegaan is’. Het is ook hoogst onwaarschijnlijk dat daar nog enige kennis van aanwezig is geweest. Het is een reconstructie achteraf en een theologische reconstructie bovendien. De eindredactie heeft plaatsgevonden in Babel. Toen het volk Gods alles uit handen geslagen was. Toen er niets meer over was van het Koninkrijk van David, van Juda of van Israël. En men zich in haar ballingschap wanhopig
2
afvroeg hoe en waar het zo is misgegaan? Wat men had moeten doen en vooral wat men had moeten laten, had men willen voorkomen dat men zover van hun Heer verwijderd is geraakt. Daar in Babel waar men aan haar stromen de lofzang niet meer zingen kan. Waar ging het fout? Waar zijn wij het spoor bijster geraakt? En de reconstructie gaat diep en voert ver. Tot weer terug in de woestijn. Waar het allemaal begon.
En zo is die woestijn eigenlijk geen geografische plek. Waar met name Duitse geleerden uit de 19e en 20ste eeuw alle moeite deden om die nog ergens op de landkaart aan te wijzen. Nee, in de woestijn wordt het gesprek gevoerd over de samenleving van hun dagen. De samenleving die ergens heen had gemoeten waar het niet naartoe gegaan is. En hoe dat nou kwam? En zo, hoop ik aan te tonen, heeft dit boek Numeri, ondanks de vreemde en toegegeven, primitieve inkleding, ons ook vandaag nog veel te zeggen. Aan onze samenleving op drift. Altijd heen en weer getrokken tussen stilstand en vooruitgang. Conservatisme en progressie en de inherente spanning daartussen. Vandaag komt dit conflict ten volle aan het licht. In welsprekende protagonisten als Korach, Datan, Abiram en Mozes. Hun gestalten mogen dan in meest letterlijke zin van de aardbodem verdwenen zijn, hun stemmen spreken nog altijd. Niet in het minst in ons eigen hart.
Het begon nog wel zo idyllisch. Numeri, dat boek van de cijfers en letters, zet in eerste instantie een perfect georganiseerde samenleving neer. Iedereen kent zijn taak en zijn plaats. Maar gaandeweg nemen de conflicten toe. Dat heeft, voor zover ik het kan overzien, met name twee oorzaken. Extern en intern. Nu er eindelijk land in zicht is, brengt dat nieuwe problemen met zich mee. Was het voorheen abstract, kon men er aardig over dromen of fantaseren, nu wordt het concreet en blijkt bovenal dat land
3
niet leeg. Er wonen andere volkeren die op hun beurt angst en de wildste fantasieën bij het oude slavenvolk oproepen. Het zouden reuzenkinderen zijn met ongehoorde kracht. Precies het gebrek aan de concrete ontmoeting met hen, maakt deze angsten los en legt het volk lam. Je zou er zowaar een politieke partij voor oprichten of op een presidentskandidaat stemmen die belooft een grote muur om zijn land heen te bouwen zodat alles bij het oude blijft. Maar fnuikender misschien nog wel, zijn de interne spanningen die meer en meer aan het licht komen. Dat begon al eerder, bij de spanning die tussen de regels door te lezen was tussen het voorheen onverbrekelijk driemanschap tussen Mozes, zijn broer Aaron en zijn zuster Mirjam. Maar nu, in dit hoofdstuk komt deze spanning ten volle tot uiting in de volle breedte van het volk.
Traditioneel wordt dit hoofdstuk betiteld als het oproer, de opstand of de rebellie van Korach, Datan en Aviram. Maar wie dat doet, maakt eigenlijk het verhaal meteen al onschadelijk. Het is in dat geval meteen al duidelijk wie er gelijk heeft en wie niet. Deze schandalige Korach, Datan en Aviram wagen het op te nemen tegen de man Gods, tegen Mozes en Aaron en dan is het nogal wiedes wie er gelijk heeft. Martin Buber zet de zaak zeer op spanning door dit hoofdstuk de titel mee te geven: der Widerspruch: de tegenspraak. Want dat is wat het is: een tegenspraak die ook kracht van argumenten heeft. Een tegenspraak die breed gedeeld wordt onder het volk en ongetwijfeld ook oude en diep verborgen wonden openrijt bij Mozes zelf.
Want in Korach brandt een fel, profetisch vuur. Het zou me niets verwonderen als Mozes in Korach zichzelf terugzag, als een jongere, heviger versie. Hoe het in hem ooit brandde van hevige verontwaardiging om het onrecht dat zijn volk in Egypte werd aangedaan. Korach zegt: ‘Waar is het
4
elan, waar zijn de idealen van weleer gebleven? Opnieuw klinkt de prangende vraag die ooit eerder aan Mozes gesteld werd toen hij aan zijn werk begon: wie heeft jou als rechter, als leider over ons volk aangesteld? Jullie zijn te ver gegaan, zegt Korach. Jullie hebben te hoog gegrepen. En dan komt het argument dat diep in de ziel van Mozes moet hebben gesneden: want, zo zegt Korach, zijn wij niet allen heilig, alles van de samenkomst, allen geheiligd in de Ene? Hiermee citeert Korach Mozes eigen woorden, zoals hij ze uitsprak in de woestijn, in het boek Exodus: jullie zullen allen een koninkrijk van priesters zijn, een heilig volk. De woorden van Mozes komen hier als een boemerang bij Mozes terug en vellen hem. Korach herinnert hem en de vergadering eraan hoe het ooit begon. En hij heeft een scherp oog voor hoe het verworden is. Hoe er toch weer leiders zijn opgestaan die de macht naar zich toegetrokken hebben. Hoe de macht oncontroleerbaar werd. En hij vraagt maar. Zijn stem doet ook een onmiddellijk appel op ons. Ik denk zelfs dat wij daar als protestanten van huis uit ook heel gevoelig voor zijn. Hoe zit dat? Is er niet en hoort er eigenlijk niet sprake te zijn van een priesterschap van alle gelovigen? Kennen ook wij niet een ingebakken argwaan ten aanzien van alles van klerikaal is? Wat zich tooit met mijters en gewaden en uiteindelijk de macht grijpt? Maar het is ook de stem van de Verlichting. De stem van de revolutie. De stem van Danton en Robespierre en helder en klaar werd de stem gehoord in de jaren zestig van de vorige eeuw, toen de ‘power to the people’ was en op deze wijze menige tenor in de preek klonk.
Mozes heeft er niet van terug. Keurig staat er in de tekst dat hij op zijn aanschijn valt. Dat lijkt een soort biddende houding te veronderstellen maar je zou ook in rond Hollands kunnen zeggen dat de grote leider hier volledig op zijn bek gaat. Hij heeft hierop geen antwoord omdat hij met
5
eigen wapenen wordt bestreden. In Korach wordt de oude Mozes met de jonge Mozes geconfronteerd.
De oppositie van Datan en Aviram komt weer ergens anders vandaan. Zij komen uit de stam van Ruben, de oudste zoon van Jakob, voort. Met Ruben is het vreemd gesteld geweest. Vanwege zijn onbetrouwbare gedrag tegenover zijn broer Jozef is hij door de Bijbelschrijvers oudste zoon af verklaard. Maar bij tijd en wijle nemen hij en zijn nazaten toch weer die positie in. Vanouds zijn in de stemmen van Korach, Datan en Aviram de stemmen van afwisselend de priesters en de politici van het volk gehoord en daar is veel voor te zeggen. Ging het Korach inderdaad om de religieuze organisatie – zijn wij niet allen priesters? – hier, bij Datan en Aviram klinken politieke en maatschappelijke verwijten. Zij kunnen niet meer weg maar zij gaan ook niet meer mee. Zij kijken naar de werkelijkheid om hen heen en zijn er diep van doordrongen dat alles op niets is uitgelopen. Een groot, goed en weldadig land was hen beloofd maar daar is niets van terechtgekomen: ‘U zou ons een land van melk en honing gegeven, een erfdeel in de vorm van veld en wijngaard’. Maar kijk eens om je heen waar we werkelijk zijn: in de woestijn, in de vruchteloosheid van zand en stenen en over het gebergte wachten ons de reuzenzonen, de Enakskinderen. In hun nostalgische heimwee noemen zij zelfs Egypte inmiddels het land van melk en honing. Altijd al was er het verlangen naar haar vleespotten. In Numeri meenden de slaven van weleer daar zelfs gevoed te zijn geweest door komkommers en meloenen o zo groot. Maar inmiddels is dat land van slavernij en onderdrukking hen zelfs het beloofde land, het land van melk en honing geworden!
6
Datan en Aviram vertegenwoordigen de stem van het realisme, het conservatisme. Je zou ook kunnen zeggen: de stem van het oudste kind. Maar ook dit is een stem die in Mozes zelf klinkt en geklonken heeft. Ook hij heeft in het boek Exodus God zelf verweten: ‘Gij hebt uw volk geenszins gered!’
Wat moet Mozes? Hij zit klem tussen de krachten van progressie en conservatisme. Het is duidelijk dat de stemmen van Korach, Datan en Aviram hem diep raken. Niet in de laatste plaats omdat het zijn eigen stemmen zijn. Daarom is het ook veel te makkelijk hier te spreken van een opstand of een oproer, tenzij wij het hebben over de gemoedsbewegingen in onze eigen ziel. Wat hier in de gemeente beleden, waar hier in de gemeente op vertrouwd wordt, strijdt eigenlijk met alles wat leeft in onze eigen gedachten en overwegingen. We kennen ons eigen profetisme. En wie dat niet kent, moet dat terrein toch maar eens opzoeken. Maar we weten ook dat wij aan dat profetisme zullen opbranden, zoals Korach door het vuur verteerd zal worden. Wij kennen de zuigkracht van het conservatisme. En wie dat niet kent, kent zichzelf maar slecht. Maar we weten en horen ook dat die zuigkracht ons uiteindelijk zal verslinden, zoals Datan en Abiram door de aarde verzwolgen zullen worden. En wie nu nog altijd meent dat wat Korach en de zijnen, hun vrouwen en kinderen overkomt, wel erg gortig is, heeft natuurlijk wel gelijk. Maar u moet zich wel voorstellen dat het net zo’n grote opwinding is als over het feit dat de wolf van Roodkapje, verzwaard met stenen in zijn buik, in de diepste put geworpen wordt. Natuurlijk is dit niet werkelijk gebeurd. Maar de schrijvers van Numeri hebben op de meest stellige manier willen verwoorden dat de levenshoudingen van Korach, Datan en Aviram, uiteindelijk fatale levenshoudingen zijn en zo ook het volk van de Heer fataal geworden zijn.
7
Maar hoe dan wel? Ja, hoe dan wel? Ja, het volk Gods moet onder leiding van Mozes en Aaron hier ergens tussendoor. Zoals Aaron als een soort wanhopige veldprediker met zijn vuurpan tussen de strijdende partijen door zal gaan. De gemeente zal ergens tussen de Skylla van het idealisme en de Charybdis van het conservatisme door moeten laveren. Dat is de meest kwetsbare en minst overtuigende weg. Het ziet er een beetje uit als het leiderschap van Mozes. Het komt het hele hoofdstuk lang niet erg sterk over. Hij staat met zijn mond vol tanden, ontsteekt in kinderachtige woede bij de verwijten van Datan en Aviram: ‘heb ik ooit iemand zijn ezel afgenomen’, dat is echt een beetje flauw. Maar wat hij wel doet en wat hij goed doet, waarmee hij zich bewijst als de ooit geroepene Gods, is dat hij de zaak opschort. Hij wacht. Hij durft te wachten op het Woord Gods. We zullen zien. Hij is zelfs bereid om zijn leiderschap in de waagschaal te stellen. We zullen zien wie God zich verkiest. Het woord, het gelijk kan ook bij Korach, Datan, Abiram en de zijnen liggen. We wachten af.
Natuurlijk. De schrijvers van Numeri hebben hier hun conclusies al lang en breed getrokken. Het verhaal blijft ernstig onder de verdenking staan dat Onze Lieve Heer hier buikspreker is voor waar zij ons willen hebben. En is alle eerlijkheid is de manier waarop de tegensprekers van de aardbodem verdwijnen voor mij eerder lachwekkend en grotesk dan dat het gruwelijk is.
Maar de schrijvers hebben aan den lijve ervaren hoe aanlokkelijk en verleidelijk de stemmen van het idealisme en het conservatisme zijn. Hoe moeilijk het is deze Sirenenzang te weerstaan. Daar hebben zij ongetwijfeld zelf aan geleden en wij lijden er ook aan. Toch diagnosticeren zij deze
8
krachten als fataal: je brandt eraan op of je wordt erdoor verzwolgen. De gemeente zal haar wankele weg daartussendoor moeten gaan, zoals eertijds door de wanden van de zee. Het wagen met het zachte vertrouwen op de stem van haar Heer. Zoals het slechts een tere appelbloesem is die een hoofdstuk verder bloeien zal rondom de staf van Aaron, als amper merkbaar teken dat de Heer er voorlopig helderheid is over de weg die de gemeente zal gaan. En dat is het. De weg van de gemeente blijft een waagstuk. Een onzeker avontuur. De vraag om helderheid van zaken trekt ook aan ons. Maar die helderheid is er niet. Mozes weet het even niet en daarin toont hij zich de werkelijke leider van het volk. Zo zullen wij het in de gemeente ook doen. Steeds zoekend naar de weg die wij moeten gaan. Maar daarin niet ten onrechte hopend en biddend dat de Heer het ons vertellen zal en dat soms, even zich tere tekenen oprichten dat het goed is. Dat wij op de goede weg zijn.
Amen.
Voorbeden Heer, onze God, Wij bidden U voor uw gemeente dat zij, tegen eigen lust en neiging, uw wegen zal blijven gaan. Dat zij onophoudelijk naar uw stem blijven horen. Niet vrezen waarheen zij geleid wordt omdat het nergens anders heen zijn kan dan naar een land, overvloeiende van melk en honing, een land waar gerechtigheid heerst en de liefde de boventoon voert. Zo bidden wij… Wij bidden U voor wie het spoor bijster is. Voor wie de last van het verdriet
9
en de teleurstellingen te groot is geworden. Voor wie de wereld niet meer begrijpt en dreigt te verzinken in cynisme of nu juist een te massief idealisme. Laat ons daar ergens tussendoor gaan, ook al betekent dat een omweg. Breng ons naar waar wij zijn moeten eenieder op zijn eigen plek. Zo bidden wij…
Wij bidden U om uw wereld die moe en vuil wordt van al het geweld dat op haar heerst. In het bijzonder zijn onze gedachten bij alle vrouwen die lijden onder het geweld van mannen, zowel in het Oosten als ook in ons Westen. Geef dat wij in iedereen het geheim van de menselijkheid zien, hoe Gij ons elkaar gegeven hebt als elkaars tegenover. Dat wij elkaar niet zien met de blik van de veroveraar maar in liefde en verwondering. Zo bidden wij… Stil Gebed Onze Vader
10