Orde van dienst, zondag 29 mei 2016 Gebed om ontferming Heer, onze God,
Zie ons aan zoals wij hier samengekomen zijn, in vreugde, om het feest dat wij vieren; het samenspel van woord en klank maar ook om het verdriet dat wij hier voelen en de dingen niet gezegd en niet gedaan. Gij, Neem ons op in uw vreugde. Wees Gij ons onze Heer en dat wij uw kinderen weer zijn. Dat was ons bedrukt, voorbij is en wij weer zingen kunnen een nieuw lied voor onze Heer.
Amen.
1
Verkondiging
Gemeente in de Heer Jezus Christus,
Ik heb het nooit nagegaan maar ik kan me zo voorstellen dat de doorgaande lezing van het boek Numeri zelfs de vroomste protestantse huisvader te machtig werd. Het is natuurlijk ook een zeer merkwaardig boek. We vinden er hoogst gedetailleerde opsommingen van namen, plaatsnamen, maten en gewichten, tot dat niveau waarop je wel een zeer toegewijde lezer moet zijn om dat allemaal niet over te slaan. En ik vermoed dus dat dit aan menig keukentafel op gereformeerde grondslag toch zal zijn gebeurd. Het mist de spanning en het avontuur van boek Exodus: redt dat slavenvolk het nu wel of niet? Zullen zij de vrijheid smaken? Het heeft niet de fijnzinnige tekening van de verhouding tussen de Heer en de menselijke-al-te-menselijke aartsvaders uit het boek Genesis. Het zou hooguit de hartstocht op kunnen wekken van een enkele rekenmeester, van dat type dat opveert bij jaarrekeningen en droomt van kloppende balansen.
Het boek Numeri is misschien wel bij uitstek zijn of haar boek. Het is het boek van de details. Het boek van cijfers en kleine lettertjes. Het is, sinds de Griekse
2
en Latijnse vertaling van het Oude Testament zelfs de letterlijke titel van dit boek: Numeri: dit zijn de cijfers. Vanouds en tot verdriet van wie van de details houden, hebben romantici – en dat plegen nogal eens predikanten te zijn – weinig op met dit soort prozaïsch proza. Het wil nogal eens voorkomen dat zij, als jaarrekeningen en begrotingen ter sprake komen, glazig uit het raam staren in de ijdele mening dat geld er niet toe doet maar dat het natuurlijk gaat om de inhoud, en de grootse vergezichten. Bij uitstek voor hen, voor dit soort romantici, is een boek als Numeri bedoeld. Het laat zien dat het niet gaat. Dat bij uitstek die grootste vergezichten vragen en eisen stellen aan de hele praktische organisatie van de gemeente. Dat het makkelijk messiaans praten is maar dat het minstens zo van belang is om heel gedetailleerd en tot op het doodsaaie af met elkaar door te spreken hoe dan vervolgens deze messiaanse gemeente wordt georganiseerd. Daarover gaat dit boek. Daarom moet je het over de cijfers hebben. Daarom bestaat dit boek Numeri.
De praktisch theoloog Maarten den Dulk heeft een mooi boek geschreven over de vijf boeken van Mozes. Hij noemt die vijf boeken, vijf kansen voor de gemeente, waarbij de vijf boeken de gemeente ook vijf perspectieven bieden. Hij stelt dat theologen van zijn generatie die groot werden in tijden van revolutie en vormingswerk in de jaren zeventig van de vorige eeuw, gepokt en gemazeld waren in het boek Exodus. Want om bevrijding, revolutie ging het. Mensen moesten bevrijd worden uit knechtende structuren en er was geen spoor van twijfel waarvan. Alles moest anders en de gemeente op zijn kop. Een groots en meeslepend vertrek uit de kluisters van haar burgerlijkheid. Hoe dat vervolgens georganiseerd moest worden, dat was minder interessant en meestal waren de revolutionairen van het eerste uur dan al weer ergens anders. Er moesten immers nog heel wat meer volkeren der aarde ontwaken.
3
Maar precies daarover gaat dit boek Numeri. Het is een boek dat heel adequaat in het Hebreeuws wordt aangeduid met de eerste woorden waarmee dit boek begint: bamidbar: In de woestijn. Het is een boek voor in de woestijn. Het slavenvolk is bevrijd. Verlost van haar knechting en haar ellende. Maar hoe moet het nu verder? En vooral: hoe organiseer je nu het behoud van deze vrijheid? Hoe zorg je er nu voor dat deze vrijheid niet verkwanseld wordt? Opgaat en overgaat in een nieuwe onvrijheid, in een nieuwe slavernij? En daar hoort, heel prozaïsch en praktisch een gedetailleerd nadenken bij over namen, cijfers en rugnummers. Daar, middenin de woestijn, met nog geen enkel land in zicht, begint dit volk na te denken over haar eigen organisatie. Vrijheid, hoe doe je dat? Hoe geef je dat vorm? Historici hebben wel opgemerkt dat het boek Numeri, net als de andere boeken van Mozes, pas laat zijn opgeschreven. Toen het allemaal alweer voorbij was. Toen er geen koninkrijk, geen tempel, geen Jeruzalem van formaat meer was. Toen men in Babel was, in ballingschap, en men zich afvroeg: hoe heeft het toch allemaal zo kunnen gebeuren? En dat men, als het ware, heel het gebeuren met de tempel is gaan terugprojecteren in de woestijn. En dat men daar als het ware met een geprojecteerde tempel rondliep. Want, toegegeven, een tent met de inrichting die in Numeri beschreven wordt, laat zich slecht ronddragen in de woestijn. Maar dat maakt het eigenlijk nog interessanter. Want dan wordt in het boek Numeri, met de kennis van nu, die samenleving beschreven zoals die had moeten zijn. Had men de maatvoering, de zorgvuldige cijfers van het boek Numeri gehanteerd, wie weet, was het volk wel nooit in ballingschap weggevoerd. Maar men heeft de maten overschreden. Is mateloos gaan leven. Heeft zichzelf een nieuwe slavernij aangedaan. Maar in het boek Numeri, dat boek voor in de woestijn, wordt een blauwdruk geboden voor die inrichting van een maatschappij, een gemeente, waarin de vrijheid wordt gegarandeerd. En dan moet je blijkbaar zorgvuldig zijn. Zakelijk. Heel goed afspreken wie dat wat? Wie heeft welke rol
4
en waarom? En zo vindt in de eerste tien hoofdstukken een zorgvuldige rondgang plaats langs namen en verantwoordelijkheden. Want reeds lang heeft men begrepen dat het niet alleen van Mozes afhankelijk kan zijn. Verantwoordelijkheden moeten ook gedelegeerd kunnen worden. Dat zal niet zonder conflicten gaan en daar zullen we ook wel in de komende tijd getuige van worden. Gezag wordt aangevochten en betwist en bovenal blijft de moeilijkheid om zowel een samenleving naar Gods hart in te richten maar daarbij ook ruimte te houden om naar diezelfde Heer te blijven luisteren. Steeds blijft de vraag naar de goede balans daartussen maar allengs ontstaat, daar in de woestijn, een organisatie die wij vandaag zouden kunnen aanduiden als die van een predikant, diakenen, ouderlingen, kerkrentmeesters en…een cantor-organist, zij het in bijbelse zin met een aanzienlijk beperkter pijpwerk dan vandaag, namelijk dat van twee zilveren trompetten.
U zou kunnen zeggen dat de kleine expositie achterin de kerk ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de Thomaskerk, eveneens een korte samenvatting is van de eerste tien hoofdstukken van Numeri. Uitvoerig vindt u daar de papieren, het bouwbestek en de fondsenwerving die voor deze kerkbouw noodzakelijk was, goed gedocumenteerd terug. Ik heb mij laten vertellen dat bouwmeester Sijmons, die vanaf zijn jeugd doof was, in eerste instantie niet in een orgel had voorzien omdat daar zijn belangstelling niet naar uitging. Dat orgel kwam er niet veel later toch. Volkomen terecht werd het orgel noodzakelijk gevonden voor de organisatie van de gemeente. Daarbij werd de gemeente behoorlijk geholpen door een aanzienlijke gift van een mij mijn weten, nog altijd anoniem gebleven schenker. Je zou kunnen zeggen dat alles er dan is, een prachtig gebouw, ambtsdragers, een professionele organist. De organisatie staat. Maar wat blijkbaar niet te organiseren valt en ook niet
5
georganiseerd kan worden, is de aanwezigheid Gods. Welbewust neemt het boek Numeri hier het oude taalgebruik van het boek Exodus op: als de woning Gods wordt opgericht, overdekt de wolk Gods deze tent overdag en ’s nachts als iets dat eruit ziet als vuur. Deze God blijft toch een nomadegod, een Godop-weg, een reiziger. Hij neemt zijn intrek in onze gebouwen, in onze organisatie maar je moet aan de andere kant ook weer goed opletten, waken heet het zelfs in de Schriften, want voordat je het weet, is Hij ook weer weg. Is Hij alweer elders. Zo blijft het op spanning en is het blijkbaar zaak om die spanning nooit op te heffen. De Heer is ons altijd voor en Hij gaat ons altijd voor. Nadat dus in de eerste tien hoofdstukken van Numeri nauwkeurig de hele organisatie is opgetekend, gaat het nu weer over de reis die gemaakt moet worden door de gemeente. Daarbij wordt wat de gemeente doet heel nadrukkelijk verbonden met het woord van de Heer. In hoofdstuk 9 wordt precies zeven keer dit woord van de Heer genoemd. Drie keer verbonden aan het feit dat de Israëlieten hun kamp opslaan, drie keer aan het feit dat zij vertrekken en een keer staat dit woord des Heren op zichzelf. De gemeente is georganiseerd. Alles is gereed. Maar nu moet de gemeente attent blijven op de aanwezigheid des Heren. Naar zijn woord zullen zij opbreken en legeren. En verteld wordt dat zij nu eens een paar dagen, dan weer een maand en dan weer eens vele dagen op een of andere plek verbleven. Vijftig jaar of tien jaar cantor/organistschap, zouden wij vandaag zeggen. Maar steeds weer waakzaam op het woord des Heren dat zegt of het zo blijven zal of dat het tijd is voor verandering.
Hoofdstuk tien heb ik erin gesmokkeld. Speciaal voor Maurice. Over de hanteerder van de twee zilveren trompetten. Dat is een vak apart. Een taak voor de zonen van Aaron, lezen we zelfs. Een heilige taak en een geheel eigen
6
verantwoordelijkheid. Zij zullen spelen in tijden van benauwing maar ook op een dag van vreugde bij uw samenkomsten. In nieuwemaansvieringen, bij opgangsgaven en vredesoffers. In tijden van rouw en trouw. Zij zullen te allen tijde een nieuw lied voor God de Heer zingen. Opmerkelijk genoeg is deze taak veel minder verbonden aan het Woord des Heren. Het lijkt er wel op dat zij de gemeente sowieso voorgaan in hun spel. De rest, het geloof en het vertrouwen, dat volgt wel. En zo gaat het eigenlijk ook met muziek. Dat gaat eraan vooraf en zingend geloof je het wel. Op een geheel eigen wijze organiseren deze zonen van Aaron de gemeente. Door de loftrompet te blazen of als de tijd daarom vraagt, tonen van waakzaamheid en bemoediging in donkerder tijden. En mogelijk ook als er minder zicht is op de Heer, als zijn aanwezigheid lijkt te ontbreken of ontvallen, dan spelen zij. Dan zijn zij voor ons tot gedachtenis, zoals de slotzin van dit hoofdstuk het zegt, dan zijn zij voor ons tot gedachtenis voor het aanschijn van onze God. Laat ons niet en nooit gering denken over hun werk. Zij gaan ons voor als alles ontbreekt. Met hun tonen breken zij het open. Maken de gemeente lichtvoetig en reisvaardig, op weg naar haar Heer.
Amen.
Lied: 737, 1, 2, 4 en 5
Voorbeden Heer, Wij bidden U voor wie neerligt in verdriet.
7
Wie zich misschien nog niet eens goed realiseert hoe het nu verder moet na lange jaren samen of wie nog altijd de pijn voelt van het afgesneden zijn van zijn geliefden, hoe lang het ook geleden is. Voor wie feest viert, maar het verdriet nog draagt om wie hem in muziek en kunst is voorgegaan. Voor wie wankel op de benen staat en niet goed weet wat nu met het leven te beginnen.
Voor wie zijn verjaardag viert maar ook wel weet dat het zijn laatste is. Zoveel namen, Heer, en Gij kent ze allen. Daarom bidden wij:
Wij bidden u voor uw gemeente. Moge zij altijd een plaats blijven van liefde en ontferming een plaats van geloof in de zachte krachten die winnen zullen in ’t end. Dat zij niet wanhoopt niet meedoet in de macht van de getallen maar haar gehalte en gestalte zal blijven oriënteren aan hem die ons daarin is voorgegaan Zo bidden wij…
8
Wij bidden U voor uw wereld die steeds weer kwetsbaar blijft en prooi voor de brutalen. Laat ook in politiek en bestuur niemand zich schamen voor een wijdere blik die niet slechts bepaald wordt door winst en effect maar door wat er gedaan moet worden en niet zelden: waarop gewacht moet worden. Zo bidden wij:
Stil Gebed
Onze Vader
9