SPEL EN SPELEN MODULE
1.3
OPVOEDKUNDE LECTOREN: E. DELMOTTE EN
C. VANCRAEYVELDT
CURSUS: E. DELMOTTE EN
N. VANUYTVEN
FASE 1
PROFESSIONELE BACHELOR IN ONDERWIJS: KLEUTERONDERWIJS
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015 NAAM: ……………………………..
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-1-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-2-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
OPVOEDKUNDE IN MODULE ‘SPEL EN SPELEN’1
DEEL 1: SPEL EN SPELEN IN DE KLEUTERKLAS
5
1.
Inleiding
5
2.
‘Spelen’ in het kleuteronderwijs
5
3.
Wat is ‘vrij’ spelen?
7
4.
Soorten spelactiviteiten
15
5.
Oefeningen ‘spel’
20
DEEL 2: HOEKEN IN DE KLEUTERKLAS
26
1.
Waar komt het werken in hoeken nu eigenlijk vandaan?
26
2.
Definitie van een hoek
27
3.
Het belang van hoeken in de kleuterklas
28
4.
De inrichting en de uitrusting van de hoeken
29
5.
Permanente en tijdelijke hoeken
34
6.
Voorbeelden van hoeken
35
DEEL 3: DE HOEK WORDT EEN KRACHTIGE LEEROMGEVING
41
1.
Inleiding
41
2.
Het verrijken van hoeken: EEN RIJKE HOEK
41
3.
Het begeleiden van spel in hoeken: SPELIMPULSEN
45
4.
Besluit
57
5.
Oefeningen ‘hoeken’
58
DEEL 4: KRINGSPELLETJES
72
1.
Voorbeelden van kringspelletjes
72
2.
Didactische tips
80
3.
Kringspel op voorbereidingsformulier
82
1
Alle illustraties/cartoons in deze cursus komen uit : Laevers, F., & Van Sanden, P. (2002). Basisboek voor een
ervaringsgerichte kleuterklaspraktijk. Leuven: Centrum voor Ervaringsgericht onderwijs.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-3-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 5: GEZELSCHAPSSPELEN
83
1.
Doelstellingen
83
2.
Spelletjes kopen of maken?
84
3.
Onderscheid speelleermaterialen en gezelschapsspelen
87
4.
Soorten spelen (volgens spelprincipe)
88
5.
Soorten spelen (volgens vaardigheid / functie)
89
6.
Gezelschapsspelen voor jongere en oudere kleuters
93
7.
Wat is een goed gezelschapsspel voor kleuters?
95
8.
Aanbieden van een gezelschapsspel
96
9.
Begeleiden van gezelschapsspel
97
10.
Aandachtspunten bij de keuze van het spel en het spelmateriaal
DEEL 6: VERANTWOORD SPELEN
101
102
Tekst 1: Rages op school, wat doen we ermee? (3 delen) Tekst 2: Duurzaam spelen: met andere ogen naar materiaal kijken Tekst 3: Spelend leren: het belang van speelgoed Tekst 4: Mijn kind wil een machinegeweer: gewelddadig speelgoed. Tekst 5: Verantwoord speelgoed: Halt of ik schiet… Tekst 6: Een jongen is geen meisje
BIBLIOGRAFIE
BIJLAGEN
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-4-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 1: SPEL EN SPELEN IN DE KLEUTERKLAS 1.
Inleiding
Kinderen zijn buiten in de weer met fietsen, schepjes, ballen,... ze spelen. Kinderen doen alsof ze mama zijn, politieagent, winkeljuffrouw,... ze spelen. Kinderen bouwen hutten, ze maken constructies met duplo of toevallige materialen,... ze spelen.
Spel en spelen zijn begrippen die onlosmakelijk met jonge kinderen verbonden zijn. Het begrip spelen wordt echter ook gebruikt voor volwassenen: zij spelen met de computer, ze spelen toneel, voetbal,... Het begrip spelen wordt vaak en in verschillende contexten gebruikt.
In deze tekst gaan we dieper in op de eigenschappen en karakteristieken van ‘spelen’ in het kleuteronderwijs.
2.
‘Spelen’ in het kleuteronderwijs:
Het begrip ‘spelen’ is erg ruim. Hoewel bijna iedereen wel denkt te weten wat spel is, is het moeilijk er een duidelijke definitie van te geven. Kan je alles wat kinderen doen in de kleuterklas bijvoorbeeld tot spelen rekenen? Ons gevoel zegt van niet, maar het is moeilijk om precies aan te geven wanneer je wel en wanneer je niet van spelen spreekt. Sommige activiteiten worden misschien wel ‘speels’ aangepakt, maar eigenlijk is het niet ‘spelen’. Denk maar aan het luisteren naar een verhaal, het kringgesprek ’s morgens bij het onthaal, schilderen en tekenen, het puzzelen... Heel wat andere activiteiten in een kleuterklas zou jij wel spontaan onder de noemer ‘spelen’ thuisbrengen. Afhankelijk van de gekozen organisatievorm en de inhoud van de activiteit zou je ze kunnen onderverdelen in een aantal vormen:
1.
Klassikale
activiteiten
en
geleide
activiteiten
(met
een
groepje
kls.):
De
kleuteronderwijzer heeft vooraf de activiteit voorbereid, begeleidt de activiteit en streeft bepaalde doelen na. Vb. KA: kringspelletjes, luisterspelletjes, spelen met een versje...
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-5-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
2.
Niet begeleide, maar wel ‘gestuurde’ activiteiten: de kleuters werken zelfstandig, maar de inhoud van hun activiteit wordt ‘gestuurd’ door de opdracht van de kleuteronderwijzer en/of door het materiaal zelf. Vb. puzzelen, knutselen, werkblaadjes maken, een ‘peer’ maken met plasticine...
3.
‘Vrij spelen’ in een gekozen hoek of plek in de klas: De kleuters kiezen zelf de inhoud en het verloop (wat, waarmee, hoe,...) van hun spel. Vb. Spelen in de huishoek, spelen met de auto’s, spelen aan de zandtafel...
Met de hoekenopdracht tijdens deze module dagen we jullie uit om die laatste vorm, het ‘vrij spelen’ kwalitatief rijker te maken. Daarmee bedoelen we dat we je willen leren hoe je van ‘vrij’ spelen, beter spelen kan maken, waardoor de betrokkenheid stijgt en kleuters er dus meer uit leren. Het is dit ‘vrij spelen’ waar we het verder in deze tekst uitgebreider over gaan hebben.
Waar kinderen slechts onder leiding en steeds opdrachtgericht mogen werken en spelen, wordt hen tekort gedaan. Het andere uiterste, alles mag en niets moet, is evenmin aan te raden. Ervaring leert ons dat kinderen het heel fijn vinden als volwassenen zich voor hen inzetten, een spel of opdracht suggereren. Kleuters komen ons vragen ‘teken je eens een poes voor mij?’ ‘Vertel je me eens dit verhaaltje?’ ... Kinderen houden van volwassenen die zich willen engageren voor hen. Zij vragen niet om altijd met rust gelaten te worden. Zij zijn benieuwd naar de activiteiten die de kleuteronderwijzer voor hen heeft bedacht. Zij kunnen zelfs dankbaar zijn als die hen heeft aangemoedigd iets af te werken waarin ze eerst geen zin hadden. Het is de taak van de kleuteronderwijzer om de gulden middenweg te vinden tussen duidelijke, doelgerichte activiteiten (waarbij de leidster duidelijk voor ogen heeft wat zij wil bereiken) en open momenten waarbij het kind zelf actief zijn spel kan bepalen.
Wij gaan ervan uit dat het ‘vrij spelen’ evenwaardig is aan de andere vormen van spelend leren in de kleuterklas. Helaas wordt in het huidige kleuteronderwijs het ‘vrij spelen’ nog vaak bekeken als ‘vrijetijdsbesteding’ in de klas. We denken bijvoorbeeld aan klassen waar in de voormiddag een aantal hoeken dicht blijven omdat er dan ‘gewerkt’ (en dus niet ‘gespeeld’) moet worden. Wij menen in onze opleiding dat het ‘vrij spelen’ een brede waaier aan ontwikkelingskansen kan bieden. Dat betekent echter dat we ook kritisch naar het ‘vrij spelen’ van kleuters moeten durven kijken en dat we in de mate
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-6-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
van het mogelijke het ‘vrij spelen’ beter en rijker moeten proberen te maken. Het is onder andere daarom dat we in de stageopdrachten het ‘vrij spelen’ in de hoeken beter willen laten uitbouwen. Om dat goed te kunnen doen, heb je inzicht nodig in wat ‘vrij spelen’ is, het belang en de waarde ervan.
3.
3.1
Wat is ‘vrij’ spelen?
Een omschrijving
Frea Janssen-Vos formuleert het in haar boek ‘spel en ontwikkeling’ als volgt: Activiteiten van en voor kinderen zelf, die een grote mate van openheid en vrijheid van handelen hebben, noemen we vrij spelen. •
Spelen is prettig. Het levert een positieve ervaring en betrokkenheid op. Het is op een bepaalde manier spannend. Een spelend kind heeft plezier in wat hij doet. Hij speelt omdat en zolang hij er zin in heeft.
•
Spelen is altijd vrijwillig. Bij het spelen is een kind vrijwillig bezig. Een kind dwingen tot spelen in onmogelijk. Je kunt het spel wel stimuleren, maar het moet van binnenuit door het kind aan de gang gehouden worden.
•
Vrijheid van handelen: Kinderen bepalen zelf wat ze doen met de spullen in hun omgeving en welke betekenis ze daaraan geven. Vb. Een deken wordt een tent of toneelgordijn; houten stokjes zijn lepeltjes. Als je de pet op hebt, ben je politieagent. Activiteiten met een spelkarakter hoeven niet te voldoen aan de verplichtingen en eisen van vergelijkbare activiteiten in de werkelijkheid van volwassenen. Een winkelspel lijkt vaak sterk op hoe het er in de werkelijkheid aan toegaat. De spelers hoeven zich echter niet druk te maken om bv. de juiste financiële
onderhandelingen.
Er
is
bovendien
geen
eenduidig
eindpunt of beginpunt. De handelingen kunnen steeds weer tot andere plannen en andere resultaten leiden. Kinderen maken zelf uit wanneer een spel beëindigd is of wanneer een eventueel product af is. Een kind speelt om te spelen, zonder vooropgezet doel. •
Spelen is een open of flexibele activiteit waarin het vooral om het proces en minder om een vastomschreven product gaat. Kinderen bepalen zelf wat ze gaan doen, hoe, waarmee, en dergelijke. Het spel kan zich steeds herhalen, vernieuwen of andere wendingen aannemen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-7-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
‘Vrij spelen’ wordt niet gekenmerkt door doelloze, ongerichte of vrijblijvende handelingen. Er zijn wel degelijk spelinhouden, handelingen en regels, maar de kinderen bepalen deze zelf:
Vb. Een kind speelt in de poppenhoek en voert een uitvoerig telefoongesprek met een kind in de aangrenzende winkelhoek. Het gesprek gaat over worteltjes en aardappels, over hoeveel het kost, over een pop die eigenlijk geen worteltjes lust, over vader die straks thuiskomt en dat dan het eten klaar moet staan.
Bij video-opnamen in een klas is een jongetje erg onder de indruk van de camera's en blijft geboeid kijken. Een dag later is hij met houten blokken bezig en ontdekt in één daarvan een rond gat waar hij door kan kijken. Dat brengt hem blijkbaar op een gedachte, want enige tijd later is hij druk bezig met knutselmaterialen en maakt er een echte camera van. Vervolgens filmt hij kinderen in de klas.
3.2
Hoe vrij is ‘vrij spelen’?
Het woord ‘vrij’ in ‘vrij spelen’ mag niet te strikt geïnterpreteerd worden omdat kinderen zelden in volledig vrije, van alle mogelijkheden voorziene spelsituaties verkeren. Er is eigenlijk altijd een vorm van sturing of beperking van toepassing, zeker in schoolverband. Denk bijvoorbeeld aan beïnvloedende factoren als: •
de beschikbare ruimte: Sommige hoeken in de klas zijn nu eenmaal niet zo groot. De ‘bakkerij’ beperkt zich voorlopig tot de bakkerswinkel. Voor de rest is geen plaats... De kleuteronderwijzer zal uiteraard alert moeten reageren op ideeën en initiatieven van de kleuters. Hoeken kunnen bijvoorbeeld veranderd/ verruimd worden, sommige hoeken kunnen tijdelijk plaats maken voor andere,…
•
de beschikbare tijd: De beschikbare tijd kan het spel beïnvloeden. In sommige klassen geldt bijvoorbeeld de afspraak dat na 20 minuten gewisseld wordt. Soms zijn kleuters erg verdiept in hun spel. Als ze nog steeds betrokken zijn zou het jammer zijn hen nodeloos te onderbreken. ‘Wisselen’ zou geen ‘must’ mogen zijn.
Gedurende hoeveel uur per dag mag een kleuter vrij spelen op school? Als streefcijfer kunnen we vooropstellen dat elk kind minstens een tweetal uren, Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-8-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
gespreid over een volle klasdag, vrij zelfstandig zou moeten kunnen bezig zijn. In feite valt daar echter moeilijk een cijfer op te zetten. Een kind dat emotioneel in de knoei zit of een kind dat thuis te weinig speelkansen en speelruimte krijgt, heeft een sterkere nood aan ‘vrij spelen’. Het rijpingsniveau van de kinderen is hierbij ook bepalend. Bij de allerkleinsten is er bijvoorbeeld het grootste deel van de dag vrij spel. •
de afspraken en regels in de klas: Voor sommige materialen gelden duidelijke grenzen die strikt moeten nageleefd worden. Zand en zandspeelgoed, klei, timmergerei, puzzelstukjes, ... moeten meestal in de voorziene hoek blijven. Combinaties van spelmaterialen uit verschillende hoeken kunnen echter ook boeiend zijn. Een hoed knutselen voor het rollenspel in de huishoek, een huisje bouwen voor kleine popjes, een reclamebord schilderen voor de winkel ... Het zou jammer zijn om dit te verbieden omwille van bepaalde regels en afspraken. Zo ontneem je kinderen kansen voor ‘geïntegreerd spelen’ (zie soorten spelactiviteiten). Het is aan de kleuteronderwijzer om bepaalde afspraken in de klas in dit opzicht kritisch te bekijken en ze eventueel flexibel toe te passen.
Ook andere regels moeten natuurlijk gerespecteerd worden: niet schreeuwen, geen speelgoed stuk maken,... •
de aanwezige kinderen:
Kinderen kiezen in de kleuterklas tijdens de groepsactiviteiten meestal voor een activiteit. In heel wat hoeken gelden beperkingen m.b.t. het aantal kinderen. Niet iedereen kan bijvoorbeeld in de zandbak... Anne zal daarom vandaag misschien niet met Ahmed kunnen spelen in de huishoek. Het brandweerkorps zal noodgedwongen uit slechts twee kleuterbrandweermannen bestaan.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
-9-
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.3
Het belang van ‘vrij spelen’ voor de ontwikkeling van kinderen
Waarom moeten jonge kinderen kunnen spelen? Wat levert spel hen eigenlijk op? Spel blijkt van grote waarde voor verschillende ontwikkelingsdomeinen. de
waarde
van
spel
voor
de
denkontwikkeling,
taalontwikkeling,
motorische ontwikkeling, … Kinderen ontwikkelen en leren door activiteiten die hun interesse hebben en waarin ze samen met anderen betrokken zijn. Voor jonge kinderen zijn dat spelactiviteiten. Ze zijn geïnteresseerd in de dingen om hen heen en in wat grote mensen doen. Het liefst nemen ze deel aan hun wereld: óók afwassen, autorijden, boodschappen in het karretje doen. Ze
kunnen
dat
niet
echt,
maar
wel
in
een
verkleinde
weergave
van
de
volwassenenwereld. Ze ‘spelen’ de echte wereld. Daardoor groeien ze, leren ze de wereld kennen en verwerven ze vaardigheden. Ze leren taal gebruiken, omgaan met elkaar, materialen en gereedschappen gebruiken, en symbolen en tekens begrijpen die in hun omgeving vertrouwd zijn. ‘Vrij spelen’ biedt kansen aan een gevarieerd en uitgebreid palet aan ontwikkelingsdomeinen en –aspecten. Spelend leren is dan ook een uitgangspunt in het kleuteronderwijs. Spelenderwijs ontdekt het kind zichzelf en de wereld. Ze verkennen en verwerven er ervaringen.
Door blokken te stapelen tot allerlei bouwsels, verwerf je heel wat inzichten omtrent grootte, hardheid, stabiliteit,... Door poppenkast te spelen voor andere kindjes, ontdek je dat je de poppen goed hoog en rechtop moet houden, wil je publiek er iets van zien. Door ruzie te krijgen omdat je met tweeën dezelfde hoed wil opzetten, leer je afspraken maken... of leer je dat er mensen zijn die steeds alles voor zichzelf willen... of merk je dat anderen je niet lief vinden als je steeds alles voor jezelf wil. Door te timmeren ontdek je welke nagel lang genoeg is om die twee houtjes samen te houden. Door zand te scheppen besef je dat de inhoud van een kleine kom ongeveer tweemaal in het emmertje kan, maar dat het omgekeerde niet waar is.
de waarde van spel voor de sociale ontwikkeling Op school moeten kinderen zich een plek verwerven tussen leeftijdsgenoten. Ze zijn niet alleen dochter of zoon, broer of zus, maar ook lid van een groep leeftijdsgenoten. Hun sociale identiteit moet opnieuw gedefinieerd worden. Wie ben ik? Hoe zien anderen mij? Ze leren er onderhandelen, reageren op agressie, omgaan met machtsverhoudingen, eerlijk delen, zichzelf verdedigen, elkaar overtuigen, vrienden maken, elkaar imiteren,…
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 10 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
De waarde van spel voor de emotionele ontwikkeling Vrij spel kan helpen om emoties en ervaringen te verwerken. Emoties zijn voor degene die ze ondergaat niet altijd goed te begrijpen. Dat geldt soms voor volwassenen, maar zeker ook voor kinderen. Zo kan een kind dat jaloers is op zijn pasgeboren zusjes die gevoelens onder een dikke taboelaag verbergen; het mag niet, het hoort niet, en de baby is lief, zegt toch iedereen? Het spel is voor het kind een veilige manier om zijn gevoelens te uiten. Bovendien zijn kleuters nog niet echt toe aan praten over zichzelf, laat staan over moeilijke emoties. Praten over angst, boosheid, verdriet, vreugde, verwachting,... is vaak te moeilijk. In het spel vinden zij voor die emoties een eigen, symbolische taal. Niet enkel kinderen die emotioneel verstrikt raakten hebben hier baat bij, ook elk gewoon, opgroeiend kind. Als een kind over zijn emoties speelt, verdwijnen die niet, maar worden ze wel beter hanteerbaar.
Een hele week lang trouwfeest spelen, want tante Mieke is getrouwd. Wekenlang tegen teddybeer zeggen dat hij braaf moet zijn, of de Sint zal niets brengen. Popje in bed leggen en teder verzorgen want oma ligt in het ziekenhuis. Spelen dat de andere poppen mee op bezoek mogen. Heel boos zijn in een poppenkleuterklas, want juf moest zich vandaag kwaad maken.
Sinds bij Leen een kleine wonde moest gehecht worden, zijn dokters boosaardige wezens. Enkele dagen terug vraagt ze zelfklevende etiketjes. Haar lievelingspop wordt het slachtoffer. Ze zegt: "Ik ben de dokter" en poppemie heeft overal genaaide wondjes, komt helemaal onder de pleisters, op hoofdje, buikje, armen, benen,... geen plekje blijft gespaard. Ondertussen zegt dokter Leen sussend: "Stil kleintje, sssst, je moet niet wenen, 't zal zo wel weer gedaan zijn... nu nog spuitjes, ssst, de dokter zorgt voor jou, de dokter neemt alle pijntjes weg".
de waarde van spel voor de positieve ingesteldheid Kinderen verkennen in het spelen zichzelf. Ze ontdekken wat kan ik, wat durf ik... Door te spelen krijgen ze de kans om hun mogelijkheden uit te breiden en hun grenzen te verleggen. Spelen kan zo bijdragen tot een positief zelfbeeld.
Samenvattend zou je kunnen stellen dat kinderen door vrij te spelen volop kansen krijgen voor hun totale ontwikkeling. Tijdens het vrij spelen krijgen vele verschillende ontwikkelingsdomeinen kansen, specifieke kennis en vaardigheden worden geoefend, basiskwaliteiten groeien, de positieve ingesteldheid wordt versterkt.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 11 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.4
Tien goede redenen om elk kind elke dag vrij te laten spelen in de kleuterschool2
1. Kinderen spelen graag. Kinderen zijn gelukkig als zij zich onbelemmerd mogen verdiepen in hun spel.
2. Vrij spel komt tegemoet aan een natuurlijke groeibehoefte van het kind. Overal ter wereld en onder alle omstandigheden spelen kinderen. Spel is voor een opgroeiend kind net zo nodig als slaap en voeding. Vermits kinderen veel uren op school doorbrengen is het noodzakelijk dat er voldoende tijd voor het ‘vrij spelen’ wordt gemaakt.
3. Bij vrij spelen is er dankzij de sterke motivatie een zeer diepe integratie van het leren.
Via
vrij
spel
krijgt het kind de kans problemen op te lossen die het
zelf kiest. De kleuter laat zich uitdagen en gaat met sterk engagement op in de actie. Deze actie
loopt
in
totale
harmonie
met
het
natuurlijke
tempo
van
het
kind. Er is geen druk van buitenaf, noch wat tijd, noch wat prestatie betreft. Het kind kan dus heel
ontspannen
zelfstandig
leren.
Merkwaardig
is
dat
kinderen
juist hier vaak heel streng zijn voor zichzelf. Wanneer via dit zelfstandig uitproberen iets ontdekt (geleerd) werd, zal het verkregen inzicht of de beheerste vaardigheid veel langer bijblijven dan wanneer het kind bijvoorbeeld een uitleg heeft beluisterd of een demonstratie heeft gevolgd.
4. Vrij spelen stimuleert de creativiteit. Creatief handelen veronderstelt ondermeer een grote openheid, vrije fantasie, een zekere toelaatbaarheid en geen angst voor veroordeling, geen schaamte of streven naar beloning en goedkeuring. Vermits de leiding zich bij vrij spelen wat afzijdig houdt, soms zelfs moeilijk bereikbaar is, wordt het kind aangespoord om zelf dapper te zoeken. Zo komt het vaak tot originele, unieke resultaten. Het kind zal dan meer en meer geloven in zichzelf. De afwezigheid van prestatiedruk verhoogt nog deze kans op creatief handelen.
5. Een eerste besef van verantwoordelijkheid is een volgende positieve houding die het kind via vrij spel kan veroveren. Deze houding houdt verband met de vorige. In vrij spel ontdekt het kind zichzelf als bron van eigen handelen. Het ontdekt zichzelf dus ook als bron van de gevolgen die dit handelen met zich meebrengt. Bij geleid onderwijs heeft de jonge mens vaak de neiging om mislukkingen goed te praten: "Ja, maar, de meester zei dat het 2
Uit: De Graeve, S. (1999). Je krijgt vrij spel. Wolters, Leuven.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 12 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
zo moest, ... de juf heeft het zo voorgedaan." Kinderen leren zichzelf vaak af goed na te denken, zelf een standpunt te kiezen. Ze verwachten dat voor hen wordt gedacht en gehandeld. Jammer genoeg is dit gedrag ook heel wat volwassenen bijgebleven. Via vrij spel kan je een kleuter leren ontdekken dat hij niet speelt en groeit bij de gratie van de volwassenen alleen. Montessori zei ooit: "Opvoeden is jezelf overbodig maken".
Kinderen moeten langzaam maar zeker onafhankelijk worden en onafhankelijk zichzelf kunnen beoordelen. Kinderen moeten durven schilderen zonder af te wachten of juf zegt: "Zeer flink, kindje!" Hoe klein hij ook is, de kleuter moet zelf leren beseffen wanneer hij zijn uiterste best gedaan heeft, wanneer hij fier mag zijn. Dat is een eerste stap naar eerlijke zelfkennis. Zo kan het kind groeien naar zelfevaluatie, de meest zinvolle evaluatie. Zou het voor de maatschappij niet waardevol zijn mensen op te voeden tot burgers die vanuit zichzelf in plaats van door druk van buitenaf of angst voor sancties een sterk gewetensbesef hebben?
6. In het vrij spel krijgt de kleuter een oefenveld voor sociale vaardigheden. In spelmomenten komen situaties voor waarbij afspraken met anderen noodzakelijk zijn. Iets delen, zijn beurt kunnen afwachten,samen iets opbouwen en afspreken hoe. De kleuter leert consequent handelen en verantwoordelijkheid opnemen tegenover anderen. Via gissen en missen wordt hier heel wat geleerd. De leidster houdt een wakend oogje in het zeil opdat de grenzen van veiligheid niet overschreden worden. Kleinere botsingen en ruzies kunnen echter waardevolle leermomenten zijn waarbij de leidster een wat afwachtende houding aanneemt.
Deze eerste zes pluspunten betroffen vooral het opvoedingsresultaat bij het kind. Ook voor het opvoedingsproces zitten in vrij spel nieuwe kansen.
7. Wanneer de kleutergroep goed vertrouwd is met de afspraken omtrent vrij spel, kan de leidster zonder problemen voor een kleine groep een geleide activiteit aanbieden. Een kringgesprek, sommige waarnemingen, cognitieve stimulering, een huishoudelijke activiteit, een groepsschilderij, ... Dat alles kan zoveel kalmer en diepgaander met een groepje kleuters in plaats van met de ganse klasgroep.
8. Er is zelfs kans tot individueel onderwijs. De leidster kan met één kleuter of met een klein homogeen
groepje
een
leerinhoud
herhalen:
een
leuke
oefening op
kleurherkenning met twee kleintjes, met een migrantenkind een aangepast prentenboekje
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 13 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
doorkijken en bespreken. De mogelijkheden tot intense begeleiding van het kind zijn eindeloos.
9. Vanzelfsprekend biedt vrij spel de leidster ook de kans tot meespelen met de kleuters. Het gaat er dus niet om hier even de leiding te nemen in het spel, maar kleuter worden met de kleuter. Onrechtstreeks kan je hen zo wel suggesties geven of op nieuwe spelideeën brengen.
10. Er is tenslotte geen zuiverder moment om kinderen te observeren zoals ze echt zijn dan tijdens het vrij spelen. Vooral als je je zorgen maakt om de emotionele en sociale groei van de kleuters zijn deze momenten openbarend. In geleide activiteiten is hun gedrag vaak vervormd, onecht, weggestopt. Vrij spelend laten ze zich spontaner gaan. Hun agressie, hun verdriet, hun lastig-zijn of rusteloosheid,... de vele symptonen van hun spanning en ongeluk worden in hun spel soms duidelijker. Hoe beter je de kleuters leert kennen, hoe milder je tegenover hen wordt. Observatie zal je helpen om met elk kind een goede relatie op te bouwen, om voor elk de juiste pedagogische beslissingen te nemen. Opvoeden gebeurt trouwens individueel en niet door een geheel van algemene regels op een ganse groep toe te passen. Kleuters die het je moeilijk maken, hebben het vooral moeilijk met zichzelf. Probeer in hun vrij spel te ontdekken waar hun nood ligt. Voor deze kinderen is het trouwens heilzaam per dag wat meer vrij spel te voorzien. Maar ook het spel van de gewone, gezonde, levenslustige kleuter is leerrijk. Vanuit spelobservatie kunnen we steeds opnieuw ontdekken welke materialen voor deze groep of voor dit kind wenselijk zijn. Het blijft trouwens jaar na jaar een uitdaging te zoeken hoe het klaslokaal en het spelaanbod veranderd en aangevuld kan worden zodat er rijk spel kan ontstaan.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 14 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
4.
Soorten spelactiviteiten
Spel en spelen kan je ook op een andere manier proberen te ordenen. Talloze onderzoekers hebben al geprobeerd om de verschillende soorten spelactiviteiten onder te brengen in categorieën. Er zijn heel wat benamingen en indelingen gangbaar. Wij beperken ons hier echter tot 4 grote groepen spelactiviteiten die tijdens de kleuterleeftijd regelmatig voorkomen.
4.1
Manipulerend spel en bewegingsspel
Twee- en driejarigen zijn vooral graag handelend (manipulerend) en bewegend actief. Het gaat hen om het plezier in bewegen en handelen. In dit spel ‘oefenen’ ze als het ware hun motoriek, leggen ze contact met anderen en krijgen ze de wereld (bijna letterlijk) in hun greep. Maar ook oudere kleuters hebben nog steeds de behoefte de wereld lijfelijk te veroveren, hun eigen mogelijkheden te leren kennen en grenzen te verleggen. •
vrij en georganiseerd spel met klein en groot materiaal: ballen, touwen, klimrekken, en dergelijke;
•
buitenspel en behendigheidsspelen waarin gelijksoortige activiteiten een rol spelen;
4.2
•
het spel met zand en water, met scheppen, emmers, gieters, slangen, trechters, …;
•
het spel met kisten, planken, plastic buizen, tunnels, lakens, …;
•
spelen aan een ontdektafel (bv. drijven en zinken, knopen en touwtjes,…)
Rollenspel
Hieronder verstaan we spelactiviteiten die als kenmerk hebben dat kinderen zich verplaatsen in iets of iemand of in een bepaalde situatie en zich zo voelen en gedragen als dat iets, die iemand, in die situatie of gebeurtenis uit de werkelijkheid. De stoelen die een trein voorstellen en het water dat ‘thee’ is, zijn symbolen voor de werkelijkheid geworden. ‘Tring tring betekent dat de telefoon gaat of je bent een vliegtuig als je met de armen gestrekt opzij rondrent.
Eerst spelen kinderen symbolisch spel met de dingen. Dat wil zeggen dat ze voorwerpen een bepaalde betekenis geven. Knopen en knikkers in een kom zijn ingrediënten om eten te maken en stoelen achter elkaar in een rij maken samen een bus. Dit spel met
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 15 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
voorwerpen ligt dicht bij manipulerend spel. Geleidelijk neemt het kind ook zelf een rol aan: met een blokje aan het oor speel je dat je telefoneert of je doet alsof je een stukje pizza aan de juf geeft. We noemen dit ook doen-alsof spel. In dit beginnende rollenspel imiteren jonge kinderen het doen en laten van volwassenen. Als ze er voldoende ervaring mee hebben, kunnen ze zich die rollen ook in gedachten voorstellen of ‘verbeelden’. Niet alleen de handelingen (bv. telefoneren, je haar kammen, …) zijn interessant om na te spelen, maar ook wat personen zeggen, welke relaties ze met elkaar hebben, wat er gebeurt, hoe ze met elkaar communiceren. Boodschappen doen wordt nu méér dan het rondlopen met en vullen van een mandje. Het gaat ook over de handelingen en de dialogen aan de kassa, het afrekenen en inpakken van kadootjes. Dit aannemen van een rol, in een gezamenlijk spel, met andere rollen en met een verhaal, noemen we rollenspel.
In de literatuur wordt er soms een onderscheid gemaakt tussen fantasiespelen en de eigenlijke rollenspelen. Bij fantasiespelen denkt men dan vooral aan gefantaseerde gebeurtenissen of personen, bijvoorbeeld heksen, kabouters en pratende dieren. Rollenspelen hebben meer betrekking op het naspelen van rollen en situaties uit de werkelijkheid. Vadertje en moedertje spelen bijvoorbeeld of brandweer, winkel, circus of buschauffeur. Tussen beide typen spelen is geen scherp onderscheid te maken. Voor kinderen lopen ze geleidelijk in elkaar over. Soms gaat het hen echt om de handelingen die zich in de werkelijkheid voordoen. Zo doet een winkelmeneer nou eenmaal..., of dat moet je zeggen als je in de bus stapt. Maar met het grootste gemak kruipen ze direct weer in de huid van het niet-bestaande, van de fantasie. 'We doen toch maar alsof!' En is dat juist niet de charme van het spel; dat je zelf bepaalt wat wel kan, hoe iets verloopt of afloopt? Omdat ze zo dicht bij elkaar liggen kiezen we voor één aanduiding: rollenspel.
4.3
Constructiespel
In het constructiespel staat het maken, samenstellen of construeren centraal. Van het manipulerend bezig zijn met materialen groeit constructiespel. Materialen en voorwerpen nodigen kinderen uit om producten te maken. Vb. papier bewerken, vingerverven, knutselen en bouwen. Dan ontstaan ook plannen om opzettelijk en doelgericht producten te maken en dat op een bepaalde manier te doen. Bv. een bedje maken voor de knuffels of een prachtige kroon maken voor de jarige. In constructiespel wordt stilaan het logische redeneren, vooruitdenken en voorspellen ingezet.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 16 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
4.4
Regelspel
De laatste groep van spelactiviteiten die we van belang achten, zijn de 'spellen': de spelactiviteiten die aan (min of meer) vaste regels en afspraken zijn gebonden: •
de kring-, zang- en dansspelen
•
behendigheidsspelen of wedstrijdspelen
•
gezelschapsspelletjes
Er zijn bij regelspelen raakvlakken te vinden met andere spelactiviteiten. Bijvoorbeeld met bewegingsspelen,
met
buitenspelen
dat
uitstekende
gelegenheden
biedt
voor
behendigheidsspelen of kinderspelen zoals hinkelen, knikkeren of verstoppertje.
=>
Geïntegreerd spel
Een strak onderscheid tussen de 4 soorten spelactiviteiten is niet mogelijk én niet zinvol. Er zijn bv. spelactiviteiten waarin het bouwen, het construeren, het maken van iets, deel uitmaakt van het spel. Denk aan hutten, tenten of huizen maken van kisten, planken en kleden. Of aan straten en wegen aanleggen, aan voertuigen maken om bus en taxi te spelen. Dit wordt dan ook geïntegreerd spel genoemd. en ander voorbeeld is het zelf maken van versieringen en verkleedattributen voor een 'toneelspel' of circusvertoning. De onderlinge verbanden tussen spelen en iets maken om er mee te spelen en het spel te verrijken vinden we erg belangrijk. Juf Lien heeft een nieuwe hoek ingericht: de pakjeshoek binnen het belangstellingscentrum Sinterklaas en Zwarte Piet. De kls mogen in de pakjeshoek dozen en speelgoed van verschillend formaat inpakken om er cadeautjes van te maken. Er worden inpakpapier, lint, schaartjes en plakband voorzien. Nadien mogen de kleuters de pakjes door de zelfgemaakte schoorsteen gooien.1
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 17 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
4.5 •
Ontwikkeling van spelactiviteiten3
Van manipulerend spel naar rollenspel
Spelen met zand en water blijft lang aantrekkelijk. Als er voldoende materialen en initiatieven zijn, kan het spel zich ontwikkelen tot rolgebonden handelingen Bv. Theekopjes en bekers lokken thee drinken uit. Stel voor de pop en de poppenkleertjes te wassen in de watertafel. Het manipulerend spel groeit dan uit tot rollenspel. Grotere kinderen gebruiken de zandtafel regelmatig om er een ander spel in de spelen. Ze gebruiken het als ‘vloer’ voor het spelen van een verhaal met attributen. Of ze spelen een eigen verhaal in het water, over een zwemles in het zwembad. Je kan bv. Ook kinderen die met dozen spelen (erin- en eruitkruipen, verplaatsen, stapelen, …) kan je uitdagen om echt te verhuizen en een huis op een andere plaats terug op te bouwen.
Spelen is goed voor de ontwikkeling. Maar de spelactiviteit op zich ontwikkelt zich ook. Vergelijken we de manier waarop een peuter speelt met de manier waarop een oudste kleuter speelt, dan zien we de ontwikkeling die daar heeft plaatsgevonden.
El’konin geeft het als volgt weer: 1. gerichtheid op emotionele relaties In de eerste levensjaren is het kind vooral gericht op de emotionele relatie met anderen. De activiteiten in die periode zijn gericht op het krijgen en onderhouden van emotioneel contact met de moeder of vader: lachen, huilen en geluiden maken.
2. Gerichtheid op de dingen In de loop van het eerste jaar gaat deze instelling over op gerichtheid op de dingen. Het kind wil de dingen manipuleren: telkens opnieuw in- en uitladen van tassen, open- en dichtdoen van de rinkelende la van de kassa, … Het plezier van de handeling zelf overheerst. De fase van het manipuleren met voorwerpen duurt tot ongeveer 3 jaar. In de loop van deze fase gaat het manipuleren en onderzoeken van voorwerpen langzaam over in het imiteren van handelingen die het kind anderen met de voorwerpen ziet uitvoeren: de pop aankleden, thee inschenken,
lippenstift
opdoen
voor
de
spiegel,
met
boodschappenwagen
rondrijden. Dit manipulerend spel is een voorbode van het rollenspel.
3
Uit: Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Coutinho: Bussum. p.100-101
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 18 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3. Gerichtheid op sociale relaties Vanuit gerichtheid op de dingen en handelingen die je ermee kunt uitvoeren, ontstaat belangstelling voor de plaats die voorwerpen en handelingen hebben binnen de rollen die mensen aannemen. Het imiteren van handelingen maakt plaats voor het handelen vanuit de rol. Kinderen kleden nu niet alleen de pop aan, maar ze zijn vader of moeder die de pop aankleedt, aanspreekt en laat televisie kijken. Vanuit die rol komen ze in contact met anderen in hun rol: de patiënt gaat naar de dokter en de dokter onderzoekt de patiënt. Inspiratie voor die rollen vinden
kinderen
in
hun
groeiend
inzicht
in
sociale
situaties
en
sociale
verhoudingen. Zo rond het derde of vierde jaar gaat het manipulerend spel geleidelijk over in dit rollenspel en deze fase duurt tot het zevende of achtste levensjaar.
Bovenstaande wordt geïllustreerd: De 3-jarige Cynthia houdt de stethoscoop tegen de buik van Mehmet. ‘Ik hoor wat,’ zegt ze. Mehmet wil ook luisteren. Hij krijgt de stethoscoop van Cynthia en houdt die tegen haar buik. ‘Boem boem’, zegt Mehmet. Ze moeten allebei erg lachen. ‘De pop moet ook,’ zegt Cynthia. Ze luisteren om beurten naar de poppenbuik. Cynthia hoort weer ‘boem boem’. ‘Ik hoor niets, ‘ zegt Mehmet.
De 5-jarige Noa onderzoekt patiënt Lili met de stethoscoop. Hij luistert, legt de stethoscoop neer en zegt plechtig: ‘Mevrouw, u bent een beetje ziek.’ Hij pakt er een patiëntenkaart bij met de foto van Lili erop. ‘Moet ik geopereerd worden, dokter?’ ‘Ja’ zegt Noa, ‘in je buik’. Je moet een sneetje in je buik.’ Noa tekent een buik met een sneetje op de patiëntenkaart. ‘Kijk’, zegt hij, ‘zo, en dan gaan we het weer dichtmaken’. Lili gaat op de bank liggen. Noa maakt met stift een streep op de buik.
Bij Cynthia en Mehmet ging alle aandacht uit naar het voorwerp, de stethoscoop. Bij Noa en Lili ging het om de sociale situatie die je rond het voorwerp kan creëren: een situatie die ze overigens erg interessant vonden, omdat een klasgenootje na haar buikoperatie met een litteken op school kwam. Bij Cynthia en Mehmet ging het nog uitsluitend om het handelen. Noa en Lili konden zich al in de rollen van een dokter op patiënt inleven.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 19 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
•
Van manipulerend spel naar constructiespel
Net als het rollenspel ontstaat het constructiespel uit het manipulerend spelen met voorwerpen. In het manipulerend spel gaat alle aandacht van de kinderen in eerste instantie uit naar de voorwerpen zelf en geleidelijk aan ook en steeds meer naar wat mensen met die voorwerpen doen. Het manipulerend spel van heel jonge kinderen staat dus aan de basis van het constructiespel. Het manipulerend spel gaat soepel over in het manipuleren met een doel: van dozen een trein maken, van zand een zandkasteel. De materialen worden gevormd en bewerkt tot ze lijken op wat het kind wil uitbeelden.
Eric bouwt met blokken een kathedraal. Eric: ‘We hebben geen goede blokken voor de punt van de toren. Ik laat papa ze wel zagen. Willem draagt allerlei blokken aan. Zelfs de logiblokken worden erbij gehaald, maar Eric is niet tevreden. Dan komt Tille: ‘We kunnen van karton een punt knippen.’ Prima! De eerste punt is nog te klein, hij moet groter en hoger. De juf helpt. Ze legt een blok op het papier en tekent van daaruit een driehoek. Eén is niet genoeg vinden de kinderen, je kijkt dan tegen een lelijke kant aan. Maar hoe krijg je precies dezelfde driehoek? Tille zegt: ‘Gewoon omtrekken.’ (Janssen-Vos, 2006, p. 130).
Het spel met klei krijgt impulsen in de richting van doelgericht producten maken als er hulpmiddelen en ideeën aan worden toegevoegd. Bv. Met stukjes plastic, veertjes en schelpen iets moois maken.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 20 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
5.
Oefeningen ‘Spel’
Oefening 1: spelen in de kleuterklas Som een 10-tal diverse momenten op waarbij kleuters spelen. Maak dit telkens zo concreet mogelijk (wat doen kleuters, met welk materiaal, met wie,...)?
Kan je alles wat kleuters in de kleuterklas doen spelen noemen? Argumenteer en geef voorbeelden.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 21 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 2: Orden de onderstaande activiteiten. Nummer ze van wat jij het meest spelen vindt naar wat jij het minst spelen vindt.
Activiteiten in de kleuterklas
1. Wat is volgens jou het ‘meeste’ spelen wat het minste? Leg uit.
2. Rangschik/ nummer van wat jij het meest spelen vindt naar wat jij het minst spelen vindt. Noteer er ook steeds bij waarom. •
De 5-jarige kls. maken taartjes met de plasticine – de k.o. gaf deze opdracht binnen het B.C. ‘de bakker’.
•
Enkele
kls.
spelen
op
de
automat. •
De k.o. en de kls. spelen een gezelschapsspel.
•
Liene puzzelt.
•
Joren speelt aan de zandtafel.
•
De k.o.
speelt
kringspelletjes
met de klasgroep.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 22 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 3: Waarom spelen kleuters? Lees daarvoor o.a. het verhaal van Jip en Janneke ‘Brandweertje spelen’ in bijlage. Waarom is het belangrijk dat Jip en Janneke worden aangemoedigd om brandweertje te spelen?
Oefening 4: Welke ervaringen verwerven kleuters wanneer ze: Selecteer telkens 2 dominante ontwikkelingsaspecten en concretisaties. - blokken stapelen
- een zandkasteel bouwen
- een prentenboek rond ‘avontuur’ bekijken
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 23 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 5: Geef een 3-tal voorbeelden waarin het duidelijk wordt dat kinderen ervaringen verwerken tijdens het spelen in een hoek.
Oefening 6: Welke soort spelactiviteit herken je in de onderstaande beschrijvingen? Zijn deze kleuters volgens jou ‘goed’ aan het spelen? Leg uit.
A. Wilco staat bij de kookplaat. Hij heeft een schort voor en roert in een pan. ‘Mmmm… de soep wordt lekker. Hier baby, eet maar een bordje soep.’ Met een bordje loopt hij naar het matras waar Kaat op ligt. ‘Nee, ik ben ziek, er moet een dokter komen’, zegt ze, en Kaat draait zich om. Wilco loopt met zijn bordje naar Aisha, die net haar haar gekamd heeft voor de speigel en nu is begonnen met strijken. ‘Hier lekkere soep, roept Wilco. Aisha reageert niet en strijkt gewoon verder. Wilco loopt terug naar de kookplaat, doet zijn short af en gaat naar Arjes, die met de hoorn van de telefoon in zijn hand bij het tafeltje staat. ‘Wie bel je?’, vraagt Wilco. ‘Niemand’ zegt Jelle, terwijl hij steeds de schijf van de telefoon draait. ‘Je kunt mij bellen en zeggen dat je wilt komen eten, oppert Wilco. ‘Dat doe ik niet’, antwoordt Jelle.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 24 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
B. Zie bijlage: Jip en Janneke spelen brandweertje
Oefening 7: De juf werkt in het thema ‘brandweer’. Toon aan dat er in bouwhoek verschillende soorten spelactiviteiten kunnen plaatsvinden. Selecteer voor elk van hen 2 dominante ontwikkelingsaspecten en concretisaties. •
Bouwhoek: bewegings- en manipulerend spel
•
Bouwhoek: constructiespel
•
Bouwhoek: rollenspel
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 25 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 2: HOEKEN IN DE KLEUTERKLAS 1.
Waar komt het werken in hoeken nu eigenlijk vandaan?
Het werken in hoeken is niet nieuw, maar de betekenis ervan wijzigde de laatste decennia enorm. Een eerste tendens die we opmerken betreft de groei van het aantal en soorten hoeken in de kleuterklas. Onder invloed van Fröbel en Montessori ontstond de bouwhoek in de kleuterklas. Fröbel introduceerde het werken met de kleine blokken. Hiermee oefenden de kleuters hun fijne motoriek, maar nog niet hun grove motoriek. Doordat de kinderen in kleine bankjes naast elkaar werkten, was er geen ruimte voor grote bouwwerken. Intussen was Montessori in het Nederlandse onderwijs ook bekend geworden. Montessori werkte met grote materialen op kleedjes op de grond. Ze gaf de kleuters eigen, op maat gemaakte, stoelen en tafels; de kleuters mochten
zich
ook
door
het
gehele
lokaal
vrij
bewegen.
In
het
'gewone'
kleuteronderwijs vond men het een goede zaak om kinderen te laten experimenteren met grote blokken. Op die manier werd immers de ontwikkeling van de grove motoriek gestimuleerd. Aangezien die grote blokken niet op een tafeltje pasten, ontstond zo in een hoek van het lokaal, op een kleed, de bouwhoek.
Rond 1955 ontstond vervolgens de tweede hoek in de kleuterschool: de poppenhoek. In deze hoek stond de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kleuter centraal. Lange tijd zijn de bouwhoek en de poppenhoek de enige hoeken in de kleuterschool geweest. In de jaren zeventig begon men meer en meer hoeken (zoals o.a. de leeshoek, de luisterhoek,…) in te richten waarin kinderen soms aan de hand van zeer gerichte opdrachten, maar vaak ook volledig vrij, konden werken.
De laatste jaren is de belangstelling voor het 'herinrichten' van de hoeken toegenomen. De traditionele poppenhoek is huishoek geworden. Ook komen er meerdere hoeken bij. Zo wordt er ook al eens een hoek opgebouwd die gericht is op natuurobservaties en het ontdekken van allerlei materialen (ontdekhoek). Of komt er computerhoek en multimediahoek in de klas. Daarnaast worden de bestaande hoeken ook steeds rijker ingevuld en bieden ze meer spelmogelijkheden. Zo wordt er tegenwoordig al meer aandacht besteed aan de inrichting van de boekenhoek (i.p.v. een bak met boeken).
Een tweede tendens betreft het belang dat gehecht wordt aan het werken in hoeken.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 26 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Vroeger werden de klassikale activiteiten en het sterk gestuurde werken aan tafeltjes onder toeziend oog van de kleuteronderwijzer gezien als ‘echte’ leermomenten. Het
spelen
in
hoeken
werd
toen
eerder
als
vrijetijdsbesteding
beschouwd.
Tegenwoordig is het duidelijk dat het spelen in hoeken ontzettend belangrijk is. Kinderen ontwikkelen zich omdat ze deel willen uitmaken van de echte (grote mensen)wereld. De wereld is zo interessant voor hen dat ze alles in het werk stellen om mee te doen. We moeten er dus voor zorgen dat die echte, interessante wereld ook beschikbaar voor hen is. Dit kan op twee manieren. Enerzijds kunnen we met kinderen de wereld ingaan (exploratie). Anderzijds kunnen we de wereld in de school/klas binnenhalen.
De
hoeken
in
de
kleuterklas
zijn
daarbij
erg
belangrijk.
Als
kleuteronderwijzer moeten we ervoor zorgen dat wij hoeken uitbouwen tot krachtige leeromgevingen waarin kinderen een stukje wereld kunnen verkennen.
2.
Definitie van een hoek
“Een hoek is een duidelijk herkenbare zone die wordt gereserveerd voor een welbepaald type van activiteit en waarbij het nodige materiaal direct toegankelijk is voor kinderen”. (Uit: Ervaringsgericht werken met kleuters in het basisonderwijs)
Aan het werken in hoeken ligt een organisatorisch principe ten grondslag: de kinderen hebben een gemakkelijk overzicht over mogelijke activiteiten. Daarnaast ligt aan hoekenwerk een onderwijskundig principe ten grondslag: de hoeken en hun inrichting stellen kinderen in staat eigen plannen te ontwikkelen en uit te voeren. De indeling van de klas in hoeken zorgt ervoor dat er tegelijkertijd op verschillende plaatsen in de kleuterklas een grote verscheidenheid aan activiteiten mogelijk is.
Een ‘hoek’ is dus niet letterlijk een hoek, maar een speel- of werkplek. Een klas heeft meestal slechts vier echte hoeken, maar een rijk ingerichte klas heeft heel wat meer speel- en werkplekken.
De afbakening van de hoek kan op verschillende manieren: een mat kan de zone afbakenen, een rij opbergbakken met materiaal, een gordijn van touwen, een wand, een kast, een boekenrek, …. Uit deze definitie concluderen we dat de term ‘hoek’ ruim moet bekeken worden. Speelhoeken kunne dus ook tafels, matten, badjes,… zijn (bv. automat, ballenbad, speelhuis, watertafel,…).
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 27 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.
Het belang van hoeken in de kleuterklas
Hoeken zijn geen doel op zich, maar een middel om een krachtige leeromgeving te creëren:
Hoeken maken de ruimte overzichtelijk. Ze structureren en ordenen de ruimte zodat de kleuters een duidelijk overzicht krijgen van de aanwezige keuzemogelijkheden. Ze kiezen voor die hoek die hen op dat moment het meest uitdaagt. De interesse, de indeling en inrichting van de hoeken biedt dan weer kansen voor betrokkenheid. Het spelen in hoeken biedt de gelegenheid om tegemoet te komen aan grote individuele verschillen tussen de kinderen. Hoekenwerk maakt het immers mogelijk om rekening te houden met de ontwikkeling en de mogelijkheden van ieder individueel kind. Ze krijgen immers kansen om in hun eigen tempo en op hun eigen niveau te spelen en werken.
Door te werken met hoeken leren kinderen meer en meer zelfstandig bezig te zijn. Ze krijgen de kans om zelfstandig te exploreren, initiatief te nemen en op een creatieve wijze problemen op te lossen. Dit komt zeker de spelvreugde en motivatie van de kinderen ten goede. Hierdoor gaan ze ook meer een verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelen voor het eigen functioneren.
Het spelen in hoeken maakt een intensief contact tussen kleuters mogelijk. Er ontstaat een meer persoonlijk contact tussen de kinderen onderling en tussen de kinderen en de leerkracht. Kinderen leren bijvoorbeeld aan elkaar hulp vragen of ze leren een andere kleuter te helpen. Het spelen in hoeken biedt zowel mogelijkheden om samen te werken en spelen als om alleen te werken.
Daarnaast wordt tijdens het spelen in hoeken de taalvaardigheid van de kleuters gestimuleerd. Ze leren om hun ervaringen, ideeën en problemen onder woorden te brengen. Ze overleggen regelmatig met elkaar over datgene waarmee ze bezig zijn. Hierdoor leren ze ook luisteren naar elkaar en elkaar aan te vullen.
Door te werken in hoeken kan de diversiteit in het spel doen toenemen. Door de verschillende hoeken kunnen kinderen gemakkelijker gestimuleerd worden tot een spelsoort waarvoor ze anders niet gekozen zouden hebben. Een kind dat nooit eens
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 28 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
bouwt of iets in elkaar zet, kan in de bouwhoek (door het aanwezige materiaal of door andere kleuters bezig te zien) misschien op ideeën gebracht worden.
Het spelen in hoeken maakt het mogelijk dat de echte wereld, die kinderen zo interessant vinden, in de klas komt. Herkenbare en interessante thema’s uit de buitenwereld en het samenhangende geheel aan spelmateriaal per hoek verhogen de motivatie en de betrokkenheid tijdens het spel. Voorbeelden zijn: winkels, postkantoor, boeken maken, feesten, eten en drinken, ziek zijn en beter worden, ...
Ten
slotte
biedt
het
werken
in
hoeken
ook
rijke
observatiekansen
voor
de
kleuteronderwijzer. Doordat kleuters zelfstandig experimenteren in de hoeken kan de kleuteronderwijzer het functioneren van de verschillende kleuters nagaan. Hij krijgt een goed zicht op de interesse van elke individuele kleuter, wat hij al goed kan, waar hij het nog moeilijk mee heeft, de wijze waarop de kleuter in interactie gaat met andere kleuters, de manier waarop hij naar oplossingen zoekt, …. Op basis van de bekomen informatie kan de kleuteronderwijzer dan het aanbod van materialen en activiteiten aanpassen indien nodig om op die manier nog beter te kunnen inspelen op noden en interesses van de verschillende kleuters.
4.
De inrichting en uitrusting van de hoeken
Elk kind ontwikkelt zich spontaan, maar uitgroeien tot een rijke persoonlijkheid is veel meer dan dit spontane proces. In goed kleuteronderwijs willen we er alles aan doen om tot fundamenteel leren te komen. We willen dat leerprocessen aanleiding geven tot ingrijpende veranderingen in de manier waarop kleuters met hun omgeving omgaan (zie gelaagdheid van de persoon, ontwikkelingsplan). Wat zorgt er nu voor dat kleuters ten volle leren, dat ze groeien en worden? Een rijk milieu dat prikkelt tot verkennen, tot handelen, tot aftasten en ontdekken, tot beschrijven en vergelijken, … Het moet een plek zijn vol verrassingen, een plek waar iets te beleven val, te exploreren, waar iets avontuurlijks te proeven is (Laevers & Depondt, 2004). Een tweede belangrijk aspect: kinderen moeten betrokken bezig kunnen zijn in dat milieu: gedreven, voluit, met plezier spelen en exploreren. Tenslotte is ook het welbevinden erg belangrijk. Kleuters die er zich veilig voelen en zichzelf kunnen zijn,
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 29 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
zijn open en ontvankelijk voor wat er op hen afkomt (zie betrokkenheid en welbevinden, module de kleuter).
In kwaliteitsvol onderwijs stem je je aanbod zo goed mogelijk af op de noden van de kinderen. Dat betekent dat je werk maakt van een leer- en leeromgeving die zorgt voor veiligheid en voldoende exploratiedrang om de kleuters te prikkelen. Enerzijds is een doordachte schikking van de hoeken (inrichting) belangrijk. Anderzijds zorgt een rijke invulling van de hoeken (uitrusting) ervoor dat kinderen tot intens spel komen.
4.1
De inrichting van de klas
In de kleuterklas weerspiegelen de inrichting van de hoeken en de materialen die je er aantreft, wat je daar met de kinderen wilt ondernemen en hoe je van plan bent er met hen te werken. De klasinrichting zegt dus iets over de visie van de kleuteronderwijzer op goed onderwijs, het bepaalt mee wat je al dan niet in je klas doet. Het is dan ook belangrijk hier goed over na te denken.
Belangrijke aandachtspunten bij het inrichten van hoeken betreft de schikking in de klas en de beslotenheid van de hoeken. Het schikken van de hoeken mag niet willekeurig gebeuren. Sommige hoeken passen goed bij elkaar en kunnen elkaar aanvullen, andere hoeken storen elkaar. Een luidruchtige hoek mag bijvoorbeeld niet naast een rustige hoek geplaatst worden. Zo kan een zand- of watertafel dicht bij een knutselhoek kinderen ertoe uitnodigen boten te maken voor in het water.
Doordat de
hoeken duidelijk van elkaar gescheiden zijn, kunnen de kinderen zich op hun eigen spel concentreren. Het is bijvoorbeeld nodig dat de boekenhoek afgesloten is van de huishoek.
Ook veiligheid is belangrijk. We verwijzen hiervoor naar de cursus van WO. In een goed ingerichte leeromgeving zoeken we naar een verantwoord evenwicht tussen veiligheid en spanning of avontuur.
De klasinrichting moet mee-groeien met de kleuters. De behoeften, mogelijkheden, interesses van de kleuters wisselen immers voortdurend. Vanuit observaties worden hoeken regelmatig aangepast. Kiezen voor verplaatsbaar materiaal stimuleert een inrichting die inspeelt op de noden van de kleuters (wieltjes, licht, demonteerbaar, opplooibaar).
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 30 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Daarnaast is het belangrijk stil te staan bij de zichtbaarheid en toegankelijkheid van de materialen in een hoek. Hou er bij het inrichten van de hoeken rekening mee dat de materialen die voor kleuters bestemd zijn – lijm, papier, constructiemateriaal, droogrek voor schilderwerkjes …- zoveel als mogelijk voor hen toegankelijk en bereikbaar moeten zijn (kleuterhoogte, open rekken en kasten, materialen steeds op dezelfde plaats leggen,…). Je eigen materiaal kan je hogerop opbergen. Voorzie ook een plek waar kinderen hun werkstukken zelfstandig kunnen opbergen. Voorzie lades, speelgoedbakken of koffers van een label. Zodoende ziet de kleuter wat erin zit. Gebruik hiervoor foto’s, afbeeldingen, picto’s, kleurcodes,… afhankelijk van de leeftijd van de kleuters. Tenslotte is het aangeraden om bepaalde materialen (bv. puzzels en ontwikkelingsmaterialen) te ordenen qua moeilijkheidsgraad.
Om ervoor te zorgen dat de kinderen optimaal van het spel kunnen genieten, maken we vooraf enkele afspraken. Deze kunnen verschillen per leeftijdsgroep en naargelang de noden of omstandigheden: -
Meestal zal het aantal kleuters in de hoek beperkt moeten worden. Het maximum aantal kleuters dat in een hoek mag, kan je op verschillende manieren duidelijk maken: keuzebord, armbandjes, …
-
Op welke tijdstippen mogen de kleuters in de hoek? Zijn ze altijd open? Maak duidelijk zichtbaar wanneer een hoek open/gesloten is (met kleurenpictogram, verbodsteken,…).
-
Opruimen na het spelen in de hoek en zeker bij het einde van de schooldag is een noodzaak in elke kleuterklas. Het is nuttig om deze afspraken vast te leggen en visueel voor te stellen door middel van een voorwerp, foto, tekening of pictogram. Naarmate de kleuters ouder worden,
betrekken
we
ze
er
meer
bij
om
hun
zin
voor
orde,
zelfredzaamheid en verantwoordelijkheid op te voeren.
4.2
De uitrusting van de hoeken
In een rijke speelomgeving is vanzelfsprekend veel aantrekkelijk en uitdagend materiaal te vinden. De aanwezige materialen moeten voldoende ondersteuning bieden en kansen scheppen om het spel (handelingen/activiteiten) van de kleuters zo rijk en intens mogelijk te maken. Toch is niet alleen de hoeveelheid bepalend voor de kwaliteit. Te veel materiaal kan een belemmering zijn (bv. een zandtafel die vol ligt met materialen), maar
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 31 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
te weinig ook. Klassen waarin kinderen steeds voor dezelfde activiteit kiezen en waar activiteiten zelden tot echte betrokkenheid leiden, bieden duidelijk te weinig uitdaging. De rijkdom van ons materialenaanbod moeten we niet alleen zoeken in de hoeveelheid.
Voor de uitrusting van de hoeken, kunnen we een aantal criteria formuleren:
1) Materialen dienen in balans te zijn met elkaar. Als kleuteronderwijzer moet je nagaan welke spullen kinderen nodig hebben om hun spel te kunnen spelen. De verschillende materialen moeten elkaar aanvullen, waardoor spelideeën mogelijk worden. Als kleuteronderwijzer bedenk je welke activiteiten mogelijk zijn in de hoek en welke materialen je daarvoor nodig hebt. Als je verwacht dat kleuters een toren bouwen, volstaan 5 planken niet. Planken van verschillende groottes, bevestigings –en werkmateriaal zijn dan noodzakelijk. Met water en potjes alleen kan je niet zo heel veel experimentjes uitbouwen. Dan zijn kleuters snel uitgespeeld. Variatie in materialen is noodzakelijk!
Vooraf nadenken over (1) activiteiten, (2) handelingen en (3) materialen kan daarbij helpen: -
Bedenk welk soort spel je op gang wil laten komen en welke specifieke activiteit je verwacht.
-
Vervolgens ga je na welke handelingen daaraan verbonden zijn. Tenslotte kies je materialen die noodzakelijk
en zo de materialen
uitkiezen. Kinderen kunnen deze activiteiten immers alleen uitproberen als de spullen voorhanden zijn.
Vb. in een huishoek kan je telefoneren (activiteit). Bij deze activiteit horen diverse handelingen met daaraan verbonden taal. Zo kan je aan telefoneren de volgende handelingen onderscheiden: het nummer opzoeken in een telefoonboek, de hoorn van de haak nemen, het desbetreffende nummer draaien, wachten tot de ander heeft opgenomen, jezelf bekend maken en een gesprek voeren,… Om te kunnen telefoneren heb je volgende materialen zeker
nodig:
een
telefoonboek,
twee
telefoontoestellen
of
gsm’s,
een
notitieboekje,…
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 32 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Vb. in een bouwhoek kan je kastelen bouwen (activiteit). Bij deze activiteit horen diverse handelingen, die verschillende materialen behoeven (voldoende aantal blokken, verschillende afmetingen van blokken, prenten van kastelen, een stevige ondergrond, voldoende ruimte, attributen zoals ridders, vlaggen, paarden,…
Wil je een hoek verrijken, noteer dan eerst een reeks handelingen die in de hoek aan bod kunnen komen. Noteer nadien welk materialen je hiervoor nodig hebt.
2) De materialen moeten structuurrijk zijn. Er moeten materialen aanwezig zijn die kinderen op verschillende manieren en binnen verschillende spelideeën kunnen gebruiken. De kleuters geven dan zelf betekenis aan die materialen.
Vb. knopen kunnen munten, voer voor de hond, ingrediënten voor de soep, nieuwe knopen voor de jas,…
3) De materialen moeten uitnodigen tot verdieping van ideeën, samenspel en taal. Vb. Spel in de huishoek zal aanknopingspunten moeten bieden voor verdere verdieping van ideeën. Om het spel in de huishoek rijker te maken worden een aantal materialen toegevoegd (krant, tv-gids om tv-programma’s uit te kiezen, een boodschappenlijstje, een kookwekker, recept,…) waardoor kleuters meer in interactie gaan met elkaar over realistische en functionele situaties.
Vb. in de bouwhoek start je me constructiemateriaal. Na het eerder exploreren voeg je papier, meetlat en potloden toe, zodat kleuters plannen kunnen maken en lezen. .
4) De materialen zijn een afspiegeling van de cultuur De klasinrichting weerspiegelt de sociaal-culturele omgeving. Dat betekent dat kinderen er dingen vinden die ze in hun omgeving ook tegenkomen. Zo staat er thuis in hun huiskamer ongetwijfeld een televisie en plaatsen we deze ook in de huishoek. Die herkenbaarheid stelt kinderen in staat om dat wat ze mensen in hun omgeving zien doen in hun spelactiviteiten een plaats te geven. Zo leren ze
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 33 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
stapsgewijs steeds beter deel te nemen aan het sociaal-culturele leven. Soms zijn materialen al vrij oud. We moeten ons afvragen hoe herkenbaar die zijn voor kinderen. Materiaal is ongeschikt als kinderen de voorwerpen in hun leefwereld nergens tegenkomen. Een telefoon met draaischijf is niet meer gekend door kleuters, een gsm of iphone daarentegen … De kleuteronderwijzer zal er wel op toezien dat die leefwereld zich steeds uitbreidt. Als Robbe niet blijkt te weten wat een viool of waterpasser is, kan het uitnodigen van een muzikant of bouwvakker dit gemis misschien aanvullen.
Een goed ingericht hoek weerspiegelt de diversiteit aan culturele achtergronden van de kinderen. Als we over het BC Bakker werken en kinderen blijken thuis baklava te eten, dan bakken we op school niet alleen taarten, maar ook baklava. In de huishoek vinden we poppen in allerlei kleuren en is eer een tajinepot. In de winkel kan je rijst, aardappelen of couscous kopen. Als kennis en materialen over culturele achtergronden ons ontbreekt, dan vraag je kleuters om zelf geschikte spullen mee te brengen of betrek je ouders bij het uitwerken van je hoek.
5.
Permanente en tijdelijke hoeken
Op vele scholen blijven de meeste ingerichte hoeken het hele jaar door aanwezig. Natuurlijk wordt in deze hoeken het materiaal wel regelmatig vervangen. Voorbeelden van veel voorkomende permanente hoeken: de bouwhoek, de zand- en watertafel, de huishoek, de winkel, de onthaalhoek, de schilderhoek, de boekenhoek, ...
Het is echter ook het overwegen waard om een aantal tijdelijke of wisselende hoeken in te richten. Deze hoeken kunnen naast de permanente hoeken in de klas komen of een permanente hoek kan op die manier ingevuld worden dat het voor een korte periode een tijdelijke hoek wordt. De tijd dat een tijdelijke hoek blijft, hangt af van de duur van het onderwerp (belangstellingscentrum) en de motivatie van de kinderen. Voorbeelden van tijdelijke hoeken: de piratenhoek, de fotograaf, de kappershoek, het postkantoor, het ziekenhuis, ...
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 34 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
6.
Voorbeelden van hoeken4
Het aantal hoeken is ‘eindeloos’. We bekijken hier een aantal hoeken van naderbij. De eerste soort hoeken komen bijna in elke kleuterklas voor, we noemen ze basishoeken. Daarnaast zijn er hoeken die soms tijdelijk in de klas aangeboden worden al naargelang het belangstellingscentrum en de noden van de kleuters.
Veel voorkomende hoeken
De huishoek
In de huishoek nemen de kleuters een rol aan waarbij ze personen, handelingen en gebeurtenissen imiteren. Centraal staat het rollenspel. Hun eigen leven en alles wat daarin gebeurt is een inspiratiebron voor dit ‘grotemensengedrag’. Kinderen doen alsof ze aan het koken zijn en imiteren de handelingen die ze thuis hebben gezien. Ze roeren, vullen, legen, gieten, schudden, mixen, rollen deeg, vouwen, ritsen, knopen, borstelen, trekken kleren aan en weer uit. Ze doen alsof ze een pop of knuffeldier te eten geven. Om deze activiteiten te stimuleren kan er bijvoorbeeld een slaapkamer, een huiskamer, een badkamer of een keuken ingericht worden. Het spel in de huishoek wordt ook rijker als het in verbinding kan staan met andere spelactiviteiten zoals bijvoorbeeld het winkelen, met de bus meegaan, uit logeren,…
Vroeger werd de huishoek ook wel poppenhoek genoemd. Het gaat hier niet alleen om een naamswijziging, want de huishoek heeft ook een ander invulling gekregen dan de vroegere poppenhoek.
In deze hoek gaat het immers niet zozeer om het spel met
poppen, maar om herkenning van het echte leven.
Het spelen in de huishoek geeft kansen aan verschillende ontwikkelingsdomeinen: op het vlak van motoriek, sociaal- emotionele ontwikkeling, taal, denkontwikkeling, positieve ingesteldheid, …
In de huishoek kan je een rijke waaier van materialen aantreffen. Echte en bijna echte huishoudspullen hebben een grotere aantrekkingskracht op de kleuters dan de
4
Zie ontwikkelingsplan p 119-121
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 35 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
speelgoedversies. Echte materialen verwijzen naar de wereld van de volwassenen die zij willen imiteren. Ze zorgen ervoor dat de kleuters het ook helemaal echt willen spelen.
Materialen Servies, bestek, aanrecht, fornuis, koelkast, pannen, potten, vormpjes voor koekjes, deegrol, blikken, handdoeken, servetten, ingrediënten, … Glazen
en
andere
breekbare
spullen
kun
je
beter
vermijden
bij
de
jongere
leeftijdsgroepen. De oudste kleuters kan je al voorzichtig leren omgaan met breekbare attributen. Poppen,
knuffelbeesten,
poppenbedjes,
poppendekentjes,
buggy’s,
draagzakken,
rammelaars, slabbetjes, zuigflessen, luiers, babykleertjes, kinderstoel, bezem, stoffer en blik, broodrooster, klokken, spiegel, twee telefoontoestellen, notitieboekje, telefoonboek, trapladder, ... Stoelen, dekens, lakens, kussen, foto’s van de kinderen en hun familie, dingen aan de muur, planten, gieter, ... Kookboeken, recepten met een plaatje, kruidenkalender, potlood en pen (als kinderen dingen willen noteren), ...
Omdat we bij kleuters uitgaan van herkenbare situaties, is het belangrijk om ook voor kleuters met een andere culturele achtergrond te zorgen voor herkenbare elementen in de huishoek, bv. een zithoekje met kussens, een theepot, verschillende kruidenpotjes,…
De winkelhoek Een andere permanente hoek waarin het rollenspel een plaats krijgt is de winkelhoek. In deze hoek komt eveneens het echte leven aan bod: kopen en verkopen, geld tellen, wisselgeld teruggeven, prijskaartjes maken, goederen ordenen, inpakken, … . Kinderen doen alsof ze aan het winkelen zijn en imiteren de handelingen die ze in het echte leven hebben gezien. De winkelhoek biedt gelegenheid de sociaal – culturele werkelijkheid een plaats te geven. In deze hoek krijgen kinderen kansen om samen te spelen.
De winkel- en huishoek hebben elkaar vaak nodig. In de huishoek liggen een boodschappentas, pen en papier, boodschappenlijstje,.. Kinderen nemen hun aankopen mee naar de huishoek, passen er nieuwe kleding, geven de pilletjes aan de zieke of koken er rijst die ze in de winkel kochten. Een winkel heeft een naam en een logo. Deze kan gemaakt worden in de beeldende hoek. Ook kunnen spullen die kleuters zelf maakten in hun winkel verkopen (bv. taartjes van klei, papieren bloempjes,…).
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 36 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Materialen Deurbel, telefoon, kassa, speelgeld, geldbeugel, bankkaart, klantenkaart, weegschaal, prijsetiketjes, plastic zakken, handtas, eierdozen, fruit, groenten, vlees, vis, brood, gebak, plastic flessen, kartonnen dozen, winkelmand, …
De zand- en watertafel
Zand en water hebben een enorme aantrekkingskracht op kinderen. De zand- en watertafel is dan ook onmisbaar in een kleuterklas. Het materiaal leent zich bij uitstek voor manipulerend spel. Spelen met water en zand nodigt jonge kinderen uit om naar hartelust te manipuleren en experimenteren. Spelen aan de zandtafel betekent: wroeten in het zand, met je handen in de modder, water door hun hand laten lopen, … Spelenderwijze krijgen kinderen besef van natte en droge materialen, van grove en fijne structuren. Al manipulerend verkennen ze de materialen en hun eigenschappen. Maar kinderen kunnen ook planmatig werken met water en zand. Oudere kleuters maken er vaak miniatuurwerelden mee of bedenken echte experimentjes.
Ze kunnen er alleen
spelen, maar ze kunnen ook samenspelen. Kortom, een zand- of watertafel biedt rijke kansen voor explorerend omgaan en inzichten verwerven in eigenschappen van materialen, het zintuiglijk spel om even tot rust te komen, de sociaalvormende vaardigheden bij een gezamenlijke activiteit en de wiskundige begrippen die er handelend worden ervaren en verworven.
Er bestaan echte zand- en watertafels, maar andere oplossingen zijn ook mogelijk. Zo kan je bijvoorbeeld gebruik maken van plastic bakken en teilen of landbouwplastic om op de vloer of op een tafel te leggen en zo een tijdelijke speelruimte te improviseren.
Uiteraard is de beschikbaarheid van aanvullend materiaal een voorwaarde om tot rijk spel te komen.
Materialen om te experimenteren Emmers, plastic bakjes, knijpflessen, maatbekers plastic buizen, zeven, vergieten, trechters, bakvormen, blikken, bestek, spatel, schepjes, troffels, lepels, rietjes, plankjes, … ...
Drijvende materialen Kurken, sponzen, schelpjes, stokjes van ijsjes, takjes, stukjes piepschuim,...
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 37 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Materialen voor rollenspel Rubber poppetjes en dieren, plastic borden, bootjes, autootjes, vrachtwagens, bootjes, zeedieren, ...
Alternatieven voor zand en water Kastanjes, bladeren en dennennaalden, schelpen, stenen, grind, knikkers, sneeuw, (bad)schuim, scheerzeep, ...
Waterbestendige spullen en schoonmaakartikelen Waterdichte kielen, rubber laarzen, handdoeken, sponzen, stoffer en blik, vacuümpompje,…
De bouwhoek De bouwhoek is in bijna elke klas populair. In de bouwhoek bevindt zich allerlei constructiemateriaal. Kinderen genieten ervan om blokken van de plank te pakken, er torens mee te bouwen, ze naast elkaar te leggen, op te stapelen, ze in kartonnen dozen te stoppen, ze er weer uit te kiepen, ermee rond te sjouwen en ze weer netjes op de plank terug te leggen. Wanneer kinderen genoeg tijd gehad hebben om de blokken te onderzoeken, gaan ze ermee bouwen. Ze gaan dan hun eigen wereld vormgeven. Constructiespel is voor de kleuters een erg aantrekkelijke activiteit. Een toren zo hoog mogelijk maken is telkens opnieuw een spannende aangelegenheid. Het vraagt secuur stapelwerk en uiterste concentratie. Omdat de bouwhoek zo populair is bij kinderen, moeten
er
ruim
voldoende
materialen
zijn.
Het construeren en beeldend vormgeven aan voorstellingen en plannen (= bv. een brug, kasteel; garage of pretpark bouwen) is nauw verbonden met het rollenspel of het spelen van een verhaal: De auto’s krijgen een ongeluk en moeten naar de garage. Constructiespel
kan
zeker
uitmonden
in
rollenspel
wanneer
we
naast
het
constructiemateriaal wereldspelmateriaal aanbieden. Auto’s, boten, dieren, …. Nodigen uit tot spelen van verhalen.
Bouwmaterialen Grote en kleine blokken, legoblokken, kartonnen blokken, planken, schoenendozen, melkpakken, stukjes tapijt, karton, lakens, dekens, tenten, dozen, stokjes, schijven van een boom, boomstammetjes, touw, kartonnen kokers voor torens of schoorstenen, stukjes behangpapier, vlag, ...
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 38 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Materialen om uit elkaar te halen en in elkaar te zetten Demonteerbare vrachtwagens van hout of plastic, grote plastic of houten bouwstaven, in elkaar grijpende blokken en planken, in elkaar grijpende schijven en blokken, in elkaar passende treinrails, ...
Wereldspelmaterialen Speelgoeddieren, vliegtuigen, verkeerstekens, vrachtwagens, autootjes, poppetjes, poppenmeubels, boten, treinen, kranen, …
Afbeeldingen Foto’s van interieurs bij de kinderen thuis en van huizen in de buurt, foto’s of tekeningen van bouwsels die de kinderen hebben gemaakt, ...
Gereedschappen Meetlat, rolmeter, waterpas, winkelhaak, liniaal,…
De boekenhoek De boekenhoek nodigt kinderen uit om te lezen en in boeken te kijken. Elk kind moet er iets naar zijn interesse kunnen vinden, daarom is het van belang dat er een gevarieerd boekenaanbod is. Opdat de boekenhoek in de belangstelling zou blijven staan, moeten er ook regelmatig nieuwe boeken ter beschikking gesteld worden.
Materialen Prentenboeken, boeken zonder woorden, boeken met verhalen uit verschillende culturen, boeken met rijmpjes, alfabetboeken, zelfgemaakte boeken, fotoalbums met foto’s van de kinderen en hun omgeving, fotoboeken, kindertijdschriften, boeken die aansluiten bij het BC, kussentjes, knuffel of pop om aan voor te lezen, CD-speler met koptelefoons, ...
De timmerhoek Zie artikel in bijlage 'het verhaal van de timmerhoek’
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 39 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Tijdelijke hoeken
De posthoek Kinderen spelen graag werkelijkheidsgetrouwe dingen na. Wanneer er in de klas gesproken wordt over de postbode of over op vakantie gaan en een kaartje sturen, etc. kan het leuk zijn om een hoek in te richten rond de postbode. Aan de hand van wat de kinderen al weten over het postkantoor kan de hoek ingericht worden.
Materialen Kaarten, brieven, enveloppen, postzegels, pakjes, briefjes geld, muntstukken, dozen, naambordje, kaartjes met ‘open’ en ‘dicht’ op, verkleedkleren, postzak, fiets, plattegrond van de buurt of klas, groot bouwmateriaal voor brievenbussen te maken, weegschaal, huisnummers, telefoon, pen en papier (om iets te noteren), telefoonboek (voor bijvoorbeeld straatnamen), ...
De fotografiehoek Kinderen brengen regelmatig een foto mee naar school en daar een verhaal bij vertellen. Daarover kunnen zeer boeiende gesprekken ontstaan. Zo is de stap naar een fotografiehoek snel gemaakt. Wanneer kinderen eerst een bezoek brengen aan een fotograaf kunnen zij ervaringen opdoen om de hoek in te richten. In de fotografiehoek kunnen kinderen niet alleen in foto’s bekijken en verhalen vertellen, maar ook over de meer technische kant (de werking en de mogelijkheden) van de zaak komen ze meer te weten. Ook kunnen ze zelf foto’s gaan maken.
Materialen Toonbank, foto’s (kleine en grote), negatieven, fototoestellen om mee te spelen, oude fototoestellen
(om
naar
te
kijken),
fotokaders,
filmrolletjes,
fotoboek,
spiegels,
verrekijker, boeken over fotografie, een kijker waardoor alles anders wordt, fotozakjes, een kruk, fototoestel op statief, verkleedkleren, tassen en schoenen, briefjes geld, geldstukken, ...
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 40 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 3: DE HOEK WORDT EEN KRACHTIGE LEEROMGEVING
1.
Inleiding
In het vorige hoofdstuk zagen we dat er meer en meer werk wordt gemaakt van hoeken in de kleuterklas. Het is echter niet zo dat het aanwezig zijn van hoeken betekent dat je vanzelfsprekend een krachtige leeromgeving creëert. Enerzijds moet je als leerkracht de hoeken voldoende rijk maken (=verrijken van hoeken/ rijk klasmilieu). Anderzijds is het begeleiden van kinderen tijdens het spelen noodzakelijk. In dit hoofdstuk focussen we ons op beide aspecten.
2.
2.1
Het verrijken van hoeken: EEN RIJKE HOEK
Waarom hoeken verrijken?
We hebben reeds gezien dat de opvulling van de hoeken niet iets willekeurig is. Er moet immers grondig over nagedacht worden. Bij de invulling van de hoeken moet je als kleuteronderwijzer altijd de kleuters in je klas voor ogen houden. Het is dan ook niet voldoende om één keer werk te maken van de inrichting van de verschillende hoeken. Kleuters raken immers na verloop van tijd verzadigd en ervaren dan nog weinig uitdaging om te exploreren en te experimenteren. De aanwezige materialen dienen mee te groeien met de interesses en noden van de kleuters. Hoeken moet meegroeien met de
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 41 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
kleuters. Verrijken betekent uitbreiden, materialen toevoegen, materialen wegnemen, herschikken, … Soms kunnen kleine ingrepen (bv. een tweede telefoon in de huishoek) nieuw leven in het spel blazen, soms zijn er meerdere aanpassingen nodig om tot een krachtige leeromgeving te komen. Niet de kwantiteit maar de kwaliteit telt!
2.2
Observeren
Om te bepalen hoe je een hoek kan / moet verrijken, vertrek je vanuit observatie. Het observeren van (spelende kleuters in) een hoek biedt meestal een schat aan informatie. Door bewust tijd te maken om naar onze kleuters te kijken, mee te spelen en te ontdekken wat hen bezighoudt, wat hen interesseert, wat ze nodig hebben in hun ontwikkeling, kunnen we een aanbod doen dat veel dichter aansluit bij wat ze nodig hebben.
Je merkt dan bv. dat er bepaalde materialen ontbreken, dat een bepaald
materiaal niet gebruikt wordt, dat er te weinig ruimte is, dat er te veel materialen liggen,…
Niet alleen het observeren van (spel in) hoeken, maar ook het observeren van kleuters op zich helpt je om hoeken te verrijken. Een kleuter vertelt dat hij gisteren met oma gedweild heeft. Andere kleuters pikken daarop in. Je merkt dat enkele kleuters heel enthousiast zijn over dit onderwerp. OF In je klas merkt je dat kleuters veel bewegingsbehoefte hebben. Ze zijn erg actief en leven zich erg uit tijdens de bewegingsmomenten. Je besluit daarom een bewegingshoek met pittenzakken en dozen in te richten.
2.3
Verrijken vanuit drie invalshoeken
Een hoek kan uitgebouwd en verrijkt worden op drie manieren. Een hoek kan namelijk verrijkt worden met betrekking tot:
-
het belangstellingscentrum
Vb. Kobe is ziek deze week. De kinderen vertellen voortdurend over de momenten dat zij zelf erg ziek waren. Zo kom ik tot het idee om de winkel te verrijken met medicijnen, verbanden, pilletjes,…. Nu kunnen de kleuters naar de apotheek gaan zodat ze weer beter worden.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 42 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Vb. Tijdens een gesprek met Jeroen kom ik te weten dat hij erg geïnteresseerd is in timmermateriaal. De week nadien richten we in de klas samen een timmerhoek in. Jeroen is er bijna niet van weg te slaan. Hij begint al heel handig te worden met de hamer. Ook slaat de hoek aan bij de andere kleuters.
Vb. In een klas kwam het belangstellingscentrum ‘verhuizen’ aan bod. De kinderen vertellen aan elkaar over hun ervaringen, een verhuizer vertelde over zijn werk,… In de huishoek worden materialen toegevoegd (koffers, dozen, een kar, deurbel, spullen voor het nieuwe huis, huisnummer,…)
Vb. in een klas kwam het belangstellingscentrum ‘open en toe’ aan bod. Mogelijke verrijkingen van de winkel zijn: allerlei potjes/doosjes die open kunnen.
-
ontwikkelingsdomeinen (en –aspecten)
Vb .Door een stappenplan toe te voegen in de huishoek bij het bakken van een cake, tracht ik de denkontwikkeling (63 kennis en ervaringen integreren), de taalontwikkeling (74 visuele boodschappen interpreteren en er gepast op reageren) en de ontwikkeling van de zelfsturing (80 plannen maken) te stimuleren.
Vb. In de timmerhoek voeg ik ook kleinere nagels en vijzen toe zodat de fijne motoriek (motorische ontwikkeling) van de kleuters gestimuleerd wordt.
-
gradatie en differentiatie
Het feitelijke ontwikkelingsniveau van kleuters in een kleuterklas verschilt enorm. Daarom is het belangrijk om op tijd stil te staan en het aanbod af te stemmen op jouw kleuters.
Vb. In de winkel plak ik de prijsticketjes niet op materialen zelf, maar ik maak samen met de kleuters een prijslijst zodat ze zelf kunnen kijken hoeveel het artikel kost.
Vb. “Mieke, 5 jaar, heeft een ontwikkelingsachterstand. Tijdens vrij spel gaat ze meestal enkele hoeken langs. Ze neemt een puzzel, kijkt er eens naar, gaat even
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 43 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
de bouwhoek binnen, maar drentelt na een tijdje rond. De leerkracht gaat in de groep van de 3-jarigen puzzels en grotere blokken halen. Die kennen succes. Het aanbod in de hoeken was voor Mieke gewoon te moeilijk”.
5
Vb. Je hebt gemerkt dat enkele kleuters reeds veters kunnen strikken. Voor die kleuters voeg je aan het aanbod schoenen in de schoenwinkel ook enkele schoenen met veters toe.
2.4
En nog dit…
Durf een klasmilieu te verrijken door het te verarmen. Een krachtige leeromgeving is niet verzekerd door een veelheid aan materialen., maar door een selectief en gevarieerd aanbod. Een te groot aanbod leidt bij kleuters tot vluchtigheid, verminderde concentratie en weinig diepgang. Durf dus je hoek eerst leeg te maken voor je verrijkt. Een nieuw aanbod, hoe beperkt ook, betekent een uitdaging en een stimulans om opnieuw te experimenteren en creatief om te gaan met het materiaal .
Een hoek evolueert interactief, dat wil zeggen dat de kleuter meedenkt -en handelt bij de inrichting ervan: de uitbouw van de dierenspeciaalzaak, de uitbreiding van de verkleedhoek, … De kleuter is dan medebouwheer van zijn klas.
Ook is het aangewezen om het materiaal in de hoek geleidelijk uit te breiden. Kleuters moeten de kans krijgen om de materialen te verkennen. Daarom is het aangewezen om niet meteen alle materialen aan te bieden.
In een hoek kan zowel zelfstandig spel (= ZA) als begeleid spel (= BA) plaatsvinden. Een zelfstandige activiteit in de hoeken wordt niet gepland en gestuurd door de kleuteronderwijzer maar door de kleuters zelf. De kleuters nemen het initiatief en sturen zelf hun spel. Denk maar aan kleuters die spontaan ‘moedertje en vadertje' spelen. Het aanbieden van impulsen (= spelbegeleiding) bij dit eerder ‘zelfstandig’ spelen is (zoals je verder zal lezen) noodzakelijk. Wanneer we het spel van kleuters gaan verrijken en de KO impulsen geeft, spreken we niet meer van een ‘zelfstandige activiteit’ in een hoek, maar van een ‘begeleide activiteit’ (bv. nieuwe winkel inrichten, proefjes uitvoeren in de ontdekhoek, groeiend kunstobject in de beeldende hoek,…).
5
Uit: Laevers, F., & Depondt, L. (2004). Ervaringsgericht werken met kleuters in het basisonderwijs. Leuven: Centrum voor Ervaringsgericht onderwijs.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 44 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.
Het begeleiden van spel in hoeken: SPELIMPULSEN
De kracht van spelen in hoeken staat of valt met de kleuteronderwijzer. Hij/zij is degene die waakt over het welbevinden en betrokkenheid van de kleuters. Hij/zij is degene die het materiaalaanbod verbetert en afstemt op de kleuters. Hij /zij is degene die het verschil maakt in de (kwaliteitsvolle) interactie met de kleuters. Houding en mimiek, de toon waarmee iets gezegd wordt, de woordkeuze, de inhoud van de tussenkomst, een veelzeggende blik, het bijzetten of wegnemen van materiaal, de dialoog, … allemaal stijlkenmerken die een belangrijk effect kunnen hebben op het spel van de kleuters.
3.1
Inleiding
Wanneer kleuters in hoeken spelen kan je interactieve tussenkomsten voorzien die de kleuter stimuleren, ondersteunen en begeleiden. De manier waarop je kinderen begeleidt, is erg bepalend voor de betrokkenheid. Spelen in hoeken is dus veel meer dan alleen maar ‘materialen voorzien’ en ‘laten spelen’. Je kan het spel vooraf bespreken met de kinderen of meespelen indien ze dit wensen. Door bewust af te tasten wat er bij kinderen leeft, wat hen intrigeert, kom je op nieuwe ideeën voor het aanbieden van materialen en het stimuleren van spel. Door de reacties van de kleuters op je materiaal nauwlettend in het oog te houden, krijg je vaak meer dan voldoende inspiratie om weer verder te bouwen. De observatie van kinderen tijdens hun activiteiten in de klas (en daarbuiten!) kan je dus op ideeën brengen voor latere impulsen.
In de kleuterklas van juf Sien heerst een gezellige drukte. Van diverse kansen horen we kindergeluiden en geluiden van materialen die gebruikt worden. Juf Sien is met een van de kinderen aan het meespelen. Her en der ligt wat of zijn er kinderen bezig. De kinderen tonen zich tevreden en betrokken in hun activiteiten. De KO heeft veel materialen en speelgoed, overzichtelijk geordend in kasten en kisten. Maar er is –opzettelijk- ook een ‘rommelkist’. Een kist waarin allerlei spulletjes en materialen door elkaar liggen en kinderen het fijn vinden om daar in te rommelen, die kist leeg te halen en weer in te laden. Martijn (3 jaar) zit in de kist te rommelen, maar na een tijdje groeit dit spel uit naar het gooien van materialen uit de kist. Martijn gooit de spullen alle kanten op. Hij lijkt geen plezier meer te hebben in zijn activiteit van ‘rommelen in de kist’. Het gooien maakt kabaal en kan zelfs bedreigend zijn voor de andere kinderen. De KO gaat naar Martijn toe en heeft de bedoeling om zijn
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 45 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
enthousiasme of verveling (het is niet duidelijk) in banen te leiden en in elk geval te voorkomen dat anderen hinder krijgen van het gegooi van Martijn. Toch verbiedt de KO dit gooien niet, maar praat met Martijn en legt hem uit waarom ze dit niet fijn vinden. Ze haalt een andere kist en begint Martijn te helpen met het leegmaken van de kist. Ze doet voor dat de spulletjes ook in de andere kist ‘gegooid’ kunnen worden. Daar ziet Martijn wel wat in en hij zet zijn spel voort: dingen van de ene kist in de andere gooien. De KO verdwijnt weer even en neemt notie van zijn gedrag. Martijn heeft zichtbaar plezier in het spel. Als alles in de andere kist zit, is hij het beu6.
Wat gebeurt hier? Op het moment dat het spel van Martijn weg glijdt in een vorm van ongewenste, niet-betrokken activiteit, neemt de KO de tijd voor Martijn en gaat al spelend het spel vernieuwen door een nieuwe impuls te geven. Martijn accepteert dit en pakt het op. De inbreng van de volwassene heeft het spel niet verstoord, maar alleen verrijkt. Hij had wellicht behoefte aan meer uitdaging. Met haar inbreng en het voordoen van een nieuwe variant heeft de KO Martijn een nieuw zetje in de rug gegeven van een nieuw soort spel. Ze verdwijnt nadien uit het spel en observeert. Wanneer het spel terug stilvalt, kan ze een nieuwe impuls geven. Misschien is hij toe aan het spelen van een rol (bv. ‘kistenvuller’ ). Een zeker mate van vrijheid is belangrijk voor het spelen. Maar aan de andere kant groeit ook het inzicht, dat de deelname van de volwassene aan het spel van onmisbare waarde is voor het waarborgen van de opvoedende functie van het spel.
Leerkrachten kunnen het spel van kinderen dus verrijken door hun kennis over de wereld in te brengen, maar het vraagt een speciaal soort vaardigheid om dat zo te doen dat kinderen die inmenging niet als storend ervaren. Als kinderen bv. Aan het spelen zijn dat ze op vakantie gaan en de leerkracht komt vragen ‘Vertel eens wat jullie aan het spelen zijn?’ Dan ervaren de kinderen haar inbreng misschien als storend. Zou ze gezegd hebben: ‘Jullie gaan op vakantie? Naar Turkije? Dat is ver!. Wanneer zijn jullie weer terug? ‘ dan had die inmenging het spelverloop waarschijnlijk ondersteund. Zo zou je ook het spel van kinderen verstoren als je aan kinderen die met een vrachtwagen spelen vraagt om de kleuteren te benoemen of de wielen van de auto te tellen. Spelbegeleiding is vooral meespelen en meedenken met kinderen.
6
Naar Van Oers, B (2005). Spelen in de 21e eeuw. In De wereld van het jonge kind, 292-296 jaargang 23 juni 2005 Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 46 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.2.
Spelimpulsen
Zoals
reeds
aangehaald
hebben
kleuters
naast
de
aanwezige
materialen
ook
ondersteuning en impulsen nodig van de kleuteronderwijzer (en ook van andere kinderen) om tot echt rijk en intens spel te komen in hoeken. De rol van de kleuteronderwijzer is zowel belangrijk bij de voorbereiding en start van de activiteiten, tijdens de activiteit zelf, als bij het terugkijken na afloop van het spel. We kunnen daarom een onderscheid maken tussen 3 momenten waarop impulsen worden gegeven.
3.2.1 Mogelijke spelimpulsen bij de voorbereiding en start van het spel
-
Organisatie en inrichting Als kleuteronderwijzer kan je met de inrichting van de ruimte en de materialen ervoor zorgen dat kleuters met bepaalde spelactiviteiten in contact komen. Afhankelijk van het belangstellingscentrum en het soort spel dat je wilt stimuleren, kies je voor bepaalde materialen die de interesse van de kinderen trekken. We verwijzen hier naar het hoofdstuk ‘hoeken in de kleuterklas’, waarin we aangaven dat de inrichting en de uitrusting van een hoek belangrijk zijn. In de cursus ' dramatische impulsen in hoeken' van godsdienst krijg je meer informatie over het belang van ‘organisatie en inrichting’ voor rollenspel en dramaspel'.
Vb. Als je rollenspel bij de kleuters wil stimuleren in het BC ‘ziekenhuis’ kunnen dokterskleren, een schort, een bank, voorschriften, thermometer,… de kinderen een eind op weg zetten.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 47 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
-
Motiveren / oriënteren
Je kan kleuters stimuleren en motiveren (bijv. aan de hand van verhalen, een praatplaat, een gesprek,…) voor een spel(thema). Wanneer kleuters gemotiveerd zijn voor het BC of een hoek is de kans groot dat die kinderen ook tot spel komen. Hierbij kan het zinvol zijn om de spelmogelijkheden voor de kleuters duidelijk te maken (door uitleg, tonen, voorspelen,…), zodat kleuters weten wat ze in de hoek kunnen doen.
Meer concreet: Na het opdoen van ervaringen of indrukken (de impressiefase/ervaringen verwerven) wordt een mens op één of andere manier gedreven om op die ervaringen terug te komen (de expressie-fase/ervaringen verwerken) door ze opnieuw te beleven, erover te denken, ze te vertellen, te schilderen of uit te
spelen.
Het
spreekt
vanzelf
dat
alleen
intense
ervaringen
tot
een
expressiemoment leiden. In rollenspel bv. gaan kleuters op hun manier opgedane ervaringen verwerken, er echt bezit van nemen door ze met stukjes en hapjes opnieuw door te maken. In de realiteit zien we dat vele inspanningen om het (rollen)spel intenser te maken beperkt blijven tot de expressie-kant. Vaak loont het de moeite om ook de impressie-kant te versterken. Dat is wat de volgende k.o. doet met een excursie naar een winkel in de buurt.
De k.o. bedacht vooraf wat voor een soort winkel geschikt zou zijn om te bezoeken en daarna na te maken in de klas. Het wordt een kledingszaak. Ze is eerst polshoogte gaan nemen en heeft het bezoek voorbereid. Tijdens het bezoek maakte zij aantekeningen van wat de kinderen zegden en vroegen. In de klas volgde een kringgesprek waarin ieder zijn ervaringen kwijt kon. Met behulp van lappen stof (restanten uit de winkel), hangertjes, grote kartonnen dozen (paskamers) nieuwe verkleedkleren van thuis en ook wat hulp van ouders werd de winkel ingericht.
=> De sleutel tot het succes lag in het feit dat de kinderen echte ervaringen hadden opgedaan: hoe je als verkoper een klant benadert en beïnvloedt, het kiezen van een kledingsstuk, het gebruik van de paskamer en het gebruik van spiegels,… dat zijn de dingen waarover de kinderen in de kring vertellen en die ze in hun spel herscheppen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 48 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Hieronder vind je nog andere voorbeelden waarbij kleuters georiënteerd worden op (en dus impressies opdoen voor) het spel:
Vb. Amai, het tapijt is vuil vandaag. Vinden jullie dat ook niet? … Hoe zou dat komen? … Wat moeten we nu doen? … Ja, dat is een goed idee! De kleuters die willen, kunnen het tapijt helpen proper maken.
Vb. Je maakt vooraf een aantal foto’s van bouwconstructies Je bespreekt deze in de kring met de kleuters en hangt ze nadien in de bouwhoek.
Vb. Je zit samen met je 3-jarige kleuters in de kring. De klaspop Jules heeft verschillende rode bolletjes op zijn lijfje. Kleuters ontdekken dat hij ziek is. Ze zoeken naar een oplossing (dokter bellen, Jules uitkleden, hem onderzoeken, pilletje en spuitje geven,…). Nadien mogen kleuters kiezen voor o.a. de huishoek en de doktershoek.
-
Instructie geven
Het is vaak wenselijk om instructies te geven bij de aanvang van het spel. Op die manier worden afspraken duidelijk gemaakt. Daarnaast is het belangrijk om de bedoeling van het spel uit te leggen aan de kleuters. Op die manier krijgt de activiteit meer betekenis (MISC: affecting).
Vb. Straks kunnen vier kleuters prijskaartjes maken voor de juwelen in de winkel. Dan kunnen de kopers straks goed zien hoeveel de juwelen kosten. Jullie mogen gebruik maken van de stiften en kleurpotloden. Let er wel op dat jullie niet rondlopen met de scharen, want dat is gevaarlijk voor de andere kinderen in de klas.
Vb. Thema ‘dieren’ In de boekenhoek ligt er een heel speciaal boek. Het is een leeg boek, maar kinderen mogen er hun (zelfverzonnen of echt) lievelingsdier in tekenen. Je legt vooraf aan de kleuters uit wat de bedoeling is, waarom jullie dat doen (leuk om erin te bladeren en te zien wie welke dieren leuk vindt,…).
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 49 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.2.2 Mogelijke spelimpulsen tijdens de uitvoering van de spelactiviteiten
Vóórdat je gerichte spelimpulsen kan geven, is het noodzakelijk dat je goed observeert. Door goed te kijken kan je de betrokkenheid in de hoek inschatten én kan je de interesses en behoeften van kinderen achterhalen.
Vb. een kleuter zit in de beeldende hoek. Hij probeert een touw door een gaatje te krijgen. Dit lukt niet en geeft het uiteindelijk op. De k.o. ziet dit en speelt hierop in. Door tijd te maken en rond te lopen, merk je als k.o. vaak ook een duidelijke vraag hebben bij hun spel: “Ik wil een dinosaurus maken van de grote dozen, maar dat kan ik niet alleen. Je moet me helpen om dat kleverige plakspul te maken om het krantenpapier erop te plakken”.
Enkele richtvragen bij het observeren:
Wat is het niveau van betrokkenheid tijdens zijn spel? Wat is het niveau van welbevinden? Waar hebben kinderen veel belangstelling voor? Welke kinderen kijken naar het spel van andere kinderen? Welke kinderen spelen in hun eentje? Wie is bezig materialen te onderzoeken, te manipuleren, een handeling te oefenen? Wie doet alsof, speelt een rol of doet samen met anderen een rollenspel? Wie vlindert? Wie doet steeds hetzelfde? Wie vraagt om hulp? Wie weet niet goed hoe te beginnen? Wie verandert van plan?
-
Meespelen
Om kleuters ideeën te geven om hun spel rijker te maken kan het zinvol zijn om even mee te spelen. Door aan het spel van de kinderen mee te doen, kunnen kleuteronderwijzers laten merken dat ze de interesses en bedoelingen van
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 50 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
kinderen ondersteunen. Bovendien kunnen ze op die manier kinderen nieuwe ideeën aan de hand doen en zwakkere kinderen stimuleren in hun spel.
Vb. In de schoenwinkel vraag ik de verkoopster naar nieuwe schoenen, maat 39. Ik pas de damesschoenen en bekijk ze in de spiegel. Bovendien loop ik even de winkel door om te zien of ze goed passen. Wanneer ik nadien nog eens langs de schoenwinkel loop, zie ik dat Leen en Sarah ook schoenen aan het passen zijn en deze tonen aan elkaar.
Meespelen betekent niet plots en ongevraagd je ‘moeien’ met het spel van kinderen. Door ongevraagd vragen te stellen, opmerkingen te maken of suggesties te doen zou je hun spel verstoren. Kijk eerst goed en luister wat kleuters aan het doen zijn. Speel dan op hen in. Kinderen ervaren dat als een blijk van interesse en steun
Afhankelijk van het soorten spel waaraan je zal deelnemen, ga je ‘anders’ meespelen. Als een kind bezig is met constructief spel, kan je daaraan meedoen zonder het kind al te zeer te storen. Je pakt hetzelfde materiaal (een landingsbaan maken met de blokken) en speelt ermee zoals het kind dat doet. Rollenspel leent zich ook voor samen spelen, omdat het bestaat bij de gratie van anderen die meedoen en een ondersteunende rol op zich nemen. Ook bij (regel)spelletjes heb je vaak meer dan één speler nodig.
Als kinderen bezig zijn met manipulerend/exploratief spel (met dingen spelen zonder iets te willen maken of te doen alsof), kan je bij hen in de beurt gaan zitten en op dezelfde manier met de materialen omgaan. De kinderen spelen op zichzelf, maar zijn wel gevoelig voor de steun die de aanwezigheid van anderen geeft (zie ook spelthema’s verduidelijken).
-
Aanvullende materialen beschikbaar stellen
Als de kleuters hun aandacht verliezen voor het spel in een hoek, breng je als kleuteronderwijzer nieuwe materialen in.
Vb. In de schoenwinkel worden dozen en plastieken zakken toegevoegd. Op die manier kunnen de klanten hun uitgekozen schoenen mee naar huis nemen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 51 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
-
Informatie geven
Je kan kinderen ook informatie geven die dan een inspiratiebron kan vormen voor hun spel.
Vb. Een tijdschrift met verschillende soorten kleding in de verkleedhoek.
Vb. Een aantal foto’s van bouwwerken kunnen een aanzet vormen tot het bouwen van een constructie.
-
Spelthema’s verduidelijken
Soms kent het spel een voortijdig einde omdat het spelthema voor een aantal kinderen onvoldoende duidelijk is. Je kan de kleuters dan helpen door rollen en handelingen duidelijker te maken, door te vertellen over producten,…
Vb. In de schoenwinkel kan het nodig zijn om aan kleuters uit te leggen dat niet alleen
de
schoenen
netjes
geordend
kunnen
worden
(damesschoenen,
herenschoenen, kinderschoenen, winterschoenen, rode schoenen,…), dat er prijskaartjes kunnen geplaatst worden bij de schoenen, dat je koper en verkoper kan zijn, dat er met een kassa gewerkt wordt in een winkel, de koper betaalt met geld, de schoenen worden dan in een doos gestopt,…. Wanneer dit uitgelegd of getoond wordt (door mee te spelen) kan het spel rijker gemaakt worden.
Vb. Drie kleuters kozen voor de zandbak. De twee jongens spelen wel samen, maar niet doelgericht. Er is geen sprake van intens spel, maar van ongerichte handelingen (een potje volscheppen, uitgieten, materialen vastpakken,…). Net of ze zich vervelen. Het meisje hangt erbij. Ze kijkt naar de jongens, neemt geen initiatieven. De k.o. stapt naar de kleuters en bespreekt met de drie kinderen het materiaal dat in de hoek te vinden is. Ze peilt naar de behoeften: wat zou je nog meer in de zandtafel willen? De kleuters willen pannenkoeken bakken, maar er is geen pan en geen klopper. Na een 5-tal minuten is er volop spel, waarbij alle drie de kinderen betrokken zijn.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 52 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Je kunt de spelthema’s expliciet toelichten (zie 2 bovenstaande voorbeelden), maar je kan dit ook op een meer impliciete manier doen.
Vb. 3-jarige kleuters spelen in de zandbak. Kleuters vullen de potjes met hun handen. Je gaat bij de kleuters staan en vult de potjes, niet met de hand, maar met een trechter. Je brengt daarmee variatie in hun spel. Op die manier toon je kleuters wat ze met de materialen kunnen doen.
Vb. misschien moet je eens naar de dokter’ of ‘ik zou graag laarsjes kopen, maat 39’
-
Geïntegreerd spel bevorderen
Het is belangrijk dat kleuters aangezet worden om verschillende soorten spelactiviteiten op eenzelfde moment te laten beleven. Zo kan bewegingsspel verbonden worden met rollenspel. Ook constructiespel kan aan rollenspel gekoppeld worden.
Vb. Kinderen die aan het rijden zijn met karren, kunnen vrachtwagenbestuurders worden.
Vb. Het maken van een voertuig met stoelen en kartonnen dozen kan leiden tot een bus met buschauffeur en passagiers. De buschauffeur kan dan weer een routebeschrijving en halteplaatsen nodig hebben om zijn passagiers veilig te vervoeren. Vb7. thema ‘Sint en Piet’: in de pakjeshoek liggen er allerlei dozen van verschillend formaat, speelgoed, inpakpapier en lint, plakband en schaartjes. In deze hoek kunnen kinderen zich naar hartenlust oefenen in het inpakken van cadeautjes. Nadien stimuleer je kinderen om ze te gebruiken bij het rollenspel van Zwarte Piet die pakjes door de schoorsteen gooit.
7
Uit: Plessers, V (2006). Doekatern Zo word je een hele Piet. Kleuters en ik, 23(1), 16-18.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 53 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
-
Vaardigheden en technieken leren
Het komt regelmatig voor dat het spel vastloopt doordat kinderen niet gedaan krijgen wat ze willen bekomen. Hoe krijg je bijvoorbeeld een gaatje in een dikke kartonnen doos? Hoe maak je en stempel om kaartjes te drukken? Het is belangrijk voor ogen te houden dat je niet in de plaats van de kleuters een oplossing kiest. Wel kan je hen helpen bij het bedenken (en soms uitvoeren) van een oplossing.
Vb. Kleuters willen zandtaartjes maken. Elke keer als ze het vormpje opdraaien, valt het zand er gewoon uit. Samen met de kleuters kom je tot een oplossing.
Vb. In de schoenenwinkel leer je kleuters hoe ze een schoen moeten poetsen.
-
Samenspel bevorderen
Heel belangrijk is de interactie tijdens het spel. Als kleuteronderwijzer kan je het samenspel tussen de kleuters stimuleren door mee te spelen of mee te praten met een groepje kleuters. Verwijs kinderen zo mogelijk naar elkaar voor ondersteuning en uitbreiding van het spel. Kinderen kunnen dan elkaars sterke kanten ontdekken en ondervinden dat andere kinderen hen kunnen helpen. Ze kunnen hun vaardigheden inzetten voor anderen en samen spelen:
Vb: Tim: (tegen de volwassene): Hoe krijg ik deze door elkaar? (Hij probeert een pakje kaarten te schudden.) K.o.: Joppe weet hoe hij dat moet doen. Joppe: (pakt een paar kaarten): Kijk, eerst doe je ze allemaal zo. (Hij stapelt de kaarten netjes op.)
Wanneer je kleuters stimuleert om samen te spelen en op elkaar te betrekken, stimuleer je hen tot het gebruiken van taal. Ze gaan overleggen, plannen maken, ervaringen vertellen, rekening houden met elkaar, ….
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 54 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Bij alle deze spelimpulsen is het belangrijk het volgende aandachtspunt voor ogen te houden:
Begeef je op het niveau van het kind. Ga op de grond zitten, op het klimrek of op je knieën bij de zandtafel. Door op ooghoogte van het kind te gaan zitten, kun je zien wat het kind ziet. Je kan dan het spel bekijken vanuit het perspectief van het kind. Bovendien laat je merken dat je beschikbaar bent.
-
Ervaringen vastleggen
Het is belangrijk om tijdens het spel af en toe stil te staan bij de opgedane ervaringen.
Afhankelijk van het soort spel, zal het onderwerp van het gesprek verschillen: Als kinderen bezig zijn met manipulerend spel (ontdekken, experimenteren) kan het gesprek gaan over de proefjes, de bevindingen, de conclusies,… Bij rollenspel wordt het onderwerp van het gesprek voor het grootste deel bepaald door het spel/het verhaal. Tijdens (regel)spelletjes gaat het gesprek vaak over de spelregels en over het proces. Tijdens constructief spel pauzeren kinderen af en toe om te kijken naar wat ze tot dan toe hebben gemaakt of om na te denken over een probleem waarvoor ze gesteld worden. Een gesprek ligt dan eerder voor de hand dan op de momenten dat kinderen helemaal opgaan in wat ze aan het maken zijn. Als kinderen hun spel onderbreken, uitgespeeld zijn of van plan veranderen, vinden ze het prettig om met een volwassene te praten om een beeld te krijgen van wat ze hebben gedaan of willen gaan doen.
Kleuteronderwijzers stimuleren kinderen om na te denken door met hen te praten over wat ze aan het doen zijn. Een goede manier om een gesprek te beginnen is door een opmerking te maken of een constatering te doen. Kinderen kunnen dan zelf bepalen hoe ze daarop reageren.
Het is nutteloos een onderwerp ter sprake te brengen dat niets met het spel te maken heeft. Wanneer je kinderen tijdens hun spel begeleidt, heb je namelijk niet de bedoeling om de kinderen iets bij te brengen of hun kennis te toetsen door veel
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 55 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
vragen te stellen, bv. wat zie je op deze tekening, welke kleur heeft de appel, hoeveel,…?
Beter is de opmerkingen van de kinderen te herhalen, deze aan te
vullen en erop voort te borduren.
Vb. Let op hoe leidster Francine Kurt aanzet tot denken in het volgende gesprek. Ze gebruikt hier o.a. enkele MISC-principes. Kurt: ik vind die muziek leuk. Francine: ik denk dat de muziek ons helpt om de blokken snel op te ruimen. Kurt: ik doe de blokken in deze vrachtauto en dan rijd ik heel snel. Francine: helemaal naar de plank waar de blokken moeten liggen? Kurt: ja hoor, net als mijn vader (hij rijdt naar de plank voor de blokken, laadt uit en rijdt terug om nog meer blokken te halen) Francine: ik heb je vaders vrachtwagen gezien toen hij je vanmorgen kwam brengen. Kurt: (lacht) maar mijn vaders vrachtwagen is … groot … te groot voor deze klas hij past niet eens door de deur! Francine: nee, hij zou niet door de deur passen.
Meer informatie over ‘ervaringen vastleggen’ vind je onder 3.2.3. mogelijke spelimpulsen bij het terugkijken op het spel.
3.2.3 Mogelijke spelimpulsen bij het terugkijken op het spel
-
Ervaringen vastleggen Het is belangrijk om na het spel stil te staan bij de opgedane ervaringen. Tijdens het terugkijken denken kinderen na over wat ze hebben gedaan tijdens hun activiteiten. Ze praten erover en laten zien wat ze hebben gedaan. Deze gesprekken kunnen van belang zijn wanneer je kinderen wilt herinneren aan de problemen die zich voordeden en de oplossingen die toen aangereikt werden, of als aanzet voor nieuwe spelsituaties,… Je kan hiervoor gebruik maken van foto’s, video-opnamen, tekeningen, werkjes,… Deze materialen helpen de kleuters bij het terugblikken.
Vb.‘Nourdin en ik hebben een boot gemaakt. Met de grote blokken en die rode blokken. We wilden nog meer blokken, maar Kira had ze al gepakt voor haar huis.’
Vb. Kl: Ik was… ik was in het zand aan het spelen, maar het was te droog.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 56 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
L: Te droog? Kl: Het wilde niet in de cake blijven zitten en toen… toen eh… toen heb ik het modderig gemaakt. L: O… Hoe heb je dat gedaan? Kl: Ik heb er heel veel water bij gedaan. L: Ik heb gezien dat je er heel veel water bij deed. Kl: Toen bleef het wel in de cake plakken… en… het plakte (kijkt naar haar handen) ook aan mij!
4. Besluit
Uit de bovenstaande drie hoofdstukken8 kunnen we besluiten dat het belangrijk is om grondig na te denken over de inrichting van de hoeken. De aanwezige materialen moeten immers voldoende ondersteuning bieden en kansen scheppen om het spel van de kleuters zo rijk en intens mogelijk te maken. Dit is echter niet voldoende. Naast de doordachte materiële invulling van de hoeken is het belangrijk dat de kleuteronderwijzer tijdens de spelmomenten van de kleuters gerichte, stimulerende impulsen geeft. Op die manier is het mogelijk om de kleuterklas tot krachtige leeromgeving om te vormen wat de betrokkenheid en de intensiteit van het spel van de kleuters zo groot mogelijk maakt.
8
Spel en spelen in de kleuterklas, Hoeken in de kleuterklas, De hoek wordt een krachtige leeromgeving.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 57 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
5.
Oefeningen ‘spel in hoeken’
Oefening 1: Lees de tekst ‘Van poppenhoek tot ‘echte’ huishoek9, p 13, tot ‘… om ze te vullen met steek- en rijgparels’. Beantwoord vervolgens de vragen. 1. Omschrijf in één zin wat de kleuteronderwijzeres ertoe doet besluiten dat er aanpassingen aan de ‘poppenhoek’ in haar klas nodig zijn?
2. Noteer enkele vaststellingen die ze deed m.b.t. het materiaalaanbod:
-
-
-
-
3. Welke opmerkingen kan je zelf formuleren rond deze hoek?
Lees de tekst verder op p 13 tot ‘… spullen die de kinderen mee naar de klas mochten nemen’.
4. Welke opmerkingen gaven de kleuters bij de hoek? -
-
-
9
Zie bijlage
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 58 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
5. Na deze vaststellingen besluit de kleuteronderwijzer de basisuitrusting en inrichting van de hoek aan te passen. Om dit op een zinvolle manier te doen, moet je rekening houden met een aantal criteria.
a) In de cursustekst zullen we later ontdekken dat een eerste criterium is dat ‘Materialen spelideeën moeten mogelijk maken’. Dit betekent dat je je hoek niet gaat volstoppen met willekeurige materialen, maar dat je hier vooraf over nadenkt. Dit doe je op de volgende manier:
Noteer in de eerste kolom welke activiteiten kleuters kunnen uitvoeren in deze hoek. Noteer in de tweede kolom welke handelingen je daarin kan onderscheiden. In de laatste kolom noteer je concrete materialen die je nodig hebt om deze handelingen uit te voeren. Een voorbeeld zal dit alles verduidelijken.
Activiteit -> Telefoneren
Handelingen ->
Materialen
Telefoonnummer opzoeken in een telefoonboek
Telefoonboek
De hoorn van de haak nemen
Telefoon
Nummer indrukken
Extra telefoon
Wachten tot de ander heeft opgenomen
Notitieboekje en potlood
Het adres noteren van de persoon aan de andere kant van de lijn … Strijken
Was van droogrek halen
Droogrek
Wasmand vullen
Wasknijpers
Kleren opplooien
Strijkplank of tafel + strijkijzer
Met strijkijzer over verrimpelde kleren strijken
Verrimpelde kleren
Kleren wegbergen
Kousen
Kleren ophangen op kapstok
Handdoeken
…
Kapstokken …
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 59 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 60 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Lees de tekst verder tot op p 15,tot net boven het titeltje ‘ de huishoek groeit mee’ Beantwoord dan volgende vragen.
Vul het kader op de vorige pagina aan met ideeën die je haalt uit de tekst. Bij plaatsgebrek kan je uitwijken naar de achterkant van deze pagina.
b) In de cursus vind je als 2e criterium bij het uitbouwen van een hoek dat er ‘structuurrijke materialen aanwezig moeten zijn’. Dit betekent dat er materialen moeten aanwezig zijn die binnen verschillende spelideeën kunnen gebruikt worden. Voorbeelden hiervan zijn bv. knopen die kunnen gebruikt worden als hondenvoer, geldstukken, ingrediënten voor de soep,…
Vind je hier voorbeelden van terug?
6. Heeft de aanpassing in de hoek van deze juf het gewenste effect (zie vraag 1!!) ? Waarom wel /niet?
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 61 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
7. Hoe biedt de kleuteronderwijzeres structuur in de nieuwe hoek en welke afspraken maakt ze. Geef enkele voorbeelden.
Lees de tekst nu verder tot op het einde. Beantwoord dan volgend vraag.
8. De hoek heet nu terecht ‘huishoek’, maar dat betekent niet dat het altijd een ‘huis’ blijft. De hoek ‘groeit’ mee met belangstellingscentra. Naast een aangepaste inrichting en uitrusting, probeert de kleuteronderwijzeres het spel in de hoek dat bij dit thema past ook via andere impulsen op gang te brengen of te stimuleren. Hoe?
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 62 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 2: ‘materialen moeten spelideeën mogelijk maken’ (Activiteit -> Handeling -> Materialen)
Welke herkenbare handelingen uit de leefwereld van kleuters horen bij de onderstaande activiteit en welke materialen hebben ze nodig om ze te kunnen spelen?
a) klant aan de kassa & kassajuffrouw in een supermarkt
Handelingen (anno 2013)?
-
-
Materialen/ uitrusting?
-
-
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 63 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
b) Cake en koekjes bakken in de zandbak
Handelingen?
-
-
-
-
-
-
Materialen?
-
-
-
-
-
-
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 64 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
c) Stel dat je wil stimuleren dat de kleuters in de huishoek doen alsof ze cake en koekjes bakken. Voorzie je andere mogelijke handelingen/ materialen?
Zo ja, welke?
Oefening 3: ‘hoeken verrijken’
Je kan hoeken op verschillende manieren verrijken.
a) In de vorige oefeningen leerde je al om te verrijken naar een BC. Toch staan we hier nog even bij stil.
Toon aan hoe jij een zandtafel zou verrijken in het thema ‘ridders en kastelen’. Probeer ook hier te denken vanuit handelingen en materialen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 65 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
b) Je kan ook verrijken naar (een) nieuw(e) ontwikkelingsdomein(en). Toon aan hoe jij een bouwhoek (met blokken en kleinwereldspelmateriaal) kan verrijken met betrekking tot denkontwikkeling (wiskunde).
c) Tenslotte moet je een huishoek ook aanpassen aan de leeftijd van de kleuters. Toon aan dat je in een winkel gradatie kan aanbrengen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 66 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 4: Plaats de volgende voorbeelden bij de juiste spelimpuls. Voorbeelden
Spelimpuls
1. In de beeldende hoek liggen kleimatjes en bolletjes klei. Je legt er touwtjes van verschillende lengtes en werkkaarten (met foto’s van creaties) bij. 2.
Enkele
kleuters
hebben
gekozen
voor
de
boekenhoek.
De
betrokkenheid is er laag. Daarom zet je je bij de kleuters in de hoek en vraag je of Nel wil ‘voorlezn’ aan Pieter. 3. In de huishoek speelt een groepje kinderen dat de koning thuiskomt en lekker wil eten. Eén van de kinderen zegt dat ze niet kunnen koken op het fornuis omdat in het kasteel geen fornuis is, maar een open haard. Maar hoe je daarop kookt weten ze niet. De leerkracht komt erbij en zij vertelt iets over de open haard en de manier van koken in een Middeleeuws kasteel. ’s Middags heeft de leerkracht een boek met platen over het interieur van een kasteel. Ze laat de platen zien, vertelt erover en leest stukjes voor uit dat boek. 4. Kl: Ik was… ik was in het zand aan het spelen, maar het was te droog. L: Te droog? Kl: Het wilde niet in de cake blijven zitten en toen… toen eh… toen heb ik het modderig gemaakt. L: O… Hoe heb je dat gedaan? Kl: Ik heb er heel veel water bij gedaan. L: Ik heb gezien dat je er heel veel water bij deed. Kl: Toen bleef het wel in de cake plakken… en… het plakte (kijkt naar haar handen) ook aan mij! 5. In de kleuterklas is er een nieuwe ‘bak’. Zo noemen de kleuters de ontdektafel, waarin je knopen, touwen, doosjes van verschillende afmetingen,… vindt. Kimberly giet de knopendoos helemaal leeg. Wanneer ze ze wil opruimen is dit een hele karwei. De k.o. overweegt even om te helpen. Maar wanneer zij wijst op de andere voorwerpen in de bak, vindt de kleuter al snel een oplossing. Kimberly schept de knopen met het deksel van de doos terug in de doos! 6. De kleuters zitten in de kring. De k.o. verwijst naar de 6 verschillende doosje op het tapijt. Een kleuter mag een doos nemen en er even mee schudden. Nadien mag een andere kleuter een ander doosje nemen en schudden. Samen met kleuters bespreekt de k.o. de
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 67 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
doosjes: zelfde geluiden, hoge-lage geluiden, hard-zacht schudden… Na het keuzeproces mogen enkele kleuters in de geluidenhoek gaan spelen. 7. Ellen en Nele spelen op de automat maar hebben niet veel oog voor elkaar. De kleuteronderwijzer speelt met hen mee en stimuleert hen door
een
gesprekje
te
starten.
Na
een
tijdje
trekt
de
kleuteronderwijzer zich terug maar dat vinden Ellen en Nele niet erg. Ondertussen spelen ze samen met de garage op de automat. 8. De leerkracht is jarig geweest en enkele kinderen zijn in de aankomende week jarig. Ze stelt voor om in de huishoek een verjaardagsfeestje te gaan vieren. Er ontstaat een gesprek met alle kinderen waarin een oriëntatie op de spelhandeling plaatsvindt: - de jarige Job vertelt welke cadeautjes hij wil krijgen; - een groepje kinderen wil deze cadeautjes wel maken en mooi inpakken; - het huis moet versierd worden; - er moet een taart gemaakt worden en een feestmuts; - er moeten uitnodigingen gemaakt worden. 9. Na het spelen in de hoeken laat ik kinderen tijdens het kringmoment vertellen en tonen wat ze in de bouwhoek gedaan hebben. 10. In de klas heb ik een wenskaartenhoek gemaakt, n.a.v. de geboorte van een zusje van een kleuter. Verder dan wat knippen en plakken komen mijn kleuters niet. Daarom besluit ik in de namiddag zelf een wenskaart te maken voor mijn moeder die jarig is. De interesse van enkele kleuters wordt gewekt. 11. Ik wijs kleuters in de wenskaartenhoek op de afspraken i.v.m. het versturen van post: geadresseerde, een wens, de afzender,…). 12. Kleuters willen heel graag hun wenskaarten posten. Ik stimuleer hen om in de boekenhoek een prent op te zoeken van een brievenbus en hen een brievenbus te laten maken (met een doos en verf). Ook worden er postzegels ontworpen. 13. Ik toon hen hoe ze een gat in de doos krijgen (voor de gleuf van de brievenbus).
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 68 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 5: Toon aan in onderstaande spelsituatie10 dat de k.o. gebruikt maakt van verschillende spelimpulsen.
Anje staat op en gaat de pop aankleden. Margot fietst door de poppenhoek. Ze kijkt vanop een afstandje naar wat Anje doet. Dan gaat ze uit de huishoek en kijkt in de verschillende hoeken. Voortbouwend op het moment van kijken naar Anje, stelt de juf haar voor de beer aan te kleden. Margot gaat terug naar de poppenhoek, waar de juf haar wijst waar de beer is. Ze neemt hem samen met een truitje en doet haar best de beer aan te kleden. Het truitje is te klein. Samen met Anje en de k.o. wordt een passend kledingsstuk gekozen. Ze probeert de trui aan te doen. Lijkt dan te schrikken: “oh, de arm is kapot …”. Margot gaat er zacht met haar hand over: “er komt wat uit…”.Ze laat de beer liggen en trekt zich terug. Ik vertel haar dat ze wel verder mag spelen met de beer. Ze neemt hem meteen weer op en gaat bij de tafel zitten, de beer op schoot. Dan zeg ik aan Anje da ze de dokter moet bellen. Ze neemt dit op en belt. De dokter (k.o.) komt met de inmiddels opgediepte EHBO-koffer. De meisjes leggen de beer op tafel en vertellen over de wonde. Een jongen komt in de huishoek en krijgt meteen de rol van vader toegewezen. Aan hem wordt over de wonde verteld. Ze helpen de dokter bij het verbinden. De dokter besluit dan verder op ronde te gaan. Anje en Margot overleggen of de beer mag spelen of naar bed moet. Vader heeft ondertussen spaghetti gekookt voor de meisjes en de beer. Terwijl ze aan tafel zitten, komt nog een jongen in de huishoek. Hij hoort het verhaal: “ja, maar gaat het nou echt dicht daaronder? Of moeten jullie nog met hem naar de ‘naaidokter’?” De andere drie krijgen uitleg: “Als een gat in je arm heel groot is, dan naait de dokter in het ziekenhuis dat met draadjes vast.”
10
Uit: Laevers, F. (1990). Praktijkervaring: Bel de dokter maar! Over het stimuleren van rollenspel in de huisen winkelhoek. Kleuters en ik, 10(2), 6-8.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 69 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening
6:
Geef
aan
met
welke
spelimpulsen
je
dit
spel
kan
verrijken/begeleiden.
Twee kleuters kiezen voor het winkeltje. Jolien neemt meteen plaats achter de toonbank. Brent gaat voor de goed gevulde schappen staan. Jolien tikt op de kassa. Brent zet enkele pakken recht. Ze wachten op een klant. Als een kleuter of de k.o. iets komt kopen, bloeit de activiteit op. Zijn er geen klanten dan valt het weer stil.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 70 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Oefening 8: Synthese-oefening. In de hoofdstukken ‘hoeken in de kleuterklas’, ‘spel en spelen’ en ‘de hoek wordt een krachtige leeromgeving’ kreeg je heel wat inzichten i.v.m. ‘spel en spelen in hoeken’ aangebracht. Lees nu het artikel ik speel, ik groei in bijlage. Link dit artikel met de verschillende inzichten uit de cursus opvoedkunde. Je zal daarbij merken dat je de meeste inzichten terugvindt in dit artikel.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 71 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 4: KRINGSPELLETJES Kringspelletjes zijn spelletjes die in de kring kunnen uitgevoerd worden. Ze zijn ontspannend, sfeermakend en soms zijn ze ook tijdoverbruggers. Het zijn meestal korte activiteiten die veel herhalingsmogelijkheden hebben. In elk spel zijn er veel kansen tot variatie en gradatie11.
Hieronder vind je een aantal voorbeelden van kringspelletjes in de kleuterklas. In de bibliotheek en op internet vind je vast nog meer voorbeelden.
1.
Voorbeelden van kringspelletjes
Wie heb ik in gedachten? Uitleg De leerkracht neemt één van de kinderen in gedachten. Door vragen te stellen proberen de kinderen te achterhalen wie het is. Bv.
Is het een jongen?
Heeft ze een groene trui aan?
Heeft ze sandalen aan? … Via eliminatie proberen de kleuters te weten te komen wie de kleuteronderwijzer in gedachten heeft.
Variatie / gradatie De leerkracht heeft een insect in gedachten. De kleuters krijgen tips van de kleuteronderwijzer. Vb. het insect zoemt, het is geel en zwart, het heeft een angel, … Wie het vlugst de oplossing vindt, wint. Speel hetzelfde spel ook met andere insecten.
Je kan hier ook met foto’s van voorwerpen / kinderen werken (zie volgende spelletjes)
11
Bij elk spelletje wordt er ruimte gelaten om variatie- en gradatiemogelijkheden te noteren.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 72 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Ik zie, ik zie wat jij niet ziet Uitleg Een kleuter mag uit een reeks kaartjes een kaartje trekken waarop een afbeelding staat van een voor de kleuters gekende voorwerp. Deze kleuter laat het kaartje aan alle kleuters zien, maar niet aan de kleuteronderwijzer. De kleuters zeggen samen: “wij zien, wij zien, wat jij niet ziet. Wat is het?” De zandloper wordt omgedraaid. Door vragen te stellen probeert de kleuteronderwijzer te achterhalen wat er op het kaartje staat. bv. kan je het opeten? Is het hier in de klas? Hangt het aan de muur? Bestaat het in het rood? De kleuteronderwijzer stelt enkel vragen die de kleuters met ‘ja’ of ‘neen’ kunnen beantwoorden. De zandloper geeft aan wanneer de vraagtijd om is. Dan mag de kleuteronderwijzer 3 keer raden door het voorwerp bij naam te noemen.
Variatie / gradatie Eén kleuter kiest een kaartje met de afbeelding. Door kenmerken te noemen, moeten de anderen kunnen raden over welk voorwerp het gaat.
Een of meerdere kleuters gaan naar de gang. De kleuteronderwijzer en de kleuters bespreken samen welk voorwerp uit de klas in gedachten genomen wordt. De kleuters worden binnengeroepen en de kleuters in de klas zeggen: “wij zien, wij zien wat jullie niet zien”. De kleuter stelt vragen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 73 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Wat is er veranderd? Speluitleg Een of meerdere kinderen gaan naar de gang. In de kring wordt iets veranderd: bv. bril opzetten, schoen verwisselen, van plaats verwisselen, alle jongens bij elkaar en alle meisjes bij elkaar, kleren verwisselen, allemaal met de armen over elkaar zitten, allemaal handen op de rug,… De vraag aan de kinderen die weer binnenkomen is: “wat is er veranderd?”
Variatie / gradatie Hoe kleiner de veranderingen, des te moeilijker ze op te merken zijn.
Dit spel kan je ook spelen met 1,2,3, … kleuters. De kleuters worden eerst goed bekeken. Samen worden de eigenschappen verwoord. De kleuteronderwijzer en nadien de kleuters brengen veranderingen aan. bv. veranderen van kledij, aan opstelling, aan zithouding,…
De kinderen zitten in de kring. Eén kind gaat naar buiten en trekt het jasje van een ander kind aan. Hij komt weer binnen. Het kind van wie het jasje is, mag niets zeggen. De andere kinderen moeten raden van wie het jasje is.
Kimspel Uitleg Spullen liggen in het midden van de kring. De voorwerpen kunnen aansluiten bij het belangstellingscentrum. De kleuters leggen hun hoofdje op hun knieën of draaien zich om. Of de kleuteronderwijzer plaats een scherm voor de voorwerpen, legt er een doek over,… De kleuteronderwijzer neemt iets weg. De kleuters raden.
Variatie / gradatie Je voegt voorwerpen toe Aantal voorwerpen die veranderen wordt groter Je verwisselt voorwerpen van plaats Hoe meer voorwerpen je gebruikt hoe moeilijker het wordt. Niet de kleuteronderwijzer maar een kleuter brengt veranderingen aan.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 74 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Dirigentje12 Uitleg Een of meerdere kleuters gaan op de gang. Een kind is dirigent, maar zit gewoon temidden van de andere kinderen. De dirigent zet steeds bewegingen in. Bv. hand op de knie, tik op hoofd, draaien met handen, duim omhoog,… De kleuter raadt wie de dirigent is.
Variatie / gradatie: De bewegingen die je uitvoert hebben te maken met het BC (bv. dieren, lichaamsdelen,…).
Geluiden raden Speluitleg De kleuteronderwijzer neemt plaatst achter een scherm, een kast en maakt een geluid. Bv. niezen, ritme tikken, papier verfrommelen, scheuren, klakken, op het raam tikken, de deur open en dicht doen, de kraan laten lopen, op de grond stampen. Ze maakt geluiden waarmee de kleuters vertrouwd zijn. De kleuters verwoorden wat de kleuteronderwijzer doet.
Variatie / gradatie Wanneer de kleuters geluisterd hebben, doen de kleuters de geluiden na (i.p.v. verwoorden).
12
Zie demo ‘kringspelletje’ met voorbeeldvoorbereiding
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 75 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Wat doe ik? Speluitleg De kinderen gaan in een kring staan. Een kind gaat in het midden staan en beeldt een bepaalde activiteit uit, bv. bloemen plukken, fluit spelen, … Alle kinderen doen de bewegingen na en raden vervolgens wat deze voorstellen. Wie het het eerst raadt, mag het kind in het midden aflossen en een nieuwe activiteit uitbeelden.
Variatie / gradatie Beroepen uitbeelden: metselaar, timmerman, postbode, kok, leraar,…
Dieren uitbeelden: hond, aap, beer,…
Komische bewegingen Speluitleg De kinderen maken een grote kring. Elk kind afzonderlijk moet voldoende bewegingsruimte hebben. Een kind gaat in het midden van de kring staan en doet een beweging voor. Bv. het springt naar rechts en links, het schudt met het hoofd en hinkt, grote sprong naar voren en achter, zwaait met armen,… Terwijl het kind deze bewegingen doet, zegt het “zo” of “zo niet”. Zegt het kind “zo”, dan doen alle kinderen de bewegingen, maar zegt het “zo niet”, dan blijven alle kinderen gewoon staan.
Variatie / gradatie
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 76 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Doe mij na Speluitleg De kinderen en de leidster zitten in een kring. Eerst doet de leidster iets voor bv. klappen in de handen, stampen met de rechtervoet, op het hoofd tikken,… De kleuters moeten dit in de juiste volgorde nadoen.
Variatie/gradatie Een kleuter doet enkele bewegingen voor, nadien doen de kleuters dit na.
Kind raden Speluitleg De kinderen zitten in de kring. Eén kind wordt buiten gestuurd. In het midden zit een kind onder een doek of laken. Het kind buiten wordt weer binnengeroepen en moet raden wie er onder het deken zit. Het kind mag rond de stoel heen lopen en het kind door het deken heen betasten.
Variatie/gradatie Schoenen bloot laten
Ogen zichtbaar door het laken
Meerdere kinderen onder het doel
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 77 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Dobbelstenenspel * Kleurendobbelsteen Speluitleg Hiervoor heb je een grote dobbelsteen met kleuren nodig. Een kind gooit met een kleurendobbelsteen. Eén of meerdere kinderen mogen zoveel mogelijk verschillende voorwerpen van die bepaalde kleur in de klas gaan zoeken en meebrengen naar de kring. Je gebruikt hierbij een zandloper. Variatie / gradatie: Kleuters sommen 3 voorwerpen op met dezelfde kleur.
* Dierendobbelsteen Speluitleg Een kind gooit met de dobbelsteen. De kleuteronderwijzer en de kleuters zingen een liedje van bv. de koe. Nadien wordt er opnieuw gegooid.
Variatie / gradatie Andere activiteitjes zijn bv. geluiden maken zoals …, rijmwoorden zoeken op …, bewegen als …
* Getallendobbelsteen Speluitleg Naast
de
getallendobbelsteen
zijn
er
opdrachtkaartjes
(met
foto’s
of
pictogrammen). Een kleuter gooit met de dobbelsteen, een andere kleuter trekt een kaartje. Nu voer je zoveel keer (als aangegeven op de dobbelsteen) de opdracht uit. Bv. door knieën buigen, springen, liedje zingen, gekke snoeten trekken,…
Variatie / gradatie Je werkt met getalbeelden i.p.v. cijfers
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 78 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Verrassingspak Speluitleg Een verrassing is ingepakt in verschillende papieren. Het pak wordt doorgegeven terwijl muziek speelt. Wie het pakje heeft als de muziek stopt, mag er 1 papier afdoen. Er staat een opdracht opgeschreven. De kleuters voeren deze uit. Het spel wordt verder gespeeld tot de verrassing tevoorschijn komt. Vb.
alle kleuters moeten gekke snoeten trekken Bepaalde bewegingen uitvoeren Gedragingen uitbeelden Versje opzeggen Liedje zingen Allemaal een stoel opschuiven Rond de kring springen
Variatie / gradatie Opdrachten worden afgebeeld zodat kleuters ze zelf kunnen ‘lezen’.
Wat voel je?13 Speluitleg Tastzak met voorwerpen in. Kleuters raden wat erin zit.
Variatie / gradatie 1 kleuter voelt in de zak, verwoordt hoe iets voelt, andere kleuters moeten raden
1 kleuter moet de verschillende voorwerpen in 1 keer voelen
1 voorwerp hoort niet in de zak (bv. 5 lepels en 1 vork). Kleuters raden welk.
13
zie ook zintuiglijke spelletjes in module 1.3: Wereldoriëntatie
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 79 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Verkleedspel Speluitleg Dobbelsteen met afbeeldingen van kledingsstukken (bril, hoed, pluim, strik, schoenen, sjaal,…). In de koffer in het midden van de kring zitten veel kledingsstukken. Wie de dobbelsteen heeft als de muziek stopt, gooit ermee en mag uit de koffer kiezen wat afgebeeld staat op de dobbelsteen. Een leuk verkleedpartijtje!
2.
Didactische tips
Opbouw Vooraf moet je goed nadenken over de opbouw van je kringspel. Begin met een inleiding. Een originele inkleding. Of begin met een eenvoudige activiteit waaraan alle kinderen gemakkelijk kunnen meedoen
bv. inleiding op spelletje ‘dirigentje’: alle
kleuters doen KO na Steek eveneens een opbouw in de kern van het spel. Bepaalde stapjes kunnen afzonderlijk
ingeoefend
worden.
Voorzie
hierbij
een
aantal
variatie-
en
gradatiemogelijkheden. In het slot kan bv. een overgang gemaakt worden naar een volgende activiteit. Vergeet hier niet de gebruikte materialen op te ruimen.
Goede organisatie Het is belangrijk dat alle kleuters voldoende ruimte hebben, comfortabel zitten, mekaar niet hinderen. Alle kleuters moeten de kleuteronderwijzer goed kunnen zien. Hij/zij is de animator van het spel en vervult dus een centrale plaats. De kleuteronderwijzer overdenkt op voorhand de organisatie (materialen, schikking, …) zodat er in deze speltijd geen lege momenten zijn.
Duidelijke uitleg14 Vooraleer het spel uit te leggen is het belangrijk dat de kleuteronderwijzer de aandacht heeft van alle kleuters. Oogcontact is essentieel om aandacht te behouden. Leg het spel kort en duidelijk uit. Spreek duidelijk in een eenvoudige taal. Maak de uitleg concreet en demonstreer waar mogelijk. Vermijd lange, verbale inleidingen. Demonstreer of laat kleuters voordoen.
14
zie cursus instructietaal: taal
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 80 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Vooraf afspraken maken Maak vooraf duidelijke afspraken en geef grenzen aan. Deze afspraken noteer je ook in je voorbereiding.
Animeer Speel zelf enthousiast mee. Als de kinderen op de grond zitten, ga je bij hen zitten. Als de kleuters moeten kruipen, doe dat dan ook. Kijk en luister daarbij naar hen. Door goed te kijken en te luisteren kom je erachter hoe ze de activiteit ervaren. Soms kan je suggesties van kinderen (bv. “We kunnen ook eens 2 voorwerpen verstoppen”) verwerken in je spel. Door hun suggesties over te nemen, laat je hen merken dat je hun ideeën en initiatieven ondersteunt.
Actief kleutergedrag Werk het spel zo uit dat er kleuteractiviteit is voor zoveel mogelijk kleuters. Zorg dat het spel ook plezierig is voor diegenen die niet aan de beurt zijn en dat zij niet alleen maar wachten tot ze zelf aan de beurt zijn.
Variatie en gradatie Houd het spel levendig. Vernieuw het spel door een variatie in te bouwen. Ook het aanpassen van de moeilijkheidsgraad (gradatie) zorgt voor uitdaging. Denk eraan dat een spel pas leuk is als er uitdaging is. Een spel dat te eenvoudig/moeilijk is, verliest zijn aantrekkingskracht.
Beëindig het spel als het nog leuk is Speel het spel enkele keren zodat de kleuters het echt goed kennen en kans krijgen tot concurreren met zichzelf. Speel het evenwel niet tot het afgezaagd is, tot de belangstelling verdwijnt. Je kan beter in een leuke sfeer eindigen en het op een ander moment hernemen.
Verzamelen van kringspelletjes Het kan voor de kinderen leuk zijn in een plakboek d.m.v. tekeningen of foto’s spelletjes te verzamelen. De kleuteronderwijzer kan met de kleuters hieruit inspiratie halen voor tussendoortjes. Ook kan je werken met steekkaartjes, doosjes, zakjes,… waarin de spelletjes verzameld worden.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 81 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
3.
Kringspel op Voorbereidingsformulier ‘klassikale activiteit’
De criteria voor een goede voorbereiding ‘kringspelletjes’:
- Voorbereidingsformulier volledig en juist ingevuld - Spelletjes aangepast aan leeftijd - Originaliteit - Doelformulering - Opbouw in activiteit (inleiding, midden, slot) - Duidelijke speluitleg - Voldoende variatie / gradatie - Organisatie
Een voorbeeldvoorbereiding van een kringspel vind op toledo. Ook een kijkwijzer bij de demo van ‘kringspelletjes’ kan je daar terugvinden.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 82 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 5: GEZELSCHAPSSPELEN
1. Doelstellingen
De betekenis die gezelschapsspelen of spelletjes voor kinderen hebben, ligt voornamelijk in de gezelligheids- en sociale sfeer: samen een spelletje spelen waarvan je niet precies weet hoe het afloopt. Het opwindende aan het spel zit aanvankelijk helemaal niet in de sfeer van winnen of verliezen, maar in het uitlokkingskarakter van het materiaal op zich. Naarmate kinderen groter worden, neemt de spelbetekenis in waarde toe: willen proberen te winnen, je kennen en kunnen in willen zetten, een samenhorigheidsgevoel tot uitdrukking brengen ten opzichte van andere spelers: wie zal het eerst uit zijn?
Een gezelschapsspel is een spannend en toch veilig spel. Het is duidelijk wat je moet doen en waar het spel toe leidt of wat het resultaat zal worden. Maar je weet van te voren niet of het lukt, of je pech of geluk hebt. De zekerheid en onzekerheid tegelijk maken het spel aantrekkelijk.
Het spelen van een gezelschapsspel vraagt om spelinzicht, om behendigheid of om slimheid. De spelers moeten de oplossing willen vinden, of het snelst bij het eindpunt willen zijn, of de meeste kaarten willen verzamelen. Als die wil of die spelinstelling er niet is, blijft het echte spelkarakter achterwege. Het leveren van prestaties is een essentieel onderdeel van de meeste spelen. De uitdagingen maken het spel aantrekkelijk: hoeveel kegels kan je in één keer omgooien? Lukt het om een zes te gooien? Het gaat er in eerste instantie om dat een kind zijn eigen prestaties meet en probeert te overtreffen. In hoeverre die prestaties boven of onder die van de andere kinderen liggen, is minder interessant. Maar onderliggende vergelijkingen zijn nu éénmaal een onderdeel van het spel. Enerzijds worden er bij het spelen van een gezelschapsspel doelen nagestreefd m.b.t. de ontwikkelingsdomeinen positieve ingesteldheid en sociale ontwikkeling. Anderzijds kunnen er ook specifieke kennis en vaardigheden uit andere ontwikkelingsdomeinen aan bod komen (bv. kleuren, rijmwoorden,…).
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 83 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
2.
2.1
Spelletjes kopen of maken?
Gekochte gezelschapsspelen
Bij het aankopen van nieuwe spellen kunnen we letten op: -
de moeilijkheidsgraad
-
de esthetische vormgeving
-
boeiende en leerrijke thema’s (liefst een inhoud van alle tijden en niet te modegevoelig)
-
de stevigheid van spel en opbergdoos
-
een eenvoudige en duidelijke opberging
We zullen zorgen voor een rijke variatie naar thema en naar doelstellingen. Er worden heel wat leuke spelletjes gemaakt die reeds door kleuters begrepen worden.
Ganzenbord In de traditionele vorm is dit spel moeilijk te lezen door de kleuters. Er bestaan wel heel wat varianten (met andere thema’s) waarbij alle regels door tekeningen duidelijk voorgesteld worden.
Het klassieke kaartspel We spelen met een klein aantal kaarten. In de derde kleuterklas zijn verscheidene eenvoudige spelletjes mogelijk.
Micado We spelen met eerder dikke stokjes op een groot vlak (eventueel op de vloer). Het puntensysteem houden we eenvoudig (één punt per stokje).
Vlooienspel De vlooien moeten over een lijn, in holletjes of kommetjes.
Blokkentoren Wie kan met de meeste en de moeilijkste blokken de hoogste toren maken?
Vis- of hapspelletjes Er moet een en ander in het juiste holletje rollen of aan het goede haakje hangen. De inkleding is meestal grappig motiverend.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 84 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Kwartetspel Wie heet het vlugst de vier passende kaarten bij elkaar? Dit spel is in zeer veel varianten te koop.
Dominospel Ook van dit spel bestaan heel veel varianten: kleuren, figuren, schaduw, associatie, deelgeheel,… In de derde kleuterklas kan met de klassieke steentjes gespeeld worden.
Lotto en lottino De lottino (beeldenlotto) is een successpelletje bij de kleinsten. De moeilijkheidsgraad kan langzaam verhoogd worden.
Memory-spel Twee bij elkaar passende prenten moeten samen omgedraaid worden
Vier op een rij
…
De laatste jaren zijn er heel wat nieuwe gezelschapsspelen op de markt gekomen. Naast de spelen in de gewone speelgoedhandel vind je in gespecialiseerdere speelgoedzaken plezante en mooi vormgegeven gezelschapsspelen die oorspronkelijk uit Duitsland, Nederland,… komen (o.a. HABA, Selecta, 999games,...) Deze landen hebben een grotere traditie in het maken van toffe en goede spelletjes. Sinds enkele jaren vind je ze meer en meer terug in ons land.
In onze spelotheek (onderdeel van de bibliotheek) vind je een gevarieerd aanbod gezelschapsspelletjes voor kleuters, passend binnen allerlei thema’s
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 85 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
2.2
Zelf gezelschapsspelen maken
We kunnen de inhoud van een spel laten aansluiten bij een belangstellingscentrum. Enkele voorbeelden:
Lottino, memoryspel, domino Uit twee gelijke tijdschriften of reclamefolders een reeks van telkens twee gelijke foto’s knippen, op stevig karton kleven en plastificeren. Je kan ook aan oudere kleuters vragen om zelf tekeningetjes te maken (en zelf te kopiëren).
Verkleed- of winkelspel Dit is een kansspel waarbij de kleuter concreet speelt wat op het spelbord af te lezen valt. Met kurken maken we popjes. Dit zijn de speelpionnen. Elke kleuter gaat zoveel vakjes vooruit als hij ogen gooit met een dobbelsteen (net zoals bij het ganzenspel). Komt hij bij een winkeltje , dan koopt hij een hoed, een sjaal, een bril, een hemd, een halssnoer. Vooraf werden alle nodige stukken uit de verkleedkoffer samengezocht. Wie aan het eind van de winkelstraat de meeste verkleedstukken heeft kunnen aantrekken, is de winnaar. Je kan dit spel ook spelen met symboolkaartjes in plaats van met echte kledingsstukken. Of je kan andere koopwaren gebruiken (bv. zoveel mogelijk etenswaren in je karretje). Op het spelbord kunnen ook wachtbeurten getekend worden (bv. een stoplicht, een rustbankje, een agent,…).
Pareltjesspel Elke kleuter heeft een staandertje (satéstokje op kurk) of rijgkoord. Het is de bedoeling een pareltjesreeks na te maken. Om de beurt gooit men een kleurendobbelsteen. Er mag een parel van de gegooide kleur genomen worden. Wie het eerst een model heeft nagemaakt, wint.
Op reis Er zijn een 20-tal afbeeldingen van wat je zoal kan meenemen op reis. Elke kleuter krijgt een gelijk aantal kaartjes. De eerste kleuter zegt luidop: “ik ga op reis en neem …(bv. mijn tandenborstel) mee.” Hij legt het kaartje met de tandenborstel in de reiskoffer. De volgende kleuter herhaalt wat reeds in de koffer steekt. Wanneer de herhaling juist is, mag hij op zijn beurt iets in de reiskoffer stoppen. Winnaar wordt wie het eerst al zijn kaartjes in de koffer heeft kunnen opbergen.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 86 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
De kaartjes kunnen vooraf door de kleuters getekend worden. Elke kind tekent dan vijf (of minder) voorwerpen. Dit spel kan ook met speelgoed i.p.v. kaartjes gespeeld worden.
3.
Onderscheid speelleermaterialen - gezelschapsspelen
Vermits bij gezelschapsspelen de sociale functie het belangrijkste doel is (samenspel, winnen
en
verliezen, 15
ervaringssituatie
Gezelschapsspelen
rekening
houden
met
elkaar,
gezelligheid,…)
staat
de
‘ontmoeten’ centraal.
zijn spelen die steeds volgens vastgestelde spelregels verlopen. Het
belangrijkste doel is de sociale functie: winnen en verliezen, samenspel, rekening houden met elkaar, gezelligheid. Vermits bij deze spelen de klemtoon valt op beleven van het 'samenzijn' staat de ervaringssituatie 'ontmoeten' centraal.
Speelleermaterialen hebben tot doel een bepaalde functie te trainen. Het zijn spelen die eerder individueel, op eigen tempo en niveau verlopen. Volgende functies kunnen aan bod komen: •
waarnemen: zien, horen, ruiken, smaken
•
geheugen: visueel, auditief
•
denken: begripsvorming, taal, verbanden, fantasie
• Vermits de kleuters zeer gestuurd bezig zijn spreken we hier vooral van ontwikkelingsondersteunend leren.
De grens tussen gezelschapsspelen en speelleermaterialen is niet altijd duidelijk. Het zijn alleszins beide ontwikkelingsmaterialen. Dit wil zeggen materialen die speciaal ontworpen zijn of gebruikt worden om ontwikkeling bij kinderen te stimuleren. Bij speelleermaterialen (men spreekt ook wel van functiespelen) zijn er ook vaak spelvormen en spelregels zoals bij gezelschapsspelen. Vaak is de spelvorm daar echter ondergeschikt aan het ontwikkelingsdoel dat men voor ogen heeft: tellen, begrippen oefenen, analytisch waarnemen bijvoorbeeld. Het spelkarakter is er vaak bijgehaald om de (leer)activiteit voor de kinderen zo leuk mogelijk te maken. Bij gezelschapsspelen zijn de cognitieve leereffecten pas op de twee plaats van belang.
15
Hierover meer uitleg in module 2.1
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 87 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
4.
4.1
Soorten spelen (volgens spelprincipe)
Memoryprincipe
Om beurt mogen twee kaarten omgedraaid worden. Als deze gelijk zijn mag de speler ze houden.
4.2.
Ganzebordprincipe
Je legt een route af. Een beurt overslaan of van het bord afmoeten, behoren tot de mogelijkheden.
4.3.
Kwartetten
Het is de bedoeling zoveel mogelijk groepjes van vier bij elkaar te krijgen. Dat doe je door anderen te vragen of ze de kaart hebben die jij nodig hebt.
4.4.
Dominoprincipe
Het gaat erom om een rij te vormen van plaatjes die bij elkaar horen (dit kan volgens zeer uiteenlopende principes: zie verder). Op elk plaatje staan twee afbeeldingen. Men vult de rij aan langs de ene of de andere kant.
4.5.
Lottoprincipe
Een spelbord met een aantal vakjes moet volledig bedekt worden met corresponderende kaartjes. Die kaartjes liggen omgekeerd in het midden van de speltafel.
4.6.
Behendigheidsspelletjes
Bij deze spelletjes is de motoriek belangrijk. Bijvoorbeeld: mikado, vlooienspel, hengelspel
4.7.
Mens-erger-je-niet-principe
Het gaat er hierbij om zo vlug mogelijk een eigen centrum vol te maken of zoveel mogelijk exemplaren van bijvoorbeeld fiches te verzamelen. Er wordt daarbij een bepaalde route gevolgd.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 88 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
4.8.
Strategische en/of denkspelletjes
Spelletjes waarbij het volgen van een strategie en het doen van bepaalde denkoperaties van belang zijn. Er kan tevens aan medespelers voordeel of nadeel worden berokkend. Bijvoorbeeld: vier op een rij, valkuil
4.9
Samenwerkingsspelletjes
Bij deze ‘recente’ vorm van gezelschapsspelen speel je met alle spelers samen tegen een figuur uit het spel. ‘Er moet bijvoorbeeld iets verzameld worden voor het personage uit het spel in elkaar is gepuzzeld.
5.
Soorten gezelschapsspelen (volgens vaardigheid/functie)
5.1. Identificatiespelen Principe is dat twee of meer gelijke figuren bij elkaar gelegd moeten worden. De gradatie zit hierin dat de verschillen tussen de plaatjes die van mekaar moeten onderscheiden worden steeds kleiner zijn. Er is een duidelijke evolutie doorheen de drie kleuterklassen. Deze evolutie kan zich voordoen op verschillende aspecten van het materiaal
a. Evolutie van de dingen dichterbij naar dingen verderaf vb. appel
mango
poes
egel
goudvis
inktvis
ons huis
winkel
postkantoor
b. Evolutie van grote verschillen naar kleine verschillen: dit betekent een evolutie
van
globaal
waarnemen
naar
gedetailleerd,
gedifferentieerd
waarnemen.
c. Evolutie van gerichtheid op de realiteit naar gerichtheid op de fantasie.
d. Evolutie van meer concrete prikkels naar meer abstracte vb. poes, auto, pop
geometrische figuren, symbolen, letters
geluiden van dieren
woorden, klanken
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 89 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
e. Evolutie van verschillen in één eigenschap naar verschillen in meerdere eigenschappen. vb. alleen de kleur varieert naar variatie in kleur,vorm en aantal kleuren: 3j. hoofdkleuren + groen 4j. + bruin, zwart, wit, roze 5j. +grijs, paars, meerdere tinten
f. Evolutie in verschillen wat betreft hoeveelheid vb.
van weinig (drie) naar veel (zes)
5.2. Associatiespelen Elementen die in verband staan met elkaar moeten samengebracht worden. Het doel van dergelijke spelen is: verbanden zien, relaties leggen, denkactiviteiten. Mogelijke associaties:
a.
Vorm:
beeld
schaduw
beeld
gepunte omlijning
beeld
omtrek
gekleurde
ongekleurde tekening
schaduw
gepunte omlijning
beeld
spiegelbeeld
beeld
spiegelbeeld in schaduw
beeld
spiegelbeeld gepunt, omlijnd
b. Deel- geheel (visuele analyse en synthese) - volledig voorwerp + onderdeel daarvan vb. auto met 4 wielen en een wiel daarvan
- een voorwerp met een ontbrekend deel + een afbeelding van dat ontbrekend deel vb. auto zonder stuur + een stuur
- een associatie tussen een onderdeel (voorwerp, detail) uit een situatie en dat onderdeel vergroot, verkleind, in een ander perspectief,....
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 90 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
- twee helften samenbrengen tot een geheel: - * afbeelding in twee gedeeld - * 1 helft in de schaduw * 1 helft in stippellijn
c. Begripsvorming - associatie tussen concrete voorwerpen, geluiden, smaken .... en de afbeelding vb.
noot + tekening van een noot trompetgeluid + trompet of afbeelding daarvan
- associatie tussen voorwerpen die we samenbrengen omdat ze samen voorkomen in de realiteit vb.
kop + schoteltje beroep + gebruiksvoorwerp voedsel + dier
- hetzelfde begrip: objecten die tot eenzelfde groep behoren vb.
voertuigen, groenten, dieren die we aantreffen op het land/in de lucht...
- associatie tussen een situatieschets en bijhorende attributen vb.
schets badkamer + zeep, bad,...
- associatie tussen figuren die dezelfde houdingen hebben, dezelfde handelingen doen vb.
aap die klimt + mens die klimt
d Tegenstellingen vb.
groot - klein, dik - dun, hoog - laag, links - rechts, boven - onder, voor - achter, in uit, lang - kort, licht - donker (lichtgroen, donkergroen), vlug - traag, veraf dichtbij,...
e. Hoeveelheden vb. - getalbeeld met aantal stippen - stippen met aantal voorwerpen - getalbeeld met aantal voorwerpen - verschillende concrete voorwerpen naast mekaar leggen op basis van hetzelfde aantal vb. 2 bloemen - 2 vogels, 5 bloemen - 5 vogels
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 91 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
f. Associatie tussen foutieve en juiste afbeeldingen
g. Oorzaak - gevolg vb. ballon naald + ballon stuk fiets duimspijker + lekke band
h. Middel - doel vb. hoog gras en maaimachine + kort gras verwarde haardos en kam + verzorgde haren
i. Associatie op basis van klanken vb. rijmen, beginnen met dezelfde letter
Opgelet!!! Om verwarring te voorkomen laat je best in één en hetzelfde spel telkens maar 1 associatie aan bod komen. vb. de associatie tussen kip en ei (oorzaak - gevolg) en de associatie tussen bij en ei (op basis van klanken) mogen niet in hetzelfde spel voorkomen.
5.3. Geheugenspelen Dit kan zowel visueel als auditief geheugen zijn. Er komt ook associatie en identificatie aan bod. Enkele groeilijnen vanuit het geheugen:
- van grote verschillen naar kleine verschillen: datgene wat we onthouden verschilt sterk van elkaar of gelijkt sterk op elkaar vb.
geluid tikkende regen , geloei van een koe, gezoem van mixer
gitaar, viool, contrabas verschillende concrete afbeeldingen in verschillende kleur (bruine kast, gele bal, grijze poes) verschillende kledingstukken met detailverschillen
- het aantal te onthouden kaartjes: van weinig naar veel
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 92 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
- hoe langer de kleuters mogen kijken hoe makkelijker
- de mogelijkheid om structuur aan te brengen in de te onthouden prikkels vergemakkelijkt ook het onthouden
5.4. Telspelen Correct tellen wordt ingeoefend. Bijvoorbeeld door de pion evenveel vakjes vooruit te zetten als de stippen op de dobbelsteen.
5.5. Bouw- of puzzelspelen Tijdens het spelen wordt er iets geconstrueerd of in elkaar gepuzzeld
5.6. Spelen i.v.m. ruimtelijke oriëntatie Het accent ligt bij deze spelen op je correct oriënteren in 2D en of 3D-situaties.
6.
Hoe
jonger
Gezelschapsspelen voor jonge en oudere kleuters?
de
Gezelschapsspelen
kleuters zijn
dus
hoe niet
minder direct
begrip op
hun
ze
hebben
plaats
bij
van 2
à
samenspelen. 3-jarigen.
Hun
concentratievermogen is te kort, ze kunnen hun beurt niet afwachten, van spelregels begrijpen ze weinig of niets en de sociale aspecten van winnen en verliezen zeggen hen niets. Daarbij zal een peuter teleurgesteld zijn als hij voorwerpen of kaartjes moet afgeven.
Naarmate
het
kind
ouder
wordt
begint
enige
vorm
van
samenspelen
zich
te
manifesteren. Op dat moment kan een k.o. stilaan een zeer eenvoudig spel (geleid) introduceren. Zij speelt dit spel dan samen met de kleuters. De belangrijkste taak van de KO bestaat erin om de spelontwikkeling te begeleiden, te stimuleren. De kleuters spelen het spel voor het plezier, winnen en verliezen hebben nog geen betekenis. Er kan wel verrassing en teleurstelling aan bod komen.
Bv. Steve en Jules werpen om beurt met de grote dobbelsteen. Steve werpt twee (bolletjes), Jules nam twee voorwerpen uit de kist. Nu mag Jules werpen. Steve zal dan het aantal voorwerpen uit de kist halen zoals de dobbelsteen aangeeft.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 93 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Als de kleuters vaardig genoeg zijn om kaarten te draaien, pionnen te verplaatsen en als ze voldoende aandacht kunnen opbrengen, kan een eenvoudig gezelschapsspel in de echte zin van het woord aan bod komen. De k.o. speelt nog altijd mee en wijst de kleuters op hun beurtrol indien ze dit nog niet goed opvolgen (begeleide activiteit). Stilaan kan je dan overstappen naar moeilijkere spelen.. Het meespelen zal daarna kunnen overgaan in begeleiden van bijvoorbeeld moeilijke momenten. (zie verder).
Kleuters doorlopen een hele ontwikkeling inzake het spelen van gezelschapsspelen. We zien volgende evoluties:
Aanvankelijk…
Evolutie naar…
- weinig idee van samenspelen
-
kind
is
gevoelig
voor
samenspelen
- k.o. trekt zich geleidelijk terug; enkel nodig voor emotionele opvang, stimulering - kan niet lang hetzelfde spel spelen
- kunnen doorspelen zonder directe leiding
-
- begrijpt de spelregels in grote lijnen
kan
beurt
niet
afwachten
- kan de verschillende spelregels moeilijk
- kind wil echt volgens de regels spelen
uit elkaar houden -
onthoudt
alleen
-
handelingen
staan
resultaat
de
handelingen
voorop,
niet
of
- wedstrijdelement staat op de voorgrond
het
effect
- is blij met dingen die voor het spel niet belangrijk zijn - verschil tussen behendigheidsspelen en
-
kind
accepteert
winst
en
verlies
kansspelen is moeilijk te begrijpen
- de kansen van winnen en verliezen kunnen ze accepteren
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 94 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
7.
Wat is een goed gezelschapsspel voor kleuters?
Voor kinderen geldt het spelplezier dat kinderen aan het spel beleven op de eerste plaats als een oriënterende factor om van een goed spel te spreken. Geven kleuters aan dat ze het saai vinden, dan scheelt er iets met het spel of is het te gemakkelijk en biedt het onvoldoende uitdaging. Hoe ouder de kleuters hoe uitdagender het spel hoort te zijn.
De spelregels moeten duidelijk zijn. Voor jonge kleuters, kort en helder, oudere kleuters kunnen al wat meer regels aan. De geluksfactor is ook een belangrijk sfeermakend ingrediënt. Leuk aan het spelen is ook dat je dingen mag doen die in het dagelijkse leven niet zijn toegestaan: in een spel is het geoorloofd iemand dwars te zitten of een loer te draaien. Een gezelschapsspel mag niet te lang duren. Ook hier kan je een onderscheid maken tussen jongere en oudere kleuters. Maar zelfs voor een 5-jarige is 30 minuten ongeveer de limiet. Op het moment dat duidelijk is wie de winnaar wordt, moet het spel vrijwel afgelopen zijn.
Voor zowel spellen voor kinderen als voor volwassenen mag je stellen dat je bij een goed spel, je na afloop zin hebt om het nog eens te spelen. Dat wil je omdat je de volgende keer wilt winnen of omdat je van de fouten die je gemaakt hebt, wilt leren.
Gezelschapsspellen zijn er voor alle leeftijden. Voor kinderen van circa 2 jaar zijn er al eenvoudige spelletjes. Voor iets oudere kinderen is het aanbod ruim. TIP Via de website http://www.vlaams-spellenarchief.be/ kan je via de database een omschrijving
én
beoordeling
gezelschapsspelen.
Een
terugvinden
andere
zeer
van
een
handige
zéér en
groot
aanbod
interessante
aan
website:
http://khbo.be/spellenarchief/ Een aanrader!
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 95 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
8.
8.1
Aanbieden van een gezelschapsspel
Aanbrengen van een nieuw spel
Als we een nieuw spel in de klas binnenbrengen, dan gaan we dat spel in eerste instantie aanbieden als een begeleide activititeit. Bedoeling van die activiteit is om, tijdens het samen spelen van het spel, de kleuters vertrouwd te maken met de spelregels en de bedoeling van het spel. Volgende elementen moeten zeker aan bod komen:
Bij een nieuw spel is het aantrekkelijk de kinderen eerst met het materiaal te laten kennismaken. We laten ze ermee spelen, ondertussen helpen we hen het materiaal goed te bekijken en bespreken we de kenmerken.
Na de kennismaking volgt de introductie van het spel en van de spelregels. Deze introductie zal echter vooral niet te verbaal zijn! Zeker jongere kinderen onthouden hoofdzakelijk handelingen en niet zozeer de verbale uitleg. We laten daarom zo duidelijk mogelijk zien wat wij doen. We laten ook vooral de kleuters een aantal (deel)handelingen stellen. Het is wel belangrijk om bij de handeling te verwoorden wat wij doen. Bvb. ‘Kijk, ik zoek een plaatje dat precies hetzelfde is. Ik mag er niet onder kijken, dus moet ik raden. Zou het deze zijn? Nee, dat is een auto…’.
Leg de bedoeling van het spel goed uit zodat de kinderen weten waar ze naartoe moeten. Bvb. ‘We gaan kijken of je alle plaatjes kunt vinden’ of ‘wie zou het eerst aan het einde van de baan zijn?’Tijdens het spelen is het belangrijk zo veel mogelijk te vertellen wat er gebeurt of moet gebeuren: wie is aan de beurt, wat moet diegene doen die aan de beurt is, waar moet je als speler op letten, ….
De k.o. beleeft het spel met de kinderen mee. Verrassingen en teleurstellingen horen bij het spel en die kun je met de kinderen tot uitdrukking brengen. Bvb. ‘Kijk, nu heb je twee dezelfde, pak ze maar gauw!’ of ‘Wat jammer dat je weer geen rood hebt gegooid. Dat is pech, hé?’
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 96 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
8.2
Volgende aanbiedingen van het spel
Het doel is dat kinderen nadien zoveel mogelijk in staat zijn om zelf en met elkaar te spelen. Maar we mogen dit niet verwachten van kleuters op jonge leeftijd. Hen kun je wel de gelegenheid geven om zelf te spelen, maar stel het niet als eis.
Wat wordt nu de taak van de k.o. als het spel nadien terug wordt aangeboden? De k.o. herhaalt de bedoelingen en de regels nog eens voordat het spel begint. Bij meer complexe spelen zal dat ook tussendoor nog eens moeten gebeuren. Indien mogelijk laat je het spel uitleggen door kinderen die het voorheen met jou hebben gespeeld aan de nieuwe kinderen. Dan ondersteun je die kinderen bij hun uitleg. Eventueel voorzie je een geheugensteuntje met de spelregels (zie verder). Verder zal de begeleiding van de k.o. zich toespitsen op het tussenkomen bij problemen allerhande (zie 9). De k.o. speelt niet meer echt mee. Op die manier kan het spel dan aangeboden worden als begeleide activiteit.
Maar vergeet niet: ook al zijn kinderen redelijk tot zelfstandig spel in staat, het blijft voor hen heerlijk als je meespeelt. Niet als spelleider, maar als medespeler, die ook verliezen kan en domme dingen doet.
9.
Begeleiden van gezelschapsspelletjes
9.1 Omgaan met spelregels en aandacht voor het spelelement
Als je ook aandacht wil geven aan het spelelement en aan het omgaan met spelregels, dan zijn de volgende aandachtspunten tijdens het meespelen en begeleiden zeker belangrijk:
Omgaan met spelregels
Laat kinderen zelf de spelregels verwoorden.
Bevraag af en toe eens of ze weten waarom die regels nodig zijn.
Eerlijk spelen is een essentieel onderdeel van de gezelschapsspelen. Kinderen hebben heel snel in de gaten dat ze andere kansen in het
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 97 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
spel hebben als ze de regels wat meer naar hun hand zetten. En die ontdekking veroorzaakt dat ze ook anderen gaan verdenken van soortgelijke handelingen. Bespreek dat met kinderen. Veroordeel het sjoemelen met spelregels niet, maar laat ervaren dat regels door iedereen opgevolgd moeten worden wil er van een spel sprake zijn. Laat kinderen die een voorkeur voor eigen regels hebben ook eens zelf een spel en de spelregels bedenken en help hen bij de realisering daarvan.
Omgaan met spelelement
Benadruk het plezierige van een spel; het gaat om het genoegen dat kinderen er individueel en als groep aan beleven.
Bedenk dat niet alle kinderen spelletjes leuk vinden.
Help kinderen te ontdekken welk type spel ze wel aantrekkelijk vinden en welk niet. Een kansspel bijvoorbeeld kan vervelend zijn voor kinderen die greep willen hebben op het spelverloop. Maar kinderen die minder handig zijn of minder tactisch inzicht hebben, kunnen wel eens een voorkeur voor kansspelen hebben.
9.2
Hulp bij moeilijke momenten
Zowel tijdens het meespelen als tijdens het begeleiden kunnen gezelschapsspelen voor kinderen moeilijke momenten met zich meebrengen. Daar moet je als leerkracht alert voor zijn.
Het winnen en verliezen is zo’n moeilijk punt. Kinderen komen langzaam aan in aanraking met het wedstrijdelement. Om problemen op te vangen, kun je het volgende doen. Bespreek na een spel wat zich voordeed: wie was het eerst op het eindpunt; wie daarna, zodat een gevoel
voor
eerste
en
tweede
of
derde
ontstaat.
Gebruik
de
waarneembare of meetbare eindresultaten om kinderen een idee van geleverde prestaties te geven. Bij memory kun je zien of tellen wie de meeste kaartjes heeft. Bij domino kun je zien of alle kaartjes op zijn. Veel moeilijker is het om op denkprestaties af te gaan. Bespreek ook hoe het komt dat je wint; soms heb je gewoon geluk, maar bij een Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 98 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
ander spel kan het komen omdat je iets heel goed kunt. Verliezen wordt niet benadrukt. Een verliezer heeft niet gewonnen, dat is alles. En hij heeft niet gewonnen omdat hij pech heeft gehad. Let wel: winnen mag, maar winnaars mogen niet nog eens extra beloond worden. Geen prijzen dus, geen hoofdprijzen en geen troostprijzen!
Op de beurt wachten is vaak ook zo’n moeilijk punt. Je kunt een kind helpen door de kring mee langs te gaan: ‘Nu is Eric aan de beurt en dan is Anouk en dan kom jij.’ Of, gebruik een symbool om aan te duiden wie aan de beurt is (zie verder).
En dan is er nog het verdelen van het spelmateriaal. Dit doen de kinderen zelf, maar vaak is het nodig dat je een handje helpt om iedereen het gevoel te geven dat het er eerlijk aan toegaat.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 99 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
10.
Aandachtspunten bij de keuze van het spel en het spelmateriaal
En om af te sluiten nog enkele aandachtspunten i.v.m. de keuze van het spel en bij het materiaal. Bij de keuze van de spelmaterialen moet men er goed op letten dat de materialen voor de jongere kleuters gemakkelijk te hanteren zijn. Bvb. niet te kleine pionnen, geen al te gedetailleerde afbeeldingen op lotto’s en memory’s, …. Hou er rekening mee dat de leeftijd die op de doos vermeld wordt, niet altijd correct is. Het speelveld moet groot genoeg zijn, zodat de speelmiddelen weinig kans lopen om omgegooid te worden. Het materiaal moet er aanlokkelijk uitzien, met duidelijke en kleurrijke afbeeldingen. De spelen moeten zeker volledig zijn. Een spel met dobbelstenen kan veel ongenoegen veroorzaken omdat de steen nogal eens van tafel valt of omdat iemand ervan verdacht wordt de steen een duwtje te hebben gegeven om een hoger aantal ogen te hebben. Dit kan voorkomen worden door de dobbelsteen in een doorzichtig doosje te doen. De kinderen ‘gooien’ met het doosje in plaats van met losse stenen. Ze geven het doosje ook aan elkaar door. Je kunt de dobbelstenen ook in een bekertje doen. De kleuters ‘gieten’ dan het bekertje leeg in een deksel. En nog over dobbelstenen: Er zijn tal van gezelschapsspelen op de markt waarbij een dobbelsteen gebruikt wordt. De keuze van de gebruikte dobbelsteen bepaalt mee het niveau van je spel. Immers, je kan het niveau van een spel vaak verhogen of verlagen, gewoon door het aanpassen van de dobbelsteen. Zo kan je bij de jongere kleuters (3-jarigen) werken met een kleurendobbelsteen. Bij iets oudere kleuters (3- tot 4-jarigen) kan je werken met een getaldobbelsteen (eerst met de getalbeelden van 1 tot 3, later met de getalbeelden van 1 tot 6). Nog later (5-jarigen) kan je werken met dobbelstenen waar cijfersymbolen op staan. Er bestaan cijferdobbelstenen van 1 tot 3, van 1 tot 6, en zelfs van 0 tot 9. Je kan ook 2 dobbelstenen gebruiken met de getalbeelden van 1 tot 6). Ook binnen 1 klasgroep kun je, afhankelijk van de kinderen die het spel spelen, differentiëren door de dobbelsteen aan te passen. Ook bij andere spelletjes kan je vaak makkelijk differentiëren. Bvb. bij memory pas je het aantal speelkaarten aan, kijk je naar de afbeeldingen, …
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 100 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Zorg voor een vlak speelveld en een rustige spelplaats. Spelen op de grond lijkt een oplossing maar de houding van de kinderen is dan ongemakkelijk.
Veel
hangt
ook
af
van
de
grootte
van
het
spelmateriaal. Het is voor veel kinderen moeilijk precies te weten of ze al aan de beurt zijn. Daar zijn handige middeltjes voor. Bvb. een symbool dat een kind voor zich heeft als het zijn of haar beurt is. Als de beurt genomen
is, krijgt
het
volgende kind het
symbool. Een
klein
speelgoeddier kan als symbool fungeren of een blokje of een fiche … Voor de oudere kleuters kan je de spelregels visualiseren als geheugensteuntje, zodat het spel sneller zelfstandig kan gespeeld worden. Voorzie bvb. 1 grote kaart of voor elke speler een kleinere kaart met de in beeld gebrachte spelregels. Voorzie ook een kaart met een inhoudstafel: welke spelmaterialen moeten allemaal terug in de doos bij het opruimen. Die kan je bvb. in het deksel van de doos kleven. Zo kunnen de kleuters zelf nagaan of het spel volledig is. Bij de keuze van een spel moet je verder ook nog rekening houden met het feit dat je varieert in je spelen (zowel naar doelen als naar leeftijd). Én je moet natuurlijk ook rekening houden met de rest van je aanbod binnen je weekschema, ook hier moet een goede variatie zijn wat betreft ontwikkelingsaspecten.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 101 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
DEEL 6: VERANTWOORD SPELEN Tekst 1: Rages op school, wat doen we ermee? (3 delen) Tekst 2: Duurzaam spelen: met andere ogen naar materiaal kijken Tekst 3: Spelend leren: het belang van speelgoed Tekst 4: Mijn kind wil een machinegeweer: gewelddadig speelgoed. Tekst 5: Verantwoord speelgoed: Halt of ik schiet… Tekst 6: Een jongen is geen meisje
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 102 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Bibliografie Baeyens, J. (2011). Het begint met kijken en luisteren: een praktische theorie voor onderwijs aan jonge kinderen. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
Boone, M. (2011). Steek je kleuterklas in een nieuwe jas: fotohandleiding voor een creatieve klasinrichting. Plantyn: Mechelen.
Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Coutinho: Bussum.
Decraene, R., & Coppens, P. (1991). Met kleuters onderweg. Oostmalle: De Sikkel.
Decraene, T. (2005). Speel- en werkruimten in de kijker: de verkleedhoek, de huishoek en de poppenhoek. Praktijkgids voor de basisschool. P. 67-81.
De Graeve, S. (1994). Je krijgt vrij spel. Leuven: Wolters.
De Jong, G. e.a. (1997). Hoekenboek. Ideeënboek voor het werken in hoeken. Den Bosch: Malmberg.
De Valck, M. (2006). Het speelgoedboek: eerste hulp bij het kiezen van speelgoed. Uitgeverij SWP: Amsterdam.
De Valck, M. (2012). Aandacht voor spelen: maak zelf het verschil. Reed Business: Amsterdam.
De Valck, M (2013) De wereld van het jonge kind. Aandacht voor spelen, september 2013, p 10-13.
Featherstone, S. (2010). The little book of role play. A&C Black Publishers Limited: London.
Fournier, M. (2012). Meer zorg voor kleuters via spelbegeleiding. Lannoo Campus: Tielt.
Hohmann, M., & Weikart, David P. (1998). Actief leren. Handboek voor begeleiders en leerkrachten van jonge kinderen. Amsterdam: Meulenhoff Educatief.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 103 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Hohmann, M. , Banet. B. & Weikart, D.P. (1985). Kleuters in actie. Standaard Educatieve Uitgeverij: Antwerpen.
Janssen-Vos, F., den Dikken, N., & Verkleij, H. (1996). Spel en spelen. Kleuters in de basisschool. Assen: Van Gorcum.
Janssen-Vos, F. (2006). Spel en ontwikkeling: Spelen en leren in de onderbouw. Assen: Van Gorcum.
Janssen-Vos, F., den Dikken, N. (1997). Werken met materialen. Van Gorcum: Assen.
Janssen – Vos, F & Schiferli, T. (1997). Kringactiviteiten. Van Gorcum: Assen.
Katholieke Hogeshool Leuven (2004 – 2005). Klasinrichting: spelen en werken in hoeken. Ongepubliceerde cursus. Leuven.
Kohnstamm, R. (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie: het jonge kind. Bohn Stafleu Van Loghum: Houten.
Kutik, C. (1992). Kinderen en hun spel. Christofoor: Zeist.
Laevers, F. (1990). Praktijkervaring: Bel de dokter maar! Over het stimuleren van rollenspel in de huis- en winkelhoek. Kleuters en ik, 10(2), 6-8.
Laevers,
F.,
&
Van
Sanden,
P.
(2002).
Basisboek
voor
een
ervaringsgerichte
kleuterklaspraktijk. Leuven: Centrum voor Ervaringsgericht onderwijs.
Laevers, F., & Depondt, L. (2004). Ervaringsgericht werken met kleuters in het basisonderwijs. Leuven: Centrum voor Ervaringsgericht onderwijs.
Menu, E. (2014). Vertrek eens zonder thema. Averbode: CEGO Publishers.
Mullenders, S. (2005). Spel op maat. ThiemeMeulenhoff: Utrecht.
Moyles, J. & Both, K. (red. ) (1993). Laat ze toch spelen: De rol van het spel van jonge kinderen. Intro: Nijkerk.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 104 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Pinkse, F., & Smits, B. (?). Handboek werken in hoeken groep 1 t/m 8. Drunen: Delubas.
Pompert, B. & Schiferli, T. (1993). Spelen en leren op school: Stimulerend onderwijs in de onderbouw. Zwijsen: Tilburg.
Steeno, B. (1996). Klasinrichting. Werken met speelhoeken in de kleuterschool. Eindwerk BOKO.
Struyfen, K.; Sierens, E.; Dochy, F., & Janssens, S. (2003). Groot worden: De ontwikkeling van baby tot adolescent: Handboek voor (toekomstige leerkrachten en opvoeding). Lannoo: Heverlee.
Van Brandwijk, D. (2005). Met echte spullen speel je beter! De wereld van het jonge kind, juni 2005. P 308-311.
van Parreren, C. F. (1999). Hoekenwerk. Hoeken in de ontwikkelingsgerichte onderbouw. Baarn: Bekadidact.
Werkgroep Kleuters Centraal (1999). Hoekenwerk: Hoeken in de ontwikkelingsgerichte onderbouw. Bekadidakt: Baarn.
Willink, T. & Samsom, H. D. (1998). Speelblokken: Over spelen en de ontwikkeling van het kind (3 delen). Bohn Stafleu Van Loghum: Houten.
Woolfson, R.C. (2001). De pientere kleuter: ontdek en stimuleer de ontwikkeling van uw kind tussen het derde en vijfde levensjaar. Cantecleer: Baarn.
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 105 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven
Module 1.3: Spel en spelen Opvoedkunde
- 106 -
Bachelor in onderwijs: Kleuteronderwijs KHLeuven