Opscholing in de voetverzorgingsbranche Projectplan in het kader van de subsidieregeling Scholingsimpuls
2
Inhoudsopgave
1. Een beschrijving van de probleemstelling ...........................................................................5 2. De doelstelling van het opscholingstraject ..........................................................................8 3. Motivering van de noodzaak tot subsidie voor het opscholingstraject......................................9 4. Startniveau van de medewerkers ......................................................................................9 5. Het opscholingstraject................................................................................................... 10 6. Eindniveau van de medewerkers..................................................................................... 13 7. Test van het traject en evaluatie van het project............................................................... 14 8. Projectresultaten .......................................................................................................... 15 9. + 10. Verspreiding en implementatie............................................................................... 16 11. Projectorganisatie ....................................................................................................... 17 12. Een beschrijving van de activiteiten en de fasering .......................................................... 17 Fase 1: Ontwikkeling ........................................................................................................ 19
3
4
1.
Een beschrijving van de probleemstelling
Dit projectplan heeft betrekking op een opscholingstraject in de branche van de voetverzorging/pedicure. Het betreft een opscholing van niveau 3 (pedicure) naar niveau 4 (specialistisch pedicure).
De voetverzorger/pedicure houdt zich bezig met verschillende werkzaamheden die gericht zijn op de verzorging van teennagels en voethuid, de behandeling van huid- en nagelaandoeningen ten gevolge van verkeerd schoeisel en/of een verkeerde voetstand en ter voorkoming van voetklachten. De specialistisch pedicure is een nieuw beroep. Naast de werkzaamheden die een voetverzorger/pedicure uitvoert, voeren specialistisch pedicures ook specialistische behandelingen uit die bestaan uit het toepassen van technieken voor het vervaardigen en aanbrengen van hulpmiddelen. Ook behandelen ze de risicovoet waarbij ten gevolge van ziektebeeld of andere oorzaken (reuma, diabetes, ouderdom) een verhoogd risico aanwezig is op beschadiging en contraindicaties. De specialistische behandelingen zijn gericht op preventie, screening, pijnklachtvermindering en correctie. De verantwoordelijkheid in het werk ligt dus meer op de medische kant van het beroep. Op dit moment bestaat er nog geen opleiding tot specialistisch pedicure. Wel worden er bijscholingscursussen (door particuliere opleidingsinstituten) verzorgd die elementen bevatten van het werk van de specialistisch pedicure. Onlangs is op basis van een marktonderzoek een beroepscompetentieprofiel voor de specialistisch pedicure tot stand gekomen. Het aantal ondernemingen in het voetverzorgingsbedrijf bedroeg in 2003 6.5701. Het betreft voor het grootste deel (98%)2 ZZP-ers. De voetverzorgers/pedicures die zijn opgeleid op niveau 3 (het betreft de opleiding pedicure, die zowel in het reguliere als particuliere onderwijs wordt verzorgd), zijn verenigd in de brancheorganisatie ProVoet3, Landelijke organisatie van de voetverzorger/pedicure4. ProVoet heeft op dit moment 9221 leden (stand per 31-3-2005), inclusief 1796 aspirant-leden die nog in opleiding zijn. In totaal zijn er in Nederland naar schatting 12.000 pedicures die de opleiding op niveau 3 met succes hebben afgerond of nog in opleiding zijn. Naar schatting zijn er 1.500 pedicures in Nederland werkzaam die cursussen en opleidingen hebben gevolgd die gesitueerd kunnen worden op niveau 2 of tussen niveau 2 en 3.
Het probleem De leden van de brancheorganisatie ProVoet ondervinden het volgende probleem: zij kunnen niet voldoende tegemoet komen aan de toenemende vraag van de klant naar behandeling van de risicovoet, omdat zij daarvoor onvoldoende zijn opgeleid.
1
Bron: Ambachtsbedrijven in cijfers per 1 januari 2003, CRK.
2
Bron: Ambachten op de kaart gezet, 2003, HBA.
3
ProVoet is de enige brancheorganisatie in Nederland voor voetverzorgers/pedicures. ProVoet is ontstaan uit
verschillende fusies tussen drie brancheorganisaties voor voetverzorgers/pedicures. 4
Pedicure is geen beschermd beroep. Eenieder kan zich vestigen als pedicure. Om lid te kunnen worden van
ProVoet moet de opleiding tot pedicure op niveau 3 met succes zijn afgerond.
5
De wens van veel pedicures met een opleiding op niveau 3 is dan ook zich verder te ontwikkelen naar het niveau van de specialistisch pedicure (niveau 4) (de specialistisch pedicure is juist gericht op het behandelen van de risicovoet). De duurzaamheid van de voetverzorgingsbedrijven zal als gevolg daarvan verbeteren. Uit een representatief onderzoek onder voetverzorgers5 blijkt dat 88% van de voetverzorgers van mening is dat een opleiding op niveau 4 noodzakelijk is. 40% van de voetverzorgers ambieert een dergelijke opleiding!
Maatschappelijke onderbouwing van de vraag naar specialistische pedicures Dat er inderdaad een grote (maatschappelijke) vraag is naar de specialistisch pedicure blijkt uit onderzoek door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)6. Volgens het RIVM zal door de groei en het ouder worden van de bevolking het aantal ziektegevallen aanzienlijk toenemen, met name de chronische ziekten, waaronder diabetes en reuma. Bij de aandoeningen met de grootste ziektelast staat diabetes op plaats 9 en reuma op plaats 157. Het kabinet heeft uitgesproken graag prioriteit te willen geven aan preventie van diabetes (naast preventie van harten vaatziekten, kanker, astma en chronische longziekten)8. Deze aandoening komt veel voor en behoort bovendien tot de sterke stijgers onder de ziekten. Juist de werkzaamheden van de specialistisch pedicure zijn gericht op preventie en behandeling van risicovoeten, waaronder diabetische en reumatische voeten.
Uit een onderzoek van het College voor zorgverzekeringen blijkt dat ziektekosten kunnen verminderen door het verbeteren van de preventieve zorg rond de diabetes patiënt9. Het College adviseert daarom de vroegtijdige signalering van voetulceraties bij diabetespatiënten te verbeteren. De specialistisch pedicure is de aangewezen persoon om deze vroegsignalering te doen. Er is dus dringend behoefte aan specialistisch pedicures.
Een opscholingstraject voor de specialistisch pedicure op niveau 4 maakt het mogelijk om de bekwaamheid van de specialistisch pedicure vast te stellen. Daarmee worden ook de kansen verhoogd op toekenning van vergoeding voor voetbehandelingen bij risicogroepen (diabetici, reumapatiënten) door de zorgverzekeraars. Dit wordt nu veelal toegekend aan het hoogste niveau (podotherapeut). Dit is duur en waar dit geen voorbehouden handeling betreft, ook onnodig.
Aanknopingspunten voor het toekennen van vergoedingen kunnen worden gevonden in het rapport “De zorg van morgen, flexibiliteit en samenhang” van de Commissie LeGrand (2003)10, waarin
5
Bron: B.M. Rijsenbrij et al., 2001, Eindrapportage aansluiting MBO-HBO schoonheidsverzorging en
voetverzorging, Goirle (AO Consult). 6
Bron: Gezondheid op koers? Volksgezondheid Toekomstverkenning, 2002, RIVM.
7
Zie voetnoot 6.
8
Bron: Langer gezond leven. Ook een kwestie van gezond gedrag. 2003.
9
Bron: Preventieve waarde van podotherapie bij de diabetische voet, College voor Zorgverzekeringen, 2003. De minister heeft aan de Commissie LeGrand advies gevraagd over de aanbevelingen die zijn gedaan in de volgende adviezen/rapporten: • Het advies “taakherschikking in de gezondheidszorg” van de Raad voor volksgezondheid (RVZ 2003). Dit advies gaat in op het anders verdelen van taken tussen zorgverleners onderling en de bijdrage van opleidingen aan het doelmatiger inzetten van personeel in de zorg. • Het rapport “Evaluatie van de Wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) van Zorg Onderzoek Nederland ZonMw, december 2002. 10
6
onder meer wordt aanbevolen opleidingen te introduceren voor nieuwe professionals en het toekennen van een zelfstandige bevoegdheid aan de nieuwe professionals in de vorm van een beschermde beroepstitel en het uitvoeren van voorbehouden behandelingen. In verband hiermee is de stuurgroep voor het moderniseren van de opleidingen en de beroepsuitoefening in de gezondheidszorg ingesteld, de stuurgroep MOBG (Modernisering van de Opleidingen en Beroepsuitoefening in de Gezondheidszorg). De stuurgroep heeft tot taak om: •
Een nieuwe structuur op te zetten voor een stelsel van beroepen en opleidingen in de zorg, waarbij bestaande beroepen en opleidingen fundamenteel mogen veranderen.
•
Taakherschikking in bestaande beroepen te onderzoeken, waarbij uitgangspunt is dat wat door lager opgeleiden kan worden uitgevoerd, ook te laten gebeuren.
Daardoor kan introductie van nieuwe professionals plaatsvinden in de praktijk van care, cure en preventie met een wettelijke fundering, waartoe bijvoorbeeld het toekennen van zelfstandige bevoegdheden behoort. De opleidingsmogelijkheden voor nieuwe professionals moet afgestemd zijn op de behoefte. Vanuit CVZ is de informatie dat taakherschikking moet worden beoordeeld op: •
De bijdrage die het levert aan de toegankelijkheid in de zorg.
•
De kwaliteit van de zorg
•
Deskundigheid en competentie boven de oude beroepenstructuur
•
Waarborg voor bescherming van patiënten.
Geconstateerd kan worden dat onderhavig project voldoet aan de criteria. De toegankelijkheid wordt immers vergroot indien er sprake is van een specialistisch pedicure. Dit is bovendien kostenbesparend vanwege de lagere tarieven t.o.v. arts en/of podotherapeut. Voorts wordt de kwaliteit van de zorg gewaarborgd, doordat in dit project gewerkt zal worden vanuit hetgeen is vastgelegd in het beroepscompetentieprofiel en door de scheiding in taakuitvoering tussen de specialistisch pedicure en de podotherapeut formeel invulling te geven. De waarborg voor bescherming van cliënten wordt ook verhoogd door het toekennen van o.a. zelfstandige bevoegdheden, of het kunnen uitvoeren van voorbehouden behandelingen volgens de wettelijke eisen in opdracht van een arts, overeenkomstig de gegeven aanwijzingen, wanneer men beschikt over de bekwaamheid om de handeling uit te voeren. De opscholing tot specialistisch pedicure kan aldus een extra impuls geven aan de positionering van deze nieuwe functionaris in het zorgstelsel. Dit kan gunstige gevolgen hebben voor de duurzaamheid van de bedrijven van de specialistische pedicures.
Een bijkomend voordeel van een opscholingstraject op niveau 4 is dat de specialistisch pedicure daarna door kan stromen naar reguliere opleidingen op niveau 5 (o.a. podotherapie). Een directe aansluiting op niveau 5 (o.a. podotherapie) is nu niet mogelijk, daar daarvoor niveau 4 vereist is. Een dergelijke opleiding bestaat niet in Nederland. Met een opleiding op niveau 5 verbetert de pedicure de duurzaamheid van haar bedrijfsvoering nog meer, omdat er een groot tekort is aan (toestroom van) podotherapeuten op de arbeidsmarkt11.
11
• Het rapport “De arts van straks, een nieuw opleidingscontinuüm” (KNMG oktober 2002). Bron: Onderzoek AO consult, eindrapportage Aansluiting MBO-HBO Scoonheidsverzorging en voetverzorging
september 2001.
7
2.
De doelstelling van het opscholingstraject
Doelstelling 1: Voorzien in ontwikkelingsbehoeften pedicures waardoor zij beter tegemoet kunnen komen aan de toenemende vraag van klanten en de maatschappij inzake de behandeling van de risicovoet In dit project zal het opscholingstraject tot specialistisch pedicure worden ontwikkeld, dat gesitueerd zal worden op niveau 4. Dit opscholingstraject zal worden aangeboden door zowel de reguliere als particuliere opleidingsinstituten op het gebied van voetverzorging. Dit betekent dat het potentieel van ruim 9.000 pedicures met een diploma op niveau 3 door kan stromen naar het opscholingstraject tot specialistisch pedicure. 40% hiervan heeft aangegeven de opleiding op niveau 4 te ambiëren12. Daarmee wordt in de ontwikkelingsbehoefte van deze pedicures voorzien waardoor zij tegemoet kunnen komen aan de toenemende vraag inzake de behandeling van de risicovoet waardoor de duurzaamheid van de bedrijven wordt verbeterd.
Dat pedicures in grote getallen bereid zijn tot extra scholing blijkt overigens ook uit het onlangs gereed gekomen rapport van het Structuuronderzoek Voetverzorgingsbedrijf 2004, uitgevoerd door het EIM, onderzoek voor Bedrijf en Beleid in opdracht van het HBA. Daaruit blijkt dat in de afgelopen twee jaar 57% van de ondervraagde pedicures vakinhoudelijke bij- en nascholingen heeft gevolgd. Opvallend hoog scoort de nascholing op het gebied van voetbehandeling bij diabetici (40%).
Na het volgen van het opscholingstraject op niveau 4, kan worden doorgestroomd naar de HBOopleiding Podotherapie. Dit levert wederom gunstige perspectieven op, omdat er een grote vraag is naar podotherapeuten. Op basis van het bovenstaande schat ProVoet het potentieel om door te stromen van niveau 4 naar 5 op 1.000. De belangstelling zal met name groot zijn onder leden die ook podologische cursussen (orthesen, nageltechnieken, zolen e.d.) hebben gedaan.
Doelstelling 2: (Gedeeltelijk) oplossen van het tekort aan specialistisch pedicures en podotherapeuten De vraag naar specialistisch pedicures en podotherapeuten neemt gezien maatschappelijke en politieke ontwikkelingen op dit moment sterk toe. Dit project kan (gedeeltelijk) voorzien in het oplossen van het tekort aan specialistisch pedicures en podotherapeuten.
De EVC-procedure In het project zal gebruik worden gemaakt van een EVC-procedure. Dit is om twee redenen belangrijk voor de doelgroep: 1.
Het beroepscompetentieprofiel van de specialistisch pedicure vormt een uitbreiding op het beroepscompetentieprofiel van de pedicure13. De zittende pedicures (waar het in dit traject
12
Bron: B.M. Rijsenbrij et al., 2001, Eindrapportage aansluiting MBO-HBO schoonheidsverzorging en
voetverzorging, Goirle (AO Consult). 13
Er is sprake van een concept-kwalificatieprofiel (april 2005) met als uitstroomdiffentiaties pedicure en
specialistisch pedicure. Het kwalificatieprofiel is tot op heden nog niet goedgekeurd.
8
om gaat) kunnen door middel van EVC aantonen dat zij in het bezit zijn van de overlappende competenties van beide beroepen, waardoor hun opleidingstraject wordt verkort. 2.
Veel pedicures met een diploma op niveau 3 volgen op dit moment al bijscholing t.a.v. onderwerpen die een plaats zullen krijgen in het opscholingstraject tot specialistisch pedicure op niveau 4 (of hebben deze bijscholing reeds afgerond). Daarbij kan gedacht worden aan o.a. voetbehandeling bij diabetici, voetbehandeling bij reumapatiënten, nagelregulatie- en reparatietechnieken en preventieve, protectieve en correctieve technieken (o.a. orthesen, zolen). Middels EVC kunnen zij vrijstelling krijgen voor deze onderdelen in de niveau 4 opscholing.
Voor de branche zijn EVC-procedures ook van belang. Een aantal deelnemers zal sneller door het scholingstraject kunnen, waardoor zij eerder beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Daarnaast kan de branche haar leden scholingstrajecten op-maat aanbieden, wat leidt tot kosten- en tijdbesparing voor de leden.
3.
Motivering van de noodzaak tot subsidie voor het opscholingstraject
Doorgang van het project is zeer belangrijk voor de branche. Een opscholingstraject tot specialistisch pedicure verbetert de duurzaamheid van de bedrijven van de leden en kan tegemoet komen aan het tekort aan specialistisch pedicures in Nederland. Tevens is doorgang van het project belangrijk in het kader van de positionering van deze nieuwe functionaris in het zorgstelsel. Als de specialistisch pedicure opgenomen wordt in het zorgstelsel, is het ook mogelijk dat behandelingen (gedeeltelijk) vergoed gaan worden door de zorgverzekeraars. Dit is voor de doelgroep cruciaal in het verbeteren van de arbeidsmarktpositie. Het is nu het moment om dit op te pakken, omdat de stuurgroep MOBG aan het werk is. Mocht dit projectvoorstel niet gehonoreerd worden, dan zal ProVoet alle zeilen bijzetten om het project toch doorgang te laten vinden. Gezien de hoge kosten die gemoeid zijn met dit project, zal dit een te zware druk leggen op de financiële middelen van ProVoet en zal het project moeten worden ‘uitgekleed’, hetgeen niet wenselijk is.
Inhoud
4.
Startniveau van de medewerkers
Alle deelnemers aan het opscholingstraject hebben het diploma pedicure op MBO-niveau 3 behaald of een daaraan gelijkwaardig vakdiploma, voortkomend op de Generaal Pardonlijst14.
14
Deze lijst is in 1989 door de destijds bestaande (5) brancheorganisaties opgesteld. Dit i.v.m. de oprichting
van de branche-erkende exameninstellingen SEPVO (Stichting Examens en Proeven Voetverzorginsonderwijs) en EPP (Examenplatform Pedicure) voor het particulier onderwijs. In het professionaliseringsproces van de branche is uit een aantal fusieprocessen uiteindelijk in 2002 het huidige ProVoet opgericht. ProVoet is daarmee de enige brancheorganisatie voor de voetverzorgingsbranche geworden.
9
Daarnaast zal een aantal deelnemers zich verder hebben bijgeschoold, bijvoorbeeld op het gebied van voetbehandeling bij diabetici, voetbehandeling bij reumapatiënten, nagelregulatie- en reparatietechnieken en preventieve, protectieve en correctieve technieken (o.a. orthesen, zolen). Dit zijn cursussen die worden verzorgd bij particuliere onderwijsinstellingen. Deze cursussen zijn niet gekoppeld aan de WEB. Het huidige niveau van de deelnemers wordt vastgesteld door middel van een EVC-procedure, die hierna wordt beschreven.
5.
Het opscholingstraject
Er is sprake van één opscholingstraject, namelijk dat van pedicure (niveau 3) naar specialistisch pedicure (niveau 4). Het volledige traject kan als volgt in beeld worden gebracht:
10
Beroepscompetentieprofiel specialistisch pedicure bijstellen
Ontwikkelen competentiegericht opscholingsmateriaal
Ontwikkelen EVCprocedure en instrumentarium
Evalueren
Voorlichting over het project
Intake van kandidaten
Portfolio-vulling door kandidaten
Assessment: Diploma’s Overige bewijzen Proeven van bekwaamheid
Certificeren
POP
Opscholing en proeven van bekwaamheid
Certificeren
Implementeren 11
Het traject wordt in paragraaf 12 nader toegelicht.
Competentiegericht onderwijs als uitgangspunt Als didactisch uitgangspunt voor de opscholing wordt competentiegericht onderwijs gebruikt. Het (bij te stellen) Beroepscompetentieprofiel van de specialistisch pedicure, vormt de basis voor zowel de EVC-procedure als de opscholing. Voorts zal de opscholing worden vormgegeven langs contextrijke leeropdrachten, waarbij het leren van geheel naar delen centraal staat. Leren kan geschieden op school en in het bedrijf. Tevens volgt elke deelnemer een individuele leerroute, afhankelijk van de competenties die hij/zij al bezit. Deze competenties worden vastgesteld in het EVC-traject.
Duur van de opscholing De opscholing duurt maximaal een jaar (640 Sbu, waarvan 320 SBU contacttijd (1 dag per week) en 320 SBU zelfstudie). Deelnemers waarbij uit het EVC-traject blijkt dat zij alle benodigde competenties bezitten, hoeven geen opscholing te volgen. De minimale duur van de opscholing bedraagt dus 0 SBU. Alle varianten tussen de minimale en maximale variant zijn voorts mogelijk. Er is dus sprake van maatwerk voor elke deelnemer.
Oriëntatie op overige projecten Tijdens dit project zal dankbaar gebruik worden gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan (of op dit moment worden opgedaan) in projecten die qua branche en/of inhoudelijk gerelateerd zijn aan onderhavig project. Genoemd kunnen worden het opscholingsproject bij de grimeurs, dat onlangs succesvol is afgerond en het opscholingsproject bij de schoonheidsverzorging, dat in mei 2005 start. Er zal regelmatig overleg zijn met de VGN en de ANBOS over deze projecten. Dit is gemakkelijk, omdat alle drie deze branches onder KBB KOC Nederland vallen. Voorts vindt afstemming plaats met projecten in andere ambachtelijke branches, zoals het opscholingsproject in de straatmakersbranche, maar ook met bijvoorbeeld het doorstroomproject in de optiek (Innovatiearrangement), waar afstemming tussen MBO en HBO centraal staat en waar gewerkt wordt met een portfolio en assessment. Tevens zal veel gebruik worden gemaakt van de site van het EVC Kenniscentrum en van het project convenant examinering waar kaders worden ontwikkeld voor competentiegericht beoordelen.
Een innovatief project •
Het opscholingstraject is volledig nieuw. Tot op heden wordt er geen opleiding tot specialistisch pedicure op niveau 4 verzorgd in Nederland. Gezien de grote vraag naar specialistisch pedicures zal deze opscholing goed aansluiten bij de vraag van de bedrijven in de branche.
•
Daarnaast is ook de competentiegerichte vormgeving van de opscholing nieuw. De huidige opleiding pedicure op niveau 3 en verschillende bijscholingscursussen die door particuliere onderwijsinstellingen worden verzorgd, worden nog niet volgens dit concept vormgegeven. Middels de competentiegerichte vormgeving zal de opleiding beter aansluiten bij de beroepspraktijk.
12
•
Tevens innovatief aan het project is de nauwe samenwerking met de HBO-opleiding Podotherapie. Na de niveau 4 opscholing kunnen kandidaten doorstromen naar deze HBOopleiding. Uit het onderzoek “Competent naar de Paramedische Hogeschool” (2005)15 blijkt dat het rendement van mbo-studenten met een niveau 4 kwalificatie volgens de verschillende opleidingen van de Fontys Paramedische Hogeschool gering is. Studenten vallen snel uit en ze hebben het op bepaalde terreinen of bij specifieke vakken moeilijk met de studie en het kost de opleidingen onevenredig veel energie deze studenten te behouden (pagina 4). Met name voor de studenten is het van belang dat de overgang van MBO naar HBO zo drempelloos mogelijk verloopt. Daarom wordt in dit project de HBO-opleiding Podotherapie van het begin af aan betrokken bij de ontwikkeling en vormgeving van de opscholing tot specialistisch pedicure op niveau 4.
•
Tot slot kan de nauwe samenwerking vermeld worden tussen regulier en particulier onderwijs. Beide typen onderwijs werken mee aan dit project zodat inhoud en vorm (ook in de toekomst) op elkaar zijn afgestemd.
6.
Eindniveau van de medewerkers
Het eindniveau van de deelnemers aan dit traject zal MBO-niveau 4 zijn (specialistisch pedicure). Ten opzichte van de pedicure zijn de volgende beroepscompetenties nieuw voor het beroep van specialistisch pedicure1617: •
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze de specialistische behandeling voor de risicovoet te plannen, te organiseren en voor te bereiden, zodat de behandeling zo efficiënt mogelijk wordt uitgevoerd.
•
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze de kwaliteit van de werkprocessen en de hygiënische omstandigheden waaronder deze werkprocessen worden uitgevoerd te bewaken en te waarborgen.
•
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze te reageren op wensen, vragen en klachten van cliënten tijdens de behandeling, ten einde de cliënt tevreden te stellen zonder het bedrijfsbelang uit het oog te verliezen.
•
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze aandoeningen en afwijkingen aan de voet te signaleren bij de cliënt en risico’s in te schatten bij diverse contra-indicaties, om complicaties te voorkomen bij behandeling.
•
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze relaties te onderhouden en samen te werken met andere disciplines in de ketenzorg.
•
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze, op basis van het behandelplan, een keuze te maken uit verschillende technieken en deze toe te passen voor het vervaardigen en
15
C.A.C. van Bragt. (2005). Competent naar de Paramedische Hogeschool. Basisdocument voor een
activiteitenplan. Eindhoven (Fontys Facilitair Bedrijf, Afdeling Onderwijs) 16
Bron: Beroepscompetentieprofiel specialistisch pedicure, versie november 2004. HBA-publicatiereeksnr.326.
17
N.B.: in dit project zal het BCP van de specialistisch pedicure overigens worden bijgesteld omdat in de
praktijk blijkt dat het onduidelijk en onvolledig is en omdat een betere afstemming met het beroep van podotherapeut moet worden bewerkstelligd.
13
aanbrengen van hulpmiddelen met als doel het voetprobleem van de cliënt te verminderen of op te lossen. •
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze een keuze te maken uit het instrumentarium en deze toe te passen, om een screening uit te voeren bij de cliënt zodat risicofactoren en complicaties kunnen worden opgespoord.
•
De specialistisch pedicure is in staat om op adequate wijze, op basis van het behandelplan, een keuze te maken uit verschillende methoden en deze toe te passen om een specialistische behandeling bij de cliënt uit te voeren en af te ronden gericht op preventie en pijnklachtvermindering.
Het eindniveau wordt vastgesteld met realistische proeven van bekwaamheid. In de EVCprocedure kan met behulp van deze proeven overigens al worden aangetoond dat een kandidaat het gewenste eindniveau bezit. Zo niet, dan volgt de kandidaat opscholing, waarna hij aan het einde daarvan dezelfde proeven af moet leggen. De kandidaat die de proeven met goed gevolg heeft afgelegd, ontvangt het diploma specialistisch pedicure op niveau 4, dat erkend wordt door de branche.
7.
Test van het traject en evaluatie van het project
Test van het traject De testgroep bestaat uit 50 pedicures met een diploma op niveau 3. De pedicures die meedoen aan het project zijn werkzaam als pedicure en zijn geregistreerd bij ProVoet. Om de test zo representatief mogelijk uit te voeren, zullen zowel pedicures in de testgroep zitten die wel en geen nascholingscursussen hebben gevolgd. Op deze wijze wordt achteraf goed zichtbaar wat de kansen van een EVC-procedure zijn bij verschillende type kandidaten.
Het volledige traject, zoals geschetst in het schema in paragraaf 5 wordt getest. Van de voorlichting, via de EVC-procedure (intake, portfolio-vulling, assessment, certificeren) tot de opscholing (inclusief opleidingsmateriaal, proeven van bekwaamheid en diplomering). Het gehele traject (inclusief ontwikkeling en testen) duurt twee en een half jaar. Het daadwerkelijke testen duurt anderhalf jaar. Het eerste 1,5 jaar wordt gebruikt om de EVCprocedure (inclusief instrumentarium) en het opscholingsmateriaal te ontwikkelen en om de kandidaten de EVC-procedure te laten doorlopen. In het laatste jaar staat de opscholing centraal en zal vorm worden gegeven aan de verspreidingsactiviteiten.
Het testen van het project wordt door verschillende partijen ter hand genomen. Het EVC-deel wordt uitgevoerd door vertegenwoordigers van de branche-organisatie, het bedrijfsleven , ROC Eindhoven en IMKO. Het uitvoeren van de opscholing gebeurt door ROC Eindhoven en IMKO.
Evaluatie van het traject Het project zal voortdurend onderwerp zijn van evaluatie. Dit gebeurt op twee niveaus: •
Op het niveau van de afzonderlijke stappen in het project. Hiervoor ontvangen betrokkenen (deelnemers, betrokken organisaties, assessoren, etc.) een aantal korte vragenlijsten met
14
behulp waarvan zij hun mening kunnen geven. Tevens zal een aantal interviews met de betrokkenen worden gehouden, waarin dieper op de werking van de verschillende stappen kan worden ingegaan. Deze evaluatie zal ter hand worden genomen door een medewerker van AO Consult. •
Op het niveau van het project als geheel. Hier wordt gekeken of de beoogde doelstellingen van het project zijn behaald en of het project als geheel naar wens is verlopen volgens de verschillende projectpartners. Deze evaluatie zal ter hand worden genomen door een medewerker van AO Consult die niet bij het project betrokken is. Op deze wijze kan een onafhankelijke eindevaluatie worden gewaarborgd.
•
Provoet, ROC Eindhoven en IMKO zijn verantwoordelijk voor het aanpassen van de EVCprocedure, mochten de testresultaten daartoe aanleiding geven. ROC Eindhoven en IMKO nemen voorts ook de aanpassingen van het ondersteunend materiaal ten behoeve van de opscholing en de opscholing zelf ter hand.
Voorbeeldwerking 8.
Projectresultaten
De volgende projectresulaten worden behaald: •
Bijgesteld BCP specialistisch pedicure
•
EVC-procedure
•
Voorlichtingsmateriaal
•
Quick scan
•
Intake-format
•
Intake-formulier
•
Portfolio
•
Assessmentprocedure
•
Beroepsprocedure
•
Proeven van bekwaamheid
•
Getrainde assessoren
•
Afgenomen assessments bij 50 kandidaten
•
Set opdrachten (prestaties)
•
Ondersteunend materiaal ten behoeve van de opscholing
•
Uitgevoerde opscholing
•
Uitgereikte deelcertificaten en diploma’s
•
Evaluatieformats
•
Evaluatierapport
•
Artikelen in vakbladen en op websites
•
Presentaties op congressen
•
Boekje waarin het gehele project (inclusief instrumentarium) wordt beschreven
•
Implementatiehandleiding voor invoering van het traject op ROC’s en particuliere opleidingsinstellingen
15
•
Afspraken met zorgverzekeraars over vergoeding van werkzaamheden van specialistisch pedicures
9. + 10. •
Verspreiding en implementatie
Als het project van start gaat, wordt het project middels een nieuwsbrief en folder gepresenteerd aan de lidbedrijven van ProVoet en niet georganiseerde voetverzorgingsbedrijven. Het betreft in totaal naar schatting 12.000 bedrijven.
•
Tevens wordt het project vermeld op verschillende websites, waaronder die van ProVoet, KOC, HBA, ROC Eindhoven, IMKO, AO Consult, Fontys Paramedische Hogeschool en op relevante websites (bijvoorbeeld www.voetverzorging.nl, www.podostart.nl, www.podotherapie.nl en www.loop.nl).
•
Als het project loopt zal er regelmatig publiciteit aan het project worden gegeven op bovengenoemde websites, de nieuwsbrieven van ProVoet en de Commissie Voetverzorging van het HBA en in de vakbladen Podopost en Voetvak+.
•
Als het project is getest en geïmplementeerd wordt een boekje opgesteld dat aangeboden wordt aan geïnteresseerde lidbedrijven van ProVoet, de niet georganiseerde voetverzorgingsbedrijven, ROC’s, andere branches (binnen en buiten de uiterlijke verzorging), zorgverzekeraars, het HBO, particuliere onderwijsinstellingen etc.
•
Daarnaast worden de resultaten verspreid via Kennisnet en het Kenniscentrum EVC en de al eerder genoemde websites.
•
De ervaringen met competentiegericht toetsen en leren, de kwaliteitsborging van de EVCprocedure en toetsing van de competenties conform KOC Nederland worden – met een workshop en een publicatie overgedragen aan reguliere en particuliere beroepsopleidingen en bedrijven in de branche. Omdat alle branches een omslag moeten maken naar competentiegericht onderwijs, kunnen de ervaringen ook worden gedeeld met tal van andere beroepsopleidingen en branches, binnen en buiten de uiterlijke verzorging. Deze betrokkenen worden dan ook uitgenodigd voor de genoemde workshop. Binnen de uiterlijke verzorging gaat het om de branches schoonheidsverzorging, kappers en grimeurs, daarbuiten om zowel de ambachtelijke branches en overige branches.
•
Als het traject is ontwikkeld, wordt het aangeboden aan alle pedicures die werkzaam zijn op niveau 3.
•
De ontwikkelde EVC-procedure en het ontwikkelde opscholingsmateriaal kan onderdeel worden van de reguliere beroepsopleiding tot specialistisch pedicure bij ROC Eindhoven en bij de opleiding van IMKO als er een vertaalslag gemaakt wordt van vakvolwassen beroepsbeoefenaar naar startende beroepsbeoefenaar. Ook andere ROC’s en particuliere opleidingsinstellingen kunnen gebruik maken van de EVC-procedure. Voor alle duidelijkheid: er bestaat op dit moment nog geen reguliere opleiding tot specialistisch pedicure. Er is ook geen proeftuin voor aangevraagd.
•
De eerste certificaten en diploma’s zullen op een feestelijke wijze worden uitgereikt, waarbij ook de nodige publiciteit niet zal ontbreken.
16
Projectorganisatie en projectuitvoering 11.
Projectorganisatie
De volgende partijen nemen deel aan het project:
Aanvrager ProVoet, Landelijke Organisatie voor de Voetverzorger / Pedicure te Veenendaal. Brancheorganisatie. Levert input namens de branche.
Derden
ROC Eindhoven te Eindhoven. Brengt expertise in op het gebied van het opleiden van pedicures.
IMKO Opleidingen te Gouda. Particulier opleidingsinstituut, o.a. op het gebied van voetverzorging. Brengt expertise in op het gebied van opleiden van pedicures.
Fontys Paramedische Hogeschool, Opleiding Podotherapie te Eindhoven. Brengt expertise in op het gebied van afstemming tussen MBO en HBO.
KOC Nederland, Kenniscentrum voor de uiterlijke verzorging te Nieuwegein. Brengt expertise in op het gebied van beroepscompetentie- en kwalificatieprofielen, toetsing en examinering en EVC-procedures.
Hoofdbedrijfschap Ambachten te Zoetermeer, vertegenwoordigd door de Commissie Voetverzorging van het HBA. Brengt expertise in ten aanzien van de afstemming van EVCprojecten in de ambachtelijke branches.
Vier bedrijven uit de branche, te weten Voetverzorging ‘De landerijen’, Voetverzorgingsbedrijf Jolanda Lodewijk, Voetverzorging Tineke de Beer en Voetverzorgingsbedrijf Thea Segers. Deze bedrijven brengen expertise namens de branche in.
AO Consult te Tilburg, Onderzoeks- en adviesbureau op het snijvlak van Onderwijs en Arbeidsmarkt. Expertise op het gebied van projectmanagement en EVC- en opscholingstrajecten.
12.
Een beschrijving van de activiteiten en de fasering Het schema uit paragraaf 5 wordt hieronder gekoppeld aan de drie fasen:
Ontwikkeling
Test
Verspreiding en evaluatie
17
A. Beroepscompetentieprofiel specialistisch pedicure bijstellen
I. Ontwikkelen competentie gericht opscholingsmateriaal
B. Ontwikkelen EVC-procedure en instrumentarium
C. Voorlichting over het project
D. Intake van kandidaten
1. Ontwikkeling
E. Portfolio-vulling door kandidaten
F. Assessment: Diploma’s Overige bewijzen Proeven van bekwaamheid
G. Certificeren
H. POP
2. test
J. Opscholing en proeven van bekwaamheid
K. Certificeren
3. Implementeren en verspreiden
18
L. Implementeren en verspreiden
M. Evalueren
Fase 1: Ontwikkeling A. Beroepscompetentieprofiel specialistisch pedicure bijstellen Opbrengst: bijgesteld BCP specialistisch pedicure
Er is inmiddels een beroepscompetentieprofiel voor de specialistisch pedicure. Dit moet echter worden bijgesteld, omdat in de praktijk blijkt dat het onduidelijk en onvolledig is. Tevens kan door een bijstelling een goede afstemming met het beroep van podotherapeut worden bereikt. Het beroepscompetentieprofiel zal worden aangepast door de projectgroep EVC, middels enkele interviews met beroepsbeoefenaren. Tevens zal de inbreng vanuit het HBO Podotherapie worden gebruikt om het BCP voor de specialistisch pedicure af te stemmen op het BCP van de podotherapeut.
B. Ontwikkelen EVC-procedure en instrumentarium Opbrengst: EVC-procedure, quick-scan, intake-format, intake-formulier, portfolio, assessmentprocedure, beroepsprocedure, overzicht diploma-vergelijking
De projectgroep EVC ontwikkelt in deze fase de EVC-procedure en het bijbehorende instrumentarium. Daarbij moet gedacht worden aan een quick-scan, het intake-format, het intakeformulier, het portfolio, de assessmentprocedure en de beroepsprocedure. Tijdens het assessment wordt op drie manieren gekeken naar de eerder verworven competenties:
Diplomavergelijking. De projectgroep EVC ontwikkelt in deze fase een document waarop staat aangegeven welke diploma’s/certificaten tot standaardvrijstellingen leiden.
Overige bewijslast. De kandidaat kan deze bewijslast in het portfolio aanvoeren.
Proeven van bekwaamheid. Bij twijfel bij de assessoren kunnen proeven van bekwaamheid worden afgenomen. Deze worden ontwikkeld in fase F.
C. Voorlichting Opbrengst: voorlichtingsmateriaal (folder, persbericht, artikelen in vakbladen en aankondigen op websites) en voorlichtingsbijeenkomst
De projectgroep EVC ontwikkelt in deze fase het voorlichtingsmateriaal, bestaande uit een folder, persbericht, artikelen voor in vakbladen en aankondigen op websites. De projectgroep zorgt dat alles naar de juiste personen en organisaties wordt verspreid. Tevens wordt een voorlichtingsbijeenkomst ontwikkeld en georganiseerd.
D. Intake Opbrengst: 50 kandidaten die door intake zijn gekomen en zijn voorgelicht over het vervolgtraject
De medewerkers van ProVoet die in de projectgroep EVC zitten, verzorgen de intake van de 50 kandidaten. Dit gebeurt in een persoonlijk gesprek. Per kandidaat wordt bekeken of het zinvol is
19
deel te nemen aan het project en wordt uitleg gegeven over het vullen van het portfolio, het assessment dat de kandidaat te wachten staat, het POP en de eventuele opscholing.
E. Portfolio-vulling Opbrengst: 50 kandidaten die portfolio hebben gevuld De kandidaten die door de intake zijn gekomen, gaan hun portfolio vullen. De medewerkers van ProVoet die in de projectgroep EVC zitten, staan paraat als de kandidaten vragen hebben bij het vullen van hun portfolio.
F. Assessments Opbrengst: proeven van bekwaamheid, getrainde assessoren, 50 kandidaten die een assessment hebben gedaan en een overzicht per persoon met competenties die men al dan niet beheerst. De projectgroep EVC ontwikkelt samen met de projectgroep competentiegericht maken van het opscholingstraject de proeven van bekwaamheid. Tevens wordt getest of de proeven voldoen door het afnemen van de proeven bij twee testkandidaten (deze nemen niet deel aan het traject). Ook worden de assessoren getraind in het afnemen van assessmentgesprekken en proeven van bekwaamheid. Er wordt steeds gewerkt met twee assessoren: een assessor afkomstig uit de brancheorganisatie (deze persoon is ook werkzaam als pedicure) en een assessor afkomstig van ROC Eindhoven of IMKO. Een van de bedrijven uit de klankbordgroep zal ingezet worden bij het afnemen van de proeven van bekwaamheid. Deze assessoren nemen de assessments af en stellen op grond van het assessment per kandidaat vast over welke competenties zij al wel en niet beschikken. Regelmatig zullen de drie assessoren met elkaar overleggen.
G. Certificeren Opbrengst: uitgereikte certificaten en diploma’s Op een feestelijke bijeenkomst worden de eerste certificaten en diploma’s naar aanleiding van het assessment uitgereikt.
H. POP Opbrengst: POP per persoon Op grond van het overzicht dat na het assessment is gemaakt van de competenties die de kandidaat al wel en niet beheerst, maken de assessoren per kandidaat een overzicht van nog ontbrekende competenties en de betekenis daarvan voor het te volgen opscholingsprogramma.
I.
Ontwikkelen competentiegericht opscholingsmateriaal Opbrengst: competentiegericht opscholingsmateriaal
De projectgroep competentiegericht maken van de opleiding ontwikkelt de leeropdrachten en het lesmateriaal en de routing van de opleiding.
Fase 2: Test
20
J.
Opscholing en proeven van bekwaamheid Opbrengst: kandidaten die opscholing hebben gevolgd en die proeven van bekwaamheid hebben afgelegd
ROC Eindhoven en IMKO verzorgen de daadwerkelijke opscholing. De opscholing wordt volledig op maat aangeboden aan de kandidaten, afhankelijk van de competenties die men al dan niet beheerst. Aan het einde van de opscholing worden de proeven van bekwaamheid afgenomen. Dit gebeurt door de assessoren afkomstig van ROC Eindhoven of IMKO, in combinatie met een afgevaardigde afkomstig uit het bedrijfsleven.
K. Certificeren Opbrengst: gecertificeerde en gediplomeerde deelnemers Op een feestelijke bijeenkomst worden de behaalde certificaten en diploma’s uitgereikt.
Fase 3: Implementeren en verspreiden L. Implementeren Opbrengst: zie paragraaf 9 en 10 Conform het gestelde in paragraaf 9 en 10 wordt het traject geïmplementeerd.
M. Evalueren Opbrengst: Evaluatieformats, evaluatie van het traject, evaluatierapport Het gehele traject zal voortdurend onderwerp zijn van evaluatie. Resultaten uit de tussentijdse evaluaties zullen waar mogelijk meteen worden doorgevoerd. De resultaten uit de tussen- en eindevaluatie zullen worden gebruikt bij het daadwerkelijk implementeren van de opscholing na de testfase.
21