Open brief Aangeboden aan de 2de Kamercommissie Veiligheid en Justitie
Oproep tot verbetering stelsel Wapens en Munitie - November 2014 -
Opgesteld door samenwerkingsverband GrondRechten en Schietsport
Samenvatting principe ‘Hanteringsverlof’ Achtergrond De politiek vraagt meer om toezicht op de toegang van burgers tot vuurwapens en munitie. De huidige wet- en regelgeving maakt daartoe gebruik van methoden die door de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State als onrechtmatig zijn aangeduid. Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de minister de Regeling en de Circulaire Wapens en Munitie zo aangepast dat deze wederom, dit keer op nog grovere wijze, in woord en in de uitvoering artikelen van de Nederlandse Grondwet, alsmede het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens schendt. Los van de onrechtmatigheid, is de vigerende wet- en regelgeving nog steeds even inefficiënt. Zij bestaat, daar waar het gaat om toezicht van de overheid op de toegang tot vuurwapens en munitie, uit slechts één momentopname (VOG). Voordelen Het Hanteringsverlof is een uitstekend alternatief dat: a) ongewenste individuen op permanente basis (dus geen momentopname) de toegang tot vuurwapens en munitie (het bekwamen, schieten, hanteren, vasthouden, e.d.) onmogelijk maakt; b) geen grond- en mensenrechten schendt; c) gebruik maakt van reeds bij de Politie opgeleide experts, bestaande logistiek en software (e-screener); d) geen noemenswaardige weerstand oproept bij de burger; e) de sportbond ontlast van het onrechtmatig opgelegde toezicht op (sport)schutters; f) leidt tot zeer bondige en heldere regelgeving die voor iedereen en op elk niveau begrijpelijk is. In een notendop Het uitgangspunt van het hanteringsverlof binnen nieuwe wetgeving (WWM) is het principe dat het verboden is om vuurwapens en munitie te hanteren (lees: bedienen, aanraken, afvuren enz.), tenzij men beschikt over een hanteringsverlof of een ‘verlof tot voorhanden hebben’1. Het hanteringsverlof kan door de burger bij Politie worden aangevraagd2 en wordt, net als de overige verloven, door de Politie uitgereikt nadat de registers en databanken zijn gecheckt gelijk aan de procedure die nu ook voor wapenverlofhouders geldt: geen gevaar voor zichzelf, geen gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Omdat er geen vuurwapens op het hanteringsverlof worden genoteerd, kan het verlof voor een bepaalde tijdsduur geldig zijn (analoog aan de bestaande en reeds aanwezige methodiek en logistiek). Begaat op enig moment een hanteringsverlofhouder een misdrijf of overtreedt hij/zij de regels, dan wordt ogenblikkelijk zijn/haar hanterings-verlof ingetrokken en wordt in juridische en praktische zin de toegang tot vuurwapens en munitie geblokkeerd. De procedure maakt ook hier gebruik van bestaande en reeds aanwezige methodieken en logistiek. In de praktijk Binnen het principe van het hanteringsverlof mag iedereen in Nederland (met toestemming van de vereniging) lid worden van een schietsport- of schuttersvereniging3, maar mogen alleen leden die over een hanteringsverlof beschikken vuurwapens en munitie hanteren en zich bekwamen. Daarnaast mogen alleen wapenverlofhouders vuurwapens en munitie daadwerkelijk bezitten. Dit is analoog aan bestaande regels bij schietverenigingen: men dient het lidmaatschapspasje te tonen, waarna het register de ‘bevoegdheden’ van de schutter toont, alvorens men toestemming krijgt van de baancommandant om de schietbaan te mogen betreden. Deze controle hoeft alleen aangevuld te worden met het gelijktijdig tonen van het hanteringsverlof of wapenverlof. Dit is een zeer eenvoudige handhaving! Hoewel het lidmaatschap van een vereniging vrij is, ligt het in de rede dat schietverenigingen geen behoefte hebben aan leden die geen hanteringsverlof kunnen krijgen. Omgekeerd heeft het voor individuen die geen hanteringsverlof van Politie kunnen krijgen, weinig zin om lid te zijn van een schietvereniging (men is dan strikt beperkt tot luchtwapens). Voor aspirant-leden of introducees gelden dezelfde regels. Zowel groot-, als klein kaliber wapens en munitie zijn gevaarlijk en mogen niet in handen komen van niet-gescreende of ongewenste personen. Ook zij moeten, als zij meer willen dan schieten met luchtwapens, eerst een hanteringsverlof aanvragen. Resumerend Omdat de overheid kordaat toezicht kan houden op zowel hanterings-, als wapenverlofhouders (op basis van reeds bestaande procedures) worden schietverenigingen en schutteren gevrijwaard van ongewenste individuen. Het hanteringsverlof-concept schendt geen Nederlandse grondwet, noch het EVRM en het ontlast de sportbond van een taak waarvan zij zelf zegt die niet te ambiëren. Het laat burgers, met in achtneming van vier basisregels4, in de uitvoering van hun sport en activiteit geheel vrij. Wet- en regelgeving worden met dit principe zeer kort en bondig en daarmee voor Politie praktisch goed uitvoerbaar en zeer effectief. De overheid heeft volledig zicht op wie zich in de omgang met vuurwapens en munitie bekwaamt en wie wapens bezit. Conform de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, laat staan het Europees Hof, is het schenden van grondrechten en het uitbesteden van regelgevende en controletaken door de overheid onrechtmatig. Met het hanteringsverlof ligt die controletaak waar hij thuishoort: bij de overheid.
1
Vuurwapenverlof, verzamelverlof, e.d. Met andere woorden: de reeds bestaande verloftypen. Dit kan bijvoorbeeld online m.b.v. het Burgerservicenummer. Bij het afhalen kan bijvoorbeeld de e-screener worden doorlopen. 3 Conform de Grondwet en het EVRM. 4 De vier basisregels voor de veilige omgang met vuurwapens en munitie, zoals van het Canadian Firearms Centre, The Four ACTS of Firearm Safety. 2
Open brief Aan: Leden van de vaste commissie Veiligheid en Justitie van 2de Kamer der Staten-Generaal De minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Belanghebbenden en geïnteresseerden,
Datum: Onderwerp:
19 november 2014 Oproep tot verbetering stelsel Wapens en Munitie
Zeer geachte leden van de 2de Kamercommissie Veiligheid en Justitie, Geachte minister, geachte staatssecretaris, Geachte dames en heren, In deze brief doen ondergetekenden een dringende oproep aan u en aan de minister van Veiligheid en Justitie tot een noodzakelijke verbetering van de wet-, regelgeving en bijbehorende uitvoeringsprocedures betreffende het stelsel wapens en munitie1. Aanpassing is noodzakelijk ten einde de doorgaande inbreuk op grondrechten van burgers – in dit geval verenigingen en schutters – en constateerde regelchaos te beëindigen. In deze brief brengen wij u graag op de hoogte van de huidige stand van zaken en onderliggende problematiek. E.e.a. hebben wij voorzien van onderbouwing en bewijsvoering. Voorts vragen wij nogmaals aandacht voor ons alternatieve voorstel in de vorm van het ‘hanteringsverlof’2. Korte voorgeschiedenis 2013-2014 In navolging van de uitspraken3 van de Afdeling van de Raad van State van 20 november 2013 en 24 december 2013 was de Minister van Veiligheid en Justitie begin 2014 geroepen wijzigingen aan te brengen in het stelsel wapens en munitie. Het reeds in 2005 ingezette pad van verplichte aansluiting4 van verenigingen en individuele schutters bij een schietsportbond bleek een schending van het EVRM5. Al op 12 december 2013 hebben ondergetekenden uw commissie en de minister in het kader van regelgeving rond de schietsport een brief toegezonden over diverse misstanden binnen het stelsel. Hierbij voegden wij een alternatief voorstel t.a.v. de toezicht op de omgang met vuurwapens en munitie in de vorm van het zgn. ‘hanteringsverlof’. Hiermee hoopten wij de verdere beleidsontwikkeling de juiste kant op te sturen. Helaas hebben wij tot op heden op onze brief geen enkele inhoudelijke reactie van het ministerie of de minister mogen ontvangen. Wel bleek er tussentijds een interne oproep te zijn gedaan in de werkgroep advies WWM om de brief en het voorstel te boycotten6. De 2de Kamercommissie bevestigde de ontvangst van onze brief van 13 december en is, na de laatste keer te zijn geïnformeerd over de schietsport door de minister tijdens de procedurevergadering van 4 juni 2013, nog voornemens een vergadering met een inhoudelijke discussie over de schietsport te beleggen. Deze vergadering heeft nog niet plaatsgevonden. Men wacht naast onze brief daarvoor nog immer op meer stukken7. Hoewel de uitspraken van de Afdeling direct bindend zijn, bleef de Politie (tot ruim een half jaar na de uitspraak van de Afdeling) de oude regels van verplichte aansluiting en licenties handhaven. Dit bleek uit interne instructies van Politie aan de verschillende afdelingen Bijzonder Wetten8. Hierop hebben wij de directie DRC/CV van het ministerie V&J in februari 2014 schriftelijk aangesproken9. Enkele belanghebbenden hadden op dat moment al een klacht ingediend bij de Europese Commissie wegens het niet navolgen van de uitspraak van de Afdeling. Onze brief aan het ministerie van 4 februari leidde uiteindelijk tot een informeel gesprek dat op 6 mei 2014 heeft plaatsgevonden. Tijdens het gesprek werd duidelijk dat nieuwe aanpassingen aan het stelsel als gevolg van de uitspraak van de Afdeling reeds waren vastgesteld. Inhoudelijke kennisneming of discussie was helaas niet mogelijk. Wij hebben toen verder de bekendmaking van de nieuwe regelgeving afgewacht. Twee dagen voor de aanvang van het zomerreces van de 2de Kamer heeft de minister van Veiligheid en Justitie op 1 juli jl. diverse aanpassingen in de Regeling Wapens en Munitie (RWM) en Circulaire Wapen en Munitie (CWM2014) doorgevoerd middels publicatie in de Staatscourant. Daar het hier een ministeriële regeling betreft is de minister niet verplicht wijzigingen kenbaar te maken aan de 2de kamer en aan de Raad van State. Zij hebben zich derhalve nog geen mening kunnen vormen over de huidige situatie10. Op 19 augustus 2014 schreven wij het ministerie nog een keer aan met onze eerste conclusies betreffende de recente aanpassingen in het stelsel11. Het ministerie is opnieuw voornemens de komende periode de wetgeving structureel aan te passen, zodat in 2015 nieuwe wetgeving kan worden ingevoerd.
Huidige stand van zaken Deze meest recent wijzigingen binnen het stelsel zijn de afgelopen drie maanden uitvoerig bestudeerd, besproken en onderdelen zijn voorgelegd aan diverse experts. De huidige situatie laat zich onzes inziens als volgt kort samenvatten: De ‘regels’ die voorheen inbreuk maakten op het EVRM en die als dusdanig bij de Afdeling eind 2013 zijn behandeld, zijn per 1 juli 2014 binnen het stelsel wapens en munitie geformaliseerd door ze van de circulaire (CWM2013) over te hevelen naar de regeling wapens en munitie (RWM). Tevens zijn regels in de RWM fors uitgebreid met eisen t.a.v. schietsportverenigingen (verplichte certificering). Ook nu druisen regels wederom in tegen het EVRM. Wederom worden regelgevende en controlerende taken neergelegd bij een privaatrechtelijke derde partij12. Weer schuift de overheid controletaken van zich af. Het stelsel leest nu als een rommelige opeenstapeling van aanpassingen en is daardoor voor alle betrokkenen lastig te volgen. Nut en noodzaak van veel elementen in het stelsel kennen een discutabele grondslag. Andere belangrijke lacunes waarop wij eerder wezen worden niet aangepakt. Veel regels en procedures zijn omslachtig, aantoonbaar niet effectief en vaak juridisch aanvechtbaar. De situatie is in juridische, financiële en met name in uitvoeringstechnische zin helaas niet verbeterd. Gelet op gemaakte beleidskeuzes en gevolgde procedures in het verleden maken wij ons ernstig zorgen over toekomstige ontwikkelingen rond de wet wapens en munitie. Men is immers voornemens de wet (WWM) in 2015 aan te passen, zodat schietsport straks wettelijk geregeld wordt13. Een wettelijke inbreuk op het EVRM t.b.v. de schietsport (m.a.w. in de WWM) is een veel te zwaar middel. Het zou – mede wegens de daaruit volgende jurisprudentie – een absolute ramp betekenen voor burgerrechten in Nederland14. Samenvatting van ons onderzoek De resultaten van onze bevindingen vragen uw aandacht. Wij verzoeken u uw kritische blik te laten gaan over de beschreven feiten en onderliggende zienswijzen en zelf uw eigen conclusies trekken. Gelet op de omvang en complexiteit van de problematiek treft u hieronder een drietal korte samenvattingen aan. De uitwerkingen vindt u in de gelijk genummerde bijlagen I t/m III. I.
Inbreuken op EVRM/Grondwet/Verdrag werking EU: Het stelsel maakt onzes inziens nog immer inbreuk op primair het EVRM artikel 11.2 en artikel 8 van de Nederlandse Grondwet en de wijzigingen geven in praktische zin dus geen gehoor aan de uitspraak van de Afdeling15. Door wederom regelgevende taken te beleggen bij de schietsportbond worden bepaalde schietsportactiviteiten, wapentypen of kalibers door de bond niet erkend en derhalve (indirect) door de minister verboden verklaard16. Hiervoor bestaat geen enkele aanleiding in het kader van openbare orde en veiligheid, laat staan dat hiervoor momenteel enige wettelijke basis bestaat. Naast het feit dat dergelijke subdelegatie door de minister niet is toegestaan, is dit problematisch omdat de schietsportbond een privaatrechtelijke derde partij is. Het is dus geen ZBO17 en kent derhalve geen navolgbaarheid van besluiten of openbaarheid van bestuur. De maatregelen zijn slechts bedoeld om een ‘zuivere visie’ op schietsport in de praktijk af te dwingen, zonder dat daarvoor enige nut of noodzaak bestaat. Dit heeft tot gevolg dat er inbreuken worden gemaakt op vrijheid van vereniging en vrijheid van expressie18. Deze vorm van subdelegatie kent nog meer gevolgen: de Nederlandse detailhandel voor jacht- en schietsportartikelen kent door deze regelgeving een terugvallende verkoop en ondervindt hierdoor economische schade19. Voorts is dit een ernstige belemmering van het vrije handelsverkeer binnen Europa en het is tegen geldende Europese afspraken in20. Indien de minister uiteindelijk een inbreuk op het EVRM t.b.v. de schietsport in 2015 wettelijk wil vastleggen, moet er gelet op art 11.2 EVRM sprake zijn van een inbreuk op de staatsveiligheid21. Dat is een zeer zware maatregel, dat kan bij schietsport (verlofhouders hebben tot 8 jaar terug geen antecedenten) niet de bedoeling zijn.
II.
Een chaotische procedure: In wettelijke zin mogen in de regeling (RWM) slechts administratieve zaken worden geregeld en nadere invulling worden gegeven aan de wet, zover de wet dit toestaat of specificeert22. De minister is onzes inziens buiten de in de wet gestelde kaders getreden door naast subdelegatie ook artikel 43a in de regeling (regels t.a.v. verenigingen) in te voegen op basis van artikel 26 van de wet (regels voor natuurlijke personen). Zo wordt er een VOG geëist op basis van art. 43a23. Wat een VOG te maken heeft met medische geschiktheid en vaardigheid (gelet op WWM 26.4, lid a en inhoud van het VOG) is voor ons niet duidelijk. Vreemd genoeg bleek een verplichte VOG onder toenmalig minister Donner wettelijk niet mogelijk te zijn juist wegens het EVRM24. De huidige minister eigent zich via de meest recente constructie van RWM, CWM en via de schietsportbond naar onze mening buitenwettelijke bevoegdheden toe. Dit alles in de suggestie dat dit in lijn ligt en is afgestemd de 2de Kamercommissie V&J. Enig navolgbaar bewijs daarvoor ontbreekt, zo blijkt na navraag bij de griffier25. In onze ogen is dit een onacceptabele gang van zaken. Nu wederom de schietsportbond wettelijke invulling mag geven aan wat wel en niet als serieuze schietsport dient te worden beschouwd, dient de Politie dus bij verlofverlenging of -verlening in de praktijk de voorschriften van individuele schietsportdisciplines te kennen en welke disciplines op dat moment zijn erkend. Statuten, huishoudelijke reglementen en disciplinevoorschriften van de bond worden dus via subdelegatie door de minister in het stelsel ‘geïnjecteerd’. Dit levert een niet werkbare situatie in de praktijk op. Wij geven u graag nog een voorbeeld hoe ‘scheef’ het stelsel momenteel is: omdat het bezit van ‘airsoftapparaten’ op Europees niveau is toegestaan, is dit eerst vanaf 2013 gedoogd via de CWM. Echter de wet (WMM) verbiedt categorie I °7 voorwerpen (‘voor afdreiging geschikt’), maar dit wordt sinds 1 juli jl. weer ‘rechtgezet’ in de regeling (RWM, art 3a, 3b) wegens de Europese richtlijn 2009/48/EG (‘speelgoedvoorwerpen’). Na deze warrige ‘Europese’ correctie is het nog niet klaar. Als voorwaarde voor het bezit en gebruik van airsoftapparaten wordt door de minister nu het lidmaatschap van de NAVB geëist. Het NAVB lidmaatschap van €84,- p.j. is (online) af te sluiten onder toezending van een VOG. Hierbij wordt door de minister de constructie van ‘verplichte’ lidmaatschappen en gedelegeeerde controle (VOG eisen) opnieuw ingezet, die nu door de Afdeling juist als onrechtmatig was gekenmerkt. M.a.w. men betaalt de NAVB en is men dus opeens niet meer ‘strafbaar’26. Als nu ook blijkt dat de circulaire (als toelichting op de wet en als belangrijke uitvoeringsinstructie naar |2
Politie – ruim 80 pagina’s dik) diverse verwijs- en taalfouten bevat (zie bijlage IIIa), wordt het er voor de schutters, winkeliers en de Politie niet eenvoudiger op. III.
Chaotische uitvoering en controle: Ook nu besteedt de minister weer controlerende taken uit aan de schietsportbond via het systeem van verplichte certificering. De bond is echter een privaatrechtelijke partij, dus geen ZBO en kent derhalve geen enkele juridische bevoegdheden. De certificering is in de praktijk daardoor slechts een ‘papieren tijger’27 en kent in feite geen enkele juridische of praktische waarde, daar de bond en de certificeringsprocedure in zijn geheel niet zijn geaccrediteerd. Er is dus geen sprake van navolgbaarheid besluiten, openbaarheid bestuur en heel belangrijk: er is geen sprake onafhankelijke toetsing28. Er valt in juridische zin nog iets vreemds op: nergens in de wet (WWM) of regeling (RWM) wordt de schietsportbond als certificeringsinstantie door de minister aangewezen. Dit moet men zelf opmaken uit het begeleidend schrijven van de minister en uit de CWM2014, waarin het als enige certificeringsinstantie wordt aangewezen29. Alternatieven (zoals TNO of TÜV, die nadrukkelijk wel zijn geaccrediteerd) zijn geheel niet overwogen. De individuele schietsport- en schuttersverenigingen worden met de certificeringechter wel geconfronteerd met sterke inhoudelijke en financiële gevolgen. Inhoudelijk schiet men in onze ogen daarbij heel ver door. Via de certificering bepaalt de schietsportbond via erkenning expliciet wat serieuze schietsport is, hoe de disciplines moeten worden uitgevoerd en welke wapens en kaliber daarbij zijn toegestaan. Al het andere is letterlijk verboden! (zie ook voetnoot 18). Via de recente aanpassing geldt dit dus ook voor verenigingen die niet zijn aangesloten en het inhoudelijk (lees: speltechnisch) daarover niet eens is met de bond. Het vreemde is dat veel van deze eisen gaan over de inhoud van de schietsport en ze hebben geen enkele band met, laat staan een aantoonbaar effect op openbare orde en veiligheid30. Hoewel de minister in de circulaire (en dus niet in de wet of regeling) een omschrijving geeft van gewenste certificeringseisen31, zijn dus de door de schietsportbond toegepaste eisen in de praktijk uitgebreid32. Certificering leidt op dit moment in de praktijk tot een vreemde dichotomie: verenigingen die zijn aangesloten bij de bond worden via de bondscertificering verplicht al hun leden bij de bond aan te melden (m.a.w. verplichte licentie voor leden van die schietvereniging – tegen de uitspraak van de Raad in). Voorts is de bond niet voornemens licenties uit te geven aan individuele leden die lid zijn bij een schietvereniging die niet is aangesloten bij de bond. Die schutters kunnen dus nooit meedoen aan regionale of nationale wedstrijden. Er is dus sprake van een strikte verdeling van de schietsportverenigingen in zwart en wit. Tussenliggende grijstinten (bijvoorbeeld een schietvereniging die is aangesloten bij de bond, maar die leden heeft die geen licentie willen) zijn gewoonweg niet mogelijk. Deze verenigingen moeten leden die geen licentie meer willen gelet op de eisen zelfs royeren om hun certificering te behouden! Verenigingen en schutters staat dus voor gedwongen keuzes met ingrijpende gevolgen. Schisma’s binnen schietverenigingen (pro versus contra aansluiting bij de schietsportbond) worden zo onvermijdelijk. De situatie is op dit moment daarom uiterst vreemd: in de toelichting op de recente wetsaanpassing stelt de minister dat verplichte aansluiting bij de schietsportbond door individuele sportschutters en verenigingen i.v.m. EVRM niet kan worden geëist en derhalve wordt losgelaten. De minister eist alleen dat men lid is van een gecertificeerde vereniging. Echter met de verplichte certificering legt de minister dezelfde beperkingen via de achterdeur alsnog op: door de subdelegatie aan de schietsportbond gelden deze onrechtmatige regels van ‘verplicht lidmaatschap’ dus nog wel degelijk in de praktijk. Deze gang van zaken is een regelrechte inbreuk op het verenigingsrecht en wij typeren dit mede door het ontbreken van een overgangsregeling als een vorm van onbehoorlijk bestuur33. Het wordt echter nog vreemder wanneer het de invoering betreft: de circulaire beschrijft een overgangsregeling aangaande de ingangsdatum voor schietverenigingen die bij de bond zijn aangesloten (een eis dat men per 1-1-2015 over een certificering beschikt). Voor verenigingen die niet zijn aangesloten bij de bond bestaat er letterlijk geen overgangsregeling34. Dit is in onze ogen regelrechte discriminatie: die niet aangesloten verenigingen dienen dus per 1 juli jl. te voldoen aan een certificeringseisen van een privaatrechtelijke derde partij waarbij men is niet aangesloten (en dat vaak om principiële redenen niet wil!), die op dat moment inhoudelijk nog niet bekend waren35 en waarvan de procedure enkele weken tot maanden in beslag neemt. Let wel, het niet gecertificeerd zijn van een schietvereniging is voldoende grond voor de Politie de vereniging en al haar leden het verlof tot voorhanden hebben van vuurwapens en deelname aan het grootste deel van de schietsport te ontnemen36. Dit komt in praktische zin neer op opheffing, iets wat wederom een inbreuk is op het recht tot vrijheid van vereniging volgens grondwet en EVRM. De nieuwe regels leiden in onze ogen dus niet tot het voorkomen van nieuwe incidenten, zij leiden slechts tot inbreuken op grondrechten, rechtszaken en inhoudelijke inperking van de schietsport. Als het werkelijk over openbare orde en veiligheid gaat in relatie tot certificeringen wijzen wij op supportersgeweld (een duidelijke inbreuk op de openbare orde). Er bestaat geen verplichte certificering voetbalverenigingen of supportersvereniging door bijvoorbeeld de KNVB. Hetzelfde geldt uiteraard ook niet voor motorclubs als de Hells Angels in relatie tot bijvoorbeeld de ANWB. Waarom dan wel voor schietsport- en schuttersverenigingen? De essentie van de wet wapens en munitie: Veel van de inhoudelijke bezwaren tegen de huidige regelgeving zijn in 2005 reeds in gang gezet. Na het incident in Alphen ad Rijn in 2011 zijn er diverse onderzoeken geweest en adviezen uitgebracht. Hoewel er duidelijk sprake is van een incident en controleprocedures m.b.t. verlofverlening aantoonbaar door de Politie zijn veronachtzaamd, zijn het toch de schutters die zich geconfronteerd zien met meer en meer inperking van hun sport. Het stelsel is sinds 2011 elk jaar opnieuw aangepast en voor 2015 ligt voor de vierde keer op rij een aanpassing het verschiet. Echter de gemaakte aanpassingen, inclusief de meest recente, dragen onzes inziens niets nieuws bij aan het beschermen van de openbare orde en veiligheid en het voorkomen van een nieuw incident. De door ons genoemde lacune, die kan worden afgedicht met het principe van een hanteringsverlof, is nog immer niet effectief aangepakt, gelet op een recent tv-programma en kamervragen die daarover door SP en PvdA zijn gesteld37. De minister blijft echter vasthouden aan een juridisch gammele constructie via de schietsportbond en via die weg het krampachtig controleren van verenigingen en hun |3
schietsportactiviteiten. Het is een regel- en controlesysteem dat wettelijk niet mag, maar ook praktisch zin niet uitvoerbaar is38. Het stelsel gaat daardoor steeds meer over de regulering van schietsport en verdere inperking van legaal wapenbezit, dan waar zij werkelijk voor bedoeld is: de bestrijding van illegaal wapenbezit en het voorkomen hoe ongewenste personen in aanraking komen met vuurwapens39. Dit wordt door velen gevoeld als een diep wantrouwen tegen een groep gezagsgetrouwe burgers die reeds schutter zijn, een groep die als enige één- tot tweemaal per jaar door de overheid uitgebreid wordt gecontroleerd40 en telkens in de uitoefening van hun sport worden gedwongen41 of belemmerd42. Zoals wij in december 2013 al schreven: de focus ligt geheel verkeerd. De juiste focus ligt bij goede screening van alle individuen die met vuurwapens en munitie omgaan. Het hanteringsverlof is in die zin daarom op dat vlak strenger dan de huidige regelgeving43. Maar daarna zou het klaar moeten zijn! De koppeling tussen wapenbezit en schietsport dient te worden losgelaten. De inhoudelijke bemoeienis bij de uitvoering van de schietsport wordt immers geblokkeerd door het EVRM en de huidige wet (WWM) voorziet reeds op zeer helder wijze toe op welke wapens en munitie zijn toegestaan44. Het kans dus veel eenvoudiger. Echter veel regelgeving heeft in het kader van openbare orde en veiligheid op dit moment geen effect en is dus niets anders dan administratieve en financiële last voor zowel burger als overheid. Oproep tot verbetering en de wens tot een definitief goede wet wapens en munitie Gelet op recente ontwikkelingen en de deplorabele staat waarin het stelsel wapens en munitie zich naar onze mening nu bevindt, doen ondergetekenden een oproep het stelsel nu eindelijk eens structureel, effectief en rechtvaardig vorm te geven. Wij doen daarom de volgende oproep: De schending van grondrechten van burgers dient terstond te worden beëindigd! De Nederlandse Staat dient haar positieve verplichting tot bescherming van het EVRM na te komen45. Het is nu tijd voor verandering: de wetgeving en procedures kunnen echt een stuk beter en rechtvaardiger! Nieuwe wetgeving is in praktische zin wel degelijk mogelijk: • zonder dat daarbij bestaande grondrechten van burgers en verenigingen worden geschonden, • zonder onnodige inmenging in verenigingen en zonder een verplichte inmenging van de schietsportbond die wordt opgelegd door de overheid, • met ‘loskoppeling’ van wapenbezit en schietsport, slechts effectieve screening en controle die gericht is op wie toegang heeft tot vuurwapens en munitie en verder geen inhoudelijke bemoeienis met de schietsport, • met minimalisering van administratieve en financiële lasten voor alle betrokkenen, dus inclusief Politie. In bijlage IV zijn enkele kritische vragen en stellingen geformuleerd, waarvan wij hopen dat u deze zult indienen als Kamervragen of dat u deze zult stellen in een eerstvolgend debat met de minister. In bijlage V geven wij in één bladzijde een samenvatting van het principe van het hanteringsverlof. In bijlage VI gaan wij in op gehoorde ‘bezwaren’ tegen het hanteringsverlof. Wij sluiten af met de hoop dat een verder proces integer verloopt en zal resulteren in nieuwe rechtvaardige wetgeving en in begrijpbare en praktisch goed uitvoerbare procedures voor Politie en burgers. En dat daarmee het vertrouwen tussen betrouwbare burgers die wapens hanteren binnen de beslotenheid van hun eigen vereniging en een overheid die wapenbezit op kordate en heldere wijze controleert, in ere wordt hersteld46. Voor discussie, voor opmerkingen of nadere verduidelijking houden wij ons voor kamerleden nadrukkelijk aanbevolen. Wij danken u voor uw tijd en aandacht. Hoogachtend, Dhr. R.J.F. van den Wijngaard Dhr. mr. R.M.M. Jacobs Dhr. ir. A.J. Geselschap Dhr. A. Kromhout
Deze brief heeft de steun van: Dhr. prof. jhr. dr. F.A.M. Alting von Geusau
|4
Voetnoten bij pagina’s 1 - 4 1 Met het stelsel wapens en munitie wordt bedoeld de wet (WWM), de regeling (RWM) en de circulaire (CWM2014). NB: Conform de uitspraak van de Afdeling van de Raad van State mogen in de circulaire geen regels worden opgelegd aan burgers. De CWM is slechts een uitvoeringsinstructie voor de Politie, echter deze nuance wordt stelselmatig genegeerd en men doet alsof de CWM ook ‘wet’ is. 2 Brief van dhr. van den Wijngaard, dhr. Jacobs en dhr. Geselschap aan de 2de Kamercommissie van Veiligheid en Justitie, dd. 13-122013, binnengekomen 15-12-2013, geregistreerd onder nummer 2013Z24857/ 2014D01600 met als onderwerp “Aanpassing stelsel Wapens en Munitie en voorstel invoering hanteringsverlof.” Zie ook bijlage V en VI bij deze brief. 3 Afdeling van de Raad van State, zaaknummer 201207897/1 en 201211039/1. 4 De in de ‘wet’ verplichte aansluiting betekende dus ook een verplichte financiële bijdrage aan de schietsportbond, wat men na de uitspraak van de Afdeling dus kan beschouwen als onrechtmatig afgedwongen betalingen. Het gaat sinds 2005 om circa. 45.000 sportschutters, echter retrospectief niet valt vast te stellen of men vrijwillig of juist onvrijwillig een bijdrage leverde. Voor een individuele schutter gaat het om een bedrag tussen 280 en 320 euro voor de periode 2005-2014. 5 Het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM), zie artikel 11.1 en in het bijzonder artikel 11.2. Zie voor details de uitspraken van de Afdeling zoals genoemd onder voetnoot 3. Zie bijlage I voor toelichting op EVRM schendingen. 6 Conform besluit van 30 maart 2011, nr. 5690605/11 van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is een werkgroep advies WWM opgericht. Het verslag van 13 februari 2014 van de werkgroep vermeldt onder 7.2: “Hanteringsverlof; m.b.t. het verplicht invoeren van het hanteringsverlof zijn er personen actief. [Naam lid werkgroep] verzoekt met klem niet in te gaan op contacten met dhr. Geselschap en niet te reageren op het door dhr. Geselschap verspreidde voorstel voor het hanteringsverlof.” Commissieleden kunnen desgewenst een ongecensureerde kopie van het verslag bij de griffier opvragen. Zie bijlage VII, no. 1. 7 Op basis van e-mail correspondentie met de griffier van 2de Kamercommissie V&J dd. 18-7-2014. Zie tevens de besluitenlijst van de procedurevergadering van dinsdag 4 juni 2013 onder punt 16. Een inhoudelijk debat over de schietsport is voor het laatst gehouden in 2012 n.a.v. het incident in Alphen ad Rijn. 8 In het interne e-mail verkeer van Politie van 20-1-2014 staat o.a.[sic] “…Voor de goede orde, in punt 1 wordt gezegd dat de huidige circulaire gewoon van toepassing blijft. Concreet wordt dus nog steeds het vereiste licentie lidmaatscha vereist (zowel voor burgers als voor schietverenigingen).” En: “Ik heb om die reden aan de beleidsdirectie van Ven J gevraagd hoe de uitvoeringsorganisatie nu dient te handelen. Daarbij is het volgende afgesproken: 1. De huidige circulaire 2013 blijft onverkort van toepassing; 2. Bij de aanvragen (vereniging en verlof) waarbij een beroep wordt gedaan op de uitspraak inzake Bunker wordt geadviseerd deze aanvragen primair te temporiseren. Mocht de vereniging of verlofaanvrager toch een besluit/beschikking wil hebben, dan dient te worden beoordeeld aan de hand van de huidige circulaire 2013. Dat betekent kort door de bocht: weigeren.” Zie bijlage VII, no. 2. 9 Brief aan dhr. IJzerman, plv. DG, Directoraat Rechtspleging en Rechtshandhaving van 4 februari 2014. Zie bijlage VII, no.3. 10 Dit blijkt uit schriftelijke navraag bij de griffier van 2de Kamercommissie V&J dd. 24-7-2014 en bij de Raad dd. 20-8-2014. Zie bijlage VII, no. 4a en 4b. 11 Brief aan de dhr. Roes, DG Directoraat Rechtspleging en Rechtshandhaving dd. 19-8-2014. Op 22-10-2014 kregen wij via de email bericht dat men geen gebruik wilde maken van ons aanbod. Zie de brief in bijlage VII, no. 8. 12 De schietsportbond mag als privaatrechtelijke partij naar onze mening niet op de stoel van de wetgevende of uitvoerende macht zitten en mag dus zeker geen regelgevende of controlerende taken te hebben. Zij dient alleen de vrijwillig aangesloten schutters en schietsportverenigingen en kan in juridische zin niet meer macht te hebben dan welke andere individuele vereniging dan ook. Zij zou zich slechts bezig moeten houden met promotie van de schietsport, het behouden en verspreiden van kennis en het organiseren van vereniging overstijgende activiteiten (lees: regionale en nationale wedstrijden, Olympische deelname). Echter op dit moment zijn de individuele schutters geen lid en beschikken slechts over een licentie om mee te mogen doen aan regionale of landelijke wedstrijden. Zij hebben geen individueel stemrecht, slechts een verenigingsbestuur kan invloed uitoefenen via de ALV (divide et impera). 13 Zie de memorie van toelichting op de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015. Pagina 131 vermeldt: “Wettelijke regeling schietsport”, te effectueren per 1-1-2016. 14 Let wel, uw politieke partij is ook een vereniging. Gelet op de jurisprudentie is het dus van het grootste belang wettelijke beperkingen t.a.v. verenigingen nauwlettend te volgen! 15 Zo ook is de nieuwe regelgeving van 1 juli 2014 toegevoegd aan de klacht bij de Europese Commissie. 16 Dit kan door de erkenning van een schietsportdiscipline in te trekken of deze niet of op gedwongen voorwaarden te verlenen. Verder kunnen disciplinereglementen wapentypen, kalibers, oefeningen, doelen, kleding, enz. enz. uitsluiten of voorschrijven. Dit is geheel belegd bij de schietsportbond, waarbij wijziging in principe op elk moment kunnen worden doorgevoerd door het bestuur (en zelfs zonder voorafgaande instemming van haar leden / de ALV). Hierna dient de Politie deze nieuwe ‘regels’ te handhaven. Dit leidt tot wanorde, waaronder onrechtmatigheid en onnavolgbaarheid van besluiten in de praktijk. 17 Zelfstandig bestuursorgaan. Zie voor toelichting http://nl.wikipedia.org/wiki/Zelfstandig_bestuursorgaan 18 De activiteiten van de Dutch Westen Shooting Association (DWSA) zijn hier een goed voorbeeld: het dragen van zgn. cowboykleding en het gebruik van wapens uit die tijd (zowel replica’s en originelen uit de periode voor 1900) wordt door de schietsportbond nog immer niet als ‘serieuze’ schietsport gezien. Met de recente aanpassing van de RWM en CWM zijn deze activiteiten dus door de minister (onbewust) verboden, daar zij niet gereglementeerd of erkend zijn door de schietsportbond! Uw mede-commissielid, dhr. van der Steur (VVD), is vorig jaar aanwezig geweest bij een evenement van de DWSA. Vraag hem gerust naar zijn ervaringen Dit is geen enkele bedreiging van de openbare orde en veiligheid, ergo het is niets anders dan hinderen (‘pesten’) van sportschutters en kan gelet op het kledingsvraagstuk gezien worden als een inbreuk op art. 7.3 van de Nederlandse Grondwet. 19 Leden van de Nederlandse Branchevereniging voor de erkende handel in jacht- en schietsportartikelen (NVW) melden terugloop in hun omzet, vertraging en bemoeilijking van bestellingen en ‘onverkoopbaarheid’ van voorraadproducten, producten die voorheen binnen Nederland verkocht mochten worden aan verlofhouders. Dit blijkt na contact met de NVW. 20 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, o.a. artikel 34, 36, 37.1 en 37.2. Zie bijlage I. 21 EVRM 11.2: “De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.” Een inbreuk op het EVRM vereist absolute noodzakelijkheid en als het echt niet anders kan. Er zijn genoeg minder belastende wijzen (hanteringsverlof) waarmee het gewenste doel bereikt kan worden. Als dus een inbreuk wordt opgenomen in de WWM, dan worden de schutters, inclusief 45.000 wetsgetrouwe wapenbezitters, als een bedreiging gezien voor de staatsveiligheid. Mocht het zover komen dan zullen ondergetekenden uiteraard dat aanvechten bij het Europees Hof van de Rechten van de Mens. 22 Hiernaar is uitvoerig navraag gedaan, waarbij contact is gezocht met een aantal hoogleraren staats- en bestuursrecht en de Eerste Kamer. De regelgevende bevoegdheid van de minister strekt zover als de wet in formele zin in specifieke artikelen deze bevoegdheid
|5
heeft gedelegeerd. De regeling is in praktische zin slechts bedoeld voor voorschriften van administratieve aard, uitwerking van details, enz. In art. 26.4 WWM zijn gedefinieerd: medische geschiktheid, vereiste kennis van wapens en het aantal wapens dat men voorhanden mag hebben. Er bestaat dus geen grond voor certificering van verenigingen en art. 43a van de RWM kent geen enkele basis in de wet. Zie voor meer informatie bijlage II. 23 Artikel 43a, lid 7 van de RWM: “Alvorens een lid van een schietvereniging schiet met verenigingswapens dient hij een verklaring omtrent het gedrag te hebben overgelegd aan het bestuur van de vereniging”. Slechts eenmaal een oppervlakkig VOG aanvragen en de beoordeling door een verenigingsbestuur volstaat om zich jarenlang te mogen bekwamen in de omgang met vuurwapens en munitie. Het hanteringsverlof ziet hierop strenger toe en geeft een verenigingsbestuur veel meer zekerheid alvorens tot hun besluit te komen. 24 Voormalige minister Donner van Veiligheid en Justitie (thans vicepresident van de Raad van State) in beantwoording op Kamervragen van Joost Eerdmans, Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI, nr. 36. Zie voor vergelijking van beide uitspraken bijlage II. 25 In navraag bij de griffier. Er heeft immers sinds 2012 geen inhoudelijk debat plaatsgevonden, echter de begeleidende brief van de minister stelt dat er is ‘afgestemd’ met de 2de Kamer (zie o.a. pagina 4 brief bij aanpassing RWM). Exacte citaten zie bijlage II. Zie ook bijlage VII, no. 4a. 26 De bekende constructie van verplichte lidmaatschappen is door uitspraak van de Afdeling van de Raad van State niet toegestaan. Ook bij Airsoft kan het hanteringsverlof uitkomst bieden. 27 Wij zijn niet tegen een certificering, maar dan dient die effectief, juridische correct en onafhankelijk te worden uitgevoerd op aanwijzing van de minister. Voorts kan de minister ook zelf schietsport- en schuttersverenigingen erkennen, net zoals de minister dat wel doet voor verzamelaars, re-enactment en historisch militair materieel (zie CWM2014, te weten hoofdstuk 3.1.1, ad b onder c. Zie voorts hoofdstuk 4.1.5 onder lid 2). 28 Dit is nagevraagd bij de Raad van Accreditatie. De schietsportbond en certificering is bij hun geheel onbekend. Bijlage VII, 5a-b. 29 In de circulaire mogen – conform de uitspraak van de Afdeling – geen regels worden opgelegd aan burgers, zij is slechts een uitvoeringsinstructie voor de Politie. Hierdoor wordt binnen de schietsport de CWM ook wel het ‘grote sprookjesboek’ genoemd. 30 Dit leidt soms tot vreemde situaties. Het dragen van de camouflagebroek, maar ook een clownspak is ‘wettelijk’ op een schietvereniging verboden. Men poogt dus zelfs de specifieke ‘mores’ inhoudelijk voor te schrijven. 31 Men kan zich afvragen waarom de certificeringseisen dan maar niet door de minister in de regeling zijn opgenomen. Het antwoord daarop is evident: EVRM. De route via subdelegatie aan de schietsportbond is dus ook onrechtmatig. 32 Hierin staan zelfs eisen die onder de horecawet vallen en die hebben niets te maken met het stelsel wapens en munitie. Zie certificeringseisen in bijlage VII, no. 7a. Zie tevens het resultaat in 7b, als men bepaalde antwoorden met ‘nee’ beantwoord. 33 Tijdens de laatste ALV van de schietsportbond is een motie ingediend waarbij gevraagd is de verplichte opgave van leden / gedwongen licenties te laten varen. Het bestuur van de schietsportbond heeft dit geweigerd. Eén maand later bleek de wet expliciet te formuleren dat verplichte licenties niet mogen worden gevraagd. Een gemiste kans voor het bestuur van de schietsportbond de leden en schutters op geheel vrijwillige basis aan zich te binden. 34 CWM2014, pagina 49 onder 2.8.2 staat: Om (leden van) schietverenigingen die nog niet zijn gecertificeerd door de KNSA voldoende tijd te gunnen om alsnog de certificering van de KNSA te krijgen, zijn de bepalingen in de circulaire met betrekking tot de verplichte certificering van de KNSA gedurende een overgangsperiode welke eindigt op 31 december 2014 niet van toepassing op (de leden van) bestaande schietverenigingen, die zijn aangesloten bij de KNSA. Voor (leden van) schietverenigingen die niet zijn aangesloten bij de KNSA is er geen overgangsperiode van toepassing. 35 De regels golden per 1 juli 2014. Echter de basiscertificering voor niet aangesloten verenigingen was op dat moment nog helemaal niet klaar. Zie bijlage VII, no. 6a-c. 36 Het is een essentieel element in de zaak bij de Raad van State. Weigering een lid te royeren leidde uiteindelijk tot royement van de hele vereniging door de schietsportbond, met ingrijpende gevolgen voor zowel de vereniging, als al haar leden. 37 Zie onze brief aangaande het hanteringsverlof, dd. 13-12-2013. Met een hanteringsverlof was deze recente situatie niet gebeurd wegens background- en identificatiecontrole door Politie en de strikte duidelijkheid van het principe. Overdragen / ter hand stellen van vuurwapens en munitie zonder hanteringsverlof is dan strafbaar. Kamervragen waren dan niet nodig geweest. 38 Doordat het huidige stelsel (totaal 150 pagina’s A4 ) in meerdere mate rust op regels en voorschriften van de schietsportbond rust, omvat het geheel meer dan 1000 pagina’s. Dit is voor zowel burgers als Politie niet uitvoerbaar. 39 Een nuance die stelselmatig wordt genegeerd: omgang met vuurwapens vraagt in onze ogen dezelfde screening als het bezit van vuurwapens. Een éénmalige VOG – gelet op de beperkte diepgang van de VOG – volstaat niet. Zie het voorstel betreffende het hanteringsverlof en toelichting in bijlage V. 40 Een sportschutter wordt elk jaar op achtergrond en psychologische gesteldheid gescreend, voor politieagenten is dit eenmaal in de vijf jaar. Ook bij Politie zijn er helaas incidenten te betreuren. Regels m.b.t. screening zouden voor burgers en overheidsmedewerkers toch gelijk moeten zijn? Zo ja, dan moet de screening bij Politie omhoog. 41 Men is sinds 2013 wettelijk verplicht mee te doen met wedstrijden. In de praktijk zijn dit interne competities conform de discipline reglementen van de schietsportbond. Recreatief sport beoefenen binnen een schietvereniging is eigenlijk verboden. Hoe verplichte wedstrijddeelname bijdraagt aan openbare orde en veiligheid is een raadsel. 42 Nieuwe disciplines of variaties met bijbehorende wapentypen of kalibers zijn verboden totdat zij worden erkend of gereglementeerd door de schietsportbond. 43 De ‘verbetering’ sinds 2013 is het zgn. ‘gekkenbriefje’, oftewel de zelfverklaring geestelijk gezond te zijn. Medio 2015 wacht de schutters een screeningsprogramma (vragenlijst) via de computer, die momenteel wordt ‘gekalibreerd’. Aangezien dit een ICT project van de Politie is wijzen wij alvast op de onvolkomenheden die waarschijnlijk zullen ontstaan: web-based, geen SSL, externe hosting, privacy gevoelige informatie die niet goed wordt afgeschermd en toegankelijk is voor onbevoegde personen, dossieropbouw van schutters over de jaren. Wij volgen deze ontwikkeling met grote interesse. 44 De wet (WWM) is hierover al tientallen jaren helder en het bevat zeer duidelijk kaders welke wapens en munitie niet zijn toegestaan. Nu worden er eindeloze juridische discussies gevoerd over wel of geen erkenning door de bond / toegestaan volgens een disciplinereglement en over nutteloze technische details, bijvoorbeeld of onderdelen van een wapen nu wel of niet functioneel zijn. Een aanzienlijke belasting op de rechtelijke macht, verenigingen en individuele schutters. 45 Wij refereren aan de volgende zaak voor het ECHR: Wilson, National Union of Journalists and others versus The United Kingdom. Zie: http://hudoc.echr.coe.int/sites/eng/pages/search.aspx?i=001-60554 46 Minister Opstelten stelt in zijn videoboodschap aan het Fraude Film Festival EYE Amsterdam op 1 oktober 2014: “En daarom doe ik een beroep op u. De films die vandaag gaat zien tonen hoe belangrijk een integere samenleving is. Een samenleving waar mensen kunnen vertrouwen op elkaar en op de overheid. Daarom hoop ik dat het programma van vandaag inspireert en motiveert om met vereende krachten te werken aan een veilig en integer Nederland.” Zie ook op 3:00 https://www.youtube.com/watch?v=FTGlnACsknU
|6
Bijlagen
Bijlage I:
Inbreuken op EVRM/Grondwet/Verdrag werking EU. Relevante wetsartikelen. Grieven 1-9.
Bijlage II:
Een chaotische procedure. A) Buiten wettelijke kaders getreden? B) Het eisen van een VOG? Wie heeft gelijk? Donner of Opstelten? C) Het aanwijzen van een certificeringsinstantie. Raad van Accreditatie en Donner versus Opstelten. D) Suggesties dat afstemming met de 2de Kamercommissie V&J heeft plaatsgevonden.
Bijlage III:
Chaotische uitvoering en controle. A) De CWM2014. B) De vergaande certificering. B1) De QuickScan. B2) Het reglement certificering.
Bijlage IV:
Kritische vragen. Stellingen 1-10.
Bijlage V:
Samenvatting principe ‘Hanteringsverlof’
Bijlage VI:
Weerlegging 'tegenargumenten' hanteringsverlof.
Bijlage VII:
Dossier met onderliggende bewijsstukken.
Bijlagen| 1
Bijlage I: Inbreuken op EVRM/Grondwet/Verdrag werking EU Gelet op artikel 1 van de Nederlandse Grondwet, die luidt: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Gelet op artikel 7.3 van de Nederlandse Grondwet, die luidt: Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden. Gelet op artikel 8 van de Nederlandse Grondwet, die luidt: Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. Toelichting: Beperking kan slechts voorkomen indien het belang van de openbare orde in gevaar is. De wettelijke regeling van het recht tot vereniging is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (Boek 2). Gelet op artikel 10 van de Nederlandse Grondwet, die luidt: 1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. 2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. 3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens. Gelet op artikel 16 van de Nederlandse Grondwet, die luidt: Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. Toelichting: Bij wet dient te worden geregeld wat verboden is. Indien het bij wet dus niet verboden is, is het toegestaan. Hoe kan immers de burger vooraf kennis nemen van het feit of iets wel of niet strafbaar is? Gelet op artikel 22.3 van de Nederlandse Grondwet, die luidt: Zij (de overheid) schept voorwaarden voor maatschappelijke en culturele ontplooiing en voor vrijetijdsbesteding. Toelichting: schietsport en schutterij is een vorm van vrijetijdsbesteding, waarbij de verplichting bij de overheid rust dit mogelijk te maken, uiteraard rekening houdende met de bescherming van openbare orde en veiligheid. Gelet op artikel 11.1 en 11.2 van het Europees Verdrag van de rechten van de Mens, die luidt: 11.1 Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen. 11.2 De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat. Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957, die luidt in de artikelen: 34: Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden. 36: De bepalingen van de artikelen 34 (en 35) vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer, welke gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek historisch en archeologisch bezit of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten vormen. 37.1 De lidstaten passen hun nationale monopolies van commerciële aard aan in dier voege dat elke discriminatie tussen de onderdanen van de lidstaten wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft is uitgesloten. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op elk lichaam waardoor een lidstaat de invoer of de uitvoer tussen de lidstaten in rechte of in feite rechtstreeks of zijdelings beheerst, leidt of aanmerkelijk beïnvloedt. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op de door een staat gedelegeerde monopolies. 37.2. De lidstaten onthouden zich ervan enige nieuwe maatregel te treffen welke tegen de in lid 1 vermelde beginselen indruist of de draagwijdte van de artikelen inzake het verbod op douanerechten en kwantitatieve beperkingen tussen de lidstaten beperkt. Gelet op het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie: Artikel 8: Bescherming van persoonsgegevens 1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens. 2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet. Eenieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan. 3. Een onafhankelijke autoriteit ziet erop toe dat deze regels worden nageleefd. Artikel 12: Vrijheid van vergadering en vereniging 1. Eenieder heeft op alle niveaus, met name op politiek, vakverenigings- en maatschappelijk gebied, het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, hetgeen mede omvat eenieders recht, ter bescherming van zijn belangen samen met anderen vakverenigingen op te richten of zich daarbij aan te sluiten. NB: De bepalingen van artikel 12, lid 1, hebben dezelfde inhoud als de bepalingen van het EVRM, maar zij hebben een grotere reikwijdte, aangezien zij van toepassing kunnen zijn op alle niveaus, waaronder het Europese niveau. Overeenkomstig artikel 52, lid 3, van het Handvest mogen de beperkingen van dit recht niet verder strekken dan die welke krachtens artikel 11, lid 2, van het EVRM als rechtmatig kunnen worden aangemerkt.
Bijlagen| 2
Artikel 17: Recht op eigendom 1. Eenieder heeft het recht de goederen die hij rechtmatig heeft verkregen, in eigendom te bezitten, te gebruiken, erover te beschikken en te vermaken. Niemand mag zijn eigendom worden ontnomen, behalve in het algemeen belang, in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet voorziet en mits het verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed. Het gebruik van de goederen kan bij wet worden geregeld, voor zover het algemeen belang dit vereist. En gelet op WWM artikel 26.4, die luidt: Onze Minister kan ten aanzien van de personen bedoeld in het tweede lid regels vaststellen met betrekking tot: a) de medische geschiktheid en vaardigheid in het omgaan met wapens; b) de vereiste kennis op het terrein van wapens; en c) het aantal wapens dat zij ten hoogste voorhanden mogen hebben. Uiten wij de volgende grieven betreffende: 1.
2. 3.
4.
De in RWM 43.5 gestelde beperking tot het voorhanden hebben bepaalde typen wapens en munitie: a) die alleen worden aangeboden binnen het verband van zijn eigen vereniging, waarbij deelname of bekwaming van nieuwe of andere niet aangeboden disciplines en wapentypen zijn verboden (voor jagers of leden van andere schietverenigingen geldt dit immers niet en er wordt in art. 26 WWM geen onderscheid gemaakt tussen jagers en sportschutters). Tevens is sprake van verzaking van Grondwet art. 22.3. en vindt de gestelde beperking geen rechtsgrond in art. 26.4 WWM onder b (er is immers geen verbod op kennisneming, waarmee aan art. 26.4 lid b WWM wordt voldaan). b) dat het verlof alleen wordt afgegeven voor beoefening van schietsportdiscipline die binnen het verband van zijn schietsvereniging wordt aangeboden, waarmee deelname aan de sec bedoelde schietsportdiscipline bij een andere vereniging (de facto regionale, nationale of internationale wedstrijden) kan worden uitgelegd als schending van de beperking en derhalve intrekking van het verlof tot voorhanden hebben, daar het verlof wordt gebruikt voor activiteiten waarvoor zij niet is bedoeld. c) indien een vereniging ophoudt een discipline bij gebrek aan interesse aan te bieden, komt daarmee ook rechtvaardiging voor het bezit en het verlof te vervallen. Voorts wordt een lid gedwongen lid te worden bij meerdere schietverenigingen, als hij wenst deel te nemen aan een discipline die niet (meer) binnen zijn eigen vereniging wordt aangeboden. Of hij dient terstond gedwongen het specifieke vuurwapen en bijbehorende munitie van zijn verlof af te schrijven/te verkopen. Verkoop voor individuele schutters bij de facto sluiting van de nationale afzetmarkt door het verbod is erg lastig. d) en dat de genoemde beperkingen worden vermeerderd met de eis dat de eigen vereniging dient te voldoen aan de eisen, zoals die zijn gesteld art. 43a RWM, hoewel het gehele artikel 43a RWM geen rechtsgrond kent in artikel 26.4 WWM, te meer dat daar slechts beperkte regels kunnen worden vastgesteld ten aanzien van natuurlijke personen (medisch, vaardigheid, kennis en aantal wapens) en niet ten aanzien van verenigingen (rechtspersonen). Alle verplichte eisen zoals die gesteld worden in art. 43a RWM: a) omdat die geen rechtsgrond kennen in art. 26.4 WWM, zoals reeds toegelicht onder punt 1c, en derhalve buitenwettelijk zijn gesteld d.m.v. ongeoorloofde subdelegatie door de minister. Meer specifiek de eis zoals genoemd onder art. 43a.1 RWM waarbij: a) de eisen ten aanzien van de certificering door de minister niet bij wet of regeling zijn vastgesteld, zodat voor schietvereniging niet onafhankelijk controleerbaar is of daadwerkelijk aan de genoemde certificering is voldaan (indien men per abuis een certificaat ontvangt is men in overtreding van de wet), b) de minister geen certificerende organisatie aanwijst in de regeling en, c) in het verlengde van het voorgaande de certificeringseisen in de praktijk worden gesteld door een privaatrechtelijke derde partij die wettelijk geen bevoegdheid kent, geen ZBO is, geen navolgbaarheid van besluiten of openbaarheid van bestuur kent en niet meer juridische macht of erkenning geniet dan de vereniging waar de regels aan worden opgelegd en, d) een schietvereniging niet hoeft te voldoen aan eisen van de schietsportbond, net zo meer als zij dient te voldoen aan de eisen van de voetbalbond als zij daar niet (vrijwillig) is bij aangesloten en, e) de ‘aangewezen’ certificerende partij, nog de procedure is erkend of geaccrediteerd door de Raad van Accreditatie (zie bijlage VII no. 5a-b) en, f) certificeringsinspecteurs geen bevoegdheid kennen een vereniging te betreden en, g) de accreditatie en opleiding van inspecteurs niet controleerbaar zijn (iedereen kan zich in theorie voordoen als inspecteur van de bond). Meer specifiek de eis zoals genoemd onder art. 43a.2 RWM waarbij: a) een beperking wordt gesteld in de verlofverlening voor wapens en munitie die alleen zijn toegelaten bij een erkende of gereglementeerde schietsportdiscipline, zonder dat erkenning of reglementering door de overheid zelf zijn gedefinieerd en gecontroleerd, zonder expliciet in de wet of regeling aan te wijzen wie verantwoordelijk is voor erkenning en reglementering (de schietsportbond wordt niet in de WWM of RWM op welke wijze dan ook genoemd) en deze erkenning of reglementering geheel te baseren op interne regels en statuten van een andere vereniging, te weten een privaatrechte derde partij, die wettelijk geen bevoegdheid kent, geen ZBO is, geen navolgbaarheid van besluiten of openbaarheid van bestuur kent en niet meer juridische macht kent dan de vereniging waar de regels aan worden opgelegd en, b) waarbij wederom een beperking wordt opgelegd dat de verlening alleen betrekking heeft op gereglementeerde en erkende schietsportdisciplines die binnen het verband van de verening worden beoefend, zodat beoefening van niet-gereglementeerde en niet-erkende disciplines binnen het verband van de vereniging worden beperkt, dan wel worden verboden (inbreuk EVRM 11.2). Indien de minister dit volhoudt, dient allereerst te worden aangetoond Bijlagen| 3
5.
6.
7.
8.
9.
dat de beoefening van niet-gereglementeerde of niet-erkende schietsportdisicplines binnen de muren van de schietvereniging een wezenlijk gevaar vormen voor de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit is een onrechtmatige en te zware beperking, temeer omdat activiteiten plaatsvinden binnen de beslotenheid van de vereniging (derhalve buiten de openbare orde) en de afwezigheid van strafbare antecedenten van de deelnemers reeds zijn vastgesteld, en c) soortgelijke verplichte certificeringen door een sportbond bij andere sportverenigingen waarbij openbare orde en veiligheid aantoonbaar in het gedien is, geheel niet bestaan, en d) temeer omdat de minister dan eerst motorbendes maar eens moet gaan aanpakken, waar zeker strafbare antecendenten en illegale vuurwapens wel aan de orde van de dag zijn! Meer specifiek de eis zoals genoemd onder art. 43a.7 RWM waarbij: - alleen het overleggen van een VOG aan het bestuur van een schietvereniging onzes inziens onvoldoende informatie verschaft of veilige omgang en bekwaming met vuurwapens en munitie kan worden toevertrouwd (zie hanteringsverlof). NB: Een VOG wordt, in tegenstelling tot de certificering, in de regeling niet als voorwaarde gesteld ten aanzien van (potentieel) lidmaatschap van een schietvereniging, slechts dat de afwezigheid van een VOG het gebruik van vuurwapens en munitie zou moeten blokkeren. Meer specifiek de afwijking op 43a, lid 6 RWM zoals genoemd onder art. 43a.11 RWM: waarbij vuurwapens en munitie mogen worden uitgeleend aan introducees bij die vereniging, zonder dat daarvoor een VOG wordt gevraagd of dat is vastgesteld dat veilige omgang met vuurwapens en munitie de persoon kunnen worden toevertrouwd (m.a.w. eerst beperkingen stellen voor leden onder 6 en 7 en vervolgens dit weer loslaten voor introducees). Meer specifiek de beperking zoals genoemd onder art. 43a.12 RWM waarbij: - het aantal keer van introductie bij een schietvereniging wordt beperkt (verbod op toegang tot een vereniging, een inbreuk EVRM 11.2) in plaats van het aantal keer waarbij vuurwapens en munitie mogen worden gehanteerd (of aan de persoon mag worden uitgeleend). Meer specifiek de beperking in typen vuurwapens zoals genoemd onder art. 43a.13 RWM waarbij: a) alleen vuurwapens mogen worden uitgeleend die gebruikt worden binnen een Olympische disciplines, zonder dat is aangetoond of verklaard dat deze vuurwapens meer of minder gevaar vormen dan vuurwapens in gebruik bij niet-Olympische disciplines. Bijvoorbeeld: in onze ogen is een geweer relatief ‘veiliger’ dan een pistool, simpelweg omdat men vaak op de grond ligt en er minder mee kan worden ‘gezwaaid’ tussen de schotten die de schietsplaats vormgeeft. b) ook het argument van kaliber geen stand houdt: een kleinkaliber is minstens zo gevaarlijk als een grootkaliber vuurwapen. NB: Olympische disciplines omvat ook het kleinduiven schieten, waarvoor altijd een grootkaliber (hagel) wordt gebruikt. De regel is v.w.b. veiligheid en het weren van ‘zware’ wapens dus nutteloos. Meer specifiek de wijziging zoals genoemd onder art. 48 RWM, waarbij: a) alle formulieren (huidige en nieuwe in de toekomst) in de bijlage bij de CWM2014 (dus inclusief het ‘gekkenbriefje’ met privacy gevoelige vragen) tot officieel en vereist bescheiden voor de aanvraag van een verlof, consent of erkening worden geprolongeerd, dit terwijl officiële formuleren onderdeel horen te zijn van de regeling (alle officiële bescheiden zijn een bijlage bij de RWM). b) dit op het eerste oog een handig administratief truukje lijkt, maar omdat de circulaire niet onder de verplichte kennisgeving valt (in de circulaire geen regels aan burgers mogen worden opgelegd), kan de minister nu o.b.v. art. 48 RWM het gevraagde bescheiden op elk moment en zonder aankondiging of onderbouwing aanpassenen daarmee de toegang tot de schietsport ernstig verhinderen of blokkeren.
Bijlagen| 4
Bijlage II: Een chaotische procedure A) Buiten wettelijke kaders getreden? Inleiding: Door de inpassing van nieuwe vereisten in artikel 43 en door invoeging van het geheel nieuwe artikel 43a in de regeling (RWM) onstaat direct de vraag op welke grond dit artikel kon worden ingevoegd, temeer ook omdat na bestudering onzes inziens een ‘aanknopingspunt’ hiervoor in de wet (WMM) ontbreekt. Klaarblijkelijk krijgen schutters te maken met een minister die opeens extra eisen kan stellen via het zinnetje ‘bij regeling kan de minister…’. Hiervan was de bevoegdheid en reikweidte voor ons onbekend, waardoor – gelet op de inhoud van artikel 43 en 43a – er blijkbaar zo op het eerste oog geen limiet bestaat voor het stellen van additionele eisen. Verder worden deze regels opgelegd aan burgers, zonder dat enige andere instantie hiervan kennis neemt. De vraag is dus tevens of de 2de kamer of de Raad van State dienden te worden geïnformeerd. Hiertoe is navraag gedaan bij enkele hoogleraren staats- en bestuursrecht van o.a. de Universiteit Tilburg en de Universiteit Leiden, evenals bij griffier van de 2de Kamercommissie V&J en bij juridisch experts van de 1ste Kamer. De minister: De minister stelt in de toelichting op de wijzigingen in de RWM dat opname van deze nieuwe regels in de regeling is gewenst gelet op de uitspraak van de Afdeling van de Raad van State (pag. 4, Staatscourant 2014 nr. 18098). Echter in geen enkele uitspraak van de Afdeling wordt een dergelijke wens geuit. Er is ook geen sprake van dat de Raad advies omtrent aanpassing van het stelsel heeft gedaan of dat de minister dat heeft gevraagd. Dit blijkt uit navraag bij de Raad, zie bijlage VII, no. 4b. De experts t.a.v. de ministeriële regeling: (onderstaande tekst is samenvatting en combinatie van ontvangen antwoorden onder redactionele bewerking): “De recente aanpassing in de Regeling wapens en munitie waaraan wordt gerefereerd (Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 25 juni 2014, nr. 528911 houdende wijziging van de Regeling wapens en munitie in verband met het in overeenstemming brengen met de Richtlijn 2009/48/EG (speelgoedrichtlijn), het aanwijzen van een vakexamen voor erkenninghouders en het formaliseren van bestaand beleid met betrekking tot sportschutters en schietverenigingen, Stcrt. 2014, nr. 18098), is een ministeriële regeling, en dus geen Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). De Wet wapens en munitie bevat in dit geval geen voor- of nahangprocedure, hetgeen bij ministeriële regelingen ook niet gebruikelijk is. Het is de hogere wetgever (in een parlementaire wet of algemene maatregel van bestuur) die de bevoegdheid tot ministerieel regelen doorgeeft aan een minister. De aanwijzingen voor de regelgeving – een beleidsregel over het gebruik van de bevoegdheid tot regelgeven – bepaalt over het bereik van de ministeriele regeling.“ Aanwijzing 26 1. Delegatie aan een minister van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt beperkt tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. 2. Delegatie aan een minister van de bevoegdheid tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften is ook toegestaan indien het gaat om het verwerken in de Nederlandse wetgeving van internationale regelingen die de Nederlandse wetgever, behoudens op ondergeschikte punten, geen ruimte laten voor het maken van keuzen van beleidsinhoudelijke aard. Zie: https://www.kcwj.nl/kennisbank/aanwijzingen-voor-de-regelgeving/hoofdstuk-2-algemene-onderwerpen-vanregelgeving-ar-5-32 Gelet op de gehanteerde terminologie is de ministeriële regeling gebaseerd op delegatie in de Wet wapens en munitie (en dus niet op subdelegatie, met tussenkomst van de regering via AMvB); de formele wetgever heeft de minister op verschillende plaatsen (o.a. art. 26, vierde lid, jo. art. 26, tweede lid, jo. art. 28, eerste lid, WWM) als het bevoegde orgaan aangewezen om nadere regels te stellen. De regelgevende bevoegdheid van de minister strekt zover als de wet in formele zin in specifieke artikelen deze bevoegdheid heeft gedelegeerd. Volgens de aanwijzing beperkt deze zich tevens tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. Ten aanzien van het nieuwe art. 43a. is het op zijn minst opmerkelijk dat de formele wetgever de minister bevoegd maakt om regels te stellen ten aanzien van (natuurlijke) personen, en dat de ministeriële regeling de mogelijkheid opent om verlof van het wapenverbod te verlenen aan bepaalde schietverenigingen, oftewel rechtspersonen. Nu zou je nog kunnen argumenten dat hier geen sprake is van een belastende maatregel, waardoor het legaliteitsbeginsel (de eis dat overheidsoptreden op een formeelwettelijke grondslag moet berusten) niet of minder sterk zou opgaan, maar in dit geval worden in het nieuwe art. 43a wel allerlei nadere eisen gesteld aan een schietvereniging die zo’n verlof krijgt. De experts t.a.v. informatieplicht: (onderstaande tekst is een samenvatting en combinatie van ontvangen antwoorden onder redactionele bewerking): “De Grondwet merkt in dit verband op dat ‘andere vanwege het Rijk vastgestelde algemene verbindende voorschriften’ alleen worden gegevens krachtens de wet, dat de wet de op te leggen straffen bepaalt en dat de wet de bekendmaking en inwerkingtreding regelt (art. 89, vierde lid, Bijlagen| 5
jo. tweede en derde lid, Gw). Ingevolge art. 4 van de Bekendmakingswet geschiedt de bekendmaking van ministeriële regelingen in de Staatscourant. De Afdeling advisering van de Raad van State hoeft niet te worden gehoord (vgl. art. 17 Wet op de Raad van State).” “Een verplichting van de minister om de Kamer te informeren bij wijziging van de Regeling wapens en munitie (hierna: RWM) zou bestaan op grond van een of meer voorhangbepalingen of nahangbepalingen in de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). Op grond van een voorhangbepaling in de WWM zou de minister verplicht zijn een voorontwerp van de wijziging van de RWM ter kennis van de Tweede Kamer te brengen en haar in de gelegenheid te stellen opmerkingen over het ontwerp of de regeling te maken en daarover met de betrokken bewindspersoon van gedachten te wisselen. Op grond van een nahangbepaling in de WWM zou de minister verplicht zijn de vastgestelde wijziging van de RWM te overleggen aan de Tweede Kamer en vindt inwerkingtreding daarvan plaats op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld. De WWM bevat echter geen voor- of nahangbepaling(en) die ziet op de RWM. Er rust dus geen wettelijke verplichting op de minister om een voorgenomen wijziging van de RWM voor te leggen aan of onder de aandacht te brengen van de Tweede Kamer. Dit is overigens niet ongebruikelijk. Het wordt namelijk wenselijk geacht de nodige terughoudendheid te betrachten bij het opnemen van voor- en nahangbepalingen in de wet. Er is immers gekozen voor delegatie van een regelgevende bevoegdheid aan een lagere regelgever (regering dan wel minister), en daarmee in beginsel voor het uitblijven van parlementaire betrokkenheid. Voor- en nahangbepalingen worden derhalve slechts opgenomen ingeval daarvoor bijzondere redenen bestaan. Daarnaast zien voor- en nahangbepalingen vrijwel nooit op ministeriële regelingen, maar bijna altijd op algemene maatregelen van bestuur. Dit is te verklaren vanuit het feit dat een ministeriële regeling wordt opgesteld door de laagste regelgever (minister) en deze in de regel slechts voorschriften van administratieve aard, uitwerking van details, etc. bevat. Een niet-wettelijke verplichting zou overigens op de minister kunnen rusten ingeval deze uit eigen beweging dan wel op verzoek van de Kamer heeft toegezegd de Kamer te informeren over wijzigingen van de RWM, maar daarover zijn geen afspraken terug te vinden.”
Conclusie A: Het betreft hier een ministeriële regeling, waarbij de reikwijdte wordt beperkt door de wet (WWM). Voorts hoeft de minister zowel de 2de Kamer als de Raad van State niet te informeren. Er kunnen dus tal van extra belastende regels worden ‘bijgetoverd’, geheel buiten het zicht van de 2de Kamer of de Raad van State. Daarom stellen wij: • De invoeging van artikel 43a in de regeling (RWM) is onrechtmatig en een forse overschrijding van de in de wet gestelde kaders. De minister treedt buiten zijn bevoegdheid. Geheel artikel 43a – en daarmee ook de gehele certificering – dienst naar de prullenbak te worden verwezen. Er zijn betere alternatieven beschikbaar! • Gelet om de overschijding van de kaders, evenals de inhoud die belastend is voor burgers en verenigingen en daarbij een inbreuk maakt op de grondwet en het EVRM, wordt voorgesteld een afspraak te maken met de minister m.b.t. het tijdig informeren van de 2de Kamer (al dan niet door een dwingende voor- of nahangbepaling te laten opnemen in de wet), evenals scherp te beoordelen of toekomstige versies van de RWM binnen de bevoegdheid van de ministeriële regeling blijven. B) Het eisen van een VOG? Wie heeft gelijk? Donner of Opstelten? Minister Opstelten vereist t.a.v. schutters die willen deelnemen aan de schietsport dat zij lid worden/zijn bij een gecertificeerde vereniging en zij een VOG overleggen aan het verenigingsbestuur. Gelet op kamerdebatten over de schietsport uit het verlende waren wij hoogst verbaasd over opname in de regeling. Voor de goede orde stelt artikel 43a, lid 7: “Alvorens een lid van een schietvereniging schiet met verenigingswapens dient hij een verklaring omtrent het gedrag te hebben overgelegd aan het bestuur van de vereniging”. Verder stelt de minister in de toelichting bij de RWM op pagina 4: Met het oog op de nodige waarborgen die moeten worden getroffen om de schietsport op een veilige en gecontroleerde wijze te laten beoefenen, zijn er in deze regeling en de Cwm een aantal specifieke vereisten opgenomen waaraan een schietvereniging moet voldoen (waaronder dus het VOG, red.). Hierbij hoort, zoals ook afgestemd is met de Tweede Kamer, een vorm van certificering van deze verenigingen. Op pagina 6 stelt de minister: De vereniging houdt, middels de verklaringen omtrent het gedrag, toezicht op de betrouwbaarheid van haar leden. Uiteraard kan de korpschef controleren of de vereniging daadwerkelijk toezicht houdt op haar leden. Dit toezicht op de leden is belangrijk om te voorkomen dat wapens en munitie in de illegaliteit verdwijnen dan wel worden gebruikt door leden (ter voorbereiding van) illegale activiteiten. Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/behandelddossier/29800-VI/kst-29800-VI36?resultIndex=197&sorttype=1&sortorder=4 Echter toemalig minister van Justitie, dhr. Donner, stelde op een kamervraag van Joost Eerdmans: Screening van sportschutters: Over de gedane suggestie van Kamerlid Eerdmans (LPF) om sportschutters te screenen het volgende. Zoals reeds aangegeven in mijn beantwoording van Kamervragen over controles bij schietverenigingen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, Aanhangsel nummer 898) zie ik, gelet op de grondwettelijke vrijheid van vereniging, geen mogelijkheid om schietverenigingen wettelijk te verplichten om een verklaring omtrent het gedrag te eisen van hun (nieuwe) leden. Vergaderjaar 2004–2005, 29 800 VI, nr. 36.
Conclusie B: Aangezien de grondwet sinds de uitspraak van de dhr. Donner niet op dit punt is gewijzigd, kan men zich afvragen wie in dit geval de juiste interpretatie heeft gemaakt van de grondwet en het EVRM. Ons vertrouwen ligt in dit geval bij dhr. Donner, thans vice-voorzitter van de Raad van State. We kunnen niet anders concluderen dat hier eisen door de minister worden gesteld die inbreuk maken op de grondwet en het EVRM. Door opname in de regeling (RWM) wordt buiten de kaders de ministeriële bevoegdheid getreden. NB: Hoewel wij begrip hebben voor de gestelde eis, (gelet op de beperkte ‘slagkracht’ van een VOG zien wij liever een hanteringsverlof) dient een dergelijke eis te zijn verbonden aan het gebruik of het bezit van vuurwapen en munitie en uiteraard niet aan lidmaatschap. Er kunnen immers leden zijn die zich beperkten de luchtwapens of wegens hun oude Bijlagen| 6
leeftijd slechts komen voor de gezelligheid of voor het doen van vrijwilligerswerk. Deze nuance wordt stelselmatig door de minister genegeerd. C) Het aanwijzen van een certificeringsinstantie. Raad van Accreditatie en Donner versus Opstelten. In de toelichting op de wijzigingen in de RWM stelt de minister op pagina 5, onder C: “Op dit moment is KNSA de enige organisatie die schietverenigingen kan certificeren.” In de CWM Pag. 33 onder 2.1 wordt door de minister gesteld: “Een schietsport vereniging moet gelet op de voorgaande veiligheidsvereisten door de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (KNSA) zijn gecertificeerd.” Citaat uit document 29 800 VI 2 van de Tweede Kamer der Staten Generaal 2004-2005 nummer 36: “Onder toezicht moet worden verstaan de werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd. (Bestuurs)Leden van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie of van individuele schietverenigingen zijn geen bestuursorganen en ook niet aangewezen om namens een bestuursorgaan na te gaan of voorschriften worden nageleefd. Zij beschikken dan ook niet over eerdergenoemde bevoegdheden. Daarmee is het voor deze (bestuurs)leden ten enen male onmogelijk om controle uit te oefenen/toezicht te houden bij hun leden/sportschutters. De Minister van Justitie, J.P.H. Donner.” De jurist van de Raad van Accreditatie stelt echter (zie ook bijlage VII, no. 5b): “De Raad voor Accreditatie is wel een bestuursorgaan en indien zij overgaat tot accreditatie van een certificerende instelling, dan wordt de desbetreffende instelling automatisch bekleed met openbaar gezag en daarmee ook een bestuursorgaan. Daarvan is hier echter geen sprake. Ik vraag me dan ook of op welke juridische gronden de KNSA u dwingt tot certificering.”
Conclusie C: De uitspraken van de minister kloppen niet en gaan in tegen wat wettelijk is gesteld. Ten eerst is de KNSA niet de enige partij, ook TNO of TÜV kunnen in theorie prima certificeren. Bijkomend voordeel is dat die partijen wel geaccrediteerd zijn. Gelet op de uitspraak van de Raad van Accreditatie, de uitspraak van voormalig minister Donner èn het feit dat de minister de KNSA niet wettelijk en officieel heeft aangewezen kan men concluderen dat de KNSA niet als certificeringsinstantie en controleur kan optreden. Er is daarvoor geen enkele rechtsgrond. D) Suggesties dat afstemming met de 2de kamer / 2de kamercommissie Veiligheid en Jusititie heeft plaatsgevonden. En gelet op de begeleidende brief van de minister bij de RWM (Staatscourant 2014 nr. 18098) en teksten in de CWM2014, waarin de volgende zinsneden luiden: •
•
•
Pag. 4 van de toelichting op de RWM: “Met het oog op de nodige waarborgen die moeten worden getroffen om de schietsport op een veilige en gecontroleerde wijze te laten beoefenen, zijn er in deze regeling en de CWM een aantal specifieke vereisten opgenomen waaraan een schietvereniging moet voldoen. Hierbij hoort, zoals ook afgestemd is met de Tweede Kamer, een vorm van certificering van deze verenigingen.” Pag. 5 van de toelichting op de RWM: “Bij de uitleg van de term schietsportdisciplines zoek ik aansluiting bij de door de KNSA erkende en gereglementeerde takken van schietsport, omdat het bepalen in hoeverre een activiteit tot een tak van sport wordt gerekend bij uitstek een taak van de landelijke schietsportbond is. De vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft zich in gelijke zin uitgelaten.” Pag. 34 (en in herhaling op pag. 47), CWM2014: “Het erkennen van de takken van de schietsport laat ik aan deze vereniging over, omdat het bepalen in hoeverre een activiteit tot een tak van sport wordt gerekend bij uitstek, ook volgens de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie, een taak van de landelijke schietsportbond is. In 2.6 zijn de regels omtrent schietsportdisciplines nader uitgelegd.”
Op mijn vraag aan de griffier hoe het kan dat in de toelichting en CWM2014 verwijzingen naar een ‘afstemming’ door de 2de Kamercommissie V&J staan (zie ook bijlage VII, no. 4a), meldt hij mij het volgende: “Ik vermoed dat voor wat betreft de door u genoemde passages in de circulaire de minister heeft teruggegrepen naar het overleg wat hij reeds in 2012 met de Kamer had. U vindt dat verslag hier: http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/detail.jsp?id=2011Z15379&did=2012D16845 Overigens merk ik op dat passages in de circulaire als ‘De vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft zich in gelijke zin uitgelaten.’ enigszins ongelukkig zijn; de commissie neemt immers geen eigen standpunten in. Zij bestaat slechts uit woordvoerders van alle fracties in de Tweede Kamer. Beter zou zijn om bijvoorbeeld te spreken over een meerderheid van de Tweede Kamer.” Uiteraard is het stuk uit 2012 bestudeerd. De Kamerleden stemmen volgens het verslag nergens in met de voorstellen van de minister. Analyse van het verslag van het algemeen overleg in de kamer dd. 4 april 2012 n.a.v. Schietincident Alphen ad Rijn, nr. 32 739 zijn slechts twee commissieleden aan het woord waar het certificering betreft. De heer Çörüz (CDA) bevestigt de komst van basiscertificering, maar geeft daarover geen mening. Mevrouw Gesthuizen (SP) stelt: “Ik begrijp dat de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie en de minister van Veiligheid en Justitie hebben samengewerkt bij de Bijlagen| 7
opstelling van de regels voor de certificering. Bij veel punten staat dat de KNSA een systeem ontwikkelt, dat de KNSA de basiscertificering als voorwaarde stelt et cetera. Wat is hierbij dan nog de rol van het ministerie van politie?” U begrijpt dat wij ons verbazen dat de minister meent hiermee dat de basiscertificering hiermee is ‘afgestemd’ met de 2de Kamercommissie. Aangaande de regulering van schietsportdisciplines zijn er enkele leden aan het woord. De heer Çörüz (CDA)stelt: “Ik vind dat de minister ontzettend moet oppassen met de risicoreflex. We moeten daar niet in doorschieten. De goeden moeten geen slachtoffer worden van dit incident.” Mevrouw Berndsen (D66) stelt zelfs: “De minister moet echter niet doorschieten met deze regulering: andere collega’s zeiden het al. Hij stelt voor om bepaalde schietsportdisciplines bij voorbaat te verbieden. Welke concrete overwegingen zijn bij de minister van doorslaggevende betekenis geweest om deze kant op te willen?”. Mevrouw Helder (PVV) stelt: “Vervolgens bleek uit de beantwoording dat het wel degelijk neerkomt om een verbod op gehele disciplines en dat een aantal verenigingen, plat gezegd, het haasje is. De minister zei dat hij die onderdelen – lees: disciplines- wil verbieden, omdat die voorbijschieten aan het doel. Het doel is echter vrijetijdsbesteding.” Later zegt zij: “Als laatste nog een opmerking over het verbod van dynamische schietsportdisciplines; althans, het lijkt erop dat daarop een verbod zou komen (De kamer krijgt nog een kans om daar wat over te zeggen. Hoop doet leven, maar de kans is klein dat de PVV zich zal laten overtuigen. Wij zien echt helemaal niets in zo’n verbod.” NB: de minister heeft na protest een verbod laten varen. Mevrouw Hennis-Plasschaert stelt: “In één buitengewoon uitgebreide brief stelt de schrijver dat de overheid in zowel Noorwegen als Duitsland naar aanleiding van de welbekende schietincidenten geen aanpassing heeft doorgevoerd van de wetgeving rond wapenbezit in de schietsportdisciplines. Misschien is het aardig om daar ook nog eens naar te kijken en daaruit lering te trekken. Juist dáár werd steeds benadrukt dat de gebeurtenissen incidenten betroffen, die niet of zeer moeilijk zijn te voorkomen. Een en ander doet overigens niets af aan het feit dat Van der V. vanwege zijn psychische gesteldheid nooit over een legaal wapen had mogen beschikken. Ergens is er dus wel degelijk iets fout gegaan. Zet bij de wapenverloven dus alles in op een actieve, betrokken rol van de politie en op een gerichte capaciteitsinzet.”
Conclusie D: Wij twijfelen sterk aan de opmerkingen van de minister zoals genoemd in de begeleidende brief bij de RWM en wat is gesteld m.b.t. de 2de Kamer in de CWM2014. Er is vooralsnog geen aanleiding bij de 2de Kamerleden om aan te sturen op een beperking of regulering van schietsportdisciplines. Er is geen animo voor certificering. Voorts heeft een open en eerlijk debat hierover, zover wij via de griffier hebben kunnen achterhalen, nog niet plaatsgevonden. Kamerleden hebben zich aangaande de schietsport tot nu naar de minister eerder zeer kritisch uitgelaten. Van afstemming of instemming met de recente wijzigingen in de RWM en de nieuwe CWM2014 lijkt derhalve geheel geen sprake. Wij vinden het uiterst vreemd dat in begeleidende brieven en in de CWM deze indruk duidelijk wel wordt gewekt.
Bijlagen| 8
III Een chaotische uitvoering en controle A ) De CWM2014 Gelet op de onlogica in teksten: Pag. 33 onder 2.1: Een schietsport vereniging moet gelet op de voorgaande veiligheidsvereisten door de Koninklijke Nederlandse Schietsport Associatie (KNSA) zijn gecertificeerd. Deze certificering draagt er toe bij dat de op een veilige en gecontroleerde wijze wordt beoefend en een sportschutter geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde en veiligheid kan vormen. De certificering wordt hierna nog nader toegelicht. Schieten buiten een door de KNSA gecertificeerde schietvereniging acht ik in het kader van de openbare orde en veiligheid ongewenst. Commentaar: De stellingen van de minister kunnen worden omgedraaid, waaruit al snel blijkt dat er sprake is van een belastende maatregel zonder enig effect. T.a.v. de certificering, die hagelnieuw is sinds 2014, kan men de vraag stellen of er sprake is of was van wanorde bij schietverenigingen. M.a.w. was er sprake van (een aantoonbare) onveilige en ongecontroleerde wijze van schietsport bij verenigingen voor de certificering? Waren sportschutters voor de certificering een gevaar voor openbare orde en veiligheid? Er is geen sprake van een gevaar voor de openbare orde en veiligheid door het beoefenen van schietsport door goed gescreende leden bij schietsverenigingen in hun eigen accommodaties (die is goedgekeurd via een omgevingsvergunning) die niet zijn (of waren) gecertificeerd. Om minister Opstelten te paraferen: Dat was niet zo, dat is niet zo en dat zal het ook niet worden. Certificering, waarbij een vragenlijst met vinkjes wordt afgelopen door een auditor die (1x per jaar?) vooraangekondigd komt controleren, heeft volgens ons geen enkel effect. De maatregel is slechts een papieren tijger en is het uitermate belastend (de certificering kost de verenigingen en hun leden veel geld!). Pag. 39 onder 2.3: Aangaande schietcentra staat dat er geen bezwaar is tegen ‘recreatief schieten’ bij schiet(sport) centra. Commentaar: Nu is daar opeens wel ‘recreatief’ toegestaan? Dit staat haaks op de regels die gelden voor sportschutters, gelet op de verplichte disciplinekaders en verplichte wedstrijddeelname. Discriminatie jegens schutters en hun schietsportverenigingen? We hebben gezien wat er kan gebeuren bij ‘recreatief schieten’ door introducées in een recent TV-progamma. Probeer zelf eens de CWM2014 (geen wet!) na te lezen en de ‘regels’ er uit te vissen. Pag. 40-42 onder 2.4: Voor privé-wapens wordt het ‘redelijk belang’ nader uitgelegd. Het verhaal wordt met elke CWM, jaar na jaar meer en meer opgetuigd: •
•
•
• •
Geen vrees voor misbruik en geen gevaar voor openbare orde en veiligheid. Prima en logisch standpunt. Echter binnen de muren van de vereniging is formeel het ‘openbare’ karakter niet van toepassing! Een schietvereniging is geen openbare gelegenheid. Er hoort dus een slot op de deur, zoals bij de meeste verenigingen. In het kader van een ‘veilige en gecontroleerde wijze’, waarbij als redelijk wordt uitgelegd dat het sec gaat om KNSA disciplines binnen wedstrijdverband, binnen sec een KNSA gecertificeerde vereniging. Commentaar: Indien we e.e.a. ‘omdraaien’ krijgen we een uiterst vreemde uitspraak: het beoefenen van een niet door de KNSA erkende of gereglementeerde tak van schietsport wordt dan gezien als een bedreiging van de openbare orde en veiligheid? Ook hier geldt een onrechtmatige beperking en uiterst zware maatregel. Onder ‘veilig’ wordt ook verstaan dat er voldoende kennis moet zijn, die blijkbaar weer getoetst wordt door deelname aan wedstrijden en 18 schietbeurten. Commentaar: Ook hier geldt de retorische vraag: is minder beurten of geen wedstrijddeelname automatisch een gevaar voor openbare orde en veiligheid? Natuurlijk niet, dit is slechts een belastende maatregel zonder enig effect. De Afdeling van de Raad van State was in haar 2de uitspraak heel helder als het ging over redelijk belang: dat was serieuze schietsport. Niets meer, niets minder. Zie uitspraak 201211039/1/A3 onder 4.2. Let op: indien een schutter geen KNSA-licentie heeft, moet hij/zij beschikken over een ‘bewijs van lidmaatschap’ (pag. 42, zie schema, kolom ‘uitvoering’). Hierover is niets verder opgeschreven, waardoor je in theorie vervelende discussies bij bijzondere wetten kunt krijgen. Stel het is een verenigingspasje, maar dit pasje heeft geen vervaldatum? Is het dan geldig? Of moet een bestuur van een vereniging jaarlijks verklaringen gaan opstellen en daarbij een kopie van de certificering meezenden? Commentaar: dit is vragen om problemen en geeft veel administratieve rompslomp.
Pag. 45 bovenaan: wordt gesproken over een ‘verbod’ op het parkeren van wapens op het verlof van iemand anders. Commentaar: Dit komt in de praktijk voor, zij het iets genuanceerder – echter een verbod hierop is nergens wettelijk vastgelegd en het is niet te controleren. Het vreemde is dat alsof men doet dat het vuurwapen eigendom is, er wel door iemand anders (lid/verlofhouder) mee mag worden geschoten. Wij vragen ons daarom af wat hiervan het nut is en of het überhaupt ook maar iets bijdraagt aan openbare orde en veiligheid. Een hanteringsverlof zou hier duidelijkheid scheppen. NB: Het staat als ‘verbod’ in de CWM en is derhalve dus geen regel voor sportschutters. Zoals gebruikelijk bij de CWM: de Politie doet echter alsof het bij wet verboden is. Pag. 49 onder 2.8.2: Aangaande de certificering staat er dat voor niet aangesloten verenigingen er geen overgangsperiode is. Dit betekent eigenlijk dat men per 1/7/14 diende te voldoen aan certificeringseisen, die op dat moment nog niet door de bond waren opgesteld. Pas per 23/7/14 kon men kennis nemen van deze certificeringseisen. Zie bijlage VII, no. 6a-c. Commentaar: Naast deze periode van ‘wetteloosheid’ moeten deze verenigingen dus stel op sprong hun certificering regelen, anders verliest men het verenigingsverlof en wordt het verlof van alle leden ongeldig Bijlagen| 9
verklaart. Dit leidt tot onduidelijkheid en grote onzekerheid bij niet aangesloten verenigingen. Het geeft ook aan hoe slecht de regelgeving is uitgewerkt. Certificering door de overheid: In het kader van certificering valt op dat bij Airsoft (pag. 50, par. 2.9), verzamelaars (pag. 53, par. 3.1.1 – ad b, onder c) en verenigingen voor Historisch Militair Materieel ( HMM, pag. 65, par. 4.2) het ministerie wel bereid is deze verenigingen individueel te erkennen tegen eisen die het ministerie zelf stelt. Voor sportschutters en re-enactment is voor de ‘koepelorganisatie’ constructie gekozen, waarbij alleen de schietsportverenigingen aan veel meer certificeringseisen moet voldoen dan door het ministerie sec gevraagd (pag. 34 CWM – zie ook bijlage IIIb). Commentaar: Vreemd als het telkens gaat over bescherming van de openbare orde en veiligheid, waarbij Airsoft en Historisch Militair Materieel juist wel in de openbaarheid plaatsvinden (Airsoft zie pag. 52 par 2.9.5 en voor HMM zijn dit optochten) en schietsport juist niet. Je zou daarom verwachten dat het ministerie de erkenning of screening liever zelf zou doen en niet zou uitbesteden aan de schietsportbond. Angst voor een te hoge administratieve last? (Let wel: certificeringen zijn wederom een kostenpost voor verenigingen, controletaken van de overheid worden weer bij een privaatrechtelijke derde partij gelegd en men heeft wederom geen inspraak of wederspraak op de gestelde eisen!). CWM algemeen: Overigens staat de CWM vol met fouten. We noemen twee voorbeelden. Zo wordt er op een belangrijkpunt op pag. 33 naar artikel 28 lid 4 van de WWM gewezen (die geen 4de lid kent en geen ministeriële regeling toestaat), terwijl men art. 26 WWM bedoelt. Verder staat er ergens dat iemand ‘een gevaar mag vormen’ terwijl natuurlijk ‘geen gevaar mag vormen’ wordt bedoeld. Commentaar: De CWM is een overheidsdocument en het is wel degelijk een uitvoeringsinstructie voor de Politie! Dergelijke slordigheden maken dat reeds ingewikkelde materie nog moeilijker te volgen is voor zowel Politie, de verenigingen als de schutters. Het verdient daarom kritiek.
B) De vergaande certificering Door vergelijking van sec de gestelde ‘certificeringseisen’ van de minister en de uitwerking door de KNSA blijkt dat niet alleen veel meer wordt gevraagd, maar ook veel meer wordt ingeperkt. Niet alleen de minister gaat daarbij buiten zijn bevoegdheid, ook de schietsportbond gaat in onze ogen veel verder dan wettelijk toegestaan of wat noodzakelijk mag worden geacht. Er ontstaan daardoor allerlei vreemde situaties, waarbij verenigingsbestuur en individuele (sport)schutters maar moeten uitzoeken wat in juridische zin wel en niet kan. Let wel: een geldige juridische basis ontbreekt. Voorts betekent geen certificering inname verenigingsverlof en inname verloven alle leden door de Politie! Op pag. 34 onder 2.1 in de CWM2014 vermeldt de minister de volgende ‘minimale’ certificeringseisen: De KNSA toetst de vereniging ter certificering in ieder geval aan de volgende voorwaarden: 1. De vereniging heeft volledige rechtsbevoegdheid. 2. Het doel (of in voorkomende gevallen een doel) van de vereniging is om haar leden in staat te stellen de schietsport, zoals omschreven in hoofdstuk B/2 van deze circulaire, te laten beoefenen. 3. De vereniging ziet er op toe dat alvorens een lidmaatschap aan een toekomstig lid van de vereniging wordt verleend: a. een recente verklaring omtrent het gedrag is door het lid overgelegd; b. de motieven voor het lidmaatschap van het lid zijn getoetst; c. er zijn, voor zover de toetsing hiervan binnen de mogelijkheden van de vereniging ligt, van het lid geen psychische omstandigheden bekend die het adequaat beoefenen van de schietsport in de weg kunnen staan en het lid verkeert niet in criminele kringen. 4. De vereniging heeft regels gesteld waarin wordt gewaarborgd dat, voor zover dat in de mogelijkheden van de verenging ligt, leden, waarvan bij het bestuur van de vereniging bekend is dat er tegen hen vrees voor misbruik bestaat dan wel waarvan het bestuur van de vereniging vermoedt dat zij door psychische omstandigheden of andere omstandigheden niet langer de schietsport adequaat kunnen beoefenen, niet in staat worden gesteld de schietsport binnen de vereniging te beoefenen. 5. Binnen de vereniging geschiedt, met het oog op de benodigde sociale controle, de uitoefening van de schietsport exclusief in collectief verband tezamen met andere leden. Er worden regels gesteld ter waarborging van het sociale aspect van de vereniging. 6. De vereniging draagt er zorg voor dat het gebruik van wapens waarvoor een verlof is verleend, alleen is toegestaan voor zover dit conform de wedstrijdreglementen van de door de KNSA erkende of gereglementeerde schietsportdisciplines gebeurt, ofwel voor het oefenen van die disciplines. Wanneer het voor oefendoeleinden noodzakelijk is, kan worden afgeweken van wedstrijdreglementen (zoals de schietafstand, toegestane tijd, grootte van de kaart waarop wordt geschoten). 7. Het gebruik van hulpmiddelen en speciale kleding is binnen de reglementen van de vereniging alleen toegestaan voor zover dit conform de wedstrijdreglementen van de door de KNSA erkende of gereglementeerde schietsportdisciplines is, ofwel dit noodzakelijk is voor de beoefening van die disciplines; 8. De vereniging organiseert voor de verlof houdende leden die niet reeds aantoonbaar op hoger wedstrijdniveau de schietsport beoefenen, een verplichte interne competitie. 9. Binnen de vereniging is geen sprake zijn van vermenging van commerciële belangen direct gelieerd aan de schietsport en de vereniging. 10. De vereniging houdt zich stipt aan alle op haar van toepassing zijnde wettelijke bepalingen en draagt er zorg voor dat de schietlocatie waar zij schiet aan alle wettelijke vereisten voldoet. Hieronder zijn alleen de elementen opgenomen die verder gaan dan door de minister gevraagd. Er wordt eerst gekeken naar de QuickScan (deel A, zie bijlage VII, no. 7a-b) op de website van de van de schietsportbond1. Bij het met ‘nee’
1 Zie http://www.knsa.nl/certificering/doedequickscan.asp Zie voor inhoudelijke programma: http://www.knsa.nl/certificering/programma_det.asp?PaginaCode=2.2.1
Bijlagen| 10
beantwoorden van de vragen zal de certificeringsprocedure niet worden ingezet. In tweede instantie is gekeken naar het certificeringsreglement2 van de KNSA (deel B). Deel B1 De QuickScan: QuickScan vraag 1.4: 1.4 Heeft u onderzocht dat bij geen van uw bestuursleden feiten of gedragingen bekend zijn die de belangen van de KNSA of van de schietsport in Nederland zouden kunnen schaden? Let goed op de gebruikte formulering: zouden kunnen – alleen de dreiging/mogelijkheid daartoe geldt al als voorwaarde! Er staat eigenlijk dat bestuursleden van verenigingen geen kritiek mogen uiten op de schietsportbond of iets mogen doen (eigen bond oprichten) dat de schietsportbond zou kunnen schaden. Vooral voor niet aangesloten verenigingen is deze certificeringseis ronduit vreemd. QuickScan hoofdstuk 2: 2.1 a. Beschikt uw vereniging over een geldige Hinderwetvergunning, een Milieuvergunning of een Omgevingsvergunning of over een kopie van die vergunning wanneer de accommodatie niet tot uw eigendom behoort? Voor verenigingen die uitsluitend gebruik maken van Overheidsbanen (militaire schietbanen) is deze bepaling niet van toepassing. 2.1 b. Is een kopie van deze vergunning op de accommodatie aanwezig? 2.2 a. Indien uw vereniging een eigen kantine exploiteert waar alcoholische dranken worden verstrekt, beschikt uw vereniging dan over een geldige Drank- en Horecavergunning? 2.2 b. Indien uw vereniging een kantine exploiteert waar alcoholische dranken worden verstrekt, beschikt uw vereniging dan over een Bestuursreglement? 2.2 c. Indien uw vereniging over een eigen kantine beschikt die door uw vereniging wordt geëxploiteerd, zijn er dan twee (2) kaderleden van uw vereniging als zodanig op de Drank- en Horecavergunning als leidinggevenden zijn vermeld? 2.3 Belegt uw vereniging minimaal één (1) keer per jaar een Algemene Vergadering waarin in ieder geval rekening en verantwoording wordt afgelegd over het algemeen gevoerde beleid en het voorafgaande financiële boekjaar? 2.4 Heeft uw vereniging, overeenkomstig de Arbowet, een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) opgesteld, alsmede het daarop gebaseerde plan van aanpak vastgesteld? Bovengenoemde certificeringeisen gaan ver buiten de door de minister geschetste kaders. Deze vragen zijn gelet op de doelstelling van de certificering geheel niet relevant en hebben betrekking op een totaal andere wetgeving (horecawet, boek 2 burgerlijk wetboek). Gek genoeg worden ze nu indirect via de Wet Wapens en Munitie en KNSA-certificering afgedwongen! De minister vraag onder punt 3 a-c, naar een VOG, motieven en antecedenten. Naast dat het bestuur van een vereniging moet vragen naar “klinische factoren” (bestuur is geen psycholoog!), “strafbare antecedenten” (dat doet het VOG toch al?) en “stressvolle omstandigheden” (heel vaag!), komt er in de certificering dit ook bij: 4.2 e. Doet uw vereniging, als onderdeel van de ballotageprocedure, bij personen die het lidmaatschap bij de vereniging aanvragen (niet reeds KNSA-licentiehouders zijnde) onderzoek – voor zo ver u daartoe in staat bent – naar de specifieke kenmerken van de aanvrager? 4.3 a. Laat u uw potentieel nieuwe leden een Eigen Verklaring invullen en ondertekenen? 4.3 b. Vraagt u inzage in het originele, geldige legitimatiebewijs van de betrokkene die bij u het lidmaatschap aanvraagt (niet reeds KNSAlicentiehouder zijnde) en heeft u het soort en nummer van het legitimatiebewijs in uw administratie opgenomen? Het is volledig onduidelijk wat onder specifieke kenmerken wordt verstaan. Een gek uiterlijk? Moet het bestuur het lid gaan Googelen en controleren op sociale media? Welke vragen worden voorts gesteld in de eigenverklaring? Hiervoor is geen model beschikbaar! En het meest opvallende is de herhaling dat alles niet aan de orde is als personen beschikken over een KNSA-licentie. KNSA licentiehouders kunnen dus zondermeer worden geaccepteerd? Sinds wanneer is een KNSA-licentie het ‘keurmerk’ voor een te vertrouwen persoon? Voor uw informatie: Tristan had ook een KNSA-licentie. Licenties worden elk jaar –mits men betaald en lid is bij een aangesloten vereniging– zonder herhaling van de screening verlengd. En welk nut heeft het opnemen van allerlei legitimatie-informatie als een VOG of vuurwapenverlof reeds voorhanden is? En waar is de identificatie-eis voor introducees? De volgende eisen vinden geen grondslag in de regels van de minister: 4.4 a. Hanteert uw vereniging een aspirant-periode voordat het gewone lidmaatschap in werking treedt? 4.4 b. Hanteert uw vereniging een termijn van minimaal zes (6) maanden vanaf het moment van de introductie tot aan het definitieve gewoon lidmaatschap? 4.5 Biedt u uw nieuwe leden tijdens de introductie- en/of aspirant-periode, een introductiecursus aan? Dat dergelijke procedures binnen de vereniging praktisch zullen zijn, is evident. Maar dient dit als voorwaarde voor een certificering te worden gesteld? Een eis onder QuickScan 4.6 heeft enorme gevolgen voor verenigingen en individuele leden: 4.6 Heeft uw vereniging alle leden bij de KNSA aangemeld en beschikken al uw leden over een KNSA-licentie? Men name vraag 4.6 gaat recht in tegen wat de minister heeft gesteld in zijn begeleidende teksten bij de RWM-en CWM-wijziging: een licentie kan en mag niet meer worden geëist. De KNSA eist dit nu wel weer via de certificering van alle bij haar aangesloten verenigingen! Dit leidt tot de eerder genoemde dichotomie en gedwongen licenties onder alle leden van verenigingen die zijn aangesloten bij de KNSA (zie ook pagina 3 van de brief onder III chaotische
2
Zie http://www.knsa.nl/pdfs/Reglement_Certificering.pdf
Bijlagen| 11
uitvoering en controle). De certificering via de KNSA zorgt dus voor het opdelen van alle verenigingen naar zwart of wit. Er is geen rekening gehouden met twee grijstinten: 1.
2.
Er zijn aangesloten verenigingen die nu mogelijk leden hebben die geen licentie meer willen (in praktische zin niet nodig als men niet mee wil doen met regionale of nationale wedstrijden). Kan of mag een verenigingsbestuur dit op aanwijzen van een derde partij nog van haar leden eisen, zeker het nu wettelijk is vastgesteld dat het niet verplicht mag worden gesteld? Een tegenovergestelde situatie is ook niet beschreven. Een niet aangesloten vereniging waarvan leden wel een licentie willen, dan kunnen ze die niet krijgen.
Beiden situaties maken evident inbreuk op het EVRM en op de huidige wet. Voor situatie 1 geldt dat indien één lid geen licentie meer wenst en het verenigingsbestuur dit toestaat, de gehele vereniging haar certificering kwijt raakt met alle gevolgen van dien. Of men moet dat lid verzoeken te vetrekken (royeren). Voor situatie 2 geldt uitsluiting of dubbel lidmaatschap. Samengevat is dit een buitensporig zware maatregel. Zie ook deel B aangaande het reglement certificering onder artikel 6. Onder QuickScan 5.3 staat: 5.3 Wanneer een verlof door de politie wordt ingetrokken, een verlof niet wordt verlengd of wanneer een aanvraag van een verlof wordt geweigerd, ontvangt de KNSA daarvan een melding van de politie. Op grond van die melding wordt door de KNSA aan de betrokkene de status van schutter ontnomen en de KNSA-licentie ingevorderd. Uw vereniging ontvangt daarover van de KNSA eveneens een melding. Op grond van deze melding is uw vereniging, overeenkomstig de statuten en reglementen van de KNSA, verplicht het lidmaatschap van de betrokkene op te zeggen. Wordt aan dat verzoek door uw vereniging wanneer zich dat voordoet, uitvoering gegeven? Let wel, de Politie mag de reden van intrekking van een verlof niet doorgeven aan de KNSA! NB: de reden om een verlof in te trekken of een aanvraag te weigeren kan ook van administratieve aard zijn: verlof te laat verlengd, verhuizing niet of te laat doorgeven, weigering en discussie omdat het wapen volgens de Politie niet zou voldoen aan KNSA-reglementen, enz. enz. Voorts wordt gesteld: Voor niet bij de KNSA-aangesloten verenigingen geldt dat zij bij de intrekking of weigering van een verlof, direct een melding van politie krijgen en ook de KNSA ontvangt die melding. De KNSA vermeldt de betrokkene in dat geval op de zwarte lijst en voor die verenigingen geldt dan dat zij het lidmaatschap van de betrokkene moeten opzeggen. Wordt daaraan uitvoering gegeven? Hierbij houdt dus een privaatrechtelijke vereniging een zwarte lijst bij van individuen, waarvan totaal onbekend is wat de achterliggende reden voor intrekking is (en die zijn soms heel serieus, maar soms ook heel knullig) en die deze lijst opdringt aan alle schietverenigingen in Nederland (wederom onder dreiging intrekking certificering). Indien je onterecht op de ‘zwarte lijst’ terecht komt, is het aan het individu het tegendeel te bewijzen. De enige manier is volledig openheid van zaken te geven aan het KNSA-bestuur. De Politie helpt hierbij niet! Het dus onduidelijk waarvoor de volgende certificeringseis bedoeld is: 5.5 Heeft het bestuur van uw vereniging één van uw bestuurders of een ander kaderlid benoemd als vertrouwenscontactpersoon (VCP)? In de CWM onder punt 5 en 7 stelt de minister ‘eisen’ t.a.v. sociale controle, kleding en hulpmiddelen (pag. 34). Dit wordt in de certificering als volgt vertaald onder punt 7.1: 7.1Ontmoedigt uw verenigingsbestuur het dragen van camouflagekleding of andere uit enige Krijgsmacht afkomstige kledij of politietenues, politie-uniformen en gevechtstenues? Het wordt dus zeer specifiek gemaakt. Bepaalde kleding is dus niet toegestaan! De minister koppelt het zelfs aan de wedstrijdreglementen, maar daar staat niets over welke stof of kleur kledingstukken moeten hebben. Verder is een zwarte outdoor broek, stevige schoenen of oude legertrui (bij veel schietdisciplines ligt men op de grond) in het kader van de schietsportbond al verdacht. In theorie valt dit alles onder vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging. Gaan we de Hells Angels verbieden hun ‘agressieve’ look te dragen binnen de muren van hun eigen vereniging? Als je in een clownspak op de baan wilt staan, ga je gang! Bepaalde kleding dragen op een schietbaan is geen bedreiging voor de openbare orde of veiligheid! Mores binnen de vereniging reguleren kledingvoorschriften afdoende. Conclusie B1 QuickScan: •
• • •
Er worden wederom allerlei regels en voorschriften opgelegd in de CWM2014 aan verenigingen en burgers, terwijl dat niet is toegestaan. De genoemde regels gaan in tegen wettelijke verdragen, zoals de grondwet en het EVRM (zie bijlage I); Er is sprake van ongeoorloofde delegatie van bevoegheden naar de schietsportbond, een privaatrechtelijke partij; De schietsportbond stelt veel meer en veel specifiekere eisen dan de minister heeft bedoeld; Veel van de gestelde certificeringseisen gaan niet over het beschermen van openbare orde of veiligheid. Ze gaan over het controleren en reguleren van de schietsport.
Deel B2 Het reglement certificering Onder artikel 6 van reglement van de certificering voor KNSA verenigingen zijn de volgende punten opgenomen: Artikel 6 CONTROLES EN TOETSING 6.1 Het Dagelijks Bestuur van de KNSA heeft gedurende de periode waarvoor het certificaat is toegekend, het recht om te controleren of de gecertificeerde vereniging aan haar verplichtingen, voortvloeiend uit of verband houdend met de toekenning van het certificaat, voldoet. De gecertificeerde vereniging dient hierbij alle medewerking te verlenen en daartoe de benodigde informatie te verschaffen. Bijlagen| 12
6.2 Naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 5, lid 2 van dit Reglement, of naar aanleiding van een controle als bedoeld in het vorige lid (6.1), kan het Dagelijks Bestuur van de KNSA tijdens de periode waarvoor het certificaat is verleend, toetsen of de certificaathouder nog aan de certificeringscriteria behorende bij het haar verleende certificaat voldoet. De gecertificeerde vereniging dient hiertoe alle medewerking te verlenen. 6.3 Indien de toetsing als bedoeld in het vorige lid van dit artikel (6.2), voor de gecertificeerde vereniging negatief uitvalt, kan dat leiden tot herziening of intrekking van het certificaat. 6.4 Indien een gecertificeerde vereniging in strijd handelt met de bepalingen van dit Reglement, kan het Dagelijks Bestuur van de KNSA het certificaat met onmiddellijke ingang intrekken. Het vorenstaande laat onverlet de toepasselijkheid van tuchtreglementen van de KNSA en de daarin opgenomen bevoegdheden van de desbetreffende tuchtrechtelijke organen. Onder het algemene reglement3 voor de basiscertificering wordt vermeld: 2.4 Het Dagelijks Bestuur van de KNSA besluit omtrent het wel of niet voldoen aan de certificeringeisen door een schietsportvereniging. 2.10 Voor niet-KNSA-leden geldt dat zij tijdens de geldigheidsduur van het certificaat in ieder geval één (1) keer per jaar worden gecontroleerd, teneinde te beoordelen of zij nog aan de voorwaarden voor certificering voldoen. Dit resulteert in minimaal drie (3) controleaudits tijdens de geldigheidsduur van het certificaat. 2.11 Wanneer het bestuur van de KNSA aanwijzingen heeft dat een vereniging niet meer voldoet aan één of meerder voorwaarden uit het Programma Basiscertificering, kan een tussentijdse audit plaatsvinden. De schietvereniging die beschikt over het certificaat, is verplicht om in dit geval een controle-audit toe te staan, bij gebreke waarvan het bestuur van de KNSA het certificaat kan intrekken. 3.2 Wanneer tijdens de geldigheidsduur van het certificaat de vereniging het lidmaatschap bij de KNSA opzegt, wordt de desbetreffende vereniging in ieder geval één (1) keer per jaar tijdens de geldigheidsduur van het certificaat aan een controle-audit onderworpen. De desbetreffende vereniging is verplicht om aan die controle-audit medewerking te verlenen, bij gebreke waarvan het KNSA-bestuur het certificaat kan intrekken. Voor die controle-audits worden door het KNSA-bestuur kosten in rekening gebracht. Conclusie B2 Reglement: Elke schietsport- of schuttersvereniging in Nederland is dus door de maatregelen van de minister gebonden aan de reglementen en het toezicht door de schietsportbond. Van enige onafhankelijkheid is geen enkele sprake. Intrekking van een certificering – ook al gaat dit om het niet voldoen aan de horecavoorschriften of het aanbieden van een niet door de schietsportbond erkende schietsportdiscipline – heeft enorme gevolgen (de vereniging en al haar leden raken hun verloven kwijt, de vereniging wordt de facto opgeheven). Dit systeem is niet geaccrediteerd, het kent geen enkele rechtsgrond, geen navolgbaarheid van besluiten en geen openbaarheid van bestuur. De minister heeft de hele controle dus ‘over de schutting’ gegooid en de verenigingen en schutters mogen het juridisch uitzoeken en zo nodig bij de rechter uitvechten. Dit is een vorm van onbehoorlijk bestuur en een ongeoorloofde gang van zaken.
3
http://www.knsa.nl/certificering/reglement.asp
Bijlagen| 13
IV Kritische vragen Hieronder zijn kritische vragen opgenomen t.b.v. een scherpe discussie met de minister. Het staat u geheel vrij naar eigen inzicht de vragen te transformeren of te combineren. Wij kijken uit naar het eventuele debat. EVRM / Grondrechten / Jurisprudentie 1) 2) 3) 4)
Welke absolute noodzaak ziet de minister om bij herhaling inbreuken op grondrechten van burgers t.b.v. de schutterij en schietsport te moeten vastleggen in de wet? Zo ja, is die noodzaak aantoonbaar en hoe? Waarom heeft de minister, gelet op de eerdere rechtszaken en brieven van burgers waarin op schending van grondrechten werd gewezen, opnieuw gekozen inbreuken op het EVRM te maken en deze vast te leggen binnen het stelsel? Er is door burgers een klacht ingediend bij de Europese Commissie wegens het niet navolgen van een uitspraak van de Raad van State. Waarom heeft de minister de uitspraak op bepaalde punten naast zich neergelegd? Welke garantie kan de minister geven dat bij een volgende wetsaanpassing grondrechten van burgers en verenigingen wel worden gerespecteerd?
Een chaotische procedure 5)
Waarom wordt volgens de minister de wet wapens en munitie jaarlijks aangepast en wanneer houdt dit een keer op? 6) Waarom heeft de minister gekozen voor subdelegatie van regelgevende taken naar een privaatrechtelijke vereniging, terwijl daarvoor geen rechtsgrond bestaat in de Wet (WWM)? 7) Waarom heeft de minister gekozen voor delegatie van controle- en toezichtstaken naar een privaatrechtelijke vereniging, die niet is geaccrediteerd? Waarom zijn wel geaccrediteerde instellingen zoals TNO of TÜV niet overwogen? 8) Waarom heeft de minister gekozen regels te stellen ten aanzien van rechtspersonen, terwijl daarvoor geen enkele rechtsgrond bestaat in de Wet (WWM)? 9) Waarom heeft de minister in de begeleidende teksten bij de recente aanpassing gesuggereert dat er afstemming is geweest met deze commissie, terwijl daarvan (indien ook naar mening van de commissieleden) geen sprake is? 10) Wanneer maakt de minister aan Politie en Justitie duidelijk dat de Circulaire (CWM) geen regels mogen opleggen aan burgers? Welke garanties kan de minister daarvoor geven? 11) Waarom wordt inbreng van burgers door uw ambtenaren zonder hoor- of wederhoor geboycot? Chaotische uitvoering en controle 12) Hoe vergelijkt de minister in het kader van openbare orde en veiligheid de controle op schietsport- en schuttersverenigingen in verhouding tot andere verenigingen in Nederland, bijvoorbeeld voetbalclubs, supportersverenigingen en motorclubs, waarbij geheel geen achtergrondcontrole plaatsvind en soms illegale wapens in het spel zijn? 13) Hoe kan de minister garanderen dat de uitvoering door Politie, gelet op de enorme regelgeving binnen het stelsel, eenduidig en inhoudelijk correct wordt uitgevoerd? 14) Hoe kan de minister garanderen dat bij nieuwe controleprocedures (lees: computerprogramma psychologische screening) naast grondrechten ook privacy van burgers wordt gerespecteerd? 15) Hoe kan de minister het stelsel dusdanig juridisch vormgeven (m.a.w. met respect voor grondrechten), zodat praktisch uitvoering in de praktijk effectief en efficient kan plaatsvinden? Last, but not least 16) Waarom heeft de minister niets gedaan met het voorstel voor het hanteringsverlof?
Bijlagen| 14
V Samenvatting principe ‘Hanteringsverlof’ Achtergrond De politiek vraagt meer om toezicht op de toegang van burgers tot vuurwapens en munitie. De huidige wet- en regelgeving maakt daartoe gebruik van methoden die door de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State als onrechtmatig zijn aangeduid. Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de minister de Regeling en de Circulaire Wapens en Munitie zo aangepast dat deze wederom, dit keer op nog grovere wijze, in woord en in de uitvoering artikelen van de Nederlandse grondwet, alsmede het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens schendt. Los van de onrechtmatigheid, is de vigerende wet- en regelgeving nog steeds even inefficiënt. Zij bestaat, daar waar het gaat om toezicht van de overheid op de toegang tot vuurwapens en munitie, uit slechts één momentopname (VOG). Voordelen Het Hanteringsverlof is een uitstekend alternatief dat: a) ongewenste individuen op permanente basis (dus geen momentopname) de toegang tot vuurwapens en munitie (het bekwamen, schieten, hanteren, vasthouden, e.d.) onmogelijk maakt; b) geen grond- en mensenrechten schendt; c) gebruik maakt van reeds bij de Politie opgeleide experts, bestaande logistiek en software (e-screener); d) geen noemenswaardige weerstand oproept bij de burger; e) de sportbond ontlast van het onrechtmatig opgelegde toezicht op (sport)schutters; f) leidt tot zeer bondige en heldere regelgeving die voor iedereen en op elk niveau begrijpelijk is. In een notendop Het uitgangspunt van het hanteringsverlof binnen nieuwe wetgeving (WWM) is het principe dat het verboden is om vuurwapens en munitie te hanteren (lees: bedienen, aanraken, afvuren enz.), tenzij men beschikt over een hanteringsverlof of een ‘verlof tot voorhanden hebben’4. Het hanteringsverlof kan door de burger bij Politie worden aangevraagd5 en wordt, net als de overige verloven, door de Politie uitgereikt nadat de registers en databanken zijn gecheckt gelijk aan de procedure die nu ook voor wapenverlofhouders geldt: geen gevaar voor zichzelf, geen gevaar voor de openbare orde en veiligheid. Omdat er geen vuurwapens op het hanteringsverlof worden genoteerd, kan het verlof voor een bepaalde tijdsduur geldig zijn (analoog aan de bestaande en reeds aanwezige methodiek en logistiek). Begaat op enig moment een hanteringsverlofhouder een misdrijf of overtreedt hij/zij de regels, dan wordt ogenblikkelijk zijn/haar hanterings-verlof ingetrokken en wordt in juridische en praktische zin de toegang tot vuurwapens en munitie geblokkeerd. De procedure maakt ook hier gebruik van bestaande en reeds aanwezige methodieken en logistiek. In de praktijk Binnen het principe van het hanteringsverlof mag iedereen in Nederland (met toestemming van de vereniging) lid worden van een schietsport- of schuttersvereniging6, maar mogen alleen leden die over een hanteringsverlof beschikken vuurwapens en munitie hanteren en zich bekwamen. Daarnaast mogen alleen wapenverlofhouders vuurwapens en munitie daadwerkelijk bezitten. Dit is analoog aan bestaande regels bij schietverenigingen: men dient het lidmaatschapspasje te tonen, waarna het register de ‘bevoegdheden’ van de schutter toont alvorens men toestemming krijgt van de baancommandant om de schietbaan te mogen betreden. Deze controle hoeft alleen aangevuld te worden met het gelijktijdig tonen van het hanteringsverlof of wapenverlof. Dit is een zeer eenvoudige handhaving! Hoewel het lidmaatschap van een vereniging vrij is, ligt het in de rede dat schietverenigingen geen behoefte hebben aan leden die geen hanteringsverlof kunnen krijgen. Omgekeerd heeft het voor individuen die geen hanteringsverlof van Politie kunnen krijgen, weinig zin om lid te zijn van een schietvereniging (men is dan strikt beperkt tot luchtwapens). Voor aspirant-leden of introducees gelden dezelfde regels. Zowel groot-, als klein kaliber wapens en munitie zijn gevaarlijk en mogen niet in handen komen van niet-gescreende of ongewenste personen. Ook zij moeten, als zij meer willen dan schieten met luchtwapens, eerst een hanteringsverlof aanvragen. Resumerend Omdat de overheid kordaat toezicht kan houden op zowel hanterings-, als wapenverlofhouders (op basis van reeds bestaande procedures) worden schietverenigingen en schutteren gevrijwaard van ongewenste individuen. Het hanteringsverlof-concept schendt geen Nederlandse grondwet, noch het EVRM en het ontlast de sportbond van een taak waarvan zij zelf zegt die niet te ambiëren. Het laat burgers, met in achtneming van vier basisregels7, in de uitvoering van hun sport en activiteit geheel vrij. Wet- en regelgeving worden met dit principe zeer kort en bondig en daarmee voor Politie praktisch goed uitvoerbaar en zeer effectief. De overheid heeft volledig zicht op wie zich in de omgang met vuurwapens en munitie bekwaamt en wie wapens bezit. Conform de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State, laat staan het Europees Hof, is het schenden van grondrechten en het uitbesteden van regelgevende en controletaken door de overheid onrechtmatig. Met het hanteringsverlof ligt die controletaak waar hij thuishoort: bij de overheid. Vuurwapenverlof, verzamelverlof, e.d. Met andere woorden: de reeds bestaande verloftypen. Dit kan bijvoorbeeld online m.b.v. het Burgerservicenummer. Bij het afhalen kan bijvoorbeeld de e-screener worden doorlopen. 6 Conform de Grondwet en het EVRM. 7 De vier basisregels voor de veilige omgang met vuurwapens en munitie, zoals van het Canadian Firearms Centre, The Four ACTS of Firearm Safety. 4 5
Bijlagen| 15
VI Weerlegging tegenargumenten hanteringsverlof Aangaande uitspraak van de Afdeling van de Raad van State en onze brief omtrent het hanteringsverlof, vernamen wij enkele tegenargumenten tegen ons voorstel van het hanteringsverlof. Deze tegenargumenten worden goed samengevat in de brief van het KNSA bestuur van 14 januari 2014 aan al haar leden (A 01.54lA 09.41 AB/ms en betreft “Uitspraak Raad van State/toekomst KNSA). Wij citeren daarom enkele delen van de tekst met daarin de tegenargumenten, die wij daarna puntsgewijs van een reactie zullen voorzien. “Het is ons ter ore gekomen dat er voorstellen bij de minister zijn ingediend, die ook in afschrift naar de Tweede Kamer zijn gezonden, die sterk lijken op het vroegere voorstel van de minister om een Verklaring tot de verkrijging van het lidmaatschap in te voeren. Dit voorstel dat in de wandel gangen het zogenaamde "hanteringsverlof' wordt genoemd, zou dan in de plaats moeten treden van de KNSA-licentie. Dat houdt dus in dat leden van schietsportverenigingen, niet zijnde verlofhouders, voor het gebruik van verenigingswapens van tevoren een hanteringsverlof moeten aanvragen. Let wel: dat geldt niet alleen voor aspiranten maar ook voor introducés. Het KNSA-bestuur vindt dat voorstel ongewenst en zal daaraan ook geen medewerking verlenen. (1) In de eerste plaats wordt daarmee in feite het aannamebeleid van verenigingen niet meer door het verenigingsbestuur zelf bepaald maar door de politie die een dergelijk verlof of verklaring moet afgeven. De promotie van de schietsport, onder andere door middel van open dagen maar ook de bedrijfsuitjes en incentives, die schietcentra organiseren, (2) worden vrijwel onmogelijk gemaakt. De in het voorstel vervatte minimumleeftijd voor een dergelijk verlof of verklaring (3) van 18 jaar zal de toestroom van junioren die wij zo nodig hebben in onze schietsport, afremmen en zal de talentontwikkeling van topsporters blokkeren. En voorts zal het afgeven van een dergelijk verlof, zoals dat voor alle overheidsvergunningen en -verloven geldt, (4) tot legeskosten leiden. De legeskosten die op dit moment al punt van discussie zijn bij de reguliere wapenverloven zouden, zo meent de minister, kostendekkend moeten zijn. De financiële consequenties daarvan voor in het bijzonder introducés en aspiranten, (5) zijn groot. Daar waar de KNSA in haar beleid, samen met haar verenigingen, een duidelijk onderscheid maakt in het lidmaatschap van een schietsportvereniging en het zelf voorhanden hebben van vuurwapens en het ook thuis mogen opslaan daarvan, (6) zal dal onderscheid vervagen. Van het grote aantal leden van schietverenigingen waaraan sinds 2005 de status van schutter is ontnomen, zijn er honderden na een zorgvuldige afweging onzerzijds, toch weer lid geworden van een schietsportvereniging; (7) ook al zouden zij van de politie geen verlof verkrijgen- Wij vinden dat het onderscheid in de beoordeling of iemand lid wordt van een schietsportvereniging en gebruik maakt van verenigingswapens ten opzichte van het voorhanden hebben van eigen vuurwapens, moet blijven bestaan en vooral ook dat verenigingen en de KNSA daarover in gezamenlijkheid besluiten en niet de politie. Het KNSA-bestuur is van mening dat de (8) inmenging van de overheid in het lidmaatschap van schietverenigingen minimaalmoet zijn. Resumerend zijn wij van oordeel dat wanneer het voorstel van de opstellers van de brief aan de minister in Nederland wordt ingevoerd, (9) de gevolgen voor de schietsportbeoefening desastreus kunnen zijn. Het zal de (10) drempel voor het lidmaatschap van een schietsportvereniging verhogen en als gevolg daarvan de instroom van nieuwe sportschutters verkleinen. Uiteindelijk zal het leiden tot het decimeren van het aantal schietsportbeoefenaren in Nederland, (11) met alle gevolgen van dien.” Weerlegging van de punten: 1)
2)
3)
4)
5)
Hier is waarschijnlijk sprake van een misverstand. Het aannamebeleid bij verenigingen wordt beschermd door het EVRM. Het staat verenigingen geheel vrij leden aan te nemen of te weigeren, ongeacht of zij wel of niet over een hanteringsverlof beschikken. Het hanteringsverlof blokkeert slechts de toegang en omgang met vuurwapens en munitie. Niets anders! De Politie bepaalt dus niet door het wel of niet afgeven van een hanteringsverlof het aannamebeleid bij schietsportverenigingen. Mensen zonder hanteringsverlof mogen gewoon geen vuurwapens of munitie hanteren. Net als een ANWB lid zonder rijbewijs geen auto mag rijden. Deze stelling is geen onderdeel van ons voorstel. Wij vinden dat best een basic screening mag worden uitgevoerd als mensen zich gaan bekwamen in de omgang met vuurwapens en munitie. Men is vrij om dergelijke activiteiten met luchtwapens te organiseren. Wil men toch vuurwapens gebruiken, dan kan de eigenaar van het centrum in theorie een ‘dagverlof’ voor zijn klanten aanvragen. NB: Het standpunt vinden wij vreemd: je zou dus ongecontroleerd bij schietsportcentra met vuurwapens en munitie mogen schieten, maar bij schietverenigingen moet alles worden gecontroleerd en binnen vastgestelde kaders plaatsvinden? Daarnaast lijkt het ons dat schietsportcentra waar slechts met vuurwapens en munitie door recreanten mag worden geschoten sec en alleen voor recreatief schieten ongewenst zijn. Tevens zou de huidige wetgeving dan sportschutters ten opzichte van recreanten discrimineren. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het leeftijdsargument klopt helaas niet. Voor omgang met vuurwapens en munitie geldt een wettelijke eis van minimaal 18 jaar en ouder, dit geldt dus ook voor het hanteringsverlof. Nogmaals, het hanteringsverlof zegt niets over het aannamebeleid bij verenigingen. Men kan zonder hanteringsverlof doorgaans vanaf 16 jaar lid worden van een schietvereniging en de schietsport beoefenen met luchtwapens (het overgrote deel van de leden onder 18 schieten dan ook met luchtwapens). Er is dus geen sprake van een (aanvullende) restrictie door het hanteringsverlof. Daarnaast kunnen, zoals ook nu het geval is, op verzoek van de bond en met toestemming van de minister uitzonderingen altijd worden gemaakt voor talentvolle jeugdigen. Er gelden nu ook legeskosten voor een VOG en vuurwapenverlof. Verder gold (en geldt voor velen) een verplichte bijdragen aan de KNSA van 40 euro per persoon per jaar. Nergens staat of wordt gesuggereerd dat een hanteringsverlof duur of duurder is. Het is evenwel goed mogelijk dat een hanteringsverlof net zo duur of wellicht goedkoper dan een VOG, al dan niet in combinatie met een lidmaatschap van de schietsportbond. Daarnaast moeten schietsportvereniging zich nu met de recente wetsaanpassingen tegen aanzienlijk kosten laten certificeren door de bond. De bewering is in onze ogen dus uiterst discutabel. Zie punt 4. Een uitspraak dat financiële concequenties groot zijn, is in zijn geheel niet aangetoond. We menen echter dat een financiële aanleiding sowieso geen grond mag zijn grondrechten van burgers te schenden.
Bijlagen| 16
6)
Dit onderscheid vervaagt op geen enkele wijze bij invoering van het hanteringsverlof. Sterker nog, wij pleiten voor loskoppeling van wapenbezit en de schietsport en de rol die het hanteringsverlof als onafhankelijke check daarbij kan fungeren. 7) Deze uitspraak verbaasd ons. Het KNSA bestuur meent zelf te kunnen te oordelen dat iemand wel geschikt is om te gaan met vuurwapens en munitie, ondanks dat de Politie duidelijke bezwaren ziet. Wij snappen een dergelijk hard standpunt niet, ons lijkt voorzichtigheid geboden. 8) Inhoudelijk zijn wij het eens over dit standpunt. Maar gelet op de feitelijke situatie en de recente certificering neemt de KNSA deze rol over. Hiertegen hebben wij nadrukkelijk wel bezwaar. Het hanteringsverlof daarentegen garandeert dat zowel de overheid als de KNSA zich niet mengt in het verenigingsleven. Slechts waar vereningsoverstijgende activiteiten plaatsvinden heeft de KNSA een duidelijke rol. Een verplichte KNSAcertificering die aantoonbaar inbreuk maakt op het EVRM is in onze ogen dus ook geen goede route. 9) Wij zien niet in hoe dit kan leiden tot desastreuse gevolgen en dit lijkt ons een overtrokken reactie. Wij horen graag nadere onderbouwing. Wij snappen de zorgen van het KNSA bestuur wel, schutters en verenigingen zullen hun aansluiting (nu die niet meer verplicht is, maar door de KNSA nog immer verplicht wordt gesteld), heroverwegen. Bedenk dat schietsport ook kan floreren zonder de KNSA, zij is niet voorwaardelijk. Aansluiting bij de KNSA zou zowel voor verenigingen als individuele schutters op vrijwillige basis moeten zijn. Het hanteringsverlof doet echter alleen waarvoor zij bedoeld is: controleren wie zich bekwaamt in de omgang met vuurwapens en munitie. Zij schrijft geen verdere regels, zoals wedstrijdprocedures of beperkingen in kalibers voor (dit laatste doet de alleen wet, te weten de WWM). 10) Het aanvragen van een VOG of het doorlopen van een ballotageprocedure bij een (onbekend) verenigingsbestuur kan evenzo als belemmerend worden ervaren. De meeste verenigingsbesturen zullen een hanteringsverlof inderdaad zien als ‘verklaring van geen bezwaar’ (net zoals het VOG, alleen gelukkig met een iets zwaardere screening), waarna men als verenigingsbestuur geheel vrij is haar eigen oordeel te maken. Er geldt zoals eerder gesteld, gelet op het EVRM, geen enkele aannameplicht van kandidaat leden door een vereniging! Stel bijvoorbeeld dat de aanvraag voor een hanteringsverlof via het web m.b.v. burgerservicenummer kan worden ingediend. De enige ‘drempel’ is (per 2015) het beantwoorden van enkele vragen via de computer en het afhalen van het hanteringsverlof bij het Politiebureau. Is dat teveel gevraagd als men zich wenst te bekwamen in de omgang met vuurwapens en munitie? 11) Wij beweren het tegendeel. Er lopen nu immers ook schutters weg door beperkingen en de enorme zee aan voorschriften. Door het restrectieve beleid van de minister, dat zwaar leunt op de voorschriften van de KNSA, wordt de ontwikkeling van de sport, evenals de vrije beoefening ervan, juist ernstig belemmerd. Immers alles, tot en met kleding en doelen, wordt precies voorgeschreven. Met het hanteringsverlof is men binnen de muren van de eigen vereniging vrij de sport op de eigen manier, mits veilig conform alomgelden basisregels, te beoefenen. Dit zal veel schutters in staat stellen variatie toe te passen in hun sport en mogelijk zelfs nieuwe schutters trekken of juist behouden. Conclusies: Zoals u kunt lezen kunnen alle genoemde bezwaren probleemloos worden weerlegd. Dat doet echter niets af aan ieders mening. Het enige feit waarop wij wijzen is dat het principe van het hanteringsverlof effectiever kan zijn en in juridische en praktische zin minder belastend zal zijn voor zowel de burger als de overheid. Het hanteringsverlof respecteert, in tegenstelling tot de huidige aanpak, het EVRM en grondrechten van burgers. Met het hanteringsverlof kunnen doeleinden in het kader van openbare orde en veiligheid in onze ogen zelfs beter en eenvoudiger worden gehaald. Het hanteringsverlof is echter niet gratis, legeskosten voor verlofvelening of verlenging blijven onvermijdelijk, maar zijn waarschijnlijk niet duurder of zelfs goedkoper dan huidige procedures. De procedures worden in ieder geval een stuk eenvoudiger en vooral veel duidelijker voor zowel burgers als Politie. Het hanteringsverlof betekent daarnaast meer vrijheid voor de schietsport in Nederland en meer onafhankelijkheid voor individuele vereningingen en discipline vertegenwoordigende organisaties zoals de DWSA, de NPSA en de APS-DSR. Zo hoort het in het kader van vrijheid van vereniging dus ook! Gelet op de huidige situatie zijn wij van mening dat de wet- en regelgeving een stuk beter kan. Daar hebben sportschutters gelet op hun burgerrechten dan ook recht op. Wij leggen daarom dit alternatief op tafel en verzoeken de leden van de 2de Kamer, de minister, de schietsportbond KNSA, de verenigingen en de individuele (sport)schutters in Nederland deze benadering in overweging te nemen.
Bijlagen| 17
Bijlage VII: Dossier met onderliggende bewijsstukken
Eerste e-mail Van: Moeskops, Toon [mailto:
[email protected]] Verzonden: Aan: Onderwerp:
2
Mail aan alle teamchefs Beste collega’s, Bijgaand de uitspraak van de Raad van State van gisteren, waarin het verplicht lidmaatschap bij de KNSA als niet wettelijk houdbaar wordt beschouwd. De uitspraak heeft vergaande consequenties aangezien we in de uitvoering bij verlofaanvragen hiermee geconfronteerd kunnen worden. Binnen het ministerie van V en J vindt momenteel spoedoverleg plaats over hoe men met de uitkomst van deze uitspraak om wenst te gaan. Aangezien de mail ook bij de burgers razendsnel werkt, is het niet onwaarschijnlijk dat we vanaf nu geconfronteerd kunnen worden met aanvragers die verwijzen naar deze aanvraag en een verlof aanvragen zonder lid te zijn van de KNSA. Van de zijde van V en J krijgen we nog nadere richtingevende berichtgeving hoe te handelen. Voor het hier en nu wordt het volgende geadviseerd. 1. Aanvragers die zich melden kunnen gewoon in ontvangst worden genomen en het reguliere proces kan opgestart worden. 2. De formele behandeltijd is 8 weken (dat hebben we niet nodig) daarmee hoppen we de tijd te kunnen benutten met V en J de vervolgactie te ontvangen 3.
Personen die in het kader van verlengingen zich nu melden, afhandelen conform 1 en 2.
Naar verwachting zal zeker volgende week voldoende duidelijkheid aanwezig zijn op dit onderwerp.
Tweede email Van: Moeskops, Toon [mailto:
[email protected]] Verzonden: maandag 20 januari 2014 8:55 Aan: Onderwerp: instructie inzake uitspraak Bunker Bericht verzonden aan de teamchefs en leden expertgroep Bw Beste collega’s In navolging van de uitspraak van de Raad van State inzake het verplichte lidmaatschap van schietverenigingen bij de KNSA, is de afgelopen weken veel overleg geweest tussen KNSA, V en J en de politie (Directie operatien). Zoals aangegeven, kort na de uitspraak, werd gevraagd om die aanvrager qua behandeling 8 weken in behandeling te houden. Onderstaand is de instructie te lezen zoals deze van de Directie Operatien wordt gegeven, hoe om te gaan met lopende aanvragen en nieuwe aanvragen. Voor de goede orde, in punt 1 wordt gezegd dat de huidige circulaire gewoon van toepassing blijft.
Concreet wordt dus nog steeds het vereiste licentie lidmaatscha vereist (zowel voor burgers als voor schietverenigingen). Onder punt 2 wordt aangegeven dat als men geen licentie kan overleggen men alsnog de aanvraag kan weigeren, immers de Cwm is naar aanleiding van de uitspraak RvS (nog) niet gewijzigd en wij moeten als uitvoeringsorganisatie de Cwm blijven volgen (vooralsnog). Naar aanleiding van de uitspraak Bunker is de tussenstand vernomen over de voorgestelde aanpak. · De KNSA staat positief tegenover de voorstellen van de minister met een belangrijke uitzondering. KNSA wil en kan niet meewerken aan het verstrekken van een KNSA-licentie aan niet aan de KNSA aangesloten leden. Over deze consequenties wordt op ambtelijk VenJ niveau hard gewerkt. Dat betekent wel dat we op korte termijn de aangepaste circulaire en hiermee een nieuwe instructie niet beschikbaar hebben. Ik heb om die reden aan de beleidsdirectie van VenJ gevraagd hoe de uitvoeringsorganisatie nu dient te handelen. Daarbij is het volgende afgesproken: 1.
De huidige circulaire 2013 blijft onverkort van toepassing;
2. Bij de aanvragen (vereniging en verlof) waarbij een beroep wordt gedaan op de uitspraak inzake Bunker wordt geadviseerd deze aanvragen primair te temporiseren. Mocht de vereniging of verlofaanvrager toch een besluit/beschikking wil hebben, dan dient te worden beoordeeld aan de hand van de huidige circulaire 2013. Dat betekent kort door de bocht: weigeren. Met vriendelijke groet, Toon (A.M.A.) Moeskops bpa Adviseur Korpscheftaken & BOA Kennisnetwerk, Politieacademie Postbus 834 7301 BB Apeldoorn tel: 055-5392595 mob: 06-11870273 PIN-mail:
[email protected] E-mail:
[email protected] Ik werk maandag t/m donderdag
Samen werken aan 'samenwerken' voor een veilige samenleving
Derde e-mail. Van: Moeskops, Toon [mailto:
[email protected]] Verzonden: woensdag 26 februari 2014 09:34 Aan: Onderwerp: FW: Werkinstructie uitspraak Raad van State Beste collega's In navolging van de uitspraak van de Raad van State inzake het verplichte lidmaatschap van schietverenigingen bij de KNSA, hebben de Directie Operatien en Juridische Zaken intensief overleg gevoerd met het ministerie. Er wordt door het Ministerie hard gewerkt aan de aanpassing van de Cwm om de zaken goed geregeld te krijgen. In navolging op de eerdere instructiemail van 20 januari jl, en ter uitvoering van het door de korpschef aan de politiechefs verleende mandaat, geldt voor het uitvoeren van de KC-taak, het volgende:
" De Cwm 2013 is nog onverkort van toepassing. Dit standpunt zal ook met de eenheidsjuristen worden besproken. " Het mandaatbesluit van de korpschef voorziet in het nemen van beslissingen inzake de vergunningaanvragen. " Op dit punt dient deze met de instructie van 20 januari jongstleden gegeven instructie in acht genomen te worden. "
Uitgangspunt blijft om elke verlofaanvraag in behandeling te nemen.
" Indien de verlofaanvraag gericht is op het toepassen van de rechterlijke uitspraak, dient deze onverwijld - voor besluitvorming in welke vorm dan ook - te worden gemeld via het tijdelijk ingestelde coördinatiepunt
[email protected] " Het coördinatiepunt stemt in nauw overleg met de desbetreffend teamchef af hoe met deze aanvraag gehandeld dient ter worden. Het is in ons alles belang dat we de uitvoering van deze werkinstructie eenduidig doorvoeren. De portefeuillehouder korpscheftaken, Hans Vissers.
Aan: dhr. drs. A. IJzerman MPA Directoraat Rechtspleging en Rechtshandhaving Ministerie van Veiligheid en Justitie - per post en per email -
Afzenders: R.J.F. van den Wijngaard mr. R.M.M. Jacobs ir. A.J. Geselschap
3
Betreft: WWM, hanteringsverlof en instructies V&J Leiden, 4 februari 2014 Geachte heer IJzerman, Onlangs hebben wij via ons netwerk direct contact gezocht met uw DG, dhr. mr. Gerard Roes. Dhr. Roes heeft ons laten weten dat wij aangaande dit onderwerp contact met u mochten zoeken. Wij excuseren ons voor deze directe en persoonlijke benadering, echter het onderwerp en de recente ontwikkelingen vragen mogelijk uw aandacht of nadere actie. Eind vorig jaar heeft de Raad van State in het kader van de Wet Wapens en Munitie, meer specifiek waar het de Circulaire aangaat (CWM2013), een tweetal zeer belangrijke uitspraken gedaan1. Bij beide rechtszaken zijn twee van ondergetekenden direct betrokken geweest. Kort samengevat: via de circulaire (een uitvoeringsinstructie aan Politie) zijn regels opgelegd aan burgers. Deze regels zijn door de Raad als onwettig bestempeld, daar zij direct inbreuk maken op grondrechten van burgers, rechten zoals die zijn vastgelegd in het EVRM. In het verlengde van deze uitspraken hebben ondergetekenden met steun van de beschermheer der gilden de 2de Kamercommissie V&J, uw minister en staatssecretaris, evenals uw ministerie een brief aangeboden waarin de kern van het probleem wordt aangestreept en waarin tevens alternatieve wetgeving wordt voorgesteld (zie bijlage II: voorstel hanteringsverlof). Wij hopen dat deze brief uw aandacht heeft mogen ontvangen. Echter afgelopen week heeft ons interne berichtgeving van Politie bereikt, waarin instructies worden gegeven aan alle afdelingen Bijzondere Wetten van Politie in Nederland (zie bijlage I: interne e-mail). Zoals u kunt lezen, worden de afdelingen expliciet geïnstrueerd de circulaire te blijven handhaven. Hiermee wordt feitelijk de uitspraak van de Raad teniet gedaan, wordt schending van grondrechten van burgers overheidswege voortgezet en wordt doorgegaan met het indirect afdwingen van verplichte lidmaatschappen en het hebben van schutterslicenties. Hierbij wordt door de Politie geleund op een privaatrechtelijke derde partij, waartoe het overgrote deel van sportschutters middels de circulaire tot ongewenste aansluiting en onwettige betaling worden verplicht. Alternatieven, hoor- en wederhoor of navolgbaarheid van besluiten zijn daarbij vaak niet mogelijk. U begrijpt, niet alleen sportschutters voelen aanhoudend miskent, tevens politieambtenaren ervaren wroeging bij het uitvoeren van deze instructies, daar dit niet strookt met de door hun afgelegde eed. Een voortzetting van een onwettige constructie, dan wel een nieuwe variant met allerlei onnodige verplichtingen die grondrechten schenden, is en blijft in onze ogen onwenselijk. Het aantal rechtszaken dat door dhr. Jacobs en dhr. van den Wijngaard namens burgers afgelopen jaren is gevoerd, zijn aanzienlijk in zowel in aantal, bezetting van de rechtelijke macht, evenals gemaakt onkosten voor burger en overheid. Let wel, dit zijn geen zaken waarbij burgers wetsovertredingen hebben begaan, maar zaken waarbij zij slechts aanspraak maken op hun grondrechten. Ons alternatief, dan wel een iets nader uitgewerkte variant, kan dit alles definitief voorkomen. Dit kan zonder daarbij te leunen op een privaatrechtelijke partij, dan wel in te leveren op gevraagde doelstellingen omtrent openbare orde en veiligheid, dan wel inbreuk te maken op grondrechten van burgers. Deze instructies tot voortzetting uitvoering circulaire zouden stammen vanuit uw ministerie. Wij begrijpen uiteraard dat het ministerie tijd nodig heeft alternatieve wetgeving te ontwikkelen, daarvoor hebben wij begrip. Echter deze instructies achten wij hoogst opmerkelijk en hierover uiten wij onze zorgen bij uw directoraat. Wij vragen dan ook hierop uw reactie. Rest ons het vertrouwen uit te spreken dat het ministerie voor alle betrokkenen uiteindelijk tot een goede wettelijke invulling komt. Uiteraard zijn wij tot mondelinge toelichting bereid of voor nadere discussie beschikbaar. Wij zullen dit immer op positieve en constructieve wijze doen. U kunt ons hiervoor bereiken via , telefonisch op , dan wel schriftelijk op het bovengenoemde adres. Hoogachtend, mede namens dhr. van der Wijngaard en dhr. Jacobs
ir. A.J. Geselschap
1
Zaak 201207897/1/A3 http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=76666&summary_only= Zaak 201211039/1/A3 http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=77165&summary_only=
Vraag:
4a
Van: AJ Geselschap Verzonden: donderdag 17 juli 2014 20:08 Aan: Commissie V&J Onderwerp: RE: Stelsel Wapens en Munitie: voorstel hanteringsverlof Urgentie: Hoog
Geachte griffier, Op 1 juli jl. is er in de Staatscourant een nieuwe Regeling Wapens en Munitie en Circulaire Wapens en Munitie gepubliceerd. Hierin staan de volgende zinnen: Pag. 4 van de toelichting op de RWM Met het oog op de nodige waarborgen die moeten worden getroffen om de schietsport op een veilige en gecontroleerde wijze te laten beoefenen, zijn er in deze regeling en de CWM een aantal specifieke vereisten opgenomen waaraan een schietvereniging moet voldoen. Hierbij hoort, zoals ook afgestemd is met de Tweede Kamer, een vorm van certificering van deze verenigingen. Pag. 5 van de toelichting op de RWM Bij de uitleg van de term schietsportdisciplines zoek ik aansluiting bij de door de KNSA erkende en gereglementeerde takken van schietsport, omdat het bepalen in hoeverre een activiteit tot een tak van sport wordt gerekend bij uitstek een taak van de landelijke schietsportbond is. De vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft zich in gelijke zin uitgelaten. Pag. 34 (en herhaling op pag. 47), CWM2014 Het erkennen van de takken van de schietsport laat ik aan deze vereniging over, omdat het bepalen in hoeverre een activiteit tot een tak van sport wordt gerekend bij uitstek, ook volgens de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie, een taak van de landelijke schietsportbond is. In 2.6 zijn de regels omtrent schietsportdisciplines nader uitgelegd. Graag wil ik hierover meer lezen in de verslagen. Ik heb daartoe gezocht op de website onder de term schietsport, zonder hits in 2014 te krijgen: http://www.tweedekamer.nl/zoeken/index.jsp?clusterName=Vergaderingen&dpp=15&fld_tk_categ orie=vergaderingen&qry=schietsport&srt=date%3Adesc%3Adate Voorts heb ik gezocht op de term KNSA, zonder hits in 2014 te krijgen: http://www.tweedekamer.nl/zoeken/index.jsp?dpp=15&fld_tk_categorie=kamerstukken&qry=KNSA &srt=date%3Adesc%3Adate&fld_prl_kamerstuk=Verslagen&Type=Kamerstukken&clusterName=Ver slagen Soortgelijke zoekacties met “Circulaire wapens”, “CWM2014” of “Regeling wapens” leveren geen resultaten voor 2014 op. Indien een regeling wordt aangepast, heb ik begrepen dat de minister de kamer hierover dient te informeren. Dan mag ik er van uit gaan dat e.e.a. is besproken in de commissie of dat het geregistreerd is als ingekomen stuk of dat er melding is gemaakt dat e.e.a. wordt aangepast of door de minister is bekrachtigd. Hierover heb ik een tweetal vragen: 1.
Helaas lukt het mij niet een verslag daarvan te vinden via de website, nog in de agenda’s een vergadering met dit onderwerp kunnen traceren. Kunt u mij (een link) naar het verslag sturen, waarin ik de bespreking, evenals de instemming van de commissie, kan terugvinden?
2.
In december 2013 (15-12-2013, zie ook de bijlage en het bericht hieronder) hebben wij de commissie een brief gestuurd. In de ontvangstbevestiging die ik alsnog mocht ontvangen via de post, gaf u op 24-1-2014 aan dat mijn e-mail/brief is behandeld in een procedurevergadering en dat de leden deze konden betrekken bij een algemeen overleg over de schietsport dat nog zou worden gepland. a. Ik heb de verslagen van voorliggende procedurevergaderingen doorgenomen. Echter in geen van deze verslagen wordt over de brief gesproken. Kan ik dit terugvinden in een verslag? Kunt u mij (een link) naar het verslag sturen? b. Aangaande het in uw brief genoemde algemeen overleg over de schietsport: Helaas heb ik geen vergadering of verslag kunnen vinden van dit overleg. Heeft dit inmiddels plaatsgevonden en mag ik beschikken over het verslag?
Indien u dergelijke verslagen niet kunt vinden of genoemde bespreken niet of nog niet hebben plaatsgevonden, kunt u dit s.v.p. ook aangeven? Dank en met vriendelijke groeten, A.J. Geselschap
Antwoord: From: Commissie V&J Sent: 18 July 2014 12:39 To: 'AJ Geselschap' Subject: RE: Stelsel Wapens en Munitie: voorstel hanteringsverlof Geachte heer Geselschap, Allereerst dank voor uw bericht. Ik zal proberen uw vragen zo volledig mogelijk te beantwoorden. Ik vermoed dat voor wat betreft de door u genoemde passages in de circulaire de minister heeft teruggegrepen naar het overleg wat hij reeds in 2012 met de Kamer had. U vindt dat verslag hier: http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/detail.jsp?id=2011Z15379&did=2012D16845 Overigens merk ik op dat passages in de circulaire als “De vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie heeft zich in gelijke zin uitgelaten.” Enigszins ongelukkig zijn; de commissie neemt immers geen eigen standpunten in. Zij bestaat slechts uit woordvoerders van alle fracties in de Tweede Kamer. Beter zou zijn om bijvoorbeeld te spreken over een meerderheid van de Tweede Kamer. De minister is in algemene zin niet verplicht circulaires naar de Kamer te sturen. Voor zover hij een ander beleid gaat voeren, is het uiteraard te verwachten dat hij de Kamer daarover wel per brief informeert. Soms worden bepaalde circulaires wel in afschrift toegestuurd (al dan niet op verzoek van de Kamer), maar hier geldt naar mijn beste weten geen wettelijke verplichting voor wat betreft de Circulaire Wapens en Munitie. Voor wat te betreft het eerstvolgende overleg in de Kamer over schietsport kan ik u het volgende melden. De Kamer heeft in mei 2013 een brief van de minister gekregen inzake een onderzoek naar een aantal veiligheidsrisico's met betrekking tot de schietsport in Nederland. De Kamercommissie heeft naar aanleiding van deze brief besloten op termijn weer een algemeen overleg te willen voeren met de minister over de schietsport in Nederland, maar de commissie wacht vooralsnog op meer brieven over dit onderwerp alvorens het overleg wordt gepland. Wellicht ten overvloede, u vindt genoemde brief hier: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33033-13.html
Ten slotte vraagt u naar het verslag van de procedurevergadering van 22 januri 2014 in verband met uw eerder toegezonden brief. Van procedurevergaderingen worden geen verslagen gemaakt (er vindt immers ook geen inhoudelijk debat plaats) maar wel besluitenlijst. Uw brief staat op de zogenaamde ‘brievenlijst’. Deze lijst wordt niet gepubliceerd en kan ik u niet toesturen omdat hier alle namen en onderwerpen op staan van burgers en bedrijven die de Kamercommissie hebben aangeschreven. Wel zal ik hieronder het deel opnemen uit de besluitenlijst dat betrekking heeft op uw brief: Zaak: Brief derden - A.J. Geselschap te Leiden - 15 december 2013 Aanbieding voorstel m.b.t. hanteringsverlof stelsel wapens en Munitie 2013Z24857 Besluit: Desgewenst betrekken bij het nog te plannen algemeen overleg over schietsport in Nederland.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groet, Paul van Doorn Adjunct-griffier vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Griffie commissies Bestuur en Onderwijs Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
----- Original Message ----From: Tammo Ponte To: [naam verwijderd op verzoek] Sent: Wednesday, August 06, 2014 10:25 AM Subject: RE: verzoek om informatie accreditatie KNSA
Geachte, Ik zou nog terug komen op uw verzoek. De KNSA is niet door ons geaccrediteerd en er is geen aanvraag daartoe ingediend door de KNSA. Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Met vriendelijke groet, Tammo Ponte
Met vriendelijke groet, Kind regards mr.Tammo Ponte Juridisch adviseur/Legal advisor
Dutch Accreditation Council RvA Mariaplaats 21D
Van: Verzonden: vrijdag 3 oktober 2014 15:54 Aan: receptie Onderwerp: Accreditatie/Certificering Mijne Heren, De navolgende vraag, aangezien wij de desbetreffende organisatie niet op uw site kunnen vinden. Wij als Schuttersgilden worden gedwongen om ons te laten certificeren door de KNSA. Gezien de uitspraken van de Raad van State: (201207897/1/A3, 20 november 2013 en 201211039/1/A3, 24 december 2013) en de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (17-03-2014) inzake Bestuursrecht, lijkt ons dat ook niet mogelijk. Daarnaast: Citaat uit document 29 800 VI 2 van de Tweede Kamer der Staten Generaal 2004-2005 nummer 36:
Onder toezicht moet worden verstaan de werkzaamheden die door of namens een bestuursorgaan worden verricht om na te gaan of voorschriften worden nageleefd. (Bestuurs)Leden van de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie of van individuele schietverenigingen zijn geen bestuursorganen en ook niet aangewezen om namens een bestuursorgaan na te gaan of voorschriften worden nageleefd. Zij beschikken dan ook niet over eerdergenoemde bevoegdheden. Daarmee is het voor deze (bestuurs)leden ten enen male onmogelijk om controle uit te oefenen/toezicht te houden bij hun leden/sportschutters. De Minister van Justitie, J.P.H. Donner. Gaarne vernemen wij van u of de KNSA bij u bekend is als certificeerder? Of hiervoor een aanvraag loopt c.q. bij u in behandeling is? Hoogachtend, XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX
From:
[email protected] To: Subject: KNSA Date: Fri, 10 Oct 2014 05:19:36 +0000 Geachte heer, Mij is gevraagd te reageren op uw email. De KNSA is bij ons niet bekend. Er loopt ook geen accreditatieaanvraag (u bent overigens niet de eerste die dit vraagt...). Ik heb de desbetreffende uitspraken nog niet bestudeerd, maar ik begrijp wel de door u aangehaalde redenering. De Raad voor Accreditatie is wel een bestuursorgaan en indien zij overgaat tot accreditatie van een certificerende instelling, dan wordt de desbetreffende instelling automatisch bekleed met openbaar gezag en daarmee ook een bestuursorgaan. Daarvan is hier echter geen sprake. Ik vraag me dan ook of op welke juridische gronden de KNSA u dwingt tot certificering. Ik hoop u hiermee te hebben geholpen. Mocht u aanvullende vragen hebben, dan verneem ik dat graag. met vriendelijke groet, Tammo Ponte jurist bij de RvA Met vriendelijke groet, Kind regards mr.Tammo Ponte Juridisch adviseur/Legal advisor
Dutch Accreditation Council RvA Mariaplaats 21D PO Box 2768 NL-3500 GT Utrecht T +31 (0)30 239 45 00 F +31 (0)30 239 45 39
KoNTNKLTJKE
ScTTETSPoRT
NToERLANDSE
A s s o c rAT
Aan het bestuur van de Schietvereniging De Bunker Husselarijstraal34 6924
AL LOO
Leusden,24 juli2074
Referte:A 01.95/A 09.27 DB/ms Betreft : Uw brief van 10 juli 2014 Geacht bestuur,
ln vervolg op ons schrijven van 15 juli jongstleden, berichten wij u hierbij dat het
Programma
Basiscertificering inmiddels zodanig is aangepast. dat ook niet bij de KNSA aangesloten verenigingen een aanvraag voor basiscertificering kunnen doen. Op onze website www.knsa.nl onder de Nieuwsberichten treft u een bericht aan van 23 juli 2014 met als titel "Programma en Reglement Basiscertificering gewijzigd", waarin alle informatie is vermeld omtrent de aanvraag voor basiscertificering door niet-KNSA-verenigingen.
Wij gaan ervan uit dat u daarmee voldoende bent geïnformeerd; indien dat niet het geval is, dafr kunt u zich tot ons wenden. Hoogac Dagelijks
o.
r
ffi@QC |
Postbus 303, 3830 AJ LEUSDEN I Telefoon +3 l(0)33-4622388 Fax +3 l(0)33-4650626 | e-mail
[email protected] I internet www.knsa.nl Bezoekadres: Landweg 235, LEUSDEN I KvKAmersfoorl40l 19777 | IBAN NL08MBO0105487023 | BIC RABONL2U
rE
AAN VRAAG
Acht er iedere vraag st aan in kolom m en een aant al opt ies v oor het m ogelij ke ant woord:
j a / ne e e n ( event ueel) n.v.t .
1 . Alge m e e n 1.1
1.1
1.1
a.
b.
c.
1.2
Zij n de st at ut en van uw vereniging bij not ariële akt e vast gest eld?
I s uw vereniging ingeschreven in het handelsregist er van de Kam er van Koophandel?
Kom en de nam en v an de best uurders die in het handelsregist er van de Kam er van Koophandel zij n ingeschreven, overeen m et de best uur ssam enst elling van uw vereniging?
I s in de st at ut en van uw vereniging opgenom en een bepaling dat het doel van uw vereniging is uw leden in de gelegenheid t e st ellen de schiet sport t e beoefenen?
1.3
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
Zij n alle best uursleden t evens lid van uw vereniging?
1.4
Heeft u onderzocht dat bij geen van uw best uursleden feit en of gedragingen bekend zij n die de belangen van de KNSA of van de schiet sport in Nederland zouden kunnen schaden?
1.5
Hebben geen van uw best uursleden als privépersoon com m ercieel belang in de handel in w apens en/ of m unit ie en/ of de exploit at ie van een schiet sport accom m odat ie?
1.6
Worden de schiet beurt en in het verband van uw vereniging uit sluit end afget ekend door een best uurder van uw vereniging, dan wel door een uw verenigingsbest uur gem acht igde verenigingsveiligheidsfunct ionaris of baancom m andant , niet zij nde een wapenhandelaar of een com m ercieel exploit ant van een schiet sport accom m odat ie?
2 . W e t - e n r e ge lge ving 2.1
2.1
2.2
2.2
2.2
2.3
a.
b.
a.
b.
c.
Beschikt uw vereniging over een geldige Hinderwet vergunning, een Milieuvergunning of een Om gevingsvergunning of over een kopie van die vergunning wanneer de accom m odat ie niet t ot uw eigendom behoort ? Voor verenigingen die uit sluit end gebruik m aken van Overheidsbanen ( m ilit aire schiet banen) is deze bepaling niet van t oepassing.
I s een kopie van deze vergunning op de accom m odat ie aanwezig?
I ndien uw vereniging een eigen kant ine exploit eert waar alcoholische dranken worden verst rekt , beschikt uw vereniging dan over een geldige Drank- en Horecavergunning?
I ndien uw vereniging een kant ine exploit eert waar alcoholische dranken worden verst rekt , beschik t uw vereniging dan over een Best uursreglem ent ?
I ndien uw vereniging over een eigen kant ine beschikt die door uw vereniging w ordt geëxploit eerd, zij n er dan t wee ( 2) kaderleden van uw vereniging als zodanig op de Drank- en Horecavergunning als leidinggevenden zij n verm eld?
Belegt uw vereniging m inim aal één ( 1) keer per j aar een Algem ene Vergadering waarin in ieder geval rekening en verant woording wordt afgelegd over het algem een gevoerde beleid en het voorafgaande financiële boekj aar?
2.4
Heeft uw vereniging, overeenkom st ig de Arbow et , een risico- invent arisat ie en evaluat ie ( RI &E) opgest eld, alsm ede het daarop gebaseerde plan van aanpak vast gest eld?
2.5
Beschikt uw vereniging over een present ieregist er, overeenkom st ig het m odel van de KNSA, waarin de schut t er die een schiet beurt laat regist reren zij n aanwezigheid verm eldt ?
2.6
Verst rekt uw vereniging aan de leden die over een eigen wapenverlof beschikken, dan wel in de t oekom st m ogelij k een wapenverlof zullen aanvragen, een door de door uw vereniging gewaarm erkt schiet beurt enregist er, conform het m odel KNSA?
2.7
Beschikt uw vereniging over richt lij nen voor de uit gift e van verenigingswapens en verenigingsm unit ie, overeenkom st ig het m odel KNSA?
2.8
Beschikt uw vereniging voor de uit gift e van verenigingswapens, over een regist er conform het m odel KNSA?
2.9
I ndien uw vereniging m unit ie aan uw leden verkoopt dan w el aan uw leden t er beschikk ing st elt , dient u dat t e regist reren in een m unit iest aat , conform het m odel KNSA. Beschikt uw vereniging ov er een m unit iest aat ?
2.10
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
n.v.t .
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
Beschikt uw vereniging over een regist er int roducés, confor m het m odel KNSA?
2.11
Beschikt uw vereniging over een syst eem waarm ee is geborgd dat leden van uw vereniging, die gebr uik m aken van v uur wapens, voldoen aan de different iat ie al naar gelang de t ij dsduur dat de leden over een KNSA- licent ie beschikken, zoals dat in de Circulaire wapens en m unit ie is opgenom en?
2.12
Heeft uw vereniging m et bet rekking t ot de screening van nieuw e leden en de verwerking van persoonsgegevens, een m elding gedaan bij het College Bescherm ing Persoonsgegevens?
2.13
Verst rekt u aan uw leden een brochure waarin u int roducés, aspirant en en leden inform eert om t rent de wij ze waarop m et hun persoonsgegevens wordt om gegaan?
3 . Ve ilighe id 3.1
3.1
3.2
3.2
a.
b.
a.
b.
3.3
Beschikt uw vereniging over een Veiligheidsreglem ent voor de schiet baan, conform het m odel KNSA?
I s uw Veiligheidsreglem ent bij alle leden bekend en ook op de accom m odat ie v oor eenieder direct beschikbaar?
Beschikt uw vereniging over veiligheidsfunct ionarissen en/ of baancom m andant en, die t ij dens de schiet sport act iv it eit en t oezien op een veilig v erloop van die schiet sport act iv it eit en?
I s er t ij dens schiet sport act ivit eit en van uw vereniging alt ij d m inim aal één ( 1) veiligheidsfunct ionaris of baancom m andant aanwezig, die zicht heeft op alle schiet banen in uw accom m odat ie?
Beschikt uw vereniging over voldoende nooduit gangen, dan wel gewone uit gangen, wanneer zich een calam it eit bij uw vereniging zoals brand of anderszins voordoet ?
3.4
Heeft uw vereniging alle voorwaarden uit de Hinderwet vergunning, de Milieuvergunning of Om gevingsvergunning uit gevoerd en worden die regelm at ig gecont roleerd?
4 . Ve r k r ij gin g lidm a a t sch a p va n de schie t spor t ve r e niging 4.1
a.
Hant eert uw vereniging voor personen die het lidm aat schap aanvragen een ballot ageprocedure?
n.v.t .
4.1
4.2
4.2
4.2
4.2
4.2
4.3
4.3
4.3
4.4
4.4
b.
a.
b.
c.
d.
e.
a.
b.
c.
a.
b.
4.5
Beslist uw verenigingsbest uur t e allen t ij de over het w el of niet t oelat en van nieuwe leden van uw vereniging?
ja
nee
ja
nee
Doet uw vereniging, als onderdeel van de ballot ageprocedur e, bij personen die het lidm aat schap bij de vereniging aanv ragen ( niet reeds KNSA- licent iehouders zij nde) onderzoek – voor zo ver u daart oe in st aat bent – naar de m ogelij ke st rafbare ant ecedent en van de bet rokkenen?
ja
nee
Doet uw vereniging, als onderdeel van de ballot ageprocedur e, bij personen die het lidm aat schap bij de vereniging aanv ragen ( niet reeds KNSA- licent iehouders zij nde) onderzoek – voor zo ver u daart oe in st aat bent – naar de m ogelij ke aanwezigheid van klinische fact oren?
ja
nee
Doet uw vereniging, als onderdeel van de ballot ageprocedur e, bij personen die het lidm aat schap bij de vereniging aanv ragen ( niet reeds KNSA- licent iehouders zij nde) onderzoek – voor zo ver u daart oe in st aat bent – naar de aanwezigheid van st ressvolle om st andigheden?
ja
nee
Doet uw vereniging, als onderdeel van de ballot ageprocedur e, bij personen die het lidm aat schap bij de vereniging aanv ragen ( niet reeds KNSA- licent iehouders zij nde) onderzoek – voor zo ver u daart oe in st aat bent – naar de specifieke kenm erken van de aanvrager?
ja
nee
ja
nee
Vraagt u inzage in het originele, geldige legit im at iebewij s v an de bet rokkene die bij u het lidm aat schap aanvraagt ( niet r eeds KNSA- licent iehouder zij nde) en heeft u het soort en num m er van het legit im at iebewij s in uw adm inist rat ie opgenom en ?
ja
nee
Vraagt u aan nieuwe leden van uw vereniging ( niet reeds KNSA- licent iehouders zij nde) een Verklaring Om t rent het Gedrag ( VOG) m et bet r ekking t ot het lidm aat schap van een schiet sport vereniging, zij nde niet ouder dan zes ( 6) m aanden?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
Doet uw vereniging, als onderdeel van de ballot ageprocedur e, bij personen die het lidm aat schap bij de vereniging aanv ragen ( niet reeds KNSA- licent iehouders zij nde) onderzoek naar de m ot ieven voor het lidm aat schap?
Laat u uw pot ent ieel nieuwe leden een Eigen Verklaring inv ullen en ondert ekenen?
Hant eert uw vereniging een aspirant - periode voordat het gewone lidm aat schap in werking t reedt ?
Hant eert uw vereniging een t erm ij n van m inim aal zes ( 6) m aanden vanaf het m om ent van de int r oduct ie t ot aan het definit ieve gewoon lidm aat schap?
Biedt u uw nieuw e leden t ij dens de int roduct ie- en/ of aspir ant - periode, een int roduct iecursus aan?
4.6
Heeft uw vereniging alle leden bij de KNSA aangem eld en beschikken al uw leden over een KNSA- licent ie?
5 . M on it or in g be st a a nde le de n 5.1
5.1
5.2
a.
b.
a.
Biedt uw vereniging aan de leden een int erne com pet it ie aan in één of m eerdere door de KNSA gereglem ent eerde of erkende disciplines?
Heeft uw vereniging een syst eem waarm ee u de verplicht e int erne com pet it iedeelnam e borgt of cont roleert ?
Wordt de schiet spor t bij uw vereniging in verenigingsverband beoefend en wel zodanig, dat het sociale aspect binnen uw vereniging is geborgd?
n.v.t .
5.2
b.
5.3
I s t ij dens de openingst ij den van uw vereniging, t e allen t ij de m inim aal één ( 1) lid van uw best uur aanwezig?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
Ziet uw verenigingsbest uur erop t oe dat wanneer één van uw leden een aanvraag voor een wapenverlof doet , het WM3- form ulier is voorzien van een verklaring van het best uur van uw vereniging en dat het form ulier door één van uw best uursleden is ondert ekend?
ja
nee
Ziet uw verenigingsbest uur erop t oe dat bij het invullen van het WM3- form ulier, daar waar gevraagd wordt voor welke t ak of t akken van de schiet sport het vuurwapen waarop de aanvraag bet rekking heeft , wordt aangewend, een door de KNSA gereglem ent eerde of erkende discipline wordt ingevuld?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
Wanneer een verlof door de polit ie wordt inget rokken, een verlof niet wordt verlengd of wanneer een aanvraag van een verlof wordt geweigerd, ont vangt de KNSA daarvan een m elding van de polit ie. Op grond van die m elding wordt door de KNSA aan de bet rokkene de st at us v an schut t er ont nom en en de KNSA- licent ie ingevorderd. Uw vereniging ont vangt daarover van de KNSA eveneens een m elding. Op grond van deze m elding is uw vereniging, overeenkom st ig de st at ut en en reglem ent en van de KNSA, verplicht het lidm aat schap van de bet rokkene op t e zeggen. Wordt aan dat verzoek door uw vereniging wanneer zich dat voordoet , uit voering gegeven? Voor niet bij de KNSA- aangeslot en verenigingen geldt dat zij bij de int rekk ing of weigering van een v erlof, direct een m elding van polit ie krij gen en ook de KNSA ont vangt die m elding. De KNSA verm eldt de bet rokkene in dat geval op de zwart e lij st en voor die verenigingen geldt dan dat zij het lidm aat schap van de bet rokkene m oet en opzeggen. Wordt daaraan uit voering gegeven?
5.4
Wanneer de KNSA via het KNSA- m eldpunt een m elding ont v angt aangaande een lid van uw vereniging, wordt het best uur van uw vereniging daarover in kennis gest eld en verzocht de noodzakelij ke act ies t e nem en en daarvan rapport age uit t e brengen aan het KNSA- best uur. I s uw vereniging m et het KNSA- m eldpunt bekend en pleegt u, wanneer u een m elding van de KNSA k rij gt , daarvoor de noodzakelij ke act ies?
5.5
Heeft het best uur v an uw vereniging één van uw best uurders of een ander kaderlid benoem d als vert rouwenscont act persoon ( VCP) ?
6 . Ve r k r ij ging ve r lof t ot he t voor ha nde n he bbe n va n e e n vuur w a pe n 6.1
Ziet uw vereniging erop t oe dat wanneer één van uw leden een aanvraag voor een verlof t ot het v oorhanden hebben van een vuurwapen doet , de bet rokkene daart oe door u geschikt geacht wordt , in st aat is veilig m et het desbet reffende vuurwapen om t e gaan en m inim aal één ( 1) j aar gewoon lid is van een schiet sport vereniging?
6.2
Worden voor het invullen van het aanv raagform ulier voor een wapenverlof ( WM3form ulier) de daarop van t oepassing zij nde richt lij nen nageleefd?
6.3
6.4
6.4
6.5
a.
b.
Ziet u erop t oe dat de door de KNSA gereglem ent eerde of erkende discipline die op het WM3- form ulier wordt ingevuld, ook daadwerkelij k door de bet rokkene wordt beoefend en ook in het verband van uw vereniging k an worden beoefend?
Heeft uw vereniging geborgd dat bij de aanvraag van een v erlof door t ussenkom st van uw vereniging, het verenigingsbest uur om t rent het besluit over die aanvraag wordt geïnform eerd?
7 . Be sch e r m ing im a go va n de schie t spor t 7.1
7.2
Ont m oedigt uw verenigingsbest uur het dragen van cam ouflagekleding of andere uit enige Krij gsm acht afkom st ige k ledij of polit iet enues, polit ie- uniform en en gevecht st enues?
Worden in het verband van uw vereniging, uit sluit end abst r act e doelen gebruikt ?
RESULTAAT
RESULTAAT Op basis van de door u ingevulde quick scan kunt u nog geen certificeringsaanvraag indienen. De volgende vragen heeft u met NEE beantwoord: 1. Algemeen 1.4
Heeft u onderzocht dat bij geen van uw bestuursleden feiten of gedragingen bekend zijn die de belangen van de KNSA of van de schietsport in Nederland zouden kunnen schaden?
4. Verkrijging lidmaatschap van de schietsportvereniging 4.6
Heeft uw vereniging alle leden bij de KNSA aangemeld en beschikken al uw leden over een KNSA-licentie?
Aan: Ministerie van Veiligheid en Justitie Directoraat Rechtspleging en Rechtshandhaving, t.a.v. dhr. mr. G.N. Roes, directeur-generaal - per post en per email -
Afzenders: dhr. R.J.F. van den Wijngaard dhr. A. Kromhout dhr. ir. A.J. Geselschap
Betreft: Gesprek wetswijziging en hanteringsverlof.
Leiden, 19 augustus 2014 Geachte heer Roes, Op 6 mei jl. heb ik een goed en helder gesprek mogen voeren met uw ministerie in persoon van dhr. van de Geer en dhr. Luijs aangaande de ontwikkelingen rond het stelsel wapens en munitie. Hiervoor nogmaals mijn dank. Met de recente aanpassing van de regeling en circulaire wapens en munitie op 1 juli jl. is een stap gemaakt met de aanpassing van het stelsel naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling van de Raad van State. Naar wij hebben begrepen zullen dit najaar verdere stappen door uw ministerie worden gemaakt in de vorm van een wetswijziging. Verdere aanpassing juichen wij toe, aangezien het stelsel ondanks de recente aanpassingen nog verlammend werkt op de schietsport in Nederland en nog immer strijdig is met het EVRM artikel 11.2. Het in de wet vastleggen van inbreuken op het EVRM t.b.v. de schietsport is niet alleen onnodig, het heeft ook ongewenste precedentwerking op andere maatschappelijke vlakken. Verder bestaat er gelet op recente rechtszaken - een gevaar op schending van Europese afspraken t.a.v. vrije handelsverkeer doordat buitengewone eisen worden gesteld aan vuurwapens of luchtdrukwapens. In essentie kunnen voor wat betreft het toezicht door de overheid op het legale bezit en de legale omgang met vuurwapens door burgers twee routes worden bewandeld, echter voor beide routes geldt een onvermijdelijke spiegeling aan het EVRM. De huidige route met een focus op verenigingen waarbij wederom controlerende en regulerende taken bij een nietgeaccrediteerde schietsportbond worden belegd zien wij nog immer als juridisch onjuist en bijzonder onredelijk. Hierbij is er sprake van buitengewone inmenging in het verenigingsleven, zonder dat dergelijke maatregelen aantoonbaar bijdragen aan het beschermen van de openbare orde en veiligheid. Dit terwijl (mede door de beperkingen van het VOG) nog immer onvoldoende gecontroleerde personen jarenlange toegang kunnen krijgen tot de schietsport en zich kunnen bekwamen in de omgang met vuurwapens. De alternatieve route conform het principe van het hanteringsverlof verlegt de focus naar welke individuen daadwerkelijk omgaan met vuurwapens (wapen- en munitiebezit conform het verlofprincipe blijft hierbij ongewijzigd). Hiermee kan de vrijheid van vereniging conform het EVRM worden gerespecteerd, immers hoe goed gecontroleerde personen zich verder bekwamen en zich verenigen is dan in principe irrelevant. Met het oog op een eventueel wetstraject aankomend najaar zouden ondergetekenden graag deze alternatieve route nog een keer willen toelichten in de vorm van een workshop of brainstormsessie met u en uw ambtenaren. Dit lijkt ons een meer effectieve en constructieve route dan achteraf nieuwe alternatieven in te dienen via brieven aan de 2de Kamer, via het publiceren van kritische columns of via het aanvechten van wet- en regelgeving in de rechtbank. In de bijlage bij deze brief heb ik een eerste aanzet gemaakt door het huidige stelsel en het hanteringsverlof beiden in een stroomschema weer te geven, zodat beiden kunnen worden vergeleken. U ziet dat, in tegenstelling tot het huidige stelsel, bij het hanteringsverlof de overheid op uniforme en kordate wijze meekijkt zodra er vuurwapens in het spel zijn. Uiteraard dienen details nog nader te worden ingevuld of uitgewerkt, maar het principe is ook toepasbaar voor jagers, verzamelaars en schuttersgilden. Met de route van het ‘hanteringsverlof’ menen wij dat de openbare orde en veiligheid maximaal is gewaarborgd en de administratieve en financiële last voor zowel overheid als burger wordt geminimaliseerd. Wij zullen aan een eventuele bijeenkomst immer op positieve en constructieve wijze deelnemen en stellen voor e.e.a. onder Chatham House Rules te laten plaatsvinden. Hopende op een positieve reactie, Hoogachtend, mede namens dhr. van den Wijngaard en dhr. Kromhout
ir. A.J. Geselschap
Brief Aan: Leden van de vaste commissie Veiligheid en Justitie van 2de Kamer der Staten-Generaal De minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Belanghebbenden en geïnteresseerden
Onderwerp: Aanpassing stelsel Wapens en Munitie en voorstel invoering ‘hanteringsverlof’.
12 december 2013
Geachte leden van de commissie Veiligheid en Justitie, Geachte minister, geachte staatssecretaris, Geachte dames en heren,
Bijgaande wordt u een voorstel aangeboden ter verbetering van het stelsel1 aangaande wapens en munitie middels de invoering van een zgn. ‘bewijs van geen bezwaar’, hierna het ‘hanteringsverlof’. Deze beperkte verbetering lijkt ons noodzakelijk om de volgende redenen:
Een ‘waterdichte’ Wet Wapens en Munitie, met als doelstelling de openbare orde en veiligheid te waarborgen. NB: Het stelsel bevat nu een tweetal ongewenste lacunes. De praktische uitvoerbaarheid van de wet en bijbehorende regeling, zonder in conflict te zijn met andere (grondwettelijke) beginselen, waaronder het recht op gelijke behandeling, het recht op privacy en rechten die zijn vastgelegd in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De lange termijn uitvoering en het behoud van de Schietsport in Nederland. Heldere, begrijpbare, rechtvaardige en verdedigbare wetgeving, begrijpelijk voor iedereen. Het minimaliseren van administratieve en financiële lasten voor zowel de overheid als de burger.
Waarschijnlijk zijn wij het allen eens als het gaat om de bovenstaande punten. Men kan zelfs stellen, dat de beschaving van een land is af te lezen aan de kwaliteit van haar wapenwet. Men kan hierbij de vraag stellen of men in staat is legaal wapenbezit te organiseren en te reguleren, zonder daarbij inbreuk te maken op grondrechten van burgers. Het gaat hier in essentie om het wederzijdse vertrouwen tussen de burger en de overheid. Dit vertrouwen is - als het om legale vuurwapens gaat - in onbalans. Het gaat hierbij om betrouwbare burgers die met wapens willen (leren) omgaan, wapens bezitten of willen bezitten, zoals dat gesteld wordt binnen huidige de wetgeving en die daarnaast gebruik willen maken van het recht zich onafhankelijk te willen verenigen, zoals dat gesteld is binnen de grondwet en verdragen betreffende de mensenrechten.
Het huidige stelsel Het stelsel is de afgelopen jaren, helaas ook onder invloed van een groot maatschappelijk incident, meermalen aangepast en uitgebreid. Er zijn regelmatig wijzigingen doorgevoerd in met name de circulaire wapens en munitie (CWM). Daardoor is de oorspronkelijke doelstelling van het stelsel niet altijd even scherp meer in beeld. De gewenste duidelijkheid en de balans tussen de wet en de uitvoering is naar onze mening verloren gegaan. Dit leidt met regelmaat tot veel vragen en discussie, maar ook tot zorgen onder betrokkenen. De twistpunten gaan echter niet direct over het
1
Met het ‘stelsel’ wordt bedoeld de Wet (WWM), de Regeling (RWM) en de Circulaire (CWM). Pagina 1 of 14
Brief beschermen van de openbare orde2, maar wie wel en wie niet te vertrouwen is, en wie mag bepalen wie er wel en niet vertrouwd kan worden binnen de schietsport. En op basis van welke richtlijnen en wie stelt die richtlijnen vast? Ook het beschermde recht op privacy is hierbij aan de orde, zeker nu binnen het stelsel wapens en munitie gestart is met de invoering van het inlichtingenformulier of het zogenaamde. ‘gekkenbriefje’, waarin de sportschutter zelf moet verklaren geestelijk gezond te zijn door beantwoording van (soms zeer persoonlijke) vragen. Dit inlichtingenformulier moet sinds kort elk jaar worden ingevuld en ingeleverd bij de Politie, waarbij zelfs referenten moeten worden opgegeven. Referenten die zich op hun beurt weer afvragen wat hun verantwoordelijkheid precies is, wat er met hun gegevens gebeurt en of ze zelf ook worden gecontroleerd. Wie krijgt hierbij de beschikking over dit soort inlichtingenformulieren en wat gebeurt ermee? Wat zijn de gevolgen als men heel eerlijk antwoord? (vragen zijn erg ‘open’ gesteld). Veel van die zaken zijn niet duidelijk vastgelegd en leiden tot veel vragen en onzekerheid bij burgers. Welke garanties zijn er dat dit recht op privacy niet verder wordt aangetast of dat informatie niet wordt misbruikt?3 Spelregels binnen de schietsport zijn de afgelopen jaren steeds meer uitgebouwd, immer ten nadele van de sportschutter, schietsportverenigingen, schutterijen, kleinere zelfstandige schietsportbonden, wapenhandel en – niet geheel onbelangrijk – ten nadele van belangrijke basisprincipes zoals die zijn vastgelegd in de grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De burger kan echter alleen zijn gelijk halen via de rechter. Sportschutters, die uit een doorsnede van de Nederlandse bevolking bestaan, kunnen dit alleen op eigen kosten. Dit veroorzaakt een aanzienlijke belasting van de rechterlijke macht. De oorzaak ligt primair bij een verkeerde focus en in de onduidelijkheid over het uitvoeringsbeleid voor de Politie (de Circulaire Wapens en Munitie – CWM2013, momenteel bijna 80 pagina’s dik) en niet zozeer in de wet (WWM) of regeling (RWM) zelf. Het zijn de vele aanpassingen in de circulaire die elkaar binnen een korte termijn opvolgen, die tevens een bron van misverstanden vormen met kostbare procedures, onzekerheid en irritatie tot gevolg.
Recente ontwikkelingen Onlangs is in een hoger beroep bij de Raad van State4 gebleken dat een aantal uitgangspunten in de CWM die door het Ministerie van V&J en de Politie worden gehanteerd in de uitvoering niet verenigbaar meer zijn met het EVRM en de grondwet en voorbijgaan aan de bestaande wetgeving Wapens en Munitie. Dit is een belangrijke uitspraak, waarmee in feite de uitvoeringsinstructies aan de Politie in de vorm van extra regels opgelegd aan de sportschutters door de Raad van State als niet-rechtsgeldig zijn aangemerkt. Dit is niet voor het eerst, dergelijke rechtszaken lopen al vanaf 20095. Nogmaals, het gaat hier niet om ongewenste personen die zich via de rechtbank (alsnog) toegang willen verschaffen tot het legale circuit van de schietsport of het beschermen van de openbare orde, het gaat hier om het behoud van essentiële grondrechten: privacy, vrijheid van vereniging, recht op gelijke behandeling, genot van bezit, enz. enz. Deze onbalans is niet nieuw, zelfs in 2011 is er vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie op gewezen dat opname van verplichte licenties, lidmaatschappen en certificeringseisen in de wet een wettelijke vastlegging van de inperking van grondrechten is. Een dergelijk stap is als buitenproportioneel aan te merken. Het maakt het stelsel in de uitvoering alleen maar meer en meer ingewikkeld en het is vragen om juridische geschillen. Men waarschuwt dus dat opname van dergelijke regels in de wet veel te ver gaan en dat een dergelijke aanpak de bescherming van de openbare orde niet zal dienen. Het is dan ook te verwachten dat de Raad van State nieuwe voorstellen van dergelijke aard als onhoudbaar zal achten. Ook bij het Europese Hof zal blijken dat de schending van het EVRM niet is toegestaan, zeker als blijkt dat aanpassingen die minder belastend zijn ook mogelijk zijn. Hoewel voorstellen tot opname van dergelijke vergaande richtlijnen in de wet tot op dit moment gelukkig zijn uitgebleven, zijn de maatregelen dus wel in de beleidsregels voor de uitvoering van de wet terechtgekomen (de CWM2013). Echter, zoals de Hoge Raad in 2003 in een andere zaak al verwoordde onder 3.9: “…wordt volgens het middelonderdeel miskend dat een beleidsregel geen verplichtingen voor burgers schept, maar uitsluitend aangeeft op welke wijze het desbetreffende bestuursorgaan met zijn bevoegdheden zal omgaan.” en onder 3.10 kan men lezen: “Uit deze omschrijving blijkt dat slechts het bestuursorgaan, niet de burger, aan een beleidsregel kan worden gehouden. Beleidsregels regelen de uitoefening van bevoegdheden, zij scheppen geen bevoegdheden.” 6. Toch zijn in de circulaire extra eisen gesteld, die wij in bijlage I zullen bespreken, en deze zijn als voorwaarde voor verlening of verlenging van een vuurwapenverlof gesteld. Wij herhalen wederom dat het hier niet gaat om het weren van ongewenste personen, maar om het stellen van extra eisen aan sportschutters en aan hun in besloten verenigingsverband uitgeoefende activiteiten op straffe van uitsluiting van hun sport. Echter sportschutters zijn burgers die zich
Het rapport ‘Met Scherp Schieten’ (2013) stelt: “Het is een open deur, maar we willen toch benoemen dat het probleem met wapens dus veel meer in de illegaliteit en het illegale circuit ligt dan in de schietsport.” Zie paragraaf 7.4. 3 http://www.ak56.nl/columnrookgordijn.pdf 4 http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=76666&summary_only 5 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBALM:2009:BJ8552 6 http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:PHR:2003:AF4610 Pagina 2 of 14
2
Brief kunnen beroepen op hun grondrechten. Het zich in detail willen bemoeien met de activiteiten die zich binnen verenigingsverband afspelen is een inbreuk op het EVRM. Het is überhaupt de vraag of een legale activiteit in besloten verenigingsverband opgevat kan worden als een dreiging voor de openbare orde en veiligheid. Er zijn veel ernstiger gevallen7 onder de aandacht geweest, waarbij vrijheid van en recht op vereniging stand houden. De huidige focus binnen het stelsel ligt verkeerd en er zal dus nu een andere visie vanuit het Ministerie en Politie nodig zijn.
Voorstel Er is naar onze mening een goede en praktisch haalbare mogelijkheid om het toezicht op het legale wapengebruik op orde te krijgen en hiermee de gewenste balans te herstellen: het bewijs van geen bezwaar hierna te noemen hanteringsverlof. Deze term is voor het eerst gevallen tijdens een rechtszaak in 2009 en het idee wordt op latere momenten door een aantal medewerkers van Politie en het Ministerie in geraadpleegde voorstellen en verslagen herhaald. Er is echter in wettelijke zin nog niets mee gedaan. Met het principe van het hanteringsverlof wordt naar onze mening het tweetal geconstateerde lacunes gedicht, zodat we letterlijk gaan beschikken over een ‘waterdichte’ wet zonder dat deze overmatig belastend is voor de burger en toch praktisch uitvoerbaar is voor de overheid.
Een voorstel hiertoe, voorzien van nadere toelichting, wordt in bijlage I bij deze brief uitvoerig beschreven. In bijlage II treft u – onder verwijzing naar diverse wetsartikelen – een mogelijke inpassing van ons voorstel binnen de WWM en RWM aan.
NB: Dit voorstel beperkt zich tot het principe van het hanteringsverlof in relatie tot de WWM en RWM. Wij gaan echter niet in op hoe de controleprocedure, voorafgaand aan verkrijging van het hanteringsverlof, er inhoudelijk uit zou moeten zien. Dat zien wij als een apart vraagstuk, waarover wij graag met u op een ander moment van gedachten wisselen. Wij beperken ons hier door te stellen dat deze controle gelijk is of minstens gebaseerd dient te worden op de bestaande controle voor het verkrijgen van een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens. Wij hopen dat wij u met dit voorstel een eloquente oplossing bieden, dan wel voldoende basis en inzicht geven voor overleg en gedegen besluitvorming. De volgende circulaire kan met dit voorstel naar onze mening een stuk compacter worden. Rest ons de hoop uit te spreken dat verlof- en jachtakte houders zoals jagers, sportschutters en schuttersgilden over enige tijd weer over een gedegen, rechtvaardig en praktisch uitvoerbaar stelsel mogen beschikken. En dat het vertrouwen tussen betrouwbare burgers die wapens hanteren binnen de beslotenheid van hun eigen vereniging en een overheid die wapenbezit op kordate en heldere wijze handhaaft, in ere wordt hersteld. Voor discussie, opmerkingen of nadere verduidelijking houden wij ons uiteraard aanbevolen. Wij danken u voor uw tijd en aandacht.
Hoogachtend,
De opstellers: Dhr. R.J.F. van den Wijngaard Dhr. mr. R.M.M. Jacobs Dhr. ir. J. Geselschap
Dit voorstel heeft de steun van: Dhr. prof. jhr. dr. F.A.M. Alting von Geusau
http://www.rechtspraak.nl/Organisatie/Gerechtshoven/Arnhem-Leeuwarden/Nieuws/Pages/Gerechtshof-beslist-dat-vereniging-Martijn-niet-kanworden-verboden.aspx Pagina 3 of 14
7
Bijlage I: Het hanteringsverlof
Bijlage I: Voorstel hanteringsverlof _____________________________________________ Inleiding: kort beschrijving hanteringsverlof Het hanteringsverlof is een verlof dat een betrouwbare burger zonder het bezit van een eigen vuurwapenverlof toestaat onder direct toezicht met vuurwapens om te gaan. Vast te houden, te laden, af te vuren. Te hanteren, dat is dus wat anders dan te bezitten, te kopen, te verkopen, te importeren, enz. Een dergelijk hanteringsverlof staat aan de basis van het stelsel ter beheersing van legaal wapenbezit en wordt door de overheid afgegeven na grondige check van de antecedenten van de aanvrager. Het hanteringsverlof dient beperkt geldig te zijn en moet dus regelmatig worden verlengd, waarbij de hanteringsverlofhouder, net de vuurwapenverlofhouder, wederom door de justitiële databanken wordt gehaald. Op een schietvereniging kunnen uitsluitend leden vuurwapens bedienen die een hanteringsverlof of een vuurwapenverlof hebben. Wordt een hanteringsverlof ingetrokken, dan kan de betrokken schutter deze niet meer tonen bij het betreden van de schietbaan en wordt hem/haar de toegang tot vuurwapens, munitie en de schietbaan ontzegd. Het hanteringsverlof heeft kenmerken van een zgn. ‘fire-arms licence’, zoals dat in landen van het Gemenebest wordt gehanteerd. Dit voorstel voor een hanteringsverlof kent een extra voordeel, zijnde een meer gefaseerde toegang tot de schietsport en tot wapens en munitie.
Huidige situatie Het huidige stelsel bestaat uit een drietal documenten, te weten de Wet (WWM), de Regeling (RWM) en de beleidsrichtlijnen in de vorm van de circulaire (CWM). Het stelsel laat op dit moment twee lacunes toe als het gaat om toegang: 1.
2.
Toegang tot vuurwapens door middel van de introductieregeling (of via schietsportcentra), een kwestie die reeds onder uw aandacht is. Personen kunnen in de kennismakingsperiode tot drie keer toe zich nog bekwamen in de omgang met vuurwapens. Een centraal overzicht voor de handhaving ontbreekt8. Indien een ongewenst persoon (ten behoeve van dit voorbeeld met ernstige psychische problemen) zich aanmeldt bij een vereniging, zijn of haar ziektebeeld verborgen weet te houden, lid wil worden (en derhalve alleen aan een VOG controle onderworpen is) en vervolgens daarmee een licentie en lidmaatschap van de schietvereniging verwerft, kan deze persoon zich jarenlang bekwamen in de omgang met vuurwapens, zolang hij maar geen wapenverlof aanvraagt (dan en alleen dan volgt pas een meer uitgebreide controle, waaronder bezoek aan huis door de Politie).
U begrijpt dat afgelopen jaren via de jaarlijkse bijstellingen van circulaire is getracht dergelijk lacunes te dichten. Sinds 2005 is gekozen voor een route die sterk afhankelijk is van de inbreng van de schietsportbond KNSA. Deze route is echter onjuist. De schietsportbond houdt zich in onze ogen en die van de Raad van State momenteel bezig met publiekelijke taken die aan de korpsbeheerder zijn toebedeeld. De circulaire is echter een verzameling beleidsregels voor de uitvoering door de Politie (zie o.a. voetnoot 6 en in WWM en RWM wordt nergens naar de CWM gewezen) en kan derhalve geen regels en vereisten stellen die bindend zijn voor burgers. Een beleidsstuk werkt alleen intern voor de organisatie zelf. Toch heeft men afgelopen jaren getracht via constructies ‘buiten de wet om’ zaken nader vast te leggen (die men kan beschouwen als détournement de pouvoir). In effect worden sportschutters geconfronteerd met een privaatrechtelijke partij die naar eigen inzicht namens de overheid controle uitoefent over alle sportschutters. De KNSA vraagt een verplichte bijdrage (€37 per persoon per jaar en ontvangt derhalve €1.700.000 per jaar van alleen al de 45.000 verlofhouders), echter de KNSA kent geen individuele inbreng of stemrecht van sportschutters. Slechts de besturen van de verenigingen hebben inbreng in een ALV. Van enige controleerbaar toezicht op het doen en laten van de KNSA door de overheid is geen sprake. Feitelijk is de KNSA een zelfstandig bestuursorgaan (Zbo), echter zonder de verplichte elementen van rechtsbescherming en controle (Awb en de Wob). Momenteel bepaalt de circulaire dat alle sportschutters aangesloten moeten zijn bij de KNSA. Dat geldt ook voor alle schietsportverenigingen, die zich op basis van diezelfde circulaire door de KNSA moeten laten certificeren door te voldoen aan eisen van de KNSA. De overheid verlegt hiermee controletaken naar de KNSA en kent haar
Het rapport ‘Met Scherp Schieten’ (2013) stelt: “...een landelijke registratie van introducés en recreanten ontbreekt. Nu kan iedereen zich zonder screening bekwamen in de schietsport.” Zie paragraaf 7.4. Pagina 4 of 14 8
Bijlage I: Het hanteringsverlof
bevoegdheden toe die de overheid zelf niet heeft vanwege het ontbreken enige grondslag in de wet en regeling. De KNSA bepaalt nu in feite: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Welke vereniging kan worden aangemerkt als een schietsportvereniging (erkenning), Wie wel en wie niet als sportschutter kan worden aangemerkt (toekennen of intrekken schutterslicentie), Wie wel of niet lid mag zijn van een (erkende) schietsportvereniging, Wie wel en wie niet kan of mag blijven beschikken over een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens, Wat gewenste en ongewenste wapens zijn, en derhalve, Wie van de verlofhouders welke (typen, kalibers) wapens op zijn of haar verlof kan krijgen, Wie er een geldboete krijgt van de KNSA,
En dus: Alle KNSA voorschriften, statuten, huishoudelijk regelementen en alle andere reglementen krijgen een wettelijke status zonder verankering in de wet en regeling, De Tweede Kamer staat hierbij volledig buiten spel. Dit betekent dat:
Hiermee diverse inbreuken op het EVRM en grondwet worden gemaakt; Er inhoudelijke bemoeienis is met activiteiten die plaatsvinden binnen de beslotenheid van een vereniging; Er sprake is van buitenwettelijke financiële verplichtingen; Er sprake is van schending van het beschermde recht op privacy; Er motiveringsproblemen zijn door niet-navolgbaarheid van besluiten; Een te zwaar middel wordt ingezet, terwijl er een minder belastend alternatief mogelijk is.
NB: Opvallend is dat – voor zover te achterhalen – het hebben van een verenigingscertificering of een verplichte bondslicentie in geen enkel ander Europees land wordt voorgeschreven.
Een vergelijking Analoog aan de schietsport laat deze situatie zich vergelijken met een situatie voor autobezitters en het feit dat er alcohol vrij te koop is. Voor automobilisten zou dan gelden dat men, op straffe inname rijbewijs en inbeslagname auto, verplicht (betaald) lid moet zijn van de ANWB (wederom een privaatrechtelijke derde partij), waarbij men dient te voldoen aan eisen die de ANWB stelt aan het rijgedrag (men mag nooit een druppel drinken!), de vormgeving en technische uitvoering van de auto, dat men van de lokale autoclub lid moet zijn, dat deze autoclub is gecertificeerd door de ANWB en dat men verplicht minimaal zoveel keer per jaar moet meedoen met een racewedstrijd. Enzovoort, enzovoort. U meent dat dit een overdreven vergelijking is? Helaas niet als het gaat om de veiligheid en het beschermen van de openbare orde! De statistiek laat zien dat er verhoudingsgewijs zich veel meer ongelukken met auto’s voordoen – zeker in combinatie met alcohol –, waarbij verhoudingsgewijs veel meer ongewenste personen een rijbewijs en auto in bezit hebben (automobilisten die te veel drinken) en waarbij verhoudingsgewijs veel meer slachtoffers vallen. Maar blijkbaar is er voldoende wederzijds vertrouwen om burgers die drinken hun rijbewijs te laten houden. Zelfs als men teveel gedronken heeft en men wordt binnen de openbare orde gepakt kan men, als men niet te ver is gegaan, er voldoende tijd is verstreken of men de boete heeft betaald, het rijbewijs en de auto later weer terug krijgen. Nogmaals, wij doelen met ons voorstel op het voorkomen van misbruik (autogebruik in combinatie met alcohol) en niet op het stellen van steeds meer regels aan de normale automobilist die zich al netjes aan de regels houdt. Dat neemt niet weg dat vuurwapens –net als auto’s in combinatie met alcoholgebruik– gevaarlijk zijn, ongeacht het soort wapen en het feit dat niet iedereen zomaar een auto mag rijden op de openbare weg zonder rijbewijs. Er is dus ook geen enkel misverstand over het feit dat vuurwapens alleen worden toevertrouwd aan betrouwbare burgers die daarmee op verantwoordelijke wijze kunnen omgaan binnen hun schietsportvereniging conform de regels van de wet. Echter het maakt daarbij op hoofdlijnen niet uit welk type of welke kaliber deze wapens zijn, zolang dit maar geen ‘raceauto’s’ zijn (automatische wapens) of er maar geen brandstof wordt gebruikt die aanzienlijke schade kan veroorzaken (bijvoorbeeld gevaarlijke, zware, ontplofbare munitie). De wet wapens en munitie voorziet hierin reeds op een prima en heldere wijze, echter zonder verder ingewikkelde en verwarrende verwijzingen naar disciplinevoorschriften zoals nu opgenomen in de circulaire. Disciplinevoorschriften hebben hoogstens nut voor vereniging overstijgende schietsportactiviteiten. Dergelijke voorschriften hebben zeker geen toegevoegde waarde voor de openbare veiligheid. Wij herhalen, elk wapen ongeacht discipline, uitvoering of kaliber, is in verkeerde handen een gevaar.
Pagina 5 of 14
Bijlage I: Het hanteringsverlof
De huidige focus binnen de circulaire ligt met de KNSA-constructie op steeds meer aanvullende controle op bestaande sportschutters en schietsportverenigingen, waarvan het nut en effectiviteit niet bewezen is. Het is controle ‘na de poort’, in plaats van ‘aan de poort’. Hiermee worden vuurwapenverlofhouders, die in principe al zijn gecontroleerd en jaarlijks (soms tot twee of meerdere keren toe) steeds weer opnieuw worden gecontroleerd, bij elke nieuwe circulaire opnieuw aan allerlei extra (nutteloze) aanvullende controle-eisen blootgesteld. Hieruit straalt een wantrouwen jegens verlofhouders, door steeds meer eisen te stellen en meer en meer voorwaarden te scheppen als het gaat om redelijk belang. Uit de toelichting van de WWM blijkt dat een redelijk belang moet worden aangetoond en dat het voorhanden hebben van vuurwapens ‘niet zomaar’ wordt toegestaan. Echter het woord ‘redelijk’ staat er niet voor niets! Het steeds verder optuigen van eisen - die gelden ‘na de poort’ - is een verkeerde focus. Het lost problemen niet op, immers zolang men keurig door alle brandende hoepels springt, wordt ongewenst bezit niet opgespoord (zie ook de eerdergenoemde lacunes). De focus op dit moment moet niet liggen op WWM artikel 28.2a, maar op artikel 28.2b!9 Een KNSA licentie an sich voorkomt geen ongewenst bezit en het voorkomt niet dat ongewenste personen zich kunnen bekwamen in de omgang met wapens en munitie via de schietsport. Slechts een goede controle ‘aan de poort’ (waarbij in principe iedereen elk jaar opnieuw door de poort gaat), of wellicht ‘voor de poort’ (voor mensen die voor het eerst in aanraking komen met vuurwapens) zorgt voor een waterdicht stelsel.
Kern van het probleem Het probleem zit hem derhalve in de uitvoering van de circulaire wapens en munitie. Niet alleen worden er in de CWM, een beleidsstuk, niet wettelijk onderbouwde voorschriften aan burgers opgelegd, maar zijn deze voorschriften ook nog eens in strijd met het ERVM en de Grondwet. De CWM kent als beleidsrichtlijn geen rechtsgrond en de Raad van State heeft recent het eerste punt nadrukkelijk ongeldig verklaard (zie nogmaals voetnoot 6). Verwijzende naar de uitspraken van de rechtbank(en) en de Raad van State, evenals de afhankelijkheid tussen bovengenoemde punten valt de uitvoering van het huidige stelsel in principe als een kaartenhuis in elkaar. Zoals we hebben gezien in de zaak bij de Raad van State vervalt het verenigingsverlof van een schietsportvereniging als de verenigingslicentie door de KNSA worden ingetrokken, ook al doet de vereniging en doen haar leden in wettelijke zin niets fout. Dit geldt ook voor de individuele sportschutter: indien de KNSA (bijvoorbeeld wegens een geschil) de schutterslicentie intrekt, wordt het wapenverlof door Politie ingetrokken, ook al doet de sportschutter in wettelijke zin niets fout. De Politie (korpschef) kan hierin geen eigen afweging maken, maar drijft nu in de praktijk op de KNSA. Reden daarvoor is dat e.e.a. te ingewikkeld zou zijn, zelfs voor de staatssecretaris.10 De feitelijke constatering van het ontbreken van een schutterslicentie vormt een directe aanleiding om een verlof in te trekken. Hierdoor ontstaan er belangrijke motiveringsgebreken en het wachten is op de volgende uitspraak van de Rechtbank of de Raad van State. Deze situatie van onwetmatige afhankelijkheid impliceert wellicht dat er dit moment een juridisch vacuüm zou zijn ontstaan. Dit is niet het geval, slechts de circulaire en daarmee alle extra gestelde regels komen te vervallen. Echter het brengt wel het risico met zich mee dat men bij de ‘reparatie’ opnieuw doorschiet en wederom voorbijgaat aan de gewenste wettelijke grondslag, proportionaliteit, subsidiariteit en derhalve aan redelijkheid en billijkheid. Door de focus nu op de juiste plaats te leggen, bereiken we middels het hanteringsverlof een goede balans. Dat het hanteringsverlof de goede route is, zal ook blijken als we deze vergelijken met andere mogelijk te volgen routes.
Mogelijke routes Er is momenteel een vijftal routes beschikbaar die voor de nabije toekomst kunnen worden gevolgd: 1. 2.
3.
Doorgaan met de huidige constructie, met verplichtingen opgenomen in de CWM. Deze route is onhoudbaar, gezien de recente uitspraak van de Raad van State. Teruggaan naar de situatie van voor 2005, waarbij schutterslicentie en lidmaatschap van de KNSA geen vereiste was en waarbij sommige schietsportverenigingen die niet bij de KNSA waren aangesloten soms geen VOG verlangden. Het VOG kon niet worden afgedwongen, waardoor vanaf 2005 door de minister voor de KNSAconstructie is gekozen. Ook deze route wordt afgeraden, aangezien ook hiermee geen toezicht kan worden gegarandeerd wie met vuurwapens en munitie omgaan. Opname van extra regels met verplichtingen in de WWM en RWM. Deze route wordt nadrukkelijk ontraden, immers dit betekent dat men inbreuken op de grondwet en het EVRM gaat vastleggen in de wet. Zowel de 2de kamer, als de 1ste kamer dient hierover een oordeel te vormen en zal waarschijnlijk bezwaren zien. Burgers zullen
WWM, artikel 28.2: “Een verlof wordt verleend a) redelijk belang de verlening van het verlof vordert; en b) de aanvrager geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of veiligheid kan vormen; c) minstens 18 jaar is, behoudens afwijking voor leden van een schietvereniging.” 10 In de recent uitspraak van de Raad van State is opgenomen: “De KNSA is nodig om toezicht te houden, aangezien het voor de staatssecretaris niet mogelijk is alle verlofhouders te controleren en omdat de staatssecretaris te weinig kennis van wapens heeft.” Einde citaat. A very poor excuse. Pagina 6 of 14
9
Bijlage I: Het hanteringsverlof
4.
5.
hoogstwaarschijnlijk ook bezwaar maken bij het Europees Hof. Conclusie: dit middel is veel te zwaar en er zijn minder belastende alternatieven beschikbaar. Het verheffen van de KNSA tot een Zbo. Deze route wordt ontraden, gezien het feit dat een privaatrechtelijke partij dan opeens moet gaan voldoen aan verplichte elementen van rechtsbescherming en controle (Awb en de Wob) en aan en het feit dat dit bij wet moet worden vastgelegd. Tevens zal tegen deze ‘kromme’ opzet veel bezwaar worden gemaakt, niet alleen vanuit de schietsport (de KNSA is dan geen bond meer, maar een controlerende instantie), maar zeker ook vanuit de schutterij, de jacht, het re-enactment en de verzamelaars. De invoeging van het hanteringsverlof, waarmee inbreuken op de grondwet en het EVRM kunnen worden vermeden. Deze route, zoals we in bijlage II zullen laten zien, kan met kleine aanpassingen in enkele stappen worden gerealiseerd.
De adviezen van het rapport ‘Met Scherp Schieten’ (voorjaar 2013) van Bureau Beke vermelden: A. B. C. D. E.
Intensivering en professionalisering van controles door zowel de politie als de KNSA; Invoering van kwaliteitseisen voor kluizen en vervoer van wapens; Invoering van een eigen verklaring voor introducés en recreanten; Landelijke registratie van introducés en recreanten; Toepassen van inlichtingenformulier politie op aspirant-leden.
Indien we de vijf voorgenoemde routes naast de adviezen leggen, kan men concluderen:
Onder A de KNSA geen rol kan hebben, rekening houdende met de uitspraak van de Raad van State. Onder A, professionalisering bij de Politie is wel gewenst, evenals intensivering van de controle ‘aan de poort’, voornamelijk voor diegenen die nu buiten het zichtveld vallen, maar zich wel kunnen bekwamen in de omgang met wapens en munitie. Route 1, 3 en 4 hebben de verkeerde focus. Route 2 mist de juiste focus. Alleen route 5 legt de focus op de juiste plaats neer: het voorkomen van misbruik. Onder A, C, D en E het hanteringsverlof uitkomst kan bieden.
Conclusie: Route 5, het hanteringsverlof, is de meest praktische en minst belastende oplossing voor zowel de burger als de overheid, zonder dat daarvoor inbreuk moet worden gemaakt op de grondwet en het EVRM. Het is derhalve het meest ‘verkoopbaar’ aan iedereen, inclusief de 1ste en 2de kamer der Staten Generaal.
Het hanteringsverlof als gewenste situatie Wij roepen op tot herstel van de oorspronkelijke constructie en het beoogde doel: zaken dienen te zijn geregeld in de wet (WWM) en bijbehorende regeling (RWM) en niet in een circulaire. Sportschutters verwachten dat de overheid haar taak herneemt als handhaver van de wet en regelgeving (zie ook voetnoot 6). Het moet helder zijn: controle van burgers dient te geschieden door de overheid en deze bevoegdheid, evenals het opstellen van bepalingen, kan niet en mag niet worden belegd bij een oncontroleerbare privaatrechtelijke derde partij. Bonden dienen sportschutters te vertegenwoordigen en schietsport te bevorderen, bonden zijn er niet om sportschutters te controleren. Dit herstel vraagt geen grote offers, slechts een nieuwe visie op de praktische uitvoering van de wet en de regeling, waarbij feitelijk alleen kleine aanpassing binnen de WWM nodig zijn (zie bijlage II voor verdere uitwerking) en de introductie van het hanteringsverlof middels de RWM. Op hoofdlijnen betekent dit:
Het naar voren halen van de volledige controle, m.a.w. de volledige achtergrondcontrole wordt direct uitgevoerd als men wil omgaan met wapens en munitie. En dus niet pas later, als men een wapenverlof aanvraagt. Ook wel ‘bewijs van geen bezwaar’11. De gefaseerde toegang tot wapens en munitie, waarbij wij voorstellen: o Fase I: Hanteringsverlof: het (leren) omgaan -onder direct toezicht- met vuurwapens, beperkte geldigheidsduur (0-1 jaar of aantal keren), bedoeld voor (de introductie tot) de schietsport zonder dat men zelf wapens mag bezitten. Men mag alleen wapens en munitie onder toezicht hanteren binnen de vereniging / op de schietbaan. Leeftijd minimaal 18 jaar. o Fase II: Hanteringsverlof als basis voor het aanvragen van een vuurwapen verlof (zoals dat nu via WM2 en WM3 gaat). Dit traject is reeds helder. o Fase III: Het voorhanden hebben van wapens en munitie, ook wel het ‘vuurwapenverlof’. Ongewijzigd.
‘Evaluatierapport Circulaire Wapens en Munitie 2005’, uit augustus 2010. Zie http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2011/11/30/evaluatierapport-circulaire-wapens-en-munitie-2005-augustus-2010.html
11
Pagina 7 of 14
Bijlage I: Het hanteringsverlof
Met als resultaat / invulling:
Het hanteringsverlof voorziet in een gecontroleerde opstap naar de schietsport. Voor introducees is het hanteringsverlof beperkt geldig, bijvoorbeeld voor een beperkt aantal deelnames binnen een beperkte periode. (Aspirant)leden krijgen een hanteringsverlof met een geldigheid van 1 jaar, net als bij een vuurwapenverlof. De beperkte controle middels het VOG als toegang tot lidmaatschap van de schietvereniging en licentie kan komen te vervallen, dit wordt geheel afgedekt en verbeterd/verdiept door het hanteringsverlof of ‘bewijs van geen bezwaar’. Geen enkele inbreuk op het EVRM.
Het hanteringsverlof kan men zo nodig in een tweetal varianten vormgeven of men kan bij één model bij uitreiking e.e.a. handmatig aanpassen:
Een regulier hanteringsverlof, waarop bijvoorbeeld 18 stempelvlakken zijn aangebracht, is bedoeld voor personen die regulier lid zijn van een schietsportvereniging. Dit verlof is uiteraard 1 jaar geldig en dient jaarlijks te worden vernieuwd. Indien men geen 18 stempels haalt in een jaar voorafgaand aan de aanvraag, kan men niet voldoen aan de vereiste gegevens voor de verkrijging van een vuurwapenverlof (de verklaring van het bestuur van de schietvereniging kan op dit punt komen te vervallen, men heeft immers meerdere keren gestempeld). NB: Men kan ook de stempelvlakken vervangen door het bekende schietboekje. Een hanteringsverlof-kort voorziet in één tot drie stempelvlakken, zodat men slechts beperkt gebruik kan maken van de introductieregeling (dit kan ook door van de 18 vakken 15-17 vakken te voorzien van een kruis). Dit verlof kent een tevens een beperkte geldigheidsduur (andere einddatum), bijvoorbeeld één dag voor schietcentra of 3-6 maanden voor deelname aan een introductieperiode bij een schietsportvereniging.
Het reguliere hanteringsverlof is in feite bedoeld voor diegenen die definitief lid wensen te worden van de schietvereniging of regulier lid zijn, zonder zelf wapens te willen bezitten (men maakt bijvoorbeeld gebruik van de verenigingswapens). NB: Het zou overigens niet verplicht moeten zijn om 18 stempels te halen als men niet wil beschikken over eigen vuurwapens (m.a.w. men heeft geen behoefte om een eigen vuurwapenverlof te hebben). Het hanteringsverlof is alleen bedoeld voor de toetsing van de achtergrond van leden van schietsportverenigingen, die wel willen schieten met vuurwapens binnen (en van) de vereniging, maar geen behoefte hebben aan eigen wapens. Uiteraard mag men met een regulier hanteringsverlof vaker dan 18x per jaar deelnemen aan de beoefening van de schietsport. Beide type verlofhouders, dus zowel hanteringsverlof, als vuurwapenverlof dient elk jaar hun verlof te verlengen bij de Politie. NB: Iemand die tijdelijk of vanwege een bestuurlijke maatregel niet meer mag beschikken over vuurwapens kan, afhankelijk van de reden van de maatregel een hanteringsverlof worden afgegeven. Betrokkene kan dan nog wel onder toezicht een vuurwapen hanteren op zijn schietvereniging. Dit in tegenstelling tot de huidige situatie, waarbij slechts één sanctie mogelijk is, namelijk de intrekking van het verlof en verwijdering uit de vereniging. Met de afgifte van het hanteringsverlof kan een bestuurlijke maatregel minder belastend opgelegd worden. Hierdoor wordt er geen inbreuk gemaakt op het EVRM en de vereniging kan zelf een afweging maken of een lid mag blijven of dat deze ongewenst wordt verklaard binnen de vereniging. NB: Het is nog steeds mogelijk om zonder hanteringsverlof lid te zijn van een schietvereniging, echter men is dan geheel beperkt tot luchtwapens! Vuurwapens zijn dan verboden gebied! Dit biedt ruimte voor lidmaatschap voor minderjarigen of personen die wel lid willen zijn om sociale redenen (ouden van dagen, ereleden, etc.). De sociale controle binnen een vereniging zal er voor zorgen dat iemand die met vuurwapens om wil gaan zonder hanteringsverlof, direct opvalt en men zal tot de conclusie komen dat betrokkene niet gewenst is binnen de vereniging.
Overige toepassing hanteringsverlof Ook bij schietcentra kan een hanteringsverlof eventueel een rol spelen bij (groeps)deelname aan een activiteit. Een erkend centrum kan zelf beslissen of een hanteringsverlof wordt gevraagd, echter de activiteit (wel/geen vuurwapens) is bepalend en het verlof is dan slechts voor zeer korte duur geldig (1 dag, de dag van de activiteit). Het hanteringsverlof-kort kan mogelijk ook voorzien in de behoefte bij korte termijn activiteiten zoals re-enactment (voor deelnemers zonder eigen materiaal) en studenten weerbaarheden. Het is telkens de keuze de erkenningshouder in hoeverre hij een achtergrondcontrole dient te vragen of te verzorgen voor deelnemers aan dergelijke (éénmalige) activiteiten. Het hanteringsverlof kan wellicht ook de huidige regeling voor airsoftapparaten geheel vervangen. Ook hier liggen soortgelijke problemen op de loer i.v.m. verplichtingen, betalingen en het gebruik van de VOG.
Pagina 8 of 14
Bijlage I: Het hanteringsverlof
Samenvatting en conclusies t.a.v. het hanteringsverlof
Het principe van het hanteringsverlof moet definitief voorkomen dat ongewenste personen toegang kunnen krijgen tot wapens en munitie. Het hanteringsverlof ziet toe op het onder toezicht hanteren van een vuurwapen. Niets meer, maar zeker niets minder. Controle gebeurt vooraf en niet zoals nu pas een eerste keer bij VOG aanvraag (als men lid wenst te worden bij de vereniging na een introductie). De achtergrondcontrole vindt plaats op het zelfde detailniveau als bij het aanvragen van een eigen vuurwapenverlof. Het overleggen van een VOG, zoals aangetoond bij ‘lacune 2’ volstaat in veel gevallen niet. De politiesystemen kijken immers veel verder/dieper dan het COVOG! Tevens kan met het hanteringsverlof ‘lacune 1’ hiermee ook worden gedicht. De overheid / de Politie heeft in principe volledig toezicht op wie omgaat met wapens en munitie, waar (op welke vereniging) en wanneer (via stempels en handtekeningen, zie ook bijlage II). Het hanteringsverlof voorziet in de behoefte van een toetsing vooraf en een jaarlijkse toetsing gelijk aan die van verlof- en jachtaktehouders. Door dit vanaf het begin goed af te dichten en de jaarlijkse herhalingscontrole en is een verdere rol van de overheid niet nodig. Een groot deel van het aantal in het rapport ‘ Met Scherp Schieten’ genoemde veiligheidsrisico’s worden teruggebracht door extra handhavingsmaatregelen en toezicht (vervoer en kluis adviezen vallen buiten dit voorstel). De rol van de Politie beperkt zich tot de jaarlijkse toetsingsmomenten (en is voor alle verlofhouders dus minimaal één keer per jaar). De sociale controle binnen een vereniging zal er voor zorgen dat iemand zonder hanteringsverlof opvalt (men kan niet lid wordt worden, men heeft geen toegang tot instructie en geen toegang tot de schietbaan). Het bestuur en de leden zullen direct tot de conclusie komen dat betrokkene die zonder hanteringsverlof vuurwapens wil hanteren niet gewenst is binnen de vereniging. Invoering van het hanteringsverlof voorziet in een beperkte uitbreiding van de taken van bijzondere wetten, echter het maakt gebruik van reeds bestaande routes en procedures. De beperkte taakuitbreiding is echter de prijs die men zal moeten betalen om het stelsel verder waterdicht en rechtvaardig te krijgen. Daarnaast levert het deels ook een besparing op. De besparing ligt in de verschuiving van de activiteiten van het COVOG naar de Politie in relatie tot een beter, controleerbaarder en rechtvaardiger systeem. Echter het hanteringsverlof moet zeer laagdrempelig en voor alle lagen van de maatschappij toegankelijk en verkrijgbaar zijn. Veiligheid heeft nu eenmaal zijn prijs en de noodzaak maakt het mogelijk dat het zelfs gratis verstrekking overwogen moet worden. Het bekende ‘medegebruik van wapens’ (uitlenen voor zelfstandig gebruik) valt onder het overdragen van wapens en dat kan niet naar een hanteringsverlofhouder. Het gebruik van het wapen in dergelijke situaties gebeurt immers niet onder toezicht van de eigenaar. Slechts als de eigenaar er naast staat (en dus toeziet op het gebruik) mag in ons voorstel een hanteringsverlofhouder met een wapen van een wapenverlofhouder, verenigingsverlof (verenigingswapen) of erkenningshouder schieten. Met het handhaven van de richtlijnen t.a.v. wapens en munitie zoals die nu al in de wet zijn vastgelegd komt een einde aan een discussie over wapentypen en kalibers. Dit schept duidelijkheid voor zowel Politie, wapenhandels, jagers, gilden, re-enacters en sportschutters. Er hoeft niet meer te worden verwezen, dan wel te worden nagezocht, dan wel te worden geprocedeerd of een bepaald type wapen en kaliber binnen een bepaalde categorie of discipline valt die weer beschreven is in een wel of niet recent bijgesteld reglement van een willekeurige bond. Dit laatste is niet alleen nodeloos ingewikkeld, maar het is namelijk ook weer een inmenging in het EVRM. Dit scheelt veel administratieve last en in het bijzonder een gang naar de rechter. De constructie met de KNSA kan worden losgelaten, waarbij de verschillende schietsportbonden weer op gelijke hoogte naast elkaar kunnen bestaan. Dit komt wederom tegemoet aan het EVRM.
En als laatste:
De overheid bepaalt middels een geüniformeerde achtergrondcontrole wie betrouwbaar wordt geacht toegang te hebben tot wapens en munitie. Toezicht op burgers die met vuurwapens omgaan is met het hanteringsverlof terug bij de enige daartoe geëquipeerde en aangewezen partij: de overheid.
Zie voor nadere uitwerking van de inbedding het hanteringsverlof binnen de WWM en RWM bijlage II.
Pagina 9 of 14
Bijlage II: Inpassing van het hanteringsverlof in de WWM en RWM
Bijlage II: Inpassing hanteringsverlof in WWM en RWM _____________________________________________ Rekening houdende met:
de wet wapens en munitie (WWM), de regeling wapens en munitie (RWM), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), de Nederlandse grondwet, uitspraken van de Rechtbank, de Hoge Raad en de Raad van State, de adviezen en conclusies uit het rapport van Bureau Beke ‘Met scherp schieten’ uit 2013.
En met kennisneming van,
de circulaire wapens en munitie (CWM2013), het advies van politie in het evaluatierapport CWM2005, van augustus 2010, de voornemens van de minister zoals verwoord in zijn brief aan de 2de kamer van 23 mei 2013, met kenmerk 381487,
wordt hierbij voorgesteld,
het stelsel op een aantal essentiële punten te herzien, in het genoemde stelsel het een zgn. ‘hanteringsverlof’ in te voegen,
zodat,
in het verlengde van het voorgaande het toezicht op en uitvoering van het gehele stelsel geheel te beleggen bij de overheid, en niet langer deels onder te brengen bij een privaatrechtelijke partij, ons allen ter beschikking staat een goede en begrijpbare Wet Wapens en Munitie en de praktische uitvoering van de wet.
Leeswijzer: Gebruikte afkortingen: WWM: Wet Wapens en Munitie RWM: Regeling Wapens en Munitie CWM: Circulaire Wapens en Munitie Stelsel: Het geheel van wetten, regelingen en beleidsaanwijzingen. H-verlof: Hanteringsverlof Schuin gedrukte teksten zijn letterlijk overgenomen teksten uit andere stukken. We houden daarbij het volgende format aan bij het maken van verwijzingen [documentsafkorting;artikelnummer of paragraaf;sub;onderwerp; letterlijke tekst]
Methode De aanpassing vindt plaats in drie stappen: Stap 1: Het vaststellen en opnemen van duidelijke definities in de WWM. Stap 2: Het definiëren van de verschillende typen verloven aansluitend op de definities in de RWM. Stap 3: Het nader invullen van WWM artikelen in de RWM, waar deze mogelijkheden op aanwijzing van de minister al bestaan.
Pagina 10 of 14
Bijlage II: Inpassing van het hanteringsverlof in de WWM en RWM
Stap 1: Het vaststellen van duidelijke definities Er worden in de WWM, RWM en CWM verschillende definities gehanteerd als het gaat om het omgaan met vuurwapens en munitie als in de breedste zin van het woord. Hierin zit geen goede consistentie en in de CWM wordt zelfs een definitiewijziging doorgevoerd in een voetnoot. De eerste stap die gemaakt kan worden is deze definities duidelijk en consistent te krijgen. We beginnen daarom met een QuickScan hoe de verschillende terminologie binnen het stelsel wordt gebruikt en gedefinieerd als het gaat om wapens van Categorie III. Overdragen: WWM, art. 1.11 (definities): overdragen: het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht. WWM, art 31.1, 31.2 en 31.3 (overdracht en verkrijging): 1.Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III over te dragen. 2.Het eerste lid is niet van toepassing op het overdragen aan personen die gerechtigd zijn het wapen of de munitie voorhanden te hebben. 3.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden een wapen van categorie III over te dragen zonder inontvangstneming van het in artikel 32 bedoelde verlof tot verkrijging. Enz. CWM, voetnoten 20, 23 en 29: Omdat het schieten onder direct toezicht wordt beoefend, is er geen sprake van ‘overdragen’ in de zin van artikel 1, aanhef en onder 11°, van de WWM, zodat de schutter niet behoeft te beschikken over een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens.
NB: Dit laatste is in strijd met de wet en de toelichting van de wet. Voorhanden hebben: WWM, art. 31.2: Het eerste lid is niet van toepassing op het overdragen aan personen die gerechtigd zijn het wapen of de munitie voorhanden te hebben. WWM, art. 8.1-8.2: Hij die een wapen of munitie voorhanden heeft, zonder daartoe gerechtigd te zijn, is verplicht deze terstond bij de korpschef in bewaring te geven. Enz. WWM, art. 9.5b: Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het eerste lid verlenen met betrekking tot: (a: niet relevant) b. het vervaardigen of transformeren van munitie door personen die bevoegd zijn een wapen of munitie voorhanden te hebben. WWM, art. 22.2 (onderwerp vervoer): Onze Minister kan bij regeling vrijstelling van het verbod van het eerste lid verlenen met betrekking tot sportschutters en jagers, die gerechtigd zijn tot het voorhanden hebben van wapens of munitie, alsmede personen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf of als werknemer van de houder van een erkenning als bedoeld in artikel 9, derde lid, wapens of munitie vervoeren. WWM, art. 24a (vervoer): Een verlof tot vervoer wordt, uitsluitend voor wapens en munitie van categorie III, verleend door de korpschef indien: a. de aanvrager gerechtigd is het wapen of de munitie voorhanden te hebben; b. een redelijk belang de verlening van het verlof vordert. WWM, art 26.1, 26.2 en 26.4c (voorhanden hebben en dragen van wapens cat. II, III en IV): 1. Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III voorhanden te hebben. … 4. Onze Minister kan ten aanzien van de personen bedoeld in het tweede lid regels vaststellen met betrekking tot: ... c. het aantal wapens dat zij ten hoogste voorhanden mogen hebben. WWM, art. 28.1 en 28a: 1. Verlof tot het voorhanden hebben van een wapen en munitie wordt, uitsluitend voor wapens en munitie behorend tot categorie III, verleend door de korpschef. … 1. Aan personen die gerechtigd zijn tot het voorhanden hebben van een vuurwapen wordt desverzocht een Europese vuurwapenpas uitgereikt. WWM, art 31.2 (overdracht en verkrijging): 1.Het is verboden een wapen of munitie van de categorieën II en III over te dragen. 2.Het eerste lid is niet van toepassing op het overdragen aan personen die gerechtigd zijn het wapen of de munitie voorhanden te hebben. 3.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden een wapen van categorie III over te dragen zonder inontvangstneming van het in artikel 32 bedoelde verlof tot verkrijging. Enz. WWM, art. 32.1: 1. Verlof tot verkrijging van wapens van categorie III wordt verleend aan personen die een verlof tot voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben, door de korpschef. WWM, art. 42.2 (bepalingen uitvoer wet): 2.Onze Minister geeft regels betreffende een door de erkende te verstrekken ontvangstbewijs bij verkrijging van wapens van categorie III van personen die een verlof tot het voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben. RWM, art. 13: Bij verkrijging van wapens van categorie III van personen die een verlof tot het voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 van de wet bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, van de wet voor de jacht bestemde wapens voorhanden mogen hebben, verstrekt de erkende, dan wel de beheerder, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, een ontvangstbewijs overeenkomstig het in bijlage III bij deze regeling opgenomen model. RWM, art. 17a en b: Van het verbod in artikel 9, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend voor het vervaardigen en transformeren van munitie, voor zover het gaat om herladen: aº voor eigen gebruik 1º. door personen die houder zijn van een jachtakte; of 2º. door personen die houder zijn van een verlof tot het voorhanden hebben van wapens en munitie, voor zover het betreft munitie die kan worden afgeschoten door middel van een vuurwapen, tot het voorhanden hebben waarvan die personen gerechtigd zijn; bº, enz. RWM, art. 18a, 2: Van het verbod in artikel 26, eerste lid, van de wet, wordt vrijstelling verleend voor het voorhanden hebben van munitie en onderdelen van munitie van categorie II, uitsluitend voor de houders van een verlof tot het voorhanden hebben van munitie van categorie III. RWM, art. 43.1: Houders van een verlof tot het voorhanden hebben, zoals bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, mogen ten hoogste vijf wapens voorhanden hebben. RWM, art. 44.1: Van het verbod van artikel 22, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan sportschutters en jagers voor het vervoeren van wapens en munitie die zij gerechtigd zijn voorhanden te hebben.
Pagina 11 of 14
Bijlage II: Inpassing van het hanteringsverlof in de WWM en RWM
CWM, voetnoten 20, 23 en 29: Omdat het schieten onder direct toezicht wordt beoefend, is er geen sprake van ‘overdragen’ in de zin van artikel 1, aanhef en onder 11°, van de WWM, zodat de schutter niet behoeft te beschikken over een verlof tot het voorhanden hebben van vuurwapens.
Verkrijgen/verlof tot verkrijging: WWM, 31.3: (art 31.1 en 31.2 weggelaten, eerder genoemd) 3.Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden een wapen van categorie III over te dragen zonder inontvangstneming van het in artikel 32 bedoelde verlof tot verkrijging. Enz. WWM, art. 32.1: 1. Verlof tot verkrijging van wapens van categorie III wordt verleend aan personen die een verlof tot voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben, door de korpschef. WWM, art. 33.2: 2. Onze Minister kan, ten behoeve van de veiligheid, technische eisen vaststellen, waaraan wapens en munitie van categorie III bij overdracht aan personen die een verlof tot verkrijging als bedoeld in artikel 32 hebben, moeten voldoen. RWM, art. 13: Bij verkrijging van wapens van categorie III van personen die een verlof tot het voorhanden hebben als bedoeld in artikel 28 van de wet bezitten, dan wel op grond van artikel 26, tweede lid, van de wet voor de jacht bestemde wapens voorhanden mogen hebben, verstrekt de erkende, dan wel de beheerder, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, een ontvangstbewijs overeenkomstig het in bijlage III bij deze regeling opgenomen model.
Dit beschouwende, kan men opmerken dat alleen ‘overdragen’ als definitie is vastgelegd in WWM artikel 1 en dat ‘voorhanden hebben’ en ‘verkrijging’ wel meermalen worden gebruikt, maar niet als definitie in de WWM artikel 1 zijn vastgelegd. Hoogst opmerkelijk is dat in de CWM in voetnoten 20, 23 en 26 een herdefinitie plaatsvindt, waarbij WWM en RWM worden ‘overstemd’. Dit is inconsistent en vooral erg onpraktisch (en onwettelijk, men maakt immers opeens weer een uitzondering). Wij stellen voor beiden termen uiteindelijk op te nemen in artikel 1 WWM en daaraan tevens een nieuwe definitie toe te voegen: ‘hanteren’ en de onderlinge relatie van de gebruikte termen te beschrijven, zie o.a. figuur 1. De volgende definities horen naar onze mening thuis in de WWM, artikel 1:
Overdragen: Het aan een ander doen overgaan van de feitelijke macht (ongewijzigd).
En voorts in te voegen in artikel 1, na nummer 11:
Voorhanden hebben: Het direct of indirect onder handbereik hebben en (kunnen) gebruiken, zonder hulp van of zonder toezicht van derden. Dit is dus een andere, meer restrictieve omschrijving zoals gegeven in de huidige CWM paragraaf 1.3.1. Verkrijging / verlof tot verkrijging: Het hebben van restrictieve, specifieke toestemming of verlof tot aankoop, particuliere verkoop en in ontvangst nemen van wapens en munitie. Hanteren: Vallende binnen het definitiegebied van ‘overdragen’, het in ontvangst nemen, onder toezicht gebruiken en direct retourneren van wapens en munitie, waarbij ontvangst en retournering plaatsvindt van/aan een daartoe gerechtigd persoon of instelling, die tevens toezicht houdt op het gebruik, waarbij gebruik niet langer is dan strikt noodzakelijk.
NB: De toevoeging ‘toezicht’ is hier telkens met opzet ingevoerd. Het hanteringsverlof is bedoeld voor het onder toezicht schieten met verenigingswapens (onder toezicht van de vereniging) of onder toezicht van de eigenaar, die ofwel wapenverlofhouder of erkenningshouder (bij schietcentra) is.
Figuur 1: Onderlinge relatie. Er is hierbij geen conflict met WWM artikel 31.1, omdat het ‘hanteren’ via WWM artikel 1 specifiek is gedefinieerd binnen de definitie van overdragen. Dit ligt in de lijn met WWM 28.1 en 28.2, omdat onder 1 wordt gesproken over een ‘verlof tot voorhanden hebben’ (men bedoelt specifiek het vuurwapenverlof) en onder punt 2 over ‘verlof’ in algemene zin, waaronder dus ook het hanteringsverlof kan vallen. Het principe van ‘redelijk belang’ onder lid 2 kan dan ook worden toegepast op het hanteringsverlof.
Pagina 12 of 14
Bijlage II: Inpassing van het hanteringsverlof in de WWM en RWM
Stap 2: Definitie van de verschillende typen verloven Het hanteringsverlof, evenals het vuurwapenverlof (of verlof tot voorhanden hebben) kan modelmatig worden vastgelegd op basis van WWM artikel 39.
Stap 3: Het nader invullen van WWM artikel 7.1a, WWM artikel 40 in de Regeling Wapens en Munitie en in het verlengde van WWM 28.3: De WWM artikel 7.1a geeft de minister de mogelijkheid de aanvrager van een verlof bij regeling m.b.t. vaststelde gegevens en bescheiden voorwaarden te stellen. In WWM artikel 40 kan de minister regels stellen t.a.v. ‘andere ter uitvoering van de wet gebruiken bescheiden’. Verder kan de minister op basis van WWM 38.1 regels stellen t.a.v. de administratie door de korpschefs. Deze voorwaarden kunnen voor het sportschieten met vuurwapens worden ingevuld met en ten behoeve van: Aanvraag hanteringsverlof:
Voor korte / beperkte duur / beperking aan aantal activiteiten met vuurwapens, bijvoorbeeld bij introductie in de schietsport een uitnodiging of de opgave van de (lokale) schietsportvereniging of schietcentrum, waar men aan de introductie of de activiteit wenst deel te nemen. Bij een regulier hanteringsverlof bijvoorbeeld een verklaring van het verenigingsbestuur, zijnde een ‘uitnodiging tot lidmaatschap’ (in de praktijk vaak een uitspraak van de ballotagecommissie van de vereniging) of een verklaring van de erkenningshouder.
Voorgenoemde documenten, zoals verklaringen en uitnodigingen, kunnen hier de rol vervullen van het bescheiden, zoals genoemd in WWM artikel 40 en worden vastgelegd in de RWM. Verlenging hanteringsverlof:
Een hanteringsverlof van het afgelopen jaar, met (daarop) bewijs van deelname (stempel/handtekening) aan één of meerdere schietsportactiviteiten waarbij vuurwapens worden gebruikt. Hiermee is dan voldaan aan het gevraagde bescheiden genoemd in WWM artikel 40. Wederom dit bescheiden vastleggen in de RWM.
Aanvraag vuurwapenverlof:
Een hanteringsverlof uit het voorafgaande jaar, i.c.m. 18 stempels/handtekeningen als registratie van de schietbeurten (op het verlof of in het schietboekje). De minimaal 18 stempels en handtekeningen vervult hier de rol van bescheiden genoemd in WWM artikel 40. Wederom dit vastleggen in de RWM.
Verlenging vuurwapenverlof:
De procedure blijft in praktische zin ongewijzigd: de reeds bestaande voorwaarde in de vorm van het bekende eigen ‘schietboekje’ van de vereniging, waarin jaarlijks minimaal 18 schietbeurten in zijn vastgelegd.
De bovengenoemde aanpak is universeel toepasbaar op de schietcentra, schuttersgilden, airsoft, re-enactment, zij het dat slechts het in WWM artikel 40 genoemde bescheiden telkens net iets anders in de RWM dient te worden ingevuld. Het hanteringsverlof kan in theorie zelfs worden toegepast voor medewerkers van musea, onderzoeksinstellingen, e.d. en die toegang moeten hebben tot een (referentie) vuurwapencollectie, waarbij het gevraagde bescheiden kan vervallen of juist weer anders kan worden ingevuld. Deze aanpak druist niet in tegen de vrijheid van vereniging, het hanteringsverlof voorziet in de controle vooraf, dus voordat men überhaupt begint met in aanraking te komen met vuurwapens. In de schietsport borgen de (naam) stempels en handtekeningen de sociale controle en door ze middels WWM artikel 40 op te nemen in de regeling wordt tevens voldaan aan verdere invulling van het redelijk belang (men is aantoonbaar lid bij een schietsportvereniging, gilde, airsoft- of re-enactment vereniging ) en men toont aan dat men zich beoefend in het hanteren van vuurwapens (waarbij de eisen iets hoger liggen voor diegenen die eigen vuurwapens willen hebben, namelijk minimaal 18 keer per jaar deelnemen aan activiteiten). Indien men als vuurwapenverlofhouder bij de verlenging geen 18 stempels kan aantonen, kan de korpschef beoordelen of men vervalt tot (minimaal 1 jaar) het hanteringsverlof of dat het vuurwapen verlof zelf wordt verlengd. Hiermee kan de gehele constructie via de KNSA worden losgelaten en de circulaire kan betreft dit een stuk compacter.
Pagina 13 of 14
Bijlage II: Inpassing van het hanteringsverlof in de WWM en RWM
NB: In het kader van de vrijheid van vereniging, zou in een zeer theoretische situatie er een schietsportvereniging kunnen bestaan zonder verenigingsverlof, omdat de vereniging geen eigen verenigingswapens zou willen hebben. Dit zou kunnen gebeuren als een aantal wapenverlofhouders zich afsplitst van de bestaande vereniging en een eigen vereniging opricht en vervolgens het bestuur aan andere personen overlaten zonder wapenverlof of hanteringsverlof. Echter met de voorwaarde dat de handtekeningen en stempels alleen mogen worden gezet door vuurwapenverlofhouders of erkenningshouders is dit afgedicht. Toelichting inkleden van WWM artikel 28.2a ‘redelijk belang’ en 28.3:
Voor hanteringsverlof-kort is het redelijk belang: het onder toezicht kennismaken met de schietsport binnen de muren van een schietsportvereniging. Voor kortdurende of éénmalige activiteiten bij schietcentra, airsoft, gilden en re-enactment kan een soortgelijke aanpak gelden, met een beperking gesteld aan het aantal deelnames en de tijdsduur. Voor het reguliere hanteringsverlof is het redelijk belang: het onder toezicht regelmatig deelnemen aan de schietsport binnen de muren van een schietsportvereniging (en regelmatig deelnemen staat de vereniging alleen toe als men lid is van de vereniging). Voor een airsoft, gilden en re-enactment kan soortgelijke aanpak gelden. Voor het vuurwapenverlof is het redelijk belang minimaal 18x per jaar deelname aan de schietsport binnen een schietsportvereniging met (eigen) vuurwapens.
Het ‘vrees voor misbruik criterium’ WWM artikel 28.2b is dan via het hanteringsverlof geregeld:
Iedereen die in aanraking komt met wapens en munitie wordt via hanteringsverlof of vuurwapenverlof regulier op uniforme wijze gecontroleerd door de overheid. Deelname (waar, hoe vaak en wanneer) is tevens vastgelegd. Voor het vuurwapenverlof gelden iets zwaardere eisen en meer controle: minimaal 18x per jaar deelnemen (dit betekent meer sociale controle) en de extra thuiscontrole door Politie.
En de praktische administratie in de praktijk rond het hanteringsverlof kan worden geregeld in WWM artikel 38.1. En voor RWM artikel 1.1g:
Deelname aan de schietsport vindt plaats buiten de openbare orde, namelijk in de beslotenheid van een schietsportvereniging zoals omschreven in de RWM 1.1g en daartoe bijbehorende faciliteiten of inrichtingen.
Einde voorstel.
Pagina 14 of 14