OPLEIDINGSPLAN, versie 2.1 Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde UMC St Radboud Nijmegen
Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde Centrum voor Huisartsgeneeskunde, Ouderengeneeskunde en Public Health UMC St Radboud, 117 Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen Telefoon: 024-3618834 Fax: 024-3619558 E-mail:
[email protected] Website: www.vova.nl (wordt: www.voson.nl)
Februari 2009
Colofon Uitgave Versie Datum Goedkeuring HVRC
: Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen : Opleidingsplan versie 2.1 : 3 februari 2009 : 23 oktober 2007 (versie 2.0). Versie 2.1 betreft met name aanpassing terminologie uit nieuwe regelgeving en naamgeving specialisme
Het opleidingsplan is tot stand gekomen onder regie van de Commissie Opleidingplan (COP) en besproken met vertegenwoordigers van aios en opleiders in de programmacommissie. De technische aanpassing in februari 2009 is vastgesteld door het hoofd opleiding.
© Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde, UMC St Radboud Nijmegen, 2009 Informatie uit deze uitgave mag slechts worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt met uitdrukkelijke bronvermelding
-1-
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Hoofdstuk 1 Visie en uitgangspunten 1.1 Het werk van de specialist ouderengeneeskunde 1.2 Leren en opleiden 1.3 Inbedding opleidingsplan
5 6 7 7
Hoofdstuk 2 Competentieverwerving aan de hand van thema’s 2.1 Het gebruik van de competenties 2.2 Competenties en thema’s
9 9 10
Hoofdstuk 3 Het praktijkgedeelte van de opleiding 3.1 De opleidingsperiodes 3.2 De opleidingsroute 3.3 Regionale opleidingsnetwerken 3.4 De opleidingscoördinator 3.5 De opleider en stageopleider
11 11 12 13 13 13
Hoofdstuk 4 Het cursorisch onderwijs 4.1 Het doel van het cursorisch onderwijs 4.2 Verschillende vormen van cursorisch onderwijs 4.3 De instituutsdagen 4.4 Vaste opleidingsonderdelen
15 12 12 16 17
Hoofdstuk 5 Toetsing en beoordeling 5.1 Soorten beoordelingen 5.2 Frequentie van beoordelingen 5.3 Toetsplan
19 19 19 19
Hoofdstuk 6 Het individueel opleidingsplan (IOP) en opleidingsschema 6.1 Begeleiding bij opstellen 6.2 Vrijstellingen 6.3 Deeltijdopleiding
21 21 21 21
Bijlagen 1. Begrippenlijst 2. De competenties van de verpleeghuisarts/specialist ouderengeneeskunde 3. Themakaarten
23 23 27 35
-1-
-2-
Voorwoord Deze versie van het opleidingsplan is met name een technische aanpassing van de door de HVRC goedgekeurde versie 2.0, waarin de inrichting en de uitvoering is beschreven van de driejarige vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde aan het UMC St Radboud te Nijmegen. Vanaf maart 1995 verzorgde die vervolgopleiding een tweejarige curriculum onder de naam Vervolgopleiding tot Verpleeghuisarts (VOVA). Inhoudelijk komt dit opleidingsplan 2.1 overeen met versie 2.0, maar de actualisatie betreft met name de verwijzing naar de artikelen in de nieuwe besluiten van het College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten (CHVG). Die nieuwe regelgeving werd op 1 januari 2009 van kracht. In dezelfde maand stemde de minister van VWS in met de door het CHVG voorgestelde nieuwe naam voor verpleeghuisgeneeskunde en verpleeghuisarts: respectievelijk ‘specialisme ouderengeneeskunde’ en ‘specialist ouderengeneeskunde’. Ook die actualisatie is in diverse onderdelen van dit opleidingsplan al doorgevoerd, al zal duidelijk zijn dat dit nog niet overal mogelijk is, gezien verwijzingen naar eerdere notities of historische context. Dat verklaart waarom de naamgeving nog door elkaar wordt gebruikt in de overgangsperiode naar een volledig gebruik van de nieuwe naam. Dat geldt ook voor de naam van de opleiding zelf, die vanaf maart 2009 verandert van VOVA in VOSON (Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen). De uitbreiding van de opleiding van twee naar drie jaar was in 2007 een van de redenen om het opleidingsplan te herschrijven. Het in 2003 vastgestelde takenpakket van de verpleeghuisarts/sociaal geriater 1 was de basis van de uitbreiding van de opleiding. Uit dat uitgebreidere takenpakket komen de nieuwe competenties voort die in de driejarige opleiding als leidraad gelden. In dit opleidingsplan zijn ook nieuwe onderwijskundige inzichten verwerkt die passen binnen de modernisering van de medische vervolgopleidingen, zoals het CHVG beoogt. Met de uitbreiding en modernisering van de opleiding als uitgangspunt, geeft de Nijmeegse vervolgopleiding met dit opleidingsplan uitwerking aan het landelijk vastgestelde Raamcurriculum voor de verpleeghuisartsopleidingen. 2 In de nieuwe regelgeving wordt daar het landelijk opleidingsplan mee bedoeld. Dit lokale opleidingsplan 2.1 is bedoeld voor allen die professioneel te maken hebben met de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Primair zijn dat de artsen in opleiding tot specialist (aios), hun (stage)opleiders en docenten. 3 Ook voor anderen die direct of indirect bij de opleiding zijn betrokken, biedt dit plan een kader voor ieders bijdrage aan de opleiding. Voor de HVRC (Huisarts, Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratie Commissie) is dit opleidingsplan van belang in het kader van visitaties. In de huidige tijd van dynamische ontwikkelingen in het specialisme ouderengeneeskunde en in het medisch vervolgonderwijs, is ervoor gekozen om in deze versie van het opleidingsplan de vernieuwde opleiding in globale vorm te beschrijven, nauw aansluitend bij het Raamcurriculum. Gaandeweg zal nadere detaillering plaatsvinden. Daarbij behouden wij het goede 1
Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen en Nederlandse Vereniging voor Sociale Geriatrie, Nota Takenpakket verpleeghuisarts/sociaal geriater. Utrecht, 2003. 2 Raamcurriculum Verpleeghuisartsopleiding, door de HVRC vastgesteld op 1 maart 2007. 3 Waar in dit opleidingsplan gesproken wordt van opleider, docent en dergelijke wordt tevens de vrouwelijke vorm bedoeld. Ook wordt soms ‘hij’ gebezigd, waar tevens ‘zij’ gelezen kan worden.
-3-
van datgene dat eerder is opgebouwd in het nog jonge tijdperk van dit specialisme en haar opleiding. Namens alle medewerkers dank ik al degenen die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit plan of als inspiratiebron hebben gediend. Nijmegen, februari 2009 Dr. Jan C.M. Lavrijsen, specialist ouderengeneeskunde Hoofd Vervolgopleiding tot Specialist Ouderengeneeskunde Nijmegen (VOSON) UMC St Radboud Nijmegen
-4-
Hoofdstuk 1. Visie en uitgangspunten De visie van de VOSON UMC St Radboud op het specialisme verpleeghuisgeneeskunde/ ouderengeneeskunde sluit aan bij de visie van de beroepsvereniging van verpleeghuisartsen en sociaal geriaters NVVA, zoals weergegeven in de Nota Takenpakket verpleeghuisarts/ sociaal geriater, 2003. Na de visie op het specialisme volgt een paragraaf over onderwijskundige uitgangspunten voor de opleiding. Aan het eind van dit hoofdstuk geven we aan hoe dit opleidingsplan past in de regelgeving. In dit hoofdstuk wordt nog de voormalige naam gebruikt. 1.1
Het werk van de verpleeghuisarts
Doelgroep De verpleeghuisgeneeskunde richt zich vooral op kwetsbare patiënten en chronisch zieken, met name ouderen, in relatie tot het zorgsysteem (geheel van patiënt, naasten en hulpverleners). Deze patiënten zijn door diverse factoren op somatisch, maatschappelijk, psychisch en communicatief gebied in een wankel evenwicht geraakt wat hun functionele autonomie en het voeren van de regie over hun bestaan betreft. Ook kan het evenwicht reeds verstoord zijn, met als gevolg een neerwaartse spiraal van toenemend functieverlies. Dit kan resulteren in een complexe problematiek. Het komt ook voor dat de inzet van de verpleeghuisarts zich speciaal op het zorgsysteem richt. Belangrijke oorzaken van de toenemende kwetsbaarheid zijn het verlies aan reserves en de vermindering van het aanpassingsvermogen. Dit laatste is vooral het gevolg van chronische ziekten en biologische veroudering – die elkaar veelal versterken – alsmede verlies op persoons- en relationeel niveau door het wegvallen van belangrijke naasten, een beperkt informeel netwerk en het kwijtraken van sociale rollen. De doelgroepen van de verpleeghuisarts bevinden zich voornamelijk in het ‘geriatrische zorgtraject’ en hierdoor fungeert hij vooral als arts voor ouderen. De uitgangspunten van de verpleeghuisgeneeskunde zijn echter ook toepasbaar op de zorg voor jongere patiënten met een vergelijkbare complexe problematiek. Binnen de verpleeghuisgeneeskunde is voor verschillende groepen patiënten specifieke kennis en deskundigheid ontwikkeld. Doelen Het doel van de verpleeghuisgeneeskunde is het behouden of bereiken van het voor de betrokken patiënt optimale niveau van functionele autonomie en kwaliteit van leven. Om dit te bereiken zijn zowel diagnostiek en behandeling (cure) als zorg (care) aangewezen. In de verpleeghuisgeneeskunde nemen ook de relatie tussen de patiënt en zijn omstandigheden en die tussen de patiënt en zijn zorgsysteem een essentiële plaats in. Soms wordt ook dit zorgsysteem behandeld, met als doel het bereiken van een voor het zorgsysteem optimale niveau van lichamelijke en psychische gezondheid en kwaliteit van leven. Het verpleeghuisgeneeskundig handelen en het zorgproces zijn met name gericht op het voorkómen van dan wel beperken van negatieve functionele en psychosociale gevolgen van ziekten. Integrale benadering Gegeven deze doelstellingen verbindt de verpleeghuisarts zijn medisch-geriatrische deskundigheid met deskundigheid op het gebied van zorgdiagnostiek, zorgprognostiek en zorgmanagement. Hiertoe bedient hij zich van een integrale, probleemgeoriënteerde methode van diagnostiek en interventies op het niveau van ziekten en ziektegevolgen en van het zorgsysteem. De verpleeghuisgeneeskunde kenmerkt zich door een integrale wijze van kijken
-5-
naar de patiënt en het zorgsysteem, met inachtneming van zijn huidige toestand, zijn voorgeschiedenis, zijn persoonlijkheid en zijn sociale en materiële omgeving. Niet alleen ziekten, maar vooral de gevolgen van deze ziekten voor de functionele autonomie en de kwaliteit van leven van de patiënt in relatie tot het zorgsysteem bepalen de focus van deze benadering. Met het oog hierop is de verpleeghuisarts in staat diagnostiek en behandeling van vele chronische en geriatrische ziektebeelden te verrichten, de gevolgen van multiple pathologie te onderkennen, dit alles op zijn consequenties te beoordelen in samenhang met informatie over psychische, sociale en persoonlijkheidskenmerken, en vervolgens te vertalen in problemen, waarop gerichte interventies mogelijk zijn. Dit houdt in dat hij op grond van medische diagnostiek, psychische, sociale en persoonlijkheidskenmerken de voor de patiënt aangewezen zorg in kaart brengt (zorgdiagnostiek), een inschatting maakt van de ontwikkeling van de zorgvraag (zorgprognostiek) en een plan opstelt om de zorgdoelen te realiseren en de patiënt te monitoren (zorgmanagement). De verpleeghuisarts werkt ten behoeve van de patiënt nauw samen met andere hulpverleners in multidisciplinair verband. De multidisciplinaire werkwijze krijgt in de praktijk gestalte door middel van het zorgplan, het werken met een zorgdossier en het multidisciplinaire overleg. Rollen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar en consulent De verpleeghuisarts kan zijn deskundigheid op verschillende manieren, in verschillende rollen aanbieden. Welke rol wenselijk is, hangt met name af van de complexiteit van de problematiek van de patiënt, ongeacht de plaats waar deze verblijft. Dit ligt in het verlengde van het feit dat de complexiteit van de zorgvraag het belangrijkste indicatiecriterium is voor het in het algemeen al of niet inzetten van behandeling vanuit de verpleeghuisgeneeskunde. De verpleeghuisarts kan drie rollen op zich nemen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar of consulent. Uiteraard variëren deze rollen in de reikwijdte van de regie en verantwoordelijkheid van de arts. Welke rol de verpleeghuisarts realiseert, hangt onder andere af van de praktijk van de zorgtoewijzing, de keuze van de patiënt en de mogelijkheden van afstemming tussen betrokken zorgaanbieders. De bovenomschreven visie op de plaats en het werk van de verpleeghuisarts vormt de leidraad in de opleiding. Wij leiden artsen op die passen in het profiel dat de beroepsgroep van zichzelf schetst.
1.2
Leren en opleiden
De opleiding tot verpleeghuisarts is opgebouwd volgens het model van competentiegericht onderwijs. Competenties en het ontwikkelen hiervan staan centraal in de opleiding. Onder een competentie wordt verstaan: een combinatie van kennis, inzicht, vaardigheden, motivatie, houding en persoonskenmerken die nodig is om effectief te handelen in de beroepssituatie. In de opleiding tot verpleeghuisarts staan de volgende uitgangspunten centraal: De ontwikkeling van de aios Iedere aios heeft aan het begin van de opleiding een andere leergeschiedenis en koppelt de nieuw verworven informatie en ervaringen aan al bestaande voorkennis. Zo creëert de aios zijn eigen kennis en inzichten. Door het unieke karakter van kennis is de leerbehoefte van de aios ook uniek. Hiermee wordt in de opleiding rekening gehouden door voor en met de aios
-6-
een leertraject op maat te ontwikkelen. Dit vraagt van de aios een actieve, reflecterende en verantwoordelijke manier van werken en leren. Het is de verantwoordelijkheid van de opleiding, zowel het opleidingsinstituut als de opleidingsinrichting, om een effectief leerklimaat en effectieve leeromgeving te creëren die de aios in staat stellen de vereiste competenties te verwerven. Het leren zelf en de sturing hiervan is de verantwoordelijkheid van de aios. De opleiding biedt structuur in het curriculum, waarbij het accent gedurende de opleiding verschuift van sturing naar zelfsturing. De beroepspraktijk is het vertrekpunt voor leren en opleiden De competenties van de verpleeghuisarts zijn opgesteld door beroepsbeoefenaars uit de praktijk. De aios ontwikkelt de competenties die de beroepspraktijk van hem vraagt. Deze beroepspraktijk is de krachtigste leeromgeving voor het verwerven van de competenties: het werken in de praktijk staat centraal in de opleiding en neemt ongeveer 80% van de totale opleidingstijd in beslag. De beroepspraktijk als vertrekpunt voor de opleiding betekent ook dat tijdens het cursorisch onderwijs de praktijk en vragen uit de praktijk een belangrijke plaats innemen. De praktijk stuurt de inhoud van het onderwijs. Het leren tijdens de instituutsdagen sluit zoveel mogelijk aan bij de leerervaringen in de praktijk. De competenties vormen de basis voor de beoordeling Bij de beoordeling wordt gekeken naar de mate van beheersing van een bepaalde competentie. Dit gebeurt met name door te kijken naar het waarneembare gedrag in de beroepspraktijk. Het belangrijkste doel van de toetsing en beoordeling is het geven van feedback aan de aios ten behoeve van diens leerproces. Aan de hand van de uitkomsten worden nieuwe leerdoelen opgesteld. De aios stelt een leerstrategie op om deze doelen te bereiken. Tijdens latere leergesprekken wordt het behalen van de leerdoelen geëvalueerd. De beoordeling vindt plaats op meerdere tijdstippen: tussentijds om de ontwikkeling te volgen en te sturen en aan het eind van een opleidingsjaar om een aios te kunnen kwalificeren. De beoordeling vindt plaats door meerdere personen, inclusief de aios zelf, en door middel van een verscheidenheid aan toetsinstrumenten. De aios dient de competenties van de verpleeghuisarts in een bepaalde mate (ondergrens) te beheersen. Daarnaast biedt de opleiding mogelijkheden tot verbreding en verdieping van de competenties.
1.3
Inbedding opleidingsplan
Dit opleidingsplan is een uitwerking van het Raamcurriculum, het landelijk geldende kader voor de inrichting en uitvoering van de opleiding door het opleidingsinstituut, gebaseerd op de vereiste competenties van het specialisme verpleeghuisgeneeskunde en de opleidingseisen van het CHVG. Vanaf 2009 wordt het Raamcurriculum het landelijk opleidingsplan genoemd en in de nieuwe regelgeving is het hoofd van het opleidingsinstituut verantwoordelijk voor de correcte vertaling van het landelijke plan in een lokaal plan. Aanpassingen van het landelijke opleidingsplan dienen goedgekeurd te worden door de CHVG en zijn daarmee onderdeel geworden van de regelgeving. Daarnaast is er een door de HVRC vastgesteld landelijk Protocol Toetsing en Beoordeling. 4 In de regelgeving die vanaf 1 januari 2009 van kracht is geworden, wordt het Protocol toetsing en beoordeling onderdeel van het landelijke opleidingsplan en kan dus in de toekomst alleen door het CHVG worden gewijzigd. 4
Protocol Toetsing en Beoordeling verpleeghuisartsopleiding, door HVRC vastgesteld op 1 maart 2007
-7-
Dit opleidingsplan past binnen deze landelijke kaders en beschrijft hoe de VOSON UMC St Radboud de opleiding op lokaal niveau inricht. Leerwerkplannen beschrijven de vorm en de inhoud van het gedeelte van de opleiding in de praktijk van de (stage)opleider, de opleidingsinrichting of stage-inrichting. Een leerwerkplan is opgesteld met inachtneming van het opleidingsplan. In het individueel opleidingsplan (IOP) werkt de aios het opleidingsplan inhoudelijk op individueel niveau uit. In het IOP staat aangegeven op welke wijze de competenties kunnen worden verworven, rekening houdend met de kaders van het opleidingsinstituut (opleidingsplan) en de mogelijkheden en beperkingen van de praktijk (leerwerkplan). Het opleidingsschema is een binnen het opleidingsplan en leerwerkplan passend overzicht van begin- en einddatum, de volgorde en de locaties van onderdelen van de opleiding van de aios. Het individueel opleidingsschema (IOS) is daarmee het ‘spoorboekje’ van ieders opleidingsroute (zie hoofdstuk 6). Het landelijk opleidingsplan (Raamcurriculum), het lokale opleidingsplan, de leerwerkplannen en het individueel opleidingsplan en -schema sluiten op elkaar aan om een goed lopend en transparant opleidingstraject mogelijk te maken. Grafisch zijn de kaders als volgt weer te geven (bron Kaderbesluit CHVG, 21 augustus 2008, toelichting art. B.7.):
-8-
Hoofdstuk 2. Competentieverwerving aan de hand van thema’s Het takenpakket van de verpleeghuisarts/sociaal geriater (specialist ouderengeneeskunde) is omgezet in 17 competenties (verdeeld in subcompetenties) waarover de verpleeghuisarts dient te beschikken. 5 Deze competenties liggen ten grondslag aan de driejarige opleiding tot verpleeghuisarts en zijn geformuleerd en geaccordeerd door de beroepsvereniging NVVA. Bijlage 2 biedt een overzicht van deze competenties. De opleiding is een ontwikkelingstraject waarbinnen de aios deze competenties dient te verwerven. 2.1
Het gebruik van de competenties
De competenties zijn, naar Canadees model, verdeeld over zeven competentiegebieden of -domeinen: 6 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Medisch handelen Communicatie Samenwerking Kennis en wetenschap Maatschappelijk handelen Organisatie Professionaliteit
Onderstaand schema maakt duidelijk dat het medisch handelen daarin centraal staat:
Het model waaraan deze indeling ontleend is, wordt gebruikt in alle medische opleidingen in Nederland. Dit maakt het mogelijk om de verschillende opleidingen met elkaar te vergelijken. Door de competenties naast elkaar te leggen, worden overeenkomsten en verschillen duidelijk. Zo kan men bijvoorbeeld zoeken naar overeenkomsten met de opleiding tot huisarts of geriater. Deze overeenkomsten kunnen aanleiding zijn om gemeenschappelijk onderwijs te ontwikkelen met andere specialistenopleidingen.
5
Nederlandse Vereniging van Verpleeghuisartsen, De competenties van de verpleeghuisarts/sociaal geriater. Kwalificatie-vereisten voor het verbrede specialisme verpleeghuisgeneeskunde/sociale geriatrie, Utrecht, oktober, 2004 6 Het model is in Canada ontwikkeld binnen het CanMEDS 2000 project. Zie hiervoor de website van de Royal College of Physicians and Surgeons of Canada: www.rcpsc.medical.org
-9-
2.2
Competenties en thema’s
De aios dient zich de zeventien competenties van de verpleeghuisarts eigen te maken. Om structuur in de opleiding te brengen, zijn deze competenties over zes thema’s verdeeld. Deze thema’s zijn beschrijvingen van veelvoorkomende situaties die kenmerkend zijn voor het specialisme verpleeghuisgeneeskunde. De volgende zes thema’s worden onderscheiden: 1. Acute zorg Acute zorg aan patiënten met chronische ziekten of met psychogeriatrische problematiek. Deze zorg kenmerkt zich door het handelen onder tijdsdruk, de noodzaak tot triage en het verlenen van crisisinterventie. 2. Chronische somatische zorg Medische zorg aan chronisch zieken en gehandicapten ongeacht waar de patiënt verblijft. 3. Revalidatie Het in een beperkt tijdsbestek behandelen van beperkingen en handicaps ten gevolge van acute of chronische aandoeningen of complicaties hiervan. De behandeling is gericht op functieherstel en kan klinisch of ambulant plaatsvinden. 4. Palliatieve zorg Integrale zorg aan patiënten in de laatste levensfase, gericht op ondersteuning van de patiënt en zijn naasten, met name door het verlichten van belastende symptomen. 5. Psychogeriatrische zorg in instellingen Medische zorg aan psychogeriatrische en gerontopsychiatrische patiënten die in instellingen verblijven. 6. Ambulante psychogeriatrische zorg De zorg aan psychogeriatrische/gerontopsychiatrische ambulante patiënten en hun naasten. De zorg kenmerkt zich door vroegdiagnostiek en (proces)begeleiding van het patiëntensysteem. Van elk thema is aangegeven in welke periode van de opleiding hieraan gewerkt kan worden, welke competenties tot het betreffende thema gerekend kunnen worden en ook hoe deze competenties getoetst kunnen worden. Deze gegevens zijn overzichtelijk gerangschikt in een themakaart. De themakaarten zijn opgenomen in bijlage 3.
- 10 -
Hoofdstuk 3. Het praktijkgedeelte van de opleiding De opleiding bestaat uit opleidingsperiodes en stages (deze twee vormen het praktijkgedeelte van de opleiding ), cursorisch onderwijs en zelfstudie. Het praktijkgedeelte van de opleiding wordt in dit hoofdstuk beschreven en verder uitgewerkt in het leerwerkplan van elke opleidingsinrichting. Het volgende hoofdstuk beschrijft het cursorisch onderwijs en zelfstudie. 3.1
De opleidingsperiodes
De leerwerkplek speelt een grote rol in het leerproces van de aios; daar wordt het vak geleerd. De aios volgt de praktijkperiodes in erkende opleidingsinrichtingen. Karakteristiek voor de opleidingsperiodes is dat werken en leren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De aios participeert in de werkzaamheden die door de artsen worden verricht. Bedrijfsmatig geformuleerd: de aios levert ook productie. Er dient echter ook voldoende tijd te worden besteed aan georganiseerde leeractiviteiten zoals leergesprekken en voorbereidingen voor het cursorisch onderwijs. De aios neemt deel aan de waarneemregeling van de opleidingsinrichting, met ten minste tien avond-, nacht- of weekenddiensten per jaar, en ten hoogste één volledige weekenddienst per maand en één avond- en nachtdienst per week. Het praktijkgedeelte van de opleiding is verdeeld in vier periodes van elk gemiddeld negen maanden met een spreiding van minimaal zes tot maximaal twaalf maanden. De totale opleiding duurt daarmee drie jaar. De aios wordt geacht per periode een minimaal aantal patiënten te behandelen. Hiermee wordt een voldoende spreiding van het aantal ziektebeelden beoogd, waarbij de aios zowel de opname/intake goed moet kunnen verrichten, als ook de continue zorg of ambulante behandeling moet kunnen verlenen. De afzonderlijke periodes worden als volgt omschreven, waarbij de genoemde aantallen als richtlijn dienen bij een voltijdse aanstelling: De periode Somatiek Deze periode is gericht op de zorg voor opgenomen patiënten met somatische aandoeningen, onder wie revalidatiepatiënten. Deze patiënten verblijven in een instelling voor verpleeghuiszorg. De aios
heeft in de volledige periode Somatiek de medische zorg voor minimaal 50 en maximaal 80 patiënten, waaronder minimaal 15 revalidanten. De periode Psychogeriatrie Deze periode is gericht op de zorg voor opgenomen patiënten met psychogeriatrische aandoeningen. Ook deze patiënten verblijven in een instelling voor verpleeghuiszorg. De aios heeft in de volledige periode Psychogeriatrie de medische zorg voor minimaal 60 en maximaal 80 patiënten. Voor beide periodes geldt dat de aios de medische zorg in de rol van hoofdbehandelaar verricht voor minimaal 75% van de patiënten. De periode (stage) Ambulant Deze periode is gericht op de zorg voor zelfstandig wonende ouderen en chronisch zieken met complexe problematiek. Deze patiënten kunnen zowel thuis als op dagbehandelingplaatsen als in het
- 11 -
verzorgingshuis gezien worden. De aios heeft in de volledige periode Ambulant in totaal minimaal 65 nieuwe patiënten in zorg en behandelt in deze periode minimaal 100 patiënten.
De periode Stages Deze periode is gericht op medische activiteiten op een werkplek relevant voor de opleiding tot verpleeghuisarts, maar niet behorend tot de bovengenoemde leerwerkplekken. De aios volgt twee stages: • Een ziekenhuisstage van zes maanden op een of twee van de volgende afdelingen: interne geneeskunde, neurologie, klinische geriatrie, orthopedie of heelkunde. • Een keuzestage van drie maanden. De stage moet bijdragen aan het verwerven van de competenties van de verpleeghuisarts. Zo kan een aios ervoor kiezen om deze periode door te brengen in een revalidatiecentrum om zijn competenties op het gebied van de revalidatiegeneeskunde te verdiepen. Maar er kan ook gekozen worden voor een huisartsenpraktijk met ouderenzorg, een hospice of een periode van wetenschappelijk onderzoek. De keuzestage dient door het hoofd van het opleidingsinstituut te worden goedgekeurd. 3.2 De opleidingsroute De opleidingsroute in de praktijk kan per aios en per regio variëren. Opleidingsperiodes kunnen na elkaar plaatsvinden of parallel lopen. In het laatste geval wordt de periode naar rato verlengd. Als bijvoorbeeld de periodes Somatiek en Psychogeriatrie tegelijk worden gevolgd, duren beide perioden 18 maanden voltijds. Ook kunnen de opleidingsperiodes onderbroken plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een jaar Somatiek en Psychogeriatrie gecombineerd, aangevuld met zes maanden dezelfde combinatie aan het einde van de opleiding. De opleiding hanteert daarbij enkele uitgangspunten en voorkeuren: • De eerste drie maanden van de opleiding vinden verplicht aaneengesloten plaats in het verpleeghuis. In deze periode wordt immers het individueel opleidingsplan en opleidingsschema opgesteld met de daarbij horende leerdoelen. Deze periode is nodig om de aios en de opleider goed zicht te geven op de reeds aanwezige en te ontwikkelen competenties. Dit is de basis voor de verdere opleiding. • De opleidingsinrichtingen kunnen eisen stellen aan de volgorde van de praktijkperiodes en de tijdsduur ervan. Zij zijn immers verantwoordelijk voor de continuïteit van de zorg binnen hun instelling. • Waar mogelijk verdient het aanbeveling om in de eerste 9-12 maanden te kiezen voor een gecombineerde opleidingsperiode Somatiek en Psychogeriatrie. In dat geval kan de laatste opleidingsperiode wederom in deze combinatie plaatsvinden, met een eindbeoordeling door de opleider minimaal drie maanden voor het einde van de opleiding. Dit kan een andere opleider zijn dan in de eerste periode. • De klinische stage vindt aaneengesloten en voltijds plaats. Het navolgende model is een voorbeeld van een opleidingsroute die aan de genoemde uitgangspunten en voorkeuren voldoet: 12 maanden
9 maanden
9 maanden
6 maanden
Somatiek I
Stages
Ambulant
Somatiek II
Psychogeriatrie I
Psychogeriatrie II
- 12 -
3.3
Regionale opleidingsnetwerken
Om de volledige opleiding goed te kunnen invullen, is afstemming nodig tussen opleidingsen stage-inrichtingen. Denk daarbij aan verpleeghuisorganisaties, ziekenhuizen, ambulante afdelingen en verblijfsafdelingen van GGz-instellingen, hospices, revalidatiecentra en wetenschappelijke instituten. Die afstemming wordt gerealiseerd binnen regionale opleidingsnetwerken, die samen de opleiding van de aios in de praktijk vormgeven. In deze netwerken wordt optimaal rekening gehouden met de wensen en mogelijkheden van zowel de aios als de opleidings- en stage-inrichtingen in de regio. In het netwerk zijn in het algemeen meerdere aios tegelijkertijd met de opleiding bezig. Hoewel het streven is de opleiding zoveel mogelijk binnen een regio vorm te geven, is het denkbaar dat bijvoorbeeld een keuzestage buiten de regio plaatsvindt. Niet elke regio heeft immers hetzelfde aanbod van faciliteiten, zoals bijvoorbeeld een hospice.
3.4
De (regionale) opleidingscoördinator
Elk regionaal opleidingsnetwerk heeft een eigen opleidingscoördinator. Deze functionaris stemt onder andere leerwerkplannen van de betrokken instellingen en de opleidingsroutes van de verschillende aios op elkaar af en organiseert in samenwerking met het opleidingsinstituut gezamenlijke onderwijsactiviteiten voor aios en opleiders binnen het samenwerkingsverband.
3.5
De opleider en stageopleider
In elke opleidings- of stageperiode wordt de aios begeleid door een door de HVRC erkende opleider of stageopleider. De opleiders zijn verbonden aan een opleidingsinrichting en zorgen voor adequate voorwaarden voor het leerproces van de aios. Verder begeleiden zij de aios in het verwerven van de competenties van de verpleeghuisarts. Hiertoe observeren zij de aios regelmatig en houden wekelijks leergesprekken. De opleiders beoordelen de mate waarin de aios beschikt over de competenties van de verpleeghuisarts zoals vastgelegd in het Protocol Toetsing en Beoordeling en verder is uitgewerkt in het Toetsplan . Om hun onderwijstaak goed te kunnen vervullen volgen zij onder andere didactische trainingen die door het opleidingsinstituut georganiseerd worden. Stageopleiders zijn verbonden aan stageverlenende instellingen en zij begeleiden de aios bij de uitvoering van het individueel opleidingsplan in de stage-inrichting. Zij beoordelen ook of de stagedoelen door de aios behaald zijn. De taken van de (stage)opleider zijn beschreven in het leerwerkplan van de opleidings/(stage) inrichting.
- 13 -
- 14 -
Hoofdstuk 4. Het cursorisch onderwijs 4.1
Het doel van het cursorisch onderwijs
Het cursorisch onderwijs kent twee hoofddoelen: a. Reflectie op het eigen handelen Het reflecteren op het eigen (beroeps-)handelen is een belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling tot verpleeghuisarts. Veel activiteiten op de terugkomdagen hebben het karakter van reflecteren, zoals het bespreken van voorbereidingsopdrachten, werken met de toetsinstrumenten of supervisie. Het reflecteren als onderdeel van het cursorisch onderwijs kan het meest effectief plaatsvinden in groepsverband, waarbij tevens geleerd kan worden van de inbreng en feedback van anderen. b. Verdiepen van kennis en vaardigheden De verdieping van kennis en vaardigheden kan op uiteenlopende wijzen georganiseerd worden: individueel, in volgens verschillende criteria samengestelde groepen, door middel van literatuurstudie of computerondersteund onderwijs, in een skillslab, in trainingsgroepen, etc. Het is wenselijk dat de aios, na zich de basale kennis en vaardigheden van de specialist ouderengeneeskunde eigen te hebben gemaakt, uit verschillende mogelijkheden kan kiezen om te kunnen aansluiten bij zijn actuele leerbehoefte. Deze leerbehoefte zal grotendeels bepaald worden door de praktijkervaring van de aios. Het cursorisch onderwijs bestaat uit alle door het opleidingsinstituut aangestuurde activiteiten. De opleiding omvat ten minste 40 dagen cursorisch onderwijs per jaar.
4.2
Verschillende vormen van cursorisch onderwijs
De (minimaal) 40 dagen cursorisch onderwijs worden als volgt ingevuld: Instituutsdagen: Onderwijs binnen de regio: Landelijke dagen: E-learning:
60 - 75% 10 - 25% 0 - 10% 0 - 5%
Instituutsdagen Deze dagen vinden in de regel plaats bij het opleidingsinstituut in Nijmegen. De invulling van deze dagen wordt verderop beschreven. Onderwijs binnen de regio Een aantal onderwijsdagen per jaar zal het cursorisch onderwijs plaatsvinden binnen de regio waar de aios het praktijkgedeelte van de opleiding volgt. De volgende onderwerpen en werkvormen komen daarbij aan bod: • het refereren over wetenschappelijke literatuur of resultaten van (eigen) onderzoek; • het presenteren van casuïstiek, eventueel patiëntendemonstraties; • het bespreken van thema’s zoals regionale protocollen en richtlijnen, regionale opzet van ketenzorg, kleinschalige woonvormen en dergelijke;
- 15 -
•
regionale woon-zorgvormen voor bijzondere doelgroepen zoals jongeren, jongdementerenden, Korsakovpatiënten, Huntingtonpatiënten en dergelijke. Het streven is om deze activiteiten te combineren met activiteiten van andere medische vervolgopleidingen. Dit biedt de aios de mogelijkheid om te ervaren hoe vanuit verschillende perspectieven tegen eenzelfde onderwerp aangekeken kan worden. Landelijke dagen Deze dagen vinden plaats in samenwerking met de andere twee opleidingen in Leiden en Amsterdam. Gedurende deze dagen worden voor het specialisme relevante onderwerpen behandeld door deskundigen op hun vakgebied. Tevens is het een gelegenheid voor aios om collega’s van andere opleidingsinstituten te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen. E-learning Het is gewenst dat de aios gedurende zijn opleiding ook in aanraking komt met het leren in een digitale leeromgeving. Het gaat hierbij om door het opleidingsinstituut digitaal aangeboden programma’s, die de aios buiten het instituut kan volgen. De aios krijgt vanuit het programma of van een docent van het opleidingsinstituut feedback op zijn reacties op het programma. Zelfstudie De aios wordt geacht om naast het cursorisch onderwijs en het leren/werken in de praktijk ook zelf bezig te zijn met leeractiviteiten in het kader van zijn opleiding.
4.3
De instituutsdagen
Bij het onderwijs tijdens de instituutsdagen wordt optimaal gebruikgemaakt van de mogelijkheden van het leren in een groep. De samenstelling van die groep zal in principe gedurende het eerste jaar ongewijzigd blijven. De groep heeft twee groepsdocenten, een verpleeghuisarts en een gedragswetenschapper. De meeste instituutsdagen kennen een ochtend- en middagprogramma met een herkenbaar stramien. Naast uitwisseling van ervaringen en reflectie op het eigen handelen, is ruim tijd ingebouwd voor verdieping van kennis en vaardigheden aan de hand van de onderwijsprogramma’s. De ochtend De ochtend wordt in het algemeen begeleid door beide groepsdocenten. Tijdens de ochtend kunnen de volgende onderdelen aan bod komen: • Inbrengronde: uitwisseling van ervaringen en reflectie daarop, leervragen etc. • Terugblik op hoogte- en dieptepunten van de week. • Actualiteit: bespreking van ‘hot topics’. • Referaten. • Individueel opleidingsplan (IOP), portfolio-bespreking, bespreking van meegenomen video’s en andere toetsvormen. • Supervisie: 13 ochtenden. • De onderwijsprogramma’s over de competentiegebieden Communicatie, Samenwerking, Organisatie, Kennis en wetenschap, Maatschappelijk handelen, Professionaliteit, voor zover niet geïntegreerd in medische programma’s.
- 16 -
De middag Tijdens de middag komen met name de onderwijsprogramma’s voor het competentiegebied Medisch handelen aan bod, ingedeeld naar de thema’s. Waar mogelijk en zinvol, worden de andere competentiedomeinen daarin geïntegreerd. De programma’s worden begeleid door een (vak-)docent die ter zake kundig is op het desbetreffende gebied. Vanaf de tweede helft van het eerste jaar zullen keuzemogelijkheden worden ingebouwd.
4.4
Vaste opleidingsonderdelen
Naast de reguliere instituutsdagen zijn er nog enkele vaste onderdelen van het curriculum die een andere opbouw hebben. Introductie De opleiding start met een introductie van enkele dagen waarin allerlei inhoudelijke en praktische zaken aan de orde komen. Daarnaast is het belangrijkste doel: kennismaken met de opleiding, het vak en elkaar. Een gezamenlijk programma met de opleiders vormt de afronding van deze introductie. Praktijkobservatie Eenmaal per jaar brengt de aios een dag door bij een collega-aios om diens praktijk te observeren. Dit helpt de aios om te zien hoe vergelijkbare taken binnen verschillende organisaties op verschillende manieren worden aangepakt. De aios ontvangt op zijn beurt ook een collega-aios op zijn leerwerkplek. NVVA-jaarcongres De aios bezoekt jaarlijks het NVVA-jaarcongres. Naast kennisname van relevante vakinhoudelijke onderwerpen en inzicht in de doelstelling en het functioneren van de NVVA, biedt deze dag de mogelijkheid voor contact met andere aios en specialisten ouderengeneeskunde uit het hele land. Supervisie en intervisie Supervisie is een methode om te leren van de eigen werkervaringen en is gericht op het persoonlijke aspect van de beroepsuitoefening. Tijdens 13 bijeenkomsten in groepen van drie tot vier aios staan het persoonlijk handelen en de reflectie daarop centraal. Tevens wordt de aios vertrouwd gemaakt met de intervisiemethode, waarbij - al of niet onder docentbegeleiding - onderlinge reflectie wordt gestimuleerd. Veranderingsmanagement Als themaoverstijgende toetsvorm bij het competentiegebied Organisatie doet de aios tijdens de opleiding schriftelijk en mondeling verslag van een, volgens richtlijnen, zelf opgezet en uitgevoerd project veranderingsmanagement. Scriptie In het kader van het competentiedomein Kennis en wetenschap maakt de aios een verslag van een wetenschappelijk (literatuur- of empirisch) onderzoek op het terrein van het specialisme ouderengeneeskunde.
- 17 -
Onderzoek- & onderwijsdag Aios presenteren hun scripties tijdens de jaarlijkse Nijmeegse Onderzoek- & onderwijsdag, die voor opleiders en verpleeghuisartsdocenten geaccrediteerd is. Aios doen ten overstaan van elkaar en anderen verslag van hun wetenschappelijke inspanningen en resultaten, waarbij gelegenheid is tot discussie en feedback. Doel is om kennis te nemen van de actuele stand van zaken en recente inzichten inzake onderzoek. Voor aios is het tevens een gelegenheid inspiratie op te doen voor hun eigen scriptie(proces). Onderwijs samen met aios huisartsgeneeskunde Gedurende de opleiding is er een aantal onderwijsprogramma’s gezamenlijk met aios huisartsgeneeskunde, bijvoorbeeld over revalidatie na CVA, dementie, en complexe geriatrie in het verzorgingshuis.
- 18 -
5. Toetsing en beoordeling In een competentiegericht curriculum is de wijze van beoordelen en toetsen van groot belang. De toetsing moet duidelijk maken of de aios zich de competenties van de verpleeghuisarts heeft eigen gemaakt. Toetsen stuurt ook het leergedrag van de aios. De opleidingen hebben gezamenlijk een Protocol Toetsing en Beoordeling ontwikkeld 7 . Het toetsplan van de VOVA voldoet aan dit protocol. 5.1 Soorten beoordelingen Er worden twee soorten beoordelingen onderscheiden: • Educatieve beoordelingen Deze zijn gericht op de voortgang van het leerproces van de aios. Door de feedback die de aios ontvangt, krijgt hij inzicht in zijn sterke en zwakke kanten.Vanuit dit inzicht kan hij verdere sturing aan zijn leerproces geven. • Selectieve beoordelingen Deze zijn gericht op het nemen van een beslissing met betrekking tot de voortgang van de opleiding. In principe zijn er drie beslissingen mogelijk: • voldoende: de opleiding wordt voortgezet volgens het individueel opleidingsprogramma; • twijfelachtig: de opleiding wordt onder voorwaarden voortgezet; het individuele opleidingsprogramma wordt aangepast; • onvoldoende: de opleiding van de aios wordt niet voortgezet. 5.2 Frequentie van de beoordelingen De frequentie en de momenten van beoordeling zijn afhankelijk van het educatieve of selectieve doel ervan. Educatieve beoordeling is een permanent proces waarbij de aios feedback ontvangt over zijn functioneren. Na een zelfbeoordeling bij de start van de opleiding, vinden er per opleidingsjaar minimaal twee educatieve beoordelingen plaats waarin de voortgang van het leerproces wordt beoordeeld. Daarnaast kunnen extra toetsen en beoordelingen worden ingelast op initiatief van een beoordelaar of de aios zelf. Selectieve beoordeling vindt minimaal een keer per opleidingsjaar plaats. Daarnaast kan de opleider of docent-beoordelaar op elk moment tijdens de opleiding het hoofd verzoeken om een extra selectieve beoordeling. 5.3 Toetsplan De aios dient deel te nemen aan een aantal verschillende toetsen gedurende de opleiding. De VOVA beschikt over een toetsplan, waarin beschreven staat hoe de aios beoordeeld wordt en met welke toetsinstrumenten. Dit toetsplan is een nadere uitwerking van het landelijk Protocol Toetsing en Beoordeling. In het toetsboek zijn de diverse toetsen uitgewerkt.
7
Protocol Toetsing en Beoordeling, goedgekeurd door de HVRC op 1 maart 2007
- 19 -
- 20 -
Hoofdstuk 6. Het individueel opleidingsplan (IOP) en -schema (IOS) Het individueel opleidingsplan (IOP) is een uitwerking van het opleidingsplan op individueel niveau, dat aangeeft op welke wijze de competenties kunnen worden bereikt. Het individueel opleidingsschema (IOS) is een binnen het opleidingsplan passend overzicht van begin- en einddatum, de volgorde en de locaties van (onderdelen van) de opleiding van de aios. Bij aanvang van de opleiding stelt de aios in samenspraak met de opleider en instituutsdocent een voorlopig IOS en IOP op. Enerzijds kan de aios hierbij uitgaan van zijn leerwensen en specifieke belangstelling voor bepaalde aandachtsvelden van het vak, anderzijds dient de aios rekening te houden met de eisen zoals die gesteld zijn in het opleidingsplan en de logistieke mogelijkheden en beperkingen van leerwerkplekken en stageplaatsen. Het IOS is daarmee de routekaart met een planning van het opleidingstraject. Na drie maanden wordt het IOP door het hoofd vastgesteld, inclusief de eventuele vrijstellingen en deeltijdfactor. 6.1 Begeleiding bij opstellen IOP en IOS Iedere aios heeft een persoonlijke docent-coach. 8 Dit is een van de docenten van de eigen jaargroep. Deze docent begeleidt de aios bij diens leerproces in het algemeen en bij het opstellen en bijstellen van zijn IOP en IOS. De coach treedt op als adviseur van het hoofd bij het vaststellen en wijzigen ervan. 6.2 Vrijstellingen De mogelijke vrijstellingen voor aios staan beschreven in het Kaderbesluit B.11 en Besluit verpleeghuisgeneeskunde, titel II: artikel B.4. 6.3 Deeltijdopleiding De opleiding kan in deeltijd worden gevolgd en beslaat dan minstens de helft van een voltijdse aanstelling. Daarbij geldt dat de praktijkopleiding over ten minste drie dagen verspreid dient te zijn. De volgende onderdelen van de opleiding kunnen echter niet in deeltijd worden gevolgd: de introductiedagen, de supervisie, de klinische stage en het cursorisch onderwijs. Bij een opleiding in deeltijd worden de daarvoor in aanmerking komende onderdelen van de opleiding naar rato verlengd. Deze aanpassingen worden in het IOS vastgelegd. .
8
In de opleiding wordt de term docent-coach gebruikt voor de instituutsdocent die de individuele aios gedurende (een deel van) de opleiding begeleidt.
- 21 -
- 22 -
Bijlage 1.
Begrippenlijst
Omschrijving van gebruikte termen
9
Aios
arts in opleiding tot specialist
Beoordelen
interpretatie van de toetsresultaten ten opzichte van een norm
Beslissen
consequenties verbinden aan de beoordeling
Competenties
de kwalificatie-eisen waaraan moet zijn voldaan om als specialist te kunnen worden geregistreerd
Cursorisch onderwijs
gestructureerd onderwijs in cursusvorm, in aanvulling op praktijkleren
Deeltijdopleiding
minder dan een volledige week werkzaam zijn, zoals neergelegd in de betreffende regeling arbeidsvoorwaarden (zie voltijdse opleiding)
Docent-coach
de instituutsdocent die de individuele aios gedurende (een deel van) de opleiding begeleidt
Educatieve beoordeling
een oordeel geven over het al dan niet aanpassen van een individueel opleidingsplan
Extrabegeleidingstraject
een aangepast individueel opleidingsplan waarmee de opleiding van de aios onder voorwaarden wordt voortgezet met een selectieve beoordeling als eindpunt
Hoofd
hoofd van een opleidingsinstituut
Individueel opleidingsplan
uitwerking van het opleidingsplan op individueel niveau, dat aangeeft op welke wijze de competenties kunnen worden bereikt
Individueel opleidingsschema
een binnen het opleidingsplan passend overzicht van begin- en einddatum, de volgorde en de locatie(s) van (onderdelen van) de opleiding van de aios
Instelling
een bestuurlijke eenheid, al dan niet over meer locaties verspreid, waar een deelgebied van de geneeskunde wordt uitgeoefend dat door het CHVG, het CSG of het CCMS als zodanig is aangewezen of waar één of meer beroepen in de individuele gezondheidszorg worden uitgeoefend
9
De omschrijvingen sluiten zoveel mogelijk aan bij die in het Kaderbesluit CHVG, Raamcurriculum en het protocol Toetsing en Beoordeling. Meer begrippen zijn in die documenten beschreven.
- 23 -
Instituut
organisatie die, in universitair verband, de gehele opleiding kan coördineren en voor de uitvoering van het cursorisch onderwijs kan zorgdragen
Instituutsdocent
een medewerker van het opleidingsinstituut die betrokken is bij het onderwijs aan en de beoordeling van aios
Instituutsreglement
reglement dat de praktische gang van zaken tussen het opleidingsinstituut en de aios, opleiders, stageopleiders, en de opleidings- en stage-inrichtingen regelt
Kaderbesluit CHVG
het besluit van het CHVG waarin de algemene eisen geregeld zijn voor: de opleiding tot huisarts, verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten; de erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut voor de opleiding tot huisarts, verpleeghuisarts of arts voor verstandelijk gehandicapten; de registratie en herregistratie van huisartsen, verpleeghuisartsen en artsen voor verstandelijk gehandicapten
Landelijk opleidingsplan
plan dat het kader betreffende de inrichting en de uitvoering van de opleiding stelt (zie Raamcurriculum)
Leerwerkplan
plan dat de vorm en inhoud beschrijft van het praktisch en theoretisch gedeelte van de opleiding in de praktijk van de opleider, de opleidingsinrichting, stageopleider of stageinrichting, met inachtneming van het opleidingsplan
Opleider
een door de HVRC voor de opleiding erkende specialist onder wiens verantwoordelijkheid de gehele opleiding of een gedeelte van de opleiding tot specialist plaatsvindt
Opleiding
de opleiding tot verpleeghuisarts/specialist ouderengeneeskunde
Opleidingsinrichting
door de HVRC erkende instelling in Nederland, dan wel een locatie van de instelling, waar praktijkopleiding plaatsvindt
Opleidingsinstituut
instituut in Nederland dat ten behoeve van de opleiding tot verpleeghuisarts door de HVRC is erkend en dat het cursorisch onderwijs verzorgt
Opleidingsplan
door een opleidingsinstituut opgesteld plan dat de inrichting en de uitvoering van de opleiding beschrijft en het kader vormt voor de opleidingsschema’s en de individuele opleidingsplannen, alsmede voor de leerwerkplannen
Portfolio
een verzameling van documenten waarin de verplichtingen voortvloeiende uit de CHVG-regelgeving worden bijgehouden, waaruit de voortgang van de opleiding en de zelfreflectie van de aios blijken, met ten minste de documenten ten behoeve van de beoordeling van de aios
- 24 -
Praktijkopleiding
in de praktijk opdoen van competenties in het kader van de opleiding
Regionaal opleidingsnetwerk
een samenwerkingsverband tussen opleidingsinrichtingen en stage-inrichtingen ten behoeve van het onderwijs van de aios
Raamcurriculum
landelijk geldend kader voor het inrichten van de opleiding conform de opleidingseisen, inclusief de competenties (zie landelijk opleidingsplan)
Selectieve beoordeling
een oordeel geven over het al dan niet voortzetten van de opleiding
Stage
deel van de opleiding dat plaatsvindt buiten het specialisme waartoe wordt opgeleid
Stage-inrichting
door de HVRC erkende, al dan niet over meer locaties verspreide instelling of afdeling van een instelling waar een stage kan worden gevolgd voor een specialisme
Stageopleider
degene die een stage in een stage-inrichting als onderdeel van de opleiding in een specialisme verzorgt en door de HVRC is erkend voor de praktijkopleiding van aios
Thema
een om onderwijskundige redenen afgebakend herkenbaar deel van het veld van het specialisme ouderengeneeskunde (verpleeghuisgeneeskunde)
Toetsboek
een werkboek met een overzicht van de in de opleiding te hanteren toetsen met bijbehorende toetsinstrumenten
Toetsing
vaststellen of en in welke mate aan de leerdoelen is voldaan
Toetsplan
reglement waarin de uitvoering van het landelijk Protocol Toetsing en Beoordeling is beschreven
Voltijdse opleiding
een volledige week werkzaam zijn in de praktijk, zijnde 29,5 uur, naast het cursorisch gedeelte (6,5 uur)
Vrijstelling
de ontheffing van de verplichting deel te nemen aan een gedeelte van de opleiding met als gevolg bekorting van de duur van de opleiding
Zelfstudie
voor de opleiding noodzakelijke activiteiten die geen deel uitmaken van de praktijkopleiding en het cursorisch onderwijs
- 25 -
- 26 -
Bijlage 2. De competenties van de verpleeghuisarts 10 De context van de werkzaamheden van de verpleeghuisarts De doelgroep: kwetsbare ouderen en chronisch zieken met complexe problemen en een of meer aandoeningen, ongeacht waar zij verblijven. Doelstelling: het behouden of bereiken van voor de betrokken patiënt optimale niveau van functionele autonomie en kwaliteit van leven. Om dit te bereiken zijn zowel diagnostiek als behandeling (cure) als zorg (care) aangewezen. In de verpleeghuisgeneeskunde nemen ook de relatie tussen de patiënt en zijn omstandigheden en die tussen de patiënt en zijn zorgsysteem een essentiële plaats in. Veelal wordt ook het zorgsysteem behandeld met als doel het bereiken van een optimaal niveau van lichamelijke en psychische gezondheid en kwaliteit van leven van de patiënt. Het medisch handelen en het zorgproces zijn met name gericht op het voorkómen dan wel beperken van negatieve functionele en psychosociale gevolgen van ziekten. Dit vereist een voortdurend afwegen of men al dan niet tot handelen moet overgaan. Werkterreinen: het medisch handelen ligt met name op de volgende gebieden: revalidatie, chronische somatische en/of psychogeriatrische zorg, palliatieve terminale zorg, crisisinterventie, diagnostiek en advies. Overzicht van de competentiegebieden 1. Medisch handelen 2. Communicatie 3. Samenwerking 4. Kennis en wetenschap 5. Maatschappelijk handelen 6. Organisatie 7. Professionaliteit
10
De vetgedrukte en genummerde competenties gelden voor de verpleeghuisarts en zijn globaal van karakter. De competenties zijn doorgenummerd om een zo eenvoudig mogelijke structuur te krijgen bij het gebruik in het onderwijs.
- 27 -
De verpleeghuisarts … Medisch handelen In het competentiegebied Medisch handelen gaat het om het kerngebied van het vak. De overige competentiegebieden kunnen niet los gezien worden van dit eerste terrein. In de beschrijving is een combinatie gemaakt van de stappen diagnose - behandeling – preventie en de stappen van een cyclisch zorgproces. Verder wordt er een hoofdonderscheid gemaakt tussen de directe patiëntenzorg (1) en het verlenen van consultaties (2). 1
hanteert diagnostische en therapeutische vaardigheden ten behoeve van een doeltreffende, doelmatige en patiëntgerichte zorg in een integraal, multidisciplinair, probleemgericht en cyclisch zorgproces:
1.1
neemt goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling.
1.1.1
diagnosticeert en prognosticeert somatische, psychogeriatrische en gerontopsychiatrische ziektebeelden en intercurrente aandoeningen, niet alleen gericht op het stellen van de diagnose, maar ook op het constateren van de bijbehorende stoornissen, beperkingen en handicaps en op de zorgbehoeften/-wensen. De diagnostiek kan plaatsvinden in verschillende stadia van de problematiek: acuut, chronisch, terminaal. Meer specifiek (het doelmatig verrichten van): • anamnese en heteroanamnese; • algemeen lichamelijk onderzoek; • specifiek onderzoek (oriënterend neurologisch en (neuro-)psychologisch (test)onderzoek); • psychiatrisch en psychogeriatrisch onderzoek; • het beoordelen van wilsbekwaamheid; • de noodzaak tot aanpassing van de juridische status, de noodzaak van de toepassing van middelen en maatregelen en dwangbehandeling; • aanvragen van laboratoriumonderzoek, technisch en specialistisch onderzoek, beoordelen en vaststellen van de individueel aangewezen zorg op basis van ziektegerichte diagnostiek en ziekte-gevolgendiagnostiek; • inschatten van de ontwikkeling van de zorgvraag; • analyseren en interpreteren van de bevindingen bij het onderzoek (probleemverheldering, -analyse en -definitie, differentiaal diagnostiek, systeemanalyse).
1.1.2
verricht doelmatig (of laat verrichten) behandelingen gericht op genezing en op onderhoudsbehandeling bij chronische aandoeningen conform het zorg/behandelplan, onder andere: • inzetten en afstemmen van medicamenteuze therapie; • aanvragen van paramedische en psychosociale behandelingen/interventies; • aansturen van specifieke verpleegkundige of verzorgende interventies; • (laten) uitvoeren van de medisch-technische en andere verrichtingen; • toepassen van systeeminterventies en andere psychotherapeutische deeltechnieken;
- 28 -
• •
crisisinterventie verrichten (methodiek van ingrijpen in acute situaties); verwijzen naar of consulteren van externe specialisten.
1.1.3
doet aan individuele preventie: • het voorkomen van ziekten en functieverlies; • het voorkomen van verergering van ziekten en functieverlies.
1.2
stelt een zorg-/behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren.
1.3
voert op competente wijze alle medisch-technische verrichtingen uit die essentieel zijn voor het eigen vakgebied.
1.4
evalueert en stelt in overleg met de patiënt zo nodig het zorg-/behandelplan bij.
2
verleent effectieve consultaties:
2.1
in de patiëntenzorg,
2.2
in het onderwijs,
2.3
in juridische kwesties (in bewaringstelling, rechtelijke machtiging).
Communicatie Het competentiegebeid Communicatie omvat alle communicatie en samenwerking met de patiënt en diens systeem. Punt 3 beslaat het geheel van de relatie met de patiënt/systeem, punt 4 beschrijft het verwerven van informatie, terwijl punt 5 betrekking heeft op het geven van informatie.
3
bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten en hun systeem op:
3.1
kan omgaan met de diversiteit in etnische en culturele achtergronden van patiënten;
3.2
kan omgaan met patiënten met communicatieve en cognitieve beperkingen;
3.3
creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door begrip, vertrouwen, empathie en vertrouwelijkheid.
4
verkrijgt doelmatig relevante patiënteninformatie:
4.1
verkrijgt relevante informatie bij de patiënt, diens systeem of bij andere hulpverleners;
4.2
toont interesse in de ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt over het ontstaan, de aard en de behandeling van zijn of haar ziekte of problemen;
4.2
schat de invloed van factoren als leeftijd, geslacht, etnisch-culturele achtergrond, sociaal netwerk en emotie naar waarde in.
- 29 -
5
bespreekt de relevante informatie goed met patiënten en familie:
5.1
verkrijgt instemming met het zorg/behandelplan;
5.2
informeert en adviseert de patiënt op invoelende wijze en met respect, en bevordert intussen begrip, discussie en actieve deelname van de patiënt in beslissingen over zijn of haar behandeling;
5.3
kan luisteren naar een patiënt en diens familie (om een optimale en consistente patiëntenzorg voor de patiënt en zijn familie te waarborgen);
5.4
verifieert het begrip van de patiënt en diens familie;
5.5
houdt duidelijke en accurate dossiers bij.
Samenwerking Punt 6 betreft de samenwerking met en rond de individuele patiënt, terwijl punt 7 patiëntoverstijgend is. Hierbij valt te denken aan commissiewerk, onderzoek en onderwijs.
6
overlegt doelmatig • met het multidisciplinair team over het zorg/behandelplan; • met collega’s uit de eerste of tweede lijn over de patiënt; • met zorgverleners van andere instellingen over de zorg voor de patiënt:
6.1
onderkent hierbij de grenzen van zijn eigen deskundigheid;
6.2
onderkent de rol en deskundigheid van andere betrokkenen;
6.3
betrekt de patiënt en zijn familie bij de besluitvorming;
6.4
integreert expliciet de mening van de patiënt en zorgverleners in behandelplannen;
6.5
hakt knopen door.
7
draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg, onder meer in de medische as:
7.1
geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod: onderkent de deskundigheid van andere teamleden, respecteert de meningen en rollen van individuele teamleden, draagt bij aan een gezonde teamontwikkeling en conflicthantering en zet eigen deskundigheid in bij de taken waar het team voor staat.
- 30 -
Kennis en wetenschap De competenties die vallen onder het eerste competentiegebied Medisch handelen, zoals diagnosticeren en behandelen, vragen om veel (parate) kennis. Het competentiegebied Kennis en wetenschap richt zich op het proces van kennis verwerven en het omgaan met kennis. Punt 8 richt zich op het kritisch beoordelen van de wetenschappelijke literatuur, punt 9 op het participeren in projecten gericht kennisvermeerdering of –borging, punt 10 op de persoonlijke ontwikkeling en punt 11 op het delen van de eigen deskundigheid met anderen.
8
beoordeelt medische informatie van het eigen vakgebied kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming:
8.1
stelt vragen zo, dat ze in principe te beantwoorden zijn met behulp van wetenschappelijke literatuur;
8.2
zoekt efficiënt naar wetenschappelijke gegevens;
8.3
beoordeelt de kwaliteit van wetenschappelijke gegevens;
8.4
blijft op de hoogte van de onderbouwing van de zorgnormen bij problemen die in de beroepspraktijk veel voorkomen.
9
bevordert de verbreding van en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis door het meewerken aan gemeenschappelijke researchprojecten, kwaliteitsborging of de ontwikkeling van richtlijnen voor de beroepspraktijk:
9.1
kan zelfstandig literatuuronderzoek doen;
9.2
kan participeren in gezamenlijke onderzoeksprojecten;
9.3
kan participeren in kwaliteitsborging;
9.4
kan participeren in richtlijnontwikkeling.
10
ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan:
10.1
stelt persoonlijke leerdoelen vast;
10.2
kiest geschikte leermethoden;
10.3
evalueert de eigen leerresultaten voor het eigen beroepshandelen.
11
bevordert de deskundigheid van studenten, aios, en van collega’s, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg via onderwijs; voorlichting en publicaties:
- 31 -
11.1
helpt anderen hun leerbehoefte te formuleren;
11.2
adviseert anderen hoe zij zich verder kunnen ontwikkelen;
11.3
geeft constructieve feedback;
11.4
past principes van het leren door volwassenen toe in de interactie met anderen.
Maatschappelijk handelen Het competentiegebied Maatschappelijk handelen richt zich op de maatschappelijke context van het handelen van de verpleeghuisarts en op vormen van belangenbehartiging ten behoeve van de patiënten door de verpleeghuisarts. Punt 12 focust op de arts - patiëntrelatie en van daaruit op eventuele grotere groepen, zoals bij de bestrijding van besmettelijke infecties; punt 13 betreft grotere groepen, zoals bij infectiepreventie. 12
kent en herkent de determinanten van de gezondheid van patiënten om de gezondheid van patiënten en de volksgezondheid te bevorderen:
12.1
past de patiëntenzorg en voorlichting aan om zo de gezondheid te bevorderen en het inzicht in het beleid te vergroten;
12.2
stimuleert copingsvaardigheden;
12.3
stimuleert de actieve deelname in de medische besluitvorming.
13
herkent en reageert op die kwesties waar belangenbehartiging namens patiënten, beroepen of de samenleving gewenst is:
13.1
identificeert risicogroepen;
13.2
onderkent beleidsmaatregelen die de gezondheid beïnvloeden;
13.3
hanteert methoden om de ontwikkeling van gezondheidszorg- en sociaal beleid te beïnvloeden.
Organisatie Het competentiegebied Organisatie betreft zowel het organiseren als een activiteit van de arts (punt 14) als het werken in een organisatie (punt 15). 14
organiseert het werk naar een balans tussen het beroepsmatig handelen, de behoefte aan verdere ontwikkeling en privé-leven:
14.1
past effectief tijdmanagement toe;
14.2
evalueert zichzelf om tot realistische verwachtingen te komen.
- 32 -
15
werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorgorganisatie:
15.1
zorgt voor een goede praktijkvoering;
15.2
functioneert in bredere managementsystemen in organisaties, zoals in teams en (kwaliteits-)commissies;
15.3
besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord;
15.4
gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, scholing en andere activiteiten.
Professionaliteit Het competentiegebied Professionaliteit heeft betrekking op de kwaliteitseisen die gesteld worden aan het beroepsuitoefening van de verpleeghuisarts. Dit betekent dat dit aspect nog minder dan de andere competentiegebieden los gezien kan worden van de overige. Verder is het juridisch en ethisch verantwoord handelen bij dit competentiegebied ondergebracht. 16
levert hoogstaande zorg op een integere, oprechte en betrokken wijze:
16.1
kan reflecteren op zijn handelen als verpleeghuisarts;
16.2
kan verantwoording afleggen over zijn handelen als verpleeghuisarts;
16.3
hanteert persoonlijke en professionele grenzen;
16.4
neemt de consequenties van fouten in het eigen handelen;
16.5
spreekt anderen aan op (bijna-)incidenten.
17
oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische en juridische normen van het beroep:
17.1
werkt vanuit juridische kaders, zoals de WGBO, de BOPZ, de wet BIG, en dergelijke;
17.2
handelt professioneel vanuit eigen waarden en normen;
17.3
kan effectief omgaan met ethische dilemma’s;
17.4
kan sturing geven aan overleg over ethische problemen.
- 33 -
- 34 -
Bijlage 3.
Themakaarten
Thema 1. Acute zorg Omschrijving thema: Acute zorg aan mensen met chronische ziekten en / of psychogeriatrische problematiek. Deze zorg kenmerkt zich door het handelen onder tijdsdruk, de noodzaak tot triage en het verlenen van crisisinterventie. Leerperiode: Somatiek, Psychogeriatrie, Stage (SEH, huisartsenpraktijk) Rollen verpleeghuisarts: Hoofdbehandelaar Competentiegebieden Medisch handelen
Communicatie
Samenwerking Kennis en wetenschap Maatschappelijk handelen Organisatie
Professionaliteit
Geoperationaliseerde competentie - Neemt ten aanzien van acute problemen en aandoeningen goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Stelt ten aanzien van acute problemen en aandoeningen een zorg / behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Voert relevante medisch-technische verrichtingen uit. - Bouwt in medisch acute situaties een functionele behandelrelatie op met patiënten en hun systeem; - Verkrijgt in medisch acute situaties relevante informatie bij de patiënt, hun systeem of bij andere hulpverleners; - Verkrijgt in medisch acute situaties instemming met het behandelplan; - Houdt duidelijke en accurate dossiers bij. - Overlegt in medisch acute situaties doelmatig; - Neemt in medisch acute situaties doelmatig besluiten. - Blijft op de hoogte van de onderbouwing van zorgnormen bij medisch acute situaties. - Kent en herkent de determinanten van de gezondheid van patiënten om de gezondheid van patiënten en de volksgezondheid te bevorderen, zoals bij besmettelijke aandoeningen en calamiteiten. - Past effectief tijdmanagement toe zoals onder tijdsdruk en bij noodzaak tot triage; - Zorgt voor een goede praktijkvoering ten aanzien van bereikbaarheids- en aanwezigheidsdiensten. - Reflecteert en legt verantwoording af over zijn medisch handelen; - Gaat om met en neemt de consequenties van fouten in het eigen handelen; - Spreekt anderen aan op (bijna) incidenten.
Toetsing: Behandelplan Casusbeschrijving Critically appraised topic (CAT) / scriptie (laatste eenmaal per opleiding) Dossierbeoordeling Kennistoets Korte praktijkbeoordeling (KPB; 4 à 5 maal) Medisch-technische verrichtingen
- 35 -
Thema 2. Chronische somatische zorg Omschrijving thema: Medische zorg aan chronisch zieken en gehandicapten ongeacht waar de patiënt verblijft. Leerperiode: Somatiek, Stage (algemeen ziekenhuis afdeling neurologie, klinische geriatrie, interne geneeskunde, oncologie) Rollen verpleeghuisarts: Hoofd- en medebehandelaar en consulent Competentiegebieden Medisch handelen
Communicatie
Samenwerking
Kennis en wetenschap
Maatschappelijk handelen
Organisatie Professionaliteit
Geoperationaliseerde competentie - Neemt ten aanzien van chronisch somatisch zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Handelt preventief met betrekking tot ziekten en functieverlies en / of verergering van ziekten en functieverlies; - Stelt ten aanzien van chronisch somatische zorg een zorg- / behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Evalueert en stelt in overleg met de patiënt het zorg- / behandelplan bij; - Voert relevante medisch-technische verrichtingen uit; - Verleent effectieve consultaties in de patiëntenzorg. - Bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten en hun systeem op, waarbij wordt omgegaan met de diversiteit in etnische en culturele achtergronden; - Verkrijgt relevante informatie bij de patiënt, hun systeem of andere hulpverleners; - Verkrijgt ten aanzien van chronisch somatische zorg instemming met het behandelplan. - Overlegt doelmatig met het multidisciplinaire team over het zorg- / behandelplan; - Overlegt doelmatig met collega’s uit de eerste of tweede lijn over de zorg / behandeling van de patiënt; - Overlegt doelmatig met zorgverleners van andere instellingen over de zorg / behandeling van de patiënt; - Voert in de rol van hoofdbehandelaar de regie over de behandeling. - Beoordeelt medische informatie over chronische somatische zorg kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming; - Bevordert de verbreding van en ontwikkelt wetenschappelijke vakkennis met betrekking tot de chronisch somatische zorg door het meewerken aan gemeenschappelijke researchprojecten, kwaliteitsborging of de ontwikkeling van richtlijnen voor de beroepspraktijk; - Bevordert de deskundigheid van studenten, aios en van collega’s via onderwijs en voorlichting en past hierbij in de interactie de principes toe van het leren door volwassenen. - Past patiëntenzorg en voorlichting aan om zo de gezondheid te bevorderen en het inzicht in het beleid te vergroten; - Stimuleert actieve deelname in de medische besluitvorming; - Zet zich in voor belangenbehartiging van patiënten; - Identificeert risicogroepen; - Onderkent beleidsmaatregelen, zoals budgettaire, die de gezondheid beïnvloeden. - Functioneert in bredere managementsystemen in organisaties, zoals teams en commissies. - Reflecteert en legt verantwoording af over zijn handelen als verpleeghuisarts; - Hanteert persoonlijke en professionele grenzen.
Toetsing: 360° feedback Audiovisuele opname MDO Behandelplan CAT / scriptie (laatste eenmaal per opleiding) Consultatieverslag KPB (4 à 5 maal) Medisch-technische verrichtingen Onderwijsactiviteit
- 36 -
Thema 3. Revalidatie Omschrijving thema: Het in een beperkt tijdsbestek behandelen van beperkingen en handicaps ten gevolge van acute of chronische aandoening of complicaties hiervan. De behandeling is gericht op functieherstel en kan klinisch of ambulant plaatsvinden. Het kan onderdeel uitmaken van een zorgketen. Leerperiode: Somatiek (revalidatieafdeling), Ambulant (somatische dagbehandeling), Stage (algemeen ziekenhuis afdeling orthopedie, revalidatie instelling). Rollen verpleeghuisarts: Hoofdbehandelaar, medebehandelaar, consulent Competentiegebieden Medisch handelen
Communicatie
Samenwerking
Kennis en wetenschap
Maatschappelijk handelen Organisatie
Professionaliteit
Geoperationaliseerde competentie - Neemt ten aanzien van revalidatie goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Verricht doelmatig behandelingen gericht op genezing en functieherstel met inzetten en afstemmen van medicamenteuze therapie, paramedische en psychosociale interventies en specifieke verpleegkundige of verzorgende interventies; - Voorkomt verergering van ziekte en functieverlies; - Stelt een op functieherstel gericht behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Evalueert frequent en stelt in overleg met de patiënt zonodig het behandelplan bij; - Voert relevante medisch- technische verrichtingen uit. - Bouwt effectieve behandelrelaties met revaliderende patiënten en systeem op, waarin de verwachtingen ten aanzien van het herstelproces bespreekbaar zijn en de revalidant tot functieherstel wordt gemotiveerd; - Informeert en adviseert de patiënt en bevordert begrip, discussie en actieve deelname van de patiënt in beslissingen over zijn of haar behandeling; - Luistert naar de patiënt en hun naasten; - Houdt duidelijke en accurate dossiers bij. - Erkent de rol en deskundigheid van verpleging en verzorging, paramedici en de psycholoog; - Hakt knopen door in het revalidatietraject; - Draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg, onder meer in de medische as; - Onderkent de deskundigheid van andere teamleden, respecteert de meningen en rollen van individuele teamleden, en zet eigen deskundigheid in bij de taken waar het team voor staat. - Zoekt efficiënt naar wetenschappelijke gegevens ten aanzien van revalidatieprocessen en beoordeelt de kwaliteit van deze gegevens; - Blijft op de hoogte van onderbouwing van de zorgnormen die in de revalidatie veel voorkomen; - Participeert in de kwaliteitsborging van transmurale revalidatieprojecten. - Identificeert risicogroepen in de revalidatie, bijvoorbeeld ten aanzien van valrisico; - Onderkent beleidsmaatregelen die de gezondheid beïnvloeden, bijvoorbeeld op het gebied van valpreventie. - Zorgt voor een goede praktijkvoering, gericht op spoedig functieherstel van de revalidanten; - Besteedt de beschikbare menskracht en middelen voor de revalidatiezorg verantwoord. - Handelt professioneel vanuit de eigen waarden en normen, met name ten aanzien van in- en uitstroom van revalidanten.
Toetsing: 360° feedback Audiovisuele opname gesprek met familiegesprek /zorgvertegenwoordiger Behandelplan CAT / scriptie (laatste eenmaal per opleiding) KPB (4 à 5 maal) Medisch-technische verrichtingen Ontslagbrief (3 maal)
- 37 -
Thema 4. Palliatieve zorg Omschrijving thema: Integrale zorg aan patiënten in de laatste levensfase, gericht op ondersteuning van de patiënt en zijn naasten, met name door het verlichten van belastende symptomen. Leerperiode: Somatiek, Psychogeriatrie, Stage (hospice, algemeen ziekenhuis afdeling oncologie, palliatieve afdeling in het verpleeghuis) Rollen verpleeghuisarts: Hoofd- en medebehandelaar Competentiegebieden Medisch handelen
Communicatie
Samenwerking
Kennis en wetenschap
Maatschappelijk handelen
Organisatie
Professionaliteit
Geoperationaliseerde competentie - Neemt ten aanzien van palliatieve zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Voert relevante medisch-technische verrichtingen uit; - Diagnosticeert en prognosticeert somatische, psychogeriatrische en geronto-psychiatrische ziektebeelden en intercurrente aandoeningen met name gericht op zorgplanning. - Informeert en adviseert ten aanzien van diagnostiek, prognostiek en beloop; - Luistert naar de patiënt en hun naasten; - Bespreekt de levens- en overlijdensvisie van de patiënt waarbij een omgeving, gekenmerkt door begrip, vertrouwen, empathie en vertrouwelijkheid, gecreëerd wordt. - Overlegt doelmatig met zorgverleners, zoals specialistische verpleegkundige en geestelijk verzorger, over de zorg voor de patiënt; - Geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod bijvoorbeeld bij alternatieve geneeswijzen. - Beoordeelt medische informatie over palliatieve zorg kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming; - Bevordert de verbreding van en ontwikkelt wetenschappelijke vakkennis met betrekking tot palliatieve zorg door het meewerken aan gemeenschappelijke researchprojecten, kwaliteitsborging of de ontwikkeling van richtlijnen voor de beroepspraktijk. - Herkent en reageert op die kwesties zoals palliatieve sedatie, voeding- en vochttoediening in de laatste levensfase en euthanasie, waarbij belangenbehartiging namens patiënten, beroepen en / of de samenleving gewenst is. - Besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg, die frequente patiëntcontacten, intensieve zorg en continue beschikbaarheid vereist, verantwoord. - Reflecteert op zijn handelen als verpleeghuisarts; - Hanteert persoonlijke en professionele grenzen; - Oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische en juridische normen; - Handelt professioneel vanuit eigen waarden en normen; - Gaat effectief om met ethische dilemma’s.
Toetsing: 360° feedback Behandelplan CAT / scriptie (laatste eenmaal per opleiding) Ethisch beraad KPB (4 à 5 maal) Medisch-technische verrichtingen
- 38 -
Thema 5. Psychogeriatrische zorg in instellingen Omschrijving thema: Medische zorg aan psychogeriatrische en gerontopsychiatrische patiënten die verblijven in instellingen. Leerperiode: Psychogeriatrie Rollen verpleeghuisarts: Hoofdbehandelaar Competentiegebieden Medisch handelen
Communicatie
Samenwerking
Kennis en wetenschap
Maatschappelijk handelen
Organisatie Professionaliteit
Geoperationaliseerde competentie - Neemt ten aanzien van psychogeriatrische zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Voert relevante medisch-technische verrichtingen uit; - Beoordeelt de wilsbekwaamheid van de patiënt; - Beoordeelt de noodzaak tot aanpassing van de juridische status en past deze aan; - Beoordeelt de noodzaak tot toepassing van middelen en maatregelen en dwangbehandeling en past deze toe. - Bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten met communicatieve en cognitieve beperkingen en hun naasten op; - Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door begrip, vertrouwen, empathie en vertrouwelijkheid; - Toont interesse in de ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt en hun naasten over het ontstaan, de aard en de behandeling van zijn of haar ziekte of problemen; - Verifieert het begrip van de patiënt en hun naasten. - Overlegt doelmatig met zorgverleners, zoals de psycholoog en de activiteitenbegeleider, over de zorg voor de patiënt; - Betrekt de patiënt en hun naaste bij de besluitvorming; - Draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking: draagt bij aan een gezonde teamontwikkeling en conflicthantering en zet eigen deskundigheid in bij taken waar het team voor staat. - Beoordeelt medische informatie ten aanzien van psychogeriatrische en geronto-psychiatrische aandoeningen kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming; - Blijft op de hoogte van de onderbouwing van de zorgnormen bij problemen die in de psychogeriatrische praktijk voorkomen; - Bevordert de deskundigheid van collega’s en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg door hen te leren hun leerbehoefte te formuleren, adviseren over verdere ontwikkeling en door het geven van constructieve feedback. - Onderkent beleidsmaatregelen, zoals ten aanzien van woonvormen die de gezondheid beïnvloeden; - Hanteert methoden om de ontwikkeling van gezondheidszorg- en sociaal beleid te beïnvloeden. - Gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, scholing en andere activiteiten. - Oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische en juridische normen van het beroep met betrekking tot bijvoorbeeld wilsbekwaamheid; - Handelt professioneel vanuit eigen waarden en normen.
Toetsing: 360° feedback Audiovisuele opname MDO Behandelplan CAT / scriptie (laatste eenmaal per opleiding) KPB (4 à 5 maal) Medisch-technische verrichtingen
- 39 -
Thema 6. Ambulante psychogeriatrische zorg Omschrijving thema: De zorg aan psychogeriatrische / gerontopsychiatrische ambulante patiënten en hun naasten. De zorg kenmerkt zich door vroeg diagnostiek, (proces)begeleiding en de relatie met het patiëntsysteem. Leerperiode: Ambulant, Stage (GGZ: ambulant team ouderenpsychiatrie, opname afdeling ouderen) Rollen verpleeghuisarts: Medebehandelaar, consulent Competentiegebieden Medisch handelen
Communicatie
Samenwerking
Kennis en wetenschap Maatschappelijk handelen Organisatie
Professionaliteit
Geoperationaliseerde competentie - Neemt ten aanzien van ambulante psychogeriatrische zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Verricht doelmatig specifiek onderzoek, zoals (neuro-) psychologisch (test) onderzoek, psychiatrisch en psychogeriatrisch onderzoek; - Verricht doelmatig onderzoek naar het patiëntsysteem; - Schat de ontwikkeling van de zorgvraag in; - Stelt een zorg- / behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Verleent effectieve consultaties in de patiëntenzorg, in het onderwijs en in juridische kwesties. - Bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten met communicatieve en cognitieve beperkingen en hun naasten op; - Schat de invloed van het sociaal netwerk van de patiënt in, zoals bij belangentegenstellingen en conflictsituaties. - Overlegt doelmatig met zorgverleners, zoals de huisarts en sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de thuiszorgmedewerkende, over de zorg voor de patiënt; - Onderkent de grenzen van de eigen deskundigheid; - Integreert expliciet de mening van de patiënt en zorgverleners in de behandelplannen; - Draagt bij aan interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg, geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod. - Bevordert de deskundigheid van collega’s en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg via onderwijs, voorlichting en publicaties. - Stimuleert copingvaardigheden van de patiënt en hun naasten; - Signaleert behoeften ten aanzien van het zorgaanbod. - Functioneert in bredere managementsystemen in organisaties; - Besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoordt waarbij met name gebruik wordt gemaakt van taakdelegatie. - Werkt vanuit juridische kaders, zoals de WGBO, de BOPZ, de wet BIG, en derdelijke; - Initieert en kan sturing geven aan overleg over ethische problemen.
Toetsing: 360° feedback Audiovisuele opname MDO CAT / scriptie (laatste eenmaal per opleiding) Consultatieverslag KPB (4 à 5 maal) Medisch-technische verrichtingen
- 40 -