GERION Opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde Herziene versie januari 2013
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
1
De eerste versie van het opleidingsplan is voorbereid door een werkgroep bestaande uit: Jos van Berkel, onderwijscoördinator Ingrid Doornbos, onderwijskundig beleidsmedewerker Henk Geertsema, onderwijscoördinator, voorzitter Marjolein Vegers, aios Marije Vermaas, stafmedewerker Anne de Wit, stafmedewerker
Colofon Tekst Redactionele bewerking Tekst herziene versie Acceptatie door de RGS Versie opleidingsplan Documentnaam Datum
: Henk Geertsema en Ingrid Doornbos : Kees Dijkman : Martin Smalbrugge : Januari 2013 (versie 4.3) : 4.3 : Opleidingsplan : januari 2013
© GERION/ VU medisch centrum, Amsterdam Niets in deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
2
INHOUDSOPGAVE Voorwoord 1. Visie en uitgangspunten
2.
3.
4 5
1.1.
Voor wie de specialist ouderengeneeskunde er is en wat hij doet
5
1.2.
Competentiegericht leren
7
1.3. Hoe dit opleidingplan past in de regelgeving Competentieverwerving
8 10
2.1.
Zeven Competentiegebieden
10
2.2.
Zeventien competenties
10
2.3.
Zes thema's
10
2.4. Themakaarten Het praktijkgedeelte
11 12
3.1.
Vijf perioden
12
3.2.
Aantallen patiënten, diensten, overige eisen
12
3.3.
Het opleidingsschema en het Individueel OpleidingsPlan
13
3.4.
De opleiding in deeltijd
14
3.5.
Regionale consortia (regio’s)
14
3.6.
De regiocoördinator
15
3.7. De opleider en de stageopleider 4. Het cursorisch onderwijs
15 16
4.1.
Doelen van het cursorisch onderwijs
16
4.2.
Vier soorten cursorisch onderwijs
16
4.3. De instituutsdagen 4.3.1. De ochtenden 4.3.2. De middagen 4.3.3. Specifieke onderdelen 5. Toetsing en beoordeling
18 18 19 20 21
5.1.
Doel van toetsing en beoordeling
21
5.2.
Toetsing en toetsinstrumenten (toetsen)
21
5.3.
Het portfolio
22
5.4. Beoordelingsprocedure Bijlage 1. Begrippen Bijlage 2. Competenties Bijlage 3. Themakaarten
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
22 26 30 37
3
Voorwoord Voor u ligt het opleidingsplan van GERION, opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Het betreft versie 4.3. Deze versie is gebaseerd op herziene Landelijke opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde uit december 2011 (versie 2 van het landelijke opleidingsplan). Dit opleidingsplan is in de eerste plaats bedoeld voor diegene om wie het uiteindelijk gaat: de arts in opleiding tot specialist (aios).1 Dit opleidingsplan geeft u inzicht in de aard en de opzet van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Het opleidingsplan is verder van belang voor iedereen die direct of indirect betrokken is bij het onderwijs en de ontwikkeling van de opleiding. Dus ook voor de opleiders en stageopleiders binnen de opleidingsinrichtingen waar de aios werken. Het opleidingsplan kan de (stage)opleiders helpen bij de planning en organisatie van hun aandeel in de opleiding. Een opleidingsplan ontwerpen betekent keuzes maken. Keuzes rond de onderwijsinhoud, de werkwijze en de organisatie van de opleiding. In dit opleidingsplan worden de uitgangspunten beschreven van waaruit die keuzes zijn gemaakt. Dit opleidingsplan dient daarmee als legitimering van het onderwijs. Het opleidingsplan benoemt ook de concrete opleidingsactiviteiten. Daarmee vormt het opleidingsplan ook het ‘spoorboekje’ van de opleiding. Dit opleidingsplan is een kristallisatiepunt: alle ideeën, overwegingen en concrete invullingen met betrekking tot het curriculum komen bij elkaar in dit opleidingsplan. Maar onderwijs is ook een dynamisch proces. Dit opleidingsplan is daarom meteen weer een vertrekpunt voor verdere ontwikkelingen binnen de opleiding, die op hun beurt zullen leiden tot aanpassingen van dit opleidingsplan. Bovendien blijft het werkterrein van de specialist ouderengeneeskunde zich ontwikkelen. Ook die ontwikkelingen zal GERION in het onderwijs nadrukkelijk aan de orde stellen. Dit opleidingsplan is tot stand gekomen dankzij de inzet van een groot aantal enthousiaste en betrokken medewerkers van GERION. Ook van de zijde van aios en opleiders zijn waardevolle adviezen ontvangen. Opmerkingen en commentaar op dit opleidingsplan zijn zeer welkom! Januari 2013, Martin Smalbrugge, Hoofd opleiding specialisme ouderengeneeskunde GERION/VUmc
1
Waar in dit opleidingsplan 'hij' staat, kunt u ook 'zij' lezen.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
4
1.
Visie en uitgangspunten
De visie van GERION op het vak specialisme ouderengeneeskunde vloeit voort uit de visie van de beroepsgroep.2 Dit opleidingsplan voldoet bovendien aan de formele eisen die aan de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde gesteld worden.3 1.1.
Voor wie de specialist ouderengeneeskunde er is en wat hij doet
Doelgroep Het specialisme ouderengeneeskunde richt zich vooral op kwetsbare patiënten en chronisch zieken, met name ouderen, in relatie tot het zorgsysteem (geheel van patiënt, naasten en hulpverleners). Deze patiënten zijn door diverse factoren op somatisch, maatschappelijk, psychisch en communicatief gebied in een wankel evenwicht geraakt ten aanzien van hun functionele autonomie en het voeren van de regie over hun bestaan. Ook kan het evenwicht reeds verstoord zijn, met als gevolg een neerwaartse spiraal van toenemend functieverlies. Eén en ander kan resulteren in een complexe problematiek. Het komt ook voor dat de inzet van de specialist ouderengeneeskunde zich speciaal op het zorgsysteem richt. Belangrijke oorzaken van de toenemende kwetsbaarheid zijn het verlies aan reserves en de vermindering van het aanpassingsvermogen. Dit laatste is vooral het gevolg van chronische ziekten en biologische veroudering – die elkaar veelal versterken – alsmede verlies op persoons- en relationeel niveau door het wegvallen van belangrijke anderen, een beperkt informeel netwerk en het kwijtraken van sociale rollen.
2
Zie de Beroepsprofiel en competenties specialist ouderengeneeskunde, mei 2012, van de Vereniging voor specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriaters (Verenso). Dit landelijk opleidingsplan schetst de hoofdlijnen van de driejarige opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Deze opleiding is gebaseerd op regelgeving van het College Geneeskundige Specialismen (CGS). Het College voor Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde (de rechtsvoorganger van het CGS) heeft een Kaderbesluit vastgesteld met betrekking tot de opleidingen. Zoals het woord al aangeeft is dit een globaal kader voor de vormgeving van de opleidingen tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts voor verstandelijk gehandicapten. Voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde zijn in het specifiek besluit nadere bepalingen vastgelegd. De hierboven genoemde besluiten zijn te raadplegen op www.knmg.nl onder Opleiding en Registratie. 3
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
5
De doelgroepen van de specialist ouderengeneeskunde bevinden zich voornamelijk in het ‘geriatrische zorgtraject’ en hierdoor fungeert hij vooral als arts voor ouderen. De uitgangspunten van het specialisme ouderengeneeskunde zijn echter ook toepasbaar op de zorg voor jongere patiënten met een vergelijkbare complexe problematiek. Binnen het specialisme ouderengeneeskunde is voor verschillende groepen patiënten specifieke kennis en deskundigheid ontwikkeld. Doelen Het doel van de ouderengeneeskunde is het behouden of bereiken van het voor de betrokken patiënt optimale niveau van functionele autonomie en kwaliteit van leven. Om dit te bereiken zijn zowel diagnostiek en behandeling (cure) als zorg (care) aangewezen. In het specialisme ouderengeneeskunde nemen ook de relatie tussen de patiënt en zijn omstandigheden en die tussen de patiënt en zijn zorgsysteem een essentiële plaats in. Soms wordt ook dit zorgsysteem behandeld met als doel het bereiken van een voor het zorgsysteem optimale niveau van lichamelijke en psychische gezondheid en kwaliteit van leven. Het ouderengeneeskundig handelen en het zorgproces zijn met name gericht op het voorkomen van dan wel beperken van negatieve functionele en psychosociale gevolgen van ziekten. Integrale benadering Gegeven deze doelstellingen verbindt de specialist ouderengeneeskunde zijn medischgeriatrische deskundigheid met deskundigheid op het gebied van zorgdiagnostiek, zorgprognostiek en zorgmanagement. Hiertoe bedient hij zich van een integrale, probleemgeoriënteerde methode van diagnostiek en interventies op het niveau van ziekten en ziektegevolgen en van het zorgsysteem. De ouderengeneeskunde kenmerkt zich door een integrale wijze van kijken naar de patiënt en het zorgsysteem, met inachtneming van zijn huidige toestand, zijn voorgeschiedenis, zijn persoonlijkheid en zijn sociale en materiële omgeving. Niet alleen de ziekten, maar vooral de gevolgen van die ziekten voor de functionele autonomie en de kwaliteit van leven van de patiënt in relatie tot het zorgsysteem bepalen de focus van deze benadering. De specialist ouderengeneeskunde is met het oog hierop in staat diagnostiek en behandeling van vele chronische en geriatrische ziektebeelden te verrichten, de gevolgen van multiple pathologie te onderkennen, dit alles in samenhang met informatie over psychische, sociale en persoonlijkheidskenmerken op zijn consequenties te beoordelen en vervolgens in problemen te vertalen, waarop gerichte interventies mogelijk zijn. Dit houdt in dat hij op grond van medische diagnostiek, psychische, sociale en persoonlijkheidskenmerken de voor de patiënt aangewezen zorg in kaart brengt (zorgdiagnostiek), een inschatting maakt van de ontwikkeling van de zorgvraag (zorgprognostiek) en een plan opstelt om de zorgdoelen te realiseren en de patiënt te monitoren (zorgmanagement). De specialist ouderengeneeskunde werkt ten behoeve van de patiënt nauw samen met andere hulpverleners in multidisciplinair verband. De multidisciplinaire werkwijze krijgt in de praktijk gestalte door middel van het zorgplan, het werken met een zorgdossier en het multidisciplinaire overleg. Rollen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar en consulent De deskundigheid van de specialist ouderengeneeskunde kan op verschillende manieren, in verschillende rollen aangeboden worden. Welke rol wenselijk is, hangt met name af van de complexiteit van de problematiek van de patiënt, ongeacht de plaats waar deze verblijft. Dit ligt in het verlengde van het feit dat de complexiteit van de zorgvraag het belangrijkste indicatiecriterium is voor het in het algemeen al of niet inzetten van behandeling vanuit het specialisme ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde kan drie rollen op zich nemen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar of consulent. Uiteraard variëren deze rollen in de reikwijdte van de regie GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
6
en verantwoordelijkheid van de arts. Welke rol door de specialist ouderengeneeskunde gerealiseerd wordt hangt onder anderen af van de praktijk van de zorgtoewijzing, de keuze van de cliënt en de mogelijkheden van afstemming tussen betrokken zorgaanbieders. 1.2.
Competentiegericht leren
De opleiding tot specialist ouderengeneeskunde is opgebouwd vanuit de visie op competentiegericht leren. Competenties en het ontwikkelen hiervan staan centraal in de opleiding. Onder een competentie wordt verstaan : de bekwaamheid om een professionele activiteit in een specifieke, authentieke context adequaat uit te voeren door de geïntegreerde aanwezigheid van kennis, inzichten, vaardigheden, attitude, persoonskenmerken/eigenschappen. Waarom competentiegericht onderwijs? Competentiegericht onderwijs is om twee hoofdredenen van belang. 1. Volgens de sociaalconstructivistische leertheorie is leren het ontwikkelen van het kennissysteem van de lerende op basis van de interactie met de omgeving. Informatie en ervaringen van buitenaf worden door de lerende geïnterpreteerd, bewerkt en gekoppeld aan al aanwezige voorkennis en aan de verwachtingen en behoeften van de lerende. Kennis wordt gezien als een individueel en uniek bezit van de lerende, dat zich voortdurend ontwikkelt op basis van de interactie met de omgeving. Elke aios heeft een eigen, unieke leerweg achter de rug als hij begint aan de opleiding en maakt ook een eigen route door gedurende het opleidingstraject. Competentiegericht opleiden biedt mogelijkheden om met deze verschillen rekening te kunnen houden. 2. De tweede reden ligt buiten het onderwijs. De maatschappij verandert en organisaties in de gezondheidszorg veranderen mee. Bedrijven en organisaties stellen nieuwe eisen aan medewerkers. Ook gezondheidszorgorganisaties willen professionals, die zichzelf kunnen ontwikkelen en blijven ontwikkelen. Ze hebben behoefte aan mensen die flexibel zijn en met veranderende omstandigheden kunnen omgaan. Naast kennis en vaardigheden worden aspecten als houding en inzicht steeds belangrijker. Competentiegericht opleiden sluit hierbij aan. Kenmerken van de competentiegerichte opleiding tot specialist ouderengeneeskunde De volgende uitgangspunten worden gehanteerd in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde: (1) De ontwikkeling van de aios tot specialist ouderengeneeskunde staat centraal; (2) De beroepspraktijk is het vertrekpunt voor leren en opleiden; (3) Competenties vormen de basis voor de beoordeling van de aios. Ontwikkeling van de aios centraal Elke aios zal de competenties moeten ontwikkelen, die de beroepspraktijk van hem vraagt. Maar iedere aios heeft bij de start van de opleiding een andere achtergrond, een andere voorgeschiedenis van leren en werken, andere voorkennis, andere specifieke persoonlijke kenmerken en leerstijlen. De leerbehoefte van elke aios is daardoor uniek. Hier wordt in de opleiding rekening mee gehouden. Voor en met elke aios wordt een leertraject op maat ontwikkeld. Dit vraagt van de aios een actieve, reflecterende en verantwoordelijke manier van werken en leren. Het is de verantwoordelijkheid van de opleiding (zowel van GERION als opleidingsinstituut, als van de opleidingsinrichting waar de aios als specialist in opleiding werkt) om een effectief leerklimaat te creëren, een leeromgeving die de aios in staat stelt de nodige competenties te verwerven. Het leren zelf en de sturing hiervan is echter de verantwoordelijkheid van de aios. De aios zal zich daarom bewust moeten zijn van zijn eigen leerproces. Om dit te realiseren wordt veel aandacht besteed aan het 'leren leren' - de aios moet weten hoe hij leert en welke leerstrategieën bij hem passen. GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
7
Beroepspraktijk als vertrekpunt De competenties van de specialist ouderengeneeskunde zijn opgesteld door beroepsbeoefenaars uit de praktijk. De aios ontwikkelt de competenties, die de beroepspraktijk van hem vraagt. Deze beroepspraktijk is de krachtigste leeromgeving voor het verwerven van de competenties: het werken in de praktijk staat centraal in de opleiding en neemt ongeveer 80% van de totale opleidingstijd in beslag. De beroepspraktijk als vertrekpunt voor de opleiding betekent ook dat tijdens het cursorisch onderwijs de praktijk en vragen uit de praktijk een belangrijke plaats innemen. De praktijk stuurt de inhoud van het onderwijs. Het leren tijdens de instituutsdagen sluit zoveel mogelijk aan bij de leerervaringen in de praktijk. Meer informatie over het praktijkgedeelte van de opleiding vindt u in hoofdstuk 3. Meer informatie over het cursorisch onderwijs vindt u in hoofdstuk 4. Competenties als basis voor beoordeling Tijdens de opleiding worden op gezette tijden de competenties van de aios beoordeeld en getoetst. Toetsing en beoordeling staan niet los van het leerproces tijdens de opleiding, maar maken er integraal deel van uit. In competentiegericht leren hebben toetsing en beoordeling als primair doel het geven van feedback aan de aios over zijn functioneren, ten behoeve van het leerproces. De beroepspraktijk is de meest geschikte plek om te meten in hoeverre de aios vordert bij de ontwikkeling van zijn competenties als specialist ouderengeneeskunde. De competenties worden daarom in samenhang met de beroepstaken getoetst en beoordeeld. Kennis, vaardigheden en houdingsaspecten worden op een geïntegreerde manier getoetst. Dit neemt niet weg dat de verschillende aspecten ook afzonderlijk van elkaar kunnen worden gemeten. Het portfolio bevat de resultaten van meerdere en verschillende toetsen, afgenomen op wisselende tijdstippen, in uiteenlopende situaties, door diverse beoordelaars. Hierdoor ontstaat een valide en betrouwbaar inzicht in de mate waarin de aios de competenties van de specialist ouderengeneeskunde beheerst. Dit inzicht dient als basis voor de beslissingen over de voortgang en de voltooiing van de opleiding door de aios. Meer informatie over beoordeling en toetsing vindt u in hoofdstuk 5. 1.3.
Hoe dit opleidingplan past in de regelgeving
De drie opleidingen tot specialist ouderengeneeskunde kennen een gezamenlijk landelijk opleidingsplan.4 Dit opleidingsplan schetst een globaal kader voor de afzonderlijke opleidingen tot specialist ouderengeneeskunde. Onderdeel van het landelijk opleidingsplan is een landelijk Protocol toetsing en beoordeling. Het opleidingsplan van GERION past binnen deze kaders. De opleidingsinrichtingen waar aios werken of stage lopen, hebben in leerwerkplannen op papier gezet hoe zij het onderwijs organiseren dat onder hun verantwoordelijkheid valt. Elk leerwerkplan is opgesteld met inachtneming van het opleidingsplan van GERION. Meer informatie over de inhoud van een leerwerkplan vindt u in het Model Leerwerkplan van GERION
4
Het Landelijk Opleidingsplan voor de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde, december 2011, SOON.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
8
Elke aios stelt aan het begin van zijn opleiding een Individueel OpleidingsPlan (IOP) op. Hierin geeft hij aan hoe zijn persoonlijk ontwikkelingstraject eruit gaat zien. Ook het IOP is gebaseerd op het opleidingsplan van GERION. Doordat het landelijke opleidingsplan, het GERION opleidingsplan, de leerwerkplannen van de (stage)opleidingsinrichtingen en de individuele opleidingsplannen goed op elkaar aansluiten, wordt een goed lopend en transparant opleidingstraject mogelijk gemaakt. De verhoudingen tussen de drie plannen wordt in het volgende schema weergegeven:
Landelijk Opleidingsplan
GERION Opleidingsplan Leerwerkplan
Individueel OpleidingsPlan(IOP)
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
9
2.
Competentieverwerving
De competenties waarover een specialist ouderengeneeskunde moet beschikken, zijn vastgelegd in de nota Beroepsprofiel en competenties specialist ouderengeneeskunde, 2012, van de Vereniging van specialisten ouderengeneeskunde en sociaal geriater (Verenso) als vervolg op de nota uit 2004 hierover van de NVVA (De competenties van de verpleeghuisarts/sociaal geriater. Kwalificatievereisten voor het verbrede specialisme, NVVA, 2004). Dit opleidingsplan is gebaseerd op de zeventien competenties zoals die in deze nota beschreven zijn. De opleiding is opgezet als een ontwikkelingstraject waarbinnen de aios deze competenties kan verwerven. 2.1.
Zeven Competentiegebieden
De specialist ouderengeneeskunde moet beschikken over competenties op zeven verschillende gebieden: medisch handelen, communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit.5 Deze indeling wordt gebruikt bij alle medische opleidingen in Nederland. Dit maakt het mogelijk om verschillende opleidingen met elkaar te vergelijken. Door de competenties naast elkaar te leggen worden overeenkomsten en verschillen duidelijk. Zo kan men bijvoorbeeld zoeken naar overeenkomsten met de opleiding tot geriater of tot huisarts. Waar de competenties van de verschillende beroepsgroepen met elkaar overeenkomen, kan gemeenschappelijk onderwijs ontwikkeld worden. 2.2.
Zeventien competenties
De beroepsvereniging Verenso onderscheidt zeventien competenties waarover de specialist ouderengeneeskunde dient te beschikken. De aios dient zich al deze competenties eigen te maken. De zeventien competenties van de specialist ouderengeneeskunde vindt u in bijlage 2. 2.3.
Zes thema's
Om structuur in de opleiding te brengen, zijn deze competenties verdeeld over zes thema's: acute zorg, chronische somatische zorg, revalidatie, palliatieve zorg, psychogeriatrische zorg in instellingen en ambulante psychogeriatrische zorg. Acute zorg Acute zorg aan patiënten met chronische ziekten of met psychogeriatrische problematiek. Deze zorg kenmerkt zich door het handelen onder tijdsdruk, de noodzaak tot triage en het verlenen van crisisinterventie. Chronische somatische zorg Medische zorg aan chronisch zieken en gehandicapten ongeacht waar de patiënt verblijft.
5
De indeling is gebaseerd op een model dat in Canada is ontwikkeld binnen het CanMEDS 2000 project. Voor meer informatie, zie de website van de Royal College of Physicians and Surgeons of Canada: www.rcpsc.medical.org.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
10
Revalidatie Het in een beperkt tijdsbestek behandelen van beperkingen en handicaps ten gevolge van acute of chronische aandoeningen of complicaties hiervan. De behandeling is gericht op functieherstel en kan klinisch of ambulant plaatsvinden. Palliatieve zorg Integrale zorg aan patiënten in de laatste levensfase, gericht op ondersteuning van de patiënt en zijn naasten, met name door het verlichten van belastende symptomen. Psychogeriatrische zorg in instellingen Medische zorg aan psychogeriatrische en gerontopsychiatrische patiënten, die verblijven in instellingen. Ambulante psychogeriatrische zorg De zorg aan psychogeriatrische/gerontopsychiatrische ambulante patiënten en hun naasten. De zorg kenmerkt zich door vroeg diagnostiek en (proces)begeleiding van het patiëntensysteem. De aios gebruikt deze thema's om een goede planning te maken van zijn leeractiviteiten gedurende de opleidingsperiode. Dit doet de aios door de thema's (of onderdelen ervan) te koppelen aan de afzonderlijke perioden, zoals die in het volgende hoofdstuk beschreven staan. Docenten en opleiders kunnen hierbij adviseren op basis van hun kennis van het werkveld en van de complexiteit van diverse competenties. Zo ontstaat een evenwichtige en transparante planning van de leeractiviteiten. De indeling in thema's is dus een hulpmiddel om de leerdoelen evenwichtig te verdelen over de beschikbare tijd. De aios kan de thema’s koppelen aan de meest voor de hand liggende periode. Hij kan er echter ook op andere momenten in zijn opleiding aan werken, bijvoorbeeld als persoonlijke omstandigheden of omstandigheden op de praktijkplaats daar om vragen. 2.4.
Themakaarten
Dit opleidingsplan geeft van elk thema aan welke competenties tot het betreffende thema gerekend worden en in welke periode van de opleiding er aan gewerkt kan worden. Deze gegevens zijn overzichtelijk gerangschikt in themakaarten. De themakaarten vindt u in bijlage 3.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
11
3.
Het praktijkgedeelte
De competenties van de specialist ouderengeneeskunde kunnen het beste in de praktijk verworven worden. Het werken in de praktijk staat daarom centraal in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. De aios volgt de praktijkperioden in erkende opleidingsinrichtingen. 3.1.
Vijf perioden
Het praktijkgedeelte van de opleiding is verdeeld in vijf perioden. Elke periode duurt zes tot twaalf maanden. De gemiddelde duur van een periode is negen maanden. De opleiding duurt daarmee in totaal drie jaar. De periode Somatiek (SOM) (duur minimaal 6 en maximaal 12 maanden): Deze periode is gericht op de zorg voor patiënten die in een instelling voor verpleeghuiszorg zijn opgenomen met somatische aandoeningen, onder wie revalidatiepatiënten. Deze patiënten verblijven in een instelling voor verpleeghuiszorg. De periode Psychogeriatrie (PG) (duur minimaal 6 en maximaal 12 maanden): Deze periode is gericht op zorg voor patiënten die in een instelling voor verpleeghuiszorg zijn opgenomen met psychogeriatrische aandoeningen. Deze patiënten verblijven in een instelling voor verpleeghuiszorg. De stageperiode Ambulant (AMB) (duur minimaal 6 en maximaal 12 maanden): Deze periode is gericht op zorg voor zelfstandig wonende ouderen en chronisch zieken met complexe problematiek. Deze patiënten kunnen thuis gezien worden, op een dagbehandeling, polikliniek of in een verzorgingshuis. De ziekenhuisstage (duur minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden): Deze stage vindt plaats op een afdeling interne geneeskunde, neurologie, klinische geriatrie of chirurgie / orthopedie. De keuzestage (duur minimaal 3 maanden en maximaal 9 maanden): Deze stage vindt plaats op een door de aios voorgestelde en door het hoofd van het opleidingsinstituut goedgekeurde stageplaats. De keuzestage heeft tot doel om de aios de gelegenheid te geven om zijn competenties te verdiepen op een onderdeel van het vakgebied. Voorbeelden van keuzestageplaatsen zijn: wetenschappelijk onderzoek, hospice, revalidatiecentrum. 3.2.
Aantallen patiënten, diensten, overige eisen
Aantallen patiënten Per periode wordt de aios geacht een minimaal aantal patiënten te behandelen. Hiermee wordt een voldoende spreiding in het aantal ziektebeelden beoogd, waarbij zowel de opname/ intake goed verricht moet kunnen worden als de continue zorg of ambulante behandeling. Daarnaast wordt enerzijds voorkomen dat de arts in opleiding te zwaar belast wordt en er voldoende tijd en energie voor het leren overblijft en anderzijds beoordeeld of de vereiste workload van de specialist ouderengeneeskunde gehaald wordt. Als richtlijn dienen de volgende aantallen: Periode Somatiek De aios heeft de medische zorg voor minimaal 50 en maximaal 80 patiënten, waaronder minimaal 15 revalidanten, uitgaande van een voltijdse aanstelling. GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
12
Periode Psychogeriatrie De aios heeft de medische zorg voor minimaal 60 en maximaal 80 patiënten; eveneens uitgaande van een voltijdse aanstelling. Voor beide perioden geldt dat de aios voor minimaal 75% van de patiënten in de rol van hoofdbehandelaar de medische zorg verricht. Periode Ambulant De aios ziet in totaal minimaal 65 nieuwe patiënten en behandelt in deze periode minimaal 100 patiënten. Diensten De aios neemt gedurende de opleiding deel aan minimaal 300 uur avond-, nacht- en weekenddiensten, of naar rato minder indien de aios een of meer vrijstellingen heeft. Overige eisen voor de verschillende perioden Naast de aantallen is het van belang vast te leggen dat de aios gedurende de verschillende perioden ervaring opdoet met: de verschillende rollen: hoofdbehandelaar, medebehandelaar en consulent; de verschillende fasen in het zorgproces (diagnostiek, probleeminventarisatie, 24-uurs medische zorg, revalidatie, ontslag, nazorg, terminale zorg); de meest voorkomende ziektebeelden; de meest voorkomende medische verrichtingen.
3.3.
Het opleidingsschema en het Individueel OpleidingsPlan
Iedere aios stelt aan het begin van de opleiding een opleidingsschema (OS) en een Individueel OpleidingsPlan (IOP) op i.o.m. zijn opleider en mentor. In een opleidingsschema staat in welke volgorde en in welke instellingen een aios de opleiding doorloopt. Het IOP is een uitwerking van het opleidingsschema, waarin staat aangegeven hoe de aios de competenties denkt te gaan verwerven. De eerste twee jaar van de opleiding worden ingevuld aan de hand van het standaard opleidingsschema:
1e jaar
2e jaar
3e jaar
12 maanden
6 maanden
6 maanden
3 mnd
3 mnd
6 maanden
PG/SOM
ZH of AMB
AMB of ZH
Keuze
AMB
PG/SOM
Het eerste jaar van de opleiding volgt de aios in principe het praktisch gedeelte in een gecombineerd verpleeghuis, dat wil zeggen een verpleeghuis met een erkenning voor de periodes Somatiek (SOM) en Psychogeriatrie (PG). Het alternatief is een half jaar in een verpleeghuis met de erkenning SOM en een half jaar in een verpleeghuis met de erkenning PG. GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
13
Het tweede jaar van de opleiding is gereserveerd voor de ziekenhuisstage (ZH) en de stage Ambulant (AMB). De ziekenhuisstage wordt in principe voltijds gevolgd. De stage Ambulant in het tweede jaar vindt als regel plaats in een GGz-instelling. In het derde jaar worden de resterende onderdelen gepland. 3.4.
De opleiding in deeltijd
De opleiding kan ook in deeltijd gevolgd worden. De opleiding beslaat ten minstens de helft van een voltijds aanstelling. Bij een deeltijdse opleiding worden de onderdelen van de opleiding naar rato verlengd. Deze aanpassingen worden in het individueel opleidingsplan vastgelegd. Het kan voorkomen dat de opleidingsinstituten sommige onderdelen van de opleiding alleen voltijds aanbieden. Aios die de opleiding deeltijd volgen, zijn verplicht de ziekenhuisstage voltijds te volgen. GERION heeft twee standaard deeltijd opleidingstrajecten: - 30,5 uur per week, 2 dagdelen vrij per week, opleidingsduur: 3 jaar en 5,5 maand - 26,5 uur per week, 3 dagdelen vrij per week, opleidingsduur: 3 jaar en 11 maanden De aios kan een verzoek indienen bij het hoofd om de opleiding in een ander deeltijdpercentage vanaf 50% (= 19 uur per week) te volgen. Het hoofd zal dit verzoek alleen honoreren als dat logistiek haalbaar is. 3.5.
Regionale consortia (regio’s)
Gedurende het praktijkgedeelte van de opleiding werkt de aios in verschillende opleidingsen stage-inrichtingen. Denk aan verpleeghuisorganisaties, revalidatiecentra, ziekenhuizen, ambulante afdelingen en verblijfsafdelingen van GGz-instellingen, hospices, huisartspraktijken en wetenschappelijke instituten. Meestal zullen de verschillende praktijkplekken niet vallen onder dezelfde zorgaanbieder of zorginstelling: ziekenhuizen en verpleeghuizen zijn bijvoorbeeld veelal zelfstandige organisaties. Alle opleidings- en stage-opleidingsinrichtingen binnen een regio werken samen ten behoeve van het onderwijs aan de aios. Ze vormen samen een regionaal consortium, kortweg regio. Een aios zal als regel zijn opleiding binnen één regio volgen. De ziekenhuisstages en de keuzestages kunnen ook buiten de regio plaatsvinden. Niet elke regio heeft bijvoorbeeld een hospice. Hierdoor kunnen er verschillen zijn in het aanbod van de diverse regio’s. GERION heeft de volgende regio’s: Amsterdam/Waterland Kennemerland/Noord-Holland Noord Gooi / Flevoland Twente Groningen/ Drenthe/Friesland
Utrecht Heuvelrug Rotterdam Zwolle / Apeldoorn
Voor aios die het praktijkgedeelte van de opleiding in de regio’s Twente, Zwolle/ Apeldoorn, Groningen/Drenthe/Friesland volgen, wordt het theoretisch onderwijs in het UMCG georganiseerd.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
14
3.6.
De regiocoördinator
Elke regio heeft een eigen regiocoördinator. Deze functionaris coördineert alle onderwijsactiviteiten binnen de regio, waaronder de opleidingsroutes van de verschillende aios. De aios kan met al zijn vragen over het praktijkgedeelte van zijn opleiding bij deze regiocoördinator terecht. De regiocoördinator is verantwoordelijk voor onder andere de volgende taken: • Inventarisatie en actualisatie van de beschikbare opleidingsplaatsen binnen de regio. • Zorg voor de roosters voor de praktijkopleiding van alle aios in de regio voor het derde jaar van de opleiding. • Coördinatie van de toelating van nieuwe aios binnen de regio. • Organisatie van regio-onderwijsactiviteiten voor alle aios, opleiders en stageopleiders binnen de regio, in samenwerking met GERION. • Onderhouden van contacten met opleiders en stageopleiders binnen de regio. • Onderhouden van contacten met de directies van de deelnemende opleidingsinrichtingen in de regio. • Onderhouden van contacten met GERION over knelpunten in de organisatie van het praktisch gedeelte van de opleiding en over onderwijsactiviteiten in de regio. 3.7.
De opleider en de stageopleider
Bij elke periode wordt de aios begeleid door een erkende opleider of stageopleider, die bij de betreffende (stage)opleidingsinrichting in dienst is. De opleider De opleider is verbonden aan een opleidingsinrichting. Hij zorgt voor adequate voorwaarden voor het leerproces van de aios in de inrichting. Verder begeleidt hij de aios in het verwerven van de competenties van de specialist ouderengeneeskunde. Hiertoe observeert hij de aios regelmatig. Ook voert hij regelmatig leergesprekken met de aios. De opleider beoordeelt de mate waarin de aios over de competenties van de specialist ouderengeneeskunde beschikt zoals vastgelegd in het Protocol toetsing en beoordeling van het Landelijk Opleidingsplan (hoofdstuk 7) en verder is uitgewerkt in de daarop gebaseerde handleiding Toetsen en beoordelen door GERION (december 2012). Om hun onderwijstaak goed te kunnen vervullen volgen zij o.a. didactische trainingen, die door het samenwerkingsorgaan van de opleidingsinstituten specialisme ouderengeneeskunde (SOON) georganiseerd worden. Het competentieprofiel van de opleider CHVG4 is de basis van de didactische trainingen. De taken van de opleider zijn beschreven in het leerwerkplan van de opleidingsinrichting. De stageopleider De stage opleider begeleidt de aios bij de uitvoering van diens individueel opleidingsplan in de stage-inrichting. Hij beoordeelt o.a. of de stagedoelen door de aios behaald zijn. De eisen die gesteld worden aan de (stage)opleidingsinrichtingen, opleiders en stageopleiders, zijn te vinden op de website van GERION (Informatie voor erkenningsaanvraag van (stage)opleidingsinrichting) http://www.gerion.nl/images/gerion/documenten/Info_voor_instellingen_20122013.pdf
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
15
4.
Het cursorisch onderwijs
Naast de praktijkperioden kent de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde ook cursorisch onderwijs. De opleiding omvat 40 tot 45 dagen cursorisch onderwijs per jaar. Het cursorisch onderwijs bestaat uit alle door GERION direct aangestuurde activiteiten. Dit onderwijs wordt gekenmerkt door het aanbieden van keuzemogelijkheden, variatie in werkvormen en het optimaal benutten van groepsonderwijs. Door het aanbieden van keuzemogelijkheden kan de aios het cursorisch onderwijs optimaal afstemmen op de andere onderdelen van zijn Individueel OpleidingsPlan (IOP). Door de variatie in werkvormen kunnen aios met uiteenlopende leerstijlen optimaal profiteren van het onderwijs. Door gebruik te maken van de mogelijkheden van groepsonderwijs kan de aios efficiënt leren, met en door anderen. 4.1.
Doelen van het cursorisch onderwijs
Het cursorisch onderwijs heeft twee hoofddoelen: (1) de reflectie op het eigen handelen en (2) het verdiepen van kennis en vaardigheden, aansluitend op de praktijkvoering. Reflectie op het eigen handelen Het reflecteren op het eigen (beroeps-)handelen is een belangrijke voorwaarde voor het leren. Dit gebeurt uiteraard ook op de praktijkplek, met name tijdens de leergesprekken. Daarnaast hebben veel activiteiten van het instituutsonderwijs het karakter van reflecteren, zoals het bespreken van voorbereidingsopdrachten of de supervisie. Het reflecteren als onderdeel van het cursorisch onderwijs, kan het meest effectief plaatsvinden in groepsverband, waarbij tevens geleerd kan worden van de inbreng en feedback van anderen. Verdiepen van kennis en vaardigheden, aansluitend op de praktijkvoering. De verdieping van kennis en vaardigheden wordt op uiteenlopende wijzen georganiseerd: individueel, in volgens verschillende criteria samengestelde groepen, door middel van literatuurstudie of computerondersteund onderwijs, in een skillslab, in trainingsgroepen, etcetera. Het is wenselijk dat de aios uit verschillende mogelijkheden kan kiezen om aan te kunnen sluiten bij zijn actuele leerbehoefte. Deze leerbehoefte zal grotendeels bepaald worden door de praktijkervaring van de aios. 4.2.
Vier soorten cursorisch onderwijs
Het cursorisch onderwijs is verdeeld in vier typen: Type onderwijs instituutsonderwijs regionaal onderwijs landelijke onderwijsdagen e-learning
Verdeling 60-75% 10-25% 0-10% 0-5%
Instituutsonderwijs Het instituutsonderwijs vindt plaats bij GERION in Amsterdam en Groningen: zie ook 4.3.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
16
Op het instituut wordt onderwijs georganiseerd, dat door de aios in een vaste groep gevolgd wordt en onderwijs waaraan de aios in wisselend samengestelde groepen deelnemen. Tijdens het onderwijs in een vast groepsverband komt onder anderen het volgende aan de orde: - werkvormen, waarbij de ouderengeneeskunde op een geïntegreerde manier aan de orde komt, zoals werken aan de hand van casuïstiek; - het bespreken van actualiteiten relevant voor de ouderengeneeskunde, zoals berichten in de media over de kwaliteit van de ouderenzorg, het verschijnen van nieuwe richtlijnen of voor de beroepsgroep belangrijke publicaties - het inbrengen en bespreken van bijzondere of ingrijpende werkgerelateerde ervaringen met collega-aios en docenten. Een ander deel van het onderwijs wordt besteed aan de eigen leerweg van elke aios individueel. Hierbij kan uit een bepaald aanbod gekozen worden. Daarnaast is een aantal onderdelen verplicht voor elke aios: - programma’s op het gebied van de psychogeriatrie, chronische ziekten, revalidatie, acute en palliatieve zorg - supervisie - workshops methodisch werken, gespreksvaardigheden, samenwerken, literatuur zoeken op internet, wetenschappelijke vorming, ethiek en recht - studie in het kader van het casusonderwijs - toetsen - refereren en presenteren van veranderingsmanagement en wetenschappelijk onderzoek - bijwonen referaten en presentaties Regionaal onderwijs (onderwijs binnen de regio) De regiocoördinator van de regio waar de aios het praktijkgedeelte van de opleiding volgt, organiseert een aantal onderwijsdagen per jaar. GERION ondersteunt de regiocoördinator daarbij. Tijdens deze onderwijsdagen komen de volgende onderdelen aan bod. • Reflecteren op wetenschappelijke literatuur of (eigen) onderzoek. • Presenteren van casuïstiek. • Bespreken van thema’s, zoals regionale protocollen en richtlijnen, regionale zorgketens (bijvoorbeeld dementie, CVA), en dergelijke. GERION streeft er naar om deze onderwijsdagen te combineren met activiteiten van andere medische vervolgopleidingen. Dit biedt de aios de mogelijkheid om te ervaren hoe vanuit verschillende perspectieven tegen hetzelfde onderwerp aangekeken kan worden. Landelijke onderwijsdagen SOON, het samenwerkingsverband van de drie opleidingsinstituten, organiseert ieder opleidingsjaar twee landelijke opleidingsdagen. Tijdens deze dagen worden medische onderwerpen behandeld door deskundigen, die expert zijn op hun vakgebied. Daarnaast organiseert SOON twee keer een STARtclass voor alle aios ouderengeneeskunde. Een STARtclass aan het begin van de opleiding, gericht op acute geneeskunde. Deze STARtclass duurt drie dagen. En een STARtclass direct voor het begin van de ziekenhuisstage: deze duurt vijf dagen en heeft als doel de aios zo goed mogelijk voor te bereiden op de ziekenhuisstage. Van de STARtclass is vaardigheidstraining in een skillslab een belangrijk onderdeel. E-programma’s E-learning wordt op dit moment vooral aangeboden in de vorm van pretoetsen ter voorbereiding op het cursorisch onderwijs. Op termijn zullen ook elektronische
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
17
leerprogramma's worden aangeboden, die 'op afstand' gevolgd kunnen worden. De aios krijgt dan vanuit het programma of van een docent van GERION feedback op zijn reacties op het programma. Deze programma's zijn nog in ontwikkeling. Zelfstudie De aios wordt geacht ook naast het cursorisch onderwijs en het leren/werken in de praktijk zelf bezig te zijn met leeractiviteiten in het kader van zijn opleiding. 4.3.
De instituutsdagen
GERION kent vaste jaargroepen van gemiddeld 14 aios en wisselend samengestelde groepen. Tijdens de instituutsdagen (terugkomdagen) zijn de ochtenden in de regel gereserveerd voor activiteiten in de vaste jaargroep en de middagen voor activiteiten in de vaste jaargroep, wisselende groepen of mentorgroepen. De ochtendbijeenkomsten worden telkens begeleid door twee stafdocenten van GERION: een specialist ouderengeneeskunde en een gedragswetenschappelijke medewerker. Het middagprogramma staat onder leiding van een ter zake deskundige op het betreffende onderwerp. Vaak is dat een stafmedewerker van GERION, maar het kan ook een gastdocent zijn. Behalve de reguliere ochtendbijeenkomsten en middagprogramma's kent GERION ook een aantal vaste onderdelen, die door alle aios gevolgd worden (zoals onderwijs wetenschappelijke vorming; startclass GGZ ter voorbereiding op de ambulante stage). Deze onderdelen liggen vast in het jaarrooster. 4.3.1. De ochtenden Het ochtendprogramma in de vaste jaargroep bestaat uit een spui-uur, gevolgd door casusonderwijs. Het spui-uur Tijdens het spui-uur aan het begin van de ochtendbijeenkomst hebben de aios de gelegenheid om praktijkervaringen uit te wisselen. Onderwerpen zijn bijvoorbeeld het eigen functioneren op de werkleerplek, persoonlijke waarden en normen in de omgang met de patiënten, familie of collega's van andere disciplines, het inbrengen van casussen, knelpunten in de opleiding of persoonlijke problemen, actualiteiten relevant voor de ouderengeneeskunde (zoals berichten in de media over de kwaliteit van de ouderenzorg, het verschijnen van nieuwe richtlijnen of voor de beroepsgroep belangrijke publicaties). De bedoeling is dat de aios zich bewust wordt van de eigen leerpunten. Soms wordt het onderwerp door anderen herkend en wordt besloten om het thema elders in het programma te laten terugkomen. Meer informatie over het spui-uur vindt u in ‘informatie voor aios’ Casusonderwijs Leren aan de hand van casuïstiek is een vorm van probleemgestuurd onderwijs. Binnen de groep werken de aios aan hun persoonlijke leerdoelen. Met het casusonderwijs worden drie doelstellingen beoogd: (A) het verwerven van vakkennis, (B) het leren analyseren en oplossen van werkgerelateerde problemen en (C) het leren leren. Ad. A: Het casusonderwijs daagt de aios uit om met problemen uit de praktijk aan de slag te gaan. Nieuwsgierigheid is hiervoor een eerste vereiste. De aios maakt een keuze uit de onderwerpen die aan bod komen in een casus. Deze vorm van onderwijs op maat motiveert het verwerven van kennis en vaardigheden. De aios leert wat hij ook echt weten wil. GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
18
Hierdoor onthoudt de aios de kennis beter en zal ook sneller geneigd zijn het te gebruiken in de praktijk. Ad. B: De praktijk en de problemen uit de praktijk worden als uitgangspunt genomen. De praktijk van de ouderengeneeskunde is complex en laat zich niet (gemakkelijk) structureren. Het adequaat uitvoeren van het vak van specialist ouderengeneeskunde vereist een integratie van competenties van de specialist ouderengeneeskunde. Het werken met een casus vraagt dit eveneens van de aios. Ad. C: De aios leert door middel van het casusonderwijs de metavaardigheid van het leren leren. Het casusonderwijs leert de aios ontdekken waar de leerbehoefte ligt, hier vervolgens leeractiviteiten aan te koppelen en ten slotte de ondernomen stappen te evalueren. Deze leercyclus wordt bij iedere casus (meerdere malen) doorlopen. Dit is een belangrijke vaardigheid voor het vervolg van de gehele opleiding, maar vooral ook wanneer de opleiding is beëindigd en de aios zonder begeleiding van het opleidingsinstituut het eigen leerproces stuurt. Meer informatie over de mentorbegeleiding vindt u in ‘informatie voor aios’ 4.3.2. De middagen Vaste programma’s en keuzeprogramma’s Tijdens de middagen van het instituutsonderwijs worden onderwijsprogramma’s aangeboden. Er worden vaste programma’s en keuzeprogramma’s aangeboden. Vaste programma’s worden gevolgd in de eigen jaargroep en het onderwerp is veelal themaoverstijgend (programma’s op het gebied van de psychogeriatrie, chronische ziekten, geriatrische revalidatie, acute en palliatieve zorg; methodisch werken, gespreksvaardigheden, samenwerken, literatuur zoeken op internet, wetenschappelijke vorming, ethiek en recht). De duur van een vast programma kan variëren van één dagdeel tot een cyclus van meerdere dagdelen. Keuzeprogramma’s worden gevolgd in groepen met wisselende samenstelling: aios uit meerdere jaargroepen en uit verschillende opleidingsjaren nemen hieraan deel. Het houdt in dat er tijdens een middag meerdere programma’s worden aangeboden, waaruit u één programma kiest om te volgen dat past bij de fase van de opleiding. Op de virtuele leeromgeving staat een overzicht van alle keuzeprogramma’s met een korte beschrijving. Op basis van dit overzicht kiest de aios de programma’s die hij wil volgen. Tevens staat op de virtuele omgeving vermeld hoe aios zich kunnen aanmelden voor de verschillende keuzeprogramma's. Mentor en mentorbijeenkomsten Elke aios heeft een mentor. Als mentor fungeert één van de docenten van de eigen jaargroep. Hij begeleidt de mentorbijeenkomsten. Mentorbijeenkomsten vinden plaats met tussenpozen van enkele weken of maanden. Een mentorgroep bestaat uit een halve jaargroep. De mentorbijeenkomsten ondersteunen de aios bij het maken van keuzen in zijn opleidingstraject. De mentor treedt op als adviseur van het hoofd van GERION bij het vaststellen en wijzigen van het IOP van de aios, en bij het nemen van beslissingen over de voortgang van de opleiding op basis van de selectieve beoordeling. Meer informatie over de mentorbegeleiding vindt u in ‘informatie voor aios’
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
19
De mentor ondersteunt de aios in diens leerproces gedurende de hele opleidingsduur. Bij alle wisselingen van opleiders, stageopleiders, instituutsdocenten en eventueel de onderwijsgroep, zorgt de mentor voor continuïteit. 4.3.3. Specifieke onderdelen Een aantal onderdelen van het cursorisch instituutsonderwijs heeft een meer specifiek karakter en wordt door de aios gevolgd op het moment dat het rooster dit aangeeft: de introductieweek, het onderwijs in wetenschappelijke vorming, supervisie, intervisie, praktijkobservatie en het jaarcongres van de Vereniging van Specialisten in Ouderengeneeskunde (Verenso). Introductieweek De opleiding opent met een introductieweek met 3 dagen instituutsonderwijs, waarin zowel praktische als inhoudelijke zaken met betrekking tot het curriculum aan de orde komen. Onderwijs wetenschappelijke vorming Aan het begin van het eerste jaar volgen de aios met hun eigen jaargroep gedurende een aantal dagen een programma, gericht op wetenschappelijke vorming. Dit onderwijs helpt de aios om wetenschappelijke literatuur kritisch te kunnen lezen en tot valide conclusies te komen voor het eigen klinisch handelen. Tevens vormt het een opstap voor het eigen onderzoek dat gedaan wordt tijdens de opleiding. Supervisie In het tweede opleidingsjaar volgen de aios in groepjes van drie een reeks van ongeveer dertien supervisiebijeenkomsten onder leiding van een ervaren supervisor. Doel van de supervisie is om de aios bewust te maken van de invloed van zijn persoonlijke eigenschappen op zijn functioneren als specialist ouderengeneeskunde. De groepen worden samengesteld uit de eigen jaargroep. Meer informatie over de supervisie vindt u in ‘informatie voor aios’. Intervisie In het derde opleidingsjaar vindt intervisie plaats. Intervisie is een methode gericht op het verbeteren van het professionele handelen van de aios. Aios leren van elkaar door het systematisch bespreken van een probleem, dat één van hen heeft ingebracht. Er worden vijf bijeenkomsten gepland. Een intervisiegroep bestaat uit 6-8 aios. Praktijkobservatie In het eerste opleidingsjaar gaat de aios een dag op bezoek bij een collega aios, om bij hem in de praktijk te kijken. Dit helpt de aios om te zien hoe vergelijkbare taken binnen verschillende organisaties op verschillende manieren worden aangepakt. De aios ontvangt op zijn beurt ook een collega aios op zijn eigen leerwerkplek. Verenso jaarcongres De aios bezoekt de jaarlijkse Verenso congressen. Hierdoor raakt hij vertrouwd met het reilen en zeilen van de beroepsgroep waartoe hij behoort.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
20
5.
Toetsing en beoordeling
De opleiding tot specialist ouderengeneeskunde is gericht op het verwerven van alle competenties die relevant zijn voor de uitoefening van het vak. Die competenties vormen ook de basis voor de beoordeling van de aios. Toetsing en beoordeling zijn geïntegreerde onderdelen van de opleiding. In een competentiegerichte opleiding wisselen leren en toetsing en beoordeling elkaar voortdurend af. - Beoordelen is het toekennen van een waardering aan het functioneren van de aios. Een beoordeling vindt plaats nadat een meting heeft plaatsgevonden en daaraan een waardering is toegekend. De betekenis van het begrip beoordelen kan als volgt worden weergegeven: Beoordelen = meten + wegen en beslissen. - Toetsen is het meten van een competentie met behulp van een toetsinstrument. 5.1.
Doel van toetsing en beoordeling
Het doel van de toetsing en beoordeling is het zichtbaar maken in welke mate een aios de competenties van de specialist ouderengeneeskunde beheerst en het geven van feedback hierop ten behoeve van het leerproces van een aios. Toetsing Gedurende de gehele opleiding wordt de aios getoetst door middel van verschillende toetsinstrumenten en andere onderwijskundige methoden en krijgt de aios feedback van de (stage)opleiders en de docenten van het opleidingsinstituut op een of meer competenties. Met de resultaten van de toetsing gaat de aios na in hoeverre leerdoelen zijn behaald en stelt de aios een plan op om zijn werkwijze te verbeteren. Educatieve beoordeling Bij een educatieve beoordeling maken (stage)opleider in de praktijk en de docent van het opleidingsinstituut samen met de aios de balans op over de competentieontwikkeling van de aios op dat beoordelingsmoment. Zit de competentieontwikkeling op schema, welke aandachtspunten zijn er? Heeft de aios de toetsen gedaan? Het referentiekader hierbij zijn de competenties van de specialist ouderengeneeskunde gerelateerd aan de opleidingsfase. De educatieve beoordeling kan leiden tot extra maatregelen om de opleiding in goede banen te leiden, zoals extra beoordelingsmomenten. Selectieve beoordeling Op ten minste drie momenten tijdens de opleiding wordt een formeel besluit genomen over de voortgang van de competentieontwikkeling van de aios. De selectieve beoordeling vindt plaats op basis van meerdere en verschillende toetsresultaten, verkregen op wisselende tijdstippen, in verschillende situaties, door verschillende beoordelaars en op basis van een beoordeling van de competenties door (stage)opleider en docent/mentor. De toetsresultaten zijn door de aios verzameld in het portfolio. 5.2.
Toetsing en toetsinstrumenten (toetsen)
Zoals gezegd in hoofdstuk 2, is het werkveld van het specialisme ouderengeneeskunde beschreven aan de hand van zes thema's. Bij elk van die thema's hoort een aantal specifieke competenties. Die competenties vormen de basis voor de toetsing. Voor elk van deze thema's zijn toetsen ontwikkeld, die zijn afgestemd op de specifieke inhoud van het thema. Deze toetsen worden themaspecifieke toetsen genoemd. Daarnaast zijn er toetsen ontwikkeld die niet gebonden zijn aan een thema, de zogenoemde
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
21
themaoverstijgende toetsen. De competenties die gemeten worden met deze laatste toetsen zijn van belang voor alle zes thema’s. Alle competenties van de specialist ouderengeneeskunde worden, door middel van verschillende toetsinstrumenten, getoetst en beoordeeld. Om de aios een goed inzicht te geven in zijn functioneren en om de betrouwbaarheid en validiteit van toetsing te waarborgen, worden er frequent toetsen afgenomen. In het IOP legt de aios, afhankelijk van het thema en de leerwerkplek/stageplaats waar de aios werkt, vast welke toetsen hij gebruikt. Het landelijk toetsplan geeft aan welke toetsen wanneer gebruikt kunnen c.q. gebruikt dienen te worden. Daarnaast kunnen aanvullende toetsen worden afgenomen, zowel op initiatief van de aios als op initiatief van (stage)opleider/mentor/docent. U vindt een beschrijving van de toetsen in het landelijk toetsplan/boek van de samenwerkende opleidingen specialisme ouderengeneeskunde De beschrijving van de specifieke competenties per thema vindt u in de themakaarten in bijlage 3
5.3.
Het portfolio
In het portfolio verzamelt de aios alle toetsuitkomsten en andere relevante documenten. Het portfolio is gedeeltelijk voorgestructureerd. Dat betekent dat de aios de uitkomsten van vooraf bepaalde toetsen moet opnemen in het portfolio. Indien de aios op een andere manier kan aantonen dat hij over een bepaalde competentie beschikt, kan hij dit bewijsmateriaal, naast de verplichte onderdelen, ook opnemen in het portfolio. Net als de toetsing heeft ook het portfolio twee doelen: educatief en selectief. Educatief Het portfolio maakt de individuele groei en ontwikkeling van de aios zichtbaar. De verzamelde informatie dient als feedback voor de sturing van het leerproces. Het portfolio dient als input voor reflectie op het handelen van de aios. Ook deze reflecties worden opgenomen in het portfolio. Selectief Het portfolio wordt gebruikt voor de beoordeling van de voortgang van de aios. De verzameling van toetsuitkomsten en overig door de aios toegevoegd materiaal, dient als bewijs voor de beheersing van de competenties van de specialist ouderengeneeskunde. 5.4.
Beoordelingsprocedure
Procedure educatieve beoordelingen 1. Educatieve beoordelingen worden in totaal minimaal twee keer per opleidings jaar ingepland. Het tijdstip wordt door de aios in overleg met de (stage)opleider en docent gepland in relatie tot de opleidingsperiode en/of stageperiode . In de regel vindt de educatieve beoordeling plaats ongeveer halverwege de stage- of opleidingsperiode bij stages/periodes van 6 maanden of langer. Bij een stage/periode die korter dan 3 maanden duurt kan afgezien worden van educatieve beoordeling halverwege de stage/periode. 2. De (stage)opleider en de docent leggen hun oordeel over het bereikte niveau van de competenties van de aios schriftelijk vast (zie ‘formulier Educatieve beoordeling door docent c.q. door (stage)opleider’). De aios vult ter voorbereiding het ‘formulier zelfevaluatie’ in. Na bespreking van de educatieve beoordeling passen GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
22
3.
4. 5.
6.
(stage)opleider en docent(en) zo nodig het tevoren ingevulde ‘formulier Educatieve beoordeling door docent c.a. door (stage)opleider’ aan. Dit formulier wordt ondertekend en opgenomen in het portfolio van de aios en in het dossier van de aios bij GERION. Na drie maanden opleiding vindt een eerste educatieve beoordeling plaats op basis van (a) een door de aios opgesteld IOP en het OS en (b) leeractiviteiten van de aios tijdens het instituutsonderwijs en/of ingebracht vanuit de praktijk en (c) het verslag van de educatieve beoordeling door de opleider en (d) het verslag van de educatieve beoordeling door de mentor/docent en (e) het portfolio. In principe vindt de eerste educatieve beoordeling plaats door opleider en mentor/docent in een gezamenlijk gesprek met de aios. Een educatieve beoordeling kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan aanleiding geven tot een (extra) selectieve beoordeling . Een educatieve beoordeling kan samenvallen met een selectieve beoordeling. Dan geldt hetgeen vermeld wordt bij selectieve beoordeling en vervangt de selectieve beoordeling de educatieve beoordeling. Aan de aios wordt vooraf duidelijk gemaakt wat de status van de beoordeling is. De mentor bewaakt de uitvoer van educatieve beoordeling van ‘zijn/haar’ aios.
Procedure selectieve beoordelingen 1. Een opleidings- en/of stageperiode (of afgebakende gedeelten daarvan bij gecombineerde perioden) wordt in principe afgerond met een selectieve beoordeling. Een selectieve beoordeling moet minimaal eenmaal per jaar plaatsvinden (aan het eind van het eerste jaar, aan het eind van het tweede jaar) en minimaal drie maanden voor het einde van de opleiding. 2. De aios vult ter voorbereiding het ‘formulier zelfevaluatie’ in. De (stage)opleider legt zijn oordeel over het bereikte niveau van de competenties van de aios schriftelijk vast. Dit oordeel wordt zowel door de (stage)opleider als de aios ondertekend, na bespreking, en aan de docent van het opleidingsinstituut gezonden. De docent voegt het verslag van deze beoordeling toe aan het beoordelingsdossier van de aios. Een afschrift van het verslag wordt door de aios aan het portfolio toegevoegd. 3. De docent legt zijn oordeel over het bereikte niveau van de competenties van de aios schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, na bespreking, zowel door de docent als de aios ondertekend. Bij de selectieve beoordeling is altijd een docent specialist ouderengeneeskunde betrokken. De docent voegt het verslag van deze beoordeling toe aan het beoordelingsdossier van de aios. Een afschrift van het verslag wordt door de aios aan het portfolio toegevoegd. 4. De mentor bewaakt de uitvoer van selectieve beoordeling van ‘zijn/haar’ aios. 5. Bij een verschillend oordeel tussen (stage)opleider en docent, vindt een gesprek plaats tussen de beoordelaars om tot een eensluidend oordeel te komen. Als dat niet mogelijk blijkt, worden de verschillende standpunten duidelijk aangegeven met een onderbouwing van het advies aan het hoofd. 6. Op basis van de beoordelingen van de (stage)opleider(s) en van de docent(en) ten tijde van de selectieve beoordeling, geeft de docent een advies aan het hoofd over de geschiktheid van de aios om de opleiding voort te zetten en te voltooien. Het hoofd controleert of de oordelen van (stage)opleider en docent overeenkomen en neemt vervolgens een besluit. Dit kan zijn: a. b.
Voldoende: de opleiding van de aios wordt voortgezet volgens het individueel opleidingsplan; Twijfelachtig: de opleiding van de aios wordt onder voorwaarden voortgezet of verlengd.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
23
c. Onvoldoende: de opleiding van de aios wordt niet voortgezet. 7. In het geval van twijfel over de geschiktheid van de aios de opleiding voort te zetten stelt het hoofd de aios schriftelijk in kennis van de voorwaarde(n) waaraan deze dient te voldoen, alsmede van de termijn en de wijze waarop dit beoordeeld zal worden. Dit kan de vorm krijgen van een Extrabegeleidingstraject (zie Extrabegeleidingstraject). 8. In het geval de aios niet geschikt is en niet in staat wordt geacht de opleiding voort te zetten, besluit het hoofd tot beëindiging van de opleiding. Het hoofd brengt de aios en de RGS (voorheen HVRC) schriftelijk op de hoogte van zijn besluit en zegt de opleidingsovereenkomst op. 9. Besluit het hoofd tot aanpassing, verlenging of beëindiging van de opleiding, dan wijst hij de aios op de geschillenregeling. Eindbeoordeling = laatste selectieve beoordeling: 10. De laatste selectieve beoordeling vindt tenminste 3 maanden voor het eind van de opleiding plaats. 11. Deze selectieve beoordeling vindt plaats zoals beschreven onder punt 2, 3 en 4 bij selectieve beoordelingen. 12. Op basis van de selectieve beoordelingen van de (stage)opleider en de docent(en), geeft de docent een advies aan het hoofd over de geschiktheid van de aios om de opleiding voort te zetten en te voltooien. 13. Het hoofd controleert of de oordelen van (stage) opleider en docent overeenkomen en neemt hierna een besluit. Dit kan zijn: a. de opleiding van de aios kan volgens het individuele opleidingsprogramma worden voltooid, indien de aios de nog resterende toetsen voor de geplande einddatum van de opleiding heeft behaald en aan de verplichte opleidingseisen succesvol heeft voldaan. b. de opleiding van de aios wordt verlengd. c. de opleiding van de aios wordt beëindigd. 5.5. Algemene procedures Vrijstellingen Volgt een aios door vrijstellingen een verkorte opleiding, dan wordt het IOP aangepast. Deeltijd aios Conform de regelgeving wordt de duur van de opleiding naar rato verlengd voor deeltijd aios. De intervallen tussen de tijdstippen van educatieve en selectieve beoordeling zijn zoveel mogelijk gelijk aan die van de voltijdse aios. Verlenging opleidingsduur Wanneer er een vertraging optreedt in de competentieontwikkeling, stelt de aios zijn IOP bij, in samenspraak met de mentor en de opleider of stageopleider. Als dat nodig is, kan het hoofd van GERION besluiten tot een verlenging van de opleiding met maximaal zes maanden (bij het voltijds volgen van de opleiding). Dit besluit behoeft de goedkeuring van de RGS (voorheen HVRC). Extrabegeleidingstraject (EBT) Bij onvoldoende of twijfelachtige voortgang van de competentieontwikkeling bij de aios, kan worden besloten tot een Extrabegeleidingstraject. Een Extrabegeleidingstraject is een aangepast individueel opleidingstraject gericht op verbetering van de competenties die als twijfelachtig of onvoldoende beoordeeld zijn. Procedure Extrabegeleidingstraject GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
24
1. Een Extrabegeleidingstraject wordt voorafgegaan door een selectieve beoordeling met als uitkomst het oordeel ‘twijfelachtig’. 2. Een Extrabegeleidingstraject is een aangepast individueel opleidingstraject gericht op verbetering van de competenties die als twijfelachtig of onvoldoende beoordeeld zijn en het Extrabegeleidingstraject wordt afgesloten met opnieuw een selectieve beoordeling, specifiek gericht op de competenties waaraan tijdens het Extrabegeleidingstraject gewerkt is. 3. Ten behoeve van een Extrabegeleidingstraject wordt een specifiek individueel begeleidings- en toetsingsplan opgesteld door de docenten, aios en (stage)opleider. Dit plan vermeldt de doelen van en de voorwaarden waaronder een Extrabegeleidingstraject plaatsvindt en de termijn en de wijze waarop ontwikkeling van de aios zal worden beoordeeld. Voor de schriftelijke vastlegging hiervan door de docenten wordt een vast format gebruikt: het Extrabegeleidingstraject-formulier. 4. Dit Extrabegeleidingstraject-formulier wordt door de docenten, de (stage)opleider, de aios en het hoofd ondertekend en in het beoordelingsdossier bewaard. Een afschrift van het Extrabegeleidingstraject-formulier wordt door de aios aan het portfolio toegevoegd. 5. Een Extrabegeleidingstraject duurt in het algemeen drie maanden. Het uitgangspunt is een maximum van twee Extrabegeleidingstrajecten gedurende de totale opleiding. Tussentijdse beëindiging Het hoofd van GERION heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios op te zeggen vanwege onopleidbaarheid van de aios of andere zeer belangrijke redenen. Geschillen Indien een aios zich niet kan verenigen met een door het hoofd afgegeven oordeel is er sprake van een geschil. Hierbij is de geschillenprocedure van toepassing, zoals beschreven in het Kaderbesluit CHVG.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
25
Bijlage 1. Begrippen Omschrijving van gebruikte termen6 Aios
arts in opleiding tot specialist, te weten tot specialist ouderengeneeskunde
Beoordelen
interpretatie van de toetsresultaten ten opzichte van een norm
CGS
College Geneeskundige Specialismen
Consortium
een samenwerkingsverband tussen verschillende praktijk- en stage-inrichtingen ten behoeve van het onderwijs van de aios
Competentie
de bekwaamheid om een professionele activiteit in een specifieke, authentieke context adequaat uit te voeren door de geïntegreerde aanwezigheid van kennis, inzichten, vaardigheden, attitude, persoonskenmerken/ eigenschappen
Cursorisch onderwijs
gestructureerd onderwijs in cursusvorm, in aanvulling op praktijkleren
Deeltijd
minder dan een volledige week werkzaam zijn zoals neergelegd in de betreffende regeling arbeidsvoorwaarden
Docent
een medewerker van het opleidingsinstituut, die betrokken is bij het onderwijs en de beoordeling van aios
Educatieve beoordeling
een oordeel geven over (een onderdeel van) het functioneren van de aios met als doel het leerproces van de aios te bevorderen
Selectieve beoordeling
een beoordeling van de aios over (een onderdeel van) het functioneren van de aios met daaraan gekoppeld een oordeel over het voortzetten van de opleiding, al dan niet onder voorwaarden
Eindbeoordeling
een beoordeling van de aios of hij geschikt is en in staat wordt geacht het specialisme waarvoor hij is opgeleid zelfstandig en naar behoren uit te oefenen nadat de opleiding is beëindigd
Evaluatierapport
een rapport van de opleider of stageopleider, waarin hij het leren van de aios beschrijft aan de hand van een door GERION vastgesteld format, aan het eind van een periode en bij een selectieve beoordeling
6
De omschrijvingen sluiten aan bij de begripsomschrijvingen in het Kaderbesluit CHVG.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
26
Extrabegeleidingstraject
een aangepast Individueel OpleidingsPlan waarmee de opleiding van de aios onder voorwaarden wordt voortgezet met een selectieve beoordeling als eindpunt
Hoofd
hoofd van een opleidingsinstituut
Individueel OpleidingsPlan
uitwerking van het opleidingsplan op individueel niveau dat aangeeft op welke wijze de competenties kunnen worden bereikt
Instelling
een bestuurlijke eenheid, al dan niet over meerdere locaties verspreid, waar een deelgebied van de geneeskunde wordt uitgeoefend dat door het CGS (voorheen CHVG) als zodanig is aangewezen of waar één of meerdere beroepen in de individuele gezondheidszorg worden uitgeoefend
Instituut
organisatie die, in universitair verband, de gehele opleiding kan coördineren en voor de uitvoering van het cursorisch onderwijs kan zorgdragen
Instituutsreglement
door de RGS (tot en met december 2012 HVRC) goedgekeurd reglement dat de praktische gang van zaken tussen het opleidingsinstituut en de aios, opleiders, stageopleiders en de opleidingsen stage-opleidingsinrichtingen regelt
Kaderbesluit CHVG
het besluit van het CGS (voorheen CHVG) waarin de algemene eisen voor de opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde en arts voor verstandelijk gehandicapten, de erkenning als opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut voor de opleiding tot huisarts, specialist ouderengeneeskunde of arts voor verstandelijk gehandicapten en de registratie en herregistratie van huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen voor verstandelijk gehandicapten geregeld zijn
Landelijk opleidingsplan
plan dat het kader betreffende de inrichting en de uitvoering van de opleiding stelt
Leerwerkplan
plan dat de vorm en inhoud beschrijft van het praktisch en theoretisch gedeelte van de opleiding in de praktijk van de opleider, de opleidingsinrichting, stageopleider of stageinrichting, met inachtneming van het opleidingsplan
Mentor
functionaris van het opleidingsinstituut, die de aios gedurende heel zijn opleidingstijd begeleidt
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
27
Opleider
een door de RGS (tot en met december 2012 HVRC) voor de opleiding erkende specialist onder wiens verantwoordelijkheid de gehele opleiding of een gedeelte van de opleiding tot specialist plaatsvindt
Opleiding
de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
Opleidingsinrichting
door de RGS (tot en met december 2012 HVRC) erkende instelling in Nederland, dan wel een locatie van de instelling, waar de praktijkopleiding plaatsvindt
Opleidingsinstituut
instituut in Nederland dat ten behoeve van de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde door de CGS (tot en met 2012 HVRC) is erkend en dat het cursorisch onderwijs verzorgt
Opleidingsjaar
periode tussen de jaarlijkse begin- en einddatum van de opleiding van het opleidingsinstituut
Opleidingsperiode
deel van de opleiding dat plaatsvindt binnen het specialisme waartoe wordt opgeleid
Opleidingsplan
door een opleidingsinstituut opgesteld plan dat de inrichting en de uitvoering van de opleiding beschrijft en het kader vormt voor de opleidingsschema’s en de individuele opleidingsplannen, alsmede voor de leerwerkplannen
Opleidingsschema
een binnen het opleidingsplan passend overzicht van begin- en einddatum, de volgorde en de locatie(s) van (onderdelen van) de opleiding van de aios
Portfolio
een verzameling van documenten waarin de verplichtingen voortvloeiende uit de CGS (voorheen CHVG) regelgeving worden bijgehouden, waaruit de voortgang van de opleiding en de zelfreflectie van de aios blijken, met ten minste de documenten ten behoeve van de beoordeling van de aios
Praktijkopleiding
in de praktijk opdoen van competenties in het kader van de opleiding
Regiocoördinator
functionaris binnen een regio die is belast met de coördinatie van de praktijkopleiding en de afstemming met het opleidingsinstituut
Regionaal consortium/regio
Alle opleidings- en stage-opleidingsinrichtingen binnen een regio vormen samen een regionaal consortium, kortweg regio.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
28
RGS
Registratiecommissie Geneeskundige Specialismen
Selectieve beoordeling
een oordeel geven over het al dan niet voortzetten van de opleiding door de aios
Stage
deel van de opleiding dat plaatsvindt buiten het specialisme waartoe wordt opgeleid
Stage-opleidingsinrichting
door de RGS (tot en met 2012 HVRC) erkende al dan niet over meerdere locaties verspreide instelling of afdeling van een instelling waar een stage kan worden gevolgd voor een specialisme
Stageopleider
degene die een stage in een stage-inrichting als onderdeel van de opleiding in een specialisme verzorgt en door de RGS (tot en met 2012 HVRC) is erkend voor de praktijkopleiding van aios
Toetsing
vaststellen of en in welke mate aan de leerdoelen is voldaan
Voltijds
een volledige week werkzaam zijn, zijnde 31,5 uur voor het praktijkgedeelte naast het theoretisch gedeelte (6,5 uur)
Vrijstelling
de ontheffing van de verplichting deel te nemen aan een gedeelte van de opleiding met als gevolg bekorting van de duur van de opleiding
Zelfstudie
voor de opleiding noodzakelijke activiteiten die geen deel uitmaken van de praktijkopleiding en het cursorisch onderwijs
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
29
Bijlage 2. Competenties De competenties van de specialist ouderengeneeskunde zijn vastgelegd in de nota De competenties van de verpleeghuisarts/sociaal geriater. Kwalificatievereisten voor het verbrede specialisme, vastgesteld door de Vereniging van Specialisten Ouderengeneeskunde (Verenso, voorheen NVVA), Utrecht, oktober 2004 en herzien in mei 2012. Doelgroep, doelstelling en werkterrein De doelgroep: kwetsbare ouderen en chronisch zieken met complexe problemen en één of meer aandoeningen, ongeacht waar zij verblijven. Doelstelling: het behouden of bereiken van voor de betrokken patiënt optimale niveau van functionele autonomie en kwaliteit van leven. Om dit te bereiken zijn zowel diagnostiek als behandeling (cure) en zorg (care) aangewezen. In het specialisme ouderengeneeskunde nemen ook de relatie tussen de patiënt en zijn omstandigheden en die tussen de patiënt en zijn zorgsysteem een essentiële plaats in. Veelal wordt ook het zorgsysteem behandeld met als doel het bereiken van een optimaal niveau van lichamelijke en psychische gezondheid en kwaliteit van leven van de patiënt. Het medisch handelen en het zorgproces zijn met name gericht op het voorkómen dan wel beperken van negatieve functionele en psychosociale gevolgen van ziekten. Dit vereist een voortdurend afwegen of men wel dan niet tot handelen moet overgaan. Werkterreinen: het medisch handelen ligt met name op de volgende gebieden: revalidatie, chronische somatische en/of psychogeriatrische zorg, palliatieve terminale zorg, crisisinterventie, diagnostiek en advies. Competentiegebieden • • • • • • •
Medisch handelen Communicatie Samenwerking Kennis en wetenschap Maatschappelijk handelen Organisatie Professionaliteit
De specialist ouderengeneeskunde… Medisch handelen In het competentiegebied Medisch Handelen gaat het om het kerngebied van het vak. De overige competentiegebieden kunnen niet los gezien worden van dit eerste terrein. In de beschrijving is een combinatie gemaakt van de stappen diagnose behandeling – preventie en de stappen van een cyclisch zorgproces. Verder wordt er een hoofdonderscheid gemaakt tussen de directe patiëntenzorg (I) en het verlenen van consultaties (2). 1
hanteert diagnostische en therapeutische vaardigheden ten behoeve van een doeltreffende, doelmatige en patiëntgerichte zorg in een integraal, multidisciplinair, probleemgericht en cyclisch zorgproces.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
30
1.1
neemt goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling.
1.1.1 diagnosticeert en prognosticeert somatische, psychogeriatrische en geronto-psychiatrische ziektebeelden en intercurrente aandoeningen, niet alleen gericht op het stellen van de diagnose, maar ook op het constateren van de bijbehorende stoornissen, polyfarmacie, beperkingen en handicaps en op de zorgbehoeften/-wensen. De diagnostiek kan plaatsvinden in verschillende stadia van de problematiek: acuut, chronisch, terminaal. Meer specifiek (het doelmatig verrichten van): anamnese en hetero anamnese; algemeen lichamelijk onderzoek; specifiek onderzoek (oriënterend neurologisch en (neuro-)psychologisch (test)onderzoek); psychiatrisch en psychogeriatrisch onderzoek; het beoordelen van wilsbekwaamheid; de noodzaak tot aanpassing van de juridische status, het voorkomen van het gebruik van vrijheidsbeperkende middelen en dwangbehandeling en indien onontkoombaar het indiceren van een vrijheidsbeperkend middel; aanvragen van laboratoriumonderzoek, technisch en specialistisch onderzoek, beoordelen en vaststellen van de individueel aangewezen zorg op basis van ziektegerichte diagnostiek en ziekte-gevolgendiagnostiek; inschatten van de ontwikkeling van de zorgvraag (prognose); analyseren en interpreteren van de bevindingen bij het onderzoek (probleemverheldering, -analyse en -definitie, differentiaal diagnostiek, systeemanalyse). 1.1.2 verricht doelmatig (of laat verrichten) behandelingen gericht op genezing en op onderhoudsbehandeling bij chronische aandoeningen conform het medisch behandelplan. Onder andere: inzetten en afstemmen van medicamenteuze therapie; aanvragen van paramedische en psychosociale behandelingen/interventies; indiceren van specifieke verpleegkundige of verzorgende interventies; (laten) uitvoeren van BIG geregistreerde handelingen; systeeminterventies en andere psychotherapeutische deeltechnieken toepassen; crisisinterventie verrichten (methodiek van ingrijpen in acute situaties); verwijzen naar of consulteren van externe specialisten. 1.1.3 doet aan individuele preventie: het voorkomen van ziekten en functieverlies; het voorkomen van verergering van ziekten en functieverlies. 1.1.4 stelt een medisch behandelplan op. 1.1.5 voert op competente wijze alle medisch-technische verrichtingen uit, die essentieel zijn voor het eigen vakgebied. 1.1.6 evalueert de behandeldoelen en stelt deze bij in overleg met de patiënt en overige hulpverleners in een multidisciplinair overleg en voert hierbij de regie. 2
verleent effectieve consultaties
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
31
2.1
in de patiëntenzorg;
2.2
in het onderwijs;.
2.3
in juridische kwesties (in bewaringstelling, rechtelijke machtiging). Communicatie Het competentiegebied Communicatie omvat alle communicatie en samenwerking met de patiënt en diens systeem. Punt 3 beslaat het geheel van de relatie met de patiënt/systeem; punt 4 beschrijft het verwerven van informatie, terwijl punt 5 betrekking heeft op het geven van informatie.
3
bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten en hun systeem op.
3.1
kan omgaan met de diversiteit in etnische en culturele achtergronden van patiënten;
3.2
kan omgaan met patiënten met communicatieve en cognitieve beperkingen;
3.3
creëert een omgeving, die gekenmerkt wordt door begrip, vertrouwen, empathie en vertrouwelijkheid.
4
verkrijgt doelmatig relevante patiënteninformatie.
4.1
verkrijgt relevante informatie bij de patiënt, diens systeem of bij andere hulpverleners;
4.2
toont interesse in de ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt over het ontstaan, de aard en de behandeling van zijn of haar ziekte of problemen;
4.3
schat de invloed van factoren als leeftijd, geslacht, etnisch-culturele achtergrond, sociaal netwerk, en emotie naar waarde in.
5
bespreekt de relevante informatie goed met patiënten en familie.
5.1
verkrijgt instemming met het medisch behandelplan;
5.2
informeert en adviseert de patiënt op invoelende wijze en met respect en bevordert intussen begrip, discussie en actieve deelname van de patiënt in beslissingen over zijn of haar behandeling;
5.3
kan luisteren naar een patiënt en diens familie (om een optimale en consistente patiëntenzorg voor de patiënt en zijn familie te waarborgen);
5.4
verifieert het begrip van de patiënt en diens familie;
5.5
houdt duidelijke en accurate dossiers bij.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
32
Samenwerking Het competentiegebied Samenwerking omvat het samenwerken met alle zorgverleners, die met de arts betrokken zijn bij diens patiënt. Punt 6 betreft de samenwerking met en rond de individuele patiënt, terwijl punt 7 patiëntoverstijgend is. Hierbij valt te denken aan commissiewerk, onderzoek en onderwijs. 6
overlegt doelmatig met het multidisciplinair team over het zorg/behandelplan; met collega’s uit de eerste of tweede lijn over de medische situatie van de patiënt; met zorgverleners van andere instellingen over de medische en algemene zorg (therapeutisch leefklimaat etc.) voor de patiënt.
6.1
onderkent hierbij de grenzen van zijn eigen deskundigheid;
6.2
onderkent de rol en deskundigheid van andere betrokkenen;
6.3
betrekt de patiënt en zijn familie bij de besluitvorming;
6.4
integreert expliciet de mening van de patiënt en zorgverleners in het medisch behandelplan;
6.5
voert de regie over het multidisciplinaire team.
7
draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg, onder meer in de medische as.
7.1
geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod: onderkent de deskundigheid van andere teamleden, respecteert de meningen en rollen van individuele teamleden, draagt bij aan een gezonde teamontwikkeling en conflicthantering en zet eigen deskundigheid in bij ondersteuning van het team. Kennis en wetenschap De competenties die vallen onder het eerste competentiegebied Medisch Handelen, zoals diagnosticeren en behandelen, vragen om veel (parate) kennis. Het competentiegebied Kennis en Wetenschap richt zich op het proces van kennis verwerven en het omgaan met kennis. Punt 8 richt zich op het kritisch beoordelen van de wetenschappelijke literatuur, punt 9 op het participeren in projecten gericht op kennisvermeerdering of –borging, punt 10 op de persoonlijke ontwikkeling en punt 11 op het delen van de eigen deskundigheid met anderen.
8
beoordeelt medische informatie van het eigen vakgebied kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming.
8.1
stelt vragen zo, dat ze in principe te beantwoorden zijn met behulp van wetenschappelijke literatuur;
8.2
zoekt efficiënt naar wetenschappelijke gegevens;
8.3
beoordeelt de kwaliteit van wetenschappelijke gegevens;
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
33
8.4
blijft op de hoogte van de onderbouwing van de kwaliteitsnormen.
9
bevordert de verbreding van en ontwikkelt de wetenschappelijke vakkennis door het meewerken aan gemeenschappelijke onderzoeksprojecten, kwaliteitsborging of de ontwikkeling van richtlijnen voor de beroepspraktijk.
9.1
voert zelfstandig literatuuronderzoek uit;
9.2
participeert in gezamenlijke onderzoeksprojecten;
9.3
participeert in kwaliteitsborging;
9.4
participeert in richtlijnontwikkeling en ontwikkeling van behandelprotocollen.
10
ontwikkelt en onderhoudt een persoonlijk bij- en nascholingsplan.
10.1
stelt persoonlijke leerdoelen vast;
10.2
kiest geschikte leermethoden;
10.3
evalueert de eigen leerresultaten voor het eigen beroepshandelen.
11
bevordert de deskundigheid van studenten, aios, basisartsen, verpleegkundig specialisten, nurse practitioners, physician assistants en van collega’s, patiënten en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg via onderwijs, voorlichting en publicaties.
11.1
helpt anderen hun leerbehoefte te formuleren;
11.2
adviseert anderen hoe zij zich verder kunnen ontwikkelen;
11.3
geeft constructieve feedback;
11.4
past principes van het leren door volwassenen toe in de interactie met anderen;
11.5
geeft begeleiding en leiding aan personen die onder zijn verantwoording taken verrichten Maatschappelijk handelen Het competentiegebied Maatschappelijk Handelen richt zich op de maatschappelijke context van het handelen van de specialist ouderengeneeskunde en op vormen van belangenbehartiging ten behoeve van de patiënten door de specialist ouderengeneeskunde. Punt 12 focust op de arts - patiënt relatie en van daaruit op eventuele grotere groepen, zoals bij de bestrijding van besmettelijke infecties; punt 13 betreft grotere groepen, zoals bij infectiepreventie.
12
kent en herkent de determinanten van de gezondheid van patiënten om de gezondheid van patiënten en de volksgezondheid te bevorderen.
12.1
past de patiëntenzorg en voorlichting aan om zo de gezondheid te bevorderen en het inzicht in het beleid te vergroten;
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
34
12.2
stimuleert copingsvaardigheden;
12.3
stimuleert de actieve deelname in de medische besluitvorming.
13
herkent en reageert op die kwesties waar belangenbehartiging namens patiënten, beroepen of de samenleving gewenst is.
13.1
identificeert risicogroepen;
13.2
onderkent beleidsmaatregelen die de gezondheid beïnvloeden;
13.3
hanteert methoden om de ontwikkeling van gezondheidszorg- en sociaal beleid te beïnvloeden. Organisatie Het competentiegebied Organisatie betreft zowel het organiseren als een activiteit van de arts (punt 14) als het werken in een organisatie (punt 15).
14
organiseert het werk naar een balans tussen het beroepsmatig handelen, de behoefte aan verdere ontwikkeling en het privé-leven.
14.1
past effectief tijdsmanagement toe;
14.2
evalueert zichzelf om tot realistische verwachtingen te komen.
15
werkt effectief en doelmatig binnen een gezondheidszorgorganisatie of als zelfstandig beroepsbeoefenaar.
15.1
zorgt voor een goede praktijkvoering;
15.2
functioneert in bredere managementsystemen in organisaties of binnen de eigen groepspraktijk, zoals in multidisciplinaire teams en (kwaliteits-)commissies;
15.3
besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoord;
15.4
gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, scholing en andere activiteiten. Professionaliteit Het competentiegebied Professionaliteit heeft betrekking op de kwaliteitseisen die gesteld worden aan de beroepsuitoefening van de specialist ouderengeneeskunde. Dit aspect kan nog minder dan de andere competentiegebieden los gezien worden van de overigen. Verder is het juridisch en ethisch verantwoord handelen bij dit competentiegebied onder gebracht.
16
levert hoogstaande zorg op een integere, oprechte en betrokken wijze.
16.1
reflecteert op zijn handelen als specialist ouderengeneeskunde;
16.2
levert een bijdrage aan transparantie over het medisch handelen door visitatie/casuïstiekbespreking etcetera
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
35
16.3
legt verantwoording af over zijn handelen als specialist ouderengeneeskunde;
16.4
hanteert persoonlijke en professionele grenzen;
16.5
neemt de consequenties van fouten in het eigen handelen;
16.6
spreekt anderen aan op (bijna-) incidenten.
17
oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische en juridische normen van het beroep.
17.1
werkt vanuit juridische kaders, zoals de WGBO, de BOPZ, de wet BIG, en dergelijken.;
17.2
handelt professioneel;
17.3
gaat effectief om met ethische dilemma’s;
17.4
geeft sturing aan een overleg over ethische problemen.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
36
Bijlage 3. Themakaarten Thema 1: Acute zorg Omschrijving thema: Acute medische zorg aan mensen met chronische ziekten en / of psychogeriatrische problematiek. Deze zorg kenmerkt zich door het handelen onder tijdsdruk, de noodzaak tot triage en het verlenen van crisisinterventie. Leerperiode: Somatiek, Psychogeriatrie, Stage (SEH, huisartsenpraktijk) Rollen van de specialist ouderengeneeskunde: Hoofdbehandelaar Competentiegebieden Geoperationaliseerde competentie Medisch handelen - Neemt ten aanzien van acute problemen en aandoeningen goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Stelt ten aanzien van acute problemen en aandoeningen een zorg / behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Voert relevante medisch- technische verrichtingen uit. Communicatie - Bouwt in medisch acute situaties een functionele behandelrelatie op met patiënten en hun systeem; - Verkrijgt in medisch acute situaties relevante informatie bij de patiënt, hun systeem of bij andere hulpverleners; - Verkrijgt in medisch acute situaties instemming met het behandelplan; - Houdt duidelijke en accurate dossiers bij. Samenwerking - Overlegt in medisch acute situaties doelmatig; - Neemt in medisch acute situaties doelmatig besluiten. Kennis en Wetenschap - Blijft op de hoogte van de onderbouwing van zorgnormen bij medisch acute situaties. Maatschappelijk handelen - Kent en herkent de determinanten van de gezondheid van patiënten om de gezondheid van patiënten en de volksgezondheid te bevorderen, zoals bij besmettelijke aandoeningen en calamiteiten. Organisatie - Past effectief tijdsmanagement toe zoals onder tijdsdruk en bij noodzaak tot triage; - Zorgt voor een goede praktijkvoering ten aanzien van bereikbaarheidsdiensten en aanwezigheidsdiensten. Professionaliteit - Reflecteert en legt verantwoording af over zijn medisch handelen; - Gaat om met en neemt de consequenties van fouten in het eigen handelen; - Spreekt anderen aan op (bijna) incidenten.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
37
Thema 2: Chronische somatische zorg Omschrijving thema: Medische zorg aan chronische zieken en gehandicapten ongeacht waar de patiënt verblijft. Leerperiode: Somatiek, Stage (algemeen ziekenhuis afdeling neurologie, klinische geriatrie, interne geneeskunde,) Rollen van de specialist ouderengeneeskunde: Hoofd- en medebehandelaar en consulent Competentiegebieden Geoperationaliseerde competentie Medisch handelen - Neemt ten aanzien van chronisch somatisch zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Handelt preventief met betrekking tot ziekten en functieverlies en / of verergering van ziekten en functieverlies; - Stelt ten aanzien van chronisch somatische zorg een zorg- / behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Evalueert en stelt in overleg met de patiënt het zorg- / behandelplan bij; - Voert relevante medisch- technische verrichtingen uit; - Verleent effectieve consultaties in de patiëntenzorg. Communicatie - Bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten en hun systeem op, waarbij wordt omgegaan met de diversiteit in etnische en culturele achtergronden; - Verkrijgt relevante informatie bij de patiënt, hun systeem of andere hulpverleners; - Verkrijgt ten aanzien van chronisch somatische zorg instemming met het behandelplan. Samenwerking - Overlegt doelmatig met het multidisciplinaire team over het zorg- / behandelplan; - Overlegt doelmatig met collega’s uit de eerste of tweede lijn over de zorg / behandeling van de patiënt; - Overlegt doelmatig met zorgverleners van andere instellingen over de zorg / behandeling van de patiënt; - Voert in de rol van hoofdbehandelaar de regie over de behandeling. Kennis en Wetenschap - Beoordeelt medische informatie over chronische somatische zorg kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming; - Bevordert de verbreding van en ontwikkelt wetenschappelijke vakkennis met betrekking tot de chronisch somatische zorg door het meewerken aan gemeenschappelijke researchprojecten, kwaliteitsborging of de ontwikkeling van richtlijnen voor de beroepspraktijk; - Bevordert de deskundigheid van studenten, aios en van collega’s via onderwijs en voorlichting en past hierbij in de interactie de principes toe van het leren door volwassenen. Maatschappelijk handelen - Past patiëntenzorg en voorlichting aan om zo de gezondheid te bevorderen en het inzicht in het beleid te vergroten; - Stimuleert actieve deelname in de medische besluitvorming; - Zet zich in voor belangenbehartiging van patiënten; - Identificeert risicogroepen; - Onderkent beleidsmaatregelen, zoals budgettaire, die de gezondheid beïnvloeden. Organisatie - Functioneert in bredere managementsystemen in organisaties, zoals teams en commissies. Professionaliteit - Reflecteert en legt verantwoording af over zijn handelen als specialist ouderengeneeskunde; - Hanteert persoonlijke en professionele grenzen.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
38
Thema 3: Revalidatie Omschrijving thema: Het in een beperkt tijdsbestek behandelen van beperkingen en handicaps ten gevolge van acute of chronische aandoening of op complicaties hiervan. De behandeling is gericht op functieherstel en kan klinisch of ambulant plaatsvinden. Het kan onderdeel uitmaken van een zorgketen. Leerperiode: Somatiek (revalidatieafdeling), Ambulant (somatische dagbehandeling), Stage (algemeen ziekenhuis afdeling orthopedie, revalidatie instelling). Rollen van de specialist ouderengeneeskunde: Hoofdbehandelaar, medebehandelaar, consulent Competentiegebieden Geoperationaliseerde competentie Medisch handelen - Neemt ten aanzien van revalidatie goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Verricht doelmatig behandelingen gericht op genezing en functieherstel met inzetten en afstemmen van medicamenteuze therapie, paramedische en psychosociale interventies en specifieke verpleegkundige of verzorgende interventies; - Voorkomt verergering van ziekte en functieverlies; - Stelt een op functieherstel gericht behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Evalueert frequent en stelt in overleg met de patiënt zonodig het behandelplan bij; - Voert relevante medisch- technische verrichtingen uit . Communicatie - Bouwt effectieve behandelrelaties met revaliderende patiënten en systeem op, waarin de verwachtingen ten aanzien van het herstelproces bespreekbaar zijn en de revalidant tot functieherstel wordt gemotiveerd; - Informeert en adviseert de patiënt en bevordert begrip, discussie en actieve deelname van de patiënt in beslissingen over zijn of haar behandeling; - Luistert naar de patiënt en hun naasten; - Houdt duidelijke en accurate dossiers bij. Samenwerking - Erkent de rol en deskundigheid van verpleging en verzorging, paramedici en de psycholoog; - Hakt knopen door in het revalidatietraject; - Draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg, onder meer in de medische as; - Onderkent de deskundigheid van andere teamleden, respecteert de meningen en rollen van individuele teamleden, en zet eigen deskundigheid in bij de taken waar het team voor staat. Kennis en Wetenschap - Zoekt efficiënt naar wetenschappelijke gegevens ten aanzien van revalidatieprocessen en beoordeelt de kwaliteit van deze gegevens; - Blijft op de hoogte van onderbouwing van de zorgnormen die in de revalidatie veel voorkomen; - Participeert in de kwaliteitsborging van transmurale revalidatieprojecten. Maatschappelijk handelen - Identificeert risicogroepen in de revalidatie, bijvoorbeeld ten aanzien van valrisico; - Onderkent beleidsmaatregelen die de gezondheid beïnvloeden, bijvoorbeeld op het gebied van valpreventie. Organisatie - Zorgt voor een goede praktijkvoering, gericht op spoedig functieherstel van de revalidanten; - Besteedt de beschikbare menskracht en middelen voor de revalidatiezorg verantwoord. Professionaliteit - Handelt professioneel vanuit de eigen waarden en normen, met name ten aanzien van in- en uitstroom van revalidanten.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
39
Thema 4: Palliatieve zorg Omschrijving thema: Integrale zorg aan patiënten in de laatste levensfase, gericht op ondersteuning van de patiënt en zijn naasten, met name door het verlichten van belastende symptomen. Leerperiode: Somatiek, Psychogeriatrie, Stage (hospice, algemeen ziekenhuis afdeling oncologie, palliatieve afdeling in het verpleeghuis) Rollen van de specialist ouderengeneeskunde: Hoofd- en medebehandelaar Competentiegebieden Geoperationaliseerde competentie Medisch handelen - Neemt ten aanzien van palliatieve zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Voert relevante medisch- technische verrichtingen uit; - Diagnosticeert en prognosticeert somatische, psychogeriatrische en gerontopsychiatrische ziektebeelden en intercurrente aandoeningen met name gericht op zorgplanning. Communicatie - Informeert en adviseert ten aanzien van diagnostiek, prognostiek en beloop; - Luistert naar de patiënt en hun naasten; - Bespreekt de levens- en overlijdensvisie van de patiënt waarbij een omgeving, gekenmerkt door begrip, vertrouwen, empathie en vertrouwelijkheid, gecreëerd wordt. Samenwerking - Overlegt doelmatig met zorgverleners, zoals specialistische verpleegkundige en geestelijk verzorger, over de zorg voor de patiënt; - Geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod bijvoorbeeld bij alternatieve geneeswijzen. Kennis en Wetenschap - Beoordeelt medische informatie over palliatieve zorg kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming; - Bevordert de verbreding van en ontwikkelt wetenschappelijke vakkennis met betrekking tot palliatieve zorg door het meewerken aan gemeenschappelijke researchprojecten, kwaliteitsborging of de ontwikkeling van richtlijnen voor de beroepspraktijk. Maatschappelijk handelen - Herkent en reageert op die kwesties zoals palliatieve sedatie, voeding- en vochttoediening in de laatste levensfase en euthanasie, waarbij belangenbehartiging namens patiënten, beroepen en / of de samenleving gewenst is. Organisatie - Besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg, die frequente patiëntcontacten, intensieve zorg en continue beschikbaarheid vereist, verantwoord. Professionaliteit - Reflecteert op zijn handelen als specialist ouderengeneeskunde; - Hanteert persoonlijke en professionele grenzen; - Oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische en juridische normen; - Handelt professioneel vanuit eigen waarden en normen; - Gaat effectief om met ethische dilemma’s.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
40
Thema 5: Psychogeriatrische zorg in instellingen Omschrijving thema: Medische zorg aan psychogeriatrische en gerontopsychiatrische patiënten, die verblijven in instellingen. Leerperiode: Psychogeriatrie Rollen van de specialist ouderengeneeskunde: Hoofdbehandelaar Competentiegebieden Geoperationaliseerde competentie Medisch handelen - Neemt ten aanzien van psychogeriatrische zorg goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Voert relevante medisch- technische verrichtingen uit; - Beoordeelt de wilsbekwaamheid van de patiënt; - Beoordeelt de noodzaak tot aanpassing van de juridische status en past deze aan; - Beoordeelt de noodzaak tot toepassing van middelen en maatregelen en dwangbehandeling en past deze toe. Communicatie - Bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten met communicatieve en cognitieve beperkingen en hun naasten op; - Creëert een omgeving die gekenmerkt wordt door begrip, vertrouwen, empathie en vertrouwelijkheid; - Toont interesse in de ideeën, zorgen en verwachtingen van de patiënt en hun naasten over het ontstaan, de aard en de behandeling van zijn of haar ziekte of problemen; - Verifieert het begrip van de patiënt en hun naasten. Samenwerking - Overlegt doelmatig met zorgverleners, zoals de psycholoog en de activiteitenbegeleider, over de zorg voor de patiënt; - Betrekt de patiënt en hun naaste bij de besluitvorming; - Draagt bij aan effectieve interdisciplinaire samenwerking: draagt bij aan een gezonde teamontwikkeling en conflicthantering en zet eigen deskundigheid in bij taken waar het team voor staat. Kennis en Wetenschap - Beoordeelt medische informatie ten aanzien van psychogeriatrische en geronto-psychiatrische aandoeningen kritisch ten behoeve van de eigen klinische oordeels- en besluitvorming; - Blijft op de hoogte van de onderbouwing van de zorgnormen bij problemen die in de psychogeriatrische praktijk voorkomen; - Bevordert de deskundigheid van collega’s en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg door hen te leren hun leerbehoefte te formuleren, adviseren over verdere ontwikkeling en door het geven van constructieve feedback. Maatschappelijk handelen - Onderkent beleidsmaatregelen, zoals ten aanzien van woonvormen, die de gezondheid beïnvloeden; - Hanteert methoden om de ontwikkeling van gezondheidszorg- en sociaal beleid te beïnvloeden. Organisatie - Gebruikt informatietechnologie voor optimale patiëntenzorg, scholing en andere activiteiten. Professionaliteit - Oefent de geneeskunde uit naar de gebruikelijke ethische en juridische normen van het beroep met betrekking tot bijvoorbeeld wilsbekwaamheid; - Handelt professioneel vanuit eigen waarden en normen.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
41
Thema 6: Ambulante psychogeriatrische zorg Omschrijving thema: De zorg aan psychogeriatrische / gerontopsychiatrische ambulante patiënten en hun naasten. De zorg kenmerkt zich door vroeg diagnostiek en (proces)begeleiding van het patiëntsysteem. Leerperiode: Ambulant, Stage (GGZ: ambulant team ouderenpsychiatrie, opname afdeling ouderen) Rollen van de specialist ouderengeneeskunde: Medebehandelaar, consulent Competentiegebieden Geoperationaliseerde competentie Medisch handelen - Neemt ten aanzien van ambulante psychogeriatrische zorg (zie bijlage 1 goed onderbouwde besluiten over diagnostische en therapeutische interventies, gebaseerd op informatie en voorkeur van de patiënt, wetenschappelijk bewijs en klinische beoordeling; - Verricht doelmatig specifiek onderzoek, zoals (neuro-) psychologisch (test) onderzoek, psychiatrisch en psychogeriatrisch onderzoek; - Verricht doelmatig onderzoek naar het patiëntsysteem; - Schat de ontwikkeling van de zorgvraag in; - Stelt een zorg- / behandelplan op en voert het uit of laat het uitvoeren; - Verleent effectieve consultaties in de patiëntenzorg, in het onderwijs en in juridische kwesties. Communicatie - Bouwt effectieve behandelrelaties met patiënten met communicatieve en cognitieve beperkingen en hun naasten op; - Schat de invloed van het sociaal netwerk van de patiënt in, zoals bij belangentegenstellingen en conflictsituaties. Samenwerking - Overlegt doelmatig met zorgverleners, zoals de huisarts en sociaal psychiatrisch verpleegkundige en de thuiszorgmedewerkende, over de zorg voor de patiënt; - Onderkent de grenzen van de eigen deskundigheid; - Integreert expliciet de mening van de patiënt en zorgverleners in de behandelplannen; - Draagt bij aan interdisciplinaire samenwerking en ketenzorg, geeft vorm aan aanpassingen en veranderingen in het zorgaanbod. Kennis en Wetenschap - Bevordert de deskundigheid van collega’s en andere betrokkenen bij de gezondheidszorg via onderwijs, voorlichting en publicaties. Maatschappelijk handelen - Stimuleert copingsvaardigheden van de patiënt en hun naasten; - Signaleert behoeften ten aanzien van het zorgaanbod. Organisatie - Functioneert in bredere managementsystemen in organisaties; - Besteedt de beschikbare middelen voor de patiëntenzorg verantwoordt waarbij met name gebruik wordt gemaakt van taakdelegatie. Professionaliteit - Werkt vanuit juridische kaders, zoals de WGBO, de BOPZ, de wet BIG, en dergelijke; - Initieert en kan sturing geven aan overleg over ethische problemen.
GERION Opleidingsplan opleiding tot specialist ouderengeneeskunde
42