OPLEIDING SOCIAAL WERK Sociaal-Cultureel Werk
LETS VS BUURTRUIL DEELNAME AAN LOKALE RUILHANDEL
Scriptie van
Leentje DE WEERDT tot het behalen van het diploma bachelor sociaal werk
academiejaar 2010-2011
2
Inhoudsopgave Voorwoord .................................................................................................. 5
Inleiding ..................................................................................................... 7
Hoofdstuk 1: Mijn stageplaats Vormingplus regio Antwerpen..................... 9 1.1
Dertien Vormingplus-centra ................................................................ 9
1.2
Vormingplus regio Antwerpen ............................................................10
1.2.1
Missie Vormingplus regio Antwerpen .............................................10
1.2.2
Wat doet Vormingplus regio Antwerpen? .......................................10
1.2.3
Strategische doelstellingen Vormingplus regio Antwerpen ................11
1.3
Het werkingsgebied ..........................................................................13
1.4
Doelgroep .......................................................................................13
Hoofdstuk 2: Wat is LETS? ........................................................................ 14 2.1
Ontstaan .........................................................................................14
2.2
Definitie LETS ..................................................................................15
2.3
Hoe werkt LETS? ..............................................................................17
2.4
Concreet voorbeeld ...........................................................................20
2.5
LETS-pijlers .....................................................................................22
2.6
LETS-groepen ..................................................................................23
2.7
LETS in Vlaanderen ...........................................................................25
2.8
LETSA‟PEN .......................................................................................27
2.9
Voor- en nadelen ..............................................................................28
2.10
Complementaire munteenheden .........................................................29
2.11
InterLETSen.....................................................................................32
3
Hoofdstuk 3: Wat is Buurtruil? ................................................................. 33 3.1
Ontstaan ......................................................................................... 33
3.2
Definitie Buurtruil ............................................................................. 34
3.3
Doelstellingen Buurtruil ..................................................................... 36
3.4
Hoe werkt Buurtruil? ......................................................................... 37
3.5
De buurt ......................................................................................... 39
3.6
Fases Buurtruil ................................................................................. 39
3.7
Zorgnetwerken ................................................................................ 41
3.8
Concrete voorbeelden ....................................................................... 42
3.8.1
Tijd voor Elkaar ......................................................................... 42
3.8.2
Zorgnetwerken West-Vlaanderen ................................................. 43
3.9
Partners .......................................................................................... 43
Hoofdstuk 4: Vergelijking LETS en Buurtruil ............................................. 46
Hoofdstuk 5: Conclusies en adviezen ........................................................ 50
Literatuurlijst ........................................................................................... 52
Bijlage 1: Algemeen Overzicht (in 2002) .................................................. 54 Bijlage 2: Ingevuld Formulier C45B .......................................................... 55 Bijlage 3: Voorbeeld Huishoudelijk Reglement ......................................... 60 Bijlage 4: Aankondigingsbrief Infomoment .............................................. 62 Bijlage 5: Folder Infomoment ................................................................... 63 Bijlage 6: Uitnodiging Infomoment ........................................................... 64 Bijlage 7: Flyer Startmoment .................................................................... 65
4
Voorwoord Deze scriptie is geschreven als afsluiting van mijn opleiding Sociaal Cultureel Werk aan de Karel de Grote-Hogeschool te Antwerpen. De twee projecten waarover het in deze scriptie voornamelijk gaat waren voor mij totaal nieuw. Tot hiertoe deed ik vooral ervaring op in de jeugdsector. Voor mij was het een hele uitdaging om met volwassenen te werken. Ik wil van deze kans gebruik maken om iedereen te bedanken die me tijdens mijn stage en het schrijven van deze scriptie geholpen en gesteund heeft. Als eerste wil ik graag mijn scriptiebegeleidster, en tevens stagebegeleidster, Veerle Milh bedanken. Zij hielp mij bij het aanbrengen van een juiste structuur in mijn scriptie en stond klaar met raad en daad. Ik kon met mijn vragen altijd bij haar terecht. Ten tweede wil ik graag alle medewerkers van Vormingplus regio Antwerpen bedanken die me tijdens mijn derdejaarsstage gesteund en geholpen hebben. Vooral
mijn stagementors Katelijn Bombeke en
Luk Scheers. Zonder hun
ondersteuning was ik er niet in geslaagd om mijn stage op een leerrijke en aangename manier tot een goed einde te brengen. Ik zou ook graag Anja Van Loock willen vernoemen, want met haar werkte ik meerdere keren samen. Vervolgens
wil
ik
iedereen
bedanken
waarmee
ik
gedurende
mijn
stage
samenwerkte. Laura Weyns van Zorgbedrijf Antwerpen, Leen De Clercq van LETS Vlaanderen, Gert Van Hoogten van Opsinjoren, Jef Cuyvers van Buurtregie, vrijwilligers van de bewonerscomités, Nela, en nog vele anderen. Tot slot wil ik zeker ook mijn ouders, broers, vriend, familie en iedereen die mij op een of andere manier heeft bijgestaan tijdens mijn stage of tijdens het schrijven van mijn scriptie in de bloemetjes zetten. Zeker ook diegene die mijn scriptie hebben nagelezen. Ik bedank hen voor de positieve en optimistische invloed die ze vaak (on)bewust op mij hebben gehad.
Leentje De Weerdt
5
6
Inleiding Ieder mens heeft een talent gekregen en heel vaak weet je zelf niet welk Talent is een gave, zomaar verkregen niet een verdienste en dat geldt voor elk De één kan goed luis'tren de ander mooi zingen een ander goed praten over heel kleine dingen weer een ander kan componeren zonder dat hij er veel voor heeft moeten leren De een speelt piano de ander viool en sommige voetballers maken makkelijk een goal en worden voor anderen een speciaal idool Soms worden talenten pas heel laat ontdekt je wist niet dat je kon tekenen of heel goed kon rekenen ze zaten verstopt je had je talenten onder een deken bedekt Woeker met je talenten doe er iets mee als je kunt schilderen bijvoorbeeld de zee pak dat penseel en plezier er desnoods anderen mee (www.gedichten.nl)
Ik vind het belangrijk dat je als sociaal-cultureel werker niet enkel kijkt naar de problemen die bij je doelgroep leven, maar dat je ook kijkt naar wat de mensen wél kunnen. Kijken naar de talenten en mogelijkheden die ze in zich hebben. Dat is wat in de projecten LETS (Local Exchange and Trading System) en Buurtruil naar voren komt. Ze proberen de onbenutte capaciteiten van de mensen nieuw leven in te blazen. Via mijn stage ben ik in contact gekomen met lokale ruilhandelsystemen. Dit blijkt meer en meer succes te kennen in Vlaanderen. In 2008 waren er zeventien LETSgroepen. De laatste jaren kende dit aantal een enorme stijging tot ongeveer dertig groepen. 7
Ondanks deze stijging blijkt het dat LETS niet toegankelijk genoeg is voor bepaalde doelgroepen, zoals eenzame senioren. Met dit eindwerk wil ik kijken of het project Buurtruil meer kansen biedt voor bepaalde kansengroepen binnen Antwerpen Binnenstad Noord. Dat is waarom ik gekozen heb voor volgende probleemstelling: Hoe kan Vormingplus regio Antwerpen via het project Buurtruil mensen die uit de boot vallen in het LETS-systeem toch laten deelnemen aan lokale ruilhandel? In het eerste hoofdstuk licht ik kort mijn stageplaats Vormingplus regio Antwerpen toe: waar zijn ze mee bezig, welke doelstellingen houden ze voor ogen, welke doelgroep beogen ze, waar in Antwerpen vinden hun activiteiten plaats, enz. Om een antwoord te geven op mijn probleemstelling zal ik eerst de twee projecten uitvoerig bespreken. Het tweede hoofdstuk draait daarom volledig rond LETS: wat het is, hoe het werkt, hoe het ontstaan is, waar in Vlaanderen LETS bekend is enz. Ik heb het ook kort even over andere complementaire muntsystemen. Als het LETS-systeem helder is, geef ik meer uitleg over Buurtruil. Dit is een pilootproject in Antwerpen Binnenstad Noord dat burenhulp nieuw leven wil inblazen. Hoe het in elkaar zit, hoe Buurtruil werkt, waar het project plaatsvindt enz lees je in hoofdstuk drie. Als deze projecten duidelijk zijn, wordt het tijd om ze naast elkaar te leggen en te vergelijken in het vierde hoofdstuk. In dit hoofdstuk geef ik een antwoord op mijn probleemstelling. Helemaal op het einde trek ik nog enkele algemene conclusies en formuleer ik adviezen voor Vormingplus regio Antwerpen. Deze kan je lezen in hoofdstuk vijf.
8
Hoofdstuk 1: Mijn stageplaats Vormingplus regio Antwerpen Iets minder dan een half jaar heb ik werkervaring mogen opdoen bij de organisatie Vormingplus regio Antwerpen. In Vlaanderen zijn er in het totaal dertien Vormingplus-centra. Om een beeld te geven waar Vormingplus zoal mee bezig is, en dan specifiek Vormingplus regio Antwerpen, schets ik kort de organisatie en haar doelen.
1.1 Dertien Vormingplus-centra Over heel Vlaanderen en Brussel zijn dertien Vormingplus-centra verdeeld over verschillende regio‟s. Zij organiseren via informele educatie activiteiten die volwassenen persoonlijke, sociale en culturele competenties bijbrengen en de deelname aan de samenleving stimuleren. Volwassenen krijgen er de mogelijkheid om zich verder te ontwikkelen en hun persoonlijke competenties te vergroten. De centra stimuleren de participatie, het engagement en de weerbaarheid van mensen en groepen in de maatschappij. Tegelijk spelen de centra in op sociaal vlak. Ze garanderen een breed aanbod aan vormingsinitiatieven. Het aanbod is voor iedereen gemakkelijk toegankelijk, betaalbaar, zinvol en omvat thema‟s die relevant zijn voor de inwoners van bepaalde regio‟s. (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010). De gemeenschappelijke visie die in het Beleidsplan 2011 - 2015 (2010) van de dertien Vormingplus-centra beschreven staat, bestaat uit vier onderdelen: ×
×
×
×
Mens: ze willen iedereen gelijke kansen geven om zichzelf te kunnen ontwikkelen. Het uitgangspunt hierbij zijn de educatieve interesses en behoeften van de volwassen inwoners; Samenleving: de centra willen werk maken van een democratische en solidaire maatschappij die gaat voor duurzaamheid en diversiteit. Ze streven naar een samenleving waar mensen met verschillende visies en levensbeschouwingen elkaar respecteren, bevragen en beïnvloeden; Kwaliteit: Vormingplus staat voor deskundigheid en terreinkennis. De sociaal-culturele methodiek is een belangrijke kwaliteitsstandaard. De centra hebben een aanpak die maximaal rekening houdt met het doelpubliek; Netwerking: ze staan open voor dialoog en bundelen graag hun krachten met andere organisaties. Door uitwisseling kunnen ze hun kennis en expertise verder uitbreiden.
9
1.2 Vormingplus regio Antwerpen De missie en de visie van Vormingplus regio Antwerpen bestaat, volgens het Beleidsplan 2011-2015 (2010), uit volgende elementen: × × × × × × ×
1.2.1
mensen helpen hun leven op een zinvolle manier te organiseren; ertoe bijdragen dat mensen zich inzetten in hun omgeving; in volle respect voor ieders verschillen en zet daarvoor vorming in; erkend worden als de organisatie die educatieve activiteiten op de doelgroepen en op elkaar afstemt; met haar educatieve activiteiten een inspirerende impuls aan het vormingswerk geven; in het bijzonder mensen die minder kans kregen in de samenleving ondersteunen; elke volwassene kan toegang hebben tot het vormingsaanbod en voelt zich uitgedaagd om eraan deel te nemen.
Missie Vormingplus regio Antwerpen
Vormingplus regio Antwerpen wil bijdragen aan een duurzame, democratische, solidaire en milieubewuste samenleving, waar men respect heeft voor het anders zijn. Ze willen hieraan mee vorm geven door de maatschappelijke en culturele participatie van
mensen
en
groepen
te bevorderen. Ze ijveren
voor een
samenleving waar mensen op een verantwoorde manier kunnen bijdragen aan maatschappelijke vernieuwing (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010).
1.2.2
Wat doet Vormingplus regio Antwerpen?
In het Beleidsplan 2011-2015 (2010) staat dat Vormingplus regio Antwerpen: ×
×
×
×
×
“Kritisch bijdraagt aan de samenleving”: de klemtoon ligt op het sociaalcultureel werk, waarbij mensen leren om kritisch bij te dragen aan de samenleving, om die te „veranderen‟; “Informeel en niet-formeel leert”: bij informele educatieve settings (zoals projectmatig en al doende leren) is de leerintentie bij mensen nauwelijks, of niet, aanwezig; “Gemeenschapsvormend, cultureel, maatschappelijk activerend is”: mensen leren niet enkel zichzelf ontwikkelen, maar dragen bij aan de samenleving; “Samenwerkt”: met overheden, organisaties, verenigingen, buurtgroepen,… met actoren die op hun terrein eigen verantwoordelijkheid dragen, en die eigen expertise inbrengen bij de aanpak van maatschappelijke kwesties; “Ruimte geeft voor leren”: ruimte creëren voor leerprocessen. Er worden diensten verleend aan tal van derden die leerzame praktijken ontwikkelen.
10
De klemtoon ligt op leerprocessen begeleiden, faciliteren, mogelijk maken en krachtige leercontexten creëren. Er wordt uitgegaan van ervaringsgericht en actiegericht leren. Naast de aandacht voor het lerende individu, is het van belang dat ze leren „als‟ groep maar ook leren „in‟ groep.
1.2.3
Strategische doelstellingen Vormingplus regio Antwerpen
1. “Onze producten, diensten en organisatie zijn afgestemd op de verschillen tussen mensen en groepen.” (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010, p. 42). Gelijke behandeling, rechten en kansen voor groepen bevorderen. Mensen en groepen zijn betrokken bij processen die leiden naar een wederzijdse wisselwerking tussen culturen. Hun competenties om constructief om te gaan met verschillen op vlak van inkomen, scholing en etnische afkomst moeten worden versterkt. De communicatie moet toegankelijk en aantrekkelijk zijn voor alle doelgroepen. 2. “Mensen beschikken over basiscompetenties om kritisch deel te nemen aan de informatiemaatschappij.” (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010, p. 45). Mensen en groepen
moeten
betrokken
worden
bij
processen
die
hun
algemene
basisvaardigheden verhogen. 3.
“Er
zijn
vernieuwende,
integrerende
praktijken
opgezet
op
ecologisch,
economisch, sociaal en cultureel vlak.” (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010, p. 47). Mensen, groepen, overheden,… worden begeleid, geadviseerd, gestimuleerd en actief betrokken bij cultuuropbouw. Er wordt met de doelgroepen gecommuniceerd over vernieuwende, duurzame en belangwekkende leerzame praktijken. 4. “Lokale partnerschappen tussen verschillende geledingen van de maatschappij hebben de cultuur van het leren in hun gemeenschap bevorderd, en mensen en organisaties gemotiveerd om te leren.” (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010, p. 50). Er worden experimenten opgezet waarbij partners leerprocessen stimuleren die effecten op individueel en op maatschappelijk vlak genereren. De partners worden ondersteund door Vormingplus.
11
LETS past perfect onder de derde strategische doelstelling. De ecologische, economische en sociale aspecten worden duidelijk in de uitleg over de LETS-pijlers die je in hoofdstuk twee terugvindt. Het culturele aspect hangt af van wat er gevraagd of aangeboden wordt. Hiertussen zit af en toe iets cultureels, zoals een schilderij maken, samen naar een museum gaan, naar de opera gaan, enzoverder. Binnen Vomingplus krijgen (kwetsbare) kansengroepen extra aandacht. Men wil een zo groot mogelijke sociale mix bereiken: jong en oud, hoog- en laaggeschoold, man en vrouw,... De functies die het project LETS vervult zijn maatschappelijk activerend, gemeenschapsvormend en educatief. Met het educatieve bedoelt men het informele leren, leren in groep en leren door de groep. Het informele leren kan je vertalen in het maken van verslagen, activiteiten mee organiseren,… Maar het deelnemen aan de groep is een leerervaring op zich. Door ervaringen die je meemaakt in de LETS-groep, leer je enkele dingen bij, zoals sociale contacten leggen, nieuwe relaties aangaan met mensen, tot nieuwe inzichten komen,… (Bombeke, 2011). Er zijn enkele opdrachten die Vormingplus regio Antwerpen via dit project realiseert: ze ondersteunen en bevorderen kennis, vaardigheden en houdingen van mensen en groepen zodat men een eigen levensverhaal kan uitbouwen als volwaardig lid van de samenleving en de participatie aan de maatschappij wordt gestimuleerd. Organisaties die zich speciaal richten naar kansengroepen, aan buurtwerk doen of op sociaal-cultureel vlak actief zijn, zitten bij LETS aan het juiste adres. “LETS werkt integratiebevorderend, verrijkt de sociale vaardigheden en maakt dat mensen zich nuttig en waardevol voelen binnen de sociale omgeving van de LETS-kring.” (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010, p. 21). Buurtruil hoort net als LETS bij de derde strategische doelstelling van Vormingplus. Vormingplus regio Antwerpen wil een sociale mix bereiken die de diversiteit van de buurt
weerspiegelt.
Wat
ze
nog
willen
realiseren
is
een
multi-toepasbaar
ruilsysteem met wederzijdse dienstverlening en solidariteit (Bombeke, 2011). De vier functies van Vormingplus, educatief, gemeeschapsvormend, activerend en cultureel, komen terug in Buurtruil. De educatieve functie is dat de mensen kunnen leren van en met elkaar. Als je bijvoorbeeld met een probleem zit op de computer dat je zelf niet kan oplossen, kan je het vragen aan iemand van de buurt. Misschien kan je het in de toekomst zelf doen en heb je weer iets bijgeleerd. De gemeenschapsvormende functie wordt vervuld doordat de sociale samenhang tussen de buurtbewoners wordt versterkt.
12
De activerende functie: de bewoners worden aangemoedigd om te participeren aan de samenleving. Bijvoorbeeld eenzame senioren die nog weinig contact hebben met de buitenwereld, kunnen terug deelnemen aan de samenleving door met hun talenten naar buiten te komen (K. Bombeke, educatief medewerker Vormingplus, persoonlijke communicatie, 26 april 2011). De culturele functie vind je terug in de activiteiten. In de buurt is er bijvoorbeeld de organisatie Nela. Dit is een ontmoetingsplaats waar mensen met en zonder handicap op een creatieve manier dichter bij elkaar komen. Er gebeuren workshops schilderen, mozaïek, enz (Geertje Holthof, oprichter Nela, persoonlijke communicatie, 3 april 2011). Meer uitleg over LETS en Buurtruil vind je in de volgende hoofdstukken.
1.3 Het werkingsgebied Het werkingsgebied van Vormingplus regio Antwerpen is het arrondissement Antwerpen. Volgens
Wikipedia
is
het
arrondissement
Antwerpen één van de drie arrondissementen uit de provincie. Het heeft een oppervlakte van 1000,31 km² en telde 985 332 inwoners op 1 januari 2010. Wat niet onbelangrijk is voor Vormingplus om te weten, is dat er 9,75 % buitenlanders1 zijn (01/01/2008). De werkloosheidsgraad was 8,86 % in januari 2009 (http://nl.wikipedia.org/wiki/Arrondissement_Antwerpen).
1.4 Doelgroep De initiatieven van de dertien Vormingplus-centra zijn gericht naar alle inwoners van Vlaanderen en Brussel, in alle steden en kleine gemeenten. Er is speciale aandacht voor maatschappelijk kwetsbare groepen en mensen met specifieke educatieve noden. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de leefwereld van de deelnemers. Vormingplus regio Antwerpen richt zich op alle volwassen inwoners van het arrondissement Antwerpen. Volgens Vormingplus verdient iedereen gelijke kansen om zich “maximaal te ontwikkelen als een zelfstandige, zingevende, creatieve en sociaal voelende volwassene die kritisch denkt en voor zijn mening uitkomt.” (“Beleidsplan 2011-2015”, 2010). 1
Een buitenlander of vreemdeling is iemand die niet in het bezit is van de nationaliteit van het land waar hij/zij verblijft (http://nl.wikipedia.org/wiki/Buitenlanders)
13
Hoofdstuk 2: Wat is LETS? LETS hoort zoals hierboven vermeld onder de derde doelstelling van Vormingplus regio Antwerpen. LETS staat voor Local Exchange and Trading System. Vrij vertaald betekent dit „lokaal ruilsysteem‟ of „lokale ruilkring‟. Het uitgangspunt van LETS is talenten en mogelijkheden. Wat je kan en niet wie je bent is belangrijk. Wat dit ruilsysteem allemaal inhoudt, kom je in dit hoofdstuk te weten.
2.1
Ontstaan
Het lokale ruilsysteem is niet nieuw. In de geschiedenis zijn er vele voorbeelden die ongeveer hetzelfde principe hebben. Men zoekt vaak alternatieven als het officiële geld schaars wordt. LETS is ontstaan in Canada. In Comox Valley bij Vancouver leefden de mensen vooral van boskap, toerisme en defensie. Op drie jaar tijd werden deze sectoren aan banden gelegd. De legerbasis werd gesloten, de houtkap verdween en met het toerisme ging het niet goed vanwege de ongunstige koers van de Canadese dollar. Mensen werden werkloos en kwamen in grote financiële moeilijkheden. In 1983 vond Michael Linton, samen met David Weston, een systeem uit dat een antwoord biedt op de miserie van de mensen. Mensen kunnen er hun eigen talenten en vaardigheden inzetten, los van de dollar maar met een fictief puntensysteem. Alle rekeningen worden bijgehouden in een centrale boekhouding. Michael Linton noemde dit LETS (Peterse & Van Arkel, 1998). Het systeem vertrok vanuit een economische crisis, maar gaandeweg is men er meer de sociale zinvolheid van gaan inzien. Ondertussen is het systeem wereldwijd verspreid. In 1987 werd het bekend in Nieuw-Zeeland en Australië. In 1998 waren in Australië meer dan tweehonderdvijftig systemen. Het grootste systeem was in 1998 in Auckland, Nieuw-Zeeland. Het telde meer dan drieduizend leden en er deden enkele bedrijven mee (Peterse & Van Arkel, 1998). Andere landen waar LETS succesvol is, zijn Bulgarije, Frankrijk, Hongarije, Italië, Noorwegen, Oostenrijk, Tsjechië, Zweden, Argentinië, Brazilië, Mexico, Japan, Thailand, enzoverder2. In Europa heeft Groot-Brittannië als eerste het LETSsysteem toegepast.
2
Zie bijlage 1: Algemeen overzicht.
14
In Nederland is de eerste LETS-groep gestart in 1993 te Amsterdam. Een jaar later waren er twaalf lokale ruilsystemen. In 1995 groeide dit aantal tot tweeënveertig. Nog twee jaar later is dit aantal bijna verdubbeld en waren er tachtig systemen. In Wallonië bestaan er ook enkele LETS-systemen. Daar noemt men deze systemen SEL: système d‟échange locale (Peterse & Van Arkel, 1998). Hoe LETS in Vlaanderen evolueerde, lees je verder in dit hoofdstuk.
2.2 Definitie LETS LETS is bekend in verschillende landen, maar men omschrijft het telkens anders. Hieronder geef ik enkele voorbeelden van definities die Wanner (2002, pp. 16-20) gebruikt in zijn rapport. Verenigd Koninkrijk: ×
× ×
× ×
LETS - Lokale Ruil Handel Systemen - zijn lokale in de gemeenschap gevestigde netwerken voor wederzijdse hulp waarin mensen allerlei diensten en goederen ruilen met mekaar, waarbij er geen geld nodig is. LETS doen gemeenschappen herleven in heel Brittannië. Als initiatieven van de basis staan ze voor iedereen open - mensen van alle leeftijden, met elke vaardigheid of kennis, lokale clubs en verenigingen, vrijwilligersgroepen, liefdadigheidsinstellingen, gemeenschapsinitiatieven, coöperatieven, kleine ondernemingen, plaatselijke diensten - om iedereen bij te staan om te geven en te nemen, om de band met nieuwe hulpbronnen te leggen, en om een eigen identiteit als gemeenschap te vinden. LETS biedt iedereen gelijke kansen - werkloos of niet, welgesteld of met een laag inkomen, blank of zwart. LETS gebruiken een systeem van gemeenschapstegoeden, waardoor er geen directe ruil nodig is. Men verdient deze tegoeden door een dienst te bewijzen, en men kan deze tegoeden weer aanwenden om eender wat te bekomen wat door anderen in het systeem wordt aangeboden: kinderverzorging, vervoer, voeding, klusjes, verhuur van gereedschap.
Zwitserland: TALENT is een ecologisch en sociaal verdraagzaam alternatief voor de Zwitserse Frank. Het is een zelfgemaakte, lokale en rentevrije complementaire munt. Ze geeft de gebruiker de mogelijkheid zich gezamenlijk van het traditionele rentedragend schuld-geld te bevrijden. TALENT is een concrete omvorming van de geldtheorie van de vrije markteconomie. Het toont een uitweg, om de kringloop van schulden, rentelasten en uitbuiting te doorbreken.
15
Nederland: LETS staat voor Local Exchange Trading System, in het Nederlands ook wel ruilkring genoemd, ofwel Lokaal Economisch TransactieSysteem. Een letssysteem is een lokale ruilkring, een groep mensen die diensten en goederen met elkaar ruilen. Niet het ouderwetse ruilen, van „ik doe iets voor jou en jij doet iets voor mij‟, nee, een moderne manier van ruilen: „ik doe iets voor jou, jij doet iets voor een ander en die ander doet weer iets voor mij‟. En daar komt geen cent aan te pas.
Het economische aspect komt in deze drie definities aan bod. Er komt geen geld aan
te
pas
maar
er
wordt
gewerkt
met
een
fictieve
munt.
Wat
nog
gemeenschappelijk is in deze definities is het lokale aspect. De deelnemers wonen voornamelijk in dezelfde buurt of regio. In Vlaanderen is dit net hetzelfde. De LETSgroepen werken met een fictieve munteenheid en vooral plaatselijk. De eigenschap „lokaal‟ komt nog eens terug in de definitie die LETS Vlaanderen hanteert: LETS staat voor “Local Exchange and Trade System” en is een eigentijdse manier van ruilen en samenwerken tussen mensen. Een LETS-groep is per definitie een plaatselijke ruilkring in een wijk, gemeente of stad die gebruik maakt van eigen LETS-eenheden om de ruildiensten te waarderen. Een LETS-eenheid geeft aan hoeveel tijd er in een ruildienst wordt geïnvesteerd: de LETS-groep spreekt af hoeveel LETS-eenheden overeenkomen met één uur. Een ruildienst is een occasionele hulp en/of uitwisseling van kennis, vaardigheden en ervaring tussen LETS-leden. Ook spullen kunnen verletst worden (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010, p. 6).
Tussen de leden kan alles geruild worden. Het gaat voornamelijk om diensten (koken, strijken, massages, knutselen, samen dingen doen,...), spullen worden minder geruild. Het ruilen gebeurt niet één-op-één. Als ik iets voor jou doe, doe jij iets voor een ander en een ander doet wel eens iets voor mij. Je bent niet verplicht iets terug te doen aan de persoon waar je iets aan vroeg. LETSen vervangt de burenhulp van vroeger, maar is georganiseerd (L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011). LETS gaat over het uitwisselen van talenten, kennis, hobby‟s en vaardigheden tussen mensen op geheel vrijwillige basis. LETS stimuleert het gebruik van eigen competenties en waardeert ieders talenten. Er wordt beroep gedaan op de mogelijkheden van mensen. In LETS kan iedereen doen wat hij of zij goed kan of graag doet. Je kan je kennis delen met andere LETS-leden en je kan altijd leren van elkaar. Door lid te worden van een LETS-groep, breid je een netwerk uit. Het is een vereniging waar mensen uit een bepaalde wijk, stad, gemeente of dorp diensten met elkaar uitwisselen (P. Pede, lid Raad van Bestuur LETS Vlaanderen vzw, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011). 16
2.3
Hoe werkt LETS?
LETSen gebeurt in verschillende stappen. De eerste stap is het instapmoment. Hier wordt gedetailleerd uitgelegd hoe LETS in elkaar zit en je kan je meteen inschrijven in de LETS-groep. In Antwerpen Binnenstad doen ze dit aan de hand van een spel, genaamd “LETS do it”. Aan de hand van vragen en situaties ontdekken mensen hun vraag en aanbod en maken ze in een latere fase in het spel fictieve afspraken met elkaar. Omdat het om een spel gaat, maken de deelnemers op dat moment nog geen echte afspraken. De deelnemers ervaren hoe het LETSen er in de praktijk aan toe
gaat.
(K.
Bombeke,
educatief
medewerker
Vormingplus,
persoonlijke
communicatie, 23 maart 2011). Nadat je bent ingeschreven is het de bedoeling dat je een eigen vraag en aanbod formuleert, zodat dit op de website kan worden geplaatst en in de vraag- en aanbodgids. Diegene die een dienst aanbiedt, is in Antwerpen Binnenstad de aanbieder en diegene die de dienst kan gebruiken, is de vrager. In de groep van Veurne spreekt men van de werker en de genieter. Met deze namen kan gespeeld worden. De vragen en aanbiedingen kunnen heel uiteenlopende dingen zijn (K. Bombeke, educatief medewerker Vormingplus, persoonlijke communicatie, 23 maart 2011). Enkele voorbeelden uit LETSA‟PEN vraag en aanbod3 (2010) zijn: Aanbod: × Een luisterend oor/babbeltje doen × Vervoer met auto × (Vegetarisch) Koken × Klein herstel aan fietsen × Helpen in de tuin × Met de hond gaan wandelen × Hulp bij budgetbeheer × Voetreflexologie
Vraag: × Naar containerpark rijden × Pc problemen oplossen × Ramen wassen × Klusjes in huis × Tuinonderhoud × Hondenoppas × Samen mediteren × Samen sporten
Via internet vind je alle gegevens, alle vragen en alle aanbiedingen van de deelnemende LETSers. Dit gebeurt in de meeste groepen via het algemene, elektronische registratiesysteem eLAS: electronic LETS Administration System (http://elas.letsapen.be/login.php). Wie niet over een internetverbinding beschikt, wordt regelmatig op de hoogte gehouden door een vraag- en aanbodgids, eveneens wordt er geregeld een papieren update van de contactlijst bezorgd. Er zijn groepen in Vlaanderen die zonder het eLAS-systeem werken. Zij geven hun deelnemers enkel papieren updates. 3
Dit is een gids met alle vragen en aanbiedingen van alle leden van de LETS-groep.
17
Jouw vraag en aanbod zijn zichtbaar voor alle deelnemers en dan kan je starten met LETSen. Je kan op zoek gaan via internet of via de gidsen of er iets interessant voor je tussenzit. Als je iets boeiend ziet of je kan iemand helpen, neem je contact op met de desbetreffende persoon. Samen met hem of haar spreek je duidelijk af: welke dienst, wanneer, waar, hoeveel LETS-eenheden (punten), enzovoort. Als er onkosten worden gemaakt, maak je hierover ook duidelijke afspraken zodat er later geen discussies over ontstaan. Als alles is overeengekomen, spreekt men van een match (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010). Na de match, kan de transactie gebeuren. De dienst die werd afgesproken, wordt uitgevoerd. Hiervoor word je gewaardeerd, of moet je de andere waarderen voor de dienst. Dit kan je doen via internet of via bonnen die je aan het secretariaat4 geeft. Als de punten zijn overgeschreven is de transactie volledig (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010). Deze uitleg is samengevat in volgend schema (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010, p. 7)
4
Het secretariaat is een vrijwilliger uit de LETS-groep die het eLAS-systeem opvolgt.
18
Nog enkele aandachtspunten die bij de werking horen: binnen LETS-groepen zijn er minimum- en maximumgrenzen aan de punten. Als je een dienst uitvoerde, komen er bij aanbieder punten bij, maar bij de vrager gaan er punten af. Om ervoor te zorgen dat er niet geprofiteerd wordt, zijn er grenzen. In Antwerpen Binnenstad wordt 500 gebruikt als boven- en ondergrens. Met deze grenzen stimuleer je om zowel te geven als te nemen en het zorgt ervoor dat mensen niet in de problemen komen. “Een bovengrens zorgt er voor dat LETSers niet oneindig kunnen geven en een ondergrens zorgt ervoor dat LETSers niet oneindig kunnen vragen, dit houdt het LETSen in beweging.” (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010, p. 11). Het is geen enkel probleem om in min te staan. Schulden betekenen in een LETS-systeem geen dilemma omdat er geen rente wordt gevraagd. Bij LETS mag je geen professionele arbeid verwachten. LETSers zijn mensen die graag iets doen en je willen helpen. Ze doen normaal gezien hun uiterste best. Er kan natuurlijk altijd iets mislopen. Je valt van een ladder tijdens het schilderen bij een ander LETS-lid, je laat per ongeluk bij iemand een vaas vallen, en er kunnen nog allerlei andere dingen fout gaan. Als de leden dit niet onder elkaar kunnen uitpraten, kan er indien mogelijk teruggevallen worden op de groepsverzekering. Niet elke groep heeft een groepsverzekering dus het is belangrijk om hier achter te informeren
(K.
Bombeke,
educatief
medewerker
Vormingplus,
persoonlijke
communicatie, 16 februari 2011). Het is ook belangrijk om de leden erop te wijzen dat ze altijd kunnen terugvallen op hun
familiale
verzekering.
Dit
is
geen
verplichte
verzekering
en
er
zijn
waarschijnlijk wel LETSers die hier niet over beschikken. LETS Vlaanderen vzw heeft een brochure opgesteld met alle soorten verzekeringen en hoe je deze het best kan afsluiten. Als je meer te weten wil komen over de verzekeringen van een LETS-groep, verwijs ik je graag door naar het onderzoek rond verzekeringen dat Johan
Boelaert
heeft
gevoerd.
Hierover
vind
je
een
publicatie
op
www.letsvlaanderen.be en dan vind je het document Onderzoek verzekeringen (Johan Boelaert, LETS-Gent vzw, 2010) bij materiaal. Tijdens het LETSen worden allerlei dingen gedaan voor elkaar. Dit is in een vrijwillige sfeer zonder er euro‟s voor te krijgen. Je wordt enkel vergoed in LETSeenheden. Hiermee kan je niet naar de supermarkt gaan. Dus LETS is een vorm van
vrijwilligerswerk.
Sommige
mensen
hebben
toestemming
nodig
om
vrijwilligerswerk te mogen uitvoeren. Dit is ook zo voor wat ze verrichten binnen een LETS-groep.
19
Voor de mensen met een werkloosheidsuitkering of een brugpensioen is het best dit schriftelijk te melden aan RVA. Dit gebeurt via het formulier C45B 5. Wie een ziekteof invaliditeitsuitkering heeft, moet toestemming vragen aan zijn of haar arts. Hieraan vraag je het nodige formulier. LETS kan zeker helpen voorkomen dat mensen met een ziekte in een sociaal isolement terechtkomen. De mensen die een leefloon ontvangen, melden best aan de dossierbeheerder dat hij of zij zich bij een LETS-groep
wil
aansluiten
(“Starterspakket
LETS
Handleiding”,
2010).
Vreemdelingen mogen enkel vrijwilligerswerk doen als ze zijn vrijgesteld van de arbeidskaart. Vreemdelingen met een voorlopig of onzeker verblijfsstatuut hebben principieel een arbeidskaart nodig om te werken.
2.4
Concreet voorbeeld
Om de werking van LETS wat concreter te maken geef ik een verhaal van L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, aan de hand van een tekening
van
Steven
De
Rie
(persoonlijke
communicatie, 18 maart 2011). Jan is leraar en hij krijgt van zijn school een budget om tijdens de paasvakantie zijn klas te schilderen. De school wil graag dat Jan dit zelf doet
in
plaats
van
hiervoor
professionele
schilders te vragen. Jan ziet dit wel zitten want hij zit in LETS. Omar, de papa van Fatima, is een kanjer in schilderen en helpt Jan graag op een zondag met het schilderen van zijn klaslokaal. Omar had thuis nog een leuke kleur verf staan die hij overhad van de slaapkamer van Fatima. Normaal gezien zou hij deze naar het containerpark brengen maar nu kunnen ze dit gebruiken voor het klaslokaal. Omar verdient hiervoor manitas (= punteneenheid waarmee men elkaar waardeert in Antwerpen Binnenstad). Twintig manitas per uur is de standaard punteneenheid. Ze zijn samen ongeveer drie uur bezig, dus Omar krijgt zestig manitas.
5
Zie bijlage 2: Voorbeeld van een ingevuld formulier C45B.
20
Josianne is een weduwe die super graag met kinderen omgaat. Ze is al wat ouder en haar familie woont ver weg. Haar kleinkinderen komen dus maar sporadisch bij haar langs. Gelukkig komt Fatima, de dochter van Omar, langs. Omar is een alleenstaande vader en heeft nauwelijks tijd om Fatima te helpen met haar huiswerk. Josianne ziet dit wel zitten en zo heeft zij ook nog eens iemand bij haar thuis. Ze zijn een tweetal uurtjes bezig met de huistaken. Josianne krijgt hiervoor van Omar veertig manitas. Josianne is zelf slecht te been. Nikki die bij haar in de buurt woont, zit ook in de LETS-groep. Zij gaat één keer per maand winkelen in Makro. Nikki neemt Josianne graag mee voor haar boodschappen en zo kan Nikki helpen bij het dragen van zware boodschappen. De vervoersonkosten worden betaald in euro‟s, de uren worden in punten gewaardeerd. Nikki trekt super graag foto‟s. Bart is een uitblinker in het maken van fotoboeken via internet. Hij helpt Nikki als ze een fotoboek wil maken. Tegelijk heeft Nikki af en toe computerproblemen. Bart kent heel wat van computers en helpt Nikki graag bij haar problemen. Bart is zelf vrachtwagenchauffeur en is niet veel thuis. Hij vindt nooit de tijd om zijn huis een beetje proper te houden. Zelf maakt hij hierover geen drama, maar zijn moeder komt dit weekend langs. Zij zal weer zeuren over hoe slordig het huis erbij ligt. Hij vindt via de LETS-groep Petra. Zij vindt kuisen geen enkel probleem en als ze Bart hierbij kan helpen, geeft het haar een goed gevoel. Het werk is niet alleen sneller gedaan als je het samen doet, ze kunnen nog wat bijpraten. Petra kan met de punten die ze verdiende door te kuisen, nog eens bij Jan langsgaan. Jan kan goed belastingbrieven invullen. Petra voelt zich daar wat onzeker in. Jan nodigt Petra uit om samen de belastingbrief in te vullen. Misschien kan Petra het volgend jaar zelf een keer proberen. Zo leren de leden wat van elkaar.
21
2.5
LETS-pijlers
LETSen gebeurt om verschillende redenen en is gebaseerd op drie pijlers: sociaal, economisch en ecologisch. Sociaal: L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, vertelde dat de hoofdreden vaak van sociale aard is: om nieuwe mensen te leren kennen. Het is leuk om eens op andere mensen te kunnen rekenen dan je familie of vrienden. Verschillende culturele groepen worden bij elkaar gebracht door het onderlinge ruilen, maar ook door
groepsactiviteiten.
LETS
kennissenkring. Je leert veel
zorgt
voor
een
enorme
uitbreiding
van anderen, het is verrijkend
van
de
(persoonlijke
communicatie, 18 maart 2011). Het uitgangspunt van LETS is dat iedereen iets kan en er wordt niemand gediscrimineerd op basis van leeftijd, inkomen, opleiding, geslacht, overtuiging of culturele achtergrond. LETS versterkt sociale structuren. Onderlinge dienstverlening wordt gewaardeerd. Deelnemers worden aangesproken op wat ze graag doen en hun individuele talenten krijgen (opnieuw) meerwaarde. De kans om in een sociaal isolement te geraken, verkleint (Scheers, 2009). Ecologisch: bij de ecologische pijler telt vooral het consuminderen. Er worden veel dingen gedeeld, bijvoorbeeld een grasmachine, een haagschaar, een wasmachine, tot zelfs een auto. Als er iets stuk is, kan iemand uit de LETS-groep dit misschien herstellen. Of als er iemand iets over heeft of niet langer nodig heeft, kan dit eventueel hergebruikt worden door een andere LETSer. Recyclage van goederen is een belangrijk onderwerp. Je moet minder snel je spullen weggooien. Binnen LETS is er ook aandacht voor ambachten. Mensen maken, bakken, koken vele dingen zelf. Iets wat je zelf niet goed kan of wil doen, kan je vragen aan iemand anders, zonder hiervoor onmiddellijk iets terug te moeten doen. (L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011). Economisch: het is praktisch om beroep te kunnen doen op mensen zonder er euro‟s voor te moeten geven en toch in evenwicht te blijven met wat je zelf aanbiedt. LETS is een economie zonder geld. Mensen worden aangesproken op talenten die door het gangbare economische systeem niet worden gewaardeerd. Het is een alternatief voor de huidige markteconomie en doorbreekt de hokjes waarin mensen zitten (L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011). 22
2.6
LETS-groepen
De meeste LETS-groepen zijn feitelijke verenigingen. Sommigen hebben het statuut van een vzw aangenomen. De groepen hebben nood aan regels en goede afspraken. In sommige groepen is dit informeel afgesproken. Bij andere groepen worden deze regels neergeschreven. Er zijn groepen die een huishoudelijk reglement hebben6. In zo‟n reglement staan alle belangrijke groepsafspraken in verband met rekeningen, lidmaatschap, privacy, enzovoort (Wanner, 2002). In de meeste groepen vragen ze een jaarlijkse bijdrage aan de leden voor enkele algemene kosten (vraag- en aanbodgidsjes, beheer van de website, kosten voor ontmoetingsmomenten, enzoverder). Dit varieert tussen 2,5 euro en 7,5 euro. Het kan zijn dat de leden bijdrage geven in hun eigen LETS-eenheid, dus dat ze geen geld betalen, maar punten afgeven. In sommige groepen wordt een waarborg gevraagd. Deze krijgen ze terug als ze besluiten uit de groep te stappen en als ze een positief saldo hebben. Als ze te weinig aangeboden hebben en op minder dan nul staan als ze de groep verlaten, krijgen ze hun waarborg niet, of gedeeltelijk terug (“Starterspakket LETS Handleiding”, 2010). De groepen noemen zich naar het gebied waar ze actief zijn. De groep die door Vormingplus regio Antwerpen wordt ondersteund heet LETS Antwerpen Binnenstad. De LETS-eenheid waarmee men elkaar waardeert is vaak gekoppeld aan de regio waar de groep zich bevindt. In Oostende zijn het zestig schelpjes per uur, in Limburg twintig drepkes per uur, in Antwerpen stad zijn het twintig handjes per uur en in Antwerpen Binnenstad zijn het twintig manitas per uur. In sommige groepen heet
de
eenheid
gewoon
LETS.
De
LETS-eenheden
waarderen
vooral
de
hoeveelheid energie die geïnvesteerd is (L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011). De grootte van de groepen verschilt enorm. In 2002 waren er in de kleinste groep elf leden, en de grootste groep bestond uit honderdzevenendertig leden. Gemiddeld zijn dat eenenzestig leden per groep. Jaarlijks komen er nieuwe leden bij en stappen er leden uit de groep. Hoe groter de groep, hoe meer leden, hoe gevarieerder de diensten, talenten en vaardigheden die mensen bezitten (Wanner, 2002).
6
Zie bijlage 3: Voorbeeld van een huishoudelijk reglement.
23
In 2002 kon gemiddeld gesteld worden dat drie op tien personen geen beroep uitoefenen, drie op tien mensen die deeltijds werken en vier op tien die voltijds werken. Het hedendaags profiel van een LETSer ziet er als volgt uit. Er zijn meer
geslacht man vrouw
(alleenstaande/gekoppelde) vrouwen dan
onbekend Pies show counts
mannen aanwezig met een gemiddelde leeftijd tussen dertig jaar en vijftig jaar. De verhouding van mannen en vrouwen wordt
in
de figuur hiernaast
grafisch
weergegeven. (De Clercq, 2009). Bij LETS is het groepsgebeuren belangrijk. Jaarlijks worden enkele bijeenkomsten georganiseerd zodat de LETS-groep draaiende blijft. LETSers ontmoeten elkaar, beginnen te praten, leren elkaar wat beter kennen, enz. Vaak worden er ervaringen uitgewisseld. Mensen worden graag persoonlijk aangesproken en dat gaat op een groepsactiviteit.
Op
bijeenkomsten
wordt
gemakkelijker
vraag
en
aanbod
uitgewisseld. Wat er op deze dagen gebeurt, verschilt van groep tot groep. K. Bombeke, educatief medewerker bij Vormingplus, vertelde me dat ze bij LETS Antwerpen Binnenstad een nieuwjaarsreceptie organiseren, een etentje, een ledenvergadering, enz (persoonlijke communicatie, 23 februari 2011). Sommige LETS-groepen werken met peter- en meterschap. Vormingplus regio Antwerpen omschrijft dit als: “een laagdrempelige en informele begeleiding van een ervaren LETSer met een nieuwe LETSer. Vertrouwen in deze relatie is zeer belangrijk.” (“Peter en meterschap”, 2009, p. 1). Het is dus de bedoeling dat iemand die al wat ervaring heeft met het LETSen, een nieuwe LETSer begeleidt. Hij of zij zorgt ervoor dat de nieuweling zich goed voelt in de groep. Het is ook de bedoeling dat de nieuwe LETSer met vragen terecht kan bij zijn of haar peter of meter. Iedereen die al enkele jaren ervaring heeft in het LETSen kan zich opgeven om een beginneling te ondersteunen. Het is belangrijk dat diegene die de rol van peter of meter opneemt, goed kan luisteren, respect heeft, vertrouwen uitstraalt en enthousiast is (“Peter en meterschap”, 2009).
24
2.7
LETS in Vlaanderen
(De Clercq, 2011) In
2008
waren
er
zeventien
LETS-groepen, zoals
in
de figuur
hierboven
weergegeven. Leuven was de allereerste LETS-groep in Vlaanderen in 1994. Karin Nolmans hoorde op de radio een reportage over LETS waar ze zichzelf helemaal kon in terugvinden. Een vrouwelijke bediende vertelde dat ze graag haar knipt, wat Karin ook interesseert. Hiervoor zocht ze uit naar proefkonijnen. Ze keek uit naar andere deelnemers die geboeid waren door LETS. Met een tiental leden zijn ze gestart. Ze wilden met zo weinig mogelijk organisatiewerk de groep laten functioneren (Lietaer, 2001). In 2000 hadden ze nog altijd dit principe, maar ondertussen zijn er al tachtig deelnemende gezinnen.
Nu zijn ze al wat
gestructureerder geworden op vlak van informatie- en contactmomenten, vraag- en aanbodgids, nieuwsbrief en dergelijke. Momenteel zijn er al heel wat groepen bij gekomen. Er zijn in april 2011 in Vlaanderen dertig LETS-groepen, zoals in de volgende figuur. Dat is bijna een verdubbeling op drie jaar tijd en er blijven groepen bijkomen. Diegene die rood gekaderd zijn, zijn groepen die professioneel worden ondersteund. In Antwerpen Binnenstad bijvoorbeeld gebeurt dit door Vormingplus regio Antwerpen. De groep van LETS Aalst-Oudenaarde kan rekenen op Steunpunt Welzijn en op OCMW Aalst (De Clercq, 2011).
25
(De Clercq, 2011) Als deze evolutie van de voorbije vier jaar in een grafiek wordt gegoten, geeft dit het volgende resultaat: 35 30 25 20 15 10 5 0
30 17
19
22
2008
2009
2010
2011 (De Clercq, 2011)
Hier is duidelijk te zien dat vooral in het afgelopen jaar een snelle stijging gebeurde. Al deze groepen krijgen ondersteuning van LETS Vlaanderen vzw. LETS Vlaanderen vzw is het overkoepelende steunpunt van en voor LETS-groepen in heel Vlaanderen. In dit steunpunt zitten leden uit verschillende LETS-groepen. Zij vertegenwoordigen vrijwillig hun eigen groep. Ze bieden ondersteuning aan beginnende en bestaande LETS-groepen. Verder promoten ze LETS en geven het vorm in Vlaanderen (www.letsvlaanderen.be).
26
LETS (Local Exchange and Trade System) staat voor kleinschalig uitwisselingssysteem voor duurzaam samenleven. De vereniging VZW LETS Vlaanderen heeft tot doel de LETS-beweging in Vlaanderen te promoten en te ondersteunen, het overleg en de samenwerking tussen de verschillende LETS-groepen te organiseren en te bevorderen en de relaties en contacten met derden op te bouwen en te onderhouden (“Vernieuwde statuten VZW LETS Vlaanderen”, 2009, p. 1).
2.8
LETSA’PEN
LETSA‟PEN staat voor LETS Antwerpen Binnenstad en situeert zich rond de wijk Sint-Andries. Een andere afkorting die nog gebruikt wordt voor deze groep is LAB. Deze groep is opgericht door Levanto in juli 2008. De centrale gedachte was: “Iedereen kan iets”. In het begin waren er zeven gedreven LETSers. In februari 2009 vond voor de eerste keer een LETS-winkel plaats. Door de laagdrempeligheid hiervan kende deze winkel een enorm succes. Hierdoor verdubbelde het aantal LETSers tegen eind maart (Bombeke, 2009). Nu heet dit niet meer LETS-winkel maar Spullenruil. Vormingplus regio Antwerpen nam deze LETS-groep over in april 2009. De werking en alles wat erbij komt kijken bleef hetzelfde. Het uitgangspunt veranderde licht. Het ging van “Iedereen kan iets” naar “Iedereen kan een ander iets leren”. De LETS-groep staat open voor iedereen, ongeacht leeftijd, gender, nationaliteit, inkomen of afkomst. De focus ligt op een gezonde sociale mix. Zo kunnen op kleine schaal enkele kloven in de maatschappij overbrugd worden. Maar in een LETSgroep is het vooral belangrijk dat iedereen zichzelf kan blijven. Je doet wat je graag doet en je wordt daarvoor gewaardeerd door anderen. Deze waardering gebeurt in Antwerpen Binnenstad met Manitas. Als je één uur werkt, krijg je hiervoor twintig manitas ter waardering. Uitzonderingen zijn mogelijk, mits goede afspraken tussen vrager en aanbieder (Bombeke, 2009). Elke eerste woensdag van de maand is er een kernvergadering. Dat is een samenkomst met enkele leden van de LETS-groep. De kerngroep van LETSA‟PEN telt zes leden. Op de vergaderingen bespreken ze enkele praktische dingen. Op de vergadering van mei bijvoorbeeld, is er een jaarplanning opgesteld voor volgend jaar. Zoals instapmomenten, fietstocht, wandeling, etentje, receptie enzovoort. Tijdens deze groepsactiviteiten wordt er altijd gezellig gebabbeld en worden onder andere vraag en aanbod uitgewisseld en besproken. De mensen leren zo elkaar wat beter kennen (A. Van Loock, educatief medewerker Vormingplus, persoonlijke communicatie, 4 mei 2011). 27
2.9
Voor- en nadelen
Het project LETS heeft verschillende voordelen. LETS-systemen organiseren het ruilen tussen leden. Maar ze zien ook na of het evenwicht tussen geven en nemen niet te veel uit evenwicht raakt. LETS geeft mensen de gelegenheid om enkele behoeften te vervullen, die ze in de gewone markteconomie niet zouden kunnen realiseren. Het geeft mensen met een minimuminkomen een kans om te functioneren in de maatschappij. LETS is een systeem dat de bestaande economie kan ondersteunen. Sommige dingen die te duur zijn, kunnen wel uitgevoerd worden binnen LETS (Bombeke, 2009). Een ander voordeel is dat LETS een ruimer, stabiel sociaal netwerk biedt. LETS is een heel lokaal project, in de directe omgeving van de deelnemers. Het zorgt voor ontmoeting tussen de mensen en uitwisseling van vraag en aanbod. Daardoor wordt een directe band geschept waarop relaties kunnen uitgebouwd worden. Mensen voelen zich steeds meer thuis binnen de groep. Het versterkt het gemeenschapsgevoel en de sociale cohesie in de buurt (Bombeke, 2009). Op vlak van hergebruik biedt LETS nog enkele mogelijkheden. Spullen worden niet zomaar weggegooid, ze krijgen vaak nog een tweede of een derde leven binnen de LETS-groep. Goederen worden soms gemeenschappelijk gebruikt, zoals een grasmachine, haagschaar, auto, enzovoort. In elke groep zitten ook wel wat handige harry‟s die eventueel machines kunnen repareren. Hulp, hobby‟s, kennis, vaardigheden en goederen, het kan allemaal geruild worden (Bombeke, 2009). Het maakt totaal niet uit of je een negatief of positief saldo hebt. In de huidige markteconomie kan je enkel goederen of diensten kopen met een positief saldo (anders moet je heel wat rente betalen). “LETS-eenheden hebben geen waarde op zich”. Op termijn kunnen de LETS-eenheden in de buurt misschien wel bruikbaar worden, zoals voor buurtbeheer bijvoorbeeld. Als de plaatselijke overheid meedoet met het systeem, kunnen ze mensen waarderen die de buurt proper houden of die acties in hun buurt ondernemen, zoals bij de Torekes in Gent7 (Bombeke, 2009). Het systeem biedt voor verschillende doelgroepen allerlei voordelen, maar er is een keerzijde aan de medaille. In het LETS-systeem mag je onder nul gaan, dat vormt op zich geen enkel probleem. Maar eens je te ver onder nul zit, heb je eigenlijk een verplichting om iets aan te bieden. Je weet soms niet goed hoe je mensen iets kan teruggeven. Soms beslissen deelnemers in die situatie om de groep te verlaten.
7
Hierover komt in het volgende hoofdstuk meer uitleg.
28
Voor sommige leden is het te moeilijk om een evenwicht te bewaren en is de vraag groter dan het aanbod of vice versa (Bombeke, 2009).
Er was bijvoorbeeld een
oudere man die door een ontsteking aan zijn been invalide werd. Bij het inschrijven was zijn aanbod: klusjes doen voor anderen, zoals een auto wassen. Door de ziekte kon hij deze klusjes niet uitvoeren en had hij niet meer voldoende aanbod maar wel veel vraag. Hierdoor stond hij lang en ver onder nul waardoor hij besliste om uit de groep te stappen (K. Bombeke, educatief medewerker Vormingplus, persoonlijke communicatie, 16 februari 2011). LETS kan niet alle problemen oplossen. Bij sommige mensen is dit systeem te hoogdrempelig. Mensen die wat meer verlegen zijn dan anderen, geraken soms moeilijk over deze drempels heen. Bombeke (2009, p. 5): “Mensen die moeilijk nee kunnen zeggen, worden wellicht ook niet het eerste uur assertiever.” Het is de bedoeling dat iedereen een keer initiatief neemt en niet wacht tot er een vraag of aanbod tot bij hem of haar komt. Hiervoor is ook geduld nodig. Het kan gebeuren dat er een tijd niet op een aanbod of vraag wordt ingegaan.
2.10 Complementaire munteenheden Het
huidige economische systeem
kan
de
noden
rond
klimaatverandering,
globalisering en vergrijzing onvoldoende opvangen. Het is dus belangrijk dat er aanvullende of vervangende systemen worden bedacht om deze uitdagingen aan te gaan. Een complementaire munt is een munt die bestaat naast de reguliere betaalmiddelen zoals de dollar, euro, yen, enz. Complemenatire munten vangen een leemte op die door de gebruikelijke munt onvoldoende wordt beantwoord (Lietaer & Hallsmith, 2009). Bernard Lietaer (2001, p. 51) omschrijft een complementaire munteenheid als volgt: Een complementaire munteenheid heeft betrekking op een overeenkomst tussen een groep mensen en/of ondernemingen om een niet-traditionele munteenheid als ruilmiddel te accepteren. Zij wordt complementair genoemd omdat zij niet de conventionele nationale munteenheid wil vervangen, maar moet dienen om sociale functies te vervullen waarvoor de officiële munteenheid niet was ontworpen. Lietaer en Hallsmith (2009, p. 4) omschrijven een gemeenschapsmunt als volgt: Een gemeenschapsmunt laat toe om in de lokale economie echte welvaart te creëren door de onbevredigde behoeften te verbinden met onderbenutte bronnen. Ze voorziet eveneens in een manier om de geproduceerde meerwaarde ten goede te laten komen aan de plaatselijke bevolking, in plaats van aan verafgelegen bedrijven. 29
Eén van de voorbeelden van een systeem dat met een complementaire munt werkt, is LETS. Maar in de rest van de wereld zijn er nog systemen die werken met een complementaire munt. 1. In Japan veroudert de bevolking het snelst van heel de wereld. Er zijn bijna twee miljoen Japanners die dagelijks zorg nodig hebben en de jongere generatie woont veel verder van zijn familie dan vroeger. De Japanse Fureai Kippu, letterlijk vertaald Zorgrelatie Tickets, worden betaald aan mensen die ouderen of mensen met een handicap helpen. Ze worden niet letterlijk uitbetaald, maar het geld wordt op een rekening gestort. De hulp die men biedt, gaat over zeer uiteenlopende zaken: koken, voorlezen, helpen de kleren aan te trekken, enz. Net zoals bij LETS is
de
rekeneenheid
één
uur.
De
verschillende
diensten
vallen
wel
onder
verschillende graden. De Fureai Kippu kan je ofwel sparen, ofwel kan je dit aan iemand van je familie geven die gelijkaardige hulp nodig heeft. Dit hele systeem wordt gecoördineerd door Sawayaka Healthcare Foundation. Het resultaat van dit project is dat de levenskwaliteit van de ouderen verbetert en de maatschappelijke kost hiervan daalt. Eén van de redenen waarom dit systeem zo succesvol is geworden, is het feit dat de overheid dit project stimuleert en ondersteunt (Lietaer & Hallsmith, 2009). 2. Een ander voorbeeld is De Torekes in de wijk Rabot-Blaisantvest in Gent, dat ondertussen iets langer dan zes maanden bestaat. Er wordt een focus gelegd op drie
thema‟s:
burenzorg
(bijvoorbeeld
boodschappen
doen
voor
senioren),
buurtzorg (bijvoorbeeld onderhoud van pleinen) en milieuzorg (bijvoorbeeld groene stroom gebruiken). De naam Torekes is herkenbaar voor de mensen, want hij verwijst naar de torens van het Rabot en naar drie hoge flatgebouwen. Om Torekes te verdienen kunnen de bewoners uit een activiteitenlijst een activiteit kiezen. Iedereen die zich op een of andere manier inzet in de wijk, wordt beloond met het alternatieve geld. Wanneer een bewoner de activiteit tot een goed einde brengt, verdient hij of zij Torekes. Deze kan je inruilen voor een tramticket, een vuilniszak, een cinematicket, enzoverder (K. Schaubroeck, lid LETS Aalst, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011).
30
De Torekes krijgt de steun van Muntuit8, Stad Gent, De Lijn, Samenlevingsopbouw Gent en de Vlaamse overheid. Als De Lijn of Kinepolis Torekes ontvangen, kunnen ze deze omruilen naar euro‟s. Men steunt ook de lokale handelaars. Mensen kunnen in plaatselijke winkels betalen met Torekes. De winkels kunnen deze Torekes ofwel zelf verder uitgeven, ofwel kunnen ze deze omruilen aan het loket. Er moet op voorhand wel duidelijk afgesproken worden hoeveel euro‟s de Torekes waard zijn. Het gebeurt niet zoals bij LETS dat de punten op een rekening komen, maar de Torekes zijn echte papieren biljetten. Een biljet van tien Torekes staat gelijk aan één euro. Wat tijdens dit project heel succesvol is, zijn de volkstuintjes op de Site. Het was een braakliggend terrein waar nu meer dan honderdvijftig volkstuintjes zijn. Het is niet enkel leuk om je eigen tuintje te onderhouden, je leert er ook nieuwe mensen kennen. Als het goed weer is, zijn er verschillende mensen die komen werken in hun tuintje, wat zorgt voor gezellige taferelen (M. Bienstman, medewerker Netwerk Vlaanderen, persoonlijke communicatie, 29 april 2011).
3. Als laatste voorbeeld wil ik nog de e-portemonnee aanhalen. Het is een elektronisch spaar- en beloningssysteem. In je gemeente kan je door duurzaam en milieuvriendelijk gedrag punten verdienen. Hiermee worden dingen bedoeld als op groene
stroom
overschakelen,
goederen
naar
de
kringloopwinkel
brengen,
enzoverder. De punten die je verdient, worden op je elektronische identiteitskaart gezet. Er is een centrale database waarin de persoonlijke elektronische portefeuille wordt bijgehouden. Je kan je puntenaantal altijd raadplegen via internet, of bij de verdien9- of verzilverplaats10 in de deelnemende gemeenten. De punten kan je voor allerlei dingen gebruiken, zoals toegang tot het zwembad, tickets voor het openbaar vervoer en dergelijke. Er is een hele lijst opgesteld waaruit de mensen kunnen kiezen wat ze met hun punten willen doen. De e-portemonnee wil dagdagelijks gedrag dat een verschil kan maken in de kijker zetten én belonen. Het is een initiatief van Bond Beter Leefmilieu en de provincie Limburg (K. Schaubroeck, lid LETS Aalst, persoonlijke communicatie, 18 maart 2011).
8
Muntuit is het informatieplatform voor complementaire munten. Verdienplaats: elke gemeente stelt een verdienlijst samen, met daarop alle acties waarmee punten te verdienen zijn. In die lijst vind je naast de actie ook nog hoeveel punten je ermee kan verdienen en wáár die punten op je kaart gezet worden. (www.e-portemonnee.be). 10 Verzilverplaats: net als bij de verdienlijst stelt elke gemeente ook een verzilverlijst samen met alles wat met de punten kan gekocht worden. In deze lijst wordt per item ook aangegeven hoeveel (punten) het kost en waar je het kan kopen. (www.e-portemonnee.be). 9
31
Voorbeelden van op de verdienlijst en van op de verzilverlijst (Niemegeers, 2010, p. 15): Voorbeelden van verdienopties
Voorbeelden van verzilveropties
Anti-reclamesticker
Bibliotheek
Thuiscomposteren
Zwembad
Deelname ambertuinen
Culturele centra
Huisvuilzakken inleveren
Musea
Zeil over aanhangwagen r.p.
Sportinfrastructuur
Goederen naar kringloopwinkel brengen
Activiteiten (bijv. sport)
Goederen in de kringloopwinkel kopen
Wandelroutes
100 % groene stroom gebruiken
Spaarlampen
Stookolietank laten reinigen
Energiemeters
Radiatorfolie aanbrengen
Kortingsbonnen lokale handelaars
Herbruikbare luiers kopen
Korting op ticket voetbalwedstrijd
Cursus eco-driving volgen
NMBS reischeque
Traaggroeiend gras kopen
De Lijn tickets Inkom Centerparks Lidmaatschap natuurpunt
2.11 InterLETSen Als je lid bent van de groep Antwerpen Binnenstad, zou het gek zijn als je enkel mag onderhandelen met leden van je eigen groep. Om de hoek woont misschien iemand van de groep Antwerpen Stad. Als je wil LETSen buiten de plaatselijke groep, dan heet dit interLETSen (Lietaer, 2001). Via het eLAS-systeem gebeurt de registratie van een transactie tussen leden uit verschillende groepen makkelijk. Het aantal punten wordt meteen omgerekend. Als er iemand uit Antwerpen Binnenstad bijvoorbeeld een kamer helpt schilderen bij iemand uit Antwerpen Stad, moet de persoon van Antwerpen Stad handjes overschrijven. ELAS rekent dit meteen om en de persoon van Antwerpen Binnenstad krijgt manitas op de rekening. In Vlaanderen experimenteert men hiermee nog volop. Momenteel gebeurt het interLETSen zeer beperkt. Voorbeelden van interLETSen zijn: LETSers uit Antwerpen die gaan logeren bij iemand uit Oostende, LETSers uit Gent krijgen een stadswandeling aangeboden door een lid uit Leuven, enzovoort (L. De Clercq, coördinator LETS Vlaanderen vzw, persoonlijke communicatie, 9 februari 2011).
32
Hoofdstuk 3: Wat is Buurtruil? Nu LETS wat duidelijker is geworden, is het tijd om een nieuw pilootproject in Antwerpen voor te stellen: Buurtruil. Een Buurtruilnetwerk is “een netwerk waarbij allerlei (informele) diensten tussen individuen, groepen en organisaties worden geruild.
Zo
versterkt
een
buurtruilnetwerk
het
sociaal
netwerk
van
de
buurtbewoners en van de buurt op zich.” (De Clercq, Bombeke & Weyns, 2011). Deze definitie doet misschien hard denken aan wat LETS is, maar doorheen dit hoofdstuk zal duidelijk worden dat Buurtruil anders in elkaar zit.
3.1 Ontstaan Buurtruil is ontstaan uit de behoefte aan “een nieuw eigentijds ruilsysteem dat beantwoordt aan de concrete behoeften van senioren” (“Zorgruilnetwerken”, 2010). De problematiek die leidde tot de steungroep11, bestaat uit volgende elementen: ×
(Mantel)zorg staat steeds meer onder druk wegens de toename van de maatschappelijke vergrijzing;
×
Een bijna onhaalbare oplossing voor de toenemende vraag naar zorg is verdere professionalisering;
×
Vrijwilligers spelen een belangrijke rol in hulpverlening, maar de meeste organisaties hebben een tekort aan vrijwilligers;
×
In veel buurten is er een probleem van vereenzaming van bewoners. Daarom is er behoefte aan meer sociaal contact en moet de lokale solidariteit worden versterkt;
×
De
LETS-systemen
voldoen
niet
aan
de
behoeften
van
kwetsbare
kansengroepen; ×
De nadruk bij bestaande zorgsystemen ligt te hard op zorgafhankelijkheid.
(De Clercq, et al., 2011)
11
De steungroep bestaat uit Katelijn Bombeke (Vormingplus regio Antwerpen), Laura Weyns (Zorgbedrijf Antwerpen), Leen De Clercq (LETS Vlaanderen vzw), Hugo Wanner (Netwerk Vlaanderen vzw), Peter Dauwe (LETS Vlaanderen vzw), Peter De Koster (LAS en communicatie Steunpunt Algemeen Welzijnswerk) en Dirk Geysen (LETS Vlaanderen vzw).
33
Het ruilsysteem is ontwikkeld in samenwerking met LETS Vlaanderen vzw, Netwerk Vlaanderen en Zorgbedrijf Antwerpen. LETS Vlaanderen vzw is de koepelorganisatie voor alle LETS-groepen zoals je kon lezen in het vorige hoofdstuk. “Netwerk Vlaanderen promoot het mens- en milieuvriendelijk omgaan met geld en streeft naar een eerlijke, rechtvaardige samenleving” (www.netwerkvlaanderen.be). Wat de inbreng van Zorgbedrijf Antwerpen is, lees je verder in dit hoofdstuk. Via een aantal fases en een aantal verschillende werkgroepen is het project tot stand gekomen12. De steungroep neemt de theoretische zaken voor hun rekening. Dit zijn dingen als een theoretisch kader ontwikkelen (missie, visie, doelen, fases), een
communicatiestrategie
uitdenken,
subsidiekanalen
onderzoeken
en
subsidiedossiers indienen, een laagdrempelig systeem bedenken, nadenken over de verzekering, enzovoort. Naast deze steungroep is er de startgroep. Zij staan in voor de concretisering van Buurtruil in de praktijk (De Clercq, et al., 2011).
3.2 Definitie Buurtruil Een buurtruilnetwerk is een netwerk tussen deelnemers (buurtbewoners, groepen en organisaties) die met elkaar diensten uitwisselen in een afgebakende buurt. Het geeft een antwoord op hedendaagse, onvervulde behoeften en vragen, zoekt de talenten en dus ook aanbiedingen van mensen op, versterkt die talenten en verbindt ze met andere deelnemers. We doen beroep op de competenties van individuen, groepen en organisaties (De Clercq, et al., 2011). Net als bij LETS is het belangrijk om een goede overeenkomst te vinden tussen de vraag van de ene en het aanbod van de andere. Het kunnen net dezelfde vragen en aanbiedingen zijn zoals ik ze in hoofdstuk twee, deel drie heb besproken. Er wordt vertrokken vanuit de mogelijkheden, talenten en hobby‟s van de deelnemers. Het motto van Buurtruil is: iedereen kan iets. Buurtruil doet beroep op onbenutte capaciteiten en talenten van bewoners. Iedereen kan iets aanbieden en/of heeft behoefte aan diensten van anderen. Deze diensten zijn een aanvulling op het huidige aanbod van de bestaande zorg- en welzijnsdiensten. Mensen moeten geen mantelzorgers worden, maar kunnen door kleine diensten toch een belangrijk verschil maken in het welzijn van medebewoners die daar nood aan hebben (De Clercq, et al., 2011).
12
De fases worden toegelicht in deel 6 van dit hoofdstuk.
34
De vragen die niet door buurtruil kunnen opgelost worden, worden doorgeschoven naar de gepaste zorg- en welzijnsdiensten. Het gaat hier bijvoorbeeld over vragen als: ik heb dagelijkse hulp nodig, of ik ben zelf niet meer goed te been en heb poetshulp nodig. “Het buurtruilnetwerk wil de bestaande burenhulp en mantelzorg versterken en uitbreiden, niet vervangen” (Janssens, 2009, p. 4). Het project Buurtruil richt zich naar iedereen uit de buurt, er wordt niemand uitgesloten. Het is de bedoeling dat het voor alle betrokken partijen een winwinsituatie
is.
Er
gaat
extra
aandacht
naar
kwetsbare
buurtbewoners
en
kansengroepen. Kwetsbare buurtbewoners zijn mensen die in de buurt wonen, maar die er niet bij worden betrokken. Het is de bedoeling om ze via Buurtruil terug te laten integreren in hun eigen buurt. Een kansengroep is een groep die minder dan gemiddeld vertegenwoordigd is op bepaalde maatschappelijke terreinen zoals arbeid, onderwijs, cultuur,... Kwetsbare buurtbewoners en kansengroepen die actief betrokken worden zijn senioren, mensen van andere etnische afkomst, personen met een handicap, vrouwen, holebi‟s, laaggeschoolden, financieel zwakkeren, alleenstaanden en alleenstaande ouders. Iedereen is welkom! Deze groepen bezitten soms talenten die in de huidige samenleving niet meer benut en/of gevraagd worden. Bijvoorbeeld mensen met een handicap die artistiek enorm veel in zich hebben, maar niet meer in de reguliere arbeidsmarkt terecht kunnen. Zij kunnen via Buurtruil een ruimte zoeken waar ze hun kunsten kunnen exposeren en eventueel kunnen verkopen. “Het buurtruilnetwerk bevat een intergenerationeel en intercultureel aspect: diverse generaties en culturen ontmoeten elkaar via diensten die ze aan elkaar verlenen.” (De
Clercq,
et
al.,
2011,
p.
12).
Buurtruil
is
anders
dan
traditioneel
vrijwilligerswerk. Mensen moeten zich niet binden aan vaste tijdstippen of afspraken. Mensen zetten zich in voor korte termijn opdrachten. De Clercq, et al. (2011, p. 3) spreken van “just-in-time” vrijwilligerswerk. De methodiek is multipliceerbaar. Het kan een eigen lokale invulling krijgen, naargelang de buurt waarin het project wordt toegepast.
35
3.3 Doelstellingen Buurtruil Er worden met Buurtruil drie strategische doelen 13 nagestreefd. Deze kunnen onderverdeeld worden in operationele doelen 14. 1. “1e strategische doelstelling: Het buurtruilnetwerk werkt aan het behoud en de versterking van sociale contacten in de buurt.” (De Clercq, et al., 2011, p. 12). De operationele doelstellingen die hierbij horen zijn de bevordering van de wederzijdse
dienstverlening
die
gebeurt
tussen
individuen,
groepen
en
organisaties. Er moet ruimte geschept worden voor ontmoeting. Buurtruil moet de lokale identiteit versterken en het moet gemeenschapsvorming stimuleren. 2. “2e strategische doelstelling: Het buurtruilnetwerk stimuleert solidariteit tussen de deelnemers met bijzondere aandacht voor kansengroepen en kwetsbare buurtbewoners.” (De Clercq, et al., 2011, p. 12). Men probeert om bewoners, groepen
en
organisaties
te
bereiken
die
werken
met
of
behoren
tot
kansengroepen. De onderlinge solidariteit versterkt, doordat het onevenwicht tussen vraag en aanbod van sommige deelnemers van ondergeschikt belang wordt. Een gezonde sociale mix bereiken valt ook onder deze doelstelling. 3. “3e
strategische
doelstelling:
Het
buurtruilnetwerk
biedt
kwetsbare
buurtbewoners de nodige ondersteuning, zodat zij met voldoende comfort en zelfredzaam in een vertrouwde woning en woonomgeving kunnen leven.” (De Clercq, et al., 2011, p. 13). Het project verloopt in een goed afgebakende buurt. Het is de bedoeling dat welzijnsvragen worden gematcht met het bestaande vraag en aanbod. De zorgvragen worden naar de reguliere sector doorverwezen en de evolutie van welzijns- en zorgvragen worden opgevolgd.
13
Strategische doelen = algemene resultaten die men wil bereiken binnen drie tot vijf jaar, rekening houdende met de belanghebbenden (http://www.encyclo.nl/begrip/strategische%20doelen) 14 Operationele doelen = “de meest concrete formulering van een doelstelling op het niveau van een organisationele eenheid. Een operationele doelstelling kan onmiddellijk worden omgezet in een reeks activiteiten” (http://www.encyclo.nl/begrip/Operationele%20doelstelling)
36
3.4 Hoe werkt Buurtruil? Buurtruil wil de sociale cohesie tussen de bewoners in een wijk versterken. Het welzijn van bewoners, en dan vooral van senioren en kansengroepen, zal verbeteren. Het is de bedoeling om mensen zelfredzamer te maken en om ze mee te laten participeren aan de samenleving. Allerlei informele diensten worden uitgewisseld. Mensen kunnen hun onbenutte talenten inzetten in hun buurt (De Clercq, et al., 2011). Om
Buurtruil
bekendheid
te
geven,
worden
er
informatiebijeenkomsten
georganiseerd. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk mensen op te trommelen. Er wordt promotie gevoerd via een aantal stappen om een zo groot mogelijk aantal mensen te betrekken. 1. Aankondigingsbrief kerngebieden
16
infomoment15:
er
wordt
bij
iedereen
in
de
een brief in de bus gestoken met de aankondiging van het
project. In deze brief staat heel kort beschreven wat Buurtruil is en dat er mogelijks iemand kan langskomen om wat meer informatie te geven rond Buurtruil; 2. Folder infomoment17: er wordt bij iedereen langsgegaan en aangebeld. Als er wordt opengedaan krijgt de bewoner een korte uitleg wat Buurtruil inhoudt en wordt hij of zij vriendelijk uitgenodigd om naar een infobijeenkomst te komen. Indien de bewoner niet thuis is of niet opendoet, wordt de folder in de brievenbus gestoken zodat ze toch op de hoogte zijn. Dit wordt enkel in de kerngebieden gedaan. Buiten de kerngebieden gaat een street pick de resterende folders bussen. Deze street pick wordt geleid door Gert Van Hoogten van Opsinjoren. Hij zoekt enkele vrijwilligers die een paar uren gaan bussen, zonder aanbellen; 3. Uitnodiging infomoment18: deze uitnodigingen worden door een street pick in de brievenbussen gestoken bij alle buurtbewoners; 4. Flyer startmoment19: om het opstartmoment aan te kondigen, wordt bij alle buurtbewoners een flyer in de bussen gestoken. Dit gebeurt ook door een street pick.
15
16 17 18 19
Zie bijlage 4: Aankondigingsbrief Infomoment
De kerngebieden staan aangegeven in het plan op p. 45 Zie bijlage 5: Folder Infomoment Zie bijlage 6: Uitnodiging Infomoment Zie bijlage 7: Flyer Startmoment
37
Men gebruikt drempelverlagende technieken om uitwisseling tussen de deelnemers van
Buurtruil
te
stimuleren.
Huisbezoeken
zijn
één
techniek.
Zo
worden
kansengroepen en kwetsbare buurtbewoners gemobiliseerd. Zij hebben meer nood aan begeleiding op maat. Werknemers van Zorgbedrijf Antwerpen nemen deze huisbezoeken voor hun rekening. Tijdens deze bezoeken wordt gepolst naar vragen en aanbiedingen van de desbetreffende bewoner en ze proberen een match te maken met een andere deelnemer (De Clercq, et al., 2011). Naast deze huisbezoeken, is er een website waar alle vragen en alle aanbiedingen op staan geregistreerd. Het is een medium waar deelnemers hun vraag en aanbod op bekend maken en de contactgegevens van alle deelnemers terugvinden. Ze kunnen zelf bepalen welke gegevens zichtbaar zijn voor de andere gebruikers. Op de website staan succesverhalen, het nieuwste vraag en aanbod, agenda, foto‟s, enzoverder. De website wordt zo opgesteld dat hij zo toegankelijk mogelijk is voor alle gebruikers. Er is bijvoorbeeld een vertalingsfunctie voor diegene die het Nederlands nog niet zo goed beheren en de lettertypes kunnen vergroot worden (De Clercq, et al., 2011). Het is belangrijk dat de deelnemers niet enkel via huisbezoeken of via internet matchen kunnen vormen. Daarom is er een algemeen gsm-nummer, vijf dagen op zeven tijdens de kantooruren. De gsm wordt beheerd door de medewerkers van Zorgbedrijf en er worden vrijwilligers voor opgeleid zodat zij dit later kunnen overnemen. Via dit gsm-nummer kunnen deelnemers hun vraag en aanbod laten registreren. De persoon die de gsm bedient zal dan meteen kijken of er een match kan gemaakt worden (De Clercq, et al., 2011). Voor mensen die niet met internet werken en niet zo handig zijn met een gsm, komt er een maandelijks informatieblaadje. Hierin staat hetzelfde als wat op de website staat, zoals het nieuwste vraag en aanbod, een agenda, een succesverhaal, enzoverder. Zo blijven ook zij op de hoogte van wat er allemaal gebeurt. Last but not least is ontmoeting van groot belang. Er worden activiteiten georganiseerd
zodat
ontmoeting
en
sociaal
contact
worden
bevorderd.
De
deelnemers leren elkaar kennen en er ontstaat een vertrouwensband. Een voorbeeld van een ontmoetingsmoment is de BuurtruilBabbel. Deze gaat per maand ongeveer
drie
keer
door
in
verschillende
herkenbare
ontmoetingsruimtes
(Stadsmagazijn, Dienstencentrum De Meersenier, Barbouf) (De Clercq, et al., 2011).
38
3.5 De buurt Laura Weyns van Zorgbedrijf Antwerpen werkt in twee gebieden: Sint-Andries en Antwerpen Binnenstad Noord. Zij was op zoek naar vrijwilligers die de senioren mee kunnen helpen met kleine taken. Omdat er in Sint-Andries al een LETS-groep aanwezig is, werd er gekozen voor Antwerpen Binnenstad Noord. In deze buurt is veel sociale woningbouw, zijn veel ongeorganiseerde bewoners (al dan niet van andere etnische afkomst), er is veel verborgen kansarmoede, enz (K. Bombeke, educatief medewerker Vormingplus, persoonlijke communicatie, 16 mei 2011). Om een beeld te geven over welke straten het gaat, geef ik het volgende plan:
3.6 Fases Buurtruil 1. “Vooronderzoek project” (De Clercq, et al., 2011, p. 14): enkele leden van de steungroep hebben een afgebakende buurt geselecteerd, de buurt en mogelijke deelnemers van de startgroep in kaart gebracht (sleutelfiguren). 2. “Uitbouw van (de startgroep van) het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al., 2011, p. 14): de sleutelfiguren van de buurt contacteren met de vraag of ze aan de startgroep willen meedoen, informatiesessies organiseren, subsidies aanvragen, website installeren en een systeem van interactieve registratie van vraag en aanbod
uitdenken.
Deze
taken
worden
uitgevoerd
door
Vormingplus
Antwerpen en Zorgbedrijf Antwerpen (leden van de steungroep). 39
regio
3. “Intwerktreding van het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al., 2011, p. 14): ×
“Breed bekendmaken en lanceren van het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al.,
2011,
p.
15):
via
sleutelfiguren,
via
diverse
promotiekanalen
(bijvoorbeeld Radio Minerva, De Nieuwe Antwerpenaar) het startmoment organiseren, website bekendmaken bij de bewoners,...; ×
“Actief
opsporen
van
potentiële
(vraag
en
aanbod)
deelnemers
via
buurtgerichte activiteiten en huisbezoeken en daar waar mogelijk toeleiden naar het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al., 2011, p. 15); ×
“Registreren van vraag en aanbod, via: ontmoetingsmomenten, interactieve website, telefonisch (a.d.h.v. gsm met internetverbinding), huisbezoeken” (De Clercq, et al., 2011, p. 15);
×
“Bekendmaken van vraag en aanbod, via: interactieve website, mailing, ontmoetingsmomenten, nieuwsbrief, sleutelfiguren,...” (De Clercq, et al., 2011, p. 15);
×
“Matchen van vraag en aanbod”;
×
“Individueel begeleiden van kansengroepen en kwetsbare buurtbewoners naar het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al., 2011, p. 16);
×
“Samenwerking en overleg tussen het buurtruilnetwerk en de reguliere sectoren” (De Clercq, et al., 2011, p. 16).
4. “Bestendiging van het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al., 2011, p. 16): het is tijd voor een evaluatie van het project. Deze wordt gedaan met de startgroep, maar ook met de deelnemers. Aan de hand van deze evaluatie kunnen eventuele verbeterpunten worden uitgevoerd. Het is de bedoeling om het project verder bekendmaking te geven in de buurt. Als het mogelijk is, wordt de informatie doorgegeven aan sleutelfiguren van de wijk die eventueel mee trekker worden van Buurtruil. 5. “Multipliceren van het buurtruilnetwerk” (De Clercq, et al., 2011, p. 16): hiervoor worden in de steungroep enkele voorwaarden opgesteld. Het pilootproject kan doorgegeven worden aan andere wijken in Vlaanderen. Enkele leden van de steungroep zullen in samenwerking met de lokale partners een buurtruilnetwerk helpen opstarten.
40
3.7 Zorgnetwerken Tijdens de ontwikkeling van Buurtruil is er studie gedaan naar andere systemen die werken rond ruilen, zorg, (kwetsbare) kansengroepen en vrijwilligers. Eén hiervan zijn de zorgnetwerken. “Een zorgnetwerk is een lokale voorziening die, via nauwe samenwerking met vrijwilligers en lokale actoren, een aanvullend dienstenaanbod brengt bij kwetsbare mensen.” (“Zorgnetwerken in plattelandsgebieden”, 2010). Een zorgnetwerk is een samenwerking, een netwerk als het ware, tussen het lokale bestuur, een lokale vrijwilligersploeg en de lokale verenigingen en sleutelfiguren. Alle partners slaan de handen in elkaar om in de directe nabijheid, in het dorp of de wijk, de meest kwetsbaren op te sporen en hun de nodige hulp, ondersteuning en informatie te geven. Zo moet een zorgnetwerk ertoe leiden dat personen met zorg met de nodige kwaliteit, voldoende comfort en zelfredzaam in hun vertrouwde woning en woonomgeving kunnen leven (Bertier, Decroos & Gevaert, 2008, p. 9). Zorgnetwerken zijn ontstaan doordat zorgbehoevende personen en senioren in kwetsbare situaties terechtkomen. Ze leven geïsoleerd, worden meer en meer afhankelijk van
allerlei
dingen, hebben
behoefte aan
recentere informatie,
enzoverder. Tegelijkertijd willen ze zo lang mogelijk in hun vertrouwde situatie blijven. Zorgnetwerken kunnen op deze tweestrijd een antwoord bieden. Een aantal kwetsbare groepen wordt steeds groter, door vergrijzing, stijging van armoede en daardoor is er ook meer behoefte aan zorg en hulp. Een zorgnetwerk wil een antwoord geven op nieuwe, onvervulde noden waar de reguliere dienstverlening niet meer op kan antwoorden. Het succes van dit project ligt in het feit dat de hulpverlening heel toegankelijk en laagdrempelig is. De methodiek die gebruikt wordt in zorgnetwerken in West-Vlaanderen, lijkt heel hard op deze die het project Buurtruil gebruikt (Bertier, et al., 2008). Professionele hulp mag niet achteruitgeschoven worden. Zorgnetwerken hebben een aanvullende functie. Ze bieden een oplossing aan: de groeiende afstand ten aanzien van dienst- en hulpverlening, de nood aan een makkelijk bereikbaar aanspreekpunt, informele hulp en een gebrek aan contacten uit de buurt. Nog voordelen aan deze zorgnetwerken zijn dat ze actief kwetsbare doelgroepen opsporen. Een professional zoekt de mensen op en bedenkt samen met hen oplossingen voor hun noden. De informatie gebeurt op maat. “Zorgnetwerken werken dus sterk aanvullend op het bestaande aanbod en vormen een alternatief waar geen regulier aanbod ontwikkeld is (bijvoorbeeld het ontbreken van een dienstencentrum
op
het
platteland).”
Zorgnetwerken”, 2009, p. 2). 41
(“Memorandum:
Uitwisselingstafel
3.8 Concrete voorbeelden
3.8.1 Tijd voor Elkaar Tijd voor Elkaar is een marktplaats in de gemeente Nieuwegein (Nederland), in de wijk Galecop. De sociaal makelaar (coördinator) leidt alles in goede banen. De gemeente Nieuwegein vindt het belangrijk dat meer mensen in hun eigen omgeving vrijwilligerswerk gaan doen en dat hiervoor op wijkniveau gematcht wordt tussen vraag en aanbod. De gemeente wil de komende jaren sterk inzetten op het stimuleren en ondersteunen van de verschillende vormen van informele hulp, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod en het helpen weghalen van belemmeringen (www.tijdvoorelkaar-galecop.nl).
Tijd voor Elkaar richt zich naar alle bewoners uit de wijk. Ook diegene die wat minder actief aanwezig zijn, worden aangemoedigd om deel te nemen. Belangrijk in dit project is dat “iedereen iets kan betekenen voor een ander en iedereen kan wel eens de hulp van een ander gebruiken” (www.tijdvoorelkaar-galecop.nl). Het gaat om het vraag en aanbod dat mensen nodig hebben of kunnen bieden, maar hier blijft het niet bij. Het gaat ook om het organiseren van een straatfeest, een voetbaltornooi, en dergelijke. “Het is wat de bewoners er zelf van maken”. Mensen die de hulp van hun buren hebben en die soms iets voor anderen kunnen betekenen, voelen zich minder eenzaam en ze blijven langer (gezond) leven. Tijd voor Elkaar is gebaseerd op wederkerigheid. Tijd voor Elkaar bestaat in Nederland niet enkel in Galecop. Een andere Tijd voor Elkaar is in Utrecht Zuid (Lunetten, Hoograven, Tolsteeg, Bokkenbuurt). Het principe is hetzelfde. De drie doelstellingen van deze groep zijn het vergroten van de sociale samenhang, het verstevigen van het lokaal vrijwilligerswerk en de participatie en integratie van kwetsbare groepen (De Vriendt, 2009). Ze werken via een website maar mensen die niet goed overweg kunnen met de computer of internet,
kunnen
ofwel
terecht
bij
de
sociaal
makelaar
ofwel
bij
andere
informatiedragers. Voor ouderen is er een vraag- en aanbodgids en maandelijks wordt
er
een
poster
gemaakt
met
de
(http://tijdvoorelkaarzuid.nl/).
42
nieuwste
vragen
en
aanbiedingen
3.8.2 Zorgnetwerken West-Vlaanderen De dorpsdienst Nestor van het OCMW Poperinge uit West-Vlaanderen heeft een netwerk opgezet, waarbij vrijwilligers aanvullende thuishulp aan senioren en zorgbehoevenden verlenen. De netwerken en de bijhorende dienstverlening steunen
volledig
op
vrijwilligerswerk,
begeleid
door
een
coördinator,
administratieve hulp en een bestaande Nestor-coördinator. Nestor hoopt dat met dit project de contacten met de lokale partners worden versterkt. Iedereen leert elkaar beter kennen en er kan eventueel een samenwerking ontstaan. Men kan dan aan elkaar signalen of vragen die men heeft opgevangen, doorgeven. In dit project is er een extraatje voor senioren die ouder zijn dan tachtig jaar. Zij krijgen voor hun verjaardag een bezoek, een kleine attentie, een gezellige babbel en een verjaardagskaart. Deze bezoekjes zijn ter attentie van de deelnemer, maar het is ook een middel om mensen informatie door te geven en om te zien of er nog onvervulde noden of behoeften zijn (Vallaeys, 2008). TINAH is een ander voorbeeld van een zorgnetwerk. Het is de afkorting van Tieltse Regio Netwerk voor Aanvullende Hulp. Voor dit project is Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen verantwoordelijk. Men wil de dienstverlening voor kwetsbare bewoners toegankelijker maken. Het is de bedoeling dat mensen langer thuis, in hun vertrouwde omgeving, kunnen blijven wonen. Hiervoor wordt een netwerk uitgebouwd waarin vrijwilligers, verenigingen, lokale actoren en sleutelfiguren zitten. Samenwerking tussen al deze mensen is belangrijk om een breed draagvlak te creëren. Maar de belangrijkste personen zijn de vrijwilligers. Zij voeren enkele aanvullende
zorgtaken
uit,
maar
hebben
ook
een
signaalfunctie
(www.woonzorgnetwerktielt.be).
3.9 Partners Buurtruil
is
een
samenwerkingsverband
belangrijke partner in dit project is dochterbedrijf
van
OCMW
tussen
verschillende
actoren.
Een
Zorgbedrijf Antwerpen. Dit is een
Antwerpen.
Alle
woon-
en
zorgdiensten,
zoals
dienstencentra, thuiszorgdiensten, serviceflats en dergelijke, van OCMW Antwerpen zijn ondergebracht in Zorgbedrijf Antwerpen. Ze concentreren zich op het langer thuis wonen van mensen (L. Weyns, WijkNetwerker Zorgbedrijf Antwerpen, persoonlijke communicatie, 17 mei 2011).
43
Sinds november 2008 is Zorgbedrijf Antwerpen bezig met het project “WijkNet Aandacht voor Senioren”. Dit project past in het lokaal sociaal beleidsplan 2007 2013 en het lokaal ouderenbeleidsplan. Hierin staat dat ze “kwetsbare en vereenzaamde senioren” actief moeten opsporen “via wijkgerichte netwerking en samenwerking” (Janssens, 2010, p. 1). Dit sluit aan bij de opdracht van het lokaal dienstencentrum, die zegt dat er bijzondere aandacht moet gegeven worden aan het voorkomen van vereenzaming. In het Woonzorgdecreet (Janssens, 2010, p. 1) staat dat het volgende hun taak is: “het organiseren en ondersteunen van activiteiten en initiatieven die het sociale netwerk, de communicatie en het veiligheidsgevoel
versterken.”
Vanuit
Zorgbedrijf
Antwerpen
is
er
één
WijkNetwerker die het project mee zal leiden, namelijk Laura Weyns. Er zijn enkele diensten van de stad Antwerpen die zich mee inzetten voor dit nieuwe project, namelijk Opsinjoren en Buurtregie. Opsinjoren steunt lokale initiatieven. Dit kan materiële steun zijn, financiële steun, organisatorische steun, zij zorgen ervoor dat straten afgesloten worden, enzoverder. Enkele initiatieven die (gedeeltelijk) door Opsinjoren worden georganiseerd zijn de Lentepoets, Burendag, knutselnamiddagen, initiatieven rond feestdagen als Pasen, enzoverder (Gert Van Hoogten, medewerker Opsinjoren, persoonlijke communicatie, 27 april 2011). Omdat het stadsbestuur ervan uit gaat dat bewonersinitiatieven in Antwerpen op een passende en vlotte manier ondersteund moeten worden, werd Opsinjoren in het leven geroepen. Want een propere woonomgeving met overal bloemen en planten, keuvelende buren en spelende kinderen. Het kan in elke straat! (www.antwerpen.be) “De dienst buurtregie zet in een buurt acties op die een positieve buurtbeleving bevorderen.” (www.antwerpen.be). Samen met lokale verenigingen en organisaties zoeken ze oplossingen voor problemen van overlast die leven in verschillende buurten.
44
De laatste, maar niet onbelangrijke partners zijn de bewonerscomités. Diegene waarmee wordt samengewerkt zijn bewonerscomité Vleeshuis, bewonerscomité ‟t Schipperskwartier, Stadswaag en de Borze. Zij weten wat er leeft bij hun bewoners, wat hun noden en behoeften zijn.
„t Schipperskwartier
Stadswaag
Vleeshuis
De Borze
(K. Bombeke, educatief medewerker Vormingplus, persoonlijke communicatie, 16 februari 2011)
45
Hoofdstuk 4: Vergelijking LETS en Buurtruil Nu ik de twee projecten uitvoerig heb besproken is het tijd om ze naast elkaar te leggen en te vergelijken. Er zijn enkele gelijkenissen tussen LETS en Buurtruil, maar ook een paar cruciale verschillen. Ik geef diegene mee waarvan ik vind dat ze belangrijk zijn. Het eerste verschil is de manier waarop de projecten zijn ontstaan. LETS is ontstaan uit een crisissituatie. De bevolking werd werkloos en kwam in financiële moeilijkheden. Als oplossing hiervoor werd een complementair muntsysteem bedacht dat bekend werd over de hele wereld en enkele jaren geleden ook overgewaaid is naar Vlaanderen en Antwerpen. Bij Buurtruil was er geen sprake van crisis, maar een probleem van vergrijzing. Omdat LETS niet laagdrempelig genoeg bleek te zijn voor enkele doelgroepen, is Buurtruil ontstaan. De eigenlijke vraag komt van Laura Weyns van Zorgbedrijf Antwerpen. Enkele eenzame senioren waar ze op huisbezoek gaat, zijn erg geïnteresseerd in LETS en willen hieraan participeren. Het probleem is dat hun vraag en aanbod niet in evenwicht is. Vaak is hun vraag groter dan wat ze kunnen aanbieden, wat bij LETS voor moeilijkheden kan zorgen bij het puntenaantal. Dit brengt me bij het tweede en grootste verschil. Bij Buurtruil wordt er gewerkt zonder het puntensysteem. Bij LETS geef en krijg je punten, bij Buurtruil wordt er niets met punten gedaan. De vraag van kwetsbare buurtbewoners en senioren is vaak groter dan hun aanbod. Ze worden bijna nooit spontaan lid van een LETSgroep, omdat er bij LETS een evenwicht nodig is. Het puntensysteem is onvoldoende toegankelijk voor bepaalde doelgroepen. Doordat het puntensysteem niet meer wordt gebruikt, valt er voor een aantal beoogde deelnemers een drempel weg. Dit is al een begin van het antwoord op mijn probleemstelling. Je moet je geen zorgen maken als je meer vraag dan aanbod hebt of vice versa. Het wordt wel aangemoedigd dat men zowel een vraag als een aanbod heeft, maar als er een groot verschil is tussen de twee maakt dit niets uit. Wat de mensen vaak niet beseffen is dat vragen en aanbiedingen heel uiteenlopende en eenvoudige dingen kunnen zijn. Zoals bijvoorbeeld gewoon een babbeltje doen. Mensen twijfelen soms of ze een aanbod hebben of niet. Het omgekeerde gebeurt ook. Dat mensen wel een aanbod hebben maar geen vraag.
46
Als het voorbeeld van het babbeltje wordt aangehaald, zie je mensen verder nadenken en bedenken ze soms zelf nog nieuwe aanbiedingen. Zo was er bijvoorbeeld een mevrouw met verschillende handicaps die dacht dat ze niet veel meer te bieden had, maar na dit voorbeeld kwam ze op het idee om mensen beter Nederlands te leren spreken. Dit is binnen Buurtruil een schitterend aanbod. Bij LETS word je effectief gewaardeerd voor wat je doet. Als je een dienst tot een goed einde brengt, krijg je LETS-eenheden. Als je een dienst liet uitvoeren, geef je punten aan diegene die de dienst voor jou deed. Bij Buurtruil is er een andere soort waardering. Je leert mensen uit je buurt kennen waardoor je een sociaal netwerk creërt waarop je kan terugvallen. Je weet dat je ten allen tijde beroep kan doen op mensen die aangesloten zijn bij Buurtruil. Mensen doen wat ze graag doen en hebben hier plezier in. Doordat het puntensysteem wegvalt, verdwijnt de externe motivatie. Het is dus belangrijk dat mensen voldoening krijgen uit de diensten die ze voor anderen uitvoeren. Ze mogen volledig zelf bepalen wat ze doen, waar en wanneer. Ik heb het vaak over vraag en aanbod en dat is één van de gelijkenissen tussen de projecten. Deelnemers formuleren hun vraag en/of aanbod en dit wordt allemaal samen in een grote lijst gegoten. Op deze lijst kunnen mensen kijken of er iets bij zit dat ze kunnen gebruiken of waarmee ze iemand anders een plezier kunnen doen. Soms bedenken ze door het bekijken van de lijst nog extra dingen die ze kunnen vragen of aanbieden. De hele lijst met alle vragen en aanbiedingen staat op de website en wordt maandelijks bezorgd aan de mensen die niet over een internetverbinding beschikken. Wat ik hierbij nog als gelijkenis wil aanhalen, is dat het vraag en aanbod gaat over het uitwisselen van diensten, kennis, weetjes, vaardigheden, enzoverder. Bij de twee projecten kunnen ook goederen geruild worden. Diensten uitwisselen gebeurt niet één op één. Het principe bij LETS, maar ook bij Buurtruil is: ik doe iets voor jou, jij doet iets voor een ander en een ander doet iets voor nog iemand anders. Als ik ooit ergens hulp bij nodig heb, weet ik dat er een netwerk is waarop ik kan terugvallen. Het kan natuurlijk wel gebeuren dat je meteen iets terug doet, maar je moet niet panikeren als dat niet het geval is. Je kan helemaal zelf bepalen wat je doet, wanneer, waar, hoe,... Het is wel belangrijk dat je je eigen grenzen bewaakt en duidelijke afspraken maakt. Het is super belangrijk bij de twee projecten dat je aanbiedt wat je graag doet en dat je doet wat je leuk vindt om te doen.
47
Het volgende verschil dat ik wil meegeven, is het feit dat LETS-groepen meer door een kerngroep van vrijwilligers getrokken wordt. Er zijn slechts vijf groepen in heel Vlaanderen die professionele ondersteuning krijgen. Alle anderen draaien volledig op een vrijwilligerswerking. Bij Antwerpen Binnenstad zijn er twee beroepskrachten vanuit Vormingplus die de groep ondersteunen. Bij Buurtruil zijn meer
professionelen
betrokken,
namelijk
mensen
van
Vormingplus
regio
Antwerpen, Zorgbedrijf Antwerpen, Opsinjoren, Buurtregie,... De samenwerking met verschillende organisaties is zeker een pluspunt. Hierdoor heeft het project meer draagkracht. In een latere fase van het project kan er eventueel wat meer worden overgenomen door vrijwilligers, maar dit hangt af van hoe het project verder evolueert. De ontmoetingen zijn bij de twee projecten van groot belang. Dan worden er veel afspraken gemaakt tussen de leden. Dat heb ik zelf kunnen ontdekken tijdens ontmoetingsmomenten van LETSA‟PEN. Bij het etentje in maart heb ik minstens vijf afspraken zien maken. Bij Buurtruil zijn de ontmoetingen nog belangrijker omdat het over een groter gebied gaat. In de wijk Sint-Andries is alles gecentreerd rond één plein. Bij Buurtruil is het gebied zo groot dat er geen centrale plaats is. Doordat het gebied zo groot is, kan je wel een open netwerk uitbouwen. Er zijn enkele gekende ontmoetingsruimtes waar mensen elkaar tegenkomen. In de beginfase van het project organiseert Buurtruil ongeveer drie bijeenkomsten per maand. Er wordt met een evaluatie bekeken of dit genoeg ontmoetingen zijn, of er minder of meer moeten plaatsvinden, of dat het zo gelaten wordt. Hier raak ik een tweede deel van mijn antwoord op mijn probleemstelling aan. Ontmoetingen zijn super belangrijk om elkaar te leren kennen en om afspraken te maken. Wat ook gemakkelijk is, is dat je bij Buurtruil kan inschrijven via de website, via een inschrijvingsformulier of via ontmoetingsmomenten. Als je zin hebt om deel te nemen, surf je naar de website en klik je op „inschrijven‟. Je kan ook een inschrijvingsformulier invullen of tijdens een ontmoetingsmoment inschrijven. Bij LETS moet je wachten tot het instapmoment en dan kan je inschrijven. Zo‟n instapmoment vindt om de vier maanden plaats. Bij Buurtruil zijn er elke maand enkele ontmoetingen, waardoor je veel sneller kan deelnemen.
48
Last but not least wil ik het nog even hebben over de mensen die bereikt worden. Bij LETS valt het op dat gemiddeld meer vrouwen meedoen dan mannen met een leeftijd tussen dertig en vijftig jaar. Bij Buurtruil is het de bedoeling om iedereen
te
bereiken
die
binnen
het
gebied
woont.
Er
wordt
niemand
gediscrimineerd op basis van geslacht, opleiding, leeftijd, uiterlijke kenmerken, seksuele voorkeur, geloof, afkomst, overtuiging,... Bij de beide projecten is iedereen welkom, maar bij Buurtruil wordt de nadruk meer gelegd op eenzame senioren en (kwetsbare) kansengroepen. Er worden ook meer technieken toegepast om
mensen
persoonlijk
te
betrekken,
zoals
de
huisbezoeken.
Tijdens
de
infomomenten van Buurtruil die plaatsvonden in mei, was er een divers publiek. Er waren oude en jonge mensen, mannen en vrouwen, mensen die werken maar ook werklozen, mensen van andere etnische afkomst, enz. BESLUIT Omdat Buurtruil zich vooral tot eenzame senioren en kansengroepen richt, is het belangrijk dat het laagdrempelig is. Buurtruil is laagdrempeliger dan LETS. Eerst en vooral doordat het puntensysteem wegvalt. Je moet niet meer nadenken over hoeveel punten je geeft of krijgt. Tijdens het instapmoment van LETS dat ik meemaakte, merkte ik dat de stap „waarderen‟ het moeilijkst is. Dit is voor kansengroepen een hoge drempel die verdwijnt in het project Buurtruil. Wat Buurtruil nog laagdrempeliger maakt zijn de ontmoetingsmomenten. Het zijn informele babbels waar mensen elkaar bij een koekje en een drankje (terug)zien. Deze ontmoetingen vinden meerdere keren per maand plaats, op verschillende locaties in de buurt. Bij LETS komen de leden gemiddeld één keer per maand samen. De informatieblaadjes zijn ook een must. Zo worden mensen zonder internet up-to-date gehouden. Een derde aandachtspunt dat Buurtruil tot een laagdrempelig project maakt, vind ik het feit dat bewoners persoonlijk betrokken worden. Nog voor het project van start ging, werd er bij alle bewoners langsgegaan om ze persoonlijk uit te nodigen voor de informatiebijeenkomsten. Wat hier nog bij hoort, zijn de huisbezoeken. Er wordt bij mensen langsgegaan om het systeem te verduidelijken en om vraag en aanbod op te stellen. Er wordt meteen gekeken of er een match gevonden wordt of niet. Buurtruil is nog laagdrempeliger dan LETS om een vlotte deelname door senioren en kansengroepen te stimuleren. Ik vind dat Buurtruil mensen die uit de boot vallen bij LETS
opvangt in de lokale ruilhandel. Dit door de ontmoetingen,
de
informatieblaadjes, de persoonlijke betrokkenheid van bewoners en het weglaten van het puntensysteem. 49
Hoofdstuk 5: Conclusies en adviezen Persoonlijk vind ik LETS en Buurtruil schitterende projecten. Het stimuleert de mensen om (opnieuw) te integreren in de maatschappij. Tijdens het instapmoment van LETS en tijdens de informatiebijeenkomsten van Buurtruil waren er van de deelnemers veel positieve reacties. Er waren bij Buurtruil bijvoorbeeld enkele bewoners die nog maar pas in de buurt woonden en nog niet veel buren kenden. Zij kijken er enorm naar uit om via Buurtruil een sociaal netwerk op te bouwen. Of nog een succesverhaal: een dakloze die via het LETS-ruilsysteem
een nieuwe
woonplaats heeft gevonden. Tijdens het schrijven van deze scriptie en het onder de loepe nemen van Buurtruil, stootte ik op enkele opmerkingen en vragen. Eerst en vooral zijn een website en een gsm hoge drempels voor kansengroepen en senioren. Soms vind ik dat de nadruk te veel op de website wordt gelegd. Men heeft een grote inspanning gedaan om deze zo toegankelijk mogelijk te maken voor iedereen, maar het blijft een moeilijk te overbruggen drempel. Wat ik hier wil aanhalen, is dat er samen met de deelnemers grondig moet bekeken worden hoe de website werkt, zodat ze van in het begin het systeem doorhebben en kunnen gebruiken. Ten tweede zijn de informatieblaadjes van groot belang. Mensen zonder internet mogen niet afgeschrikt worden. Ik denk dat er meer nadruk op deze infoblaadjes mag gelegd worden. Anders gaan mensen afhaken. Het is dus ook nodig dat hier continuïteit in komt en dat deze blaadjes minstens maandelijks verspreid worden. Ik raad ook aan om vaak groepsbijeenkomsten te organiseren. Zo komen de bewoners geregeld samen en leren ze zoveel mogelijk mensen uit hun buurt kennen. Het is ook de ideale plaats om vraag en aanbod uit te wisselen. Dit merkte ik tijdens de informatiebijeenkomsten van Buurtruil. Er zijn al afspraken gemaakt, vóór het project een échte start maakte. Het is belangrijk om met de deelnemers een vertrouwensrelatie op te bouwen. Daarvoor is er, zeker in het begin, voldoende tijd en energie nodig om mensen te betrekken en ze te blijven ondersteunen. Hiervoor zijn de huisbezoeken van groot belang.
De
gebruikers
moeten
weten
dat
ze
met
vragen,
problemen,
opmerkingen,... steeds terecht kunnen bij Vormingplus regio Antwerpen en Zorgbedrijf Antwerpen. Maar niet enkel bij hen, ook bij sleutelfiguren uit de buurt, die de verkregen signalen doorgeven aan de startgroep. Sleutelfiguren zijn bijvoorbeeld de bewonerscomités. Het is dus belangrijk om met deze sleutelfiguren goede contacten te onderhouden. 50
Vanuit de analyse van Buurtruil wil ik ook enkele tips meegeven voor LETS. Als eerste adviseer ik Vormingplus regio Antwerpen om iets vaker een instapmoment te organiseren omdat je je enkel tijdens deze momenten kan inschrijven. Als er dan net een instapmoment gepasseerd is, moet je ongeveer vier maanden wachten tot er een volgend is. Het is misschien niet mogelijk om er tweemaandelijks één te organiseren, maar er kan eventueel eens nagedacht worden over een andere manier van inschrijven. Dat ze dit niet per se via de instapmomenten moeten blijven doen. Ik vind het ook belangrijk dat de mensen aangespoord worden om naar de ontmoetingsmomenten te komen. Op de bijeenkomsten waar ik aanwezig was, waren het meestal
dezelfde LETSers die present waren.
Momenteel
heeft
LETSA‟PEN meer dan dertig leden. Op ontmoetingsmomenten zijn er gemiddeld vijf tot tien leden. Als ze in de toekomst meer tijd en energie investeren in het betrekken van de minder actieve LETSers, zou dit aantal op bijeenkomsten kunnen verhogen. Nog een aandachtspunt zijn naar mijn mening de evaluaties. Uit eigen ervaring heb ik gemerkt dat dit bij Vormingplus niet al te vaak gebeurt. Evaluaties kunnen nochtans heel nuttige informatie opleveren voor andere projecten of evenementen. Dit is iets waar bij Buurtruil nog eens grondig over moet nagedacht worden. Er is een programma geïnstalleerd waarmee de beheerders van de website kunnen zien hoeveel er naar de website gesurft wordt, maar of er echt geruild wordt is nog de vraag. Een eerste antwoord hierop zijn natuurlijk de ontmoetingsmomenten. Naarmate het project vordert, zal blijken of deze ontmoetingen voldoende zijn of niet. Het zijn twee fantastische projecten met nog enkele schoonheidsfoutjes. Als hier in de toekomst aan wordt gewerkt, zal het succes enkel nog toenemen.
51
Literatuurlijst Beleidsplan 2011-2015. (2010). Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. Bertier, W., Decroos, T., & Gevaert, V. (2008). Draaiboek Zorgnetwerken: Van inspiratie tot leidraad. Rumbeke: Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen. Bombeke, K. (2011) Actiefiche buurtruilnetwerk. Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. Bombeke, K. (2011) Actiefiche LETS. Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. Bombeke, K. (2011). LETSA‟PEN vraag en aanbod. Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. Bombeke, K. (2009). LETS wat en hoe. Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. De Clercq, L. (2011). Activiteitenverslag LETS Vlaanderen vzw [PowerPoint]. Aalst: LETS Vlaanderen vzw. De Clercq, L. (2009). Onderzoek LETS Vlaanderen vzw [PowerPoint]. Aalst: LETS Vlaanderen vzw. De Clercq, L., Bombeke, K., & Weyns, L. (2011). Draaiboek “Buurtruilnetwerken”. Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. De Vriendt, J. (2009). Tijd voor elkaar: Een marktplaats voor burenhulp en vrijwilligerswerk in Utrecht. Wisselwerk, 18 (3), pp. 12-16. Janssens, T. (2010). A-punt : Pilootproject WijkNet Aandacht voor Senioren: buurtruilnetwerk Antwerpen wijk Stadhuis. Antwerpen: OCMW Antwerpen. Lietaer, B. (2001). Het geld van de toekomst: een nieuwe visie op welzijn, werk en een humanere wereld. Amsterdam: Forum. Lietaer, B., & Hallsmith, G. (2009). De gids voor een gemeenschapsmunt. Brussel: Netwerk Vlaanderen. Memorandum: Uitwisselingstafel Zorgnetwerken. (2009). Rumbeke: Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen. Niemegeers, J., & Meijer, M. (2010). Complementair geld in Limburg zet milieu op de e-kaart. Anders omgaan met geld, 28 (1), pp 14-15. Peter en meterschap. (2009). Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. 52
Peterse G., & Van Arkel H. (1998). Voor hetzelfde geld. Utrecht: Uitgeverij Strohalm/Jan van Arkel. Scheers, L. (2009). LETS als antwoord. Berchem: Vormingplus regio Antwerpen. Starterspakket LETS Handleiding: Mijn buurt helpt, kletst, LETSt... (2010). Aalst: LETS Vlaanderen vzw. Vallaeys, B. (2008). Zorgnetwerken Heuvelland. Poperinge: OCMW Poperinge. Vernieuwde statuten VZW LETS Vlaanderen. (2009). Aalst: LETS Vlaanderen vzw. Wanner, H. (2002). LETS vrijwilligerswerk nieuwe stijl: Onderzoek naar de eigenheid van Lets ruilkringen, juridische knelpunten en mogelijke oplossingen. Aalter: LETS Vlaanderen vzw. Zorgnetwerken in plattelandsgebieden [PowerPoint]. (2010). West Vlaanderen: Samenlevingsopbouw. Zorgruilnetwerken [PowerPoint]. (2010). Berchem: Vormingplus regio Antwerpen.
53
Bijlage 1: Algemeen Overzicht (in 2002) Continent – land
Aantal letsgroepen
Aantal inwoners (in miljoen) 745 37 32 3 278 13 15 24 40 27 101 174
Letsgroepen per miljoen inwoners 9,5 189,2 0,8 0,5 0,2 0,2 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Amerikaanse landen Argentinië Canada Uruguay Verenigde Staten Ecuador Chili Venezuela Colombia Peru Mexico Brazilië
7096 7000 26 2 59 2 1 1 2 1 2 2
Oceanische landen Nieuw Zeeland Australië
161 32 130
23 4 19
6,9 8,1 6,7
Europese landen Frankrijk Verenigd Koninkrijk Italië Noorwegen Luxemburg Duitsland Ierland België Nederland Zweden Finland Slovenië Oostenrijk Slovakije Denemarken Zwitserland Hongarije Tsjechië Bulgarije Griekenland Spanje Polen
1463 380 361 321 18 2 262 11 28 37 13 6 1 4 3 3 3 3 3 1 1 3 1
455 60 60 58 5 0 83 4 10 16 9 5 2 8 5 5 7 10 10 9 11 40 39
3,2 6,4 6,1 5,6 4,0 3,8 3,2 3,0 2,7 2,3 1,5 1,2 0,5 0,5 0,5 0,5 0,5 0,3 0,2 0,1 0,1 0,1 0,0
Aziatische landen Japan Israel Thailand Indonesië Indië
128 120 3 3 1 2
1399 127 6 62 207 998
0,1 0,9 0,4 0,0 0,0 0,0
Afrikaanse landen Mauretanië Senegal Mali Ivoorkust Zuid Afrika
6 1 2 1 1 2
84 3 10 11 16 44
0,1 0,4 0,2 0,1 0,1 0,0
8855 1855
2705 2668
3,3 0,7
Alle landen Alle landen behalve Argenitinië
54
Bijlage 2: Ingevuld Formulier C45B
55
56
57
58
59
Bijlage 3: Voorbeeld Huishoudelijk Reglement Huishoudelijk Reglement 1. LETS “..................” zorgt voor een structuur waarbinnen het mensen in de mogelijkheid stelt onderling diensten, goederen en kennis te ruilen door middel van lokale eenheden, genaamd “..................”. 2. Alle LETS-rekeningen beginnen op stand 0, en kunnen schommelen tussen een maximum van +500 en een minimum van -500 “..................”. In bepaalde persoonlijke gevallen (bv. belangrijke transacties, ziekte) kan hiervan, in samenspraak met de Raad van Beheer, worden afgeweken. Personen die de minimumgrens van -500 op hun rekening hebben bereikt, kunnen niets meer vragen, maar enkel aanbieden tot hun rekening terug boven de minimumgrens staat. Tijdens deze periode zal zijn/haar stand worden aangeduid met een kenmerk op de ledenlijst. Indien een persoon toch eenheden uitgeeft, zal die transactie niet worden verwerkt. Personen die de maximumgrens van +500 op hun rekening hebben bereikt, kunnen niets meer aanbieden, maar enkel vragen tot hun rekening terug onder de maximumgrens staat. Tijdens deze periode zal zijn/haar stand worden aangeduid met een kenmerk op de ledenlijst. Indien een persoon toch eenheden ontvangt, zal die transactie niet worden verwerkt of volgt overleg. 3. De transacties gaan van hand tot hand. Slechts de betrokken partijen kunnen invloed uitoefenen op de vorm en inhoud van de transactie. 4. Elke LETS-transactie moet geregistreerd worden (elektronisch of via een transactie-bon) en centraal verwerkt worden. Bij elke transactie vult de ontvanger van de dienst bij wijze van waardering de drie bondeeltjes in. Het eerste deel wordt bewaard door de uitschrijver, het tweede deel is voor de centrale verwerking en het derde deel wordt bewaard door de ontvanger. De ontvanger dient in te staan voor het indienen van de bonnen op het secretariaat. Bonnen dienen te worden binnengebracht binnen de drie (of meer ?) maanden na het uitschrijven. Daarna verliezen ze hun waarde. De verwerking kan worden geannuleerd indien bonnen ingaan tegen de statuten, de basistekst of het huishoudelijk reglement van de LETSgroep. 5. De informatie betreffende het verkeer en de hoeveelheid van LETSeenheden is niet geheim. Iedere deelnemer kan bepaalde basisinformatie opvragen.
60
6. Lidmaatschap van LETS “..................” geldt in voor een periode van één kalenderjaar. Kandidaat-leden dienen : Een LETS-stap-in te volgen. De lidmaatschapsovereenkomst en het huishoudelijk reglement te ondertekenen. Het lidgeld (volledig of resterende bedrag voor de rest van het jaar) te betalen. Volgende informatie te verstrekken : Naam, voornaam, adres, telefoonnummer, e-mail, min. 5 vragen en aanbiedingen. 7. Iedere deelnemer is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn/haar daden en de eventuele gevolgen daarvan. De verantwoordelijkheid van de LETS-groep of delen daarvan kan niet worden ingeroepen. Alle leden worden aangeraden een familiale verzekering af te sluiten. Volgens sommige interpretaties kunnen bepaalde LETS-transacties beschouwd worden als zwartwerk, vooral in geval van werkloosheid. De deelnemers zijn zich hiervan bewust en nemen hiervoor zelf de volle verantwoordelijkheid. Ze kunnen in geen enkel geval de LETS-groep verantwoordelijk stellen voor problemen in deze. 8. Bij conflicten tussen deelnemers onderling wordt eerst de locale contactpersoon op de hoogte gebracht. Hij/zij tracht dan zicht te krijgen op het conflict en werkt een voorstel uit. Slechts in een latere fase kan de ombudsman worden ingeschakeld. De Raad van Beheer kan beslissen over volgende stappen. 9. De deelnemers aan LETS zullen binnen de groep niet discrimineren op basis van geslacht, sexuele voorkeur, geloof, ras, afkomst of overtuiging. De Raad van Beheer behoudt zich het recht mensen op grond van niet-democratische overtuiging of houding te weigeren. 10. Elke deelnemer die het huishoudelijk reglement of lidmaatschapsovereenkomst niet respecteert kan worden uitgesloten van verdere deelname, zonder teruggave van het lidgeld of resterende letseenheden. 11. Een LETS-deelnemer zal de groep niet verlaten met een negatieve stand. Is dat toch het geval, dan zal het lid gevraagd worden zijn/haar achterstal nog in te halen. Als laatste mogelijkheid kan het lid zijn/haar achterstal inlossen door betaling van “..................” EUR per letspunt.
Opgemaakt te “..................”, op “..................” 61
Bijlage 4: Aankondigingsbrief Infomoment
Berchem, 11 april 2011
Maak kennis met Buurtruil Beste buurtbewoner,
Burenhulp, het is onmisbaar in elke buurt. Wil je een beroep kunnen doen op je buren als dat nodig is? Heb je af en toe wel eens een kwartiertje tijd om iets te doen wat je graag doet voor je buren? Als het antwoord ‘JA’ is, lees dan zeker verder! Buurtruil is een initiatief van Vormingplus om burenhulp in Antwerpen Binnenstad Noord te stimuleren. Wij waarderen en ondersteunen de burenhulp die er al is en breiden burenhulp verder uit waar dat nodig is. In de komende weken komt er mogelijk iemand van Buurtruil bij je langs om een informatiefolder af te geven. Als je niet thuis bent, steken we die folder in je brievenbus. Maar je mag gerust ook naar ons bellen op onderstaand telefoonnummer en dan komen we graag met je praten over Buurtruil. Voor Buurtruil werkt Vormingplus samen met Zorgbedrijf Antwerpen, Buurtregie, Opsinjoren, Buurttoezicht en de bewonerscomités De Borze, het Vleeshuis en ‘t Schipperskwartier.
Met vriendelijke groeten en tot binnenkort! Katelijn Bombeke Educatief medewerker Vormingplus Antwerpen Fred. De Merodestraat 36, 2600 Berchem tel 03 230 03 33 of gsm 0485 41 09 52
[email protected] www.vormingplusantwerpen.be
62
Bijlage 5: Folder Infomoment Zie in de enveloppe voor de folder.
63
Bijlage 6: Uitnodiging Infomoment
64
Bijlage 7: Flyer Startmoment
65