Basisboek sociaal werk
Basisboek sociaal werk Activeren en verbinden
Hans van Ewijk, Frans Spierings en Ria Wijnen
Tweede druk
Boom Lemma uitgevers Den Haag 2012
Woord vooraf
Dit is een handboek over sociaal werk in Nederland. We nemen de lezer mee op een verkenningstocht naar het gemeenschappelijke en het onderscheidende van sociaal werk. We zien dit als een teken van een sector die zich eÂeÂn voelt in verscheidenheid. Het boek is bedoeld als een inleiding in het werk voor studenten in het hbo, maar ook als handig overzichtswerk voor uitvoerende werkers. Prettig om nog eens alles op een rij te hebben en je een deel van een geheel te kunnen voelen. Sociaal werk ± social work is de titel van de opleidingen ± levert een belangrijke bijdrage aan een weerbare, leefbare en vitale samenleving die alle mensen de kans biedt mee te doen en erbij te horen. Participatie en integratie zijn van belang voor iedere Nederlander. De meeste mensen kunnen dit op eigen kracht en hebben geen professionals nodig om hen te helpen, behalve misschien eens een keer voor een advies of wat informatie. Anderen hebben dat steuntje in de rug nodig, soms hard nodig. Sociaal werkers vormen een bont gezelschap, maar ze werken aan die gemeenschappelijke opdracht ± vaak samen met andere beroepsgroepen zoals leerkrachten, agenten, dokters, verpleegkundigen, mensen van woningcorporaties en stedelijke planners. Deze publicatie helpt mee om tot een gemeenschappelijke taal te komen. Aan de totstandkoming van dit boek ging een intensief redactietraject vooraf. Ook als auteurs komen wij voort uit verschillende studierichtingen en disciplines. De ambitie om samen te werken aan meer samenhang in het beroepenveld en de opleidingen delen we met elkaar. We zijn hierbij geholpen door de auteurs van de capita selecta in Deel II. Maatschappelijke dynamiek en sociaal werk. Graag bedanken we ten slotte iedereen die heeft bijgedragen aan de totstandkoming van dit boek. We hopen van harte dat studenten en beroepsbeoefenaren met dit basisboek, vanaf het begin van hun studie, oog krijgen voor de gemeenschappelijke basis van ons werk. Hans van Ewijk, Frans Spierings, Ria Wijnen Februari 2012
Inhoudsopgave
Introductie Deel I 1 1.1
1.2 1.3 1.4 2 2.1 2.2
2.3
2.4 3 3.1
11 De veelzijdigheid van sociaal werk
21
Van caritas naar professioneel beroep 23 Sociaal werk, zo oud als mensen samenleven 23 1.1.1 De middeleeuwen: tijd van charitatieve werken 24 1.1.2 Het humanistisch gedachtegoed: de omslag 24 1.1.3 De zeventiende en achttiende eeuw 25 1.1.4 De negentiende eeuw: voorloper in sociaal werk als eigenstandig beroep 28 Specialisaties, de veelvormigheid van sociaal werk, de twintigste eeuw 32 De opleidingen 35 Samenvatting 38 Kennismaken met sociaal werk 41 Van verzorgingsstaat naar activeringsstaat 41 Wat is sociaal werk? 46 2.2.1 Verschillende betekenissen van sociaal werk 46 2.2.2 Definities van sociaal werk 47 2.2.3 De ethiek van sociaal werk 49 Sociaal werk: inhoud en werkgebied 53 2.3.1 Kerntaken: het hart van sociaal werk 53 2.3.2 De drie hoofddomeinen van sociaal werk 56 2.3.3 Verschillende posities 57 2.3.4 Verschillende rollen 58 Samenvatting 59 De werkterreinen 61 Wonen, welzijn en zorg 61 3.1.1 Visies op zorg, welzijn en wonen 3.1.2 Doelgroepen 67 3.1.3 Zorg- en welzijnsbeleid 72 3.1.4 Werksoorten 73
62
8
Basisboek sociaal werk
3.2
3.4
Maatschappelijk opvoeden 75 3.2.1 Jeugdgedrag 75 3.2.2 Jeugdbeleid 80 3.2.3 Werksoorten 81 Samenlevingsopbouw 85 3.3.1 Sociale samenhang 86 3.3.2 Grotestedenbeleid 89 3.3.3 Werksoorten 93 Samenvatting 97
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Beroepshouding: luisteren en activeren Actief luisteren en sociaal activeren 99 Actief luisteren in de praktijk: een casus De stappen in actief luisteren 106 Negatieve vrijheid en normativiteit 111 Communicatie en macht 115 Samenvatting 117
5 5.1 5.2
5.5
Methodisch werken 119 Omschrijving van de begrippen 119 De methodiek 121 5.2.1 Voorbereiden 122 5.2.2 Uitvoeren 125 5.2.3 Afronden 125 Samenspel en samenwerking 128 Methoden 129 5.4.1 Persoonsgerichte methoden 130 5.4.2 Groepsgerichte methoden 135 5.4.3 Omgevingsgerichte methoden 137 Samenvatting 139
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Beroepenstructuur en beroepscompetenties Beroep en functie 141 Beroepen in zorg en welzijn 142 Kwalificaties en competenties 145 Niveaus van beroepsuitoefening 149 Samenvatting 149
3.3
5.3 5.4
Samenvatting deel I
151
99 104
141
Inhoudsopgave
Deel II
Maatschappelijke dynamiek en sociaal work
155
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Maatschappelijke waarde van sport (Nanne Boonstra) Het belang van sportdeelname 158 Sport in de politiek 160 Sport en de Wmo 162 Sport in de buurt 166 Sport en preventieve opvoedingsondersteuning 169 Tot slot 174
8 8.1 8.2 8.3 8.4
Sociale uitsluiting en moeilijk bereikbare groepen in de samenleving (Majone Steketee en Frans Spierings) 175 Moeilijk bereikbare groepen 176 Patronen van uitsluiting 184 Het overbruggen van de afstand 187 Samenvatting 194
9 9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Buurt- en gebiedsgericht werken (Toby Witte) In vogelvlucht 196 Risicofactoren 201 Herontdekking en nieuwe kansen 205 De `nieuwe' professional 207 Samenvatting 209
10
Samenleven en social work in multicultureel perspectief (Lucy Kortram en Frans Spierings) 211 Minderheden en allochtonen? 212 Demografische ontwikkelingen 214 Migratiepatronen 216 Van minderhedenbeleid tot integratiedebat 218 Machtsverhoudingen 221 Interetnische relaties 223 Multiculturele competenties 224 Samenvatting 228
10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6 10.7 10.8 11 11.1
157
195
Hoe begin je aan goede zorg? De sociale professional en zijn innerlijk gesprek in de residentieÈle hulpverlening (Deirdre Beneken genaamd Kolmer en Gert Evers) 229 Nadenken over de opname 229 11.1.1 Door de ogen van de verzorgende 231
9
10
Basisboek sociaal werk
11.2 11.3 11.4
11.1.2 Door de ogen van de maatschappelijk werker Het morele appeÁl 234 Rol en taken van de sociale professional 236 Slotakkoord 237
Bijlage 1 Begrippen
239
Bijlage 2 Landelijke organisaties Literatuur Register
247 251
Over de auteurs
259
243
232
Introductie
Er zijn beroepen waar niemand ooit vragen bij stelt. Als iemand op een feestje vraagt `Wat doe je?' en het antwoord is `Ik ben onderwijzer', dan weet iedereen om wat voor werk het gaat. Brandweerman is ook zo'n beroep. Iedereen weet wat dat is, of kan zich er een voorstelling bij maken. Maar als je zegt dat je sociaal werker bent, dan gaan veel wenkbrauwen omhoog. Wat is dat precies? Dat komt omdat sociaal werk een nieuwe term is of eigenlijk een familienaam van beroepen, die nog maar kort bestaat in Nederland. Als sociaal werker behoor je tot het groeiende leger van beroepsbeoefenaren in de sector zorg en welzijn, dat ervoor zorgt dat onze samenleving leefbaar en sterk blijft. Deze groep sociaal werkers omvat circa 700.000 beroepskrachten. Onder hen bevinden zich zo'n 50.000 professionals (hbo, woniveau). Het zijn werkers die mensen activeren, zorg leveren, anderen wegwijs maken, helpen en enthousiasmeren. Ze brengen mensen in beweging en ze verbinden mensen en groepen met elkaar door actief te luisteren en de juiste acties te ondernemen. Je houdt je als sociaal werker bezig met sociaal gedrag en sociale verhoudingen en dat is boeiend en dynamisch. Goed zijn in sociale contacten en sociale hulpverlening is een bijzondere kunst. Een kunst die je een beetje van jezelf moet hebben, maar waarin je je ook verder kunt bekwamen. Het vak Omdat sociaal werk zo'n breed domein is, kun je als sociale professional een afwisselende en verdiepende loopbaan volgen. In welke functie je ook belandt, altijd combineer je de specifieke functie-eisen met het brede kennisen toepassingsdomein van sociaal werk. Voor de buitenwereld ben je herkenbaar als sociaal werker (je algemene identiteit), maar ook als een hulpverlener met een specifiek beroep of een specifieke functie (je bijzondere identiteit). Vergelijk het met je naam. Je achternaam is je familienaam (sociaal werk in ons geval), je voornaam is je eigen naam (bijvoorbeeld maatschappelijk werker, opbouwwerker, creatief therapeut, sociaal pedagoog). Als sociale professional behoor je tot het contingent sociaal werkers dat aantreedt als problemen complex worden. Sociale professionals zorgen voor samenwerking en afstemming, zijn gespecialiseerd in bepaalde methodieken en functies, en geven leiding. Al tijdens je opleiding kun je jezelf een zeker
12
Basisboek sociaal werk
profiel geven en jezelf positioneren. Allereerst kun je voorsorteren naar opleiding, bijvoorbeeld maatschappelijk werk, sociaal-cultureel werk of sociaal-pedagogische hulpverlening. Vervolgens profileer je jezelf in een bepaald domein: zorg, opvoeden of samenlevingsopbouw. Je kunt je tot op zekere hoogte ook specialiseren in bepaalde kerntaken. Daarnaast kun je je aangetrokken voelen tot een bepaalde positie: het frontliniewerk, het ondernemerschap of juist een specialisme. En dat zijn nog maar de hoofdlijnen. Binnen die opleidingsrichtingen, domeinen, kerntaken en posities komen we bijna oneindig veel werksoorten, functies, specialismen en methodieken tegen. Verantwoording Als overkoepelend begrip voor alle functies en beroepen in het sociaal-agogische domein in Nederland bestaat de term `sociaal werk' nog maar vrij kort. Het is een nieuwe poging om de samenhang te versterken en de sector te profileren. We kiezen voor de term sociaal werk, of social work, omdat deze gangbaar is geworden in de opleidingen en aansluit bij internationale ontwikkelingen en internationaal taalgebruik. Een sterke impuls om de opleidingen in zorg en welzijn een Angelsaksische naam te geven is uitgegaan van de ondertekening van de Bologna-verklaring in 1999. Ministers van Onderwijs uit negentien landen ondertekenden toen een verklaring waarin zij afspraken de opleidingen in het hoger onderwijs te harmoniseren. In Nederland heeft dat geleid tot de invoering van de zogenoemde bachelor- en masterstructuur. Dat wil zeggen dat studenten die een opleiding aan het hoger beroepsonderwijs met een diploma afsluiten, een bachelortitel krijgen. Aan de bachelortitel wordt een domeinnaam toegevoegd. De titulatuur is Engelstalig. De opleidingen aan de universiteiten worden verdeeld in een bachelor- en een mastergedeelte. Voor de zorg- en welzijnsopleidingen aan de hogescholen, en met name voor de agogische opleidingen, werd gekozen voor de titel `bachelor of social work'. Onder deze titel valt een aantal opleidingen en daarover handelt dit boek. Het Basisboek sociaal werk legt een fundament om het (ver)bindende tussen de beroepen en functies vorm te geven. In dit boek gaan we niet in op de eigenheid, kenmerken en methodiek van de verschillende beroepen binnen sociaal werk. We concentreren ons op de profilering, positionering, basishouding en methodiek van sociaal werk als overkoepelend en samenbindend begrip. Voor inleidingen in de verschillende beroepen binnen de sector ver-
Introductie
wijzen we naar bestaande inleidingen, basisboeken en handboeken. Dit boek is aanvullend op, dan wel inleidend tot de meer specifieke boeken voor opleidingen en beroepen. We richten ons met deze publicatie enerzijds op hbo-studenten in hun orieÈnterende fase en anderzijds op praktijkwerkers die op zoek zijn naar een handig, inleidend en ordenend boek over hedendaags sociaal werk. Het is een echt basisboek, een boek dat studenten en praktijkwerkers een kader en een orieÈntatie biedt. Als auteurs hebben we ook bepaalde keuzen gemaakt: niet alleen in omvang en diepgang, maar ook meer in normatieve zin. Sociaal werk is volop in ontwikkeling en beweging en dat vraagt ook om een zekere richting. Leeswijzer We hebben het boek opgedeeld in twee delen. Elk deel heeft een eigen doelstelling. In deel I gaat het over de kernelementen van sociaal werk. Met behulp van een casus laten we zien hoe breed sociaal werk is en hoe gewoon. Het werk van sociaal werkers kun je dagelijks tegenkomen en bijna iedereen komt het dan ook in een of andere verschijningsvorm tegen. Hoe het beroep zich ontwikkeld heeft tot een eigentijdse professie met eigen opleidingen lees je in hoofdstuk 1. Wat sociaal werk nu eigenlijk is, welke definities er gehanteerd worden en welke de hoofddomeinen en de posities van sociaal werk zijn, komt aan de orde in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 3 handelt over de werkterreinen: daar waar sociaal werk zich afspeelt. De werkterreinen vallen uiteen in drie hoofdterreinen: `wonen, welzijn en zorg', `maatschappelijk opvoeden' en `samenlevingsopbouw'. Hoofdstuk 4 staat helemaal in het teken van de basisvaardigheid in alle functies van het beroep sociaal werk, namelijk luisteren. Luisteren is actief luisteren, maar ook kritisch luisteren. Door te luisteren wordt de sociaal werker gedwongen om de woorden te interpreteren en een vervolg te bedenken, waardoor er beweging komt in vastgelopen situaties. Hoe je vastgelopen situaties op een verantwoorde manier in beweging krijgt, staat beschreven in hoofdstuk 5. Dat hoofdstuk is geheel gewijd aan methodisch werken. Naast een begripsomschrijving bevat dit hoofdstuk ook de basismethodiek van sociaal werk. Als voorbeeld, om een indruk te geven van de verscheidenheid van het werk, beschrijven we enkele methoden. Hoofdstuk 6 biedt inzicht in de beroepenstructuur, de beroepskwalificaties en de beroepscompetenties van sociaal werk. Als afsluiting van deel I geven we met behulp van steekwoorden een overzicht van de behandelde onderwerpen. Deel II van dit boek bevat capita selecta over maatschappelijke ontwikkelingen. De achtergronden van deze ontwikkelingen en de gevolgen van de
13
14
Basisboek sociaal werk
nieuwe visie voor de samenleving, maar ook voor de beroepsuitoefening van sociaal werk zijn in dit deel onderwerp van beschouwing. In hoofdstuk 7 gaat Nanne Boonstra in op de maatschappelijke waarde van ongeorganiseerde en georganiseerde sportbeoefening. De focus ligt op de relatie tussen sociale professionals, sport en spel in de openbare ruimte en sportbeoefening in verenigingsverband. De vraag staat centraal waarom overheden in toenemende mate sport als middel inzetten om de leefbaarheid van wijken te vergroten, de participatie van kwetsbare groepen te vergroten, de zelfredzaamheid van jongeren te verbeteren en vroegtijdig schooluitval tegen te gaan. In hoofdstuk 8 Sociale uitsluiting en moeilijk bereikbare groepen in de samenleving schrijven Majone Steketee en Frans Spierings over deze problematiek. Zij beschrijven de groepen die het moeilijk hebben in onze maatschappij en geven inzicht in de mogelijkheden die sociaal werkers hebben om de afstand tussen participerende burgers en deze groepen te verkleinen of te overbruggen. De opvatting heerst dat als problemen in de wijk en de buurt zich opstapelen, op diezelfde plek ook de oplossing te vinden is. De gebiedsgerichte aanpak staat hoog in het vaandel van beleidsmakers. Vanwege de overzichtelijke schaal zijn wijk en buurt bij uitstek geschikt om sociale problemen outreachend te tackelen. Ze vormen een vanzelfsprekende plek en een kader voor integratie en inclusie. In de zorg- en welzijnssector gelooft men veelal in deze opvatting en oplossingsrichting. Deze moderne aanpak wordt door Toby Witte beschreven in hoofdstuk 9. In Nederland leven bijna twee miljoen mensen met een andere dan de Nederlandse nationaliteit; dat is circa twaalf procent van de bevolking. Nederland heeft daarmee een specifieke samenleving die we `multicultureel' noemen. Wat dat betekent, beschrijven Lucy Kortram en Frans Spierings in hoofdstuk 10: Samenleven en sociaal werk in multicultureel perspectief. Zij stellen het overheidsbeleid dat betrekking heeft op de ontwikkeling van de multiculturele samenleving aan de orde en bespreken de effecten van het denken over multiculturaliteit. Tot slot komt in hoofdstuk 11 de residentieÈle of intramurale zorg in beeld. Deirdre Beneken genaamd Kolmer en Gert Evers beschrijven wat er nodig is om in een intramurale setting professioneel te kunnen functioneren. Het boek wordt gecompleteerd met een begrippenlijst, een lijst met landelijke organisaties, een literatuurlijst en een register. Tot slot is er nog een kort cv van iedere auteur.
Introductie
15
De casus Zoals gezegd komt sociaal werk in veel verschillende gedaanten voor, zoals je in de loop van dit boek zult zien. Dit wordt geõÈllustreerd met de nu volgende casus. Het is het verhaal van de familie Van Asten. Casus familie Van Asten Wesley van Asten is geboren in een
bij de buurt en werd gevoeld als iets
arbeidersbuurt van een arbeidersstad in
dat `onder ons' kon gebeuren.
het westen van Nederland. Zijn vader werkt in een garage en zijn moeder is
Het gemeenschapshuis als middelpunt
huisvrouw. In het gezin zijn nog twee kinderen, een jongen en een meisje. Er
Midden in de buurt staat cultureel cen-
zijn geen grote problemen in het gezin.
trum `De Schakel'. De jongerenwerker
Vader heeft werk. De kinderen doorlo-
daar, die de opleiding voor sociaal wer-
pen zonder veel moeite de lagere
ker heeft gevolgd, helpt jongeren om
school. Daarna leren ze door voor een
activiteiten te organiseren en de omge-
beroep. Wesley volgt een opleiding
ving voor hen en de andere bewoners
voor automonteur. Hij wil net als zijn
prettig te houden. Hij begeleidt soms
vader later in een garage werken.
ook jongeren individueel, om te voor-
De buurt waar het gezin woont, staat
komen dat ze in een crimineel circuit
niet zo goed bekend. Het is een kracht-
terechtkomen. Hij helpt bij het vinden
wijk, de term voor wijken waar de pro-
van werk of een geschikte opleiding. Zo
blemen zich opstapelen. Sinds 2011 is er
zorgt hij ervoor dat de kinderen niet op
zelfs een Nationaal programma om de
straat rondhangen en ruzie maken,
verbetering van deze wijk systematisch
maar bezig zijn met sport of spel. Voor
te stimuleren op het gebied van wonen,
de pubers organiseert hij een weke-
werken en onderwijs. De bewoners zelf
lijkse disco. Op die manier levert hij een
vinden het wel een gezellige buurt. Ze
bijdrage aan de opvoeding van de kin-
kennen elkaar. Als er belangrijke voet-
deren, ook al zou je dat op het eerste
baltoernooien zijn, zit jong en oud bui-
gezicht niet zo snel bedenken.
ten op straat te kijken met een biertje
In De Schakel werkt nog een jonge so-
in de hand. Er is ook wel eens ruzie in
ciaal werker die sociaal-cultureel werk
de buurt, vooral de laatste jaren toen er
als achtergrond heeft. Zij organiseert
steeds meer buitenlandse gezinnen in
voor volwassenen een aantal activitei-
de buurt kwamen wonen. Dan kan het
ten. Soms helpen enkele buurtbewo-
gebeuren dat er klappen vallen en heel soms nog erger. Die klappen vielen
ners. In de ochtend zijn er koffiebijeenkomsten voor de vrouwen, eÂeÂn keer in
vroeger ook wel, maar dat werd minder
de week speciaal voor de buitenlandse
erg gevonden. Het hoorde een beetje
vrouwen in de buurt. Er zijn cursussen,
16
Basisboek sociaal werk
Vervolg kookmiddagen en jaarlijks organiseren
den uitgescholden en nageroepen door
de buurtbewoners een multicultureel
de buurtkinderen. Maar als er op een
festival. Wesley is dikwijls in het
dag een kras op de auto van Wesley is
gemeenschapshuis als vrijwilliger te
gemaakt en er een briefje in de bus ligt
vinden.
dat dit nog maar het begin is, wordt de
Tijdens het multiculturele festival komt
zaak ernstiger. Natuurlijk kan Wesley
Wesley Fatma tegen en hij is meteen
met een klacht naar de politie gaan,
weg van haar. Fatma is een jonge
maar dat doet men in deze buurt niet.
Marokkaanse vrouw, die op het ROC
Je lost je problemen zelf op. Wesley
een opleiding voor verzorgster volgt, ze
bespreekt het met zijn ouders. Samen
is bijna klaar met haar opleiding. Zij ziet
besluiten ze om eens bij de maatschap-
Wesley ook wel zitten en omdat haar
pelijk werker binnen te lopen die eens
ouders niet zo streng zijn, verwacht ze
in de week spreekuur houdt in De
geen moeilijkheden als ze vertelt dat ze
Schakel, omdat hij de reputatie heeft
verkering heeft gekregen met Wesley.
dat hij mensen echt helpt. Hij maakt een afspraak en hij vertelt de maat-
Onverwachte problemen in de buurt
schappelijk werker van de problemen in de buurt. Deze luistert goed naar het
Fatma's verwachting komt uit. Als zij
verhaal van Wesley. Hij vraagt door
haar moeder vertelt dat ze verliefd is
over allerlei zaken, zoals de ontvangst
op een Nederlandse jongen, is die al-
van het nieuws van hun verkering bij
leen maar blij voor haar. Ze belooft
de familie Van Asten en de familie van
Fatma het nieuws met haar vader te
Fatma. Hij vraagt Wesley naar de reac-
bespreken. Hoewel Fatma's vader liever
tie van zijn vrienden en collega's. Aan
had gezien dat ze verliefd was gewor-
het einde van het gesprek vraagt hij
den op een jongen uit de eigen
Wesley om het verhaal dat hij verteld
gemeenschap, maakt ook hij geen be-
heeft op papier te zetten en met Fatma
zwaren. Ze kunnen trouwen als Fatma
te bespreken. Zelf zal hij contact opne-
haar opleiding heeft afgerond, een jaar-
men met de jongerenwerker, met wie
tje heeft gewerkt en wat bijgedragen
hij samenwerkt. De volgende dag moet
heeft aan het huishoudbudget van het
Wesley terugkomen en dan zal hij pro-
gezin.
beren om samen met hem een plan op
De problemen komen uit een andere
te stellen om uit de problemen te
hoek. Jonge Marokkaanse buurtbewo-
komen.
ners vinden het maar niets dat er een
Samen met de jongerenwerker en de
huwelijk op stapel staat van een Neder-
maatschappelijk werker bespreekt Wes-
lander met een meisje uit hun kring.
ley wat hij kan doen. Besloten wordt
Het begint met kleine pesterijtjes als de
dat het stel aan hun beste Marokkaanse
twee door de buurt wandelen. Ze wor-
vriend zal vragen om een Dance Battle
Introductie
17
Vervolg in het eetcafe Bird te organiseren. De
op haar afdeling zo goed mogelijk te
jongerenwerker wil daarbij wel helpen.
ondersteunen en zij ervaart dat dit een
Bij hem komen altijd Nederlandse en
speciale deskundigheid vraagt. Zij is blij
Marokkaanse jongens. Wesley en Fatma
dat haar unithoofd haar heeft aangera-
betalen de hapjes, want je kunt er lek-
den om te gaan studeren, want nu ziet
ker eten, maar de rest betaalt iedereen
zij hoe belangrijk het is om die onder-
zelf. Het idee is ook dat die vriend een
steuning planmatig en professioneel te
rap ten gehore zal brengen over een
geven. Dat lijkt heel eenvoudig, maar
gemengd stel dat samen gelukkig is,
dat is het niet. Ze leert dat er veel
maar in de buurt niet wordt geaccep-
methoden zijn om mensen te helpen,
teerd. De vriend stemt in. De battle
maar dat je zorgvuldig moet kiezen
wordt een groot succes en uiteindelijk
welke methode je gaat gebruiken om
loopt het allemaal met een sisser af. De
ook echt resultaat te boeken. Je moet er
buurt raakt vertrouwd met het feit dat
eerst achter komen wat mensen kunnen
Wesley en Fatma gaan trouwen en het
en willen. Bij sommige mensen is dat
nieuws wordt oud nieuws. Na twee jaar
niet zo gemakkelijk en moet je erg
verkering trouwt Wesley zijn Fatma en
doorvragen. Fatma vindt haar studie
zij gaan in een gerenoveerd huis wonen
interessant, want wat zij leert kan zij
aan de rand van de buurt waar zij hun
meteen in de praktijk gebruiken. Ook in
jeugd doorbrachten.
haar eigen leven, als er wel eens moeilijkheden zijn. Wesley is apetrots op zijn
Bouwen aan de toekomst
vrouw en hij helpt haar waar hij kan door huishoudelijke klusjes op te knap-
Wesley werkt net als zijn vader in een
pen. Zo geeft hij Fatma de gelegenheid
grote garage, maar dan als automon-
zo goed mogelijk te studeren.
teur, en Fatma werkt in een verpleeghuis in de buurt. Fatma is ambitieus en
Een baby op komst
begint kort na haar trouwen een deeltijdopleiding SPH, een van de opleidin-
Als Wesley en Fatma vijf jaar getrouwd
gen binnen social work. Zij ziet dat er in
zijn, raakt Fatma in verwachting. Zij zijn
het verpleeghuis waar zij werkt be-
dolblij met de baby die op komst is. Ze
hoefte is aan verzorgenden die breed
kijken uit naar de dag waarop een eer-
inzetbaar zijn en die niet alleen patieÈn-
ste echo zal worden gemaakt. Samen
ten persoonlijk kunnen verzorgen, maar
gaan ze naar het ziekenhuis. Maar dan
ook ideeeÈn hebben over de daginvul-
komt de grote teleurstelling, er blijkt
ling van hun bewoners, ideeeÈn over hoe
iets niet goed met hun kindje. Fatma
bewoners geactiveerd kunnen worden
moet nog een aantal onderzoeken
om bezigheden en contacten te zoeken.
ondergaan en dan blijkt hun kindje het
Zij vindt het belangrijk om de clieÈnten
syndroom van Down te hebben.
18
Basisboek sociaal werk
Vervolg Heel erg onzeker en bang wachten ze
over de moeilijkheden die zij samen
de geboorte van de baby af. Het wordt
hebben om dit te verwerken. De
een meisje. Wesley en Fatma besluiten
gesprekken met de maatschappelijk
om het een Nederlandse naam te
werkster helpen Fatma en Wesley om
geven: Larissa. Het kindje is gehandi-
de opvoeding van Larissa op zich te
capt en moet voorlopig in het zieken-
nemen en over hun eerste verdriet
huis blijven.
heen te komen. Ze willen de toekomst
Fatma mag naar huis om op te knap-
hoopvol tegemoet zien. Het begrip van
pen. In die periode kunnen Wesley en
de maatschappelijk werkster, maar ook
zij overwegen welke hulp en onder-
haar praktische adviezen, helpen hen
steuning zij nodig hebben om Larissa te
daarbij. Als Larissa na een paar weken
laten opgroeien. De maatschappelijk
uit het ziekenhuis komt, kan Fatma er
werkster uit het ziekenhuis helpt hen
weer tegen. Ze is aangesterkt en weer
bij hun keuze. Zij besluiten Larissa thuis
helemaal gezond, haar verhouding met
te houden.
Wesley is weer in orde, ze kunnen
Het belangrijkste wat de maatschappe-
samen praten over hoe het verder
lijk werkster doet, is Wesley en Fatma
moet. Ze zien hoe goed Larissa ver-
informeren over de mogelijkheden die
zorgd wordt op het kinderdagverblijf.
er zijn om ondersteuning te krijgen bij
Zelf geniet Fatma van de paar mid-
de opvoeding van Larissa. Ze raadt
dagen die zij voor zichzelf heeft. En
Fatma en Wesley aan om Larissa een
omdat ze zelf is opgeleid als sociaal
paar dagdelen in de week naar een creÁ-
werker, weet zij hoeveel de hulpverle-
che te brengen, zodat ze af en toe tijd
ners voor haar betekend hebben.
voor zichzelf hebben. Samen zoeken ze naar een goed kinderdagverblijf in de
Problemen
buurt, waar leidsters werken die gediplomeerd zijn en ervaring hebben in
Larissa groeit op. De eerste jaren verlo-
het omgaan met kinderen die extra
pen zonder al te grote problemen. Als
aandacht nodig hebben. Bovendien kan
Larissa de peuterleeftijd bereikt, blijkt
Fatma dan vast wennen aan het ritme
dat zij heel moeilijk thuis op te voeden
van kinderopvang voor straks, als ze
is. Fatma heeft haar handen vol aan
weer gaat werken. Dat is de praktische
haar. Ze moet bij alles geholpen wor-
kant van het werk van de maatschap-
den. Ze kan moeilijk praten en dat
pelijk werkster. Fatma kent het werk uit
compenseert ze door hard te gaan gil-
eigen ervaring. Ze is optimistisch en
len. In de opvoeding wordt Fatma
vertrouwt dat het goed zal komen.
ondersteund door een hulpverlener van
Maar zij praat ook over haar verdriet,
MEE, een organisatie die hulpverleners
over de teleurstelling van Wesley dat hij
in dienst heeft die gespecialiseerd zijn
geen gezonde dochter heeft gekregen,
in de ondersteuning van mensen met
Introductie
19
Vervolg een verstandelijke beperking. Samen
De goede oplossing
met deze hulpverlener probeert Fatma te voorkomen dat Larissa uit huis
De instelling waar Larissa wordt
geplaatst zal worden. Wesley heeft
geplaatst, heeft gezinsbegeleiders in
ondertussen de moed al opgegeven. Hij
dienst. Deze sociaal werkers begeleiden
hoopt dat Larissa zo spoedig mogelijk
gezinnen van de kinderen die in de
geplaatst kan worden in een instelling
instelling zijn geplaatst. Zij zijn bij uit-
voor kinderen met een verstandelijke
stek de intermediairs tussen het kind,
beperking. In zijn ogen tiranniseert
de behandelaars en de ouders. De
Larissa het gezin. Ze maakt Fatma
begeleider van het gezin Van Asten is
doodmoe en hij ziet met lede ogen aan
Peter. Peter bespreekt de ontwikke-
hoe slecht zijn vrouw eruitziet. Maar
lingsproblemen van Larissa met Wesley
daarover praten kan hij niet met Fatma.
en Fatma. In de instelling wordt voor
Elke keer als hij probeert het onder-
Larissa een plan opgesteld om haar te
werp aan te snijden, klapt Fatma dicht.
behandelen. Peter vertelt over het plan
Zij zou het als een persoonlijke neder-
en samen met Fatma en Wesley
laag zien, als Larissa in een instelling
bespreekt hij de doelen die men met de
werd geplaatst. Gelukkig ziet de hulp-
therapie verwacht te bereiken. Regel-
verlener wat er aan de hand is in het
matig komt hij bij Fatma en Wesley
gezin. Hij luistert naar Fatma, maar kijkt
langs om de vorderingen te bespreken.
ook naar Wesley. Hij ziet hoe het huwe-
Hij geeft advies over hoe ze met Larissa
lijk lijdt onder het gedrag van Larissa
kunnen omgaan in het weekend. Hij
en probeert de beide ouders te onder-
luistert naar Wesley en Fatma als ze
steunen in het vinden van een goede
vertellen over hoe het ging met Larissa
oplossing.
tijdens het weekend. Langzaam zien de
Uiteindelijk ziet ook Fatma in dat het
ouders verbetering in het gedrag van
voor Larissa beter is om doordeweeks
hun dochter en langzaam verdwijnt bij
in een gespecialiseerd instituut te zijn,
Fatma het schuldgevoel dat zij haar
waar hoogopgeleide beroepskrachten
Larissa heeft moeten overlaten aan de
haar opvoedingstaak kunnen overne-
hulpverleners.
men. In het weekend kan Larissa dan naar huis.
In het bovenstaande verhaal zien we hulpverleners die als sociaal werkers zijn opgeleid. Ze verschijnen in heel verschillende functies. De sociaal-cultureel werker, de jongerenwerker, de maatschappelijk werker, de leidsters in het kinderdagverblijf, de maatschappelijk werker in het ziekenhuis, de hulpverleners in de instelling voor kinderen met een verstandelijke beperking, de
20
Basisboek sociaal werk
gezinsbegeleider. Allemaal hebben ze de opleiding social work gevolgd, maar wel met verschillende specialisaties. In dit boek schetsen we die veelzijdigheid van het beroep en de instellingen waar zij werken. De taak van alle sociaal werkers is om mensen te ondersteunen bij het deelnemen aan de maatschappij. Het is goed om te weten dat veel sociaal werkers voor dit vak kiezen uit sociale betrokkenheid. Dat geldt misschien ook voor jou. En misschien heb je ook persoonlijke ervaringen met dit soort problemen in je eigen omgeving. Dat kan uitstekend van pas komen. Je kunt mensen helpen met hun problemen, want je ziet zelf haarscherp wat er allemaal gebeuren moet. Dit is echter ook een valkuil, want elke situatie en ieder mens is weer anders. De kunst is om te blijven openstaan voor mensen met hun problemen en hun mogelijkheden. Een andere valkuil is dat je je gaat identificeren met het probleem en de persoon die je helpt. Je bent meestal ook geen levensredder van wie mensen helemaal afhankelijk zijn. Je probeert mensen te motiveren om zichzelf en elkaar te helpen. Dit is een uitdagend vak. Weet dat niet iedere hulpbehoevende bereid is hulp te accepteren. Soms krijg je als sociaal werker niet de waardering die je verdient. En soms ontbreekt het je aan de tijd om goed met iemand te praten. In hoeverre lukt het dan om je motivatie vast te houden? Wanneer heb je geen zin meer om naar iemand te luisteren? Hoe bemerk je dat jouw oordelen over een clieÈnt in de weg zitten om goed te kunnen helpen? Wat doe je als je merkt dat je het contact met iemand kwijt bent? Sociaal werk is een vak, een professie. Het is mensenwerk waar je voor moet doorleren. In dit boek leer je hier meer over. Het Basisboek sociaal werk ± Activeren en verbinden gaat over het ondersteunen van mensen zodat zij kunnen meedoen in de maatschappij, ook als zij daarbij een steuntje in de rug nodig hebben.
Deel I De veelzijdigheid van sociaal werk
22
De veelzijdigheid van sociaal werk
In deel I van dit boek maak je kennis met het brede beroepenveld van het sociaal werk. We laten je zien hoe in de loop van de twintigste eeuw een fijnmazig geheel aan beroepen en functies ontstond en hoe aan het begin van de eenentwintigste eeuw, met de opkomst van de activeringsstaat, de behoefte en noodzaak is ontstaan om al die werkers in zorg en welzijn een stevige, brede profilering te geven. Het belangrijkste doel van het sociaal werk is mensen helpen zelf- en medeverantwoordelijk te zijn voor hun leven en het samenleven. Daarom leren sociaal werkers hoe ze gedrag en verhoudingen kunnen beõÈnvloeden en hoe ze mensen kunnen helpen in hun sociale ontwikkeling. Zo nodig grijpen ze in, treden ze op, leveren ze zorg, hulp en opvang. Je komt sociaal werkers tegen in de frontlinie, als ondernemer en innovator, of als specialist. De meeste sociaal werkers werken in de zorg, in de maatschappelijke opvoeding en in de samenlevingsopbouw. De basishouding is er een van luisteren en activeren. De basismethodiek omvat verschillende stappen, van zorgvuldig onderzoeken en voorbereiden, via uitvoering naar afronding en verantwoording.
caritas naar Vanprofessioneel beroep
In dit hoofdstuk maak je nader kennis met sociaal werk. We vertellen in grote lijnen de geschiedenis van het beroep en laten zien hoe sociaal werk een veelzijdig beroep is geworden met een traditie die zo oud is als de mensheid zelf. Met grote stappen gaan we door de verschillende tijdperken om je een beeld te geven van de ontwikkeling. Wil je meer weten over de geschiedenis dan raden we je aan om het Basisboek geschiedenis sociaal werk in Nederland van Maarten van der Linde te lezen. Grote delen van dit hoofdstuk zijn op dit boek gebaseerd. We laten je zien dat je de state of the art van het beroep niet alleen kunt verklaren vanuit de historie, maar dat het ook nog andere en zelfs internationale wortels heeft. Tot slot geven we je een overzicht van de opleidingen binnen het beroep. 1.1
Sociaal werk, zo oud als mensen samenleven
Al vanaf de vroege oudheid hebben mensen voor elkaar gezorgd. Dat moest ook wel om te kunnen overleven. Baby's kunnen nu eenmaal niet voor zichzelf zorgen en kinderen moeten worden opgevoed. Vroeger gebeurde dat in familieverband. Families waren vroeger veel uitgebreider dan nu. Grootouders, ooms en tantes woonden allemaal bij elkaar. Binnen de familie werden de sociale taken uitgevoerd, zoals zorgen voor, opvoeden en het aanleren van sociaal gedrag. Naarmate mensen meer met elkaar gingen samenleven en samenwerken, ontstonden er afspraken en taakverdelingen; er ontstond kortom een sociale organisatie ± en daar waar een sociale organisatie is, liggen wortels voor sociaal werk. Uit overlevering weten we dat de oude Egyptenaren al werken van barmhartigheid kenden. In het Jodendom kwamen eveneens `goede werken' voor. Maar we weten heel weinig over het sociale leven van deze perioden en nog minder over wie zich met sociaal werk bezighielden. We beginnen deze paragraaf daarom in de Middeleeuwen en lopen met zevenmijlslaarzen door de nationale geschiedenis van het sociale werk en de ontwikkeling van de beroepsopleidingen.
1
24
De veelzijdigheid van sociaal werk
1.1.1
De middeleeuwen: tijd van charitatieve werken
In de Middeleeuwen (500 ± 1500) bestond er al een ingewikkelde maatschappelijke structuur. Er woonden in Nederland weliswaar niet veel mensen, zo'n 500.000. Zij woonden veelal in de steden. In de Middeleeuwen was niet iedereen gelijk. Men kende standen. Een stand is een gesloten groep van mensen die deze geslotenheid op prijs stelt. In deze periode kende men drie standen: adel, geestelijkheid en burgerij. Binnen de standen waren de mensen ook niet allemaal gelijk. Tot de burgerij, bijvoorbeeld, behoorden veel mensen die zo arm waren, dat zij zouden sterven van de honger als zij niet geholpen werden. De adel trok zich vanuit godsdienstige motieven het lot van deze arme mensen aan en gaf hun geld, voedsel en kleren. Soms schonk de adel zelfs ziekenhuizen, de zogeheten gasthuizen. Een deel van de geestelijkheid, voornamelijk de broeders en zusters in de kloosterorden, nam de zorg voor de armen op zich door goede gaven uit te delen. In de gasthuizen namen zij de zieken onder hun hoede. Zorg en welzijn vallen in die periode samen. Zorg betreft gezondheidszorg en welzijn gaat over armoedebestrijding. De broeders en zusters gingen met het Evangelie als leidraad rond onder de armen in de achterbuurten van de middeleeuwse steden. Zij namen armen, zwakzinnigen en mensen met psychiatrische problemen op in hun kloosters. Zorgen voor eten en drinken was hun voornaamste bezigheid, maar zij begeleidden ook hun gasten bij het werk in de tuin en huishoudelijke taken. Deze manier van zorg vanuit een godsdienstige achtergrond bleef eeuwenlang bestaan. Je zou kunnen zeggen dat in de Middeleeuwen een van de wortels ligt van het modern sociaal werk. Er werden toen al regels geformuleerd om mensen in categorieeÈn in te delen. Ongeschiktheid om in het eigen onderhoud te voorzien, was bijvoorbeeld zo'n categorie. Een tweede regel, die zeer modern aandoet, is dat hulp aangevraagd moest worden in de woonplaats. Shoppen was er toen ook al niet bij. Een derde criterium was dat degenen die hulp kregen ook fatsoenlijk moesten zijn. Asociaal gedrag werd in de Middeleeuwen niet gewaardeerd en men sloot asocialen uit van hulp. Kloosterlingen waren de sociaal werkers avant la lettre. 1.1.2
Het humanistisch gedachtegoed: de omslag
Rond 1500 ging er een nieuwe wind waaien in Nederland. Zij kwam vanuit ItalieÈ, waar de Renaissance hoogtij vierde. Renaissance betekent `wedergeboorte' en het tijdperk kenmerkte zich door vernieuwingen in kunst, architectuur, literatuur en filosofie.
Van caritas naar professioneel beroep
Het individu kwam meer en meer in beeld. Men dacht na over hoe het individu kon worden opgevoed tot fatsoenlijke burger, die in eigen levensonderhoud kon voorzien. Bedelen en lanterfanten was er in deze filosofie niet meer bij. Mensen die konden werken, moesten dat ook doen. Er was veel werkgelegenheid en dat speelde in de ontwikkeling van de filosofie een grote rol. Er kwam kritiek op de armenzorg, zoals die gebezigd werd. Nieuw in het denken was de idee dat mensen zelf de keuze hadden om iets moois van hun leven te maken oÂf het leven te leiden dat veel leek op dat van een beest. Mensen moesten dus om het in moderne terminologie te zeggen ondersteund en begeleid worden naar een autonoom bestaan. Onderwijs aan arme kinderen stamt uit die tijd. Nieuw in die periode is ook het ontstaan van rasp- en spinhuizen. Rasphuizen waren tuchthuizen voor mannen waar ze moesten werken, voornamelijk hout raspen, dat gebruikt werd voor de verfindustrie. Vrouwen werden opgesloten in een spinhuis, waar wol spinnen de voornaamste taak was. Het gaat te ver om de oppassers in de tuchthuizen sociaal werkers te noemen, maar zeker is dat arbeid als mogelijkheid om de armoede te ontvluchten uit die periode stamt. En ook dat doet erg modern aan. 1.1.3
De zeventiende en achttiende eeuw
De zeventiende eeuw staat in Nederland bekend als de Gouden Eeuw. Naar macro-economische maatstaven waren we heel rijk. Toch leefde er vooral in de grote steden een grote groep armen. Ondertussen had men ontdekt dat als er veel armen zijn, dit ook veel ellende kon veroorzaken voor de beter bedeelde groepen. Besmettelijke ziekten, zoals pest en cholera, kwamen eerder en veel meer voor onder de armen. En hoewel de armen de eerste slachtoffers waren van een epidemie, hielden ziekten geen halt aan de rand van de achterbuurten. Zij vormden een rechtstreekse bedreiging voor de welgestelden. In deze periode speelden angst voor en afgrijzen van ziekte, gebrek en de gevolgen van armoede een grote rol. Er moest dus iets gedaan worden om het lot van de armen te verbeteren om zodoende afschrikwekkende ziekten op afstand te houden. Naast de middeleeuwse gasthuizen, waar zieken en armen opgenomen konden worden, ontstonden er hofjes waar zorg werd verleend. De hofjes voor ouderen, zoals die bewaard gebleven zijn in steden als Amsterdam en Leiden, stammen uit deze tijd. Ook in deze periode is caritas nog veelal de grondslag voor sociale werken, maar deze werken komen nu niet alleen voort uit godvrezendheid, maar ook uit angst. Natuurlijk waren er ook nog personen die dachten vanuit de humanistische filosofie
25
26
De veelzijdigheid van sociaal werk
en die vonden dat armen opgevoed moesten worden tot fatsoenlijke burgers die voor zichzelf konden zorgen. Welgestelde burgers vormden `genootschappen' met als doel de armen te begeleiden en te ondersteunen. Leden van dergelijke genootschappen gingen bij arme gezinnen op bezoek en gaven adviezen en ondersteunden ook materieel. Een belangrijk instituut uit deze periode is de `Maatschappij tot Nut van 't Algemeen', dat werd opgericht in 1784. Oprichters waren vader en zoon Nieuwenhuijzen. 't Nut zette sterk in op volksontwikkeling. Zij verrichtte pionierswerk door het stichten van scholen en bibliotheken. Zij verzorgde avonden waar gezondheidsvoorlichting werd gegeven. Misschien wel een van de voornaamste vernieuwingen was het oprichten van een spaarbank. En dat alles om `het volk te verheffen' omdat zij van mening waren dat een ontwikkeld volk aan de basis zou staan van een beschaafde samenleving. Aan het einde van de zeventiende eeuw, maar vooral in de achttiende eeuw, nam de armoede toe en kreeg ze een ander karakter. Dat kwam vooral omdat een grote groep Nederlanders in de Gouden Eeuw steenrijk was geworden. Dat stak fel af tegen een nog grotere groep die werkelijk niets bezat. Daardoor veranderde er iets bij de groep armen. Zij werden agressiever en er kwam meer criminaliteit. Er ontstonden bendes. Als zo'n bende opgepakt werd, wat overigens niet zo vaak voorkwam, waren er niet genoeg gevangenissen om alle bendeleden op te sluiten. Er werd dus gezocht naar mogelijkheden om de criminaliteit in te dammen of te voorkomen. Het antwoord van de gezagsdragers was: het tuchthuis. Men ging bedelen en zwerven rekenen tot crimineel gedrag. Bedelaars werden opgepakt en naar het tuchthuis gestuurd. Daar moesten ze werken en werd hun fatsoenlijk gedrag bijgebracht. In die perioden ontstonden er ook werkverschaffingsprojecten die als doel hadden bedelaars, maar ook armen, te leren werken voor de kost. Op die manier werd geprobeerd om de `nietsnutten' van de maatschappij op te voeden tot fatsoenlijke burgers. Tegenwoordig onderscheiden we mensen met een verstandelijke beperking of met een psychiatrisch ziektebeeld, maar in de zeventiende eeuw werd dit onderscheid niet gemaakt. Deze mensen werden dikwijls samen met andere armen opgenomen in een dolhuis, zoals de tehuizen toen werden genoemd. Oppassers zouden voor hen moeten zorgen, maar naar eigentijdse maatstaven gemeten is het twijfelachtig of van echte zorg wel sprake was. In de dolhuizen en de spinhuizen moest gewerkt worden. Eenvoudige taken werden door de bewoners uitgevoerd onder leiding van de oppassers. Er heerste een streng arbeidsregime.
Van caritas naar professioneel beroep
27
Maar ook daarin kwam aan het einde van de achttiende eeuw verandering. Om die reden is deze periode in de geschiedenis van het sociaal werk interessant. Het is namelijk een periode waarin het eerste echte instituut ontstaat. Het Instituut voor Doven in Groningen, opgericht in 1790, was het eerste instituut in Nederland waar niet alleen dove kinderen een opleiding kregen, maar waar ook plaats werd geboden aan kinderen met een verstandelijke beperking. Initiatiefnemer was dominee Henri Daniel Gyot. Het denken in categorieeÈn en het inrichten van gespecialiseerde instituten werd uitgebouwd in de negentiende eeuw.
Kader 1.1
De Loosdrechtse Porseleinfabriek Een bekend werkverschaffingsproject
en 25 kinderen aan het productieproces.
uit de achttiende eeuw is `De Loos-
Er werd hoogwaardig porselein
drechtse Porseleinfabriek' van dominee
gemaakt, dat kunstzinnig beschilderd
Joannes de Mol. Deze predikant was
werd. Helaas was het daardoor ook zeer
zeer begaan met het lot van de armen
kostbaar en konden maar weinig men-
in zijn gemeente Oud-Loosdrecht. In
sen het kopen. Bovendien was dominee
het tuinhuis van zijn pastorie begon hij
De Mol bedrijfskundig geen zwaarge-
in 1774 met de productie van porselein
wicht. Hij moest zijn fabriek in 1784 ver-
als werkverschaffing voor de armen in
kopen. In het kasteelmuseum Sypestein
zijn gemeente. Tijdens de hoogtijdagen
in Nieuw-Loosdrecht kun je dit porse-
van dit project werkten tachtig mannen
lein nog bekijken.
Kader 1.2
Henri Daniel Gyot (1753 ± 1828) Gyot was predikant in de Waalse
gen in zijn gemeente, zelfs zoveel dat
gemeenten van Groningen. Hij werd
hij een klasje kon beginnen. Dat verliep
geõÈnspireerd door de Franse geestelijke
allemaal heel voorspoedig en nadat hij
Charles Michel de l'EpeÂe. Deze man had
in 1790 het Instituut had opgericht,
twee dove zusjes leren communiceren
kwamen er steeds meer leerlingen naar
met behulp van een gebarentaal. Gyot
het Instituut. Tot 1840 zou Gyots initia-
was daarvan zeer onder de indruk en ging bij l'EpeÂe in de leer. Bij terugkomst
tief het enige dovenonderwijs blijven
in zijn gemeente gaf hij zijn eerste les-
chielsgestel het RK. Instituut voor
sen aan twee jonge doofstommen.
Doven opgericht.
Maar er waren meer potentieÈle leerlin-
verzorgen. Pas in 1840 werd in St. Mi-
28
De veelzijdigheid van sociaal werk
1.1.4
De negentiende eeuw: voorloper in sociaal werk als eigenstandig beroep
Een kenmerk van de negentiende eeuw is dat in die periode de industrialisering op gang komt, met alle gevolgen van dien voor arbeiders. In de fabrieken verdienden arbeiders een loon waarvan zij hun gezin niet konden onderhouden, terwijl zij onder mensonterende omstandigheden moesten werken. Het was vaak gevaarlijk werk, vanwege stof, vuil en chemische stoffen en omdat de machines niet beschermd waren. Toch trokken veel mensen van het platteland naar de stad in de hoop werk te vinden. Zij woonden onder deplorabele omstandigheden in de achterbuurten en krottenwijken van de steden. Ziekten kwamen in de achterbuurten nog steeds veel voor en zorgden soms voor grote aantallen doden. En nog steeds waren de rijke burgers uiterst beducht voor de uitbraak van een epidemie van cholera, tuberculose of dysenterie. Enkele artsen die bekend zijn geworden als de `hygieÈnisten', ontdekten dat er met behulp van hygieÈne veel onheil kon worden afgewend. Zij maakten een groep burgers attent op de miserabele omstandigheden van de arbeiders, die zich op hun beurt het lot van de arbeiders aantrokken en zo ontstond er een ander klimaat voor de sociale arbeid. Niet meer uit liefdadigheid zouden armen, zieken, gebrekkigen en ouderen ondersteund moeten worden, maar om de maatschappij in zijn geheel te verbeteren. Je ziet hoe lang de ideeeÈn van caritas hebben standgehouden. Zij werden gemengd met de humanistische visie en gevoed door de angst voor de uitbraak van besmettelijke ziekten. In de negentiende eeuw gaan de godsdienstige ideeeÈn langzamerhand verdwijnen als dominante achterliggende gedachte. Onder invloed van de denkbeelden uit het humanisme en de Verlichting ging men inzien dat het welvaartspeil van grote lagen van de bevolking verbeterd moest worden. Er werden initiatieven ontplooid om de behuizing in de achterbuurten te verbeteren. Arme arbeiders moesten een fatsoenlijk dak boven hun hoofd krijgen en een fatsoenlijk loon, zodat zij hun gezin konden onderhouden. Ook ontspon zich een debat over de moraal van de arbeiders. Zij moesten opgevoed worden tot deugdzame burgers. Tegen deze achtergrond valt de opkomst te verklaren van sociaal werk als verbijzondering van de zorg. In het begin van deze ontwikkeling is er nog sprake van vrijwilligerswerk. Burgermannen gingen in hun vrije tijd rond in de achterbuurten om de armen op te voeden. Zij ondersteunden arme mensen financieel, maar in ruil daarvoor moesten de armen wel oppassende burgers worden. Kerkbezoek was bijvoorbeeld zo'n dwingende voorwaarde om wat geld en wat goederen te krijgen. Het effect van deze beschavingsarbeid was echter gering en men bezon zich op andere mogelijkheden.
Van caritas naar professioneel beroep
Een hele radicale oplossing bedacht Johannes van den Bosch. Deze generaal en vertrouweling van koning Willem I zag de oplossing in een wel heel bijzonder werkverschaffingsproject. In Drenthe namelijk lag veel onontgonnen land. Arme gezinnen en werklozen uit de steden wilde hij naar Drenthe sturen om hen daar het land te laten ontginnen. Daardoor werd ook het probleem van de verwaarloosde stadsjeugd, die in zijn ogen voor galg en rad opgroeide, opgelost. Immers zij zouden in de Drentse kolonie in de gezonde buitenlucht kunnen werken. In 1818 richtte Van den Bosch de Maatschappij van Weldadigheid op, een soort projectontwikkelingsmaatschappij. Alle gegoede Nederlanders werden opgeroepen om geld te storten in dit project. Het initiatief behelsde drie dorpen: Willemsoord, Frederiksoord en Wilhelminaoord. In deze dorpen werden wegen aangelegd en huizen en voorzieningen gebouwd. Het lijkt allemaal heel mooi, maar de armen die ernaartoe gingen werden onderworpen aan een heel scala van verplichtingen. En kon je het niet volhouden en vertrok je uit het project, dan werd dat gezien als desertie. Op de keper beschouwd leek het project helemaal niet op zoiets als sociaal werk, maar was het eigenlijk min of meer een openluchtgevangenis. De initiatieven die genomen werden in de negentiende eeuw om de armoede te bestrijden zijn veelvuldig. We kunnen ze in dit boek niet allemaal bespreken. Men nam kennis van projecten die in Duitsland en Engeland succesvol bleken. Deze werden in Nederland ook uitgeprobeerd. Kleinschaligheid was het kenmerk van die projecten. Parochies namen de uitvoering ter hand. Dominees, diaken, pastoors, kapelaans en vrijwilligers bezochten de arme gezinnen en begeleidden hen. Maatwerk was het devies. Wijkgericht werken en gedecentraliseerde armenbesturen zouden de oplossing moeten bieden voor het grote sociale vraagstuk van die eeuw. Er is veel reuring. Vrouwen gaan in deze periode een grote maatschappelijke rol spelen. In 1844 wordt in Utrecht het Diaconessenhuis opgericht met een vrouw als directeur, Henriette Swellengrebel. In dit huis werden niet alleen zieken opgenomen, er werd ook zorg aan huis georganiseerd. Schreuder van der Kolk is bekend geworden omdat hij sinds 1827 hervormingen in de psychiatrie doorvoerde. Tot dan toe werden de meeste psychiatrische patieÈnten opgesloten, met als enig doel overlast te voorkomen. In de nieuwe filosofie worden psychiatrische patieÈnten behandeld en mogen zij buiten in de frisse lucht gaan werken. Er worden werkplaatsen ingericht en de ijzeren kettingen waarmee de patieÈnten in het verleden werden vastgebonden verdwijnen. In het duingebied van Bloemendaal komt het nieuwe `krankzinnigengesticht' `Meerenberg' (1849). Dit is een mooi landhuis omringd door een park met vijvers. Het begin van een nieuwe praktijk in de psychiatrie.
29
30
De veelzijdigheid van sociaal werk
Verslavingszorg stamt eveneens uit de negentiende eeuw. De oprichting van De Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank in 1842 vormt het startpunt. Jeugdzorg stamt eveneens uit het midden van de negentiende eeuw. Het eerste gesticht was rooms-katholiek, het Sint-Aloysiusgesticht in Amsterdam. Dit werd een groot succes. Men begon met vijf jongens, maar binnen de kortste keren waren er honderd verwaarloosde jongens uit het Amsterdamse daar gehuisvest. Zij leerden een ambacht. In Limburg werd voor jongens die geen ambacht wilden leren een landbouwkolonie gesticht: `De Heibloem'. De tweede helft van de negentiende eeuw is ook een periode waarin veel kloosters werden gesticht. Praktisch alle kloosterlingen werkten in het onderwijs of de zorg. Gebrek aan personeel kende men niet. Er werden veel jeugdzorginstellingen opgericht. Vrouwenhulpverlening stamt uit 1848. In Zetten werd het eerste huis ingericht voor vrouwen die uit de prostitutie wilden. Vrouwen zwaaiden in dit huis de scepter. Opgenomen vrouwen kregen een socialisatieprogramma van twee jaar. Doelstelling van dit programma was vrouwen te leren voor zichzelf te zorgen en hun onafhankelijkheid te bewaren. Zij leerden de fijne kneepjes van het huishouden, zodat ze als huishoudster aan de slag konden. Properheid, orde en tucht waren de pijlers onder het programma. Het jeugd- en jongerenwerk stamt uit 1852, het oprichtingsjaar van de christelijke jongelingsvereniging Excelsior. Eigenlijk was dit meer een vorm van jeugdbeweging. Jongeren waren onder elkaar en konden deelnemen aan diverse typen activiteiten zoals: lezingen over allerlei onderwerpen, muziek en zang, dammen en schaken, maar ook cursussen zoals boekhouden. Deelnemers aan deze vorm van jeugdwerk kwamen uit eenvoudige gezinnen. Begin negentiende eeuw was er al sporadisch aandacht besteed aan kinderen met een verstandelijke beperking. Het Doveninstituut in Groningen had al een speciaal klasje voor deze kinderen. De eerste `Idiotenschool' werd opgericht in Den Haag in 1855. Hier woonden zestig kinderen intern. Cornelis Elisa van Koetsveld, oprichter van deze school, schreef een studie over dit fenomeen, die lang het belangrijkste boek over dit onderwerp was. Het nieuwe van zijn inzicht was dat hij een verstandelijke beperking toeschreef aan een ziekte. Actieve lichamelijke en geestelijke stimulering waren noodzakelijk, evenals een individuele benadering. In de negentiende eeuw werd de basis gelegd voor de instituten en instellingen, zoals we die nu nog kennen. Het is een belangrijke periode geweest voor veel innovaties. Het is ook een periode waarin de eerste sociale wetgeving tot stand kwam. In 1874 verscheen het eerste kinderwetje van de liberaal
Van caritas naar professioneel beroep
31
Samuel van Houten. Tot dan toe had de overheid zich onthouden van bemoeienis met sociale kwesties. De Kinderwet was het begin van de opbouw van een reeks van sociale wetgeving. Het hoogtepunt ligt in 1965. Toen werd de Algemene Bijstandswet van kracht. Als je al die initiatieven bij elkaar ziet staan, valt te begrijpen dat er behoefte kwam aan professionele begeleiding. Aan het einde van de negentiende eeuw zien we een nieuwe doorbraak, gespecialiseerde opleidingen voor sociaal werk. Daarvoor moeten we toch weer even terug naar de sociale toestand, vooral in Amsterdam. Het begon bij de werkelijk zeer slechte woon- en werktoestand van arbeiders. Deze kwestie werd aan de orde gesteld onder andere in nieuw opgerichte bladen zoals het Sociaal Weekblad. Rijke burgers begonnen met het oprichten van verenigingen die arbeiderswoningen bouwden. Deze woningbouwverenigingen bestaan nog. Maar een goede woning is nog geen garantie voor goede bewoning. Daarom bedacht men dat er toezicht moest komen. Vrouwen zouden in hun ogen deze taak uitstekend kunnen uitvoeren, omdat zij de tact zouden bezitten om de arme en sociaal niet sterk begaafde arbeiders fatsoen te leren. Hierbij moet gedacht worden aan het onderhouden en schoonhouden van de woning, het opvoeden van de kinderen, het wonen met elkaar zonder ruzie in huis en met de buren. De woningopzichteressen, zoals de vrouwen die de opvoedende taak zouden moeten uitvoeren genoemd werden, haalden de huur op en konden zo wekelijks een oogje in het zeil houden en hun opvoedende taken ter hand nemen. Woningopzichteressen waren dus de `social workers avant la lettre'. Men hoopte dat zij door het wekelijkse contact met de huurders een goede band zouden opbouwen. Contacten `van vrouw tot vrouw' zouden de huursters een mogelijkheid bieden om andere zaken te bespreken, zoals alcoholisme, echtelijke ruzies, ongewenste zwangerschappen of opvoedingsproblemen.
Kader 1.3
Sociaal werken avant la lettre Johanna ter Meulen (1867-1937) was een
selecteerde zij de huurders, zorgde voor
van de eerste woningopzichteressen in
het onderhoud van de woningen en
Nederland. Zij was een zakelijke, maar
haalde de huur op. Maar zij was zich
wel sociaal bevlogen vrouw. Zij
ook bewust van het opvoedkundige
beheerde een aantal huizen in de
aspect van woningopzicht en zij stond
Amsterdamse Jordaan. Voor die huizen
arbeidersvrouwen met raad en daad bij.
32
De veelzijdigheid van sociaal werk
Vooral in deze periode werd er werk gemaakt van de professionalisering van het sociale werk; zo ontstonden de agogische beroepen. De eerste opleidingen voor maatschappelijk werk stammen uit deze periode. Professionalisering in die tijd was wel iets anders dan wat wij er nu onder verstaan. In paragraaf 1.3 beschrijven we de geschiedenis van de opleidingen. 1.2
Specialisaties, de veelvormigheid van sociaal werk, de twintigste eeuw
Eind negentiende eeuw staat de ontwikkeling van sociaal werk volop in de belangstelling. Begin twintigste eeuw is er weinig nieuws. Het maatschappelijk gebeuren wordt beheerst door oorlogen. Na de Tweede Wereldoorlog neemt het beroep een hoge vlucht. De Sociale Academie wordt opgebouwd en verschijnt in heel Nederland. We kunnen deze ontwikkeling in het beroep niet begrijpen zonder te kijken naar de sociaaleconomische ontwikkelingen in Nederland in die periode. Vlak na de oorlog stond alles in het teken van de wederopbouw. Economisch was het een zeer sobere periode. Sociaal zou je deze periode ook sober kunnen noemen. De sociale indeling van Nederland was gebaseerd op de ideologieeÈn en godsdiensten, de zogenoemde zuilen. Er was een protestante, een katholieke, een socialistische en een liberale zuil. Nederland werd geleid door bestuurders die bovenaan de hieÈrarchische top van de zuilen stonden. Zij hadden in hun optiek het beste voor met de Nederlandse burgers. In de jaren vijftig werd maatschappelijk werk nog veelal uitgevoerd binnen de structuren van de kerkelijke indelingen, de parochies en kerkelijke gemeenten. Paternalistisch noemen wij hun manier van werken nu, maar in de late jaren veertig en de jaren vijftig deden de burgers wat er van hen verwacht werd en was er nauwelijks kritiek. De professionalisering van de beroepen in de sociale sector valt niet los te zien van de afronding van de verzorgingsstaat door wetten als de Algemene Ouderdomswet (1957), de Algemene Bijstandswet (1963), de Ziektewet (1967) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (1968). Dit alles werd mogelijk gemaakt doordat in de jaren zestig de economische welvaart toenam. Niet alleen werd de verzorgingsstaat voltooid, maar huishoudens hadden ook meer te spenderen. De mensen gingen van alles kopen, zoals wasmachines, koelkasten en auto's. In deze periode verdwenen de kerkelijke structuren in een rap tempo. De pastoor en de dominee als zielzorgers verlieten en masse de kerk. De kerken liepen onverwacht snel leeg. Maar daarmee ontstond tegelijkertijd een leegte: waar konden mensen nog terecht om hun problemen te bespreken? De ontstane leegte moest worden opgevuld door andere professionals. In die
Van caritas naar professioneel beroep
periode zien we de professionalisering van het beroep van sociaal werker dan ook in een hoog tempo toenemen. Sociale academies kenden veel studenten en het aantal hulpverleners verdubbelde. Maar de sociale professionals in deze periode werden nog opgeleid met de idee dat zij mensen moesten aanpassen aan de maatschappij. Het denken van de negentiende eeuw waarin vermaatschappelijking centraal stond, zat diep ingebakken. Bij de morele superioriteit van de zorg- en hulpverleners werden pas vragen gesteld in de tweede helft van de jaren zestig. Een van de oorzaken daarvan was het verschijnen van een proefschrift van Milikowski, dat vele herdrukken beleefde onder de titel Lof der Onaangepastheid. Milikowski rekende af met de betutteling en pleitte ervoor dat mensen zich ontwikkelen vanuit hun eigen kracht. Hulpverleners mochten niet boven hun clieÈnten staan, maar moesten naast hen staan en solidair met hen zijn. Deze houding werd met kracht ontzenuwd door het boek van Hans Achterhuis: De markt van Welzijn en Geluk. Het kwam uit in 1980. Milikowski had kritiek geuit op de bevoogding en de betutteling van de welzijnswerkers, Achterhuis vroeg zich af of welzijnswerkers wel bezig waren met werken aan het welzijn en geluk van mensen. CreeÈ erde hun aanbod niet de vraag? Werd het probleem hun niet aangepraat? En zo raakten de welzijnswerkers na de Tweede Wereldoorlog gemangeld tussen twee visies met hun eigen kritiek. Ze mochten niet meer paternalistisch zijn en ze mochten zich niet identificeren met hun doelgroep en door hun aanbod de hulpvraag creeÈren. Welke houding was nu de juiste? Het beste leek wat afstand te nemen van de clieÈnten. Dat is waar de kritiek nu over gaat. Sociale professionals lijken te zijn verworden tot een soort bureaucraten, die zich hebben teruggetrokken achter hun computer. Tot zover de geschiedenis van het sociaal werk (over de opleidingen lees je meer in de volgende paragraaf). We kunnen het moderne sociaal werk niet alleen vanuit zijn ontstaansgeschiedenis in Nederland bekijken. Er zijn ook andere invloedrijke achtergronden, waarin het zijn wortels vindt. Een daarvan is bijvoorbeeld de ontwikkeling van de wetenschappen zoals psychologie en pedagogie. Na de Tweede Wereldoorlog werd het buitenland belangrijker. Dan blijkt dat buitenlandse invloeden ook een niet te onderschatten element vormen. Sociaal werk in zijn hedendaagse vorm kent feitelijk een zevental achtergronden of wortels.
33