Opleiders in de school: Els Hagebeuk
[email protected] Sjef Langedijk
[email protected]
Begeleiden van pabostudenten Dit stuk geeft je handvatten bij de begeleiding van een pabostudent. Als mentor zijnde heb je een andere rol dan als groepsleerkracht. Dat vereist specifieke competenties t.a.v. het begeleiden. Het verdient aanbeveling om het onderstaande stuk te lezen. Mentor: Mentor+: Schoolopleider:
iemand die een ervaringsplek biedt een mentor die de cursus mentor+ heeft gevolgd en 3e of 4e j jaars studenten begeleidt coach die volgens de coachingsprocedure een student (tijdelijk extra) ondersteunt
Wat moeten mentoren kennen en kunnen? Een mentor moet kennis hebben van zijn vak en opleiden van studenten. Hij is bekend met de visie op opleiden die verbonden is met de visie op schoolontwikkeling van de basisschool en het bestuur. Zij weten welke eisen er aan studenten gesteld worden. Een mentor heeft de vaardigheid om te kunnen begeleiden. Een mentor heeft een open houding. Dit is misschien wel het belangrijkste onderdeel. Wie ben je als mentor, wat wil je overdragen en hoe? Kun je van een afstandje kijken naar je eigen functioneren en daarop reflecteren? Als het met een student niet lukt, kun je dat dan ook zeggen? De rol van de mentor. Wat kan een PABO-student van de mentor verwachten? Dat hij welkom is, Dat hij professioneel begeleid wordt, Dat er een duidelijke scheiding is tussen wie hem begeleidt en wie hem beoordeelt, Dat hij zowel voor als na zijn activiteiten feedback krijgt, Dat de mentor tijd voor hem heeft, Dat de mentor hem betrekt bij de dagelijkse gang van zaken Dat de mentor hem introduceert in het team Dat de mentor hem vertelt over de kinderen in de klas, Dat de mentor hem een aantal praktische tips geeft. Dat de mentor in staat is de student te ondersteunen en suggesties vanuit De PABO met betrekking tot activiteiten in de klas te concretiseren naar de eigen situatie.
___________________________________________________________________________________ SKO De Gouw
~ Kerkstraat 79 ~ 1687 AM Wognum ~ 0229-544810 ~
[email protected] ~
www.de-gouw.nl
De kunst van het begeleiden Belangrijk is om vooraf te bespreken wat je van elkaar verwacht. Hier hoort ook bij dat de student zijn werkpunten bespreekt met de mentor. Wat zijn de leerdoelen die deze student in deze stageperiode wil bereiken? Belangrijke voorwaarde hiervoor is dat de mentor een veilige persoon is voor de ander. De mentor is degene die d.m.v. vragen de doelen concretiseert en evalueerbaar maakt. Juist een positieve vraagstelling werkt bevorderlijk Voor een goede begeleider is ontwikkeling en professionalisering de gewoonste zaak van de wereld. Ook zelf is hij of zij nooit uitgeleerd. De begeleider kan ook op zichzelf reflecteren. Hij of zij durft in de spiegel te kijken. De begeleider durft sociale risico‟s te lopen. Begeleiden is niet altijd aardig of gezellig. Er is altijd de kans dat het niet goed afloopt voor de begeleider. Je bent daar natuurlijk niet op uit, maar je bent er ook niet bang voor. Je hebt een groot inlevingsvermogen. Je ziet wat de behoeften, de mogelijkheden, de emoties, de grenzen, de ambities van de student zijn. Je hebt als begeleider een adequaat zelfbeeld. Je kent je eigen grenzen, je eigen mogelijkheden en onmogelijkheden, je eigen overtuigingen, je eigen voorkeuren, je eigen allergieën, je eigen „gebruiksaanwijzing‟. Je weet wat je met je performance teweeg kunt brengen bij anderen. Je kunt dienstbaar zijn: het mentoraat draait om de student, niet om de begeleider, dus niet je eigen egodoelen (zie bijlage 1) nastreven in het leercontact. Je bent in staat alle technieken van het begeleidingscontinuüm (bijlage 2) toe te passen. Je bent verbaal redelijk goed begaafd. Je kunt woorden verbinden aan beelden en emoties. Je houdt zaken scherp. Je kunt met enige afstand naar je eigen gedrag kijken, zodat je tijdens het begeleiden voortdurend de situatie kunt inschatten en uit je repertoire kunt kiezen. Gedrag kunnen kiezen, in plaats van je door impulsen laten leiden, vinden wij misschien wel de meest wezenlijke competentie van goede begeleiders. De vraag is altijd: welke begeleidingstechniek, welke interventie is hier, in deze situatie, met deze student, met deze leervraag, op dit moment het meest effectief? Effectief betekent dan: waar leert de student nu het meest van? Je durft als begeleider je eigen twijfels en onzekerheden, je eigen kwetsbaarheden in te zetten. Let wel: in te zetten, als techniek dus, nooit vanuit de eigen behoefte om daar op dat moment aan te werken. Dat doe je als mentor ergens anders, met anderen, misschien wel met een eigen begeleider, of met collega‟s, of met vrienden.
___________________________________________________________________________________ SKO De Gouw
~ Kerkstraat 79 ~ 1687 AM Wognum ~ 0229-544810 ~
[email protected] ~
www.de-gouw.nl
Bijlage 1 Egodoelen Wat je als begeleider goed van jezelf moet kennen, zijn je eigen egodoelen en egobehoeften. We benadrukken steeds dat je die in je rol als mentor buiten de deur moet zien te houden. Het gaat in de begeleiding niet om jou, maar om de student. We geven een aantal voorbeelden van veel voorkomende egodoelen en –behoeften die begeleiders parten kunnen spelen: -
Ik wil bewonderd worden Ik wil de baas zijn Ik wil vrienden worden Ik wil aardig gevonden worden Ik wil geen conflict Ik wil ontroerd worden Ik wil de beste mentor van de wereld zijn Ik wil gesteund worden Ik wil mijn eigen verhaal kwijt Ik wil zaken oplossen Ik wil de controle houden Ik wil dat het mijn routines niet verstoort Ik wil niet gaan twijfelen over mijn eigen overtuigingen en oordelen Ik wil in mijn zelfbeeld bevestigd worden Ik wil voor jou zorgen Ik wil de verantwoordelijkheid houden Ik wil het gezellig en vrolijk houden
Als een begeleider te veel voor zijn eigen doelen en behoeften gaat zorgen, gaat dat ten koste van de oprechte aandacht voor het leerproces en de unieke leerbehoefte van de student.
___________________________________________________________________________________ SKO De Gouw
~ Kerkstraat 79 ~ 1687 AM Wognum ~ 0229-544810 ~
[email protected] ~
www.de-gouw.nl
Bijlage 2 Begeleidingscontinuüm In onderstaand continuüm staan een aantal begeleidingstechnieken. Hoe meer naar onderen, hoe meer de rol van de mentor, hoe meer naar boven, hoe meer de hoofdrol voor de student. Een goede begeleider kiest bewust welke techniek in welke situatie het beste is. De meeste mensen hebben een voorkeur voor een aantal technieken, maar veel voorkeur leidt tot eenzijdigheid. Het is de kunst juist het hele spectrum te kunnen gebruiken. -
-
-
-
-
Luisteren. De student doet zijn verhaal, geeft zijn lezing, doet verslag, de mentor luistert en moedigt hooguit aan. Samenvatten. De student doet verslag, de mentor controleert door korte samenvattingen of hij de essentie van het verhaal te pakken heeft. „O, dus je bedoelt…..‟ Doorvragen. Hier wordt de rol van de mentor al heel wat actiever. De student vertelt, de mentor vraagt door en begint daardoor uiteraard de richting van het gesprek al meer te sturen. Hoed je voor zogenaamde vragen, die bol staan van de sturing en de interpretatie. Goed doorvragen is toch vooral een volgende, geen sturende techniek. Spiegelen. Hier fungeert de mentor als „spiegel‟ waarin de student kijkt. De mentor geeft aan wat hij hoort en in het non-verbale gedrag van de student ziet gebeuren. Vooral emoties van de student lenen zich goed om gespiegeld te worden: hier ben je trots op zo te zien, hier ben je teleurgesteld over zo te zien, dit maakt je nog boos hè? Deze techniek helpt de student dichter bij het werkelijke gevoel te komen. Zich bewust te worden van het gevoel. Herkaderen. Een nog grotere rol voor de mentor. „En als je er nu eens zó naar kijkt. Een nieuw kader aanbieden dus. Een uitnodiging om anders naar een gebeurtenis te kijken. Feedback geven. De mentor zegt wat hij waargenomen heeft en wat hij daarbij voelt en wat hij daarvan vindt. Spreek altijd in de ik-vorm: ik zie dit en vind dat. Geef de feedback zo snel mogelijk nadat je het gedrag hebt waargenomen. Wees actueel. Geef feedback maar één keer. Als de feedbackontvanger de feedback niet tot zich door wil laten dringen of naast zich neer wil leggen, probeer hem dan niet te overtuigen. Eén keer is genoeg. Geef feedback op concreet waarneembaar gedrag, dus niet op gedragingen uit het verleden, niet op de „hele mens‟. Geef feedback alleen op veranderbaar gedrag. Adviseren. De mentor geeft een advies. Overigens, een goed advies houdt altijd rekening met het inzicht, het niveau, de vraag van de student. Dus het is niet zo, dat je als mentor maar lukraak adviezen kunt geven zonder je in te leven in de student. Confronteren. De mentor zegt recht voor zijn raap wat hij ergens van vindt en hoe hij ergens over denkt. Weg met de omzichtigheid. Toch blijft ook hier gelden: confrontatie die niet aansluit op de vraag of het niveau van de student heeft geen effect. Het is niet goed om voor confrontatie te kiezen vanuit de eigen emotie, omdat de student dan meer zal reageren op de emotie, dan op de inhoud van de boodschap.
___________________________________________________________________________________ SKO De Gouw
~ Kerkstraat 79 ~ 1687 AM Wognum ~ 0229-544810 ~
[email protected] ~
www.de-gouw.nl
-
-
Corrigeren. Dit doe je alleen in uiterste nood, als het afbreukrisico voor de student of de kinderen te groot wordt. Heeft snel ingrijpen iets te maken met het karakter van de mentor? Hoe goed kan je loslaten en verantwoordelijkheid weggeven? Als je als mentor de controle over situaties niet graag verliest, dan zul je snel geneigd zijn je ermee te bemoeien. Dan is correctie niet een bewuste keuze, maar een angstig impuls. Doceren. Dingen uitleggen aan de student. Opdracht geven. De mentor bepaalt wat de student gaat doen. Zelfs zó onderaan het continuüm is het nog niet zo dat de student helemaal uit beeld is. Ook bij een opdracht blijft het zaak aan te sluiten bij de student. Voordoen. De mentor in de hoofdrol! “Kijk maar eens hoe ik dat doe.” Er is natuurlijk heel veel informeel handelen, kijkt daar naar en zal bepaalde gedragingen, al dan niet bewust, gaan kopiëren. Maar „voordoen‟ kan dus ook een bewuste, gekozen begeleidingstechniek zijn.
Literatuur: Mol Paul, Bosch Mieke (2005) Leren begeleiden – handboek voor mentoren in het primair onderwijs – Baarn: HBuitgevers
___________________________________________________________________________________ SKO De Gouw
~ Kerkstraat 79 ~ 1687 AM Wognum ~ 0229-544810 ~
[email protected] ~
www.de-gouw.nl