Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Openheid van platformen voor Slimme zorg
Auteurs
Johan Krijgsman (Nictiz) Henk Eertink (Novay) Datum
Juni 2012
Voorwoord De afgelopen jaren heeft de provincie, met vele partners in Brabant, het programma Slimme Zorg uitgevoerd. Veel ouderen en chronisch zieken willen het liefst thuis blijven wonen, met alle gemakken en zorg binnen handbereik. Om dat te bereiken moeten we op een andere manier gaan werken. ICT in huis is een kansrijke oplossing nu én in de toekomst. Bij aanvang van het programma bestonden er in Brabant al verschillende producten, diensten en systemen gericht op comfort, gemak, veiligheid en zorg bij mensen thuis. Kleine succesvolle projecten kregen echter na een proefperiode geen vervolg. Een aantal barrières stond een doorstart in de weg. In het programma Slimme zorg heeft de provincie, op verzoek van Brabantse partners, diverse partijen bij elkaar gebracht en zo kennisuitwisseling, bewustwording en netwerkvorming gestimuleerd over dit thema. Het accent lag niet op technologische innovatie, maar op maatschappelijke innovatie. Nieuwe coalities, samenwerking binnen ketens, nieuwe financieringsvormen, openheid van systemen en intensieve betrokkenheid van gebruikers zijn gestimuleerd. In zestien slimme zorg projecten hebben partijen gezamenlijk oplossingen gezocht voor verschillende barrières en kennis hierover gedeeld. Op die manier heeft de provincie samen met de Brabantse partijen een doorbraak in de ontwikkelingen gecreëerd en de eerste stappen gezet om slimme zorg op brede schaal te realiseren. De openheid en koppelbaarheid van systemen van verschillende zorg- en dienstenaanbieders in Brabant is een belangrijke voorwaarde voor een brede invoering van slimme zorg. Die is van wezenlijk belang voor consumenten en mantelzorgers. Als zij van verschillende zorg- en dienstenaanbieders gebruik maken moeten zij, ongeacht de verschillende systemen, met elkaar kunnen communiceren. Voorkomen moet worden dat zij verschillende systemen moeten aanschaffen. Voor dienstenaanbieders moeten systemen open zijn, zodat zij breed via verschillende systemen dezelfde digitale diensten kunnen aanbieden. Dit draagt bij aan de betaalbaarheid en toegankelijkheid van de diensten. Voor een leek op technisch gebied blijkt het echter moeilijk in te schatten in hoeverre bestaande systemen koppelbaar en open zijn. Waar moeten ouderen, chronisch zieken en hun mantelzorgers, gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen, woningcorporaties en zorgverzekeraars op letten? Op basis waarvan kunnen zij tot een goede keuze komen voor de aanschaf of het gebruik van een systeem? Om hierin meer inzicht te krijgen heeft de provincie een onderzoeksvraag neergelegd bij de instituten Nictiz en Novay. In deze onderzoeksrapportage hebben de onderzoekers op basis van de onderzoeksresultaten aanbevelingen en handvatten geformuleerd. Wij willen de slimme zorgprojecten die betrokken waren in het onderzoek hartelijk bedanken voor hun openheid en medewerking. Wij hopen met dit onderzoeksrapport een handreiking te bieden aan alle consumenten, mantelzorgers, gemeenten en maatschappelijke organisaties die aan de slag willen met Slimme diensten en zorg. Brigite van Haaften - Harkema
Gedeputeerde van Cultuur en Samenleving
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
1/53
2/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Inhoudsopgave 1.
Samenvatting
2.
Inleiding
3.
Doelstellingen en aanpak van het onderzoek
10
3.1 3.2
Doelstellingen Aanpak van het onderzoek
10 10
4.
Openheid van slimme zorg platformen
12
4.1 4.2
Openheid Groei naar meer openheid
12 15
5.
Typering van platformen voor slimme zorg
17
5.1 5.2
Classificatie van platformen voor slimme zorg Functionele indeling
17 18
6.
Interoperabiliteit en standaardisatie
21
6.1 6.2 6.3 6.4
Beeldbellen Domotica Telecare Ondersteuning van thuiszorgprocessen
21 22 22 23
7.
Handvaten voor de keuze uit slimme zorg platformen
24
8.
Analyse en aanbevelingen voor belanghebbenden
28
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6
Gemeenten Zorgaanbieders Woningcorporaties Zorgverzekeraars Leveranciers Overzicht van aanbevelingen per stakeholder
28 30 31 32 33 35
Appendix A. Slimme Zorg in een Europees perspectief
Appendix A.1 Appendix A.2
5 8
37
Inleiding op de Europese situatie 37 Specifieke projecten en activiteiten voor standaardisatie38
Appendix B. Slimme zorg in nationaal perspectief
44
Appendix B.1 Appendix B.2 Appendix B.3 Appendix B.4 Appendix B.5 Appendix B.6 Appendix B.7
44 45 45 45 46 49 51
Zorg en ondersteuning in de buurt Nationale Implementatie-Agenda e-Health Zorgvoorinnoveren.nl Digitale Stedenagenda Koepel- en kennisorganisaties Ervaringen in andere regio’s Evaluatie van de Nederlandse situatie
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
3/53
4/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
1.
Samenvatting
In het kader van het programma ‘Slimme Zorg’ zijn in Noord-Brabant in diverse gemeenten ICT-platformen ingezet voor ouderen. Via deze platformen worden diensten aangeboden waardoor ouderen en andere kwetsbare groepen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Het gaat hier in de meeste gevallen om een combinatie van diensten ten behoeve van welzijn én zorg voor ouderen. Op dit moment lopen gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties in de praktijk aan tegen de vraag in hoeverre de platformen die worden ingezet ‘open’ platformen zijn en wat dat betekent voor de keuze voor een bepaald platform. De provincie Noord-Brabant heeft Novay en Nictiz gevraagd om een onderzoek naar twee aspecten: ten eerste een analyse van de situatie rondom openheid en interoperabiliteit van platformen en, ten tweede, een advies hoe gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties kunnen omgaan met de problematiek rondom openheid en interoperabiliteit in hun inkoopproces. Novay en Nictiz hebben de situatie in Noord-Brabant in kaart gebracht aan de hand van interviews met gemeenten, (thuis)-zorgaanbieders, woningcorporaties, zorgverzekeraars en enkele landelijke en Europese stakeholders. Bij het onderzoeken van openheid en interoperabiliteit moet onderscheid worden gemaakt tussen verschillende aspecten: - organisatorisch: in welke mate willen/kunnen verschillende organisaties samenwerken; - procesmatig: in hoeverre sluiten de werkwijze en processen van samenwerkende organisaties bij elkaar aan en kan een integraal werkproces ontstaan; - software-applicaties: in hoeverre zijn applicaties onderling in staat informatie uit te wisselen die door de betrokken applicaties correct kan worden geïnterpreteerd; - technische infrastructuur: in hoeverre wordt het transport van informatie tussen verschillende fysieke systemen ondersteund. Tijdens het onderzoek werd door de meeste stakeholders gerefereerd aan het belang van het samenwerkingsmodel dat gekozen is rondom de inzet van een platform voor Slimme Zorg, waarbij het dus gaat om het concept openheid op het niveau van de organisatie. Betrokkenen benadrukken dat de wil tot samenwerken tussen verschillende organisaties voorafgaat aan andere vormen van integratie. Wanneer op organisatorisch vlak samenwerken niet goed mogelijk is, komt samenwerking op het niveau van het zorgproces ook niet van de grond, en draagt een discussie over openheid en interoperabiliteit van ICT-applicaties of de onderliggende technologie weinig bij. Onduidelijkheid over de mogelijkheden van de technologie kan dan een excuus worden om niet tot samenwerking te komen. Omgekeerd: waar de wil tot samenwerking bestaat is een oplossing in enige vorm haalbaar, ook wanneer dat extra investeringen vergt. Als het gaat om vormen van openheid op het niveau van ICT-applicaties en de techniek, worden wensen ten aanzien van openheid door de meeste betrokkenen vooral in algemene zin
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
5/53
geformuleerd (platform X moet samenwerken met / worden gekoppeld aan platform Y). Er was in de meeste gevallen (nog) geen sprake van een systematische uitwerking van concrete (functionele) koppelingsvragen. De afstand in technische deskundigheid tussen vraagpartijen aan de ene kant (met name gemeenten en zorgaanbieders) en aanbodpartijen (leveranciers) is groot, waardoor een communicatiekloof bestaat tussen deze twee groepen. Om dit op te lossen is enerzijds nodig dat alle vraagpartijen specifieker worden in het formuleren van ‘openheids’-vragen. Anderzijds kunnen leveranciers hun systeemarchitectuur specificeren op een ook voor minder technische afnemers toegankelijke manier. Bijvoorbeeld door meer duidelijkheid te geven over koppelvlakken en de ondersteunde technieken en applicaties. Hiervoor zijn heldere productspecificaties nodig, bijvoorbeeld in de vorm van technische white papers. Toegankelijke technische georiënteerde productinformatie is op dit moment niet te vinden. In Noord-Brabant worden verschillende platformen ingezet, elk met meerdere functies. Daarom zijn platformen niet allemaal vergelijkbaar. Er zijn verschillende classificaties van platformen mogelijk, bijvoorbeeld naar breedte van functionaliteit en mate van openheid. Vanwege de verschillende platformtypen is een groot aantal verschillende technische standaarden relevant voor slimme zorg platformen, waaronder algemene internetstandaarden, standaarden voor webportalen, videocommunicatie, draadloze netwerkcommunicatie, uitlezen van sensorgegevens etc. Zonder gedetailleerde technische kennis is hierop moeilijk te sturen. Op het gebied van applicaties en processen concentreert de interoperabiliteitsproblematiek zich vooral op vier terreinen: - beeldbellen; er zijn verschillende ‘standaarden’ (al dan niet open) beschikbaar, die niet interoperabel zijn; het gaat hier vooral om SIP (session initiation protocol) en Skype. - domotica; dit is een versnipperde markt, waarbij verschillende communicatiestandaarden en aansluitmogelijkheden van sensoren niet interoperabel zijn. De opkomende KNX standaard kan hierbij voor meer interoperabiliteit zorgen. - telecare; communicatie van informatie tussen de verschillende componenten van telecareoplossingen is niet gestandaardiseerd. De opkomende Continua-standaard kan hierin verandering gaan brengen. - ondersteuning van zorgprocessen, met name op het punt van uitwisseling en afstemming van agenda- en/of planningsinformatie voor zowel ouderen, zorgprofessionals, als mantelzorgers. Voor minder technisch georiënteerde partijen, die moeilijker kunnen sturen op technische standaarden, kan een benadering op basis van de gewenste functionaliteit een bruikbaar alternatief zijn om de vragen over openheid en interoperabiliteit helder te maken en deze scherper te formuleren richting platformleveranciers. Hierbij is het zaak om de functionele wensen zo goed mogelijk in kaart te brengen. Een eerste stap daarbij is het opstellen van een globaal functioneel overzicht van het beoogde platform met de bij het project betrokken vraagpartijen. Nadat met de betrokkenen bij het project een dergelijk overzicht van gewenste platformfuncties is opgesteld, kunnen aan de hand van deze ‘praatplaat’ de verschillende functies verder worden uitgewerkt. Dit kan het beste gebeuren aan de hand van zogenaamde ‘use cases’, die beschrijven wie de desbetreffende platformfunctie gebruikt en welke stappen hierbij worden doorlopen. Zo krijgt men meer zicht op de concrete wensen van
6/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
de betrokkenen. Ook de interoperabiliteitsvraagstukken worden zo voor niet technisch ingestelde betrokkenen beter hanteerbaar. Leveranciers worden hierdoor met concretere vragen geconfronteerd. Adviezen aan gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties liggen daarnaast vooral op het terrein van samenwerking, bv. door het opstellen van een gemeenschappelijk overzicht van wenselijke functies, sturen op de mogelijkheid van hergebruik van applicaties tussen portalen, leren van elkaars modellen van samenwerking met platformleveranciers en/of gezamenlijk inzetten van onafhankelijke ICT-deskundigheid. Aan leveranciers wordt aanbevolen om platformen zodanig in te richten dat platformdiensten ook door andere leveranciers kunnen worden aangeboden en op verschillende platformen kunnen draaien. Ook meer samenwerking tussen leveranciers op het gebied van interoperabiliteit en standaardisatie kan voor afnemers gunstig zijn, zonder dat het de concurrentiekracht aantast.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
7/53
2.
Inleiding
Zo lang mogelijk zelfstandig thuis wonen, met alle gemakken en zorg in de buurt. Dat is de wens van veel ouderen en chronisch zieken. De vergrijzing en ontgroening en de impact ervan op de gezondheidszorg maken van deze wens een noodzaak. Zorg-, gemak- en comfortdiensten via ICT helpen om dit mogelijk te maken. Ook draagt deze ‘Slimme Zorg’ een belofte in zich van kostenefficiëntie en vergroting van de zelfstandigheid van ouderen: zo lang mogelijk zelf aan het roer kunnen staan. Dit vereist echter een vorm van sociale innovatie: het creëren van bewustzijn, draagvlak en vaardigheden bij de eindgebruikers (ouderen, chronisch zieken, mantelzorgers en professionals). Maar ook het ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsvormen en werkprocessen tussen alle betrokken partijen. Daarbij gaat het om organisaties voor welzijn, wonen en zorg, (lokale) overheden, verzekeraars en het bedrijfsleven. Deze samenwerking komt niet automatisch tot stand. Bovengenoemde organisaties moeten zelf de toegevoegde waarde van hun diensten (of technologieën) kunnen benoemen. En op basis daarvan hun rol in de zorg-, welzijns- of veiligheidsketen innemen. Juist het netwerk tussen de verschillende bedrijven moet voldoende flexibel zijn: er is specialisatie nodig op verschillende gebieden, zoals bijvoorbeeld leveranciers van huis-automatisering (‘domotica’), voldoende technisch onderlegde installateurs, leveranciers van netwerktechnologie, system integrators die zich verantwoordelijk voelen voor integrale oplossingen (met name voor intramurale oplossingen). Openheid van systemen en leveranciersonafhankelijkheid is hierbij enorm belangrijk. Evenals interoperabiliteit tussen systemen die informatie (zoals videogesprekken, telemedicine, alarmering) delen tussen eindgebruiker en dienstverlener. In dit rapport brengen we het Slimme-Zorg landschap in Noord-Brabant in kaart vanuit een helicopterview. Binnen de beschikbare tijd konden de onderzoekers niet alle leveranciers, woningcorporaties, zorginstellingen en gemeenten persoonlijk spreken. Dit rapport richt zich dan ook niet op het bieden van een overzicht van alle bestaande platformen. We concentreren ons vooral op de openheid van Slimme Zorg platformen (Hoofdstuk 4), gevolgd door een typering van de verschillende platformen (Hoofdstuk 5). Deze typering beschrijft het spanningsveld tussen functionaliteit en openheid van platformen. In Hoofdstuk 6 ligt de nadruk op interoperabiliteit. Dat gaat over het kunnen delen van informatie tussen deelsystemen in een zorgplatform, of tussen zorgplatformen en bijvoorbeeld zorgcentrales; of bijvoorbeeld bloeddrukmeters die automatisch hun meetgegevens in patiëntendossiers bewaren. Een tweede doel van het onderzoek is het bieden van methoden en technieken om inkopers te ondersteunen bij hun keuze voor bepaalde platformen. In Hoofdstuk 7 van dit rapport wordt een aanpak gepresenteerd op basis van zogenaamde use-cases. Hiermee kunnen dienst-specifieke processen worden geanalyseerd, waardoor concrete eisen aan leveranciers kunnen worden geformuleerd. In het laatste hoofdstuk, Hoofdstuk 8, wordt de specifieke rol van de verschillende stakeholders geanalyseerd, inclusief aanbevelingen die relevant zijn voor die rol. De bijlagen plaatsen de
8/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
resultaten in kader van Europees en Nederlands beleid op het gebied van zorg op afstand en standaardisatie. Meer informatie over het Slimme Zorg programma is te vinden op het sociale netwerk Pleio1.
1
https://slimmezorg.pleio.nl
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
9/53
3.
Doelstellingen en aanpak van het onderzoek
In het kader van het programma ‘Slimme Zorg’ worden in Noord-Brabant in een toenemend aantal gemeenten platformen uitgerold waarmee diensten worden aangeboden waardoor ouderen en andere kwetsbare groepen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Het gaat hier in de meeste gevallen om een combinatie van diensten die zowel het welzijn van ouderen als de zorg voor ouderen ondersteunen. De provincie Noord-Brabant heeft Novay en Nictiz gevraagd om deze platformen te evalueren met betrekking tot hun openheid en interoperabiliteit. Dit hoofdstuk beschrijft de concrete doelstellingen en de onderzoeksaanpak. 3.1
Doelstellingen
De doelstellingen van dit onderzoek zijn drieledig: 1. Analyse van de openheid en interoperabiliteit van een (door de provincie geselecteerd) aantal platformen voor slimme zorg. 2. Het bieden van ondersteuning aan inkopers (gemeenten, zorginstellingen, woningcorporaties) van deze platformen, met als doel om de inkopers in staat te stellen om specifieke selectiecriteria rondom functionaliteit, interoperabiliteit en openheid kunnen articuleren. 3. Het leggen van een verbinding met de landelijke en Europese ontwikkelingen op het gebied van standaardisatie en interoperabiliteit. 3.2
Aanpak van het onderzoek
De aanpak is gefaseerd: 1. Interviews met stakeholders a. In overleg met de Provincie Noord-Brabant zijn een aantal platformen voor slimme zorg geselecteerd (Domovisie, Brabant Connect, Vicasa en Gezond Thuis). De leveranciers van deze platformen zijn geïnterviewd over de functionaliteit en openheid/interoperabiliteits aspecten. Daarnaast is gesproken met stakeholders van WikiWijk, met name Thebe en de gemeente Tilburg. b. Er zijn interviews gehouden met de gemeenten Breda, Helmond, Schijndel en Tilburg om zo de rol van de gemeenten helder te krijgen. c. Er is gesproken met de zorgaanbieders Careyn en Surplus, omdat de zorgaanbieder vaak directe afnemer van een platform is. d. Er is tevens gesproken met de woningcorporatie Stadlander (Bergen op Zoom), in verband met de bouwkundige aspecten (toegang voor zorgprofessionals en mantelzorgers, veiligheid). e. Er is gesproken met zorgverzekeraar CZ om een beeld te krijgen van de positie van de zorgverzekeraar ten opzichte van platformen voor Slimme Zorg 2. De interviews zijn geanalyseerd op de aspecten interoperabiliteit en openheid, en verwerkt in een tussenrapportage. Deze tussenrapportage is besproken in een intervisiebijeenkomst waar een zestiental stakeholders (leveranciers, gemeenten, landelijke overheid, zorgaanbieders, woningcorporaties) aanwezig waren.
10/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
3. De feedback van deze intervisiebijeenkomst is verwerkt in materiaal voor een workshop die (tweemaal) is gehouden tijdens het Spinoff Event ‘Slimme Zorg’ in Den Bosch. 4. Tevens is er een analyse gemaakt van het beleid en de activiteiten met betrekking tot ICToplossingen voor langer thuiswonen in Nederland en Europa, met name wat betreft openheid en standaardisatie. Dit is gedaan aan de hand van desk-research en interviews met landelijke en Europese stakeholders, te weten Actiz, Vilans, ZonMw, Zorgverzekeraars Nederland, het ministerie van VWS en het Directoraat Generaal Gezondheid en Consumentenbescherming van de EU. Dit rapport is geen procesverslag over het onderzoek van de auteurs, maar veel meer een analyse van de belangen van elk van de stakeholders in relatie tot functionaliteiten en openheid van de verschillende platformen voor slimme zorg.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
11/53
4.
Openheid van slimme zorg platformen
Openheid heeft te maken met de mogelijkheden om, na aanschaf van een bepaald product of dienst, aan dat product of die dienst nieuwe functionaliteit toe te voegen of bestaande functionaliteit te vervangen. Een sprekend voorbeeld hiervan is de PC: de meeste PCs zijn uitgerust met USBkoppelvlakken, waarmee eenvoudig nieuwe hardware, zoals bijvoorbeeld een printer, een extra harde schijf, of een webcam kan worden toegevoegd aan je PC. En dat kun je zelf doen, zonder medewerking van de leverancier van de PC. Eén van de kernvragen voor dit hoofdstuk is hoe het zit met de openheid van slimme zorg platformen. Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden moeten we eerst het begrip ‘openheid’ goed definiëren. Bovendien kijken we ook naar de soorten diensten die geleverd worden via het desbetreffende slimme-zorg platform. 4.1
Openheid
Een open systeem in de ICT-betekenis van het woord2 is een systeem dat interoperabiliteit en platformonafhankelijkheid mogelijk maakt door een volledige specificatie van zijn interfaces. Zo’n volledige interface-specificatie wordt gestandaardiseerd door bijvoorbeeld de IETF (www.ietf.org: Internet protocollen), W3C (www.w3c.org: web-protocollen), ETSI (www.etsi.org: telecommunicatie), enzovoorts. Veelal zijn dit open standaarden. Maar het doel van deze specificaties is het realiseren van interoperabiliteit en platformonafhankelijkheid. Deze termen lichten we eerst toe. 4.1.1
Platformonafhankelijkheid
Om een grotere markt te kunnen bedienen is het voor ontwikkelaars van slimme-zorgdiensten belangrijk om meerdere platformen te ondersteunen. Met het woord platform wordt hier de combinatie van hardware en operating systeem (zoals Microsoft Windows, of Apple iOS of Android), inclusief het aanbieden van programmeerhulpmiddelen voor het realiseren van applicaties bedoeld.
App
App
Native Application
Platform
Service
Platform
Hardware (sensoren, netwerk, UI, …)
Figuur 1. Platform architectuur
2
Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Open_systeem
12/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
In bovenstaand plaatje staat het platform centraal. Het platform integreert verschillende hardware elementen (zoals medische sensoren, een scherm, netwerkvoorzieningen, rekenkracht, geheugen, videocamera’s, enzovoorts), en biedt applicatie-onafhankelijke voorzieningen (bijvoorbeeld het opzetten van een videoverbinding of het uitlezen van sensoren) via Applicatie Programming Interfaces (API’s) waarmee derde partijen nieuwe diensten kunnen realiseren. Daarnaast bieden een aantal platformen de mogelijkheid om zogenaamde ‘apps’ te installeren (via een AppStore of Market van een leverancier), of om nieuwe applicaties zelf te installeren. Ook kunnen platformen services aanbieden; bijvoorbeeld het bieden van toegang tot informatie van buiten het huis. Door het gebruik van goed gedefinieerde koppelvlakken tussen de verschillende systeem-componenten wordt het voor ontwikkelaars van applicaties mogelijk om gebruikers van verschillende hardware platformen te voorzien van dezelfde nieuwe functionaliteit. Dat kunnen hardware koppelvlakken zijn (USB-poorten, HDMI-aansluitingen), maar ook draadloze systemen (Bluetooth, Wifi, Zigbee). Via deze koppelvlakken kan de functionaliteit van het platform door de eindgebruiker uitgebreid of verbeterd worden. De softwarematige koppelvlakken (API’s; Application Programming Interfaces) ondersteunen de integratie van nieuwe applicaties in het systeem. Applicaties maken gebruik van de platform API’s die door het besturingssysteem worden aangeleverd, en waardoor applicaties indirect gebruik kunnen maken van de faciliteiten van de hardware (scherm, muis, disk, operating systeem, netwerk, enz.). Vaak wordt tussen de applicaties en het platform nog het “applicatieplatform” gedefinieerd: een verzameling componenten met API’s waarmee efficiënt nieuwe applicaties ontwikkeld kunnen worden door hergebruik van basisfuncties. Dit is geïllustreerd in Figuur 2. Soms is de laag van het applicatieplatform niet aanwezig. Dat leidt tot een sterke koppeling tussen de applicaties en het platform, wat betekent dat de applicatie-leverancier meer inspanningen moet leveren om zijn applicatie beschikbaar te stellen op meerdere platformen, dan wel dat applicatie en platform zo sterk gekoppeld dat ze eigenlijk niet goed te onderscheiden zijn. Dat maakt het dan moeilijker om de applicaties te vervangen door de applicaties van een andere leverancier.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
13/53
Figuur 2. Relatie tussen applicaties, applicatieplatform en technisch platform
Het streven naar platformonafhankelijkheid van applicaties is belangrijk voor zowel platformleveranciers als ontwikkelaars van applicaties, omdat beiden zo een grotere markt kunnen realiseren. Met als belangrijkste nadeel voor de leveranciers dat de concurrentie tussen de platform-leveranciers en de concurrentie tussen applicatie-leveranciers vergroot wordt. Het ontstaan van dit soort concurrentie is wel een belangrijk signaal voor een meer volwassen (consumenten)markt. 4.1.2
Interoperabiliteit
Het concept interoperabiliteit heeft veel dimensies: het kan gaan over de specificaties van de gebruikte draadloze netwerktechnologie, maar ook over de structuur van de informatie (‘syntax’), of de betekenis (‘semantiek’) van de informatie in een bepaalde, specifieke, context. Interoperabiliteit wordt bevorderd als de betrokken systemen dezelfde standaarden ondersteunen. Welke specifieke standaarden daarbij van belang zijn, hangt af van het type systemen en het soort koppeling dat gewenst is. In het kader van deze studie zijn globaal drie systeemtypen relevant, die vaak gecombineerd voorkomen: Telehealth/telemonitoring systemen die de gegevens van sensoren verzamelen en doorgeven naar een centrale eenheid; hierbij gaat het vooral om interoperabiliteit die wordt bereikt door toepassing van open standaarden op het gebied van sensoren (healthmonitoring, veiligheid); Videocommunicatie-systemen; hierbij gaat het om toepassen van standaarden voor communicatie (videobellen, alarmering); Webgebaseerde portalen; hierbij is vooral de interoperabiliteit op het niveau van zorgprocessen van belang en zijn standaarden nodig voor o.a. mantelzorgnetwerken en agendering.
14/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
De integreerbaarheid van sensoren in een slimme-zorg platform is vooral een ‘technisch platform’ discussie: de juiste technische ‘drivers’(stuurprogramma) moeten aanwezig zijn in het platform, en de API’s van het platform (zie vorige paragraaf) moeten die sensoren ondersteunen. De meest voor de hand liggende partij die dat kan realiseren is de platform-leverancier. Platformen die geschikt zijn voor telehealth (het op afstand meten van gezondheids-data) worden typisch ook uitgerust met faciliteiten voor videocommunicatie met zorgprofessionals, en moeten uitgerust zijn met faciliteiten voor het versleuteld versturen van fysiologische data naar de juiste zorgorganisatie of het juiste zorgportaal (wellicht ook persoonlijke portalen als Microsoft HealthVault). Hier is dus duidelijk dat de verschillende systeemtypen vaak gecombineerd worden. Voor wat betreft communicatiediensten is het videobellen de grootste bron van frustratie bij klanten van een slimme-zorg platform. Platformen gebruiken niet altijd dezelfde videocommunicatiestandaarden. In de praktijk komen we zowel gesloten Skype-gebaseerde oplossingen als open SIP-gebaseerde oplossingen en Google/Jabber oplossingen tegen. De meeste andere diensten zijn webgebaseerd (informatiediensten, web-2.0, lokale informatie en besteldiensten). Alle bestaande platformen die we in het Slimme Zorg programma hebben gezien kunnen zonder technische problemen webgebaseerde diensten accommoderen. Er kunnen wel integratieproblemen van niet-technische aard zijn, zoals het moeilijk combineerbaar zijn van verschillende presentatieconcepten van afzonderlijke webtoepassingen. 4.2
Groei naar meer openheid
Systemen evolueren. Door meer functionaliteit toe te voegen, of door zich te specialiseren op specifieke speerpunten. Eén van die speerpunten kan ook zijn om juist de openheid van het systeem te vergroten om daarmee expliciet een rol in de keten van dienstenaanbieders te pakken. Er zijn immers verschillende gradaties van openheid; een soort openheid-maturity model: Delen van het platform worden (evt tegen betaling) vrijgegeven tbv uitbreidingen
Structurele samenwerking met geselecteerde partners
Ad-hoc koppelingen op verzoek
Actief bouwen aan een open gemeenschap (appstores, cursussen) Gepubliceerd raamwerk met uitbreidingsinstructies
Figuur 3. Groei naar meer openheid
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
15/53
visualiseert een groeipad voor platformleveranciers. Veel van de huidige platformleveranciers leveren op dit moment een totaaloplossing (zoals Viedome, Brabant Connect, PAL4). Echter, om te groeien is het verstandig om te focusseren op de eigen kerncompetenties. Dat kan zijn op platform-niveau (zie vorige paragraaf), of juist op het niveau van applicaties. Voor platformaanbieders kan het een goede strategie zijn om standaardfaciliteiten (beeldbellen, alarmering, ondersteuning om zelf applicaties te configureren in een webbrowser) efficiënt te implementeren, en te partneren met individuele dienstaanbieders of andere strategische partners. Dat biedt kansen voor focus, in een groeiende markt. Figuur 3
Het plaatje in Figuur 3 visualiseert zo’n groeipad. Een logisch model is om eerst samenwerking te zoeken met geselecteerde partners. Bijvoorbeeld Domovisie3, die afspraken heeft gemaakt met Fifthplay over het gebruik van hun gateway te gebruiken. Een volgende stap is licensering van het platform aan derden. Dat leidt tot schaalvergroting bij de platformeigenaar en biedt kansen voor derde partijen om sneller de markt te betreden, bijvoorbeeld door specifieke ‘niche’ diensten te ontwikkelen op basis van een ander platform. De derde stap is het publiceren van de API’s waardoor willekeurige leveranciers nieuwe diensten of producten kunnen ontwikkelen op basis van de API’s van de platformleverancier. Dat lijkt sterk op het Microsoft Windows model. Dit kan, door de platformleverancier of door derde partijen, uitgebreid worden door het geven van cursussen en creëren van communities.
3
www.domovisie.nl
16/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
5.
Typering van platformen voor slimme zorg
Het is niet eenvoudig om de diverse platformen voor slimme zorg te classificeren. De onderlinge verschillen zijn groot. In dit hoofdstuk introduceren we eerst een classificatie van slimme-zorg platformen , gevolgd door een classificatie van de diensten die geboden worden via die platformen. 5.1
Classificatie van platformen voor slimme zorg
We hebben de platformen geclassificeerd naar de dimensies ‘openheid’ en ‘toenemende functionaliteit’. Deze classificatie houdt overigens geen waarde-oordeel in. Afhankelijk van de gebruikersbehoefte en de toepassingscontext kan men tot een verschillende keuze komen. De gegeven voorbeelden van de classificering van platformen zijn gebaseerd op de indrukken die zijn verkregen in de gesprekken met platformleveranciers, gemeenten, zorgaanbieders en woningcorporaties. Een gedetailleerde technische analyse van de systeemarchitectuur van elk van de platformen was binnen het kader van dit onderzoek niet haalbaar; de classificatie is dus van de auteurs. Toenemende functionaliteit One-stop shop
Community platform
Niche platform
Herbruikbare / inplugbare component Toenemende openheid
Figuur 4. Classificatie van Slimme Zorg platformen
Deze classificatie levert vier kwadranten op: 1. Niche platform. Dit zijn platformen die gericht zijn op het aanbieden van een geïntegreerd systeem met heel specifieke functionaliteit. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het toegangssysteem dat door Stadlander wordt uitgerold ten behoeve van toegang tot hun woningen. Hiermee kunnen zowel mantelzorgers, familieleden als zorgprofessionals geautoriseerd toegang krijgen tot de woningen van zorgbehoevenden. Die autorisatie wordt gemonitord en ingesteld door Stadlander. 2. One-stop shop. Dit zijn platformen die volledig geconfigureerd geleverd worden door één leverancier; meestal een system integrator. Denk hierbij aan Brabant Connect, Pal4, Viedome of Vicasa. Deze systemen integreren allemaal vormen van videobellen, alarmering, welzijnsdiensten en zorgdiensten. Brabant Connect is een beetje een vreemde eend in dit rijtje: hun basisplatform wordt geleverd door Mextal, en is een variant van het
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
17/53
Viedome platform. De diensten verschillen echter, en worden door Brabant Connect gerealiseerd op basis van het Viedome platform (maar dus niet met alle Viedome diensten). 3. Community platform. Dit zijn sterk webgebaseerde platformen waarin eindgebruikers idealiter zelf hun favoriete webdiensten integreren. Voorbeelden van dit soort platformen zijn de WikiWijk, Cubigo en Domovisie. Dat levert een losse integratie van de diensten op in het platform, waardoor synergie tussen de individuele diensten veelal ontbreekt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan hergebruik van digitale identiteiten, een basisinfrastructuur waarmee je uiteindelijk een digitale portemonnee kunt organiseren, of een adresboek kunt delen tussen verschillende dienstaanbieders. Dat vergroot het gebruikersgemak van diensten. 4. Herbruikbare/inplugbare componenten. Dit zijn plug-and-play componenten die, soms ook door eindgebruikers, integreerbaar zijn met bestaande platformen. Denk aan medicijndispensers, glucosemeters, of weegschalen. Dit maakt een groeipad mogelijk naar meer functionaliteiten en diensten voor ouderen thuis. 5.2
Functionele indeling
Naast de opdeling in openheid versus functionaliteit is het ook zinvol om de diensten die aangeboden worden via de diverse platformen te klassificeren. Daarvoor gebruiken we het onderstaande model: Behandeling/ verzorging / verpleging (zorg op afstand) contact met zorgcentrale contact met medische professionals buiten centrale medicatiebegeleiding / stimuleren medicijntrouw doorgeven thuismetingen (health-sensoren) gedeelde zorgplanning (bv. mantelzorgnetwerk)
Veiligheid/bewakingsdiensten contact met alarm/zorgcentrale val-, rook-, waterdetectie sensoren door zorgdienst bedienbare (w eb)camera voor noodgevallen bewakingscamera’s (buiten) sleuteldiensten (kastje) (…)
Welzijnsdiensten
gemaksdiensten
videocommunicatie (mantelzorg, familie en vrienden)
lokale evenementenagenda’s (lokale) radio/televisie
Sociale netw erken e-mail chatservice
gemeentelijke diensten (bv. bibliotheek) besteldiensten (bv. supermarkt) spellen
wekdiensten, ‘goedemorgen-dienst’
recepten (…) gezondheidsinformatie
(…) centrale bediening schakelaars (deuren, ramen, gordijnen etc.) (…)
Figuur 5. Classificatie van diensten voor slimme zorg
Bovenstaande figuur laat duidelijk de verschillende categorieën diensten zien. Niet alle soorten diensten zijn beschikbaar op alle platformen. De grootste gemene deler is zo dat het gros van de
18/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
platformen welzijnsdiensten in combinatie met videobellen en een bepaalde vorm van alarmering ondersteunt. 5.2.1
Zorg-gerelateerde diensten
Dit zijn diensten die een directe relatie met de zorgprocessen hebben. Denk hierbij aan telemonitoring waarbij op afstand bijvoorbeeld bloeddruk of bloedsuiker waarden worden gemeten, en doorgegeven aan de zorgorganisatie (specialist, huisarts) of een persoonlijk healthportal (zoals Microsoft Healthvault). Andere voorbeelden zijn digitale medicijnuitgifte apparaten, die patiënten herinneren aan het gebruiken van medicijnen. Zorggerelateerde diensten hebben ook vaak te maken met agenda-afspraken. Bijvoorbeeld het verplaatsen van een afspraak met een zorgprofessional omdat de oudere een feestje heeft, of het ruilen van taken tussen mantelzorgers. Daar zijn in toenemende mate webgebaseerde oplossingen voor, die onderdeel vormen van het slimme-zorg platform. Het is daarbij wel belangrijk dat de agenda-afspraken makkelijk geïntegreerd kunnen worden in de agenda’s van zowel de zorgbehoevende als die van de mantelzorgers of zorgprofessionals. Gestandaardiseerde interfaces zijn essentieel. 5.2.2
Veiligheid- en bewakingsdiensten
Deze diensten ondersteunen de zelfstandigheid van ouderen door bijv. alarmknoppen. In toenemende mate wordt daar ook domotica aan toegevoegd: brandmelders, bewakingscamera’s en rook- of water sensoren. Ook sleutelbeheer is een belangrijk element: zorgprofessionals of mantelzorgers moeten toegang kunnen krijgen tot de woning van de ouderen. Dat kan via (ouderwetse) sleutelkastjes, maar hier zijn ook RFID-gebaseerde oplossingen voor beschikbaar waarmee zorgprofessionals altijd toegang kunnen krijgen tot de woningen van hun cliënten. Bij de selectie van oplossingen voor veiligheid is het belangrijk dat de communicatiemiddelen en sensoren bij de zorgbehoevende naadloos samenwerken met de faciliteiten van de gecontracteerde zorgcentrale. 5.2.3
Welzijnsdiensten
In de categorie welzijnsdiensten hebben we veel sociale webdiensten geplaatst. Denk dan aan videocommunicatie, facebook toegang, sociale netwerken. Maar ook professionele services zijn denkbaar, zoals de ‘goedemorgen-service’: een belletje van de zorgaanbieder om te checken of alles goed gaat. De interactie gaat bij dit soort diensten typisch via het beeldscherm. Bij selectie van leveranciers is het belangrijk om te kijken of eindgebruikers ook hun eigen favoriete diensten eenvoudig kunnen configureren. Bijvoorbeeld de lokale nieuwssite, de kerk-TV applicatie, etcetera. 5.2.4
Gemaksdiensten
Gemaksdiensten assisteren ouderen die bijvoorbeeld beperkt mobiel zijn. Het gaat hier vooral om informatie of consumentendiensten, zoals taxidiensten of bestellingen. Maar ook incentives om
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
19/53
bijvoorbeeld culturele uitstapjes te maken, of juist informatie of entertainment (bibliotheek, TVkanalen, video-on-demand, zorg-gerelateerde informatie). De gemaksdiensten hebben vaak een betaal-component. Niet alle platformen hebben zo’n voorziening om dat al on-line te kunnen regelen. Dat kan een belangrijk criterium zijn. Ook comfort-gerelateerde diensten (verwarming, veiligheid, detectie van open ramen) vallen in deze categorie. Dit zijn vooral domotica-gerelateerde oplossingen, waarin sensoren en actuatoren een belangrijke rol spelen. Bij de inkoop daarvan is de keuze uit de vele standaarden een belangrijk criterium. In het volgende hoofdstuk wordt onder meer aan dat aspect aandacht besteed.
20/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
6.
Interoperabiliteit en standaardisatie
Interoperabiliteit is een belangrijk aandachtspunt voor slimme-zorg platformen. Immers, er zijn veel verschillende platformen beschikbaar. Elk van deze platformen biedt een bepaalde hoeveelheid diensten aan. Een overzicht van diensten die vaak beschikbaar zijn staat in het vorige hoofdstuk. Echter, niet alle platformen hebben dezelfde technologie gekozen, waardoor uiteindelijk interoperabiliteitsproblemen kunnen ontstaan. In dit hoofdstuk komen de volgende problemen aan de orde:
Beeldbellen. Er
zijn meerdere systemen beschikbaar voor beeldbellen. Veel gebruikt zijn Skype en SIP, maar die zijn niet interoperabel. Huis-automatisering. Dat gaat over sensor-technologie ten behoeven van de automatisering van alarmmeldingen, voor comfort-diensten of bijvoorbeeld energiemanagement. Er bestaat een wildgroei aan producten, die veelal niet gekoppeld kunnen worden. Telezorg. Met name het in-huis monitoren van fysiologische data, en het veilig doorsturen van die data naar professionele zorgorganisaties en/of persoonlijke databases zijn kernfunctionaliteiten voor de telezorg markt. De Continua Health Alliance is actief in het realiseren van open standaarden voor dit veld. Zorgprocessen. De kern hiervan is dat er steeds meer flexibiliteit in de afspraken van zowel zorgprofessionals als mantelzorgers te zien is. Het is belangrijk dat dit soort wijzigingen ook automatisch doorgevoerd worden in de zorgprocessen en in de agenda’s van de mantelzorgers.
In de volgende paragrafen kijken we in iets meer detail naar deze interoperabiliteitskwesties. 6.1
Beeldbellen
Videobellen is een van de populairste diensten die eigenlijk in vrijwel alle platformen terugkomen. Voor beeldbellen bestaan een aantal oplossingen: Skype. De kern van dit systeem is videobellen via Internet. Dat wordt gratis aangeboden; alleen voor bellen met telefoon-abonnees worden kosten in rekening gebracht. De technologie van Skype4 is geheim. Het is niet mogelijk om via Skype videoverbindingen op te zetten met gebruikers van een van de andere systemen. Het voordeel van Skype is dat je gratis kunt videobellen met andere Skype abonnees, en dat de applicatie door veel mensen is geïnstalleerd op mobiele telefoons, tablets en PCs. SIP SIP is een open standaard5 die geratificeerd is door de Internet Engineering Task Force. Hiermee kunnen gesprekken tussen meerdere partijen gevoerd worden. Met daarin video, chat-verbindingen, presentaties, spraak, enzovoorts. En met koppelingen naar het ‘gewone’ telefoonnet. SIP wordt ook gebruikt voor digitale telefonie via ADSL, de kabel of glasvezelnetwerken. Een aantal slimme zorg platformen gebruiken SIP technologie voor 4 5
http://www.skype.com/ http://datatracker.ietf.org/doc/rfc3261/
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
21/53
videobellen. Het voordeel van SIP is dat je ‘gewoon’ kunt bellen met andere telefoon/videofoon-abonnees via het Internet, en dat je onder hetzelfde nummer op meerdere apparaten bereikbaar bent. Het nadeel van SIP is dat het uit de telefoonwereld komt, en ook een telefonie-gebaseerd businessmodel kent (abonnementen, kosten per minuut). Verbindingen waarbij alle deelnemers hun internet-aansluiting gebruiken zijn overigens ook gratis bij SIP. H323 Dat is een voorloper van SIP, die eigenlijk ontwikkeld is voor ISDN netwerken. H3236 is ook een open standaard. Het wordt steeds minder vaak gebruikt met name door de opkomst van SIP. XMPP XMPP7 is van origine een standaard voor het delen van presence-informatie (wie is online?). Het is een uitbreidbaar systeem, en wordt dan ook regelmatig gebruikt om synchrone (voice, video) diensten op te zetten. H264 is eigenlijk bedoeld voor video-conferencing toepassingen met hoge kwaliteit (HD-Video). H2648 specificeert hoe je video moet coderen binnen bijvoorbeeld SIP-sessies. Door voortschrijdende technologische ontwikkeling zou deze technologie uiteindelijk ook in slimme-zorg platformen gebruikt kunnen gaan worden. Bij de huidige generatie slimme-zorg platformen wordt eigenlijk altijd gekozen voor Skype en/of SIP gebaseerde oplossingen. Het zou een goede oplossing zijn wanneer platform zowel Skype als SIP gebaseerde communicatieoplossingen zouden faciliteren. Via een slim telefoonboek kan dan automatisch de juiste manier van beeldbellen worden gekozen. 6.2
Domotica
De domotica markt is traditioneel erg versnipperd. Er zijn vele communicatiestandaarden en aansluit(on)mogelijkheden van sensoren (valdetectie, alarmering, rook, licht) en actuatoren (deuren en ramen openen/sluiten, thermostaten, …). Sinds enkele jaren is de KNX standaard9 in opkomst. KNX is geaccepteerd als open standaard voor het aansturen van domotica-apparatuur. Het bouwt verder op industriestandaarden als EIB, EHS en BatiBUS, waarmee zowel de functies van de gekoppelde apparaten en de connectiviteit met die apparaten automatisch herkend en gebruikt kunnen worden door KNX-gecertificeerde componenten. 6.3
Telecare
Ook telecare was een pioniersmarkt waar veel mobiele-telefoon gebaseerde en in-huis systemen zijn ontwikkeld. De Continua Health Alliance10 heeft recentelijk een significant aantal spelers in http://www.itu.int/rec/T-REC-H.323/e http://tools.ietf.org/html/rfc6120 8 http://www.itu.int/rec/T-REC-H.264 9 http://www.knx.org/ en ISO/IEC 14543-3, ANSI/ASHRAE 135, CENELEC EN 50090 en CEN EN 13321-1 10 http://www.continuaalliance.org 6 7
22/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
deze markt bij elkaar gebracht waarmee gezamenlijk aan standaarden voor dataformaten en communicatieoplossingen wordt gewerkt, die als open standaarden door bestaande standaardisatieorganisaties worden geratificeerd. Een overzicht van de scope van Continua voor persoonlijke zorg staat in het plaatje hieronder.
Figuur 6. Continua-architectuur
Op dit moment zijn er al verschillende Continua-compliant apparaten op de markt. Echter, de hoeveelheid apparaten is nog niet zo groot dat je er vanuit kunt gaan dat voor een willekeurige sensor een Continua-gecertificeerd product beschikbaar is. Deze architectuur wordt door steeds meer leveranciers ondersteund. 6.4
Ondersteuning van thuiszorgprocessen
Vanuit thuiszorg is met name agendering van de zorg belangrijk: wie komt wanneer wat doen. Van zorgprofessionals en mantelzorgers wordt in toenemende mate een flexibele inzet verwacht. Daarvoor bestaan verschillende, vaak web-gebaseerde, oplossingen waarmee zorgcliënten hun wijzigingen in de vraag kunnen registeren. Voor dit soort systemen is het belangrijk dat de (wijzigingen in de) zorgtaken automatisch verwerkt worden in de persoonlijke agenda’s van de zorgprofessionals/mantelzorgers. Het is belangrijk dat hiervoor open standaarden worden gebruikt. De relevante standaard hiervoor is iCalendar11. Deze standaard wordt door vrijwel alle mobiele telefoons en agenda-systemen ondersteund.
11
http://tools.ietf.org/html/rfc5545
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
23/53
7.
Handvaten voor de keuze uit slimme zorg platformen
Uit de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden dat vanwege de verschillende platformtypen een groot aantal verschillende technische standaarden relevant is voor slimme zorg platformen, waaronder algemene internetstandaarden, standaarden voor webportalen, videocommunicatie, draadloze netwerkcommunicatie, uitlezen van sensorgegevens etc. Zonder gedetailleerde technische kennis is hierop moeilijk te sturen. Zorgaanbieders en gemeenten beschikken in het algemeen niet over deze gedetailleerde technische kennis. Daarnaast spelen vragen over openheid op veel verschillende niveaus (organisatie, proces, applicatie, techniek), waardoor het belangrijk is om vragen over openheid concreet en specifiek te maken. Het eisen van een ‘open platform’ bij platformselectie is daardoor een te algemeen en onvoldoende middel om interoperabiliteitsproblematiek in de praktijk te voorkomen. Zeker voor minder technisch georiënteerde partijen kan een benadering vanuit het perspectief van gewenste functionaliteit een bruikbaar alternatief zijn om de vragen over openheid en interoperabiliteit helder te maken en deze scherper te formuleren richting platformleveranciers. Hierbij is het zaak om de functionele wensen zo goed mogelijk in kaart te brengen. Een eerste stap daarbij is het opstellen van een globaal functioneel overzicht van het beoogde platform met de bij het project betrokken vraagpartijen. Een dergelijk overzicht dient als ‘praatplaat’ om samen met de betrokkenen bij het project een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de functies die het platform moet gaan bieden. Een voorbeeld van een dergelijke praatplaat is hieronder weergegeven in Figuur 7. Uiteraard hangt de inhoud van het diagram af van de gewenste platformfuncties. Behandeling/ verzorging / verpleging (zorg op afstand) contact met zorgcentrale contact met medische professionals buiten centrale medicatiebegeleiding / stimuleren medicijntrouw doorgeven thuismetingen (health-sensoren) gedeelde zorgplanning (bv. mantelzorgnetwerk)
Veiligheid/bewakingsdiensten contact met alarm/zorgcentrale val-, rook-, waterdetectie sensoren door zorgdienst bedienbare (w eb)camera voor noodgevallen bewakingscamera’s (buiten) sleuteldiensten (kastje) (…)
Welzijnsdiensten
gemaksdiensten
videocommunicatie (mantelzorg, familie en vrienden)
lokale evenementenagenda’s (lokale) radio/televisie
Sociale netw erken e-mail chatservice wekdiensten, ‘goedemorgen-dienst’
gemeentelijke diensten (bv. bibliotheek) besteldiensten (bv. supermarkt) spellen recepten
(…) gezondheidsinformatie
(…) centrale bediening schakelaars (deuren, ramen, gordijnen etc.) (…)
Figuur 7: een globaal functioneel overzicht van platformfuncties vormt een bruikbare 'praatplaat'
24/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
In dit voorbeeldoverzicht is de functionaliteit ingedeeld in vier categorieën, die is afgeleid van de checklist zorg op afstand van Actiz12 en in grote lijnen aansluit bij de Slimme Zorg platformen in Noord-Brabant. In de rechterkolom staan gemaksdiensten, die gericht zijn op het gemak, informatievoorziening en maatschappelijke betrokkenheid. Domotica-functies zijn ook in deze kolom opgenomen (in het voorbeeld van centrale bediening van schakelaars), maar zouden eventueel als aparte categorie kunnen worden opgenomen, omdat hierbij vaak andere technieken zijn betrokken dan bij de overige diensten in de kolom. De kolom welzijnsdiensten bevat platformdiensten die gericht zijn op communicatie met familie, vrienden en mantelzorgers, maar ook diensten die typisch geleverd worden vanuit een zorgaanbieder, zoals het voorbeeld van de ‘goedemorgendienst’. In de kolom veiligheids/bewakingsdiensten zijn de typische alarmeringsdiensten opgenomen, maar ook het voorbeeld van sleuteldiensten, waardoor hulpverleners of mantelzorgers toegang tot een woning kunnen krijgen in geval van nood. In de kolom behandeling / verzorging / verpleging op afstand staan voorbeelden van diensten die in het algemeen gerekend worden onder de term ‘telehealth’ zoals bv. het doorgeven van thuismetingen (bloeddruk, gewicht etc.) in het geval van thuismonitoring van chronische ziekten. Nadat met de betrokkenen bij het project een dergelijk overzicht van gewenste platformfuncties is opgesteld, kunnen aan de hand van deze ‘praatplaat’ de verschillende functies verder worden uitgewerkt. Dit kan het beste gebeuren aan de hand van zogenaamde ‘use cases’, die beschrijven wie de desbetreffende platformfunctie gebruikt en welke stappen hierbij worden doorlopen. Een use case kan worden gezien als een gestructureerde scenariobeschrijving. Er bestaan verschillende manieren om een use case vast te leggen, hiervoor bestaat dus niet één standaard methodiek. Het is verstandig om hiervoor een sjabloon op te stellen, zodat het documenteren binnen een project op een gestandaardiseerde manier plaatsvindt. Globaal komen hierbij meestal de volgende onderwerpen aan de orde. Naam van de use case Doel Actoren Startvoorwaarden Hoofdscenario
Eventuele alternatieve scenarios
12
Een korte duidelijke naam die de kern van de use case weergeeft Het doel dat de gebruiker wil bereiken door de stappen in de use case te volgen Wie zijn de gebruikers die met het te beschrijven systeem interacteren in deze use case? Zijn er bepaalde zaken waarvan wordt uitgegaan wat betreft de situatie aan het begin van de use case? Een stap voor stap beschrijving van de interactie van de gebruiker(s) met het systeem om het doel van de use case te bereiken (zo veel mogelijk in algemene zin beschreven, zodat de use case niet van één systeem afhankelijk is) Belangrijke afwijkingen die voorzien zijn van het hoofdscenario (bv. als er een voorspelbare fout optreedt)
Actiz / Stichting Herrie.nu; Strategische checklist zorg op afstand; publicatie 08.017, 2008.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
25/53
Eindvoorwaarden Zakelijke regels Aantekeningen
Wat is de verwachte situatie aan het eind van de use case? Welke regels zijn van invloed op de werking van de use case (bv. regels op het gebied van privacy van de cliënt) Eventuele aanvullende informatie, waaronder eventuele wensen of zorgen op het gebied van interoperabiliteit
Om het scenario helder te krijgen, is het goed om algemene vragen af te lopen zoals wie, wat, waar, hoe, wanneer en waarmee. Het maken van de use case is bij voorkeur geen papieren exercitie, maar een gezamenlijke brainstorm-actie in een workshop, waarvan de resultaten worden vastgelegd. Aan de hand van de use cases kan vervolgens worden bezien of er concrete interoperabiliteitsvraagstukken verbonden zijn aan het beschreven scenario. Ook kan een inschatting worden gemaakt van de grootte van het risico als de gewenste interoperabiliteit niet kan worden bereikt. Een eenvoudig voorbeeld van een use case kan worden gegeven aan de hand van de functie ‘gedeelde zorgplanning (bv. mantelzorgagenda)’ (onderaan eerste kolom). Het gaat bij dit voorbeeld niet om de exacte uitwerking, maar om het duidelijk maken van de methodiek. Dit voorbeeld gaat uit van een fictief systeem dat zorgtaken verdeelt en waarop mantelzorgers zich via een agenda kunnen intekenen. Naam van de use case Doel
Actoren Startvoorwaarden Hoofdscenario
Eventuele alternatieve scenarios Eindvoorwaarden
26/53
Mantelzorger raadpleegt gedeelde mantelzorgagenda Een mantelzorger kan in een gedeelde agenda zien welke taken er zijn gemaakt met betrekking tot de zorgvrager. De mantelzorger kan zich intekenen voor taken en deze taken worden dan overgenomen in de eigen agenda. Mantelzorgers die samen de zorg voor een bepaalde zorgvrager delen. Er zijn zorgtaken vastgelegd in de agenda waarop mantelzorgers kunnen intekenen. De mantelzorger krijgt op basis van vooraf ingestelde rechten toegang tot de gedeelde agenda van de zorgvrager. De mantelzorger bestudeert de openstaande taken De mantelzorger schrijft zich in voor de taken die hij/zij van plan is uit te voeren De mantelzorger krijgt een overzicht van de taken waarvoor hij/zij zich heeft aangemeld, en kan dit overnemen in de eigen agenda buiten het mantelzorgsysteem. Niet van toepassing De mantelzorger heeft zich ingeschreven voor de gewenste taken en
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Zakelijke regels Aantekeningen
heeft een overzicht gekregen om over te nemen in de eigen agenda Per taak wordt vastgelegd hoeveel personen zich hiervoor kunnen inschrijven. Het is wenselijk dat mantelzorgers een automatische invoer kunnen doen in hun eigen elektronische agenda. Er moet daarom een exportformaat zijn dat compatibel is met veelgebruikte elektronische agenda’s waaronder tenminste Microsoft Outlook en Apple iCal.
In dit vereenvoudigde voorbeeld is in de sectie aantekeningen specifiek benoemd welke concrete wensen er zijn ten aanzien van interoperabiliteit met andere systemen. Hierdoor kan deze interoperabiliteitseis concreet worden voorgelegd aan de leverancier van het mantelzorgsysteem en kan deze makkelijker worden getoetst. Ook is het mogelijk van te voren een risico-inschatting te maken, indien niet aan deze wens voldaan kan worden. In dit concrete geval kan het gevolg zijn dat de mantelzorger de afspraken altijd handmatig moet overnemen in de eigen agenda. De gebruiksvriendelijkheid van het systeem neemt daardoor af. Men kan besluiten dit risico al dan niet te accepteren. Door op deze wijze de verschillende platformfuncties uit te werken krijgt men veel duidelijker zicht op de concrete wensen van de betrokkenen. Ook de interoperabiliteitsvraagstukken worden zo voor niet technisch ingestelde betrokkenen beter hanteerbaar. Leveranciers worden hierdoor met concretere vragen geconfronteerd, wat discussies duidelijker maakt. Ook wordt het beter mogelijk de bijbehorende integratiekosten in te schatten.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
27/53
8.
Analyse en aanbevelingen voor belanghebbenden
In het kader van dit onderzoek naar openheid van systemen voor Slimme Zorg in de provincie Noord-Brabant hebben wij veel betrokkenheid, enthousiasme en gedrevenheid aangetroffen om aan de slag te gaan met het thema ‘langer thuis wonen’. Wij hebben gesproken met vertegenwoordigers van gemeenten, zorgaanbieders, woningcorporaties, zorgverzekeraars en platformleveranciers. In dit hoofdstuk geven we een kort overzicht van de bevindingen, waarbij we per type ‘stakeholder’ aanbevelingen geven over de wijze waarop kan worden omgegaan met het thema openheid van systemen voor Slimme Zorg. Het is duidelijk dat er verschillende opvattingen bestaan over wat onder een ‘open platform’ moet worden verstaan. Dit is met het oog op de punten die zijn behandeld in de vorige hoofdstukken van dit rapport niet onverwacht, aangezien men op verschillende niveaus over ‘openheid’ kan spreken. In veel gesprekken werd in het kader van openheid vooral gerefereerd aan het samenwerkingsmodel dat gekozen is rondom de inzet van een platform voor Slimme Zorg, waarbij het dus gaat om het concept openheid op het niveau van de organisatie. Ook tijdens de intervisiebijeenkomst werd benadrukt dat de wil tot samenwerken tussen verschillende organisaties voorafgaat aan andere vormen van integratie. Wanneer op organisatorisch vlak samenwerken niet goed mogelijk is, komt samenwerking op het niveau van het zorgproces ook niet van de grond, en draagt een discussie over openheid en interoperabiliteit van ICT-applicaties of de onderliggende technologie weinig bij. Onduidelijkheid over de mogelijkheden van de technologie kan dan een excuus worden om niet tot samenwerking te komen. Omgekeerd: waar de wil tot samenwerking bestaat is een oplossing in enige vorm haalbaar, ook wanneer dat extra investeringen vergt. Als het gaat om vormen van openheid op het niveau van ICT-applicaties en de techniek, werden wensen ten aanzien van openheid door de meeste betrokkenen vooral in algemene zin geformuleerd (platform X moet samenwerken met / worden gekoppeld aan platform Y). Er was in de meeste gevallen (nog) geen sprake van een systematische uitwerking van concrete (functionele) koppelingsvragen zoals bijvoorbeeld beschreven in hoofdstuk 7. De afstand in technische deskundigheid tussen vraagpartijen aan de ene kant (met name gemeenten en zorgaanbieders) en aanbodpartijen (leveranciers) is groot, waardoor een communicatiekloof bestaat tussen deze twee groepen. Om dit op te lossen is enerzijds nodig dat alle vraagpartijen specifieker worden in het formuleren van ‘openheids’-vragen. Anderzijds kunnen leveranciers hun systeemarchitectuur specificeren op een ook voor minder technische afnemers toegankelijke manier. Bijvoorbeeld door meer duidelijkheid geven over koppelvlakken en wel/niet ondersteunde technieken en applicaties. Hiervoor zijn heldere productspecificaties nodig, bijvoorbeeld in de vorm van technische white papers. Toegankelijke technische georiënteerde productinformatie is op dit moment niet te vinden. De rest van dit hoofdstuk bevat een analyse en aanbevelingen voor specifieke belanghebbenden. 8.1
Gemeenten
De gemeenten spelen een belangrijke rol in het bij elkaar brengen van de beleidsterreinen wonen, welzijn en zorg. Ook het landelijk beleid (zie Appendix B) is gericht op het versterken van de rol van de gemeente, om de samenhang tussen de verschillende gemeentelijke domeinen (wonen, werk, sport, welzijn, thuiszorg en ondersteuning) te bevorderen. Dit vertaalt zich ook in het verkennen van de mogelijkheden voor de inzet van ICT. Bij verschillende gemeenten zien we dan ook initiatieven op basis van webportalen, om bewoners actief bij hun wijk of dorp te betrekken. Typisch worden gemaks-, welzijns- en zorgdiensten voor
28/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
de wijkbewoners bij elkaar gebracht op één personaliseerbaar platform. Voorbeelden hiervan zijn de ‘wikiwijk’ in Tilburg, het ‘digitaal dorpsplein’ in Schijndel en het platform van Domovisie in Helmond. De verschillende initiatieven werken momenteel nog niet met elkaar samen. Gemeenten kunnen mogelijk leren van elkaars aanpak. Samenwerken zou bijvoorbeeld kunnen op de volgende punten: Opstellen van een gemeenschappelijk overzicht van wenselijke functies; een gemeenschappelijk functioneel model kan helpen elkaars oplossingen te vergelijken en op elkaar af te stemmen. Het gezamenlijk opstellen van een praatplaat en use cases zoals uitgewerkt in hoofdstuk 7 kan hierbij een concreet hulpmiddel zijn. Sturen op de mogelijkheid van hergebruik van applicaties die al voor één portaal ontwikkeld zijn op een ander portaal. Leren van elkaars modellen van samenwerking met platformleveranciers. Eventueel gezamenlijke sturingsinstrumenten ontwikkelen. Gezamenlijk inzetten van onafhankelijke ICT-deskundigheid. Gezamenlijke vraagformulering richting gemeentelijke koepelorganisaties als VNG en KING. Dit hoeft overigens niet per se te leiden tot gebruik van hetzelfde platform bij meerdere gemeenten, maar partijen kunnen wel leren van elkaars aanpak, bijvoorbeeld als het gaat om de aansturing van platformleveranciers of om de aanpak van koppelingsproblematiek. De betrokken gemeenten realiseren zich het belang van samenwerking tussen de verschillende partijen op het gebied van wonen, welzijn en zorg en sturen actief op samenwerking met zorgaanbieders en/of woningcorporaties in hun gemeente. Dit zagen wij in Breda, Helmond, Schijndel en Tilburg. In de meeste gevallen krijgt dit vorm in concrete en schriftelijk vastgelegde afspraken tussen de samenwerkende partijen. Dit is een belangrijke succesfactor, aangezien het partijen met soms tegenstrijdige belangen bij elkaar brengt en daadwerkelijke samenwerking dichterbij brengt. Dit moet geregeld worden voordat de functionaliteit en de platformtechnologie op tafel komt. Hierbij is het belangrijk voor het succes van de ingezette platformen dat ook daadwerkelijk op dienstenniveau tot nieuwe vormen van samenwerking wordt gekomen. Hiermee kan worden bereikt dat de gemeentelijke portalen meer worden dan alleen een nieuwe ‘voordeur’ voor meerdere niet-gekoppelde diensten. Zo kan het bijvoorbeeld interessant zijn om bij het aanbieden van een maaltijdservice niet uit te gaan van het afzonderlijk (ongeïntegreerd) presenteren van de verschillende beschikbare maaltijdservices, maar omeen soort vergelijkingssite te maken waarbij de keuzecriteria van de gebruiker leidend zijn voor de maaltijd waarbij hij uitkomt. In meerdere gesprekken kwam naar voren dat de gemeenten zichzelf niet zozeer zien als inkoper van platformen voor Slimme Zorg, maar meer als initiator, facilitator en bewaker van randvoorwaarden (zoals openheid van het samenwerkingsverband). Desalniettemin is het wel belangrijk dat de gemeentelijke platformen een duidelijke ‘eigenaar’ krijgen. Het ligt voor de hand dat dat een samenwerkingsverband wordt van meerdere betrokken partijen, waar met name de verantwoordelijkheden voor doorontwikkeling, aansturing van leveranciers en operationeel beheer duidelijk worden belegd. Een tweede aanbeveling is om een vorm van samenwerking (bijvoorbeeld een stuurgroep) op te richten waarin gebruikers (bv. ouderenbonden, mantelzorgverenigingen) en inkopers (bv. verschillende zorgaanbieders) van het platform inkoopeisen afstemmen. Deze eisen kunnen vanuit een functioneel perspectief worden benaderd. Er zijn diverse bruikbare documenten beschikbaar waarin hiervoor inspiratie kan worden gevonden (zie voor verwijzingen ook Appendix B). Goede voorbeelden zijn de ‘strategische checklist zorg op afstand’ van Actiz, de
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
29/53
brochure ‘zorg op afstand; hoe regel je het? Zo!’ van de NPCF en de meer algemene ‘guide for the procurement of standards based ICT’ van de EU. Bij de meeste gemeenten is weinig technische (ICT-)kennis aanwezig voor zorg en diensten op afstand. In sommige gevallen wordt onafhankelijke ICT-deskundigheid ingehuurd. Hoewel zeker van kleine gemeenten niet verwacht kan worden dat een sterke eigen ICT-deskundigheid wordt opgebouwd, valt wel aan te bevelen dat gemeenten samenwerken om de benodigde deskundigheid te identificeren en in te roepen. 8.2
Zorgaanbieders
Zorgaanbieders spelen (vanzelfsprekend) een sleutelrol in de ‘Slimme Zorg’-projecten, aangezien zij de partijen zijn die de nieuwe ICT-oplossingen daadwerkelijk moeten integreren in hun werkprocessen. Veel zorgaanbieders zijn ook al geruime tijd met deze technologieën bezig. Het blijkt dat de acceptatie van Slimme Zorg oplossingen (grotendeels) wordt bepaalt door de welzijnscomponent en veel minder door zorg-gerelateerde diensten. Zorgaanbieders constateren dat de ‘fun-factor’ (spelletjes, beeldbellen met familie) een belangrijke rol speelt bij de gebruikersacceptatie van platformen. Een sterke associatie met zorgbehoefte, zeker in extramurale context, blijkt een drempel voor de gebruikersacceptatie. Daarbij kan zich de vraag voordoen in hoeverre de zorgaanbieder van nature de aangewezen partij is om ook de ‘fun-factor’ te realiseren. Samenwerking met leveranciers van ‘content’ kan hier een mogelijkheid zijn, maar dat moet het gekozen platform dan wel toelaten. Zorgaanbieders die al langer bezig zijn om zorg op afstand in te voeren (zoals Surplus en Careyn in Noord-Brabant), hebben meestal een langere relatie opgebouwd met een platformleverancier en hebben daarbij een gezamenlijk leerproces doorlopen. De oorspronkelijke platformselectie verloopt daarbij niet altijd via een gestructureerd selectieproces; dit hangt ook samen met het innovatieve karakter van de oplossingen, waardoor zorgaanbieders een nieuw en onbekend terrein betreden. Ook kunnen zorgaanbieders geconfronteerd worden met de ‘wet van de remmende voorsprong’, in de zin dat in de afgelopen jaren technologische vernieuwingen hebben plaatsgevonden die enkele jaren geleden nog niet goed te voorzien waren, zoals de snelle opkomst van smartphones en tablet computers (zoals Apple’s iPad). In Noord-Brabant is te zien dat zorgaanbieders nu beginnen te beseffen dat samenwerking op het gebied van zorg-op-afstand oplossingen tot een win-win-situatie kan leiden. Een goed voorbeeld hiervan vinden wij de samenwerking tussen Surplus en Careyn. Er leeft een sterk besef dat een platform dat gesloten is wat betreft toetreding van nieuwe dienstverleners verdere opschaling belemmert. Openheid op organisatorisch niveau is dus tenminste zo belangrijk als openheid op het gebied van techniek. Daarbij is het ook belangrijk om te concentreren op de wijze waarop op het niveau van diensten kan worden samengewerkt, zodat de ICT-platformen op de gewenste samenwerkingsvorm kunnen worden afgestemd (proces vóór techniek). Wel wensen zorgaanbieders steeds nadrukkelijker een platform dat ook in technische zin zoveel mogelijk los staat van de onderliggende infrastructuur (bv. de keuze voor bepaalde techniek bij de eindgebruiker, zoals televisie/settopbox, PC, tablet). Ook in technische zin werken vormen van ‘lock-in’ (vastzitten aan één type technologie of leverancier) belemmerend bij opschaling. Zorgaanbieders die zich hebben verbonden aan een platform zijn daarbij bij uitstek de partij om hun leveranciers te bewegen tot samenwerking. Het is aan te bevelen dat zij hun leveranciers zo veel mogelijk sturen in de richting van platformonafhankelijkheid (dus bv. los van type PC, televisie
30/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
of tablet), zodat zoveel mogelijk diensten via een gewone browser kunnen worden geleverd en zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van vrij verkrijgbare componenten. Het is juist in deze gevallen belangrijk om samenwerking te zoeken met andere regionale zorgaanbieders om samen te zoeken naar gezamenlijke ‘wins’ en hetzelfde pakket van eisen. Eén zorgaanbieder bepleitte in een gesprek dat leveranciers gestimuleerd worden om onder gecontroleerde condities praktische koppelingen tot stand te brengen tussen hun platformen om zo openheid in de praktijk te demonstreren. Dit sluit goed aan bij initiatieven van sommige standaardisatie-organisaties zoals IHE en Continua, die regelmatig praktische connectiviteitstesten organiseren (respectievelijk ‘connecthatons’13 en ‘plugfests’). Net als bij gemeenten is de ICT-specifieke kennis aan de zijde van zorgaanbieders (in het algemeen) beperkt. Dit kan een handicap zijn in de dialoog met de leverancier. Ook zorgaanbieders doen er wat dit betreft goed aan om de benodigde deskundigheid te organiseren, zo mogelijkheid in gezamenlijkheid. Vanuit koepelorganisaties wordt overigens al het nodige gedaan, zo is bijvoorbeeld vanuit Actiz-Aedes het Kenniscentrum Wonen-Zorg opgericht, waarbij ook wordt samengewerkt met TNO. 8.3
Woningcorporaties
Woningcorporaties hebben vanuit hun rol een eigen perspectief als het gaat om ‘Slimme Zorg’. Voor een deel van de woningcorporaties zijn vooral oplossingen op het gebied van sleutelbeheer en alarmering belangrijk. Voor andere woningcorporaties spelen daarnaast ook andere ICToplossingen een rol, bijvoorbeeld toepassingen die kunnen bijdragen aan de sociale cohesie in een wooncomplex of wijk (bv. fysio- en fitnessinstructie met hulp van ICT-voorzieningen). Goede oplossingen voor sleutelbeheer kunnen niet alleen tijd besparen maar ook de veiligheid vergroten door meer inzicht in het sleutelbezit en toegang tot gedeelde ruimtes. Bij alarmeringsoplossingen is het terugdringen van de loos-alarm-frequentie een aandachtspunt, bijvoorbeeld door de mogelijkheid te scheppen om met de bewoner te communiceren op de plaats waar de bewoner zich daadwerkelijk bevindt op het moment dat het alarmsignaal is ontvangen. Het gaat dan vooral om betaalbare (!) aanpassingen aan de woning, waarbij hoge verbouwingskosten van bestaande woningen onacceptabel zijn. Betaalbaarheid is essentieel voor de levensvatbaarheid en schaalbaarheid van ICT-oplossingen. Voor opschaling zijn lage investerings- en installatiekosten van wezenlijk belang. Dit stelt bijzondere eisen aan de apparatuur, bijvoorbeeld dat deze draadloos is. Opname in de woning van een universele interface / gateway waarop verschillende sensoren en/of actuatoren kunnen worden ingeplugd is vaak een onderdeel van de toegepaste oplossingen. Echter, de domotica markt kent veel spelers en ook veel standaarden. Op termijn is te verwachten dat certificering van producten op dit gebied van toenemend belang zal zijn; de Continua Health Alliance is actief op dit terrein voor health-gerelateerde sensoren14. Voor comfort-gerelateerde diensten zijn er vele incompatibele systemen op de markt. Er is, gelukkig, een trend naar oplossingen die het mogelijk maken om ‘on demand’ nieuwe diensten ‘in te pluggen’.
13
Zie bv. http://gazelle.ihe.net/content/ihe-european-connectathon-2012 en
http://www.continuaalliance.org/events/upcomingContinuaEvents.html 14
Zie www.continuaalliance.org
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
31/53
Het is niet altijd makkelijk te voorspellen welke diensten bij bewoners daadwerkelijk nodig zullen zijn of zullen aanslaan. Vraagverheldering bij de doelgroep is van groot belang. Samenwerking met andere belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld gemeenten en zorgaanbieders, kan hierbij ook nuttig zijn. Het vooraf installeren van techniek zonder dat de bewonerswensen geïnventariseerd zijn is een garantie voor problemen. Een belangrijk aspect is verder de bedrijfszekerheid en onderhoudslast van aan te brengen apparatuur. Dit kan leiden tot kosten die de aanschaf- en investeringskosten op termijn overschaduwen.
8.4
Zorgverzekeraars
Inzet van innovatieve oplossingen op het gebied van e-health, ook op het gebied van langer thuiswonen, wordt ook door zorgverzekeraars van wezenlijk belang geacht. Het onderwerp langer thuiswonen wordt naar verwachting één van de concrete aandachtspunten in de Nationale Implementatie Agenda eHealth (zie ook Appendix B). Er dreigt door de vergrijzing een tekort van handen aan het bed, daarnaast is er sprake van een toenemende zorgvraag doordat mensen steeds ouder worden. De zorg zal onbetaalbaar worden als er niet besparingen worden bereikt door inzet van innovaties met behulp van o.a. ICT. Daarbij is het wel belangrijk dat door de inzet van innovaties ook daadwerkelijk besparingen worden bereikt. Een nauwkeurige analyse van deze investeringen (ook met betrekking to onderhoud, de processen bij zorgverzekeraar of woningcorporatie, de beheerslasten van de ICT-ondersteuner, …) moet uitgevoerd worden. Zorgverzekeraars vinden het essentieel dat bij innovatieve trajecten als zorg op afstand al van te voren door de initiatiefnemers wordt nagedacht over hoe het verder moet na de pilotfase, ook zonder subsidie. De rol van de zorgverzekeraar ligt vanwege de wijze waarop in Nederland verantwoordelijkheden zijn georganiseerd duidelijk aan de zorgkant van het continuüm zorg-welzijn. De meer sociale aspecten zoals bestrijden van vereenzaming, maatschappelijke betrokkenheid e.d. vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten in het kader van de WMO. Ook als dat een preventieve werking heeft. Verzekeraars en gemeenten kunnen wel samenwerken om te komen tot een zo goed mogelijke aansluiting van welzijn en zorg.15 Samenwerkingsverbanden op lokaal en regionaal niveau bieden ook aanknopingspunten om samen na te denken over de wijze waarop toepassingen voor langer thuis wonen kunnen worden ingebed. In dit kader is ook de nota ‘preventie van welvaartziekten’16 van de RVZ relevant, waarin wordt geadviseerd dat gemeente en zorgverzekeraars samen gezondheidsplannen op wijk/buurtniveau maken en uitvoeren.
15
De minister van VWS heeft aangegeven dat er een wettelijke afstemmingsverplichting voor zorgverzekeraars met gemeenten komt in
het kader van de uitvoering van de AWBZ door verzekeraars. Zie de brief aan de Tweede Kamer over het onderwerp “Zorg en ondersteuning in de buurt”, kenmerk CZ/EKZ-3086843; Den Haag, 14 oktober 2011
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg; Preventie van welvaartsziekten effectief en efficiënt georganiseerd; Den Haag, december 2011
16
32/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
In de praktijk bestaan er voorbeelden van verzekeraars die initiatieven op het gebied van welzijn ondersteunen die tot een win-win situatie kunnen leiden voor verzekeraar en gemeente. Een voorbeeld hiervan is het initiatief ‘CaireNu’, dat ondersteund wordt door zorgverzekeraar CZ. CaireNu is een ondersteunende site voor mantelzorgers waarbij mantelzorgers punten kunnen verdienen die weer aan mantelzorg besteed kunnen worden. Het doel is het sociale netwerk te versterken. Iedere organisatie (gemeente, zorginstelling, etc.) die dat wil kan aan een initiatief als CaireNu meedoen, het is een coöperatie die samen bepaalt hoe het netwerk verder wordt ontwikkeld. Zorgverzekeraars kunnen weinig directe invloed uitoefenen op de openheid van platformen. Wel kunnen zij indirect sturen op de kwaliteit van ICT-oplossingen via het stellen van eisen aan de kwaliteit van zorg. Voorbeeld hiervan is de inkoopgids17 voor eHealth bij chronisch hartfalen en diabetes mellitus van zorgverzekeraars Nederland, waarin actief wordt verwezen naar de NEN 802818. Het ligt in de verwachting dat dit model ook naar andere eHealth-toepassingen wordt uitgebreid. Een aandachtspunt hierbij is wel de praktische hanteerbaarheid van de in de inkoopgids gestelde eisen door zorgverzekeraars. Aan zorgverzekeraars en gemeenten kan worden aanbevolen om de samenwerking te versterken, zodat een goede aansluiting wordt bereikt tussen welzijn en zorg. 8.5
Leveranciers
De leveranciers die in het kader van dit onderzoek zijn geïnterviewd horen alle tot het midden- en kleinbedrijf. Op de websites van de leveranciers is in het algemeen weinig tot geen informatie te vinden over de systeemarchitectuur van de oplossingen of over ondersteunde standaarden. Het is daarom voor potentiële afnemers niet op voorhand mogelijk om zich snel een eerste indruk te vormen van de interoperabiliteit van het aangeboden platform. Het is aan te bevelen om informatie rondom de systeemarchitectuur en ondersteunde standaarden makkelijker beschikbaar te maken voor derden zodat dergelijke informatie ook eenvoudiger vergeleken kan worden. Desgevraagd beschouwen leveranciers hun producten in het algemeen wel als ‘open’ en geven aan dat zij in het algemeen bereid zijn in voorkomende gevallen te zoeken naar een integratie-oplossing met een andere leverancier. In het algemeen zien zij dit meer als een samenwerkingsvraagstuk tussen leveranciers dan als een technisch vraagstuk; het is een business-afweging. Bij de samenwerking speelt een rol of partijen in elkaars richting willen bewegen en in hoeverre zij bereid zijn om de voor koppeling noodzakelijke informatie vrij te geven. Ook moet er voor de betrokkenen een voldoende belang zijn om aan interoperabiliteit te werken. Tussen de leveranciers die in de verschillende Brabantse projecten deelnemen is (nog) geen sprake van een georganiseerde vorm van precompetitief overleg op het gebied van interoperabiliteit en standaarden. Hiervoor lijkt ook weinig noodzaak (laat staan animo) te worden gevoeld. Gezien de vele vragen rondom openheid van platformen valt een dergelijke vorm van samenwerking wel aan te bevelen. Dit hoeft niet tot verlies aan concurrentiekracht te leiden. Een dergelijke samenwerking
17
Zorgverzekeraars Nederland; Inkoopgids eHealth bij chronisch hartfalen en diabetes mellitus; juli 2011
18
Nederlands Normalisatie Instituut; NEN8028 – Medische informatica – Kwaliteitseisen telemedicine; Delft, december 2010
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
33/53
zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een eenduidige manier van beschrijven van productspecificaties en ondersteunde protocollen. Daar waar technische standaarden beschikbaar zijn streven leveranciers er in het algemeen naar om daarbij aan te sluiten. Dit geldt bijvoorbeeld op het gebied van webtechnologie. Echter, indien meerdere officiële of de-facto standaarden bestaan, worden hierbij door verschillende leveranciers wel verschillende keuzes gemaakt. Deze kunnen worden ingegeven door de kwaliteitseisen die worden gesteld vanuit het proces waarbinnen de oplossing (meestal) wordt ingezet. Zo bestaat tussen leveranciers geen overeenstemming over de wenselijkheid van de inzet van Skype19 voor videobellen, omdat afscherming van sociale interactie-media voor kwetsbare groepen vanuit een zorgperspectief belangrijk wordt gevonden. Skype biedt deze afschermingsmogelijkheden niet. Maar, in het kader van een virtueel dorpsplein kan men anders oordelen over de inzet van Skype dan in het kader van een intramurale oplossing. Het feit dat in de sfeer van Slimme Zorg zeer verschillende doelgroepen bereikt kunnen worden en verschillende types platformen worden ingezet, maakt dit tot een complex onderwerp. Het is wat dit betreft belangrijk om platformen in een bepaalde toepassingscontext te beoordelen en geen appels met peren te vergelijken. Ook wat dit betreft is duidelijkheid over de gewenste functionaliteit dus van belang. Nog afgezien van het al dan niet inzetten van Skype is de keuze van standaarden voor beeldbellen een goed voorbeeld van standaardisatieproblematiek, aangezien er verschillende gangbare protocollen voor videocommunicatie bestaan. Twee belangrijke varianten zijn H.32320, een standaard van de International Telecommunication Union en Session Initiation Protocol21 (SIP), een standaard van de Internet Engineering Task Force. Daarnaast zijn er verschillende manieren om videobestanden te coderen; op dit moment zijn ook nog nieuwe varianten in opkomst, zoals WebM, een open video-formaat. Enkele leveranciers geven aan meerdere protocollen te ondersteunen. De leveranciers voelen op dit moment nog geen dringende noodzaak voor het adopteren van Continua-standaarden. Hierbij speelt wel mee dat dit vooral relevant zou zijn voor leveranciers die daadwerkelijk health-gerelateerde sensoren met hun platform integreren. Geen van de platformleveranciers die tijdens het onderzoek zijn bezocht publiceert op dit moment een programmatische interface (een zogenaamde ‘API’ – application programming interface) om de basisfunctionaliteit van het platform toegankelijk te maken voor andere leveranciers, zodat deze nieuwe diensten voor het platform kunnen aanbieden. In het algemeen kan aan leveranciers worden aangeraden om te streven naar verticale samenwerking met andere leveranciers, waarbij iedere partij zich concentreert op de eigen kracht (waarbij bijvoorbeeld de één het basisplatform bouwt en de ander diensten). Op Europees niveau komt dergelijke verticale samenwerking veel voor; er zijn ook diverse Europese projecten die streven naar een open basisplatform, zie Appendix A.2 voor details. Het publiceren van een platform-API is hierbij een belangrijke stap. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat een zekere mate van schaalgrootte wel belangrijk is wil het
19
Overigens maakt de discussie rondom Skype duidelijk dat niet altijd eenduidig is wat een ‘standaard’ is. De specificaties van het Skype
protocol zijn niet openbaar en in die zin is Skype zeker geen ‘open standaard’. Wel is het een populaire dienst die algemeen toegankelijk is voor gratis voice-over-IP-telefonie, waardoor veel mensen het in die zin als een ‘standaard’ beschouwen. 20
Zie http://www.itu.int/rec/T-REC-H.323/en
21
Zie http://www.ietf.org/rfc/rfc3261.txt
34/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
interessant zijn voor anderen om gebruik te maken van een dergelijke faciliteit. Voor kleinere leveranciers kan dit een onnodige ‘overhead’ betekenen. 8.6
Overzicht van aanbevelingen per stakeholder
In het bovenstaande zijn per stakeholder diverse aanbevelingen gedaan. In deze paragraaf worden ze nog eens puntsgewijs op een rijtje gezet. 8.6.1
8.6.2
8.6.3
Gemeenten
Versterk elkaar door meer samen te werken, bijvoorbeeld op de volgende punten: o Opstellen van een gemeenschappelijk overzicht van wenselijke functies, bv. door het opstellen van een praatplaat en use cases zoals uitgewerkt in hoofdstuk 7. Ook interoperabiliteitsvragen en risico’s worden zo inzichtelijk. o Sturen op de mogelijkheid van hergebruik van applicaties die al voor één portaal ontwikkeld zijn op een ander portaal. o Leren van elkaars modellen van samenwerking met platformleveranciers. Eventueel gezamenlijke sturingsinstrumenten ontwikkelen. o Gezamenlijk inzetten van onafhankelijke ICT-deskundigheid. o Gezamenlijke vraagformulering richting gemeentelijke koepelorganisaties als VNG en KING. Stuur als gemeente actief op samenwerking met zorgaanbieders en/of woningcorporaties en probeer te komen tot concrete en schriftelijk vastgelegde afspraken tussen de samenwerkende partijen. Zorgaanbieders
Werk op het punt van inzet van ICT-oplossingen samen met andere zorgaanbieders. Een platform dat gesloten is wat betreft toetreding van nieuwe dienstverleners belemmert opschaling. Openheid op organisatorisch niveau is dus tenminste zo belangrijk als openheid op het gebied van techniek. Kijk vooral naar de wijze waarop ook op het niveau van diensten kan worden samengewerkt, zodat de ICT-platformen op de gewenste samenwerkingsvorm kunnen worden afgestemd (proces vóór techniek). Stuur leveranciers zo veel mogelijk sturen in de richting van (technische) platformonafhankelijkheid, zodat zoveel mogelijk diensten via een gewone browser kunnen worden geleverd. Zoek ook op dit punt samen met andere regionale zorgaanbieders naar gezamenlijke ‘wins’ en hetzelfde pakket van eisen. Organiseer de benodigde deskundigheid op het gebied van ICT, zo mogelijkheid in gezamenlijkheid. Woningbouwcorporaties
Let op de business case! Oplossingen die leiden tot hoge verbouwingskosten van bestaande woningen zijn een bedreiging voor de levensvatbaarheid en schaalbaarheid van ICT-
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
35/53
8.6.4
8.6.5
36/53
oplossingen. Voor opschaling zijn lage investerings- en installatiekosten van wezenlijk belang. Vermijd het vooraf installeren van techniek zonder dat de bewonerswensen geïnventariseerd zijn. Let bij de keuze op de (bij voorkeur al elders aangetoonde) bedrijfszekerheid en onderhoudslast van aan te brengen apparatuur. Onderhoud kan leiden tot kosten die de aanschaf- en investeringskosten op termijn overschaduwen. Werk op het punt van inzet van ICT-oplossingen ook samen met andere partijen, zoals gemeenten en zorgaanbieders. Zorgverzekeraars
Let op de business case! Stimuleer dat al in vanaf het eerste begin van Slimme Zorg trajecten rekening wordt gehouden met de latere opschalingsfase. Werk samen met gemeenten op lokaal en regionaal niveau om samen na te denken over de wijze waarop toepassingen voor langer thuis wonen kunnen worden ingebed in de bestaande regelingen. Stuur indirect mee op de kwaliteit van ICT-oplossingen door het stellen van eisen aan de kwaliteit van zorg. Let daarbij wel op de hanteerbaarheid van de inkoopeisen. Leveranciers
Maak informatie rondom de systeemarchitectuur en ondersteunde standaarden makkelijker beschikbaar voor derden zodat dergelijke informatie ook eenvoudiger vergeleken kan worden. Voer (in een neutrale context) precompetitief overleg op het gebied van interoperabiliteit en standaarden. Een dergelijke samenwerking zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot een eenduidige manier van beschrijven van productspecificaties en ondersteunde protocollen. Dit hoeft de concurrentiekracht niet aan te tasten. Streef naar verticale samenwerking met andere leveranciers, waarbij iedere partij zich concentreert op de eigen kracht (waarbij bijvoorbeeld de één het basisplatform bouwt en de ander diensten). Publiceer de platform-API zodat ook derden applicaties, content en/of diensten voor het platform kunnen ontwikkelen. Ook voor ad-hoc integraties bespaart dit mogelijk al tijd.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Appendix A. Slimme Zorg in een Europees perspectief Appendix A.1
Inleiding op de Europese situatie
De slimme-zorg trajecten zoals deze in Noord-Brabant (en elders) worden uitgevoerd liggen op een kruispunt van verschillende beleidsterreinen (zorg, welzijn en sociale betrokkenheid, innovatie en ICT) en techniek (ICT, domotica). Daardoor is het moeilijk om de ontwikkelingen op het gebied van zorg op afstand vanuit één specifiek beleidsterrein te benaderen. Ook op Europees niveau is dit merkbaar, want er zijn diverse beleidsterreinen te onderscheiden die relevant zijn als het gaat om het innovatief gebruik van ICT in de zorg en mogelijkheden van standaardisatie op dit gebied. Op Europees niveau is beleid op dit gebied ondergebracht bij de Directoraten Generaal (DG) “Informatiemaatschappij en Media” (INFSO) en “Gezondheid en Consumenten” (SANCO). Binnen het DG INFSO zijn twee afdelingen (‘units’) te onderscheiden die actief zijn op dit gebied, namelijk “ICT for Health” en “ICT for inclusion”. De laatste afdeling houdt zich voor een belangrijk deel bezig met beleid op het gebied van ouder worden en ICT. In dit hoofdstuk komen enkele belangrijke Europese programma’s en initiatieven aan de orde. Binnen deze Europese initiatieven worden de onderwerpen interoperabiliteit en standaardisatie regelmatig als aandachtspunt aan de orde gesteld. Enkele voor interoperabiliteit en standaardisatie relevante ontwikkelingen worden in Appendix A.2 nader toegelicht. Ambient Assisted Living programma
Een belangrijk initiatief op het gebied van langer thuis wonen is het meerjarige ‘Ambient Assisted Living’ programma (2008-2013)22. Dit is een initiatief van 23 landen, waaronder 20 lidstaten van de Europese Unie, om de leefcondities van ouderen te versterken en tegelijkertijd de concurrentiekracht van de Europese industrie op dit terrein te versterken. In het kader van dit initiatief komt over een periode van vijf jaar 700 miljoen Euro beschikbaar voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van ICT-oplossingen om gezond ouder worden en onafhankelijk leven te ondersteunen. European Innovation Partnership on Active and Healthy Ageing
Een recent initiatief op Europees niveau is het “European Innovation Partnership on Active and Healthy Ageing”23. Dit is een publiek-privaat samenwerkingsinitiatief om innovaties op het gebied van ‘langer gezond leven’ te bevorderen. Het doel van dit initiatief is het verlengen van de gezonde levensverwachting van Europese burgers met twee jaar in 2020. Er is een strategische implementatie-agenda gemaakt met als thema’s preventie, zorg/verzorging en actief ouder worden en onafhankelijk leven.
22
Zie o.a. http://www.aal-europe.eu
23
Zie o.a. European Commission; Communication from the commission to the European Parliament and the Council – taking forward the Strategic
Implementation Plan of the European Innovation Partnership on Active and Healthy Ageing; COM(2012) 83 final; Brussel, 29 februari 2012.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
37/53
Digitale agenda voor Europa
Digitale innovatie is een prioriteitsgebied van de Europese Unie. De digitale agenda 2010202024 heeft een zevental concrete doelstellingen, die weer zijn vertaald in honderd concrete acties. Vanuit het oogpunt van gezond langer thuis wonen en interoperabiliteit van slimme zorg platformen zijn diverse doelstellingen van de digitale agenda direct of indirect relevant, te weten: standaardisering van ICT-applicaties25, verbetering van internetvaardigheden26 en inzet van ICT voor oplossingen op gebied van maatschappelijke uitdagingen27. Appendix A.2
Specifieke projecten en activiteiten voor standaardisatie
ICT and Ageing
In januari 2010 is in opdracht van de afdeling “ICT for inclusion” van het DG INFSO het rapport “ICT and Ageing – European Study on Users, Markets and Technologies”28 uitgebracht. Het rapport geeft een overzicht van de inzet van ICT voor de ondersteuning van ouderen in 14 Europese landen, de USA en Japan. Het rapport maakt een driedeling wat betreft ICT-oplossingen, namelijk in ‘telecare’ (oplossingen afgeleid van sociale alarmering), ‘telehealth’ (oplossingen voor thuisbegeleiding, vooral bij chronische ziekten) en ‘domotica’ (aanpassingen in huis, van functiespecifieke toepassingen tot volledig geïntegreerde ‘smart homes’). Het rapport gaat uitgebreid in op zowel belemmeringen en succesfactoren voor de verdere adoptie van ICT-toepassingen op dit gebied. Hoewel het rapport meerdere niet aan de techniek gerelateerde barrières noemt voor de verdere groei van ICT voor zorg op afstand (zoals ongunstige financierings- en vergoedingssystemen en gebrek aan regelgeving) wordt ook de noodzaak om te komen tot verdere standaardisatie in het rapport onderkend. Onder de beleidsaanbevelingen worden specifiek genoemd: - Verbeter het aanbod: stimuleer samenhangende normalisatie-inspanningen op dit gebied (bv. op technisch, procesmatig en semantisch niveau, en standaarden voor apparatuur en services); - Technologie en infrastructuur: stimuleer innovatieve vormen van publieke inkoop (bv. richtlijnen, uitwisseling van ‘best practices’).
24
Zie http://ec.europa.eu/information_society/digital-agenda
25
Een relevante actie op dit gebied, waarvan de resultaten mogelijk nuttig zijn voor o.a. gemeenten, is actie 23: “provide guidance on
ICT standardisation and public procurement”. 26
Relevant is hier o.a. actie 66: “member states to implement digital literacy policies”; hierbij wordt o.a. vermeld dat de
beschikbaarheid van o.a. “ICT skilled intermediaries”, waaronder “home carers” van belang is. 27
Onderdeel van actie 75 is: “to achieve by 2020 widespread deployment of telemedicine services”
28
European Union; ICT and Ageing – European Study on Users, Markets and Technologies; januari 2010.
38/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Er wordt daarnaast in het rapport nadrukkelijk gewezen29 op het feit dat interoperabiliteit niet alleen op technisch niveau een uitdaging vormt, maar ook op het niveau van diensten en processen moet worden beschouwd. Het rapport legt verder de nadruk op het belang van met name stabiliteit en betrouwbaarheid van de gebruikte techniek en het goed inregelen van technisch onderhoud en technische ondersteuning. Hiervoor zijn kwaliteits- en servicenormen belangrijk. Als voorbeeld van standaardisatie op met name het gebied van telehealth wordt in dit rapport specifiek de Continua-alliantie als voorbeeld aangehaald.
Project TELESCOPE en ‘codes of practice’
Vanuit het DG SANCO wordt gewerkt aan het ‘EU Health programme 2008-2013 – Together for health’30. Ook vanuit dit perspectief vinden projecten plaats die te maken hebben met inzet van ICT voor ouderen. Een op het gebied van standaardisatie relevant voorbeeld is het ‘Telescope’ project31 (Telehealth Services Code of Practice for Europe), dat werkt aan het opleveren van een ‘code of practice’ (gedragsrichtlijn) voor het leveren van diensten op het gebied van telehealth. De code zal zich vooral richten op het tot stand komen van richtlijnen voor telehealthdiensten, met name om op deze wijze het vertrouwen tussen patiënten en (zorg)dienstverlener te bevorderen. Dit initiatief is vanuit een standaardisatie-perspectief relevant omdat de ‘code of practice’ ook referenties zal opnemen naar standaarden op het gebied van techniek (interoperabiliteit) en informatie (o.a. privacy). Het Europese Telescope project is vooral ontstaan doordat al eerder in diverse landen binnen en buiten Europa op nationaal niveau vergelijkbare initatieven waren gestart. In de Verenigde Staten heeft de American Telemedicine Association (ATA) al in 2003 de ‘Home Telecare Clinical Guidelines’ gepubliceerd32. Deze bevat richtlijnen voor het aanbieden van telehealth diensten, o.a. over de omgang met de patiënt en de verantwoordelijkheden van de zorgverlener. Technologische aspecten spelen in deze standaard overigens een ondergeschikte rol. Eveneens in 2003 zijn in Canada de ‘Nifte guidelines’33 gepubliceerd door het National Initiative for Telehealth. Deze richtlijnen hebben betrekking op de aspecten van klinische standaarden en resultaten, personeel en organisatie, organisatorische verantwoordelijkheden en technologie. Op het punt van technologie komen vooral kwaliteitskenmerken aan de orde, waaronder veiligheid, beveiliging, betrouwbaarheid, diagnostische kwaliteit, schaalbaarheid, onderhoud en interoperabiliteit.
29
Te weten in hoofdstuk A.5.3.3 van het rapport
30
Zie o.a. http://ec.europa.eu/health/programme/policy/2008-2013
31
Zie http://www.telehealthcode.eu
32
Zie onderdeel ‘Home Telehealth Clinical Guidelines’ op http://www.americantelemed.org/i4a/pages/index.cfm?pageid=3311
33 National Initiative for Telehealth (NIFTE); National Initiative for Telehealth Framework of Guidelines;
Ottawa, 2003.
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
39/53
In het Verenigd Koninkrijk heeft de ‘Telecare Services Association’ (TSA)34 in 2008 de ‘Telecare code of practice’ gepubliceerd. Deze code geeft richtlijnen voor de verschillende stadia in het leveren van ‘telecare’ diensten. De code is overigens alleen beschikbaar voor leden van de TSA. Nederland kent op dit gebied de NEN 8028 – Medische informatica – Kwaliteitseisen telemedicine. Ook deze richt zich vooral op de kwaliteit van de processen rondom het toepassen van telemedicine. Zorgverzekeraars Nederland refereert aan deze norm in de “Inkoopgids eHealth bij chronisch hartfalen en diabetes mellitus” uit juli 2011. De rode draad in deze richlijnen is dat ze vooral gaan over toepassingen voor telemedicine en dat de richtlijnen zich vooral richten op verantwoordelijkheden van de betrokkenen en op de processen. Technische standaarden en interoperabiliteit komen hierbij vooral in algemene bewoordingen aan de orde. De Europese telecare services code van het Telescope project komt in 2013 beschikbaar. In het kader van het Telescope project is wel al een literatuuroverzicht35 op het gebied van telehealth gepubliceerd, dat ook ingaat op beschikbare standaarden. Project AALLIANCE – roadmap voor ontwikkeling en standaardisatie
AALIANCE 1 was een innovatieplatform dat bestond tussen 2008-2010, dat tot doel had om een strategische ‘roadmap’ te ontwikkelen voor innovaties op ICT-gebied gerelateerd aan gezond ouder worden. Hierbij is ook aandacht besteed aan het inventariseren van de situatie rondom beschikbare standaarden en het in kaart brengen van behoeften op dit gebied. Een overzicht hiervan is vastgelegd in het rapport “Policy paper on Standardisation Requirements for AAL”36. In dit rapport wordt een breed scala aan beschikbare standaarden genoemd, waarbij veelvuldig wordt gerefereerd aan het Continua model. In het rapport wordt o.a. benadrukt dat er weliswaar op het gebied van connectiviteit en ‘generieke technologieën’ standaarden bestaan, maar dat het van belang is om ook aandacht te besteden aan syntactische en semantische interoperabiliteit en interoperabiliteit op procesniveau. Verder ziet men de door Continua ontwikkelde certificering als een belangrijke ontwikkeling. Echter, op een aantal onderdelen mist men nog interoperabele oplossingen, o.a. op het gebied van “social community services” (helaas wordt in het document niet helder uitgewerkt wat hiermee exact wordt bedoeld). Opvallend is verder dat op aspecten van beeldbellen, een aspect dat met name in de Nederlandse situatie een belangrijke plaats inneemt, niet wordt ingegaan.
34
Zie http://www.asap-uk.org/information/45293/code_of_practice
35
Executive Agency for Health and Consumers – Telescope project; Foundation paper 3 – overview of the literature and background information
for thelehealth services; version 4.0, 10 augustus 2011. 36
AALIANCE, the European ambient assisted living innovation alliance; Policy Paper on Standardisation Requirements for AAL; 17 december
2009.
40/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Inmiddels is er een vervolgproject37 gestart, AALLIANCE2, dat o.a. standaardisatiebehoeften gaat onderzoeken op het gebied van ‘ICT and wellbeing’. Dit is dus niet alleen beperkt tot het gebied van zorg. Open platformen voor AAL
Diverse Europese projecten richten zich of hebben zich gericht op het tot stand brengen van open software platformen, waarop oplossingen voor Ambient Assisted Living kunnen voortbouwen. Eén hiervan is UNIVERSAAL38 (“UNIVERal open platform and reference Specification for Ambient Assisted Living”). Het is een Europees Research & Development project (looptijd van 2010 tot 2014) dat als doel heeft te komen tot een open platform voor oplossingen op het gebied van ‘Ambient Assisted Living’. Het gaat hier om een softwareplatform dat is gebouwd volgens een referentie-architectuur, waarop specifieke AAL-toepassingen kunnen draaien. Een bijzonder aspect van het UNIVERSAAL project is dat het platform vergezeld zal gaan van een zogenaamde ‘uStore’ (naar analogie van de AppStore van Apple) waarin AALservices en voorbeeldcode kan worden gevonden. Bij het project zijn diverse onderzoeksinstituten en grote technologiebedrijven (waaronder Philips, IBM en Ericsson) betrokken. Een eerder Europees project, PERSONA39 (“Perceptive Spaces prOmoting iNdependent Aging”), uitgevoerd tussen 2007 en 2010, had een vergelijkbare doelstelling. Persona heeft o.a. geleid tot een demonstratie-‘smart home’ waarin technologische toepassingen voor ouderen konden worden gedemonstreerd40. OASIS41 is een integratie-project dat eveneens werkt aan een open referentie-architectuur en platform. Doel van het platform is om connectiviteit en uitwisseling van ‘content’ tussen verschillende applicatiedomeinen op het gebied van AAL te bevorderen. Voorbeelden van applicaties voor dit platform zijn ‘nutrional advisor’, ‘activity coach’, ‘brain and skills trainer’, social communities platform’ en ‘health monitoring’. Aan dit project werken 33 partners mee, waaronder Philips, Siemens, Vodafone en Motorola. Binnen OASIS is een uitgebreide inventarisatie gemaakt van relevante standaarden, die te vinden is op de OASIS-website42. Het OsAmi-Commons project (Open Source AMbient Intelligence) (looptijd tussen 2008 en 2011) heeft zich gericht op de ontwikkeling van de fundamenten van een open source platform voor ‘ambient intelligence’, onder meer voor toepassing in ‘Smart Homes’43. De partners van UNIVERSAAL en PERSONA hebben inmiddels samen het AALOA, de AAL Open Association opgericht. AALOA heeft een manifest opgesteld, waarin het
37 38
Zie http://www.aaliance.eu/public/ Zie http://cordis.europa.eu/projects/93776_en.html voor de projectomschrijving en www.universaal.org voor de projectwebsite.
39
Zie http://cordis.europa.eu/search/index.cfm?fuseaction=news.document&N_RCN=30773
40
Zie http://www.salonavante.com/en/activitats_hogar.html
41
Zie http://www.oasis-project.eu/index.php/lang-en/presenting-oasis-topmenu-39
42
OASIS; Compendium of relevant standards and impact on OASIS work; September 2008; gevonden op http://www.oasis-
project.eu/docs/OFFICIAL_DELIVERABLES/SP5/OASIS_D5_%206_%201.pdf 43
De resultaten worden kort samengevat in een folder op de website van ITEA:
http://www.itea2.org/project/index/view/?project=230
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
41/53
ontwerpen, ontwikkelen, evalueren en onderhouden van een gemeenschappelijk dienstenplatform voor AAL als een onderdeel van de missie wordt geschets. Ook de deelnemers aan andere EU-projecten (te weten BRAID44, MonAmi45, OASIS, OsAmi-commons, SOPRANO46 en WASP47) hebben zich verbonden aan AALOA. Op de website van de AALOA associatie is een use case beschrijving te vinden48 die illustreert welke technologiëen worden geadresseerd door AALOA. In het algemeen kan gesteld worden dat de uitkomsten van deze projecten niet eenvoudig toegankelijk en toepasbaar zijn voor anderen dan de betrokkenen bij de projecten. Wel is te verwachten dat gezien de betrokkenheid van grote marktpartijen bij deze initiatieven op langere termijn te verwachten is dat deze projecten zullen leiden tot meer standaardisatie op het gebied van AAL-platformen. E-HEALTH-INTEROP
Het EU project e-HEALTH-INTEROP heeft een studie49 opgeleverd over de wijze waarop op Europees niveau standaardisatie zou kunnen worden bereikt op het gebied van e-Health. Dit rapport is inmiddels drie jaar oud is (februari 2009) en richt zich voor de korte termijn vooral op uitwisseling van informatie in het zorgdomein (in eerste instantie uitwisseling van patiëntsamenvattingen en medicatievoorschriften). Desalniettemin bevat het rapport een belangrijke analyse van de aanpak van standaardisatie op Europees niveau. Het bevat een overzicht van standaardisatie-organisaties, inclusief industrie-consortia en andere niet-gouvermentele standaardorganisaties. Daarnaast geeft het rapport een grondige analyse van barrières voor de adoptie van standaarden. Belangrijk in dit rapport is verder dat het een use-case-gedreven aanpak aanbeveelt om te komen tot standaardisatie. Dit wordt gezien als een goede manier om de juiste balans te vinden tussen een generieke aanpak en de noodzaak om de juiste mate van focus aan te brengen om tot praktische resultaten te komen. Het rapport prioriteert tenslotte een zevental use-cases voor de Europese situatie. De laatste van deze use-cases is van toepassing op de thuissituatie: “For ubiquitious care outside conventional care facilities, involving the interoperability necessary from mobile and/or home-based monitoring devices.”
44
BRAID (Bridging Research in Ageing and ICT Development) werkt tot mei 2012 aan het opstellen van een geconsolideerde
Research & Development roadmap op het gebied van AAL, en lijkt dus wat betreft de doelstellingen op AALLIANCE 45
MonAMI (Mainstreaming on AMbient Intelligence) was een project dat heeft gewerkt aan het ‘mainstreamen’ van geselecteerde
technologieën voor gebruik door ouderen. 46
Het SOPRANO project (“Service-oriented Programmable Smart Environments for Older Europeans”) had tot doel het ontwikkelen
van ICT-gebaseerde ‘services’ die makkelijk te gebruiken zijn voor ouderen. O.a. Tunstall was bij dit project betrokken. 47
Project WASP (“Wirelessly Accessible Sensor Populations”, beëindigd in 2010) heeft zich bezig gehouden met onderzoek op het
gebied van netwerken van sensoren. 48
Zie http://www.aaloa.org/future_internet/localised_and_assisted_on_the_move
49
CEN, CENELEC, ETSI; e-Health-INTEROP Report in response to eHealth Interoperability Standards Mandate; februari 2009.
42/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Richtlijnen voor publieke inkoop
Actie 23 van de Digitale Agenda voor Europa is het geven van richtlijnen voor standaardisatie van ICT en publieke inkoop. Publieke instanties maken op verschillende manieren gebruik van beschikbare standaarden bij het vervullen van hun publieke inkooptaken. Daardoor komen zij soms terecht in een situatie dat zij sterk afhankelijk worden van specifieke leveranciers. Om dit probleem te adresseren heeft de EU een richtlijn opgesteld50 met aanbevelingen over de wijze waarop bij inkooptrajecten met ICT-standaarden kan worden omgegaan. Hoewel deze richtlijn vooral betrekking heeft op de organisatie-interne ICT-omgeving van publieke instanties, vallen er ook aandachtspunten aan te ontlenen die mogelijk van belang zijn bij het inkopen van platformen op het gebied van zorg en welzijn. De richtlijn volgt de verschillende fasen in een inkoopproces en geeft per fase aanbevelingen over de wijze waarop met ICT-standaarden kan worden omgegaan. Dit vereist echter wel de opbouw van de nodige deskundigheid binnen de organisatie, aangezien wordt aanbevolen om vooraf te investeren in een goed gedefinieerde ICT-strategie binnen de organisatie en kennis op te bouwen van beschikbare ICT-standaarden. Voor kleinere publieke instanties, bv. kleinere gemeenten, kan het moeilijk zijn om de vereiste deskundigheid binnen de eigen organisatie op te bouwen. Daar komt bij dat op het gebied van AAL een breed scala aan standaarden geheel of gedeeltelijk relevant is.
50
Europe Economics Chancery House; Guide for the procurement of standards-based ICT; elements of good practice; draft, 19 december 2011
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
43/53
Appendix B. Slimme zorg in nationaal perspectief Appendix B.1
Zorg en ondersteuning in de buurt
In oktober 2011 hebben Minister Schippers en Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten van VWS de brief ‘Zorg en ondersteuning in de buurt’51 aan de Tweede Kamer gestuurd. Hierin geven zij een analyse van de noodzaak om zorg en ondersteuning in de buurt te versterken. De nadruk ligt hierin op zorg en ondersteuning in de dagelijkse omgeving van mensen, om een zo lang mogelijke zelfstandigheid van mensen te bevorderen. Het gaat hierbij om het keren van de trend van toenemende medicalisering en het bevorderen van de eigen mogelijkheden van mensen om zorg en ondersteuning te organiseren. In de brief wordt benadrukt dat e-health (inzet van ICT, internet en technologie voor gezondheid, welzijn en zorg) een laagdrempelige manier is om zorg en ondersteuning voor mensen nabij en makkelijk toegankelijk te maken. Ook worden diverse voorbeelden van ehealth genoemd. Verschillende zorgvormen worden overgeheveld naar het gemeentelijk domein om de samenhang tussen de verschillende gemeentelijke domeinen (wonen, werk, sport, welzijn, thuiszorg en ondersteuning) te bevorderen en ook voor de burger de samenhang tussen zorg en gemeentelijke ondersteunende voorzieningen te bevorderen. In dit kader wordt ook de samenhang tussen maatschappelijke participatie en gezondheid benadrukt en de rol die de gemeente heeft in het bevorderen van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van mensen. De begeleidingsfunctie van de AWBZ wordt dan ook gedecentraliseerd naar de gemeenten. Daarnaast gaat de uitvoering van de AWBZ van de zorgkantoren naar de zorgverzekeraars. Hierdoor ontstaat voor de cliënt meer keuzevrijheid en de verzekeraar krijgt door de uitvoering van de AWBZ de kans om de samenhang tussen cure (zorgverzekeringswet) en care (AWBZ) te bevorderen. Er komt een wettelijke verplichting in de wet uitvoering AWBZ voor de zorgverzekeraar om met de gemeente tot afstemming te komen. Gemeenten, eerstelijnsorganisaties en AWBZ-zorgaanbieders worden aangespoord om instrumenten te ontwikkelen, zodat ouderen langer thuis kunnen functioneren. De brief ‘Zorg en ondersteuning in de buurt’ gaat vergezeld van een overzicht van geplande maatregelen. Hierin wordt een brief over zorginnovatie en e-health aangekondigd, mede naar aanleiding van een motie52 van kamerlid Wiegman die de regering verzoekt om te komen met een landelijke e-health uitvoeringsagenda. De minister kondigt tevens aan dat zij e-health zal stimuleren en voor de invoering van e-health53 zal inzetten op drie aspecten, namelijk bekostiging, cultuur en organisatie en standaardisatie en interoperabiliteit.
51
E.I. Schippers, Minister van VWS en M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten, Staatssecretaris van VWS; Zorg en ondersteuning in de buurt,
brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; kenmerk CZ/EKZ-3086843; Den Haag, 14 oktober 2011 52
Motie van 24 maart 2011; zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30492-47.html
53
Hierbij geldt een brede definitie van e-health; zorg op afstand voor ouderen is hier slechts één onderdeel van.
44/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Het is dus duidelijk dat e-health op de landelijke agenda staat en dat standaardisatie en interoperabiliteit hierbij een specifiek aandachtspunt is. Op het moment van publicatie van dit rapport is de aangekondigde brief van de Minister over zorginnovatie en e-health nog niet gepubliceerd, waardoor de nadere invulling van dit beleid nog niet volledig duidelijk is. Appendix B.2
Nationale Implementatie-Agenda e-Health
In de beleidsagenda 201254 van VWS en in een kamerbrief55 van 24 oktober wordt aangegeven dat de veldpartijen in de zorg bezig zijn met het opstellen van een Nationale Implementatie Agenda e-Health (NIA e-health) en dat het Ministerie deze aanpak waar mogelijk wil ondersteunen. Aan het opstellen van de Nationale Implementatie Agenda e-Health wordt op dit moment gewerkt door Zorgverzekeraars Nederland, de artsenfederatie KNMG en de patiëntenorganisatie NPCF. Op het moment van afronding van dit rapport is de NIA-e-health nog niet gepubliceerd. Wel zijn in juni 2011 ambities en uitgangspunten vastgelegd in een gemeenshappelijke notitie56. Naar verwachting zal het onderwerp ‘langer thuis worden’ één van de concrete onderwerpen zijn die in de Nationale Implementatie Agenda aan de orde zullen komen, mede gezien de demografische ontwikkelingen en de beleidsmatige aandacht voor dit onderwerp. Appendix B.3
Zorgvoorinnoveren.nl
Het Ministerie van VWS, het College voor Zorgverzekeringen (CVZ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en ZonMw hebben samen de website zorgvoorinnoveren.nl gestart, met als doel om via één gemeenschappelijke website zorginnovatoren te helpen bij het innovatieproces. De website geeft aanwijzingen voor de verschillende stappen in het innovatieproces, van idee tot invoering. Hierbij komen ook de rol van het CVZ (adviseren over de inhoud van het verzekerde basispakket) en de NZa (vaststellen van tarieven voor zorgprestaties) aan de orde. Ook werken de initiatiefnemers aan het verbeteren van procedures en randvoorwaarden voor vernieuwing in de zorg. De site heeft een vraag- en antwoordpagina, waarop wordt aangegeven dat hierop ook onderwerpen op het gebied van ICT-standaarden en kwaliteit van ICT met betrekking tot ehealth aan de orde zullen komen. Appendix B.4
Digitale Stedenagenda
54
Ministerie van VWS; Beleidsagenda 2012; Den Haag, september 2011
55
E.I. Schippers, Minister van VWS; Brief landelijke e-health uitvoeringsagenda; kenmerk MEVA/ICT-3084333; 24 oktober 2011
56
eHealthNu, KNMG, NPCF, NVEH en ZN; Raamwerk Nationale Implementatie Agenda eHealth (NIA); precompetitieve samenwerking eHealth;
ambitie en uitgangspunten; 23 juni 2011
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
45/53
De Digitale Stedenagenda (DSA) is een programma van Nederlandse steden voor gemeenten gericht op het creëren van randvoorwaarden voor het grootschalig toepassen van slimme ICT-diensten in de maatschappij. Eén van de zes thema’s op de DSA is de ‘Zorgende Stad’. Hierbinnen is het onderwerp Lang Zelfstandig Thuiswonen één van de aandachtspunten. In het kader van kennisdeling en verbreding in 2012 is de bestuurderstafel Zorgende Stad opgezet. De trekkers en partners op dit thema zijn de gemeenten Enschede (voorzitter), Tilburg, Eindhoven, Apeldoorn, Geldrop-Mierlo, provincie Brabant, Saxion Hogeschool, Inspire, Vita Valley en het Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten (KING). Binnen de DSA is specifieke aandacht voor het aanleggen van toekomstvaste , open internetnetwerken (de ‘Next Generation Access’ Netwerken), waarbij het zowel gaat om openheid op verschillende lagen, de infrastructuur-, de netwerk- en de dienstenlaag. Hier ligt ook een relatie met slimme zorg, aangezien ook slimme-zorgdiensten van het onderliggende netwerk afhankelijk zijn. Appendix B.5
Koepel- en kennisorganisaties
Op het gebied van langer thuiswonen en zorg/welzijn op afstand zijn veel verschillende koepel- en kennisorganisaties actief die elk vanuit hun eigen rol bijdragen aan de ontwikkelingen op dit gebied. Enkele van deze organisaties komen hier kort aan de orde. Actiz-Aedes
Actiz is een koepelorganisatie van zorgondernemers die actief zijn in de markt van zorg, wonen, welzijn en preventie. Aedes is de branche-organisatie van woningcorporaties. Het is evident dat zowel woningcorporaties als zorgondernemers nauw betrokken zijn bij ICTdiensten die het langer thuiswonen bevorderen. In 2002 is door Actiz en Aedes samen het kenniscentrum wonen-zorg opgericht. Dit ondersteunt zorgorganisaties en woningcorporaties bij de ontwikkeling van nieuwe woonzorgconcepten. Op de website van het kenniscentrum57 is veel informatie te vinden over het thema ‘zorg en technologie’. Dit kenniscentrum is voortgekomen uit het programma ‘Zorg op Afstand, dichterbij, 2007-2010’, dat Actiz heeft uitgevoerd in samenwerking met het Netwerk Zorg op Afstand (een netwerk van zorgorganisaties) en enkele landelijke partners, waaronder de NPCF, Nictiz, GGZ Nederland, V&VN en VGN. Uit dit programma zijn veel nuttige producten voortgekomen die nog steeds bruikbaar zijn voor projecten op het gebied van ‘slimme zorg’. In dit kader kan o.a. worden gewezen op de “Checklist Zorg op Afstand58”, waarin vanuit het perspectief van verschillende betrokkenen gekeken wordt naar een aantal verschillende thema’s, waaronder gebruikersgemak en functionaliteit, maar ook onderhoudbaarheid, betrouwbaarheid en standaarden en regelgeving. De checklist heeft drie gebruiksdoelen: “Met de inzet van de checklist beschikt een potentiële zorg-op-afstand-ondernemer over een spoorboek dat als hulpmiddel kan dienen bij de keuze van een zorg-op-afstand-dienst. Daarnaast is 57
Zie www.kcwz.nl
58
Actiz / Stichting Herrie.nu; Strategische checklist zorg op afstand; publicatie 08.017, 2008.
46/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
de checklist inzetbaar bij de implementatie van een zorg-op-afstand-dienst. Ten slotte kan de checklist worden gebruikt als referentie voor een zorg-op-afstand-ondernemer om de eigen organisatie van deze dienst tegen het licht te houden.
Het Netwerk Zorg op Afstand is inmiddels overgegaan in het Platform Zorg en Technologie. NPCF
De Nederlandse Patiënten Consumenten Organisatie (NPCF) heeft in samenwerking met andere organisaties (Actiz, GGZ Nederland, V&VN, VGN en Nictiz) in 2010 een checklist59 uitgebracht voor het inzetten van Zorg op Afstand. Deze richt zich op aspecten die voor de zorgcliënt van belang zijn, waaronder informatieverstrekking, nakomen van afspraken, privacy-aspecten en de positie van de mantelzorger. De punten op de checklist kunnen ook consequenties hebben voor de gekozen technische oplossing. Daarom is het relevant deze checklist te betrekken bij het selecteren van oplossingen voor zorg op afstand. Naast de checklist is door de NPCF in samenwerking met eerder genoemde partijen een meetinstrument ontwikkeld voor de klantervaringen met zorg op afstand60. Vilans
Vilans is een kenniscentrum op het gebied van langdurende zorg. Vilans houdt zich o.a. bezig met implementatieprocessen en technologie in de zorg en begeleid actief projecten op het gebied van zorg op afstand. Vilans houdt op haar website een uitgebreide databank61 bij van ruim tachtig projecten op het gebied van zorg op afstand in de langdurige zorg (projecten waarbij alleen sprake is van curatieve zorg vallen hier buiten; wel komen projecten voor op het gebied van zowel zorg als welzijn). Het overzicht biedt een goede ingang om in contact te komen met partijen die ervaring hebben met invoering van Zorg op Afstand. Er zijn diverse zoek-ingangen, waaronder type zorg en doelgroep; ingezette ICT-producten worden wel bij diverse projecten vermeld maar op product zoeken is nog niet mogelijk. Hoewel niet kan worden nagegaan hoe volledig dit overzicht is, zijn afgaand op het overzicht de provincies Noord-Brabant, Gelderland en Utrecht de meest actieve regio’s op dit gebied. Bij de ruime meerderheid van de opgenomen projecten is schermzorg een onderdeel van het project. ZonMw
ZonMw financiert gezondheidsonderzoek en stimuleert gebruik van onderzoeksresultaten om innovatie tot stand te brengen. ZonMw is voor Nederland de coördinator van het Europese Ambient Assisted Living programma. Standaarden worden daarbij nadrukkelijk meegenomen in de voorwaarden voor de ‘calls for proposal’, die op basis van het AAL-programma worden uitgezet. Standaarden zijn namelijk van belang voor de bruikbaarheid van de oplossingen in de praktijk. Er zijn 4 criteria waartegen voorgestelde projecten in het kader van het AAL-programma worden gescoord,
59
NPCF; Zorg op afstand. Hoe regel je het? Zo! Een handreiking voor zorgaanbieders; Utrecht, augustus 2010.
60
Nictiz, NPCF, Actiz, GGZ Nederland, V&VN en VGN; Zorg op Afstand, Ontwikkeling meetinstrument klantervaringen zorg op afstand; Den
Haag, juni 2010 61
Zie http://zorgopafstand.vilans.nl/
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
47/53
één daarvan is ‘potential impact’. Hieronder vallen de voorwaarden gerelateerd aan standaarden. In call 4 bv. luiden deze voorwaarden als volgt: “The business model should build on open and inter-operable solutions as far as possible”
en “The project should contribute to the creation of a European market through the development of open interfaces and interoperability, applying the relevant standards, norms and regulations in the European framework.“
Hierbij is bewust gekozen voor een brede formulering. Doordat zeer uiteenlopende projecten deel uit maken van de AAL-programma’s, is niet altijd goed van te voren aan te geven welke standaarden specifiek van belang zijn. Dit kan een scala aan standaarden zijn, o.a. op het gebied van consumentenelektronica en mobiele communicatie. De bewijslast dat goed naar standaarden wordt gekeken ligt bij de aanvrager, deze moet overtuigend duidelijk kunnen maken, ook door expliciet standaarden te noemen, dat dit punt de nadrukkelijke aandacht heeft in het project. Nictiz
Nictiz, het Nationaal ICT Instituut in de Zorg, is een expertisecentrum op het gebied van inzet van ICT in de zorg. Nictiz heeft samen met koepel en branche-organisaties diverse informatiestandaarden ontwikkeld om de informatiedeling in de zorg te verbeteren, o.a. op het gebied van medicatiegegevens, huisartswaarneming, spoedeisende hulp, jeugdgezondheidszorg en perinatologie. Op het gebied van zorg op afstand heeft Nictiz tussen 2007 en 2010 samen met NPCF, Actiz, GGZ Nederland, V&VN en VGN op verzoek van de toenmalige Stuurgroep ICT en Innovatie het programma ‘Zorg op Afstand’ gecoördineerd. Dit programma had drie onderdelen, namelijk een inventarisatie van (zorg)standaarden en protocollen, een inventarisatie van gebruikswensen en criteria van zorgconsumenten en een inventarisatie van praktijkvoorbeelden. Eerder in deze bijlage zijn al enkele resultaten van dit programma genoemd, waaronder de “Strategische checklist zorg op afstand”. Nictiz stelt zich op als partner voor veldpartijen die concrete interoperabiliteitsvraagstukken willen adresseren en gecommitteerd zijn om hiertoe zelf een actieve bijdrage te leveren. Nictiz begeleidt hierbij standaardisatietrajecten vanuit een use-case gedreven aanpak. Deze standaardisatietrajecten liggen ook op het gebied van zorg op afstand, zoals het ontwikkelen van informatiestandaarden bij telemonitoring bij hartfalen62. Uit een recent onderzoek van TNO63 dat op verzoek van Nictiz is opgesteld naar ICTstandaarden voor ‘zorg op afstand in de cure’ blijkt dat standaardisatie bij zorg-op-afstand oplossingen nog te wensen over laat. Hoewel deze conclusies zeker niet zondermeer kunnen worden doorgetrokken naar de care-sector en de sector welzijn, leveren ze wel belangrijke aandachtspunten op die ook in de care-sector en welzijnsector van belang kunnen zijn: “Er is beperkt sprake van ICT standaardisatie: in de meeste cases wordt ICT ingezet als specifieke oplossing voor een zorgprobleem (zonder gebruik van gestandaardiseerde technologie). Het 62
Arina Burghouts; Telemonitoring bij chronisch hartfalen – grenzeloze mogelijkheden door interoperabiliteit; presentatie op Medisch Informatica
Congres (MIC), 11 november 2011 63
TNO; Inventarisatie ICT-standaarden voor Zorg op Afstand in de Cure; rapport 35197; Enschede, 29 december 2009
48/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
toepassen van een ad-hoc ICT oplossing, zonder gebruik te maken van standaarden, komt daarbij veel voor.” “De diensten/projecten/producten neigen sterk naar verzuiling: de ICT middelen ondersteunen een specifiek zorgprobleem, zonder integratie en/of samenwerking met andere diensten/projecten/producten.” “Er worden relatief weinig (gestandaardiseerde) applicaties voor bijvoorbeeld videoconferentie, messaging, mail, social networking of het maken van afspraken toegevoegd aan de telezorg toepassingen. Hoewel bijna alle applicaties buiten de zorg om in een veel bredere context worden ontwikkeld en veelal brede acceptatie kennen, zijn ze weinig tot niet terug te vinden in de telezorg cases die we in de cure hebben bekeken.” “Op het platform niveau vinden we veel fabrikantspecifieke oplossingen terug ten aanzien van opslag en uitwisseling van informatie. Er wordt nauwelijks gebruik gemaakt van standaardisatie op het gebied van structurering en semantiek van informatie.” “Op niveau van communicatie is er sprake van een redelijke mate van standaardisatie: er wordt voornamelijk gebruik gemaakt van bekende communicatieprotocollen en -netwerken gebaseerd op internettechnologie (tcp/ip). Het inzetten van gestandaardiseerde techniek als Web Services voor communicatie interfaces (…) gebeurt in beperkte mate.” “Samenvattend ligt het probleem rond standaarden in de telezorg niet in het feit dat er geen standaarden beschikbaar zijn (die zijn er namelijk wel voor alle genoemde categorieën), maar ze worden niet overal toegepast.”
Appendix B.6
Ervaringen in andere regio’s
Uit de projectenbank van Vilans is af te leiden dat op veel plaatsen in Nederland in de afgelopen jaren projecten zijn uitgevoerd op het gebied van Zorg op Afstand. Met uitzondering van de provincies Drenthe, Flevoland en Zeeland zijn alle provincies vertegenwoordigd. De lijst wordt aangevoerd door de provincies Noord-Brabant, Gelderland en Utrecht. In elk van deze drie provincies is recentelijk een programma uitgevoerd en afgesloten op het gebied van wonen, welzijn en zorg, waarbij inzet van ICT om langer thuiswonen te bevorderen een belangrijke rol heeft gespeeld. Naast het Slimme Zorg programma in Noord-Brabant waren dit het programma ‘Toekomst thuis’ in Utrecht en het programma ‘Thuisgeven in Gelderland’. Centraal in deze programma’s stond een vraaggerichte benadering en een integrale benadering van wonen, welzijn en zorg. Een eindverslag van ‘Thuisgeven in Gelderland’ is vastgelegd in het rapport64 ‘Kansen, wie geeft thuis?’. Daarnaast is een kennisplein65 ingericht en een projectenbank66. Problematiek rond standaarden en interoperabiliteit komt in het eindverslag van ‘Thuisgeven in Gelderland’ niet nadrukkelijk aan de orde. Een evaluatie van het programma ‘Toekomst Thuis’ in Utrecht is nog niet gepubliceerd. Wel blijkt uit een
64
Provincie Gelderland; Kansen: wie geeft thuis? Programma Thuisgeven in Gelderland; Arnhem, december 2011
65
Zie www.gelderland.nl/kennispleinthuisgeven
66
http://www.gelderland.nl/eCache/DEF/10/024.html
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
49/53
eerdere tussenrapportage van de Provincie Utrecht uit 2009 (2009WMC84 bijlage 167) dat de problematiek rondom openheid van platformen wel aan de orde is geweest. In dit rapport worden enkele knelpunten naar voren gebracht, waaronder: “Met name het ontbreken van ‘open technische standaarden’ is voor de verdere ontwikkeling van zorg op afstand een belangrijk knelpunt. Door het ontbreken van open standaarden is het niet mogelijk verschillende domotica-voorzieningen en projecten op elkaar te laten aansluiten.”
Verder wordt in dit rapport bepleit dat partijen op lokale en regionale schaal samenwerken aan een technische infrastructuur: “Een belangrijk kenmerk in de huidige ontwikkeling is dat ieder ICT project op het gebied van wonen, zorg en welzijn op zichzelf staat met een eigen (technische) structuur, organisatie en projectmatige financiering. In de praktijk blijkt deze ontwikkeling een verdere opschaling in de weg te staan. Om hierin een doorbraak te realiseren is het nodig op lokaal of regionale schaal een (technische) infrastructuur te realiseren waarin de belangrijkste partijen op het gebied van wonen, zorg en welzijn samenwerken. Uitgangspunt is dat deze structuur werkt vanuit een open standaard waar iedere partij zonder belemmering op aan kan sluiten. Een belangrijke rol als initiator of regisseur bij de ontwikkeling en uitvoering van een dergelijke structuur ligt bij de gemeentelijke overheid.”
Het rapport schets verder als technische knelpunten: onvoldoende technische infrastructuur (breedband internet), ontbreken van open standaarden (voorbeeld is de veelheid aan bestandstypes en encodeer/decodeer-protocollen bij beeldbellen), beperkt aantal (kwetsbare) aanbieders, onduidelijkheid over technische kwaliteitseisen (bv. met betrekking tot privacy/veiligheid en bedrijfszekerheid) en de organisatie van de techniek (samenbrengen van verschillende deskundigheid). Dit zijn zaken die ook gedeeltelijk naar voren zijn gekomen in het Slimme Zorg programma in Noord-Brabant. Ook in andere regio’s is gezond langer thuiswonen een belangrijk thema. In NoordNederland (Groningen, Friesland, Drenthe) is het Healthy Ageing Network NoordNederland68 (HANNN) opgericht, een platform van bedrijven, kennisinstellingen en overheden dat innovatie en onderzoek op het gebied van gezond ouder worden te bevorderen (ook hier vindt men dus de zogenaamde ‘triple helix benadering’). Eén van de aandachtsgebieden van HANNN is ‘care & cure’, waarvoor het Zorg Innovatie Forum (ZIF)69 optreedt als programmaleider. Voor het dichterbij brengen van zorg bij de burger in dun bevolkte gebieden is het programma70 ‘Zorg voor de toekomst Noord- en Oost-Groningen’ gestart. Op de website is een overzicht van ca. 50 projecten71 te vinden op het gebied van wonen en zorg. In de regio Noord-Nederland is met name het ontbreken van adequate beeldbelverbindingen in de rurale gebieden nog een probleem.
67 68
Zie www.hannn.eu
69
Zie www.zorginnovatieforum.nl
70
Zie www.zorgvoordetoekomst.com
71
Zie
http://www.zorgvoordetoekomst.com/actielijnen_en_projecten/zorg_dichtbij/overzicht_ict_projecten_wonen_en_zorg_in_noord_ne derland.html
50/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
In de provincie Overijssel is in het verleden door IZIT een poging gedaan om een regionaal platform voor innovatieve thuis- en telediensten, onder de naam Innotel72. Het bleek hierbij om diverse redenen moeilijk om zorg en welzijn bij elkaar te brengen en uiteindelijk is het traject gestaakt. Hierbij was het vooral moeilijk om tot een goed business model te komen waarbij de kosten en baten van het platform op een verantwoorde manier over de partijen zouden worden verdeeld. De problemen lagen niet zozeer op het gebied van standaarden omdat er met één platform werd gewerkt (Realive van TKH). Een technisch probleem was wel dat er lang niet overal een internetaansluiting aanwezig was. Daarnaast waren er uitdagingen op het gebied van gebruikersacceptatie, zowel bij ouderen als bij zorgverleners. In Overijssel en Gelderland is verder nog de ontwikkelmaatschappij Oost NV actief. Van daaruit is het initiatief Health Valley voortgekomen dat bedrijven stimuleert met innovaties, en probeert aanbod en vraag aan elkaar te koppelen. In meerdere regio’s worden initiatieven gestart op het gebied van patiëntportalen. Dit gebeurt veelal op initiatief van de institutionele zorgaanbieders in de regio. Deze portalen concentreren zich in meestal in eerste instantie op het contact tussen patiënt en zorginstelling, maar sommige regionale initiatieven richten zich ook nadrukkelijk op welzijnsfuncties en bieden ook faciliteiten die erop gericht zijn de eigen zelfstandigheid van de zorgcliënt te versterken. Deze initiatieven vertonen dan ook een zekere mate van overlap met sommige gemeentelijke initiatieven in andere regio’s. Een voorbeeld is het Zorgportaal Rijnmond73, een initiatief van een consortium diverse organisaties in de regio Rijnmond, waaronder het Erasmus Medisch Centrum en het Sint Franciscus Gasthuis. Op dit portaal wordt ook een community aangeboden op basis van PAL4 en een mantelzorgsite op basis vanhet product Sharecare. Het probleem van ‘openheid van platformen’ is hier geadresseerd door losse integratie van de afzonderlijke faciliteiten in een portaal, waarbij visueel wel een gemeenschappelijke ‘look and feel’ is gecreëerd. Het voorbeeld van het zorgportaal Rijnmond maakt duidelijk dat de integratie van zorg en welzijn in een gemeenschappelijk platform niet noodzakelijkerwijs op gemeentelijk niveau hoeft te worden aangevlogen. Wel wordt bij onderdelen van het portaal (zoals de PAL4 community) ook de gemeentelijke organisatie betrokken (in het geval van de community is dat de deelgemeente IJsselmonde). Een ander voorbeeld van een regionaal patiëntenportaal is Pazio74, een initiatief van een consortium met o.a. het UMC Utrecht, waarbij als partners o.a. de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en de NPCF betrokken zijn. Pazio heeft op dit moment nog vooral een zorggerichte insteek (met toepassingen als eConsult, eAfspraak, maar ook zelfmanagementtools voor bv. diabetes). Appendix B.7
Evaluatie van de Nederlandse situatie
De noodzaak om mensen langer zelfstandig thuis te laten wonen en de inzet van ICTmiddelen om dit te ondersteunen zijn verankerd in het Nederlandse nationale beleid. Standaardisatie en interoperabiliteit wordt ook in het nationale beleid onderkend als 72
Zie http://www.tkt.org/ventura/engine.php?Cmd=seepicture&P_site=841&P_self=82170126&Random=2033746813
73
www.zorgportaalrijnmond.nl
74
Zie www.pazio.nl
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
51/53
belangrijk aandachtspunt bij de invoering van e-health. De wijze waarop hieraan invulling kan worden gegeven als het specifiek gaat om oplossingen voor langer thuiswonen verdient echter nog nadere uitwerking. Aansluiten bij internationale ontwikkelingen in bestaande Europese projecten en standaardisatieorganisaties als Continua ligt hierbij voor de hand. De Nationale Implementatie Agenda e-health zal naar verwachting het langer thuiswonen als agendapunt opnemen. In de verschillende regio’s in Nederland zijn bij elkaar honderden projecten uitgevoerd die te maken hebben zorg op afstand. Over veel van deze projecten is nadere informatie te vinden in diverse databases en op websites. Het is echter meestal niet of slechts beperkt mogelijk om hieruit bruikbare informatie af te leiden over concrete problemen die zich hebben voorgedaan op het gebied van openheid van systemen en gebruik van standaarden. In enkele regio’s is deze problematiek wel op programmaniveau onderkend en hebben op basis hiervan analyses plaatsgevonden, zoals bv. in de provincies Noord-Brabant en Utrecht. Uit deze analyses kan worden opgemaakt dat er nog onvoldoende duidelijkheid is over de te maken keuzes voor wat betreft de inzet van standaarden. Bij veel programma’s en projecten is niet duidelijk in hoeverre deze problematiek een prominente rol heeft gespeeld. Het is waarschijnlijk dat veel interoperabiliteitsproblemen op dit moment onvoldoende aan de oppervlakte komen omdat deze in de rapportages van programma’s en projecten niet voldoende geconsolideerd worden. Het valt dan ook aan te bevelen om hieraan bij projectafronding en verslaglegging meer gericht aandacht te besteden. Ook ligt er mogelijk een uitdaging voor wetenschappelijk onderzoek om aan de hand van de vele projectverslagen en soortgelijke bronnen tot bruikbare inzichten te komen. Naast initiatieven die worden ingestoken vanuit de gemeentelijke WMO-gerichte taken, zijn er ook diverse regionale initiatieven op het gebied van patiëntportalen. Hoewel deze laatste vaak meer vanuit een zorgperspectief zijn ingestoken, zijn er wel degelijk raakvlakken en soms overlap met de initiatieven op gemeentelijk niveau. Het is nog niet duidelijk of de verschillende initiatieven in de toekomst meer naar elkaar zullen toegroeien. Dit hangt ook af van de regionale verschillen wat betreft relatieve dominantie van verschillende instellingen in de regio. Er zijn veel koepel- en kennisinstanties in Nederland die zich vanuit verschillende invalshoeken bezig houden met zorg op afstand. Er zijn met name op het niveau van de zorgdienstverlening nuttige en bruikbare checklists te vinden die kunnen helpen bij het selecteren van bij de te leveren zorgdiensten passende producten (bv. de genoemde checklists van Actiz en NPCF). Dergelijke checklists zouden breder onder de aandacht kunnen worden gebracht en toegepast in de praktijk. Daarnaast zou gestreefd kunnen worden naar een breder kennisnetwerk om de kruisbestuiving en kennisdeling tussen de verschillende instanties en lokale projecten te bevorderen.
52/53
Openheid van platformen voor Slimme Zorg
Colofon Tekst Novay Networked Innovation Nictiz Betere zorg door betere informatie Grafische vormgeving Van Riet Ontwerpers, ’s-Hertogenbosch Juni 2012 Project Slimme Zorg www.brabant.nl/slimmezorg
[email protected] Aan de inhoud van dit onderzoek kunnen geen rechten worden ontleend. Copyright provincie Noord-Brabant