Openbare orde en veiligheid Door Ad Schreijenberg (
[email protected]) en Sandra d’Hooghe (
[email protected])
Voordat ik de advocatuur in ging, werkte ik bij een bureau dat ingehuurd werd door ministeries en gemeenten om ze te adviseren over beleidsvraagstukken. Van 2009 tot 2012 ben ik in dat kader betrokken geweest bij een proefproject van het ministerie van Veiligheid en Justitie dat in het teken stond van het informeren van burgemeesters over de terugkeer van ex-gedetineerden in hun gemeente, meer specifiek zeden- en geweldsdelinquenten. Burgemeesters kregen tijdig een seintje van de justitiële informatiedienst als er zo iemand op ze af kwam en werden geïnformeerd over de achtergronden van de persoon in kwestie. Dit zodat ze voldoende informatie hadden om te kunnen beslissen welke maatregelen in die specifieke situatie gepast waren. Tijdens het project sprak ik veel burgemeesters, waaronder drie burgemeesters die de veroordeelde pedoseksueel Sytze van der V. in hun gemeente zagen terugkeren. Eén van de burgemeesters die ik sprak had een persoonlijk gesprek met die man gehad. Van der V., type vieze man, gaf aan dat hij zich rustig zou gedragen en uit de buurt van kinderen zou blijven, wel zou hij graag voetbalwedstrijden van zijn kleinzoon bezoeken. Uit nader onderzoek van de gemeente bleek echter dat Van der V. helemaal geen kleinzoon had. Toen de burgemeester dit hoorde, was zijn besluit snel genomen. Hij legde een gebiedsverbod op voor de hele gemeente. Dat verbod hield geen stand bij de rechter. Achteraf gezien ook niet verwonderlijk: het besluit was overhaast en op grond van beperkte informatie genomen. Dit voorbeeld illustreert exact wat er nu zo lastig is aan de toepassing van openbare ordebevoegdheden. Onder tijdsdruk moet gekozen worden voor de juiste maatregel en deze moet ook nog eens van een sterke onderbouwing zijn voorzien. In de praktijk gaat het daar nogal eens mis.
Introductie Een kleine greep uit de krantenkoppen van de afgelopen paar maanden: “Utrecht verbiedt Pegida-demonstratie zaterdag.” (6 november 2015, www.nu.nl) “Van der Laan staat demonstratie Pegida in Amsterdam toe.” (08-01-2016, www.nu.nl) “Pegida-protest in Amsterdam verplaatst om orde te kunnen handhaven.” (02-02-2016, www.nu.nl) “Burgemeester Amsterdam beëindigt protest Pegida.” (06-02-2016, www.nu.nl) “Noodverordening Heesch na azc-protest twee weken verlengd.” (05-02-2016, Omroep Brabant) “Gebiedsverbod voor crimineel uit angst voor liquidatie.” (28-02-2016, www.volkskrant.nl) “Utrecht sluit pizzeria wegens zwart bankieren.” (30-03-2016, www.nos.nl) “Drugspand Best gesloten.” (04-04-2016, www.telegraaf.nl) Kortom: openbare ordeverstoringen zijn een actueel probleem. Dat blijkt wel uit de berichtgeving in de media. Actuele “probleemgevallen” op het gebied van openbare orde zijn (o.a.): -
in de maatschappij terugkerende pedoseksuelen;
-
overlast door drugspanden;
-
uit de hand gelopen protesten bij AZC’s;
-
georganiseerde demonstraties en tegendemonstraties;
-
liquidatiedreiging.
Deze problemen leiden tot maatschappelijke onrust. Daarom staan openbare ordebesluiten vaak, zodra ze genomen zijn, in de schijnwerpers. Iedereen kijkt naar de burgemeester.
En de burgemeester kijkt vervolgens naar zijn ambtenaren. Het is dan ook extra van belang dat dergelijke besluiten overeind blijven. Bij het uitoefenen van openbare ordebevoegdheden moet de burgemeester zich iedere keer weer afvragen: wat werkt in dit specifieke geval het best en hoe ver kan en mag ik gaan? Dat zijn vanuit de positie van de burgemeester belangrijke vragen: het probleem moet immers opgelost worden, maar dat moet wel binnen de grenzen van de wettelijke mogelijkheden gebeuren. Een besluit dat het niet haalt, ondermijnt immers het gezag van de burgemeester. Openbare ordehandhaving is vrijwel per definitie vrijheidsbeperking. Dat maakt dat de eisen waaronder openbare ordebevoegdheden toegepast mogen worden doorgaans streng zijn. We staan vanmiddag stil bij een aantal actuele openbare ordeproblemen en zullen de maatregelen verkennen die ingezet kunnen worden om deze problemen het hoofd te bieden. Met oog voor de beperkingen, maar met de nadruk op de mogelijkheden en het overeind houden van besluiten die de gemeente veiliger maken.
Programma 1. De “gereedschapskist” van de burgemeester 2. Ordeverstoringen in en om de woning 3. Ordeverstorende personen 4. Ordeverstorende bijeenkomsten 5. Workshop: casus Four Freedoms 6. Discussie / vragen
1. De “gereedschapskist” van de burgemeester De burgemeester is in de eerste plaats bevoegd om de openbare orde te handhaven. Het gereedschap in de “gereedschapskist” van de burgemeester is de laatste jaren steeds uitgebreider geworden. Dit maakt dat het niet altijd even makkelijk is, om te bepalen welke
maatregel in welk geval ingezet moet worden. Voor sommige openbare ordeproblemen (steeds meer) is er een pasklare maatregel in een specifieke wet opgenomen, zoals bijvoorbeeld voor huiselijk geweld in de Wet tijdelijk huisverbod en drugsoverlast in de Opiumwet. De gemeentewet kent daarnaast meer algemene bevoegdheden: -
172 lid 3 (onmiddellijke handhaving openbare orde o.g.v. lichte bevelsbevoegdheid)
-
172a (bestrijding voetbalvandalisme en overlast d.m.v. gebiedsverbod, samenscholingsverbod of meldplicht)
-
172b (avondklok 12-minners)
-
174 (openbare gelegenheden)
-
174a (woningsluiting, specifieker is13b Opiumwet)
-
175 (noodbevel)
-
176 (noodverordening)
-
176a (bestuurlijke ophouding in nood).
Sommige bevoegdheden zijn afhankelijk van een raadsverordening (dit wil zeggen dat deze bevoegdheden niet uitgeoefend mogen worden, indien zij niet opgenomen zijn in de APV): -
151a (prostitutie)
-
151b (aanwijzing veiligheidsrisicogebied)
-
151c (cameratoezicht, wijzigt per 1 juli 2016 o.g.v. wetsvoorstel flexibele camera’s)
-
151d (gedragsaanwijzing bij woonoverlast o.g.v. initiatiefwetsvoorstel aanpak woningoverlast)
-
154a (ophoudingsverordening)
Wees gerust, wij gaan deze bevoegdheden niet allemaal één voor één langslopen. We raden u wel aan om dit lijstje met “instrumenten” van de burgemeester bij de hand te houden. We zullen namelijk per type ordeverstoring – samen met u - nagaan welk gereedschap de burgemeester tot zijn beschikking heeft. We willen dit doen aan de hand van de volgende driedeling:
-
ordeverstoringen in en om het huis (huiselijk geweld, drugspanden, woonoverlast)
-
ordeverstorende personen (ex-gedetineerden, drugsdealers, liquidatiedoelwitten en jihadisten)
-
ordeverstorende bijeenkomsten.
2. Ordeverstoringen in en om de woning
Huiselijk geweld Bij de aanpak van huiselijk geweld is het strafrechtelijke traject niet de enige optie. De burgemeester kan een huisverbod opleggen wanneer uit feiten en omstandigheden blijkt dat de aanwezigheid van een persoon in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor andere personen in de woning of in ieder geval een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat (art. 1 aanhef onder b en art. 2 Wet tijdelijk huisverbod). De burgemeester heeft de bevoegdheid om een huisverbod van tien dagen (art. 2 lid 1) op te leggen en dat eventueel te verlengen tot 28 dagen (art. 9 lid 1). Het huisverbod kan weer ingetrokken worden als de uithuisgeplaatste een aanbod tot hulpverlening heeft aanvaard en dit door de instantie voor advies of hulpverlening is bevestigd (art. 2 lid 9). Vaak, maar niet altijd, mandateren burgemeesters deze bevoegdheid aan een hulpofficier van justitie (van de politie). Wij vroegen ons af hoe de aanwezige gemeenten dit geregeld hebben. Oefent de burgemeester in uw gemeente deze bevoegdheid zelf uit?
Onderbouwing van feiten en omstandigheden Bepalend bij de juridische toets van het huisverbod zijn dus de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de aanwezigheid van een bewoner in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van andere bewoners oplevert. Die feiten en omstandigheden zullen voldoende onderbouwd moeten zijn. Hoe moet u dat dan doen? Heeft u enig idee?
Vaak wordt als onderbouwing gebruik gemaakt van de Risicotaxatie Instrument Huiselijk Geweld (hierna: het RiHG). Dit is een vragenlijst die gebruikt wordt door de hulpofficier van justitie om de huiselijk geweldsituatie in kaart te brengen. Met behulp van de vragenlijst wordt informatie verzameld over de mogelijke pleger van huiselijk geweld, het verloop van het geweldsincident en de achtergronden van het gezin.1 Wat nu als de persoon aan wie het huisverbod de feiten en omstandigheden uit het RiHG ontkent? Biedt de RiHG dan nog steeds voldoende grondslag voor het huisverbod? Een voorbeeld uit de jurisprudentie:2 Feiten en omstandigheden uit het RiHG: -
eerdere geweldsantecedenten geregistreerd,
-
persoon is onberekenbaar,
-
gebruikt verbaal geweld,
-
ernstige verdenking van het mishandelen van zijn echtgenote,
-
verslaafd geweest aan alcohol,
-
ontkent verantwoordelijkheid en legt deze bij echtgenote neer.
Verweer: Feiten en omstandigheden vormen onvoldoende grondslag voor het ernstig vermoeden dat zijn aanwezigheid in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van zijn echtgenote: -
slechts twee maal voor geweldsincidenten veroordeeld, meer dan vijf jaar geleden,
-
ontkent dat hij verbaal geweld heeft gebruikt,
-
ontkent dat hij de echtgenote heeft mishandeld,
-
ontkent dat hij verslaafd is geweest aan alcohol.
1
http://www.huiselijkgeweld.nl/doc/huisverbod/RIHG%20voorbeeldexemplaar.pdf
2
ABRvS 25 maart 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2015:908
Wie moeten we nu geloven? De juistheid van de feiten en omstandigheden uit de RiHG is (nog) niet bewezen. Kan dan toch het huisverbod worden opgelegd, ook al ontkent de betrokkene? Wat denkt u? De omstandigheid dat de juistheid van bepaalde punten uit een RiHG niet is bewezen, staan er niet aan in de weg dat de burgemeester de RiHG aan een huisverbod ten grondslag legt. 3 In de casus die ik zojuist schetste, achtte de rechter doorslaggevend dat er twee veroordelingen waren voor eerdere geweldsdelicten. De blote ontkenningen van de andere feiten en omstandigheden uit de RiHG vond de rechter onvoldoende om te oordelen dat de RiHG ten onrechte aan het huisverbod ten grondslag was gelegd. Dat er al meer dan vijf jaar verstreken waren sinds de twee veroordelingen voor geweldsdelicten, maakte dit niet anders.
Sepot in de strafzaak, huisverbod van tafel? Zoals we al vertelden is er vaak een samenloop tussen een strafrechtelijk traject en de bestuurlijke maatregel dat een huisverbod wordt opgelegd. Wat nu als de strafzaak wegens huiselijk geweld wordt geseponeerd? Daar gaan dan de feiten en omstandigheden op grond waarvan ernstige vrees bestond voor de veiligheid van de medebewoners, zou u denken. Conclusie moet dan wel zijn dat het huisverbod onterecht is opgelegd, toch? Wat denkt u? Het juiste antwoord op deze vraag vinden we terug in de jurisprudentie.4 In deze zaak werd een tijdelijk huisverbod opgelegd, o.a. vanwege een incident waarbij de vriendin waar de man mee samenwoonde tijdens een ruzie door de man door de straat werd gesleurd. Zij kon zich toen van hem losmaken en wegrennen. De man werd vervolgd wegens overtreding van art. 285, eerste lid Sr (bedreiging) vervolgd. De zaak werd echter geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. De man stelde in deze zaak dat vanwege het sepot in de strafzaak het huisverbod onterecht was opgelegd. Dat is een vaak gehoord verweer waar een vrijheidsbeperkende bestuurlijke maatregel wordt opgelegd. Het is echter niet relevant.
3
ABRvS 15 oktober 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2014:3735
4
ABRvS 10 februari 2016, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2016:308
Een huisverbod kan ook worden ingezet wanneer zich geen strafbare feiten hebben voorgedaan, maar situaties zijn ontstaan waarbij acute en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen. 5
Intrekken huisverbod Zoals wij al eerder aangaven kan de burgemeester een huisverbod ook weer terug intrekken. In welke gevallen kan dat? Wat nu als de persoon aan wie een huisverbod is opgelegd belooft dat hij ook zonder huisverbod zijn vriendin met rust zou laten door geen contact met haar op te nemen en het huis niet te betreden. Is dat voldoende? En wat nu als zijn vriendin aangeeft dat zij er vertrouwen in heeft dat hij haar ook zonder huisverbod met rust zal laten? Is dat dan geen reden om het huisverbod in te trekken? Zowel de man als de vriendin hadden al een gesprek gehad met een casemanager en er was een datum bepaald voor een intakegesprek bij een instelling. Is dit voldoende reden om het huisverbod in te trekken? Nee, de gesprekken met de casemanager hadden slechts als doel om te inventariseren welke hulpverlening noodzakelijk was en kunnen daarom niet worden aangemerkt als reële aanvang van de hulpverlening.6
Huisverbod voor agressieve ex-partner die niet meer in het huis woont? De man had na een woordenwisseling in de woning van zijn ex-partner een aantal spullen vernield. De vrouw is het huis moeten ontvluchten en heeft de politie gebeld. Al eerder vond een incident plaats tussen de man en de vrouw, waarvan hun zoon getuige was. Wat denkt u? is dit voldoende voor een huisverbod? Nee, de man was in het kader van het co-ouderschap soms in de woning van zijn ex-partner, maar woonde er niet meer.7 Krantenkop in de lokale krant (Tubantia) is veelzeggend: “Agressieve ex wint zaak dankzij juridisch foutje”.
5
Kamerstukken II, 2005/06, 30657, nr. 3, blz. 2 en ABRvS 6 augustus 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2014:2974
6
ABRvS 24 februari 2016, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2016:460
7
ABRvS 9 maart 2016, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2016:599
Drugsoverlast Twintig jaar geleden probeerden burgemeesters drugsgerelateerde overlast meestal aan te pakken met behulp van art. 174a Gemeentewet (Wet Victoria). In de praktijk bleek het moeilijk om aan te tonen dat er sprake was van de vereiste verstoring van de openbare orde. Drugsdealers deden hun uiterste best om geen overlast te veroorzaken en intimideerden omwonenden, zodat niemand durfde te klagen. Sinds 2007 (Wet Damocles) heeft de burgemeester een nieuw instrument bij het tegengaan van drugshandel vanuit woningen: art. 13b Opiumwet. De burgemeester is op grond van dit artikel bevoegd om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of op het bij de woning behorende erf een middel als bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. In de praktijk betekent de toepassing van deze bevoegdheid dat de burgemeester de woning fysiek sluit: deuren en ramen worden dichtgetimmerd en de woning wordt verzegeld.
Statistiek: redenen voor woningsluiting op grond van art. 13b Opiumwet 8 Onderzoek naar 65 gepubliceerde uitspraken in de periode van november 2007 t/m januari 2015. Vier belangrijke redenen voor woningsluiting (ook combinaties mogelijk): -
72,3%: handelshoeveelheid drugs (geen hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik, bij sofdrugs ligt de grens bij 5 gram, bij harddrugs op een halve gram);
8
-
36,9%: hennepteelt (meer dan 5 planten);
-
13,8%: actieve drugshandel;
-
1,5%: laboratorium in de woning.
Mr. dr. Michels Vols en Michelle Bruijn LLB, De strijd van de burgemeester tegen drugscriminaliteit (www.nall.nl).
Statistiek: met succes aanvechten van de woningsluiting Bijna de helft (44,6%) van de sluitingen van de woning wordt met succes aangevochten: de voorlopige voorziening wordt toegewezen of het beroep wordt gegrond verklaard. Wat denkt u? Maakt het hierbij uit of de belanghebbende de eigenaar en bewoner van de woning is, alleen bewoner of alleen eigenaar? Nee. Maakt de soort drugs die is aangetroffen uit? Ja, in de zaken waarin alleen softdrugs werd aangetroffen, werd het besluit in de helft van de zaken met succes aangevochten. In de zaken waarin (ook) harddrugs werd aangetroffen, was de belanghebbende in slechts 20% van de gevallen succesvol. Maakt het uit of er een grote of een kleine hoeveelheid drugs (in grammen) werd aangetroffen? Bij softdrugs niet. Bij minder dan 10 kilogram, kreeg de belanghebbende in 42,9% van de gevallen gelijk. Bij een vondst van meer dan 10 kilo, was dat in iets meer dan 45% van de zaken het geval. Bij harddrugs is dit wél van belang. Bij minder dan 100 gram, werd de sluiting in de helft van de zaken met succes aangevochten. Bij hoeveelheden meer dan 100 gram harddrugs, kreeg de belanghebbende in slechts 14,3% van de zaken gelijk. Maakt de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten uit? Ja. Bij een hoeveelheid van honderd hennepplanten of minder heeft de belanghebbende in 71,4% van de gevallen gelijk gekregen. Bij meer dan driehonderd planten, kreeg de belanghebbende in slechts 37,5% van de zaken gelijk. Welke argumenten hebben volgens u het meeste kans van slagen? In 43% van de gevallen waarin de belanghebbende gelijk krijgt, voert hij aan dat de gevolgen onevenredig zijn. De persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende spelen hierbij een rol, zoals de aanwezigheid van (jonge) kinderen, dakloosheid als gevolg van woningsluiting of de gevolgen van de sluitingen voor zijn financiën of gezondheid.
Een ander bezwaar dat relatief succesvol is, is het wijzen op een ondeugdelijke motivering van het besluit. In bijna de helft van de zaken waarin de belanghebbende het sluitingsbesluit met succes aanvecht, werd door de rechter geoordeeld dat het besluit ondeugdelijk was gemotiveerd. Slechts in twee van de 65 geanalyseerde zaken werd dit bezwaar expliciet opgeworpen. Dit laat zien dat de rechter het besluit doorgaans ambtshalve toetst op een deugdelijke motivering. Wat denkt u van het argument dat de burgemeester voorafgaand aan de woningsluiting eerst had moeten waarschuwen, voordat hij de ingrijpende maatregel van woningsluiting inzette? In het verleden had dit argument nog wel eens succes, maar vanaf 2015 lijken belanghebbenden zich niet meer gauw met succes te kunnen beroepen op een waarschuwingsplicht. In een uitspraak uit begin 20159 oordeelde de Afdeling kort gezegd dat waarschuwen niet verplicht is, indien er sprake is van een “ernstig geval”. Van een ernstig geval is echter nogal snel sprake. De Afdeling vond een waarschuwing bij een handelshoeveelheid van meer dan twintig hennepplanten niet nodig. In die zaak stond in het handhavingsbeleid van de gemeente dat bij een handelshoeveelheid van 20 planten of meer de burgemeester overging tot sluiting van de woning, zonder voorafgaande waarschuwing. Omdat op grond van datzelfde handhavingsbeleid in schrijnende gevallen hiervan afgeweken kon worden, vond de Afdeling het beleid redelijk. Volgens de Afdeling bood het gevoerde beleid voldoende ruimte om te volstaan met een minder vergaande maatregel dan sluiting.
Geografische verschillen? Maakt het bij de beoordeling van de redelijkheid van een door de gemeente gevoerd handhavingsbeleid uit, hoe groot het drugsprobleem is in de betreffende gemeente? Wat denkt u? Ja. Hoewel de gemeente Rotterdam ook een ernstige drugsproblematiek kent, onderscheidt de situatie zich van die in de gemeente Maastricht. Maastricht is een grensgemeente met veel coffeeshops, waardoor het aanzuigende werking heeft op gebruikers die buiten Nederland wonen. Bovendien is in Maastricht het
9
ABRvS 21 januari 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2015:130
ingezetenencriterium ingevoerd: alleen ingezetenen van Nederland van 18 jaar of ouder worden tot een coffeeshop toegelaten. Deze maatregel versterkt het belang van het tegengaan van illegaal aanbod. Om deze redenen mag Maastricht een beleid voeren dat sluiting bij een eerste constatering inhoudt10. In Rotterdam mag dat niet.11
Geslaagd beroep op onevenredigheid besluit vanwege persoonlijke omstandigheden? In een loods bij een woonhuis werden 259 hennepplanten aangetroffen.12 De burgemeester besloot de loods voor zes maanden te sluiten. De eigenaars van het woonhuis en de loods doen een beroep op een aantal persoonlijke omstandigheden: -
Hennepkwekerij werd gerealiseerd op het moment dat zij zelf niet thuis waren en iemand anders de beschikking had over de loods. Geen succes: persoonlijke verwijtbaarheid speelt geen rol. Eigenaren zijn verantwoordelijk voor wat zich op hun perceel en in hun eigendommen afspeelt en moeten afdoende maatregelen nemen om feiten te voorkomen.
-
Eerste overtreding, geen criminele antecedenten. Niet relevant: sluiting richt zich niet alleen op eigenaars, maar is ook een signaal aan de buitenwereld dat het gebruiken van een pand voor een hennepkwekerij niet wordt getolereerd.
-
Geen drugspand, geen intimidaties, geen overlast. Gezien de vondst, moeten er handelaren zijn geweest. Algemeen belang om de woning zichtbaar te onttrekken aan het criminele circuit.
-
Drachtige schapen in de loods. Misschien slechts een gedeelte van de loods sluiten, of pas nadat de schapen bevallen zijn? Nee, schapen kunnen ook elders op het terrein bevallen. De kosten die het elders onderbrengen van de schapen met zich mee brengt, is geen reden om het voorste gedeelte van de loods open te laten.
10
ABRvS 30 juli 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2014:2859
11
Rechtbank Rotterdam 4 november 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8911(niet gepubliceerd).
12
Rechtbank Oost-Brabant 29 februari 2016, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2016:793
Een latere ingangsdatum valt niet te rijmen met het doel van de sluiting: voorkomen dat de loods gebruikt wordt of beschikbaar gesteld wordt voor de hennepteelt. In een andere zaak werd een met professionele apparatuur opgezette hennepplantage ontdekt met 435 oogstrijpe hennepplanten en een niet meer in werking zijnde hennepplantage waar de planten al waren geoogst. Stroom werd op illegale en brandgevaarlijke wijze afgetapt. De burgemeester besloot om de woning voor drie maanden te sluiten. De volgende persoonlijke omstandigheden speelden. Aan u de vraag of deze omstandigheden volgens u voldoende zijn om de woningsluiting met succes aan te vechten. -
Bewoonster is herstellende van een operatie, waarna ze IVF-behandelingen zal ondergaan. Stress door sluiting van de woning heeft negatieve invloed op herstel van de operatie en de slagingskans van IVF.
-
Gezin van bewoner met vier minderjarige kinderen komt op straat te staan. Kinderen kunnen niet voor de periode van 3 maanden bij ex-echtgenote terecht. Eén van de kinderen zat net in een examenperiode.
-
Rijschool aan huis. Imagoschade, klanten kunnen niet meer bij de woning terecht voor theoriecursussen, rijlessen en examens. Daardoor financiële problemen.
Het antwoord is nee. De omstandigheden zijn volgens de Afdeling geen bijzondere omstandigheden in de zin van art. 4:84 Awb die tot afwijking van het gehanteerde beleid zouden moeten leiden.13
Woningsluiting bij woonoverlast Op grond van art. 174a Gemw kan de burgemeester een woning sluiten bij verstoring van de openbare orde rond de woning. Bij de bekendmaking van het besluit moet aan de
13
ABRvS 2 maart 2016, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2016:543
belanghebbende de gelegenheid worden geboden om binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen, waardoor verstoring van de openbare orde wordt beëindigd. Toepassing van 174a Gemw is slechts mogelijk in situaties waarin sprake is van overlast die maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en die niet met andere, minder ingrijpende maatregelen kan worden bestreden. Door de wetgever is daarbij gedacht aan overlast die wat betreft de risico’s voor de omgeving te vergelijken is met drugsoverlast. Het moet gaan om een ernstige bedreiging van de veiligheid en gezondheid van mensen in de directe omgeving van de woning. Aan de hand van concrete, objectieve en verifieerbare gegevens moet aannemelijk worden gemaakt dat zich in de woning of op het daarbij behorende erf ernstige gedragingen voordoen en dat daardoor verschillende soorten ernstige overlast zich met grote regelmaat en langdurig voordoen. Ik geef een aantal voorbeelden uit de jurisprudentie. Aan u de vraag of in die zaken sprake is van voldoende ernstige feiten en omstandigheden voor woningsluiting op grond van art. 174a Gemw. In een al wat ouder zaak (2011) was het volgende aan de hand: -
Massale vechtpartijen tussen bewoners van de woning, inclusief hun aanhang en hen vijandig gezinde groepen;
-
Vechtpartij tussen de bewoners en de politie, waardoor een onveilige situatie voor omwonenden en een grote mate van onrust in de buurt werd veroorzaakt.
Dit was onvoldoende. Niet duidelijk was wie de escalatie had veroorzaakt. De overlast was mede aan de bewoners te wijten, maar dat was onvoldoende voor de conclusie dat de openbare orde rond de woning uitsluitend of overwegend vanuit de woning of het bijbehorende erf werd verstoord. Daarbij woog de Afdeling mee dat de bewoners in de periode voorafgaand aan het incident door lokale jeugd en/of personen met een tegengestelde politieke overtuiging waren bedreigd, waarbij provocaties zijn geuit en strafbare feiten jegens de bewoners zijn gepleegd.14
14
ABRvS 16 februari 2011, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RVS:2011:BP4697
In een zaak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant speelden de volgende feiten en omstandigheden: -
Meldingen van omwonenden en constateringen van de politie met betrekking tot door verzoeker veroorzaakte (ernstige) geluidsoverlast.
-
Vervelende en mogelijk intimiderende bejegening van omwonenden.
-
Dreigende confrontatie met omwonenden waarbij de politie tussenbeide moest komen om gewelddadigheden te voorkomen.
De rechtbank achtte deze feiten onvoldoende voor woningsluiting op grond van art. 174a Gemw. Het was niet aannemelijk dat de veiligheid en gezondheid van omwonenden door de geluidsoverlast in ernstige mate werd bedreigd. Niet kwam vast te staan dat de psychische klachten van de buren in hoofdzaak het gevolg waren van de overlast. Er was slechts één aangifte van bedreiging met brandstichting, maar de zaak werd geseponeerd. En de dreigende confrontatie met omwonende betrof een eenmalig incident, aldus de rechtbank.15 Tot slot nog een bijzondere uitspraak uit het noorden van het land. Over de bewoner van een pand waren gedurende een periode van vier jaren tientallen meldingen binnengekomen van ernstige overlast: drugsgerelateerde overlast, geluidsoverlast, stankoverlast en agressief optreden van de bewoner. In eerste instantie had de burgemeester de woning gesloten op grond van art. 13b Opiumwet. Bij het bestreden besluit werd de grondslag echter gewijzigd naar art. 174a Gemw. Het besluit hield stand. Tot een inhoudelijke toets kwam het echter niet. Ter zitting betwistte de bewoner van het pand dat hij de genoemde gedragingen had begaan, maar deze algemene betwisting zonder verdere onderbouwing was onvoldoende. Bovendien bestreed de bewoner in de procedure niet dat de gedragingen waren te kwalificeren als een verstoring van de openbare orde in de zin van art. 174a Gemw. 16
15
Rb Zeeland-West-Brabant 3 september 2015, www.rechtspraak.nl ECLI:NL:RBZWB:2015:5902
16
Rechtbank Noord-Holland 14 oktober 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBNHO:2015:9032
Initiatiefwetsvoorstel aanpak woonoverlast Tot slot nog even kort iets over het initiatiefvoorstel aanpak woonoverlast. Volgens het wetsontwerp kan de gemeenteraad per verordening bepalen dat er een gedragsaanwijzing komt voor de bewoners van woningen. Dit ter voorkoming van ernstige hinder vanuit woningen of aan woningen grenzende erven voor omwonenden. Het wetsvoorstel heeft als doel het toevoegen van een fijnzinniger instrument in de bestrijding van woonoverlast, ter aanvulling van de bestaande mogelijkheden van een bestuurlijke waarschuwing en de sluiting van een woning o.g.v. art. 174a Gemeentewet.
Het wetsvoorstel ligt ter behandeling in de Tweede Kamer, wanneer en of het wet wordt is nog onduidelijk.
3. Ordeverstorende personen
De terugkeer van ex-gedetineerden Een voor de hand liggende maatregel bij de terugkeer van ex-gedetineerden is een gebiedsverbod. Dat kan opgelegd worden op grond van de APV (als de bevoegdheid daarin is opgenomen), artikel 172 lid 3 van de gemeentewet (de lichte bevelsbevoegdheid) en artikel 172a van de gemeentewet (de zogenoemde Voetbalwet). De Hoge Raad heeft in een arrest van 11 maart 2008 (Gst. 2008/103) overwogen dat als in een gemeente een verordening geldt waarin is geregeld dat de burgemeester bij overlastgevende verstoringen van de openbare orde een verblijfsontzegging kan opleggen, artikel 172, lid 3 Gemeentewet niet ook een grondslag biedt voor een gebiedsontzegging ter zake van verstoringen van de openbare orde waarop de APV het oog heeft. Dat geldt ook voor artikel 172a Gemeentewet, omdat daarbij al uit de tekst van het artikel blijkt dat deze bepaling geldt ‘onverminderd artikel 172, derde lid van de Gemeentewet en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde’.
Sytze van der V., waarmee ik de presentatie begon, biedt een handige leidraad bij het bespreken van de opties van de burgemeester bij de terugkeer van ex-gedetineerden. Hij heeft ongeveer elk besluit aangevochten en helaas ook nog best vaak gelijk gekregen. In 2009 kwam hij als veroordeelde zedendelinquent terug in Eindhoven. Hem werd op grond van artikel 172, derde lid gemeentewet een gebiedsverbod opgelegd omdat er vrees was dat hij weer in zijn oude gedrag zou vervallen en omdat er maatschappelijke onrust werd verwacht rondom zijn terugkeer.
Artikel 172 3 De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. Een vraag die ik u zou willen voorleggen is of recidivegevaar in dit geval ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde rechtvaardigt. [Ja of Nee] De voorzieningenrechter meende van niet. De vrees voor herhaling van strafbare feiten brengt niet dat de openbare orde in het geding is. Omdat uit het dossier ook niet bleek dat er een gegronde vrees moet zijn voor oproer, geweldpleging of wanordelijkheden schorste de voorzieningenrechter het besluit omdat het niet voldoende werd gemotiveerd (3:46 Awb) en omdat eventuele ordeverstoringen in de zin van maatschappelijke onrust niet van de ex-gedetineerde zelf uitgaan. Rechtbank ’s-Hertogenbosch 27 oktober 2009, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBSHE:2009:BK1271
In beroep werd de burgemeester wel bevoegd geacht het gebiedsverbod op te leggen. Waarom nu wel? Uit een dreigingsinschatting van de politie bleek dat een confrontatie tussen van der V. en de Turkse gemeenschap van Eindhoven (waarbinnen zich een slachtoffertje bevond) zeer voorstelbaar was en de dreigingsinschatting werd ter zitting door deskundigen onderschreven. Daarmee was de burgemeester er nog niet. De rechtbank toetste het gebiedsverbod aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit zoals die volgen uit het Europees Verdrag voor
de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank kwam tot het oordeel dat het gebiedsverbod van beperkte duur moet zijn (in dit geval werd het opgelegd totdat onder justitiële titel afspraken gemaakt zouden worden met Van der V.) en dat niet aannemelijk werd dat geen gebiedsverbod van een beperkter omvang dan de gehele gemeente gegeven kon worden. Er was volgens de rechter sprake van een zodanig vergaande inbreuk op de bewegingsvrijheid dat niet werd voldaan aan de eisen uit het EVRM. Rechtbank ’s-Hertogenbosch 5 augustus 2010, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBSHE:2010:BN3313
De burgemeester van Utrechtse Heuvelrug, waar Van der V. daarna aanklopte, vond een gebiedsverbod op grond van artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet gerechtvaardigd omdat “de vrees bestaat dat hij in zijn gedrag zal vervallen en opnieuw zedendelicten zal plegen, dan wel op andere wijze de openbare orde zal aantasten door toenadering te zoeken tot nietsvermoedende burgers en hun kinderen”.
Wat denkt u? Maakte deze onderbouwing verschil in de beoordeling door de rechter? Ook deze burgemeester hoorde de voorzieningenrechter overwegen dat er onvoldoende relevante feiten en omstandigheden naar voren zijn gebracht om de conclusie te rechtvaardigen dat de aanwezigheid van Van der V. leidt tot verstoring van de openbare orde. Hij was daarom niet bevoegd. Rechtbank Utrecht 3 december 2009, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBUTR:2009:BK5246
Hoe had het gebiedsverbod wel overeind kunnen blijven? In Eindhoven was men al goed op weg met politie informatie en deskundigen. Waar daar een beperkte duur en omvang was gekozen was het verbod waarschijnlijk overeind gebleven. Maar soms is er ook gewoon weinig harde informatie. Een burgemeester zal dan iets moeten doen, om achteraf niet het verwijt te krijgen dat hij het allemaal liet gebeuren. De burgemeester van Amersfoort koos er voor zijn bevolking te informeren over de woonplaats van Sytze van der V. Dat kwam hem op een schadevergoeding te staan. Rechtbank Midden-Nederland 8 april 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBMNE:2015:2329
De uitspraken over Sytze van der V. zijn van voor de invoering van artikel 172a van de gemeentewet. Dat artikel biedt een ander toetsingskader voor het opleggen van een gebiedsverbod voor maximaal 3 maanden.
Artikel 172a 1 Onverminderd artikel 172, derde lid, en hetgeen bij gemeentelijke verordening is bepaald omtrent de bevoegdheid van de burgemeester om bevelen te geven ter handhaving van de openbare orde, kan de burgemeester aan een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig heeft verstoord of bij groepsgewijze ernstige verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, dan wel herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven: a. zich niet te bevinden in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente; b. zich niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder redelijk doel met meer dan drie andere personen in groepsverband op te houden, of c. zich op bepaalde tijdstippen te melden op of vanaf bepaalde plaatsen, al dan niet in een andere gemeente. In 2015 heeft de burgemeester van Eindhoven op die titel een gebiedsverbod opgelegd aan een geweldsdelinquent die uit een TBS-kliniek werd ontslagen en terugkeerde naar Eindhoven. Een gebiedsverbod mocht op grond van de toen geldende tekst van artikel 172a opgelegd worden aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of daarbij een leidende rol heeft gehad, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde (intussen is ook de toepassing bij zogenoemde first offenders mogelijk). In dit geval lag er een proces-verbaal van de politie waaruit de betrokkenheid van de TBS-er bij verschillende geweldsincidenten blijkt. De man kreeg
een gebiedsverbod voor drie maanden voor een woonwijk en het centrum van Eindhoven. De voorzieningenrechter wees zijn verzoek om een voorlopige voorziening af. Rechtbank Oost-Brabant 3 juni 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2015:3231
Drugsoverlast Een gebiedsverbod kan ook opgelegd worden bij overlast. De burgemeester van een gemeente die wij hebben bijgestaan heeft bij herhaling gebiedsverboden op grond van de APV opgelegd aan drugsdealers op straat. Het APV-artikel luidt:
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of veiligheid een verbod opleggen aan degene die de openbare orde of veiligheid heeft verstoord om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvlak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode die ten hoogste twaalf weken kan bedragen. In een zaak waarin ik de burgemeester bijstond werd een drugsdealer een gebiedsverbod van twaalf weken opgelegd. Voldoende stond vast dat de drie onderliggende incidenten, drugsverkoop aan minderjarigen en buitenlanders, hadden plaatsgevonden (politierapportage en getuigenis wijkagente ter zitting). De gebiedsaanduiding bij het besluit werd onduidelijk geacht. Ter zitting werd het bedoelde gebied afgetekend. De rechter trof de voorziening dat dit het gebied moest zijn, maar liet het besluit voor het overige in stand. Een aandachtspunt dus, maar voor de gemeente werd duidelijk dat de staande praktijk van de gebiedsverboden bij drugsoverlast de rechterlijke toets kon doorstaan.
Liquidatiedoelwitten Dat de vrees voor verstoring van de openbare orde niet altijd uit hoeft te gaan van de persoon die een gebiedsverbod krijgt werd al betoogd door de burgemeester van Eindhoven ten aanzien van Sytze van der V. Recent werd op grond van die gedachte ook
een gebiedsverbod opgelegd aan een liquidatiedoelwit in Amsterdam. http://www.nu.nl/binnenland/4220778/politie-amsterdam-geeft-gebiedsverbod-mogelijkliquidatiedoelwit.html
In de pers werd dit als een primeur gebracht, terwijl het dat niet is. Eerder werd een dergelijk gebiedsverbod opgelegd in andere gemeenten. Of het in Amsterdam stand houdt weten we niet. De persoon in kwestie heeft geen voorlopige voorziening gevraagd, maar heeft wel aangegeven om principiële redenen in beroep te zullen gaan. In Eindhoven, in 2011 hield een gebiedsverbod op grond van artikel 172, lid 3 van de Gemeentewet stand bij de voorzieningenrechter. Een woning, midden in een woonwijk, werd daar eerder met een automatisch wapen beschoten. De burgemeester mocht zich, gelet op de mogelijke externe effecten, op het standpunt stellen dat een andere optie dan het geven van een bevel om de dreiging voor met name de omgeving weg te nemen niet aanwezig was. Van belang daarbij was dat de man van overheidswege aangeboden hulp en beveiliging om hem moverende redenen weigerde. Minder vergaande maatregelen, zoals surveillance etc, waren volgens de voorzieningenrechter geen alternatief voor het opgelegde verbod. In deze zaak werd de aan het besluit ten grondslag gelegde informatie op grond van artikel 8:29 Awb onder geheimhouding uitsluitend aan de rechter voorgelegd. De verzoeker gaf geen toestemming om mede op de grondslag van de geheime stukken uitspraak te doen. Daarmee werd de rechter de mogelijkheid ontnomen om te toetsen of sprake was van een toereikende grondslag en werd dat als vaststaand aangenomen. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester in de beslissing op bezwaar wel uitdrukkelijk zal moeten motiveren op grond van welke concrete en actuele informatie hij tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van een verstoring van de openbare orde. Rechtbank ’s-Hertogenbosch 25 maart 2011, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBSHE:2011:BP9061
In een gemeente die wij bijstonden ging een gebiedsverbod opgelegd aan een liquidatiedoelwit onderuit. Er werd in dat geval een gebiedsverbod opgelegd aan een jongen
die bevriend was met een bij een schietincident omgekomen jongen. Er waren aanwijzingen dat ook deze jongen moest vrezen voor zijn leven. In eerste instantie kreeg hij een gebiedsverbod opgelegd, op grond van de APV. Omdat de APV slechts een duur van 24 uur mogelijk maakte werd lopende bezwaar een nieuw besluit genomen op grond van artikel 172a Gemeentewet, waarmee een gebiedsverbod voor de duur van 4 weken werd opgelegd. De voorzieningenrechter overwoog dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de jongen zelf herhaaldelijk de openbare orde verstoorde en schorste het gebiedsverbod. Een opmerkelijke uitspraak vinden wij. Er werden namelijk ook in deze zaak op grond van artikel 8:29 Awb stukken overgelegd waaruit de feiten en omstandigheden, waarvan de voorzieningenrechter meende dat ze er niet waren, bleken. De jongen in kwestie gaf geen toestemming om mede op grond van deze stukken uitspraak te doen. Dat leidde in dit geval, ons inziens ten onrechte, tot de toewijzing van het verzoek.
Wetsvoorstel: jihadisten Volgens de Regering is artikel 172a gemeentewet niet toereikend om personen die een aanslag willen plegen effectief aan te pakken.
De situatie rondom een teruggekeerde
uitreiziger naar een terroristische groepering/gebied hoeft niet per se samen te vallen met een verstoring van de openbare orde.
De dreiging van de zogenaamde terugkeerders, personen die hebben gevochten namens een terroristische organisatie, en de dreiging van de terreur heeft ertoe geleid dat de Regering het actieprogramma ‘Integrale aanpak jihadisme’ heeft opgesteld, waarvan de ‘Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding’ een van de vier wetsvoorstellen is.
De minister kan op grond van het wetsvoorstel een meldplicht opleggen, een gebiedsverbod of
een
contactverbod.
Dat
kan
voor
maximaal
een
half
jaar,
met
telkens
een
verlengingsmogelijkheid voor nog eens een half jaar. De minister kan ook een uitreisverbod opleggen. De burgemeester heeft slechts een ondersteunende rol, hij kan informatie
aanreiken aan de minister. De reden om deze bevoegdheden niet bij de burgemeester neer te leggen is dat de problematiek per definitie de gemeentegrenzen overschrijdt.
Het wetsvoorstel wordt behandeld in de Tweede Kamer.
Andere toepassingen Het gebiedsverbod biedt een uitkomst voor vele soorten problemen. Zo heeft de gemeente Leiden in het verleden (2012) een gebiedsverbod voor inbrekers in de APV gehad. Aan mensen die aangehouden werden met inbrekerswerktuigen in hun bezit kon een dergelijk verbod worden opgelegd. Voor zover ik weet is het geen doorslaand succes geworden en heeft het initiatief weinig navolging gekregen in andere gemeenten. In februari van dit jaar heeft de burgemeester van Bernheze op grond van artikel 172a Gemeentewet gebiedsverboden opgelegd aan mensen die pamfletten hadden opgehangen met de oproep om te komen demonstreren tegen de komst van een AZC in Heesch. Die handeling betrof een overtreding van de daar geldende noodverordening. Wat vindt u, afgaande op wat u vandaag eerder gehoord heeft, was de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een gebiedsverbod? [Ja of Nee] Het lijkt mij moeilijk om hier een openbare ordeverstoring aannemelijk te maken. Half maart 2016 heeft de gemeente Eindhoven in een integrale veiligheidsnota opgeschreven dat zij gebiedsverboden op willen leggen aan fietsendieven. Fietsendieven die gepakt zijn mogen zich dan gedurende een bepaalde periode niet meer binnen 100 meter van fietsen ophouden. Wat denkt u? Een goede vondst? [Ja of Nee] Het lijkt mij een slecht te handhaven verbod. Deze voorbeelden zijn dus misschien niet de beste, maar duidelijk moge zijn dat een gebiedsverbod een oplossing kan bieden voor een breed scala aan openbare ordeproblemen die van personen uitgaan.
4. Ordeverstorende bijeenkomsten
Openbare orde en de Wet openbare manifestaties (Wom) Op grond van artikel 9 lid 2 van de Grondwet kan de wet beperkingen stellen aan het recht van betoging ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of ter voorkoming van wanordelijkheden. Hieraan is invulling gegeven in de Wet openbare manifestaties (Wom). In artikel 2 Wom wordt namelijk bepaald dat de beperking van het recht van betoging en het gebruik van de bevoegdheden genoemd in de artikelen 5, 6 en 7 Wom enkel gerechtvaardigd kunnen worden door een van de drie in de Grondwet genoemde redenen. Daarbij geldt dat de belangen van artikel 2 Wom op een dusdanige wijze moeten worden geschonden dat dit niet met een lichtere bevoegdheid kan worden opgelost. Gedacht kan worden aan de redelijke verwachting dat een demonstratie gepaard gaat met grootschalige wanordelijkheden. Maatregelen die gericht zijn op de inhoud van bijeenkomsten zijn niet toegestaan. De burgemeester van Den Haag heeft in 2014 ten aanzien van verschillende demonstraties een beperking gesteld. Er waren op dezelfde dag, een toch al drukke zaterdag, in het centrum van de stad demonstraties gepland van Pro Patria, de Nederlandse Volksunie, de Moslime Defence League-Holland, Geen Stijl en de Anti-fascistische Aktie. Niet allemaal organisaties die zomaar met elkaar door een deur kunnen. Verder was er een hardloopevenement met 24.000 deelnemers, kermis op het Malieveld, een festival met 5.000 bezoekers en een wedstrijd van ADO. Gelet op deze omstandigheden kon de burgemeester zich volgens de voorzieningenrechter in redelijkheid op het standpunt stellen dat het houden van een demonstratie tot wanordelijkheden kon leiden. Rechtbank Den Haag 18 september 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBDHA:2014:11595
Noodbevoegdheden Noodbevelen en noodverordeningen worden in de praktijk wel toegepast, maar het is opvallend dat er weinig tot geen jurisprudentie over te vinden is. Een noodverordening houdt een algemeen verbindend voorschrift in, dat niet appellabel is. De meest recente uitspraak over noodbevoegdheden is van de rechtbank Limburg van 22 december 2014 en heeft geen betrekking op openbare ordeproblematiek in de zin die we vandaag bespreken. Op grond van het noodbevel moest de voormalige afvalverwerkingsinrichting Edelchemie fysiek met een deugdelijk hekwerk worden afgesloten en werd 24-uurs bewaking ingesteld, vanwege de aanwezigheid van gevaarlijke afvalstoffen. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester niet in redelijkheid een noodbevel kon afkondigen, alleen de aanwezigheid van gevaarlijke afvalstoffen rechtvaardigde niet de vrees voor een ramp. Rechtbank Limburg 22 december 2014, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBLIM:2014:10865
Recent voorbeeld: Noordoostpolder, januari 2016 : AZC Het komt wel voor dat burgemeesters de noodbevoegdheden inzetten bij de vrees voor maatschappelijke onrust. Een recent voorbeeld (januari van dit jaar) is de burgemeester van de gemeente Noordoostpolder. Die kondigde een noodbevel af dat inhield dat alleen inwoners van de gemeente een bijeenkomst over AZC’s konden bezoeken. Daarbij werd expliciet bepaald dat de pers niet welkom was. Een van de redenen om het bevel af te kondigen was er zelfs in gelegen dat de pers vragen had gesteld aan inwoners van de gemeente. Iedereen buitelde over de burgemeester heen. Een beperking van de persvrijheid, hoe durfde hij. Uiteindelijk heeft de burgemeester aangegeven dat het allemaal op een misverstand berustte, het besluit zou per ongeluk in concept op de gemeentelijke website zijn beland.
Personen op bijeenkomsten Het kan ook voorkomen dat de burgemeester een bijeenkomst aan banden legt door bepaalde personen die aan de bijeenkomst meedoen vrijheidsbeperkingen op te leggen. De burgemeester had vandaag dus in kunnen grijpen. Of dat besluit overeind zou blijven weet ik niet. Sommige sprekers hier vandaag zijn van wat twijfelachtig allooi, maar gevaarlijk wordt het niet. In Eindhoven in 2015 was dat anders. Er was daar een conferentie met sprekers die vrij radicale islamitische denkbeelden hadden. De burgemeester van Eindhoven had informatie ontvangen van de inlichtingendiensten dat deze personen in Eindhoven zouden spreken. Hij heeft toen op grond van artikel 172, lid 2 van de Gemeentewet een spreek- en toelatingsverbod opgelegd en op grond van artikel 172, lid 3 subsidiair 172a Gemeentewet een gebiedsverbod. De voorzieningenrechter overwoog dat het ingewikkelde materie is en dat er geen ruimte is voor afweging van grondrechten in een voorlopige voorziening procedure. Op grond van een belangenafweging wordt het verzoek afgewezen. Ten aanzien van artikel 172a wordt overigens overwogen dat een situatie als bedoeld in dat artikel zich niet voordeed. Er is geen sprake van verstoring of herhaaldelijke verstoring van de openbare orde. Rechtbank Oost-Brabant 23 december 2015, www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2015:7607
Een opvallende uitspraak, waar ook wel kritiek op is geweest. Preventief ingrijpen is op grond van de wet toegestaan, maar niet vanwege de inhoud, zelfs niet als vaststaat dat deelnemers strafbare meningen gaan verkondigen. http://njb.nl/blog/haatpredikers-openbare-orde-en-het-censuurverbod.19353.lynkx
5. Casus Demonstratie Voorpost tegen uitreiking Four Freedoms Awards aan Angela Merkel in Middelburg
Feiten: -
Volgens de AIVD is Voorpost een extreem-rechtse organisatie. Voorpost noemt zichzelf 'volksnationalistisch'. De vereniging verzet zich onder andere tegen de multiculturele samenleving en de Europese Unie. Verder is Voorpost voor samenvoeging van Nederland en Vlaanderen tot één natie.
-
Voorpost wil met 200 man demonstreren tijdens de uitreiking van de Four Freedoms Awards op 21 april in de Nieuwe Kerk. De Duitse bondskanselier is een van laureaten.
-
In het verleden hebben protestmarsen van Voorpost in Nederland geleid tot tegendemonstraties van de links-radicale AFA, de Anti-Fascistische Actie. Hierbij is de Mobiele Eenheid ingezet om de groeperingen uit elkaar te houden.
Vragen: 1. Kan de burgemeester deze demonstratie tegenhouden op grond van de hem ter beschikking staande openbare ordebevoegdheden? [Ja of Nee] 2. Zo ja, welke bevoegdheden komen in aanmerking? 3. Hoe beoordeelt u deze zaak wanneer duidelijk wordt dat AFA eveneens een tegendemonstratie in Middelburg plant, evenals een afvaardiging van bezorgde Middelburgers? 4. Maakt het uit of bepaalde kopstukken van de demonstrerende organisaties eerder de openbare orde hebben verstoord?
Conclusies
Bij een verstoring van de openbare orde kijkt iedereen naar de burgemeester. Ook onder tijdsdruk een zorgvuldige afweging maken zodat besluiten overeind blijven: 1. Dossier Eigen informatie en informatie van ketenpartners, zoals OM, politie en hulpverlening.
2. Deskundigen Overleg met diezelfde ketenpartners (al dan niet binnen het veiligheidshuis), andere gemeenten, de VNG, uw advocaat. 3. Daadkracht In het online woordenboek vond ik de volgende definitie van daadkracht:
Het vermogen om snel en goed je plannen uit te voeren. Een besluit gemaakt op grond van volledige informatie over de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden, goed gemotiveerd en voorzien van een belangenafweging zal in de regel overeind blijven. Dat in acht genomen kan een besluit snel en goed genomen worden. Zo blijft de burgemeester de baas.
6. Discussie / vragen