Emile Gemmeke De Geerkamp 1014 6545 HB Nijmegen 024-3739514 /
[email protected]
Aan
OPEN BRIEF
mr. J.W. Fokkens procureur-generaal Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH ’s-Gravenhage (ook per email:
[email protected] & ook digitaal http://www.gemmeke.nl/ob1_PGHR.pdf)
Nijmegen, 2 maart 2015
Onderwerp:
Ik vraag geen appeltaart maar een bruin brood …
Geachte heer Fokkens, Stel: u loopt een warme bakker binnen en u vraagt een bruin brood. De bakker antwoord met “ik ben geen banketbakker, ik heb geen appeltaart.” Lijkt me dat u even achter uw gerechtelijke oor krapt en uzelf afvraagt: “ben ik nu gek?”. Zo’n beleving had ik, toen ik uw antwoord, op enkele van mijn brieven, ontving. Uw brief van 26 februari 2015. Toevallig had ik u op dezelfde dag een brief gestuurd met als thema: “kwaliteit en vertrouwen in de rechtsspraak”.
Geen appeltaart In tegenstelling tot wat u in uw antwoord suggereert vraag ik u nadrukkelijk niet: • in te grijpen in lopende procedure; • een oordeel te velgen over mijn oorspronkelijke klacht: een foute advocate. U legt omslachtig het algemene wetsprincipe uit van eerste aanleg, tweede aanleg en eventueel cassatie bij de Hoge Raad, een rechtsgang waar, zoals u stelt, u geen bemoeienis in heeft (gekopieerd uit pagina 2 van uw antwoord): “Ten aanzien van concrete procedures heb ik echter geen taken of bevoegdheden op grond waarvan ik daarin zou kunnen ingrijpen of de uitkomst daarvan zou kunnen herzien of wijzigen” Daarover zijn we het eens. Ik meen nooit iets anders geschreven, of maar gesuggereerd, te hebben! Sterker nog, u heeft mijn boekwerkje “Het Tuchtrecht in de Advocatuur” eind oktober 2014 ontvangen, daarin schrijf ik in paragraaf 11.1 over de artikel 13a ev RO procedures (pagina 46 onderaan): “Maar die weg dient uitsluitend het algemeen belang! Net zoals bij het tuchtrecht. Fred Teeven heeft dat op 2 april 2014 aan Michiel van Nispen (SP) duidelijk uitgelegd. Waar staat de rechtzoekende? De verprutste procedure blijft verprutst en hooguit een openstaande beroepsprocedure kan aan dat feit misschien iets veranderen.” Vraag 1:
Waar komt die gedachte, dat ik
, vraag vandaan? staat voor correctie van afgedane of lopende procedures.
Emile Gemmeke
Informatie Informatie over procedures, die volgens mij doorgedrongen had moeten zijn, zal ik kort samenvatten. Uw brief gaat immers uitsluitend op die procedures (appeltaart) in, niet op mijn klachten over personen (brood) daarnaast lees ik geen goed begrip van wat er in die procedures (appeltaart) is gebeurd. Telkens als oorzaak persoonlijk falend gedrag (brood). In het boekwerkje, voorgenoemd, staat op pagina 33 een schema, in dat schema staat een horizontale lijn met de tekst: “line-of-no-return”. De betekenis is dat nadat een klacht die lijn gepasseerd is, voor de klager een correctiemiddel vervalt. Tot aan de lijn is het mogelijk de klacht in te trekken en later opnieuw in te dienen. De hoop kan bestaan dat de heringediende klacht beter wordt behandeld vanwege: • nieuwe betere formulering; • andere behandelaars, die beter presteren; • het systeemfalen raakt vermoeid. Mijn klacht is herhaaldelijk ingetrokken en heringediend, in totaal vier keer: • de formulering is volgens mij veel beter geworden; • het is (voorlopig) bij dezelfde behandelaar gebleven; • ik raak zeker niet vermoeid, maar merk wel vermoeidheid bij het systeemfalen ;) Ik herhaal wat ik op pagina 4 van mijn klaagschriften gedateerd 26 januari 2015, over de vier advocaatleden schreef: “Ik accepteer niet dat en terechte klacht, vanwege onderzoeksfouten, tot een ‘vrijspraak’ leidt. Aan het op schrift stellen van die leugen werk ik niet mee. Vandaar dat ik ter zitting mijn klacht heb ik getrokken (zie een van de vele bijlagen).” Op dat moment dacht ik: “De verprutste procedure is onherstelbaar verprutst in verband met verjaring.” Echter de zittingscombinatie heeft mij geholpen (dank aan Karian Heenk, ik moet mijn klacht over haar nog uitbreidden). Ze liet beklaagde aan het woord, die uitgebreid haar verhaal deed, vol leugens, dus meineed. Natuurlijk, dat feit, die meineed, moet nog juridisch vastgesteld gaan worden, maar dat gaat lukken! De tijd en het gerommeld helpt daarbij … was daar ook niet een spreekwoord van: “Al is de leugen ook zo snel ….” Tuchtrechtelijk kan ik nog even vooruit. Ik kan weer drie jaar lang het spel tot die “line-ofno-return” blijven spelen, immers “the show must go on” en het systeemfalen raakt uitgeput. U brief kon wel eens zo’n teken zijn, de druk van onderen af: “help ons even van die lastpost af”. Ik ben niet helemaal naïef en durf deze optie te benoemen. Maar ik uit geen beschuldiging, ook geen kans, zoiets kan ik immers niet staven. Overigens, een uitgeput systeemfalen resulteert in een werkend systeem volgens de wiskundige regel van “min maal min is plus”. Dat is een tip aan dr. Ybo Buruma, die op 4 februari 2014 in de Eerste Kamer aangaf het systeemfalen ongewenst te vinden. Hij kiest vooralsnog een verkeerde oplossingsrichting en versterkt daarmee het systeemfalen. Dat goed werkende systeem, daar ga ik voor en daarvoor moeten sommige personen eventjes hun mooie salaris en status waarmaken: “Bakker ik vraag geen appeltaart… 2
Emile Gemmeke
… wel brood” Thema van de klachten is: kwaliteit. Of beter, het gebrek eraan op individueel niveau! Dat sluit ook aan bij de procedure die ik bij de Hoge Raad volgde: klachten artikel 13a ev RO. Mijn doel is het algemeen belang, zoals ik dat al eerder verwoorde. Niet meer niet minder. Van rechter wordt verwacht dat ze de wet kennen en respecteren, dat geldt voor beklaagden en voor u. Laat ik eerst op beklaagden inzoomen. Het is een beetje oude tekst, beetje stoffig, wel uit de tijd dat zaken op een conceptueel niveau werden vastgelegd en is nog van toepassing, artikel 11 uit wet algemene bepalingen: De regter moet volgens de wet regt spreken: hij mag in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordeelen. Dus ik concludeer dat eigen inzichten prima zijn, zolang ze maar binnen de wet blijven. De vraag of het handelen zich laat beperken tot de wet of tot wat de wetgever beoogde, is volgens deze leek juist het begrip jurisprudentie. Gelukkig laten de teksten die ik aanhaal weinig ruimte voor verschillende uitleg. Maar toegeven, met juristen weet je zoiets nooit zeker, die hebben van het verzinnen van drogredenen hun beroep gemaakt. Artikel 11 heeft een mooie implicatie: de rechter moet de wet kennen en begrijpen! Wanneer blijkt dat in procedures (appeltaart), dit niet het geval is, dan zal er correctie moeten plaatsenvinden voor de toekomst! De wetgever heeft die corrigeren taak bij u belegd, althans zo lees artikel 13a ev RO. Omdat de samenleving deskundige rechters (brood) verwacht, bent u de samenleving, niet mij (!), verplicht uiterst nauwgezet uw werk te verrichten. Vraag 2:
Zijn er andere mogelijkheden om het functioneren van een rechtelijk ambtenaar te toetsen aan wat de samenleving mag verwachten, dan een artikel 13a ev RO procedure bij u?
Voor het gemak ga ik er van uit dat het antwoord “nee” is en vervolg in die veronderstelling. Mijn klachten, waar u geheel niet op in gaat, zijn gedetailleerde omissies in kwaliteit specifiek bij personen aangetroffen. Aandachtspunten zijn: • Kennen en respecteren van de advocatenwet (artikel 11 uit wet algemene bepalingen dicteert dit). Dus kennis van de juiste rol van de deken en van de voorzitter van de Raad van Discipline, daarnaast ook van de eigen rol; • Kennen van EHRM artikel 6 en “The Bangalore Principles of Judicial Conduit” Laat ik met de laatste beginnen, de “The Bangalore Principles of Judicial Conduit”. Ooit van de heer J.G.W. Oor van de Kamer van Toezicht van de Rechtbank Arnhem begrepen dat rechters in Nederland aan deze regels moeten voldoen. Dat is conform mijn inzichten van recht en internationale verdragen en afspraken. Laat ik dit even controleren. Vraag 3:
Moeten rechters, dus ook advocaatleden die volgens advocatenwet artikel 47 lid 1 zijn aangesteld, aan deze regels voldoen? Zo nee, of niet geheel, dan graag redenen en de eventuele regels die uitgezonderd zijn. (U zult begrijpen dat een gehele of gedeeltelijke “nee” voor mij reden zal zijn om de minister en de vaste Kamercommissie V&J hier op te wijzen: “Nederland is niet het braafste jongetje in de (wereld)klas”). 3
Emile Gemmeke
Mag ik even van een volmondig “ja” uitgaan? Kom ik er verderop op terug. Eerst mijn brief van 26 februari 2015, daarin schrijf ik op pagina 3, onder het kopje “Meester Tijn van Osch”, dat artikel 46k en 46l van de advocatenwet hem en zijn griffier een rol hebben toebedeeld, die in de dagelijkse praktijk door de dekens wordt uitgevoerd. De dekens hebben hun werkwijze gestandaardiseerd en op schrift gesteld. De sub-paragraven 3.4, 3.8 en 3.9 (leidraad) beschrijven de procedure in artikel 46k (advocatenwet), echter: • De beslissing is niet, zoals in de wet staat, aan de voorzitter RvD die hierover moet nadenken. Ze wordt door het bureau van de orde nagenoeg dogmatisch genomen; • De uitvoering is optioneel aan personen, die volgens de wet hiertoe niet bevoegd zijn (de wet vermeld een andere lijst). Volgens mijn begrip heeft het binnen een klachtprocedure geen zin de handelingen: (a) Klacht naar beklaagde sturen en verweer vragen; (b) Verweer ontvangen en naar klager sturen om repliek te vragen; (c) Repliek ontvangen en naar beklaagde sturen om dupliek te vragen. meer dan één keer uit te voeren. Vraag 4:
Zijn we het erover eens dat deze schriftelijke behandeling in een procedure slechts éénmaal zinvol is (zo nee, graag redenen)?
Vraag 5:
Hebben we consensus over de gedachte dat de deken hiermee artikel 46l, het traject van gedegen onderzoek vernietigd (Heeft de samenleving baat bij deze beslissing, tuchtrecht dient de samenleving)?
Het is mijn mening, dat de controle van mijn bevindingen over artikel 46k en 46l van de advocatenwet en de leidraad van de dekens, beide geldend per 1-1-2015, door een junior medewerker van de Hoge Raad, binnen enkele uren betrouwbaar moet kunnen worden uitgevoerd. Vraag 6:
Deelt u deze mening (indien nee, dan graag hiervoor argumentatie)?
Concrete ervaring en vraag Vanochtend opnieuw de advocatuur een kans gegeven.Ik belde de Orde van Advocaten Gelderland en vroeg naar mevrouw dr. Lise Hoegee Kjellevold, zij is door de wnd. deken mr. Vincent van Waterschoot belast met twee klachten die ook bij u bekend zijn. Ik had goede hoop, Lise heeft een indrukwekkend CV. Ik wilde mijn gedachte verifiëren, die ik ook bij u en anderen verifieer. Dus over artikel 46k en artikel 46l. Kloppen mijn conclusies? Zeker, ik heb 25 minuten de kans gehad mijn gedachten over te dragen, Lise wilde mij graag aanhoren. Maar ik wilde antwoorden van niveau, die kreeg ik niet, dat viel tegen, dus toen werd het minder leuk. Mijn beeld is dat Lise, stafjurist bij de Orde van Advocaten Gelderland, de rol beschreven in artikel 46k voor de griffier van de Raad van Discipline, vervult. Hiermee de wet naast zich neer legt. Op eenvoudige vragen als: “klopt mijn waarneming dat je met de schriftelijke afhandeling bezig bent die daar staat?” Komen van Lise ontwijkende antwoorden, zoiets als: “Ik ben de griffier niet, dus ik doe niet wat daar staat en wat ik doe, dat mag ik.” Lijkt een beetje op de antwoordtechniek die ik u verwijt: appeltaart versus bruin brood. 4
Emile Gemmeke
Misschien moet u Lise een cursus logisch rederneren aanbieden. Verder vind ze: “dit is mijn standpunt, dat ga ik niet verder uitleggen. U kunt de rechter hier een uitspraak over vragen.” Persoonlijk vind ik dat personen op het niveau van Lise de wet zelfstandig moeten kunnen interpreteren, eventuele ruimte die een wetgever geeft kunnen waarnemen. Verder zijn ze verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen, mogen zich niet verschuilen achter “opdracht”. Ook moeten personen op zo’n unieke positie, ik kan immers geen andere behandelaar kiezen, hun handelen kunnen uitleggen, een uitleg die verder gaat dan: “Ik zie dit als mijn taak en daar moet u het mee doen.”. Misschien moet u Lise uitleggen iets, zoals wat de derde volzin in artikel 46d lid 3 betekent, misschien … (ik kan wel door gaan, de wet is kinderlijk concreet). Stel ik ga naar die rechter, wat ik zeker niet uitsluit, dan moet Lise daar toch met een net verhaal komen? Dus waarom niet nu? Of is er geen parate kennis op niveau? Domineert het gevoel dat niet iedereen het verkeerd kan doen en dus gaat Lise in de kudde mee en vertrouwd op de kudde? Vraag 8:
Bent u het met mij eens dat vanuit het vertrouwen, dat de rechtsspraak in de samenleving nodig heeft, en algemene beginselen van goed bestuur, de verantwoording van Lise te mager is?
Wanneer ik, zoals Lise voorstelde, de zaak een rechter moet voorleggen, dan wordt die rechter een strafrechter, vanwege obstructie goede rechtsgang, of een tuchtrechter, vanwege onkundige uitoefening van haar vak. Maar misschien kunt u Lise helpen. Vraag 9:
Kunt u als Hoge Rechter een uitspraak doen over de leidraad van de dekens (Ik stel dat ze in strijd met de wet is, de dekens voeren de taak beschreven in artikel 46k en 46l systematisch uit.) ?
Visie en verbetering Stel dat deze eenvoudige docent wis- en natuurkunde gelijk heeft in zijn bevinding dat de nieuwe advocatenwet door velen betrokkenen, zoals de voorzitters van Raden van Discipline en de crème-de-la-crème van de advocatuur, de dekens niet uitgevoerd wordt zoals beschreven staat, dan moet dat toch enkele maatschappelijke vragen oproepen. Persoonlijk geloof ik niet in bewuste onwil. Ik sluit mij niet aan bij de vele verhalen op internet, die juristen beschuldigen van corruptie, samenspel, de bedoeling handen boven het hoofd houden en dergelijke. De rechtswereld verheft zichzelf wel tot een BlackBox. De burger ziet wat er in gaat en wat er uit komt, maar transparantie is er niet. Zo is er de samenwerking andere disciplines uiterst mager, daar is heel veel winst te halen. Dr. Ybo Buruma had al in 2009 die waarneming en schreef erover in NJB 2009/23 “Vertrouwen in rechtvaardige rechtspraak”: “Te veel van de (steeds hoger opgeleide) justitiabelen herkennen zich niet in de rechtspraak. Dat kan niet alleen aan hen liggen.” Ik heb een eigen beeld over de redenen van dit verschijnsel. Vraag 10:
Ben u het geïnteresseerd in mijn visie hierover?
Stel mijn bevindingen zijn juist en ik zou uw functie vervullen, dat zou ik het volgende rederneren. Misschien dat de wet mij (in uw rol) mogelijk niet de verplichting geeft op te 5
Emile Gemmeke
treden, zou ik (in uw rol) wel de maatschappelijke verplichting voelen om de kwaliteit van de rechtsspraak in Nederland met al mijn wettelijke mogelijkheden te bewaken. Vanuit die gedachte zou ik een brief in de volgende sfeer aan de voorzitters van de Raden van Discipline sturen (op dit concept rust geen copyright): Geachte , Ik heb kennisgenomen van de advocatenwet zoals deze per 1 januari 2015 geldt en de leidraad van de dekens van de Ordes van Advocaten, zelfde datum met daarin de hun werkwijze van de klachtbehandeling. Daarbij valt op, dat de dekens de taak omschreven in artikel 46k van de Advocatenwet, die bij u rust, naar zich toe trekken en hiermee een beslissing in de lijn van artikel 46l onmogelijk maken. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat een taak van onafhankelijke rechters niet mag worden uitgevoerd door dekens (gekozen advocaten) waarvan de onafhankelijkheid niet gegarandeerd is. Ik vertrouw er op dat u direct actie onderneemt om de dekens op deze foutieve rolopvatting attent te maken en te beëindigen. Om dit kracht te geven stel ik voor dat elke klacht die u bereikt, waarbij blijkt dat de deken niet aan uw sommatie gevolg heeft gegeven, resulteert in: aangifte bij het Openbaar Ministerie met als reden: obstructie van een goede rechtsgang; een tuchtklacht tegen die deken. Graag ontvang ik binnen vier weken van u een voortgangrapportage over dit onderwerp. Ten overvloede wijs ik er op dat u niet de vrijheid heeft de huidige praktijk te laten voortduren. Mijn bijsturingsmogelijkheden zijn beperkt tot u aan te spreken, ik vertrouw er op dat dit niet nodig zal zijn. Mocht u behoefte aan verder uitleg en/of ondersteuning hebben, dan kunt u contact op nemen met Hoogachtend, Ik weet dat deze burger een dergelijk signaal van u verwacht. Waarschijnlijk zijn vele burgers het hiermee eens. Hoewel een dergelijke aansturing misschien ongewoon is, kan zo’n trendbreuk wel eens snel een goede synchronisatie tussen de dagelijkse praktijk en de wet bewerkstellen (rechters die zich aan de wet gaan houden). Dus uiterst snel kwaliteit verhogend werken. Tot hier waarnemingen over de dagelijkse praktijk, die volgens mij ernstig te wensen overlaat. In eerder genoemde The Bangalore Principles of Judicial Conduit staat onder “value 4 propriety”, dus algemeen fatsoen: 4.1 A judge shall avoid impropriety and the appearance of impropriety in all of the judge's activities. 4.2. As a subject of constant public scrutiny, a judge must accept personal restrictions that might be viewed as burdensome by the ordinary citizen and should do so freely and willingly. In particular, a judge shall conduct himself or herself in a way that is consistent with the dignity of the judicial office. 6
Emile Gemmeke
Ik lees hier in goed Engels de verplichting aan de advocaat-leden om goede c.q. voorbeeld burgers te zijn. Tijd om eens Burgerlijk Wetboek artikel 193e te lezen: In het geval van een uitnodiging tot aankoop is de volgende informatie, voor zover deze niet reeds uit de context blijkt, essentieel als bedoeld in artikel 193d lid 2: c. de prijs, inclusief belastingen, of, als het om een product gaat waarvan de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs wordt berekend en, in voorkomend geval, de extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat deze extra kosten moeten worden betaald; Hier staat in goed Nederlands dat producten, zoals ook juridische ondersteuning, aangeboden moeten worden inclusief BTW en extra kosten, zoals kantoorkosten. Uitgezonderd de situatie dat “de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend”. Vraag 11:
Ben u bekent met het feit dat zeker meer dan 80% van de advocaten hun leveringsvoorwaarden is strijd zijn met artikel 193e lid c? In concreto hun dienst zonder BTW en/of kantoorkosten aanbieden.
Volgens mij kan de junior medewerker die ik na vraag 5 noem, best een steekproefje houden. Even googlen op advocatenkantoor, of het register van NOvA gebruiken, er zo’n twintig uitpikken, op hun websites zoeken naar leveringsvoorwaarden en notities maken. Dus met een uurtje, max twee uurtjes, tijd is dit bevestigd. Volgens mijn begrip staan artikelen 4.1 en 4.2 uit de The Bangalore Principles of Judicial Conduit niet toe dat advocaten, als advocaat-lid genoemd in de advocatenwet artikel 47 lid 1, aan de behandeling van een zaak deelnemen, wanneer hun leveringsvoorwaarden in strijd zijn met Burgerlijk Wetboek artikel 193e lid c. Vanuit die gedachte zou ik een brief in de volgende sfeer aan de voorzitters van de Raden van Discipline sturen (op dit concept rust geen copyright): Geachte , Ik heb er kennis van genomen, dat diverse advocaten een onwettige tariefstelling hanteren. In het kader van kwaliteit van de rechtspraak acht ik het onwenselijk dat advocaten waar dit voor geldt, als advocaat-lid actief zijn binnen een Raad van Discipline. Mij lijkt redelijk dat advocaten waar dit van toepassing voor is, binnen drie maanden de keuze maken om hun functie als advocaat-lid neer te leggen of hun leveringsvoorwaarden in overeenstemming met Burgerlijk Wetboek artikel 193e lid c te brengen. Het is voor het vertrouwen van de rechtzoekende niet goed, dat de gerechtelijke macht hier bijna als laatste zaken op orde stelt. Reisorganisaties en vele anderen zijn ons voor gegaan. Vandaar dat eerder genoemde drie maanden een uiterste datum is. Ik verzoek u bij het verstrijken van deze termijn nauwgezet op persoonlijk niveau controle uit te voeren en bevindingen aan mij te melden. Mocht u behoefte aan verder uitleg en/of ondersteuning hebben, dan kunt u contact op nemen met . Hoogachtend, Appeltaart … brood … bruin brood 7
Emile Gemmeke
Uit uw brief van 26 februari 2014: Uw brieven van 15 december 2014 en 26 januari 2015 zijn onder een nieuw nummer geregistreerd (NO 15.09) nu deze weliswaar betrekking hebben op dezelfde klachtprocedure tegen de advocate, maar zien op andere personen, In het kader van mijn opmerkingen op de nummering van klachten bij de Hoge Raad, merk ik de volgende bijzonderheden op: • De brief van 28 januari 2015, getekend I.M.P. Geurts, secretaresse, bevestigde de ontvangst van mijn klachten van 26 januari 2015 en krijgen het nummer NO 15-09. • De klachten die ik persoonlijk op dezelfde postkamer op 15 december 2014 had afgeleverd, worden niet genoemd. Daarvan heb ik nooit melding gekregen dat ze niet in de openhaard zijn verdwenen … tot uw brief van 26 februari 2015. • Dit geeft te denken. Mijn gevoel is dat ze er later onder nummer NO 15-09 geduwd zijn. Een nummer in de NO 14-XX reeks was logischer geweest. Hoewel artikel 13a ev RO uitsluitend over personen (brood) gaat, lijkt uw manier van werken aan te sluiten bij procedures (appeltaart). Nadat klachten over personen (brood) tot verzoeken om appeltaart (ingrijpen in procedure) verheven zijn, legt uit dat u geen appeltaart kan leveren en wijst af. Leuke truc. Ybo, lees je dit ook? Ybo, begrijp je dat deze burger zijn broek dan behoorlijk afgezakt is? Ybo, wil je wat input voor een nieuw artikel, over dit thema, in de NJB? Nu kan ik aan uw bakkerij gaan twijfelen en opperen dat u graag zoete broodjes voor dekens en rechters bakt, maar dat doe ik niet. Mijn analyse krijgt u in een aparte brief, ook “open”, maar met een kleinere verspreiding. Van de vier klachten van 26 januari 2015 kan ik accepteren dat ze onder hetzelfde nummer geboekt zijn. Niet vanwege het appeltaart-argument “dezelfde klachtprocedure tegen de advocate”, maar wel omdat de klacht over elk advocaat-lid soortgelijk is. Van mijn andere klachten is uw afhandeling ver beneden welk niveau dan ook. Het ontbreekt mij aan creativiteit om een analogie te bedenken. Hoe dan ook, zeker de Hoge Raad onwaardig, ik toon dat aan. Omdat dit een open brief is, hier voor de meelezers de lijst van beklaagden en de voornaamste verwijtbare gedragingen: HR nr.
Datum
NO 13-22
26-6-2013
NO 13-22
18-6-2014 & 3-7-2014
NO 15-09
15-12-2014
NO 15-09
15-12-2014
NO 15-09
15-12-2014
Persoon mr. Bruno van der Pol Voorzitter Raad van Discipline (RvD) mr. Joost van Dijk Voorzitter Hof van Discipline mr. Tijn van Osch Voorzitter RvD mr. Selinde Bokx rechter wrakingskamer RvD mr. Karian Heenk Voorzitter zitting RvD
Onderwerp klacht Bruno begrijpt niet wat de wetgever beoogde bij advocatenwet artikelen: 46c lid, 46e lid 1 en 46e lid 2. Bruno haalt grof uit: “ik ben dom” (niet letterlijk) Joost begrijpt niet welke implicaties artikel 55 van de advocatenwet heeft. Joost begrijp niets van het Procola-arrest. Tijn neemt niet de verantwoordelijkheid die hij heeft, accepteert dat de deken geen deugdelijk onderzoek uitvoert. Dus analoog aan Bruno. Opdracht aan haar was wraking afwijzen! Dit is bewezen met het feit dat men direct na de wrakingzitting de oorspronkelijke zitting wilde vervolgen. * rechter behandelde de zaak als civielrecht, niet als tuchtrecht; * rechter beseft niet de inspanningsverplichting van de RvD om aan waarheidsvinding te doen (tuchtrecht dient samenleving); * rechter speelt onderzoekt-informatie door aan beklaagde en 8
Emile Gemmeke
NO 15-09
26-1-2015
Advocaatlid zitting RvD mrs. Anne-Marie Weersink, Bernard Tomlow, Huan Tan, Paul Noppen
pleegt hiermee obstructie van goede rechtsgang; Deze advocaatleden zijn uitgebreid door mij op de hoogte gebracht van de vele procedurefouten. Met een waas voor ogen domineert de gedachte: dit is een bagatel-klager. Vanuit die gedachte vinden ze dat ze verder niet meer moeten nadenken. Ik vind dat elke rechter altijd onafhankelijk moet blijven nadenken, dus ook advocaatleden. Anders zijn ze ook niet nodig.
Uw brief van 26 februari 2015 suggereert dat de klachten voor u verder afgedaan zijn. Bijzonder. Niet alleen voorzitters van de Raad van Discipline en dekens lijken onze wetten niet te lezen, ook u lijkt daar moeite mee te hebben. Ik gun u het voordeel van de twijfel. U had uw leesbril niet bij u en had waren kleine lettertjes. Ik ga helpen, artikel 13f wet op de rechterlijke organisatie:
1.
2. 3.
De Hoge Raad beoordeelt of degene op wiens gedraging het onderzoek betrekking heeft, zich in de onderzochte aangelegenheid al dan niet behoorlijk heeft gedragen. De Hoge Raad kan tevens beoordelen of het betrokken gerechtsbestuur zich al dan niet behoorlijk heeft gedragen. De Hoge Raad neemt een schriftelijke en met redenen omklede beslissing. Een afschrift van de beslissing wordt gezonden aan de verzoeker, aan de rechterlijk ambtenaar op wiens gedraging het onderzoek betrekking had, en aan het betrokken gerechtsbestuur dan wel, indien het onderzoek betrekking had op een gedraging van een bij de Hoge Raad werkzame rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, de president van de Hoge Raad.
Mag ik concluderen dat u van mening bent: • De beoordeling van het gedrag dat ik melde vervalt omdat u aan appeltaart denkt. U zit vast in de diepe overtuiging dat ik appeltaart wil. Beste Jan Watse: ik wil geen appeltaart! Ik vroeg bruin brood, dus precies wat artikel 13a ev RO beoogt: ten behoeve van onze samenleving kritisch beoordelen of beklaagde zich behoorlijk gedragen heeft. Ik lees in uw brief geen oordeel over de beklaagden! • De met redenen omklede beslissing was duidelijk binnen gekomen: “deze vrouwe justitia is doof en hoorde appeltaart.” Dus dove vrouwe juistitia laat na om specifiek per klacht, dus per beklaagde, die met redenen omklede beslissing aan te geven. • Ik heb niet de indruk dat de brief die ik gekregen heb een beslissing is zoals genoemd in lid 3, ook heb ik niet de indruk dat deze brief aan anderen is gestuurd. Misschien vindt u mijn klacht niet ontvankelijk. Feitelijk suggereert u zoiets, maar u schrijft het niet! Ik mag toch niet gaan denken dat u een achterdeurtje wilde openhouden? 9
Emile Gemmeke
De hoop dat ik met de staart tussen de benen zou afdruipen en indien niet …. Dan uit de hoge juristen hoed toveren: “Gemmeke heeft die brief verkeerd begrepen, ik heb geen uitspraak gedaan, alleen uitgelegd waarom ik er niet verder mee door wilde gaan.” Zoiets is wel creatief ☺ . Maar de wetgever geeft u die creatieve ruimte niet, althans, ik lees deze niet. Zullen we het er op houden dat ik zulke zaken maar niet moet denken? Dat ik veel vertrouwen moet hebben in uw goede bedoelingen met de Nederlandse samenleving? Vraag 12:
Wanneer krijg ik per ingediende klacht, een heldere beoordeling (hetzij een beargumenteerde niet-ontvankelijk verklaring, hetzij waarom de aangeleverde documenten geen reden tot nader onderzoek geven, hetzij dat u vanwege voortschrijdend inzicht alsnog in de klachten gaat verdiepen)?
Ik zie met belangstelling uw antwoorden op mijn dozijn eenvoudige vragen tegenmoet. Hoop dat door de vraagstelling het beantwoording snel kan geschieden. Mocht ik op 18 maart 2015 uw antwoorden nog niet hebben ontvangen of ze zijn naar mijn beoordeling niet deugdelijk, dan zal ik mijn creativiteit aanwenden om de aandacht te trekken van uw werkgever: de Nederlandse samenleving. Onze vertegenwoordiging van onze samenleving heeft dan weer tijd voor nieuwe leuke vragen. Met vriendelijke groet,
Emile Gemmeke (digitale versie niet ondertekend) CC:
- alle betrokkenen - mr. Jan de Wit, lid van College van Toezicht - eventueel na 18 maart: vaste Tweede Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie - eventueel na 18 maart: vaste Eerste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie - eventueel na 18 maart: de minister en staatsecretaris V&J - eventueel na 18 maart: media op een wijze die ik geschikt acht
N.B.:
Een goede lezer van mijn boekje “Het Tuchtrecht in de Advocatuur”, publicatiedatum 27 oktober 2014, dat velen ontvangen hebben, zal op details een ontwikkeling in beeldvorming waarnemen. www.gemmeke.nl/TuchtrechtAdvocatuur.pdf
10