Opdrachten thema
Veluwe
Schema groepjes en opdrachten bij vorm 2: elke opdracht vaste begeleider
Groepje 1: schaatsenrijders
Groepje 2: beekprikken
Groepje 3: schrijvertjes
Groepje 4: bloedzuigers
Groepje 5: waterjuffers
waterbeestjes
waterkwaliteit
stiltewandeling
bootjes bouwen
waterbeestjes
waterkwaliteit
stiltewandeling
bootjes bouwen
waterbeestjes
waterkwaliteit
stiltewandeling
bootjes bouwen
waterbeestjes
waterkwaliteit
stiltewandeling
bootjes bouwen
waterbeestjes
waterkwaliteit
stiltewandeling
bootjes bouwen
.
Veluwe
Totaal materialen thema water Opdracht
Materialen per groepje
1
Waterbeestjes
• • • •
2
Waterkwaliteit en waterplanten • • • • • • • •
Zoekkaart waterplanten Zoekkaart waterbeestjes Meetlint met schijf en knopen Koffiefilters Koffiefilterhouder Jampotjes Wit papier Eventueel pH-meter
3
Stiltewandeling op blote voeten • • •
Variant 1: geschikte plek, natuurlijk pad lang genoeg om tijdje op te lopen. Variant 2:veilige plek waar je met blote voeten kunt lopen, blinddoeken Beide: stiltecapes
4
Bootjes bouwen
• •
Materialen uit de natuur Eventueel ecologisch afbreekbaar touw
Extra
Spel prooi- roofdier
•
Stukken gekleurd lint o.i.d. om speelveld af te bakenen
Extra
Watervogels
• • •
3 verrekijkers Zoekkaart watervogels Kopie van pagina opdracht
4 schepnetten 2 bakken 4 loeppotjes Zoekkaart waterbeestjes
Veluwe
1. Waterbeestjes
Nodig: -
4 schepnetten 2 bakken 4 loeppotjes Zoekkaart waterbeestjes
Opdracht • Bespreek: er leven veel beestjes in en op het water. Ken je er al een paar ? • We gaan proberen ze te vangen. Met z’n tweeën krijg je een schepnet. Om de beurt in het water scheppen. • Doe voor hoe je een schepnet gebruikt: van links naar rechts of andersom langzaam door het water, zo diep mogelijk, maar niet over de bodem. Dan binnenstebuiten keren in of net boven een bak met water. • Laat de leerlingen de bakken vullen met water. Deel de schepnetjes uit. Help waar nodig als de leerlingen niet goed met het schepnet kunnen omgaan. Let op of er voorzichtig met de beestjes wordt omgegaan. • Als het op de plek kan, laat de leerlingen dan sokken en schoenen uit doen, broek oprollen en op blote voeten een klein stukje het water in lopen. Maak een afspraak tot hoever ze het water in mogen. • Als er veel beestjes zijn gevonden, laat dan de leerlingen met de zoekkaart kijken wat voor beestjes het zijn. Met een loeppotje kunnen de beestjes van dichterbij bekeken worden. • Bespreek: hoeveel verschillende beestjes zijn er gevonden? Vind je dat veel of weinig? Leven ze op of in het water? • Bespreek: welke beestjes zijn nog niet volwassen? (Bijvoorbeeld: kikkervisjes, larven waterjuffers en libellen, muggelarven) • Bespreek welk beestje de leerlingen mooi of bijzonder vinden. • Als er van te voren is afgesproken met de leerkracht dat het kan, kunnen de kikkervisjes meegenomen worden naar de klas. • Laat de leerlingen de (andere) beestjes voorzichtig terug brengen in het water.
Veluwe
2. Waterkwaliteitsonderzoek
Nodig: • • •
Zoekkaart waterplanten Zoekkaart waterbeestjes Meetlint met schijf en knopen (secchischijf) Koffiefilters Koffiefilterhouder Jampotjes Wit papier Eventueel pH-meter
• Opdracht • • Hoe schoon is dit water? Dat kunnen we onderzoeken. • • Laat de leerlingen een jampotje vullen met water. • • Bepaal van dit water de kleur, de geur en de troebelheid. • • Schoon water is bijna kleurloos, stinkt niet en is helder. • Algengroei maakt water groenig, humuszuren of ijzer kleuren het water bruingeel of roodbruin. • Water dat naar rotte eieren of mest stinkt, is vervuild en bevat te weinig zuurstof. • Troebel water krijg je van algen en zwevende deeltjes, bijvoorbeeld modder. Als het water heel troebel is, komt het zonlicht er niet doorheen en kunnen er gaan planten groeien. • Eventueel pH-meter: meet de zuurgraad van het water. Een waarde tussen 7 en 8,5 is goed. Daaronder of daarboven is het water niet goed. • Gooi het lint in het water. Tel het aantal knopen dat je in het water kunt zien tot de schijf. Hoe diep komt het licht? Is dit diep genoeg voor de planten? • Filter het water met de koffiefilters. Blijft er iets achter in het filter? Is het gefilterde water minder troebel geworden? • Welke planten en dieren komen er voor? Kijk op de zoekkaarten. Wijzen de planten en dieren op schoon of vervuild water? • Zie je ook watermunt? Hier kun je lekker van snoepen!
• Wat vind je van de kwaliteit van het water na al deze onderzoeken? Wat zou je willen verbeteren als je de baas was over de natuur hier?
Veluwe
Veluwe
Dieren en planten die wijzen op schoon water
Veluwe
Dieren en planten die wijzen op matig schoon water
Veluwe
Dieren en planten die wijzen op vervuild water
Nodig: • Variant 1: geschikte plek, natuurlijk pad lang genoeg om tijdje op te lopen • Variant 2:veilige plek waar je met blote voeten kunt lopen, blinddoeken • Beide: stiltecapes
3. Stiltewandeling
Variant 1: lange afstand zonder blinddoek • Leg uit: Wie is er weleens helemaal alleen in de natuur? Dat gebeurt niet zo vaak. We gaan nu een beetje doen alsof. Daarvoor hebben de de stiltecape. Als je die aantrekt, ben je helemaal stil. We gaan dan wandelen met 20 stappen tussen elk kind. Ik tel de stappen mee en dan mag de volgende vertrekken. Belangrijkste spelregel: houd de afstand met je voorganger gelijk. Als hij of zij stilstaat, moet jij dus ook stilstaan! Onderweg luister je goed en kijk je om je heen. • Vertel duidelijk het eindpunt of laat een volwassene voorop lopen. Zorg dat dit een zeer herkenbaar punt is. Laat het eerste kind starten en controleer of dit kind het eindpunt goed weet. Na 20 stappen mag het volgende kind weg. Ga zelf als éénna-laatste. Kijk achterom om het laatste kind het seintje te geven dat hij of zij ook mag gaan lopen. • Bespreek de ervaringen met de leerlingen. Wat was spannend? Wat heb je gehoord en gezien? Variant 2: blotevoetenpad, korte afstand met blinddoek • Leg uit: We gaan iets spannends doen! We gaan doen alsof het nacht is. Het is dan helemaal stil en je ziet niets. Daarvoor heb ik deze stiltecape. Als je die aantrekt, ben je helemaal stil. Ik heb blinddoeken om het donker te maken. Om het nog spannender te maken, mag je nu je schoenen en je sokken uitdoen! • Zorg dat iedereen sokken en schoenen uit heeft. Doe zelf ook sokken en schoenen uit. Laat de leerlingen in een rijtje achter elkaar staan. Doe ze allemaal een blinddoek om. Vertel erbij: nu zie je niets meer, maar je kunt wel heel veel horen en voelen! Ik ga voorop en jullie houden elkaar bij de schouders vast. • Ga zelf voorop lopen, loop langzaam en kijk achterom of alle leerlingen kunnen volgen. Let op dat er geen scherpe voorwerpen op de grond liggen. Probeer het soort ondergrond af te wisselen of hoogteverschillen te vinden in de route.
Veluwe
4. Bootjes bouwen
Nodig: -
Materialen uit de natuur Eventueel ecologisch afbreekbaar touw
Opdracht • Bespreek met de leerlingen: stroomt het water? Waar komt het vandaan en waar gaat het naartoe? • Hoe snel stroomt het water? Je kunt de leerlingen langs het water laten lopen met de snelheid waarmee het stroomt. • Bespreek: we kunnen ook de stroomsnelheid meten. Als we een bootje erin laten varen en we kijken hoeveel tellen het bootje erover doet om van hier naar daar te komen, weten we de snelheid. • Geef de opdracht: maak in tweetallen een klein bootje. Zoek eerst materialen in de natuur. Je hebt 10 minuten om een bootje te maken. Probeer je bootje voorzichtig uit en verbeter het bootje als het niet goed drijft. • Als alle tweetallen een bootje hebben gemaakt en uitgeprobeerd kan het spel beginnen. Kies een start- en een eindpunt. Het leukst is als het eindpunt een punt is waar de bootjes weer uit het water gehaald kunnen worden. • De bootjes worden bij de start in het water gezet. Houd de tijd bij door hardop met z’n allen secondes te tellen. Zorg dat je van de verschillende bootjes de tijden onthoudt of opschrijft. • Bespreek: hoe ver is de afstand tussen begin- en eindpunt? Meet die in stappen (van ongeveer 1 meter). Hoeveel seconde deed je bootje erover? Wat is de stroomsnelheid van het water? [aantal meter]/[aantal seconden]. Waren alle bootjes even snel? Hoe maak je het bootje sneller (bijvoorbeeld met een zeil; zo gebruik je ook de wind.)
Veluwe
Extra: Watervogels observeren
Nodig: -
3 verrekijkers Zoekkaart watervogels Kopie van deze pagina
Opdracht Bespreek met de leerlingen: welke vogels zie je op en bij het water? Ken je ze? Bekijk de vogels op de zoekplaat. Wat zijn de vogels aan het doen? Kijk om de beurt ook met de verrekijker. Wat zie je met de verrekijker wat je niet ziet met alleen je ogen? Zie je het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes? Kijk 5 minuten naar de watervogels en kruis aan wat ze doen.
O zwemmen O veren poetsen O duiken O contact met een andere vogel O nog iets anders…………………… Veluwe
O jongen voeren O eten O opvliegen O slapen
Nodig:
Extra: Spel prooi roofdier
• Stukken gekleurd lint o.i.d. om speelveld af te bakenen
Opdracht • Welke waterbeestjes zitten er in het water? Is er een beestje dat een ander beestje eet? • Bijvoorbeeld: waterkever eet kikkervisje. • Baken een stuk speelveld af, bijvoorbeeld door stukken lint aan bomen te knopen. Maak daarin 3 kleine velden in de vorm van een waterlelieblad waar 1 kind in kan staan. Dat kan met takken, stenen of met lint. • Wijs 1 tikker aan of vraag wie tikker wil zijn. Dit kind is de waterkever en heeft honger! De andere kinderen zijn de kikkervisjes. Ze zijn vrij als ze in de kleine velden staan. Er kan maar 1 kind tegelijk ‘onder’ het waterlelieblad zitten. • Leg uit: de kever heeft honger. Hij eet de kikkervisjes door ze te tikken. Maar de kikkervisjes zijn vrij onder een waterlelieblad. De kleine velden zijn de waterleliebladeren. • Lukt het de kever om alle kikkervisjes op te eten? Bespreek: Er is maar 1 kever en heel veel kikkervisjes. Dat is in het echt ook zo………………………
Veluwe