Opdrachten thema
Veluwe
Schema groepjes en opdrachten bij vorm 2: elke opdracht vaste begeleider
Groepje 1: spechten Groepje 2: muizen
Groepje 3: vossen
Groepje 4: eekhoorns
Groepje 5: egels
Kleine beestjes + voedselketens
Geblinddoekt bomen herkennen
Stilteoefening: vogels luisteren
Hutten bouwen
Kleine beestjes + voedselketens
Geblinddoekt bomen herkennen
Stilteoefening: vogels luisteren
Hutten bouwen
Kleine beestjes + voedselketens
Geblinddoekt bomen herkennen
Stilteoefening: vogels luisteren
Hutten bouwen
Kleine beestjes + voedselketens
Geblinddoekt bomen herkennen
Stilteoefening: vogels luisteren
Hutten bouwen
Kleine beestjes + voedselketens
Geblinddoekt bomen herkennen
Stilteoefening: vogels luisteren
Hutten bouwen
.
Veluwe
Totaal materialen bos en bosbeheer Opdracht
Materialen per groepje
1
Kleine beestjes + voedselketens
• 3 Loeppotjes • Zoekkaart kleine beestjes/ bodemdieren
2
Geblinddoekt bomen herkennen
• 3 Blinddoeken • Zoekkaart bomen • 3 Meetlinten
3
Stilteoefening: vogels luisteren
• Stiltecapes voor elk kind • Fluitje
4
Hutten bouwen
• plek met veel losse takken
Extra
Paddenstoelen (herfst)
• 3 Spiegeltjes • Zoekkaart paddenstoelen
Extra
Vogelnestje maken (lente)
• Plek met veel los materiaal, zoals takjes en bladeren en lage bomen of struiken
Extra
Bladerenkunstwerk
• Plek met verschillende losse bladeren op de grond • 2 of 3 verschillend gekleurde bladeren als voorbeeld
Veluwe
1. Kleine beestjes
Nodig: • 3 Loeppotjes • Zoekkaart kleine beestjes/ bodemdieren
Opdracht • Bespreek: in het bos wemelt het van de beestjes. De meeste zie je niet direct, maar pas als je gaat zoeken. Welke kleine beestjes zouden hier wonen? Waar zou je ze kunnen vinden? (in dood hout, onder dood hout, in de grond, op bomen) • We gaan de kleine beestjes zoeken. Dat doe je met z’n tweeën. Je krijgt een loeppotje om de beestjes in te doen. Doe dat voorzichtig! Beestjes die vliegen kun je beter niet in een potje doen. • Deel de loeppotjes uit en laat de leerlingen 10 minuten zoeken naar beestjes. Let op of ze voorzichtig doen met de beestjes. • Loop rond en bespreek welke beestjes ze hebben gevangen. Gebruik eventueel de zoekkaart om beestjes op te zoeken. • Verzamel de leerlingen in een kring. Laat ze elkaars loeppotjes bekijken. • Inventariseer welke beestjes er met elkaar allemaal gevonden zijn. Wat is het mooiste beestje? • Zijn er beestjes bij die andere beestjes eten? Welke dan? (bijvoorbeeld vliegje-spin, luis-lieveheersbeestje, wormduizendpoot, mier-zandloopkever). Kun je ook een rij maken met 3 dieren? Misschien heb je een groter dier nodig: een vogel, een egel of een vos. (Bijvoorbeeld worm-duizendpoot - merel) • Laat de leerlingen de beestjes voorzichtig terugzetten in het bos.
Veluwe
2. Geblindoekt bomen herkennen
Nodig:
• 3 Blinddoeken • Zoekkaart bomen • 3 Meetlinten
Opdracht • Bespreek: het bos staat vol met bomen, anders was het geen bos. Maar wist je dat er geen één boom hetzelfde is? • We gaan een leuk en spannend bomenspel doen. Je doet het in tweetallen. De één doet de blinddoek om, de ander is begeleider. De begeleider kiest een boom uit en brengt de blinde ernaartoe. De blinde gaat de boom onderzoeken door goed te voelen. Is de boom glad of ruw, hoe dik is hij, zitten er takken aan of mos? • Als de blinde klaar is met onderzoeken , brengt de begeleider hem of haar terug naar het startpunt. De blinddoek mag nu af en de blinde gaat proberen de boom terug te vinden. Lukt dat? De begeleider mag hints geven als het moeilijk is. Als je de boom hebt teruggevonden draai je het om: de ander krijgt nu de blinddoek. • Je mag allebei 2 keer de blinddoek om. De begeleider kiest de tweede keer een boom die er heel anders uitziet. • Geef als de leerlingen klaar zijn de vervolgopdracht: kies de meest bijzondere boom uit die je hebt gevoeld. Ga er nog eens naar toe. • Probeer zoveel mogelijk over de boom te weten te komen. Wat is er anders aan deze boom vergeleken met de andere bomen in het bos? Hoe oud denk je dat de boom is? Hoe dik is de boom? Meet het na met het meetlint. • En hoe hoog denk je dat de boom is? Is het een naaldboom of een loofboom? Hoe heet de boom? Hoe kun je dat weten? Wat voor vruchten heeft de boom? Als je klaar bent mag je nog een andere boom onderzoeken.
Veluwe
3. Vogels luisteren
Nodig:
• Stiltecapes • Fluitje
Opdracht • Bespreek: als je dieren wilt zien of horen, moet je eigenlijk even stil zijn. Dan vergeten de dieren dat je er bent en laten ze zich zien. Door stil te zijn kun je je ook beter concentreren op het bos en de geluiden. • Leg uit: we gaan straks stil naar vogels luisteren. Daarvoor heb ik nog een trucje: deze stiltecapes. Als je deze cape om hebt, praat je niet meer. Als ik straks zeg dat het mag, zoek je voor jezelf een boom. Dus iedereen een eigen boom, geen twee leerlingen bij een boom. Daar ga je tegenaan zitten. Als je zit, kom ik je een cape brengen. Vanaf dat moment ben je stil en luister je goed naar de geluiden. Je mag naar mij komen lopen als ik fluit. Dat doe je dan nog steeds stil. • Laat de leerlingen een boom zoeken. Deel de capes uit. Gebaar duidelijk dat de stilte nu begint. • Laat de leerlingen 5 minuten stil zitten. Of let op hoe lang ze het volhouden. Als het langer lukt, kan dat ook. • Fluit om de leerlingen weer te verzamelen. • De capes mogen af. Nu mogen de leerlingen weer praten. • Bespreek: wat voor geluiden heb je gehoord? Hoeveel verschillende vogelgeluiden heb je gehoord? 5?10?20? Hoorde je een vogel die je kent? Heb je ook een vogel gezien? • Hoe voel je je nu? Rustiger of minder rustig? • Concludeer: als je stil bent , hoor je dus veel meer! Je wordt zelf ook rustiger en dan zie je ook meer in de natuur.
Veluwe
4. Hutten bouwen
Nodig: • plek met veel losse takken ’
Opdracht • We gaan hutten bouwen! Waar doe je dat mee? Takken. Je hebt straks dus een huis van houten takken. • Waar is je huis thuis van gemaakt? Steen, beton of hout? Deze materialen komen ook uit de natuur. En waar zijn de meubels thuis van gemaakt? Hout, plastic, ijzer? Ook plastic en ijzer komen uit de natuur. In de fabriek is er wel van alles meegedaan, maar de stof die nodig is komt uit de natuur. Al onze materialen en spullen komen uiteindelijk uit de natuur. • Bespreek of ze met elkaar 1 hut, of meerdere hutten maken. Maken ze de hut voor zichzelf of misschien voor een dier?
Veluwe
Extra: Paddenstoelen (herfst)
Nodig:
• 3 Spiegeltjes • Zoekkaart paddenstoelen
Opdracht • Bespreek: het is herfst. Hoe kun je dat zien in het bos? Vruchten van bomen, bladeren verkleuren, bladeren vallen, veel paddenstoelen te zien. Paddenstoelen zijn er altijd, ook in de lente en de zomer. Maar dan zitten ze vooral onder de grond. In de herfst komen heel veel paddenstoelen boven de grond. • Thuis eet je vast weleens paddenstoelen: champignons. Je hebt misschien weleens gehoord dat mensen paddenstoelen uit het bos eten. Dat kan , maar alleen als je daarvoor gestudeerd hebt. Er zijn namelijk ook paddenstoelen waar je heel ziek van wordt. Dus eet zelf nooit paddenstoelen uit het bos. • Er zijn heel veel verschillende paddenstoelen. Je kent er vast een: de vliegenzwam, rood met witte stippen. Deze groeit in de grond. Er zijn ook paddenstoelen die op bomen groeien, of op dood hout op de grond. Ga straks eens in tweetallen kijken of je een vliegenzwam kunt vinden. En zoek nog 4 andere soorten paddenstoelen. Je krijgt een spiegeltje. Daarmee kun je de onderkant van de paddenstoelen bekijken als ze boven de grond staan. • Deel de spiegeltjes uit aan de tweetallen (en een drietal als het een oneven aantal kinderen is). • Als de leerlingen terugkomen, bespreek hoe de paddenstoelen die ze gezien hebben eruitzagen. Hoe zag de onderkant van de hoed eruit? Bekijk de zoekkaart. Staan de paddenstoelen daarop? Hoe heten ze?
Veluwe
Nodig:
Extra: Bladerenkunstwerk Opdracht • Bespreek: Ik heb hier een paar bladeren. Wist je dat je met bladeren een kunstwerk kunt maken? • Laat de plaatjes zien. Dit zijn voorbeelden. Je kunt ook iets heel anders bedenken. • Bedenk iets met z’n tweeën. Zoek eerst de materialen die je nodig hebt. • Als je niets weet, kun je ook eerst heel veel mooie blaadjes zoeken en er dan iets van maken. • Mooie bladeren meenemen naar school!
• Plek met verschillende losse bladeren op de grond • 2 of 3 verschillend gekleurde bladeren als voorbeeld
Veluwe
Meer voorbeelden vind je op http://www.flickr.com/photos/sun_juice/5796439366/in/pool-landartforkids/
Extra: Vogelnestjes (lente)
Nodig: Plek met veel los materiaal, zoals takjes en bladeren en lage bomen of struiken
Opdracht • Bespreek: het is lente. Waar merk je dat aan? Planten gaan groeien, je ziet nieuwe blaadjes. Planten en bomen gaan bloeien. Er worden jonge dieren geboren. Vogels maken nestjes en zijn aan het broeden en daarna druk met het voeren van de jongen. • Stel je voor dat je zelf een vogeltje bent. Voor je eieren moet je een nestje maken. • Wat zou je gebruiken voor materialen? (takjes, bladeren, mos, gras) • Welke plek zou je voor een nestje uitzoeken? (onzichtbaar, droog, veilig voor roofdieren) • Ga met z’n tweeën zelf een nestje maken. Verzamel eerst spullen in de natuur. • Als de leerlingen hun nestje af hebben, kunnen ze met elkaar alle nestjes bekijken. Vraag waarom bepaalde materialen gebruikt zijn of waarom voor deze plek is gekozen.
Veluwe