ar a n ek o z op l e i z de l e i z e d n va
Sofia, anima mundi
Ron Muijzer Nacht van de Filosofie Leeuwarden - april 2012
1 Inleiding De organisatoren van Nachten van filosofie schuwen grote en ingewikkelde onderwerpen niet. Vorig jaar was het thema "De schoonheid van het echte leven". Ik heb me toen met deelnemers in workshopverband verdiept in het woordje 'echt'. Dit jaar is "De ziel der dingen" het onderwerp, en is 'de ziel' aan de beurt. Ik heb geen enkele pretentie om dit onderwerp, waar mensen zich al minstens 2500 jaar de tanden op stuk bijten in korte tijd en enkele pagina's uitputtend te behandelen. Wat ik als mens- en taalwetenschapper kan bieden is een bonte verzameling theorieën en inzichten, taal en filosofie. Wanneer u na deelname aan een der workshops / lezing van deze verzameling gedachten enigszins geïnspireerd bent geraakt (of in de war) is mijn doel bereikt. Dit boekje wordt kosteloos aangeboden aan deelnemers van de Nacht van de Filosofie 2012 in Leeuwarden, en mogelijk andere belangstellenden. Ik wens u leesplezier en inspiratie!
Ron Muijzer Raard, april 2012
2 Start: muziek van James Brown: "I'm a soul man" Deze muzieksoort is begin jaren '60 van de vorige eeuw 'soul' genoemd om muziekliefhebbers in de biblebelt van de VS duidelijk te maken dat deze muziek niet 'duivels' is, maar juist goed voor de ziel.
Hoe het (waarschijnlijk) begon Taal is waarschijnlijk ontstaan in grotten. Wanneer is niet precies te traceren. En omdat dergelijke processen niet gedocumenteerd zijn komt een analyse vaak niet verder dan een aannemelijke reconstructie. Wie het weet (of denkt te weten) mag het zeggen, en wie het mooiste verhaal heeft krijgt de aandacht. Een idee (van het Griekse ιδ [id] - zien) wordt tot theorie (van θεορεω [theoreo] - een theatervoorstelling bijwonen). Een goed, en m.i. plausibel, verhaal is dat mensen hun gebrek aan spierkracht, slagtand, klauw en loopvermogen op drie manieren compenseerden: - door zich te verstoppen (mensen stammen voor zover bekend niet af van Tarzan-achtige orang-oetangs, maar van schuwe nachtaapjes) - door denkvermogen, flexibiliteit, slimheid te ontwikkelen - door samenwerking: mensen overleefden als groep; een enkeling was (en is?) reddeloos verloren Mensen zijn alleseters, net als bijv. ratten, maar vlees bevat meer calorieën en hoogwaardige eiwitten dan plantaardig voedsel. De jacht bood dus de meeste kans op overleven, maakte ontwikkeling van een omvangrijk en redelijk functionerend brein mogelijk, en maakte tijd vrij voor het ontwikkelen van technologie. Een koe doet er dagen over om
3 van gras vlees te maken; het eten van een biefstukje kost luttele seconden. Ons individuele 'ik' is een tamelijk recente uitvinding. Mensen waren (en zijn in zekere zin nog steeds) onverbrekelijk verbonden met hun stam, familie, groep. Een (over het algemeen kort) mensenleven speelde zich gedurende vrijwel de hele geschiedenis van de mensheid af in en rond de stam, en individuele acties waren uiterst zeldzaam. Waarschijnlijk hangt de ontwikkeling van onze grote hersenen, de cortex, samen met de jacht. De cortex is bij de mens in relatief korte tijd enorm gegroeid. Het is een niet of nauwelijks voorgeprogrammeerd, flexibel systeem van pakweg een kilo zenuwen, met een onvoorstelbaar grote capaciteit. Toen mensachtigen werktuigen leerden hanteren en hun jachtterrein vergrootten werd het vermogen om je te oriënteren cruciaal: als je wilt overleven is het zaak om je vuistbijl of speer weer terug te vinden wanneer je het prooidier gemist hebt, anders zit je weer weken lang stenen te bewerken met een lege maag. En wat heb je aan een berg vlees wanneer je de grot met je familie niet meer terug kunt vinden? Dat de ontwikkeling van de cortex te maken heeft met je oriënteren in een landschap is ook herkenbaar in het denken van moderne mensen. Ook wij denken nog voornamelijk in landschappen: - t.a.v. sociale contacten (wie staat dicht bij je, wie verder weg, wie is uit zicht) - t.a.v. tijd (het verleden ligt achter ons, de toekomst voor ons, wij zijn 'samen op weg') - t.a.v. machtsstructuren (elke samenleving heeft zijn top, sommigen bevinden zich onderaan een ladder, anderen gaan ondergronds)
4 Het vangen van grotere dieren levert meer eiwit op, maar vergt samenwerking, coördinatie. Jacht werd 's avonds in de grot voorbereid, en mislukkingen werden na afloop geëvalueerd. Veel dieren, en soms ook planten, gebruiken signalen om actuele verschijnselen aan te duiden: een kreet duidt op gevaar, een handgebaar op veiligheid, en een kleur is verbonden aan een periode van vruchtbaarheid. Ook wij, moderne mensen, bedienen ons nog steeds alom van signalen. In de grotten werd het arsenaal aan signalen uitgebreid met symbolen. Bij signalen is datgene waar het signaal naar verwijst actueel aanwezig; bij symbolen hoeft dat niet het geval te zijn. Door taal kunnen beelden van niet actueel aanwezige objecten (dieren, mensen, planten, voorwerpen, ervaringen) worden opgeroepen. Taal werd niet ontwikkeld voor de grap, als luxe of tijdverdrijf. In de grot werd niet gelingood of gescrabbeld. Het leven was hard en hing voortdurend aan een zijden draadje. Fouten werden onmiddellijk afgestraft. Je kunt er dus van uit gaan dat wat toen ontwikkeld werd gebaseerd is op bittere noodzaak, en dat wat nu nog bestaat blijkbaar goed werkte. Je kunt leren door uitproberen, door 'wielen uit te vinden', en door imitatie (voordoen en nadoen), maar leren m.b.v. taal is vele malen sneller en efficiënter. Mensen zijn met hun taal tot dusver redelijk succesvol (maar let wel: de pissebed is dat zonder taal al veel langer!). Diverse woorden die wij gebruiken in ons dagelijks leven, in moderne, 'levende' talen, zijn met enig creatief speurwerk terug te voeren op 'oerwoorden' uit de tijd van grot of stam. Veel van die eerste woorden zijn klanknabootsingen, en in die zin internationaal/universeel. 'Mama' is zo'n woord: het geluid van een baby die sabbelt aan de moederborst. Het werd de benaming van de borst, van de
5 eigenaresse ervan, en van een liefdevolle relatie ('amare' 'ami'). Grommen, kraken, rochelen, piepen, knarsen, kletsen, we kennen nog genoeg van dit soort woorden. Andere elementaire woorden verwijzen naar zintuiglijke waarneming: - ons woord 'idee' is een afgeleide van het Oud-Indische 'veda' (en het Griekse ιδ) en is het grondbegrip voor een grote verzameling afgeleiden, die allemaal op de een of andere manier met 'zien' te maken hebben: ideaal, ideologie, identiteit, video, wijsheid - ons woord 'god' is van origine Oud-Iers, en betekent 'stem' - tolerant zijn in de zin van 'verdraagzaam' betekende oorspronkelijk letterlijk 'een gewicht sjouwen' Vraag: Welke functie vervult uw/je ziel in uw/je leven? Welke rol speelt uw/je ziel erin? *
Achtergronden van het woord 'ziel' Ergens in zo'n grot is ooit een mensachtige begonnen met het gebruik van het woord 'ziel'; iemand heeft voor het eerst deze betekenis aan deze klank gekoppeld (of andersom). Taalsystemen zijn geen individuele aangelegenheid; taal is bij uitstek een sociaal fenomeen. De relatie die taal legt (of die door taal wordt uitgedrukt/weerspiegeld) tussen verbeelding en werkelijkheid heeft alleen levensvatbaarheid wanneer hij zijn weerklank vindt in de sociale omgeving. Wanneer stamgenoten je niet begrijpen en je gebrabbel niet overnemen stop je vanzelf met je individuele taalvernieuwing. Woorden die geen functie of betekenis hebben verdwijnen ook weer (behalve misschien het woord 'epibreren'). Er was dus een gedeelde behoefte aan zo'n begrip. Wat waren drijfveren om het woord ziel te ontwikkelen? Welk voordeel leverde het gebruik ervan op?
6 Misschien levert een reconstructie van de geschiedenis van het woord aanwijzingen op. Signalen verwijzen naar een unieke actuele situatie: 'au' is algemene, herkenbare, invoelbare pijn in een specifieke situatie. Zonder deze pijn geen 'au'. Het symbool 'au' verwijst naar alle au's die er zijn, die er geweest zijn, en die nog zullen komen. Een symbool maakt het mogelijk om te 'reizen' in de tijd (nodig om plannen te maken, en te leren van het verleden). Een effect (en volgens sommigen een onbedoeld bij-effect, een epifenomeen) van het benoemen van verschijnselen in categorieën is dat je door het koppelen van een symbool aan een verzameling verschijnselen automatisch een oneindige verzameling verschijnselen creëert die niet tot de verzameling van het betreffende symbool behoren. Een ding 'mes' noemen betekent dat je het unieke voorwerp dat je in je hand houdt rekent tot de verzameling dingen die je 'mes' noemt, maar je hebt dan automatisch de rest van de werkelijkheid tot 'nietmes' gemaakt. Dat gebeurt ook met eigenschappen: iets als 'eetbaar' kwalificeren houdt automatisch in dat er ook nieteetbare dingen bestaan. Door tegen je baas te zeggen dat je hem of haar 'een aardige leidinggevende' vindt geef je automatisch aan dat er volgens jou ook niet-aardige leidinggevenden bestaan. Elementen binnen zo'n verzameling hebben eigenschappen gemeen: criteria. Met behulp van deze criteria kun je grenzen van de verzameling bepalen (een begrip definiëren - het Latijnse woord 'fines' betekent 'grenzen'). De eerste mensen leefden in een wereld waarin praktisch alles bedreigend was: natuurkrachten, wilde dieren, ziekten, andere stammen (die, zoals nu nog steeds voorkomt, niet als medemenselijk herkend en/of erkend werden), ziekten, hongersnood. Mensen ontwikkelden zelfbewustzijn door naar
7 zichzelf te kijken in verleden en toekomst. Deze verschuivingen van perspectief zijn nodig om plannen te kunnen maken en te kunnen leren van fouten. Er ontstond een beeld van een niet actueel aanwezig 'ik' of stamverband. In de emancipatoire strijd tegen de alom aanwezige, bezielde, bedreigende natuurkrachten was het van levensbelang het gebied van dat 'ik', het menselijke, af te bakenen. Dieren hadden hun territorium, elke godheid (in boom, rivier, steen, berg, e.d.) had zijn werkterrein. Nu de mensen nog. Mensen hebben de neiging om hun zelfbeeld en behoeftes te projecteren op hun omgeving. Ook nu spreken mensen hun computer bestraffend toe, en vertroetelen hun auto. In de beginperiode, waarin alles bezield was, werd vrijwel elk object een persoonlijkheid toegedicht met menselijke trekjes. Met dergelijke objecten kun je communiceren. Dat werd, en wordt ook nu nog, volop gedaan, soms onderdanig, soms op voet van gelijkheid. Godheden werd om raad gevraagd, er werd hulp afgesmeekt, in Egypte probeerden vaklieden goden te beduvelen, in Griekenland was sprake van een zekere competitie: goden werden onoplosbare logische problemen voorgelegd, de paradoxen. Dingen benoemen gaf een bepaalde macht. Logica (van het Griekse λογος [logos] = woord) werd het specialisme van de mens. Mensen ontdekten dat ze sommige verschijnselen konden beïnvloeden en andere niet. Een mens kon hout bewerken, stenen verplaatsen, een rivier afdammen, dieren en mensen verwekken en doden. Langzaam werd ruimte veroverd op de bezielde natuur. Ook moderne mensen besteden hier nog veel tijd en energie aan. Ook de keerzijde werd duidelijker: wat mensen niet kunnen, wat niet in hun bereik ligt. Er was, en er is nog steeds veel wat mensen niet begrijpen en niet kunnen, waar mensen geen 'macht' over hebben. En wat je niet kunt vatten heeft mogelijkerwijs macht over jou...
8 Het betekenisgebied 'ziel' Onze moderne Nederlandse taal is een rijke taal, maar ook een chaotische. Wat wij nu Nederlands noemen is een mix van soms allang verdwenen talen en dialecten. Eeuwenlang hebben buitenlanders de taal verrijkt met hun invloeden en hebben handeldrijvende Nederlanders leenwoorden geïmporteerd. De oorsprong van ons woord 'ziel' is onzeker, en daarmee ook die van het woord in vele verwante Noord-Europese talen. Een theorie is dat de grondbetekenis 'zelf leven' of 'zelf kiezen' zou zijn (bijv. in het Oud-Gotische 'saiwala'). Er zijn ook aanwijzingen dat het woord 'ziel' verwant is met het Griekse σαιελο [saielo] of αιολος [aiolos], dat 'beweeglijk' betekent. De windgod Aeolus ontleent hier zijn naam aan. Het in Germaanse talen gebruikte woord 'ziel/soul/Seele' heeft zijn huidige betekenis gekregen onder invloed van roomskatholieke missionarissen. In hun pogingen om hun geloof te verspreiden onder 'heidenen' (= bewoners van woeste heidegebieden) lijfden ze bestaande rituelen en symbolen in hun katholieke leer in en vertaalden ze Latijnse teksten in de plaatselijke talen. Hetzelfde geldt voor het woord 'geest'. Dit woord komt voort uit het Indo-Germaanse 'gheis' en 'gais'. De betekenis ervan kan omschreven worden als: je mond wijd open van schrik vanwege een (geest)verschijning. In eerste instantie werd door de missionarissen het woord 'ziel' gebruikt voor de levensgeest 'anima', en werd 'spiritus' vertaald met 'geest'. Opvallend is dat vrijwel alle begrippen rond ziel op een of andere manier te maken hebben met lucht. - de Egyptische 'ba'-ziel wordt afgebeeld als een vogel - engel en duivel zijn luchtgeesten: ze hebben vleugels (en armen!)
9
-
ons werkwoord 'ademen' is afkomstig uit het Sanskriet: de 'atma' is de 'wereldziel' - anima (levensgeest) komt van het Griekse ανεμος, dat 'wind' betekent - er is verband tussen het Griekse woord νους [noes] (= ziel, denkvermogen) en ons woord 'neus' - het Griekse woord πνευμα[pneuma] betekent 'lucht', maar ook: idee, inspiratie en 'mens na de dood' Volgens de oude Grieken bewogen ideeën door de lucht. Je kon dus inspiratie opdoen door in de vrije natuur te wandelen (dat doen mensen nog steeds). Ideeën konden ook door luchtgeesten als muzen worden ingeblazen. Ik stel me het verband als volgt voor: Mensen zijn vanaf het begin geconfronteerd met een werkelijkheid waarin dood en leven bestaan, en maakten vanaf het begin de simpele rekensom: lichaam + x = leven dood = lichaam - x Het lichaam blijft op aarde, verdwijnt er in, vervalt tot stof. Het 'x' vervliegt in de lucht (en komt daar dus waarschijnlijk ook vandaan). De 'atman' brengt leven in materie ('er wordt leven ingeblazen'), en aan het eind van een leven blaas je je laatste atman weer uit. Nog steeds voeren sjamanen rituelen
10 uit waarbij geblazen wordt, en soms gespuugd. Het woord 'spugen' is een klanknabootsing, en misschien verwijzen woorden als het Latijnse 'spiritus' en Griekse ψυχη [psyche] naar soortgelijke rituelen. Waarschijnlijk heeft ook het Germaanse woord 'spook' hiermee te maken. Oorspronkelijk werd het vrouwelijke woord 'anima' gebruikt om levenskracht aan te duiden, en het mannelijke 'animus' (en spiritus) verwees naar denkvermogen en bewustzijn. De natuur (van 'natus' = geboorte) is bezield door de anima, maar de mannelijke animus of spiritus bezielt de 'dode' materie (= moederstof). Al gauw ontstond verwarring. Het Latijnse 'anima dare' werd vertaald met 'de geest geven'. Het Franse 'esprit' (van spiritus) betekent 'bezieling'. En iets of iemand kan 'ter ziele gaan'. En verder gebruiken we het woord 'mentaal', van het Latijnse 'mens' (mens sana in corpore sano = een gezonde geest in een gezond lichaam). Het Latijnse woord is afkomstig van het Griekse μενος (= hartstocht, geweten, denkvermogen). De psycholoog Carl Gustav Jung (1875-1961) gebruikte het woord 'anima' om de vrouwelijke kant in de man aan te geven, en 'animus' voor de mannelijke zijde van de vrouw. In ons dagelijks taalgebruik kun je eelt op je ziel hebben. Een ziel kan worden blootgelegd. Je kunt iets doen met hart en ziel, waarbij het de vraag is of het hier een tautologie betreft of een nevenschikking. Julius Caesar had het al over "in mente et animo'. Je kunt de geest krijgen, 'begeisterd' raken. De Van Dale vermeldt bij het lemma 'ziel' een zevental betekenissen: 1. het niet-stoffelijk beginsel op grond waarvan de mens leeft - de zetel of bron van gedachten 2. tegenover lichaam 3. hoger, onsterfelijk beginsel
11 4. persoon (niet noodzakelijk gekoppeld aan lichaam: twee zielen, één gedachte) 5. synoniem van 'individu' (hoe meer zielen, hoe meer vreugd) 6. de werkende kracht in iets (de ziel van een organisatie) 7. het inwendige van een voorwerp Als synoniemen worden genoemd: - aard/inborst/hart - karakter (wonderlijk, want het woord 'karakter' is afgeleid van het Griekse χαρασσω [charasso]: een teken krassen in een steen, om aan te geven welke steenhouwer die steen gefabriceerd heeft - het gaat dus oorspronkelijk om een merkteken aan de buitenkant - in sommige talen wordt het woord nog steeds gebruikt in de betekenis van 'letter') - kern/innerlijk/kiem/pit/centrum/merg - essentie (door destilleren wordt het belangrijkste deel van een stof geïsoleerd - het Franse woord voor benzine is 'essence' - bepaalde soorten alcohol heten bij ons 'spiritus') - grond/fundament - oorsprong/origine/bron - bloed
Modellen en constructies Woorden veroorzaken waarschijnlijk in ieder individueel mensenbrein verschillende beelden. Wanneer ik het woord 'hond' gebruik denkt elke mens die mij hoort waarschijnlijk, vanuit zijn of haar achtergrond, opvoeding en constitutie, aan een andere hond. Ik kan door vragen stellen proberen na te gaan welk beeld zich in het hoofd van een ander gevormd heeft en door extra informatie geven dat beeld bijstellen, maar
12 d.m.v. woorden mijn beeld enigszins laten lijken op het beeld van de gesprekspartner is een tijdrovende klus. Symbolen werken, maar zijn wel 'van dik hout'. Probeer maar eens een kleur, smaak of partner te beschrijven aan een derde terwijl het gespreksonderwerp niet in de buurt is. Zoiets valt nog niet mee, en leidt niet zelden tot verrassingen! Bij het communiceren over abstracte, niet via zintuigen waarneembare begrippen begeef je je op nog gladder ijs. Dit is waarschijnlijk de reden dat in vroeger tijden communicatie over dergelijke onderwerpen werd overgelaten aan specialisten: priesters, medicijnmannen, filosofen. Soms zijn achterliggende modellen geformaliseerd in woordenboeken, met algemeen erkende theorieën en definities, soms komen ze naar boven in volkswijsheden of na analyse van dagelijks taalgebruik. Welk effect een woord heeft is moeilijk na te gaan, maar het achterliggende model waarbinnen het begrip past valt soms te destilleren uit bijv. het gebruik in uitdrukkingen. Spreekwoorden, uitdrukkingen, gezegdes zijn vaak beeldend, algemeen geldend en bedoeld als verduidelijking van informatie waar in 'normale' taal veel woorden voor nodig zijn. 'In de wolken' of 'in de stront' maken de situatie soms sneller duidelijk dan een verhaal van een uur. 'Alle zeilen bijzetten' is voor een zeevarend volk zo helder als glas. Mensen leven in een tastbare, stoffelijke wereld, waarin verbanden zichtbaar en voelbaar zijn. Er zijn ook onzichtbare krachten werkzaam. En ook wanneer je je ogen dicht doet zie je van alles. Als je droomt gebeurt er van alles in een niettastbare droomwereld. Van origine Griekse woorden als mysterie en mystiek zijn afgeleid van het werkwoord μυω [muoo] (= je ogen sluiten). Grenzen tussen stoffelijk en nietstoffelijk vallen niet samen met die tussen menselijk en nietmenselijk. Het menselijke is in veel visies niet gebonden aan
13 het stoffelijke leven; de herkenbare samenhang in menselijke personen komt ergens vandaan en gaat ergens naartoe. De ziel fungeert in dergelijke visies als een rode draad door dit geheel, of een verbinding tussen verschillende gebieden of 'sferen'. Ter illustratie een aantal voorbeelden van dergelijke modellen (een losse greep uit een enorme voorraad):
= In het oude Egypte werden drie zielen onderscheiden: - de 'ka': de levenskracht, die ook na de dood voortleeft in het graf - deze ziel heeft zintuigen - oorspronkelijk bezaten alleen koningen een 'ba', een mobiele ziel, die vaak wordt afgebeeld als vogel - de 'ib': het geweten, dat een rol speelt bij het wegen van de ziel na de dood
14 = Een van de eerste gedocumenteerde samenhangende visies op de ziel is die van de Griekse filosoof Plato. Plato leefde in de 4e eeuw voor Christus, maar zijn invloed op het hedendaagse denken is nog steeds groot. Volgens Plato bestaat de ziel uit drie slecht samenwerkende krachten. Hij gebruikt de metafoor van een tweespan: - het intellect (de νους [noes]) is de wagenmenner, die de boel in de hand probeert te houden - één paard, Θυμος (Thymos) streeft naar het hogere, en representeert wil en doorzettingsvermogen - dit paard is wit - het zwarte paard, Επιθυμια [Epithymia], lust en driften, trekt de kar omlaag, richting aarde De menselijke ziel is onsterfelijk, en lijkt op die van de goden, maar mensen zijn veroordeeld tot aards leven.
15 = Zijn leerling Aristoteles ging op zoek naar de materiële zetel van de ziel, en dacht deze gevonden te hebben in een klier achter het borstbeen. Volgens hem denken mensen met de ziel. Aristoteles onderscheidde drie soorten zielen: A. de vegetatieve (van planten) B. de affectieve (van dieren) C. de rationele (van mensen) Mensen bezitten naast C ook A en B. = In het hindoeïsme wordt uitgegaan van een bepaalde gelaagdheid: - de 'atman' is het overkoepelend bewustzijn van alle mensen - uit atman vloeit de 'buddhi' voort: het begripsvermogen - uit buddhi emaneert het denkvermogen (de 'manas') - uit manas de begeerte ('kama') - uit kama de levenskracht ('prana') - en daaruit het stoffelijke lichaam = Kannibalisme is nu een redelijk zeldzaam verschijnsel, maar was in vroeger tijden wijdverbreid. Drijfveren achter het eten van het vlees van medemensen is vaak niet op de eerste plaats een behoefte aan voedsel: men verwacht door het eten van dit vlees krachten van deze persoon te verwerven. Er zijn ook voorbeelden van het eten van lichaamsdelen van familieleden, met als doel het voortbestaan van de zielen van deze dierbaren veilig te stellen. = De filosoof René Descartes (1596-1650) onderzocht de verbinding tussen lichaam en ziel, materie en geest, en meende deze verbinding gevonden te hebben in een kliertje tussen beide hersenhelften: de pijnappelklier of epifyse. Daar lokaliseerde hij de ziel. Volgens Descartes is het lichaam onderhevig aan natuurwetten. De ziel is dat niet; daardoor kan
16 de mens vrij zijn. Dieren hebben vo;gens Descartes geen ziel en kunnen dus geen pijn voelen. = Aan het begin van de vorige eeuw probeerde de Amerikaanse arts McDougall het gewicht van de ziel te bepalen door bij sterven gewichtsverlies te meten. Hij kwam tot een gemiddelde van 21 gram. = In verschillende beschrijvingen van bijna-doodervaringen is sprake van 'uittreding'. Patiënten beschrijven bijvoorbeeld hoe ze van soms grote hoogte neerkijken op hun lichaam. Dergelijke ervaringen vooronderstellen een ziel die zich kan verplaatsen, die zintuigen bezit, en een zeker geheugen. = Neuroloog Dick Swaab definieert 'geest' als 'het resultaat van de werking van hersencellen'. De ziel noemt hij 'een misverstand'. = Volgens de 17e eeuwse filosoof Spinoza is alles bezield, maar niet in gelijke mate. Een steen is minder bezield dan een plant, en een plant weer minder dan een mens. Volgens Spinoza zijn lichaam en ziel geen onderscheiden substanties, maar beide modaliteiten van dezelfde substantie, te vergelijken met twee zijden van een medaille. = Filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) zag de mens als een samenspel van vele sterfelijke zielen. 'Ziel' is niet een stabiele eenheid. Nietzsche beschouwt het idee van een subject met een onsterfelijke ziel als een poging om de aardse complexiteit te versimpelen en de veranderlijkheid te ontvluchten. = Deel van de vrijmetselaarsopera "Die Zauberflöte" van Mozart is de cantate "Die Seele des Weltalls". In dit beeld
17 heeft het universum een ziel, en deze ziel bestaat uit of is te vinden in de zon. = Dichter Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) laat Faust in wanhoop uitroepen: "Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust!" Het betreft een rationele en een irrationele ziel, die het niet met elkaar eens zijn.
Faust
= Filosoof Stine Jensen, naar eigen zeggen 'helft van een eeneiige tweeling', beschrijft in Filosofie Magazine van april 2012 het gevoel dat zij en haar zus 'een ziel delen'. In zo'n beeld lijkt de ziel een substantie die je kunt delen, zoals chocola of een tent. = Citaat uit de Happinez-agenda 2012: "...mocht dat gebeuren, bedenk dan dat je ziel deze situatie creëert om je ego een kopje kleiner te maken."
18
= Bij de Nederlandse uitdrukking 'de ogen zijn de spiegel van de ziel' is de vraag wat waarin spiegelt en wie dat op welke wijze ziet. De oude Romeinen zagen het breder: Frons animi ianua, stelden zij: het gezicht is de deur/poort van de ziel. De zonnegod Janus, aan wie onze eerste maand gewijd is, had in Rome een tempel met twee deuren. In oorlogstijd werden deze deuren open gezet. = Het door psychiater Sigmund Freud (1856-1939) ontwikkelde model is intussen algemeen bekend en doorgedrongen tot het dagelijks taalgebruik. Volgens Freud bestaat de ziel uit drie gebieden: - het Es (of Id): het onderbewuste, waarin levenslust strijdt met doodsdrift - het Ich (of Ego), dat Eros en Thanatos in bedwang probeert te houden, en verlangens en realiteit aan elkaar toetst (dat lukt niet tijdens de slaap; dan manifesteert het Id zich via de droom) - het Ueber-Ich (of Superego): het beeld van je ideale zelf = We spreken van 'balsem voor de ziel'. In deze visie kun je zalf op een ziel smeren, en vindt deze ziel dat aangenaam. = Zanger Sting nodigt in het nummer "Let your soul be your pilot" uit om je ziel de weg te laten wijzen wanneer je kompas rondtolt tussen hemel en hel: "When the compass spins between heaven and hell, let your soul guide you". = Tekenaar/taalvernieuwer Marten Toonder creëerde in 1954 het personage 'drs. Zielknijper'. Ineens is dan de ziel iets waarin geknepen kan worden, net als in een wang of een bil. Bijna 100 jaar eerder kwam in het boek "De geschiedenis van Woutertje Pieterse" van Multatuli al een Zielknijper voor. Het
19 is opvallend dat de zielknijper in de 19e eeuw de functie had van dominee, en de 20e eeuwse die van psycholoog.
drs. Okke Zielknijper
= De Franse psychiater Jacques Lacan (1901-1981) legde een verband tussen 'l'âme' (de ziel) en 'aimer'. Volgens Lacan ervaart een mens een tekort. Hij zoekt opvulling van dat tekort bij de ander. De psyche is niet te herleiden tot materie, en is niet een bijverschijnsel ervan. De ziel is het deel van de psyche dat gericht is op hereniging met de moeder of de natuur. Woorden zijn het domein van de ziel. Door taal verschaft de mens zichzelf (of objecten buiten zichzelf) een ziel. = Onze westerse culturen zijn geheel doortrokken van christelijk denken. Vrijwel iedereen is vertrouwd met het
20 concept van de ziel die onsterfelijk is, en die, van origine wit, door zonden zwart wordt. De Romeinse dichter Horatius had het overigens al over de 'anima candida': een 'blanke ziel', in de zin van 'een goed karakter'. Te vervuilde zielen gaan na de dood naar de hel, voldoende witte naar de hemel, en twijfelgevallen verblijven enige tijd in het vagevuur. Vrijwel elke religie kent een soort hemel: een plaats waar goden wonen en waar gelovigen na hun dood naartoe gaan. Soms wonen in een hemel ook andere onstoffelijke wezens, als engelen (afgeleid van het Griekse αγγαρος = Perzische koerier) en demonen (van het Griekse δαιμον = een halfgod die je lot beschikt). Het Germaanse woord 'hemel' verwijst naar het hemelgewelf, het 'dak van de wereld'. Het Latijnse woord voor hemel, 'caelum', dat voortkomt uit het Griekse κοιλος [koilos], verwijst naar het gewelf van een grot. De hel wordt bewoond door 'gevallen' engelen: de duivels. Het woord duivel is een afgeleide van het Griekse werkwoord διαβαλλω ([diaballoo] = omvergooien, ruziemaken - het tegenovergestelde van symballo, waarvan het woord symbool is afgeleid). De basis van dit concept is het zoroastrische dualisme: de strijd tussen goed en kwaad, of licht en donker. Het katholieke vagevuur en voorgeborchte (purgatorium en limbo) lijken pogingen om de harde tegenstelling enigszins te nuanceren. Het voorgeborchte is de verblijfplaats van zielen van ongedoopte baby's, die gestorven zijn voordat ze zonden hebben kunnen begaan. In sommige visies blijft de ziel eeuwig in de hel, in andere vormt de hel een soort reinigingsfase (in vroeger tijden was m.n. vuur een probaat middel tegen ziekte, ongedierte en ongewenste opvattingen). Een interessante constructie in het christendom (die overigens ook in het hindoeïsme bestaat) is die van de Trinitas: de heilige drie-eenheid. Dit in de 4e eeuw geformuleerde dogma houdt in dat vader, zoon en geest als één god gezien moeten
21 worden, als verschijningsvormen van hetzelfde principe. Voor geest wordt hier het woord 'spiritus' gebruikt.
El Greco
= Filosoof Alain de Botton kwalificeert de ziel in het christendom als 'een kinderlijke kern die begeleiding nodig heeft'. Vraag: Welk model van de ziel hanteer jij / hanteert u in het dagelijks leven? Probeer informatie hierover op papier te krijgen. U kunt woorden gebruiken, maar ook tekenen of ... * Andere talen/culturen In het dagelijks leven werk ik met buitenlanders uit vrijwel alle landen van de wereld. Ik heb enkele van deze mensen gevraagd om informatie over het begrip ziel in hun taal/cultuur. Enkele reacties:
22 = Romaanse talen als Frans, Roemeens, Spaans, Portugees, borduren alle voort op het Latijnse onderscheid tussen 'anima' en 'spiritus', waarbij grenzen, net als 2000 jaar geleden, niet scherp getrokken kunnen worden. In het Frans gaat het om 'âme' en 'esprit', het Spaans kent 'alma' en 'espiritu', het Roemeens gebruikt 'suflet' en 'spirit' = In het Indonesisch is 'jiwa' de ziel, en 'roh' de geest. De geest gaat na de dood naar de hemel of hel. = In het Zweeds wordt het woord 'själ' gebruikt voor 'ziel' en 'ande' voor geest. Tussen beide begrippen bestaat verschil, maar het is niet helemaal duidelijk welk. De woorden worden ook door elkaar gebruikt. = De mengtaal Engels gebruikt Romaanse en Germaanse woorden door elkaar: ghost, soul, spirit, mind. = Het Russisch kent het vrouwelijk душа [doesja] en het mannelijke дух [doeg]. Tussen Russischtalige cursisten bestond verschil van mening over de vraag welke van de twee onsterfelijk is. = Het Arabisch maakt onderscheid tussen [ ال ن فسal nafs], het centrum van gevoel, en [ روحroeh], het denken. De eerste heeft voedsel nodig, en kan sterven. = In de Noord-Ethiopische taal Amharik is de ziel onsterfelijk en altijd goed. De geest is tijdelijk en goed of slecht. Op zoek naar de ziel van de ziel Sinds de oudheid activeert het begrip 'ziel' tegenstellingen tussen realisten en idealisten. Dat is via renaissancedenkers en Verlichters in onze tijd nog steeds het geval. Het debat is nog springlevend, getuige het bestsellerschap van het boek van Dick Swaab "Wij zijn ons brein", en de vele reacties erop. Materialistische realisten beschouwen de ziel als een product of resultaat van klieren of biochemische processen. Tegenstanders zien de materiële werkelijkheid als het product van bezieling. Voor mij vat de visie van psycholoog Piet Vroon de situatie mooi samen. Hij stelde in zijn boek uit 1995
23 met de boeiende titel "De ziel te lijf" dat een strikte keuze voor één van beide kanten in dit debat te vergelijken valt "met het geluid van één klappende hand". Het verschijnsel taal maakt m.i. duidelijk dat beide benaderingswijzen voortdurend tegelijk aan de orde zijn: woorden zijn weerspiegelingen van een concrete werkelijkheid, en via het denken hebben woorden de macht om deze werkelijkheid te veranderen. Kerkvader Augustinus zei: De manier waarop de ziel en het lichaam verenigd zijn kunnen wij niet begrijpen, en toch is dat de mens. Het concept 'ziel' kent vele betekenissen, modellen en toepassingen. Het door mij genoemde rijtje voorbeelden is zonder veel moeite uit te breiden. Ik zie een rode draad of kern in de spanning tussen leven en dood. Het begrip 'ziel' lijkt vooral een (nog?) niet geheel geslaagde poging om die spanning te verduidelijken of te duiden. Natuurkundige Stephen Hawking legt in het boek van Hofstadter uit dat de evolutie in eerste instantie uitsluitend verliep via genetisch materiaal, maar later, na de ontwikkeling van taal, ook door 'memen'. Een 'meme' definieert hij als 'een eenheid van culturele overdracht of imitatie'. Kern van de meme 'ziel' zou je de behoefte aan verbinding kunnen noemen. Wij zijn eenzame wezens in een koud, onverschillig heelal. Misschien is dat universum, of iets erin, bezield, misschien is dat nog niet het geval, maar valt het te bezielen. Wat is dan de ziel van het begrip ziel? Ik zoek een antwoord op deze vraag in de uitspraak van de filosoof en taalkundige Ludwig Wittgenstein (1889-1951): "Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen." (waarover je niet kunt spreken moet je zwijgen).
24 Ik heb als taalwetenschapper moeite met zo'n advies; ik ben niet erg goed in zwijgen. Tot mijn opluchting hebben diverse neurologen, filosofen, theologen, al die mensen die boeken hebben geschreven over de ziel, en wij, die het woord dagelijks gebruiken, eenzelfde moeite. Vanuit deze gedachte kom ik tot een nieuwe, discutabele, en m.i. boeiende definitie van het begrip ziel: ziel is mijn moeite om te zwijgen. Ik wil u vragen om, voor u dit filosofische atelier, deze 'workshop', verlaat, een laatste vraag te beantwoorden: Wat is volgens u de belangrijkste vraag die in deze workshop over de ziel niet aan de orde is gekomen? * We zijn begonnen met muziek, en we sluiten ook af met muziek: Ruim 60 jaar gelden schreef de Franse zanger Charles Trenet het lied "L'âme des poètes" (de ziel van de dichters. Longtemps après que les poètes ont disparu leurs chansons courent encore dans les rues Lang nadat de dichters zijn verdwenen rennen hun liederen nog door de straten U hoort een uitvoering door Jacqueline François uit 1952 (een authentieke opname op 78-toerenplaat).
25 Om verder te lezen A.Damasio: Het zelf wordt zich bewust - 2010 (oorspr.: Self comes to mind - 2010) D.Dennett: Het bewustzijn verklaard - 1999 (oorspr.: Consciousness explained - 1991) F.Droste: Denken en spreken - 1997 D.Hofstadter: De spiegel van de ziel - 1985 (oorspr.: The mind's I - 1981) Filosofie Magazine april 2012 (over de ziel) Filosofieboekjes Humanistisch Verbond Fryslân - 19e serie over 'De ziel en het zelf' (te bestellen via postbus 2502 8901 AA Leeuwarden of
[email protected]) W.Kayzer: Vertrouwd en o zo vreemd - 1995 D.Swaab: Wij zijn ons brein - 2010 Ch.Taylor: Bronnen van het zelf - 2007 (oorspr.: Sources of the self - 1989) P.Vroon: De ziel te lijf - 1995 P.Watson: Ideeën - 2005 (oorspr.: Ideas, a history from fire to Freud - 2005)
* informatie over reacties op deze vragen is vanaf mei 2012 te vinden op www.ronmuijzer.nl of op te vragen via postbus 2502 - 8901 AA te Leeuwarden