OP WEG NAAR EEN EFFECTIEVE BESCHERMING VAN ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN
EINDRAPPORT VAN DE TASK FORCE ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN
Aangeboden aan de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid ter attentie van de Leden van de Belgische Regering
Juni 2010
Inhoudstafel
INHOUDSTAFEL
INHOUDSTAFEL
1
SAMENVATTING
3
INLEIDING
7
DEEL I: ACHTERGROND, DOELSTELLINGEN EN WERKWIJZE TASK FORCE “ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN” 9 INLEIDING 1. ACHTERGROND 2. PRIORITEITEN 3. WERKWIJZE TASK FORCE 3.1 Inventarisatie bestaande, lopende en geplande initiatieven 3.2 Werkgroep cartografie 3.3 Werkgroep sensibilisering 3.4 Werkgroep informatie 3.5 Andere initiatieven 4. DOELGROEP EN DOELSTELLINGEN 4.1 Doelgroep 4.2 Algemene doelstelling & kader
DEEL II: EEN AANTAL BEVINDINGEN INLEIDING 1. STUDIE CHILD FOCUS EN FGP AIRPORT 2. EEN AANTAL VASTSTELLINGEN VAN DE TASK FORCE ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN
DEEL III: CARTOGRAFIE INLEIDING 1. DOELSTELLINGEN EN AANBEVELING 1.1 Doelstelling 1.2 Aanbeveling 2. TOELICHTING 2.1 De methodiek “Ordeningsmethodiek Processen” 2.2 Verklarende symbolen, kleuren en terminologie 2.3 De schema’s “Alleenreizende Minderjarigen”
10 10 10 11 11 11 12 12 12 13 13 14
17 18 18 19
21 22 22 22 22 23 23 23 23
1
Inhoudstafel
DEEL IV: AANBEVELINGEN
41
INLEIDING 42 1. ALGEMEEN KADER 42 2. OVERZICHT VAN DE AANBEVELINGEN 43 3. DE AANBEVELINGEN 44 Inleiding 44 THEMA 1: SAMENWERKING EN REGISTRATIE, CENTRALISERING EN UITWISSELING VAN INFORMATIE 44 THEMA 2: VOOR DE REIS 52 THEMA 3: TIJDENS DE REIS 58 THEMA 4: BIJ AANKOMST IN HET BESTEMMINGSLAND 60 THEMA 5: OPVANG EN BEGELEIDING IN HET BESTEMMINGSLAND 63 THEMA 6: BIJ TERUGKEER NAAR HET LAND VAN HERKOMST OF EEN DERDE LAND 68 THEMA 7: SENSIBILISERING, OPLEIDING, VORMING EN TRAINING 69 THEMA 8: OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGEN VAN DE TASK FORCE 73
BIJLAGEN
75
2
Samenvatting
SAMENVATTING Kinderen die alleen (= zonder de begeleiding en bescherming van hun ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger) een internationale reis maken (of de duidelijke intentie vertonen dit te doen), hierna “alleenreizende minderjarigen” genoemd, vormen een risicogroep om slachtoffer te worden van diverse misbruiksituaties, waaronder in het bijzonder situaties van mensenhandel of ernstige vormen van mensensmokkel. Dit bleek duidelijk uit een studie van Child Focus en de Federale Gerechtelijke Politie op Brussels Airport (Lippens, 2007). In navolging van deze studie werd een Task Force opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van diverse betrokken actoren. Deze Task Force had als centrale doelstelling om aanbevelingen te formuleren om te voorzien in een meer adequate bescherming van minderjarigen die alleen reizen. Dit betekent enerzijds het ontwikkelen van preventieve maatregelen die kunnen verhinderen dat alleenreizende minderjarigen in een misbruiksituatie terechtkomen en anderzijds het creëren van maatregelen die een vroegtijdige detectie en identificatie en een gedegen opvolging van alleenreizende minderjarigen in (potentiële) misbruiksituaties kunnen realiseren. De werkzaamheden van de Task Force hebben enerzijds geresulteerd in het uitwerken van een cartografie, visueel vormgegeven met de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen” en anderzijds een hele reeks van aanbevelingen die betrekking hebben op het volledige reistraject van een alleenreizende minderjarige. In de cartografie (zie deel III van het rapport) worden de verschillende processen die alleenreizende minderjarigen doorlopen uitgetekend en beschreven. De nadruk ligt hierbij op de manieren waarop de preventie, detectie, identificatie en opvolging van alleenreizende minderjarigen in (potentiële) misbruiksituaties – met bijzondere aandacht voor kinderhandel en kindersmokkel – nu gebeurt en de wijzen waarop dit kan verbeterd worden. Binnen de doelgroep van alleenreizende minderjarigen is er doorheen deze processchema’s extra aandacht voor de doelgroep “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen”, gezien zij toch een bijzondere risicogroep vormen inzake mensenhandel – mensensmokkel en eventuele andere misbruiksituaties. De drie processchema’s zoals hier weergegeven – “detecteren en identificeren”, “behandelen van verblijfsaanvragen” en “verblijven, begeleiden en belangen behartigen” – kunnen richtinggevend zijn om verdere concrete afspraken te maken inzake de rol van de diverse actoren in het omgaan met alleenreizende minderjarigen en de samenwerking tussen deze verschillende actoren. Daarnaast heeft de Task Force zich toegelegd op het formuleren van een aanbevelingen om de vooropgestelde doelstelling – maximale preventie ten aanzien van potentieel slachtofferschap van alleenreizende minderjarigen – zo goed mogelijk te kunnen bereiken. Deze aanbevelingen dienen echter essentieel gelezen te worden in een samenhangend geheel, wat betekent dat de verschillende delen van het traject van een alleenreizende minderjarige niet los van elkaar kunnen beschouwd worden De Task Force heeft de aanbevelingen geclusterd rond acht thema’s: vijf thema’s die aansluiten bij het chronologische traject van een alleenreizende minderjarige (zie schema 1 op p. 44) en drie transversale thema’s, met name “sensibilisering, vorming en opleiding”, “samenwerking, registratie en uitwisseling van informatie” en “opvolging van de werkzaamheden van de Task Force”.
3
Samenvatting
Bij de uitwerking van deze aanbevelingen staan de twee uitgangspunten van de Task Force steeds centraal, met name 1) doorheen alle aanbevelingen dient “het belang van het (individuele) kind” steeds het uitgangspunt én de centrale toetssteen te zijn; en 2) alle aanbevelingen dienen in samenhang met elkaar gelezen te worden.
THEMA 1: SAMENWERKING EN REGISTRATIE, CENTRALISERING EN UITWISSELING VAN INFORMATIE AANBEVELING 1: De samenwerking tussen de verschillende actoren die werken met de doelgroepen ‘alleenreizende minderjarigen’, ‘niet-begeleide minderjarige vreemdelingen’ en ‘Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand’ behoeft op verschillende punten ernstige verbetering. Een globaal akkoord voor alle betrokken actoren waarin de samenwerkingsmodaliteiten, verantwoordelijkheden en werkwijzen worden verduidelijkt is dan ook noodzakelijk. Het uitgangspunt voor dit akkoord – en dus voor de werkwijze en finaliteit van elke actor – moet het belang van het (individuele) kind zijn. Het globaal akkoord moet in die zin ook duidelijkheid scheppen over de werkwijze en bevoegdheden in het bepalen van dit ‘belang’ van het kind. AANBEVELING 2: Bij aantreffen van een minderjarige in een (potentiële) risicosituatie dienen zo vlug mogelijk voldoende identificatiegegevens van de minderjarige op nauwkeurige wijze geregistreerd te worden. AANBEVELING 3: Er dient een nationaal registratie- en opvolgingssysteem (bij voorkeur onder verantwoordelijkheid van een onafhankelijke dienst) te worden uitgewerkt en geïmplementeerd voor de registratie en opvolging van alleenreizende minderjarigen die zich potentieel in een misbruiksituatie bevinden. AANBEVELING 4: Elke Europese lidstaat dient een Centraal Aanspreekpunt te creëren dat informatie inzake onrustwekkende situaties van alleenreizende minderjarigen en niet-begeleide minderjarigen bijhoudt en waar nodig doorgeeft aan andere lidstaten. Een Europees Centrum inzake ‘at risk’minderjarigen dient de gegevens op Europees niveau te registreren en te analyseren. AANBEVELING 5: Voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, minderjarige slachtoffers van mensenhandel en niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand dient een elektronisch dossiersysteem te worden gecreëerd, waarbij alle actoren verplicht een aantal gegevens dienen in te geven en toegang gegeven wordt tot een vooraf bepaald aantal velden ingevuld door andere actoren. Een onafhankelijke dienst “niet-begeleide minderjarigen” staat in voor het beheer van deze gegevens.
THEMA 2: VOOR DE REIS AANBEVELING 6: De reisdocumenten waarmee alleenreizende minderjarigen reizen behoeven op diverse punten aanpassingen, zodanig dat de preventie en de detectie van (potentieel) slachtofferschap van misbruiksituaties geoptimaliseerd worden. Het betreft hier aanbevelingen inzake identiteitsdocumenten, parentale toestemming, visumprocedure en reisdossier. AANBEVELING 7: Indien een (potentiële) risicosituatie gedetecteerd wordt vooraleer een minderjarige vertrekt, dient hier opvolging aan gegeven te worden in de landen van herkomst, transit en aankomst.
4
Samenvatting
AANBEVELING 8: Bij minderjarigen die vertrekken voor een reis over de Belgische grenzen heen, is extra waakzaamheid geboden ten aanzien van mogelijke situaties van mensenhandel of andere misbruiksituaties (o.a. internationale kinderontvoeringen door ouders) waarin deze minderjarige kan terechtkomen. AANBEVELING 9: Niet-begeleide minderjarigen die via ons land op doorreis zijn naar een ander land verdienen, omwille van hun bijzondere kwetsbaarheid, extra aandacht en specifieke beschermingsmaatregelen, onder meer inzake begeleiding op het moment van interceptie, voogdij en opvang.
THEMA 3: TIJDENS DE REIS AANBEVELING 10: De speciale, betalende luchtvaartprocedure voor jonge alleenreizende minderjarigen (“Unaccompanied Minors”) dient op diverse punten geoptimaliseerd te worden om een betere bescherming van deze Unaccompanied Minors te realiseren. AANBEVELING 11: Bedrijven die op één of andere manier een rol spelen in internationaal vervoer dienen voldoende bewust te zijn van de mogelijke risico’s die alleenreizende minderjarigen lopen en moeten over de juiste kanalen beschikken om bepaalde informatie op eenvoudige wijze door te geven aan de bevoegde autoriteiten.
THEMA 4: BIJ AANKOMST IN HET BESTEMMINGSLAND AANBEVELING 12: Detectie en identificatie van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel is een taak van àlle actoren – zowel politionele als niet-politionele – die op één of andere manier met alleenreizende minderjarigen in contact komen. Herkenning van signalen, bijkomende vraagstelling en goede doorverwijzing van (potentiële) misbruiksituaties zijn hierin cruciaal. AANBEVELING 13: Het traject dat een alleenreizende minderjarige aflegt bij aankomst in België dient eenvormig te zijn, nauwgezet gevolgd te worden en procedurele waarborgen dienen gerespecteerd te worden. AANBEVELING 14: Het opvang- en beschermingssysteem voor alleenreizende minderjarigen die als verstekeling in een haven worden aangetroffen kan op verschillende punten verbeterd worden.
THEMA 5: OPVANG EN BEGELEIDING IN HET BESTEMMINGSLAND AANBEVELING 15: Specifieke maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat nietbegeleide minderjarige vreemdelingen en Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand worden opgevangen en begeleid op een dusdanige wijze dat deze opvang en begeleiding hen voldoende beschermt ten aanzien van mogelijke misbruiksituaties en voldoende tegemoet komt aan hun diverse noden en verwachtingen. AANBEVELING 16: Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen, zowel niet-EER als EER-onderdanen, dienen zo snel mogelijk een voogd toegewezen te worden. Voogden dienen voldoende opgeleid en gevormd te worden.
5
Samenvatting
AANBEVELING 17: Het creëren van waarborgen tegen recuperatie van de minderjarigen en het nemen van initiatieven om verdwijnen van minderjarigen tegen te gaan zijn noodzakelijk om de risico’s op mensenhandel en andere misbruiksituaties te verminderen.
THEMA 6: BIJ TERUGKEER NAAR HET LAND VAN HERKOMST OF EEN DERDE LAND AANBEVELING 18: Bij een (mogelijke) terugkeer van een minderjarig (potentieel) slachtoffer van mensenhandel of van een andere misbruiksituatie naar het land van herkomst of naar een derde land dient een voldoende risk assessment, met het inbouwen van voldoende waarborgen en opvolging na terugkeer, te garanderen dat de minderjarige na terugkeer niet (opnieuw) slachtoffer wordt van een misbruiksituatie.
THEMA 7: SENSIBILISERING, OPLEIDING, VORMING EN TRAINING AANBEVELING 19: Gerichte en doorgedreven sensibiliserings-, opleidings-, vormings- en trainingsinitiatieven op Belgisch, Europees en internationaal niveau zijn noodzakelijk om alle betrokken actoren voldoende bewust te maken van de problematiek en eveneens voldoende informatie te verschaffen.
THEMA 8: OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGEN VAN DE TASK FORCE AANBEVELING 20: De aanbevelingen van de Task Force dienen voldoende verspreid te worden en ook op zo kort mogelijke termijn geïmplementeerd te worden. Bovendien dienen andere vastgestelde knelpunten, o.m. inzake NMBV, zo snel mogelijk aangepakt te worden. Ten derde dient België haar voortrekkersrol inzake de problematiek van mensenhandel verder uit te bouwen door het nemen van initiatieven op Europees en internationaal niveau – het Belgisch EU-voorzitterschap vormt hier een uitgelezen kans toe.
Ten slotte wenst de Task Force hier nogmaals te benadrukken dat deze problematiek in essentie een Europese en een internationale problematiek betreft. De aanpak van de vastgestelde problemen beperken tot het Belgische niveau zal dan ook weinig effectief zijn. Initiatieven nemen op Europees en internationaal niveau is dan ook een absolute noodzaak. De opportuniteit die België binnen afzienbare tijd heeft met het Voorzitterschap van de Europese Unie moet dan ook volgens de Task Force ten volle aangegrepen worden om de voortrekkersrol die België al decennia speelt inzake de bestrijding van mensen- en kinderhandel verder te ondersteunen.
6
Inleiding
INLEIDING Anno 2010 is globalisering een essentieel element van onze leefwereld geworden, waarbij reizen – zelfs naar de andere kant van de wereld – voor veel mensen toegankelijker wordt, dus ook voor minderjarigen. Dagelijks zijn er duizenden minderjarigen ergens op de wereld alleen onderweg, zonder hun ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger. Hun reismotieven vertonen onderling vaak grote verschillen, maar allen bevinden zij zich in een min of meer kwetsbare positie, gezien ze niet kunnen rekenen op de ondersteuning van hun ouder(s). Dit betekent dat zij risico lopen om slachtoffer te worden van allerlei criminaliteitsvormen gedurende hun reistraject, zoals mensensmokkel en mensenhandel in het bijzonder, maar ook andere risicosituaties. Vanuit de bezorgdheid dat alleenreizende minderjarigen mogelijk slachtoffer kunnen worden of zijn van diverse vormen van misbruik – met een bijzondere focus op mensenhandel en mensensmokkel – besloten Child Focus, de Federale Gerechtelijke Politie (FGP) Airport en de Koning Boudewijnstichting de krachten te bundelen en tussen 1 juni 2006 en 31 mei 2007 een exploratief onderzoek uit te 1 voeren op Brussels Airport naar deze uiterst complexe problematiek. Het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind vormt het kader voor dit onderzoek. Het doel ervan is nagaan of de huidige procedures en praktijken inzake alleenreizende minderjarigen op Brussels Airport misbruik niet faciliteren en aanbevelingen formuleren om de dagelijkse praktijk inzake alleenreizende minderjarigen op de luchthaven optimaliseren. Om deze aanbevelingen verder uit te werken werd de oprichting van een Task Force ingeschreven in het Actieplan 2008 – 2016 van de Interdepartementale Cel ter Bestrijding van Mensenhandel en 2 Zwaardere Vormen van Mensensmokkel (FOD Justitie). De Task Force werd in februari 2009 opgericht onder voogdijschap van de toenmalige Minister voor Migratie- en Asielbeleid, Mevr. Turtelboom, en werd in juni 2009 verder gezet onder het voogdijschap van de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid, Dhr. Wathelet. De werkzaamheden van deze Task Force werden gefinaliseerd in juni 2010. De algemene doelstelling van de Task Force kan omschreven worden als het “voorkomen dat alleenreizende minderjarigen (potentieel) slachtoffer worden van een misbruiksituatie en het verbeteren van de identificatie, detectie en opvang van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel binnen de groep van de alleenreizende minderjarigen”. Om deze doelstelling te realiseren heeft de Task Force zich vooreerst toegelegd op het in kaart brengen van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de doelgroep van “alleenreizende minderjarigen”, hun onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling. Daarnaast heeft de Task Force zich gefocust op het uitwerken van aanbevelingen die na concrete implementatie de bescherming van minderjarigen die alleen reizen moeten verbeteren. In een eerste deel van het rapport wordt kort ingegaan op de achtergrond en de vooropgestelde doelstellingen van de Task Force en haar gehanteerde werkwijze.
1
Daar waar het onderzoek van Child Focus en FGP Aiport zich beperkte tot alleenreizende minderjarigen die aankomen op de nationale luchthaven, spitsen de aanbevelingen van de Task Force zich toe op àlle alleenreizende minderjarigen, ongeacht de plaats waar ze aangetroffen worden (land, lucht, zee) en ongeacht of ze in België aankomen, dan wel uit België vertrekken. 2 De samenstelling van de Task Force is te vinden in bijlage 1.
7
Inleiding
Het tweede deel van het rapport gaat kort in op enerzijds de belangrijkste bevindingen uit het eerder vermelde onderzoek van Child Focus en FGP Airport en anderzijds op een aantal bijkomende bevindingen vanuit de Task Force Alleenreizende Minderjarigen. In deel drie worden de belangrijkste actoren die op één of andere manier betrokken zijn bij de doelgroep “alleenreizende minderjarigen” in een “cartografie” in kaart gebracht. De Task Force heeft hier geopteerd voor een visualisering aan de hand van de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen”, om op die manier niet alleen de actoren en hun rol in kaart te brengen, maar ook aandacht te besteden aan de specifieke processen en de doelstellingen van deze processen die door de actoren dienen gerealiseerd te worden. Deze “cartografie” is op deze manier ook richtinggevend voor het verder afbakenen en definiëren van de rollen van de verschillende actoren en hun onderlinge interacties en informatie-uitwisseling. Het meest omvangrijke vierde deel van dit rapport omvat het luik “aanbevelingen” waarbij aan de hand van acht verschillende thema’s (drie transversale thema’s en vijf thema’s chronologisch geordend volgens het reistraject van de alleenreizende minderjarige) concrete aanbevelingen worden geformuleerd die kunnen leiden tot een betere bescherming van kinderen en jongeren die alleen reizen. De Task Force heeft er tevens voor geopteerd om zich in haar aanbevelingen niet te beperken tot het nationale niveau, maar tevens ook aanbevelingen op Europees en internationaal niveau uit te werken. Ten slotte wenst de Task Force haar uitdrukkelijke wens uit te spreken dat België haar pioniers- en voortrekkersrol inzake de bestrijding van mensenhandel verder zet, met specifieke aandacht voor minderjarige slachtoffers. Hierbij hoopt de Task Force dat België deze voortrekkersrol niet alleen op nationaal niveau uitspeelt, maar tevens en vooral ook op het Europese en internationale forum verder realiseert.
8
DEEL I ACHTERGROND, DOELSTELLINGEN EN WERKWIJZE TASK FORCE “ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN”
9
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
INLEIDING In dit eerste deel wordt de achtergrond van de Task Force Alleenreizende Minderjarigen toegelicht, alsook haar vooropgestelde doelstellingen en de concrete werkwijze die gehanteerd werd om die doelstellingen te realiseren.
1.
ACHTERGROND
De Task Force werd opgericht naar aanleiding van het onderzoek van Child Focus en de Federale Gerechtelijke Politie van Brussels Airport (hierna: FGP Airport): “De luchthaven, een veilige plek voor alleenreizende minderjarigen? Verkennend onderzoek naar het risico op slachtofferschap van 3 misbruik op Brussels Airport” (Lippens, 2007) . In dit onderzoek werd nagegaan hoe de detectie en identificatie van (mogelijke) slachtoffers van misbruik – met een specifieke focus op mensenhandel en ernstige vormen van mensensmokkel – binnen de groep van minderjarigen die zonder hun ouder(s) of wettelijke vertegenwoordiger internationaal reizen kan verbeterd worden. Dit onderzoek resulteerde in een hele reeks van aanbevelingen, die zich zowel op Belgisch, Europees als internationaal niveau situeren. De lijst van aanbevelingen werd opgenomen in bijlage 2. Om de aanbevelingen verder te concretiseren werd in februari 2009 door toenmalig Minister van Asiel- en Migratiebeleid, Mevr. Turtelboom, een Task Force opgericht en sinds juli 2009 werd de voogdij over deze Task Force overgenomen door Dhr. Wathelet, Staatssecretaris bevoegd voor Migratie- en Asielbeleid. De oprichting van de Task Force werd eveneens opgenomen in het Actieplan van de Interdepartementale Coördinatiecel ter Bestrijding van Mensenhandel en Mensensmokkel (hierna: Interdepartementale Cel). De Task Force is samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken ministeries en overheidsdiensten (FOD Buitenlandse Zaken, Kabinet Binnenlandse Zaken, Kabinet Migratie, Fedasil, Dienst Vreemdelingenzaken, Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen, Kabinet Mobiliteit, Directoraat-Generaal der Luchtvaart FOD Mobiliteit, Kabinet Justitie, Dienst Strafrechtelijk Beleid FOD Justitie, Dienst Voogdij FOD Justitie), politie (Centrale Dienst Mensenhandel, lokale politie, Dienst Immigratie, FGP Airport) en niet-gouvernementele organisaties (Child Focus en UNHCR) en wordt voorgezeten door dr. Ilse Derluyn (Vakgroep Orthopedagogiek – Universiteit Gent). De volledige samenstelling van de Task Force is opgenomen in bijlage 1.
2.
PRIORITEITEN
In haar vergadering van 10 juni 2009 heeft de Task Force voor van haar werkzaamheden volgende prioriteiten gesteld: 1. Het opstellen van een overzicht (“cartografie”) van alle federale en communautaire actoren die een specifieke taak/opdracht hebben in verband met minderjarigen die alleen reizen. Dit overzicht zal het eveneens mogelijk maken om een inventaris van hun missies en activiteiten 3
Lippens, V. (2007). De luchthaven, een veilige plek voor alleenreizende minderjarigen? Verkennend onderzoek naar het risico op slachtofferschap van misbruik op Brussels Airport. Brussel: Child Focus, FGP Airport & Koning Boudewijnstichting. http://www.childfocus.be/uploads/documents/102-478-aeroport_zaventem-nlprint.pdf ).
10
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
op te stellen, om tot een optimale informatieflux en/of een optimale informatie-uitwisseling te komen. Hierbij worden tevens de hiaten en problemen aangeduid en worden er mogelijke oplossingen gesuggereerd. 2. Een sensibilisatie van alle betrokken diensten en actoren, in het bijzonder van eerstelijnsactoren op luchthavens, met betrekking tot de problematiek van de minderjarigen die alleen reizen, door onder meer aandacht te besteden aan de rechten van het kind, aan de tekenen die erop wijzen dat een minderjarige het slachtoffer van mensenhandel zou kunnen zijn, enz. 3. Een richtlijn voor de medewerkers van de burgerlijke stand van de gemeenten, in de context van het gebruik/misbruik van authentieke documenten voor het reizen met of van kinderen. Deze drie thema’s werden eveneens vastgelegd in referentie tot het Actieplan van de Regering ter bestrijding van Mensenhandel (juli 2008). Daarnaast werd aangegeven dat het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 een belangrijk ankerpunt is om een aantal van de voorgestelde aanbevelingen (ook) op Europees niveau te realiseren.
3.
WERKWIJZE TASK FORCE
De Task Force heeft na een aantal voorbereidende werkzaamheden drie werkgroepen opgericht: een werkgroep cartografie, een werkgroep sensibilisering en een werkgroep informatie. Naast deze werkgroepen, die hun bevindingen en aanbevelingen steeds hebben teruggekoppeld naar de plenaire vergadering, werd ook een aantal andere bijkomende initiatieven genomen ter uitwerking van een aantal aspecten en aanbevelingen.
3.1
Inventarisatie bestaande, lopende en geplande initiatieven
Een inventarisatie werd opgesteld m.b.t. de stand van zaken van de aanbevelingen uit de studie van Child Focus & FGP Airport (wat is reeds gerealiseerd m.b.t. die bepaalde aanbeveling of wat wordt er verwacht, zowel op nationaal, Europees als internationaal niveau?), aangevuld met bijkomende, hieraan gerelateerde aanbevelingen.
3.2
Werkgroep cartografie
In navolging van de gestelde prioriteiten (zie punt 2) werd een werkgroep “cartografie” opgericht met als doelstelling het in kaart brengen van de actoren die op één of andere manier een rol spelen in het traject van alleenreizende minderjarigen en/of kunnen bijdragen aan detectie, identificatie en/of opvang van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel. Bij deze cartografie worden 1. de actoren in kaart gebracht en hun specifieke rol, 2. de informatiestromen en 3. de hiaten in dit alles, met bovendien mogelijke voorstellen tot oplossing van deze hiaten. Er werden in eerste instantie visuele schema’s opgesteld van actoren betrokken bij de doelgroep van alleenreizende minderjarigen, hun specifieke rol en de informatiestromen. Volgende actoren werden in kaart gebracht: - actoren betrokken bij visumaanvraag - politionele actoren - actoren betrokken bij het verwerven van verblijfsdocumenten - federale opvangactoren - dienst voogdij & voogden.
11
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
Om deze schema’s in één duidelijk geheel te brengen, werden met ondersteuning van de Federale Politie aan de hand van de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen” vier verschillende processen die een rol (kunnen) spelen bij alleenreizende minderjarigen uitgewerkt, met telkens de verschillende activiteiten, actoren en uitkomsten (zie deel III). Deze “cartografie” vormt een erg belangrijk vertrekpunt van de werkzaamheden en aanbevelingen van de Task Force en dit om twee redenen: 1- Het in kaart brengen van de actoren, hun rol en de bijhorende processen heeft een aantal problemen en onduidelijkheden naar boven gebracht. De Task Force heeft daarop getracht om in haar aanbevelingen ook te zoeken naar mogelijke antwoorden op deze vastgestelde knelpunten. 2- De cartografie legt een aantal processen en de volgorde van deze processen vast. Om de verschillende activiteiten van de diverse actoren beter op elkaar af te stemmen wenst de Task Force dan ook aan te bevelen dat deze cartografie en de wijze waarop de processen hier werden vastgelegd als uitgangspunt kan dienen om verdere samenwerkingsafspraken tussen verschillende actoren op korte termijn vast te leggen. De “cartografie” zoals in kaart gebracht met behulp van de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen” is weergegeven in Deel III van dit eindrapport.
3.3
Werkgroep sensibilisering
In navolging van de hierboven gestelde prioriteiten werd een werkgroep “sensibilisering” opgericht met als bedoeling een overzicht te maken van de noden en mogelijkheden tot sensibilisering van de verschillende actoren die betrokken zijn bij de doelgroep van alleenreizende minderjarigen. Inzake sensibilsering, training, vorming en informatie werden vijf prioritaire doelgroepen vastgesteld, met name (in willekeurige volgorde): DVZ; transportsector (lucht – weg – spoor – zee); lokale en federale politie; opvangsector & voogden; consulaten en ambassades. Van deze sectoren werd een inventaris gemaakt van het huidige aanbod aan vorming en sensibilisering, van verdere noden naar sensibilisering/training/vorming/informatie inzake de doelgroep van alleenreizende minderjarigen en werd een overzicht gegeven van de bestaande vormingskanalen die eventueel kunnen aangewend worden om deze bijkomende vorming te geven. De werkgroep formuleerde navolgend een aantal aanbevelingen hieromtrent (zie deel IV). Het eindverslag van de werkgroep sensibilisering is te vinden in bijlage 3.
3.4
Werkgroep informatie
In de werkgroep “cartografie” werd een aantal knelpunten vastgesteld inzake de registratie van informatie met betrekking tot risicosituaties waarin alleenreizende minderjarigen zich (potentieel) bevinden, inzake de opvolging van deze situaties en inzake de uitwisseling van informatie tussen de verschillende actoren. Daarom heeft de plenaire vergadering besloten een derde werkgroep “informatie” op te richten met als bedoeling een aantal aanbevelingen te formuleren inzake registratie en uitwisseling van informatie (zie deel IV).
3.5
Andere initiatieven
Naast bovenstaande werkgroepen werd nog een aantal andere initiatieven genomen. Zo werd er gezocht naar afstemming met de initiatieven en de lopende en geplande werkzaamheden van de Interdepartementale Cel ter Bestrijding van Mensenhandel en Mensensmokkel en haar Bureau, om op deze manier overlap tussen verschillende initiatieven zo veel mogelijk te vermijden.
12
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
Daarnaast werd er overleg gepleegd met het Kabinet Mobiliteit en de FOD Mobiliteit – DirectoraatGeneraal der Luchtvaart rond de mogelijkheden om specifieke procedures m.b.t. minderjarigen die alleen reizen met het vliegtuig te optimaliseren. Hieruit volgend werd er initiatief genomen om een voorstel tot aanbeveling inzake de procedure voor Unaccompanied Minors te laten agenderen op de werkgroep “Facilitation” van de European Civil Aviation Conference (ECAC) (zie bijlage 4), als mogelijke toegangspoort om deze aanbeveling in eerste instantie op Europees niveau te realiseren, maar hopelijk hieruit volgend ook op internationaal niveau (bv. via de International Civil Aviation Organisation – ICAO).
4.
DOELGROEP EN DOELSTELLINGEN
Doorheen haar werkzaamheden heeft de Task Force vele malen vastgesteld dat het afbakenen van de doelgroep waarrond haar aanbevelingen zich dienen te concentreren geen eenvoudige opdracht is. Twee nauw aan elkaar verwante redenen kunnen hiervoor geïdentificeerd worden: enerzijds bestaat er een grote overlap tussen de doelgroep “alleenreizende minderjarigen” en andere doelgroepen, in het bijzonder “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” en “Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand”. Daarnaast heeft de Task Force ook veelvuldig vastgesteld dat er rond deze twee laatste doelgroepen, “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” en “Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand” heel wat knelpunten bestaan in de dagelijkse praktijk, die vaak reeds lang bestaan, maar niettemin nog steeds dringend de nodige oplossingen behoeven. Hoewel de Task Force zich in haar werkzaamheden heeft gefocust op “alleenreizende minderjarigen” wil zij niettemin toch aanbevelen om op korte termijn intensief werk te maken van het oplossen van een aantal prangende knelpunten inzake de doelgroepen “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” en “Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand”. In wat volgt worden de doelgroep van de werkzaamheden en de algemene doelstelling van de Task Force toegelicht.
4.1
Doelgroep
Uit België vertrekkende of in België aankomende alleenreizende minderjarigen die (potentieel) slachtoffer zijn van een misbruiksituatie, waarbij in de eerste plaats aan (potentiële) slachtoffers van 4 mensenhandel en de zwaardere vormen van mensensmokkel wordt gedacht . Definitie “Alleenreizende Minderjarige”: minderjarig = <18 jaar; alleen = zonder ouder(s)/wettelijke voogd; reizend = oversteken van een (Belgische) grens (lucht-, land- of zeegrens) of de duidelijke intentie tonen om een (Belgische) grens over te steken. 5
~ Opmerking 1: niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV ) vormen wellicht één van de belangrijkste deelgroepen van de doelgroep van de Task Force, maar Task Force focust zich in essentie niet op de problematiek van de NBMV. 4
Hoewel “misbruiksituatie” een heel ruime term is, opteert de Task Force er niet voor om deze term in te perken of te definiëren om voldoende openheid te laten. Niettemin legt de Task Force wel een duidelijke extra focus op situaties van kinder-/mensenhandel en zwaardere vormen van mensensmokkel. 5 Een niet-begeleide minderjarige vreemdeling (NBMV) is elke persoon die: jonger dan 18 jaar lijkt te zijn of verklaart dat hij jonger is dan 18 jaar; die niet begeleid is door een persoon die het ouderlijk gezag of de voogdij
13
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
~ Opmerking 2: ook Europese minderjarigen (inclusief Belgische kinderen) die (potentieel) slachtoffer 6 zijn van mensenhandel behoren tot de doelgroep (cf. omzendbrief 26.09.08 ). Dit betekent concreet 7 dat ook de zogenaamde “niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand” deel uitmaken van de doelgroep van de Task Force.
4.2
Algemene doelstelling & kader
De Task Force streeft met haar aanbevelingen volgende doelstelling na: Voorkomen dat alleenreizende minderjarigen slachtoffer worden van een misbruiksituatie en het verbeteren van de detectie, identificatie, registratie en opvang van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel binnen de groep van de alleenreizende minderjarigen. Hierbij wordt verder gebouwd op de aanbevelingen zoals geformuleerd in de studie “Alleenreizende minderjarigen” van Child Focus & FGP Airport (Lippens, 2007) en wordt ingegaan op de aanbeveling (punt 4.3) uit het Actieplan van de Interdepartementale Coördinatiecel ter bestrijding van de mensensmokkel en de mensenhandel. De werkzaamheden van de Task Force hanteren het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het 8 Kind als kader, waarbij het belang van het kind steeds centraal dient te staan. Er dient dus op elk moment over gewaakt te worden dat de aanbevelingen en de implementatie ervan niet in strijd zijn
over hem uitoefent krachtens de wet van toepassing overeenkomstig artikel 35 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht; onderdaan is van een land dat geen lid is van de Europese Economische Ruimte (E.E.R.); en die verkeert in één van de volgende situaties: ofwel, de erkenning van de hoedanigheid van vluchteling heeft gevraagd; ofwel, niet (meer) voldoet aan de voorwaarden tot toegang en verblijf op het grondgebied vastgelegd in de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (Wet op de Voogdij voor NietBegeleide Minderjarige Vreemdelingen). 6 Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd 26.09.08 (B.S. 31.10.2008). 7 Een “niet-begeleide Europese minderjarige in kwetsbare toestand” wordt als volgt omschreven: Elke persoon jonger dan 18 jaar die onderdaan is van een ander land dan België dat lid is van de Europese Economische Ruimte; en niet begeleid is door een persoon die het ouderlijk gezag of de voogdij over hem uitoefent krachtens de wet die van toepassing is overeenkomstig artikel 35 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht; en niet in het bezit is van een gelegaliseerd document waaruit blijkt dat de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, daaronder begrepen de voogd, de toestemming heeft gegeven om te reizen en in België te verblijven; en niet ingeschreven is in één van de bevolkingsregisters; en zich bevindt in een kwetsbare toestand, zoals hierna omschreven. Kwetsbare toestand: toestand beoordeeld in het licht van de rechten die erkend zijn krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind, te weten een minderjarige die gevaar kan lopen wegens een onregelmatige administratieve toestand, een onstabiele sociale toestand, zwangerschap, gebrekkigheid, een gebrekkige lichamelijke of geestelijke toestand, als slachtoffer van mensenhandel of mensensmokkel, of bedeltoestand. Bron: Omzendbrief betreffende niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand dd. 02;08.2007 (B.S. 17.09.2007). 8 Het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind werd aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989 en werd van kracht op 2 september 1990, na ratificatie door 20 lidstaten. Andere belangrijke richtinggevende verdragen voor de werkzaamheden van de Task Force zijn de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (aangenomen door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948) en het Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, prostitutie en pornografie bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (aagenomen door de Algemene vergadering van de Verenigde Naties op 25 mei 2000).
14
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
met het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind en de hierbij nauw aansluitende Verklaring voor de Rechten van de Mens en dus niet leiden tot ongewenste, negatieve neveneffecten voor deze en andere betrokken doelgroepen. .
15
Deel I: Achtergrond, doelstellingen en werkwijze
16
DEEL II EEN AANTAL BEVINDINGEN
17
Deel II: Een aantal bevindingen
INLEIDING In dit deel wordt heel kort een aantal bevindingen besproken die wat achtergrond schetsen van de cartografie zoals uitgewerkt in deel III en de aanbevelingen zoals weergegeven in deel IV. Deze bevindingen, die geenszins volledigheid nastreven, steunen op het reeds vermelde onderzoek van Child Focus en FGP Airport rond alleenreizende minderjarigen en een aantal bijkomende bevindingen uit de werkzaamheden van de Task Force.
1.
STUDIE CHILD FOCUS EN FGP AIRPORT9
Vanuit de bezorgdheid van misbruiken i.v.m. alleenreizende minderjarigen besloten Child Focus, de Federale Gerechtelijke Politie (FGP) Airport en de Koning Boudewijnstichting de krachten te bundelen 10 en tussen 1 juni 2006 en 31 mei 2007 een exploratief onderzoek uit te voeren op Brussels Airport naar deze uiterst complexe problematiek. Het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het 11 Kind vormde het kader voor dit onderzoek. Het centrale doel van het onderzoek was bestuderen indien de huidige procedures en praktijken inzake alleenreizende minderjarigen op Brussels Airport misbruik al dan niet faciliteren en het formuleren van aanbevelingen om de dagelijkse praktijk inzake alleenreizende minderjarigen op de luchthaven optimaliseren. Dit onderzoek deelt de groep “alleenreizende minderjarigen” in in drie subcategorieën. Vooreerst zijn er de Unaccompanied Minors (UM). Het betreft kinderen tussen vijf en twaalf jaar die volgens de 12 IATA-normen enkel alleen mogen reizen met verplichte begeleiding van de luchtvaartmaatschappij. Zij worden geregistreerd en zijn bekend bij de luchtvaartmaatschappijen en de bemanningsleden. Hun status wordt kenbaar gemaakt aan de hand van een gadget, meestal een grote envelop met de letters ‘UM’ die rond de nek wordt gedragen en waarin de reisdocumenten van het kind worden bewaard gedurende het reistraject. Daarnaast zijn er de Young Passengers (YP): jongeren tussen twaalf en achttien jaar die voldoende zelfredzaam worden geacht om volledig autonoom te reizen. Zij worden nergens systematisch geregistreerd. Men heeft aldus geen adequaat zicht op het aantal Young Passengers dat jaarlijks alleen reist via Brussels Airport. Het hoeft niet benadrukt te worden dat het risico dat deze jongeren ten prooi vallen aan criminele activiteiten verhoogd wordt door het feit dat niemand op de hoogte is van hun minderjarige status. De derde categorie binnen de populatie van alleenreizende minderjarigen bestaat uit de Minors Third Party (MTP): minderjarigen die gedurende de reis begeleid worden door een derde die niet over het ouderlijke gezag beschikt, of niet de wettelijke voogd is. Ook zij worden nergens systematisch geregistreerd en bovendien wordt hun detectie bemoeilijkt doordat ze schijnbaar niet alleen reizen. Het gegeven dat zij het reistraject afleggen in gezelschap van een derde en diens bedoelingen niet 9
Lippens, V. (2007). De luchthaven, een veilige plek voor alleenreizende minderjarigen? Verkennend onderzoek naar het risico op slachtofferschap van misbruik op Brussels Airport. Brussel: Child Focus, FGP Airport & Koning Boudewijnstichting. http://www.childfocus.be/uploads/documents/102-478-aeroport_zaventem-nlprint.pdf ). 10 Daar waar dit onderzoek zich beperkt tot de nationale luchthaven mag vermoed worden dat ook heel wat alleenreizende minderjarigen via andere kanalen (bijvoorbeeld via de landsgrenzen) het land binnenkomen. 11 Wet van 25 november 1991 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de rechten van het kind aangenomen te New York op 20 november 1989, Belgisch Staatsblad 17 januari 1992, 803. 12 IATA, de International Air Transport Association, is een niet-gouvernementele koepelorganisatie die aan haar leden standaarden oplegt, onder andere op vlak van transport van alleenreizende minderjarigen, die evenwel niet afdwingbaar zijn.
18
Deel II: Een aantal bevindingen
steeds kunnen worden nagegaan, maakt ook van deze categorie alleenreizende minderjarigen een uiterst kwetsbare doelgroep. Binnen deze drie categorieën bevinden zich zowel kinderen en jongeren die terugkeren van vakantie, familiebezoek,… als ‘niet-begeleide minderjarige vreemdelingen’. Deze minderjarigen doorlopen het migratietraject, de reis van hun eigen moederland tot het gastland, zonder hun ouders. Heel vaak worden zij hierbij door een andere persoon begeleid, hoewel de bedoelingen van deze persoon niet steeds even duidelijk zijn en bij dit migratietraject fenomenen van mensensmokkel en mensenhandel een belangrijke impact kunnen hebben. Deze niet-begeleide minderjarigen behoren dan tot de categorie Minors Third Party. Maar even goed is het mogelijk dat zij omwille van hun jonge leeftijd ofwel verplicht begeleiding genieten van de luchtvaartmaatschappij (waardoor zij tot de categorie Unaccompanied Minors behoren) ofwel volledig autonoom per vliegtuig hun land van bestemming trachten te bereiken (Young Passengers). Het onderzoek heeft een aantal sterktes en zwaktes blootgelegd aangaande de problematiek van alleenreizende minderjarigen. Het is vooreerst duidelijk geworden uit deze studie dat de problematiek van alleenreizende minderjarigen en het risico dat zij lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel of andere misbruiksituaties relatief onbekend is bij de betrokken actoren, zowel in België als in het buitenland. Daarnaast heeft deze studie vastgelegd dat er doorheen het traject van een alleenreizende minderjarige relatief weinig mogelijkheden zijn om in te spelen op dit risico op slachtofferschap. Vanuit deze vaststellingen heeft het onderzoek een hele lijst aanbevelingen uitgewerkt die de bestaande praktijken inzake preventie van slachtofferschap en vroegtijdige detectie en identificatie van (potentiële) slachtoffers van kinderhandel en andere misbruiksituaties kunnen optimaliseren.
2.
EEN AANTAL VASTSTELLINGEN VAN DE TASK FORCE ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN
Voortbouwend op de vaststellingen vanuit bovengenoemde studie heeft de Task Force een aantal knelpunten extra benadrukt: de noodzaak aan een duidelijke afstemming van de rollen van de verschillende actoren en de samenwerkingsverbanden tussen deze actoren de noodzaak aan voldoende sensibilisering van betrokken actoren om meer bekendheid met en bewustzijn van de problematiek te realiseren de noodzaak aan voldoende vorming, training en opleiding inzake het omgaan met de problematiek van alleenreizende minderjarigen die (potentieel) slachtoffer zijn van misbruiksituaties, in het bijzonder mensenhandel en zwaardere vormen van mensensmokkel de noodzaak aan een goede registratie van gegevens inzake (potentiële) slachtoffers van kinderhandel en andere misbruiksituaties en de opvolging van deze situaties de noodzaak aan informatiecentralisering en –deling zodanig dat bestaande informatie meer optimaal kan aangewend worden de noodzaak aan het realiseren van een aantal specifieke beschermingsmaatregelen die preventief kunnen werken ten aanzien van slachtofferschap van misbruiksituaties bij alleenreizende minderjarigen de noodzaak aan het realiseren van een aantal specifieke beschermingsmaatregelen die kunnen leiden tot een vroegtijdige detectie en identificatie en een adequate opvang, opvolging en begeleiding van minderjarige (potentiële) slachtoffers van misbruiksituaties, zowel in België als in het herkomstland.
19
DEEL III CARTOGRAFIE
21
Deel III: Cartografie
INLEIDING In dit deel wordt de “cartografie” uiteengezet zoals uitgewerkt in de Werkgroep Cartografie en gevisualiseerd aan de hand van de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen”, dit laatste met ondersteuning van de Federale Politie, met name door Dhr. Peter Van Haken en Mevr. Karen De Cock. Na het uiteenzetten van de doelstellingen van deze “cartografie” en de aanbeveling die de Task Force hieruit voortvloeiend wenst te doen, worden de schema’s toegelicht en voorgesteld.
1.
DOELSTELLINGEN EN AANBEVELING
1.1
Doelstelling
In deze “cartografie” worden de belangrijkste actoren die op één of andere manier betrokken zijn bij de doelgroep “alleenreizende minderjarigen”, samen met hun specifieke rol en hun positie en de onderlinge samenwerking en informatie-uitwisseling, in kaart gebracht. De Task Force heeft hier geopteerd voor een visualisering aan de hand van de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen”, om op die manier niet alleen de actoren en hun rol in kaart te brengen, maar ook aandacht te besteden aan de specifieke processen en de doelstellingen van deze processen die door de actoren dienen gerealiseerd te worden. Deze “cartografie” vormt in de eerste plaats dus een beschrijving van de actuele situatie, waarbij specifieke knelpunten naar voor zij gekomen, die op hun beurt geleid hebben tot het uitwerken van een aantal specifieke aanbevelingen (zie ook deel IV, aanbevelingen).
1.2
Aanbeveling
Deze cartografie identificeert het verloop van verschillende processen die zich manifesteren bij het reizen van minderjarigen zonder hun ouders. De Task Force beveelt daarom aan om de processen, zoals vastgelegd in deze “cartografie”, op het terrein nauwgezet te volgen, zodanig dat er voldoende duidelijkheid en transparantie komt – en op lange termijn ook blijft – inzake de gevolgde processen en de rol die elke actor hierin vervult. Om dit te realiseren is de Task Force van mening dat de nodige initiatieven tot het optimaliseren en verfijnen van de bestaande processen dienen genomen te worden door de respectieve ministers, in een hiertoe geschikte vorm (bv. via Ministeriële Omzendbrieven, dienstnota’s vanwege de administratie, vormings- en sensibiliseringsinitiatieven,…) (zie tevens deel IV). Ten slotte werd in deze “cartografie” ook een aantal specifieke extra maatregelen opgenomen die bij implementatie moeten leiden tot een betere bescherming van alleenreizende minderjarigen. Deze extra maatregelen worden verder uitgewerkt in het vierde deel van het eindrapport, het luik “aanbevelingen”.
22
Deel III: Cartografie
2.
TOELICHTING
2.1
De methodiek “Ordeningsmethodiek Processen”
De cartografie werd gevisualiseerd aan de hand van de methodiek “Ordeningsmethodiek Processen”. Dit betekent dat de focus ligt op het proces dat doorlopen wordt en de finaliteit die met bepaalde activiteiten dienen gerealiseerd te worden. Vertrekkend vanuit een “procesarchitectuur” waarin de verschillende processen aan elkaar gelinkt worden, wordt daarna elk proces (in dit geval: drie verschillende processen) verder uitgewerkt. Het uitwerken van een proces gebeurt aan de hand van de verschillende processtappen die na elkaar worden doorlopen. Elke processtap kan verder nog uitgewerkt worden in een procesdetaillering (in wat voorligt gebeurt dit enkel voor een aantal processtappen van het eerste proces “detecteren en identificeren). Daarnaast kunnen bepaalde producten ook verder in detail beschreven worden (in wat voorligt gebeurt dit enkel voor het product “visum”).
2.2
Verklarende symbolen, kleuren en terminologie
Enkele verklarende symbolen, termen en kleuren: Een processtap met een grijs achtergrondkader wijst op het bestaan van twee verschillende versies van deze ene processtap (cf. reizen van Unaccompanied Minors versus reizen van Young Passengers / Minors Third Party; plaatsing in Bijzondere Jeugdzorg via aanmelden bij Comité Bijzondere Jeugdzorg versus plaatsing in Fedasilcentrum via aanmelding bij Dispatching Fedasil). Zaken die aanbevolen worden om in de toekomst gerealiseerd te worden, worden in het groen aangegeven. Pijlen van boven zijn “sturende” pijlen, wat erop wijst dat deze informatie / input noodzakelijk én sturend is voor de processtap. Pijlen binnenkomend vanaf links zijn “input”-gegevens, die het uitvoeren van de desbetreffende processtap ondersteunen. Pijlen die van een bepaalde processtap vertrekken zijn uitgaande producten die resulteren uit een bepaald proces. Afgeronde rechthoeken duiden op andere processen of processtappen waarnaar verwezen wordt. “Omzendbrief mensenhandel 26.09.08”: Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd 26.09.08 (publicatie 31.10.2008). Omzendbrief Col 01/07: Omzendbrief nr. col 1/2007 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep - Betreft: Mensenhandel - Ministeriële richtlijn inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel.
2.3
De schema’s “Alleenreizende Minderjarigen”
Het uitgangspunt gehanteerd in alle schema’s is hetzelfde als de centrale doelstelling van de Task Force: Hoe gebeurt de detectie en identificatie van (potentiële) slachtoffers van kinderhandel en op welke wijze kan deze eventueel verbeterd worden? De schema’s streven, onder meer omwille van haalbaarheid, zeker geen volledigheid na. Zo werd er voor geopteerd om niet te veel in te gaan op uitzonderingssituaties. Ook werd er voor gekozen om bepaalde processen enkel te vermelden, maar niet gedetailleerd in kaart te brengen, gezien de werkwijze bij deze processen voor de meeste betrokkenen relatief duidelijk is (bv. bij detectie van een
23
Deel III: Cartografie
minderjarig slachtoffer van mensenhandel is zowel het proces van rechercheren (politioneel), opvangen als het aspect verblijfsdocumenten duidelijk beschreven in de Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd 26.09.08; B.S. 31.10.2008). Om de schema’s voldoende overzichtelijk te houden werd er tevens voor gekozen om bepaalde processen die op elk moment in elk schema kunnen plaatsgrijpen enkel weer te geven in het overzichtsschema. In het bijzonder dient hier aandacht te worden gevraagd voor de problematiek van “verdwijningen” van minderjarigen. Gezien dit in elke processtap van de verschillende processen kan plaatsvinden, wordt het gegeven “verdwijning” enkel in het eerste overzichtsschema weergegeven. Dit betekent echter niet dat dit fenomeen geen aandacht verdient, integendeel zelfs! Heel wat minderjarigen die zich in een kwetsbare situatie bevinden (niet-begeleide minderjarigen, minderjarigen (potentieel) slachtoffer van mensenhandel of andere misbruiksituaties,…) verdwijnen na korte of langere tijd nadat ze werden aangetroffen. De lokale samenwerkingsprotocollen die in dit kader werden gerealiseerd met de bedoeling een betere afstemming van de initiatieven van de verschillende actoren te 13 realiseren, dienen zeker toegejuicht te worden. Niettemin betreft dit vooral lokale initiatieven die nog niet verder op regionale / nationale schaal werden gerealiseerd. Daarnaast moeten we vaststellen dat in heel wat situaties weinig tot geen gegevens beschikbaar zijn die een verdere opvolging van de verdwijning toelaten (bv. geen foto voorhanden, geen biometrische gegevens,…). Ten slotte dient opgemerkt dat het hoge aantal verdwijningen bij niet-begeleide minderjarige vreemdelingen een hoge druk legt op de betrokken actoren, wat adequate opvolging bij verdwijningen niet steeds evident maakt. In het schema’s werd een aantal aspecten in het groen aangeduid. Dit zijn zaken die wenselijk zijn om op korte termijn te realiseren (cf. deel IV, aanbevelingen). Deze aspecten hebben vooral betrekking op het gegeven informatieregistratie en –uitwisseling. Dit wordt duidelijk gemaakt in het opnemen van het aspect “registratie- en opvolgingssysteem” (cf. aanbeveling 3) en “gedeeld dossier” (cf. aanbeveling 5). Ook hier werd ervoor geopteerd om dit niet op elk moment van het proces op te nemen om de overzichtelijkheid van de schema’s te vergroten.
SCHEMA PROCESARCHITECTUUR Het eerste schema, de “procesarchitectuur”, biedt een overzicht van alle verschillende processen – die dan in de navolgende schema’s verder worden uitgewerkt – en de relaties tussen deze verschillende processen.
13
Zie onder meer het samenwerkingsprotocol afgesloten tussen verschillende betrokken actoren (parket, opvangcentra, Child Focus, lokale politie,…) inzake verdwijningen van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen uit de Observatie- en Oriëntatiecentra van Neder-over-Heembeek en Steenokkerzeel.
24
Bevel tot opsluiting
belangengroep Identiteitsbewijs Ticket Visumaanvraag Individueel paspoort Parentale toelating
Organiseren en opvolgen van het verblijf en de begeleiding van minderjarige At risk situaties
Aanstelling (voorlopige) voogd
elangengroepen
Organiseren en opvolgen voogdij over minderjarige At risk situaties
Keuze procedure NBMV
(wijkagent,…)
Melding verdwijning Melding kinderhandel/kindersmokkel
Keuze procedure MH
Reizen & nagaan van binnenkomstvoorwaarden
Asielaanvraag
Opvang en begeleiding i.k.v. mensenhandel Behandelen van aangiften
belangengro Fiche NBMV
belangeng
Elektronische dossiergegevens Bijlage 11
Verwerven van verblijfsdocumenten -
Asiel NBMV Procedure mensenhand
Tijdelijke verblijfsdocumenten
Definitief verblijf in België Gezinshereniging Terugkeer naar land van herkomst / derde land
Procedure MH At risk situaties
PV Kinderhandel/Kindersmokkel RIR / RAR (risicosituaties)
Focal Point
Opvolgen minderjarige
Rechercheren
25
PROCESSCHEMA A Het processchema “detecteren en identificeren van minderjarigen in een (potentiële) risicosituatie en van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” gaat na welke processen doorlopen worden wanneer een minderjarige zonder ouders / wettelijke vertegenwoordiger reist (aanvragen visum, reizen zelf, aankomen,…) en op welke wijze hier mogelijkheden zijn tot detectie van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel of andere misbruiksituaties. Gezien niet-begeleide minderjarige vreemdelingen een doelgroep is die een belangrijk risico loopt om slachtoffer te worden/zijn van misbruiksituaties, wordt daarna verder in kaart gebracht wat er specifiek met deze doelgroep gebeurt inzake identificatie. Bij dit processchema worden volgende processtappen verder gedetailleerd (aangeduid in het proces met *), namelijk “afleveren visum” (inclusief productfiche visum), “reizen en aankomen” (in twee verschillende versies: voor Unaccompanied Minors en voor Young Passengers/Minors Third Party) en “betekenen van beslissing”. De eerste processtap “Afleveren visum” wordt niet steeds doorlopen, gezien heel wat reizende minderjarigen niet visumplichtig zijn. Dit betekent dat deze minderjarigen onmiddellijk in processtap 2 “Reizen en Aankomen” instromen. Bij de processtap “Onderzoeken van risico’s” dient verder gespecificeerd dat eerst de Dienst Voogdij op de hoogte dient te worden gebracht door het doorsturen van de ingevulde fiche “Niet-begeleide Minderjarge Vreemdeling” en daarna de Dienst Vreemdelingenzaken (Dienst Grensinspectie) aan de hand van het Grensinspectieverslag. Dit processchema focust zich in eerste instantie op minderjarigen die aan de grens worden aangetroffen. Het kan echter op heel eenvoudige wijze ook toegepast worden op minderjarigen die op het grondgebied worden aangetroffen. In concreto betekent dit het weglaten van processtappen 1 en 2, waarbij het proces start met het aantreffen van een minderjarige op het grondgebied, hetzij een minderjarige in een (potentiële) risicosituatie, hetzij een minderjarige die een als misdrijf omschreven feit heeft gepleegd. Daarna loopt het proces vanaf processtap 3 quasi volledig gelijklopend verder. Wel is het zo dat er bij het aantreffen van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen op het grondgebied géén verblijfsdocumenten worden afgeleverd. Gezien zij zich reeds op het grondgebied bevinden, kan voor hen ook geen Bevel tot Opsluiting uitgevaardigd worden, hoewel het wel mogelijk is dat er door de Dienst Vreemdelingenzaken leeftijdstwijfel wordt geuit. Wat opvang betreft kan de minderjarige wel in één van beide observatie- en oriëntatiecentra geplaatst worden, hoewel dit enkel kan als er plaats is en worden er tevens een aantal bijkomende voorwaarden hierrond opgelegd door Fedasil, het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers.. Voor vertrekkende minderjarigen werd ervoor geopteerd om geen afzonderlijk schema uit te werken, gezien hier slechts een erg beperkt proces kan worden weergeven. Het betreft hier vooral de eerste twee processtappen van het processchema “detecteren en identificeren”. Idealiter komt er ook een opvolging van
26
de minderjarige die zich (potentieel) in een risicosituatie bevindt, ook indien hij het Belgisch grondgebied verlaten heeft, maar in de praktijk is deze opvolging nog erg beperkt. Gehanteerde afkortingen en verklarende termen in dit proces: Col 01/07: Omzendbrief nr. col 1/2007 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep - Betreft: Mensenhandel - Ministeriële richtlijn inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel DVZ = Dienst Vreemdelingenzaken KS/KH = Kinderhandel / Kindersmokkel MH = mensenhandel NBMV = niet-begeleide minderjarige vreemdeling Omzendbrief MH = Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd 26.09.08 (B.S. 31.10.2008) PV = proces-verbaal RAR = Rapport administrative – Administratief rapport: Informatierapport met bestuurlijke informatie RIR = Rapport d' Information – Informatierapport: document opgesteld door politiedient met zogenaamde “zachte” informatie. Zachte informatie is informatie die nuttig is, maar voorlopig nog niet hard kan gemaakt worden zodat het in een PV kan terecht komen.
27
Minderjarige/ ouders
Minderjarige
Visumaanvraag
Identiteitsbewijs Ticket
Ouders
Parentale toestemming
Omzendbrief MH
Parentale toestemming
Individueel paspoort Andere documenten
COL 01/07 mensenhandel
1. Afleveren visum (consulaat)*
Registreren & doorgeven
Federale Politie / DVZ OPVOLGING FOCAL POINT
Visum
2. Reizen en aankomen** Elektronische dossiergegevens Gesprekken met minderjarige - in aanwezigheid tolk Documenten - reisroute en -motief Kenmerken minderjarige (leeftijd,…); begeleider; non-verbaal gedrag Informatie ander land, o.a. via Europese contactpunten
Indicatie at risk
3. Onderzoeken van risico's op (potentiële) misbruiksituaties (politie)
Behandelen verblijfsaanvragen
Asielaanvraag Andere pv's PV KS/KH
Rechercheren en opvangen
Rechercheren en opvangen volgens Omzendbrief MH
At risk situaties
OPVOLGING - FOCAL POINT
RIR, RAR,…
Identificatiegegevens minderjarige
Gedeeld dossier
Fiche NBMV
Voogdij
Onder hoede plaatsen
Fiche NBMV Verslag grensinspectie Bevel tot Terugdrijving (bijlage 11) en eventueel Bevel tot Opsluiting (bijlage 74/5) 4. Beslissen over binnenkomstvoorwaarden (DVZ)*
Betekenen van beslissing*
Elektronische dossiergegevens
Verblijven, begeleiden, voogdij
Behandelen verblijfsaanvragen Uiten leeftijdstwijfel
Gedeeld dossier
Documenten 5. Onderzoeken leeftijdstwijfel (Dienst Voogdij)* Gesprekken met NBMV Psychoaffectieve testen
Resultaat medisch onderzoek
6. Identificeren (Dienst Voogdij)
Verblijven, begeleiden, voogdij
Attest NBMV Behandelen verblijfsaanvragen
Proces A: Detecteren en identificeren van minderjarigen in een (potentiële) risicosituatie en van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen Finaliteit: Detecteren en identificeren van minderjarigen in een (potentiële) risicosituatie en van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen met het oog op een gedegen opvolging van deze (potentiële) risicosituaties
28
Deel III: Cartografie
PROCES: DETECTEREN EN IDENTIFICEREN Processtap 1: Afleveren visum
Perso(o)n(en) met ouderlijk gezag over minderjarige + minderjarige zelf
Aanvraag visum
1. Beoordelen van documenten
Individueel Paspoort Parentale toelating
2. Controleren van documenten en biometrie
Andere documenten
3. Invullen Visanet / VIS
Federale Politie / DVZ Registreren en doorgeven
4.Afleveren van visum
Visum
OPVOLGING FOCAL POINT Reizen en toelaten
Naam Doel Inhoud
Visum Voldoen aan de binnenkomstvoorwaarden “to be”: BNL-codes: alleenreizende minderjarige
Producent Goedkeurder Goedkeurder / controleur Klant / afnemer
Visumagent DVZ Consul Aanvrager visum
29
Deel III: Cartografie
PROCES: DETECTEREN EN IDENTIFICEREN Processtap 2: Reizen en aankomen “Unaccompanied Minor”
Afleveren visum
Visum Paspoort
1. Controleren documenten door luchtvaartmaatschappij
Identificeren UM
Ticket Parentale toelating 2. Controleren van documenten door emigratie
3.Overdragen aan de crew
4.Overdragen naar handling
5. Controleren door immigratie/politie
6. Verifiëren afhaler
Indicatie at risk
Onderzoeken risico's
Toelichting: 1. Iedereen moet in alle stappen kijken naar indicaties at risk; alert zijn voor signalen. De registratie van indicaties at risk moet toekomen bij stap 5. 5. Binnen het Schengengebied gebeurt dit niet systematisch, maar wel op basis van punctuele politiecontroles. Bij aankomst van buiten het Schengen-gebied gebeurt de controle systematisch door grenscontrole/immigratie. 6. Bij het verifiëren van de "afhaler" van de alleenreizende minderjarige wordt de "afhaler" gecontroleerd door de handling- of vliegtuigmaatschappij. Ook hier dient bij elke "indicatie at risk" verder onderzoek te gebeuren door politiedienst.
30
Deel III: Cartografie
PROCES: DETECTEREN EN IDENTIFICEREN Processtap 2: Reizen en aankomen “Young Passengers” en “Minors Third Party”14
Afleveren visum
visum Paspoort
1. Controleren documenten door luchtvaartmaatschappij
Ticket Parentale toelating
2. Controleren van documenten door emigratie
3. Reizen
4. Controleren door immigratie/politie
Indicatie at risk
Onderzoeken risico's
Toelichting: 1. Iedereen moet in alle stappen kijken naar indicaties at risk; alert zijn voor signalen. De registratie van indicaties at risk moet toekomen bij stap 4. 4. Binnen het Schengengebied gebeurt dit niet systematisch, maar wel op basis van punctuele politiecontroles. Bij aankomst van buiten het Schengen-gebied gebeurt de controle systematisch door grenscontrole/immigratie.
14
Een “Young Passenger” is een 12- tot 18-jarige alleenreizende minderjarige die volledig alleen reist, dus ook zonder begeleiding van een “derde”. Een “Minors Third Party” is een alleenreizende minderjarige (0 – 18 jaar) die reist onder begeleiding van een “derde” persoon die niet de ouder of wettelijke voogd is van de minderjarige.
31
Deel III: Cartografie
PROCES: DETECTEREN EN IDENTIFICEREN Processtap 2: Betekenen van beslissing
Beslissen
Bevel tot terugdrijving (bijlage 11)
Bevel tot opsluiting (formulier 74/5)
1. Kennisnemen van beslissing (politie)
2. Meedelen beslissing aan minderjarige (politie)
3. Tekenen van de beslissingen door (voorlopige) voogd
Verblijven, begeleiden, voogdij
Toelichting: 3. Als de voogd niet kan ter plaatse komen, wordt de beslissing soms per fax doorgestuurd en op die manier getekend door de voogd. Bij het niet beschikbaar zijn van een voogd wordt de beslissing niet getekend, wat een niet-wenselijke situatie is. Indien er leeftijdstwijfel wordt geuit, wordt de beslissing van DVZ door de minderjarige zelf getekend.
32
PROCES B: BEHANDELEN VAN VERBLIJFSAANVRAGEN Het processchema “behandelen van verblijfsaanvragen” gaat, na de weergave van een algemeen schema rond hoe een verblijfsaanvraag behandeld wordt, in op twee van de procedures die door minderjarigen (of hun voogd) kunnen aangewend worden om verblijfsdocumenten te verwerven, met name de asielprocedure en de procedure “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” (Omzendbrief betreffende het verblijf van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen dd. 15.09.2005, B.S. 07.10.2005). Er werd gekozen voor het in kaart brengen van deze twee procedures gezien zij de meest voorkomende zijn en bovendien de meeste mogelijkheden kunnen bieden om minderjarigen die zich (potentieel) in een risicosituatie bevinden alsnog te detecteren (en hierop aansluitend in de nodige beschermingsmaatregelen te kunnen voorzien, waaronder eventueel ook het opstarten van de specifieke verblijfsprocedure voor slachtoffers van mensenhandel). Let wel: om duidelijkheid te creëren werd ervoor geopteerd om in deze schema’s niet op elk moment alle mogelijke beroepsprocedures op te nemen. Hoewel beroepsprocedures mogelijk zijn bij de verschillende fasen van de twee procedures betreft het meestal administratieve beroepsrechtbanken die zich niet steeds uitspreken over inhoudelijke beslissingen. Bijkomende uitleg bij de “asielprocedure”: Processtap 2. “Onderzoeken Dublinconventie (DVZ)”: Indien een NBMV reeds asiel aanvroeg in een ander Europees land of aangetroffen werd bij het oversteken van een Europese buitengrens zonder de vereiste documenten kan de Dienst Vreemdelingenzaken een overname voor deze minderjarige aanvragen aan het desbetreffende land. Deze overnameaanvraag blijft geldig gedurende zes maanden, waarbij de minderjarige tijdens die periode geen verblijfsdocumenten heeft. Indien er na zes maanden geen overname werd gerealiseerd, wordt een bijlage 26quater afgeleverd en kan de asielaanvraag verder behandeld worden door de Belgische autoriteiten of kan de voogd een aanvraag doen binnen de procedure “NBMV”. Bijkomende uitleg bij de “procedure niet-begeleide minderjarige vreemdeling”: Centraal in deze “procedure NBMV” staat het zoeken naar een zogenaamde “duurzame oplossing”. Deze duurzame oplossing kan betekenen (in volgorde van voorkeur): hereniging met gezin; terugkeer naar land van herkomst (of derde land); definitief verblijf in België; De voogd doet een voorstel van duurzame oplossing, waarop de Dienst Vreemdelingenzaken – Cel Niet-Begeleide Minderjarigen beslist om al dan niet met dit voorstel akkoord te gaan en overeenkomstig een beslissing neemt inzake het afgeleverde verblijfsdocument. Processtap 3. “Kennisnemen van beslissing, mededelen en uitreiken documenten”: De Dienst Vreemdelingenzaken – Cel Niet-Begeleide Minderjarigen deelt de beslissing naar aanleiding van de aanvraag van de voogd tot het bekomen van bepaalde documenten mee aan de voogd. De voogd kan in beroep gaan tegen deze beslissing bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, maar dit betreft veeleer een administratief beroep, eerder dan een nieuwe inhoudelijke beoordeling van de genomen beslissing.
33
Indien er een tijdelijk verblijfsdocument wordt afgeleverd, dient de voogd een nieuwe aanvraag in zodanig dat er opnieuw, op basis van het voorstel tot duurzame oplossing van de voogd, een nieuwe beslissing kan worden genomen en een nieuw verblijfsdocument kan worden afgeleverd. Indien de duurzame oplossing “definitief verblijf in België” is, dient er nog steeds een periode van minimum drie jaar te worden doorlopen vooraleer de minderjarige effectief een definitieve verblijfsvergunning binnen deze procedure kan bekomen. Bij deze procedure dient benadrukt te worden dat er diverse documenten kunnen uitgereikt worden door de Dienst Vreemdelingenzaken – Cel Nietbegeleide minderjarigen (gaande van een bijlage 38 (bevel tot terugbrenging) tot een Bewijs van Inschrijving in het Vreemdelingenregister – Onbeperkte Duur). Daarnaast zijn er ook situaties waarin de Dienst Vreemdelingenzaken beslist om een bepaald document niet langer te verlengen, waardoor de minderjarige (al dan niet tijdelijk) niet beschikt over verblijfsdocumenten. Er werd voor geopteerd om al deze verschillende mogelijkheden niet op te nemen in dit schema, om het schema voldoende overzichtelijk te houden en omdat er heel wat verschillende wegen en uitkomsten mogelijk zijn.
Gehanteerde afkortingen en verklarende termen in dit proces: CGVS = Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen DVZ = Dienst Vreemdelingenzaken Eurodac = Europese databank met vingerafdrukken van personen die in een Europees land asiel aangevraagd hebben en van personen die zonder de vereiste documenten een Europese buitengrens hebben overgestoken MH = mensenhandel NBMV = niet-begeleide minderjarige vreemdeling Omzendbrief MH = Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd 26.09.08 (B.S. 31.10.2008) RAR = Rapport administrative – Administratief rapport: Informatierapport met bestuurlijke informatie RIR = Rapport d' Information – Informatierapport: document opgesteld door politiedient met zogenaamde “zachte” informatie. Zachte informatie is informatie die nuttig is, maar voorlopig nog niet hard kan gemaakt worden zodat het in een PV kan terecht komen RVV = Raad voor Vreemdelingenbetwistingen
34
Minderjarige
Detecteren & identificeren Verblijven, begeleiden, voogdij
Voogd
1. Aanvragen documenten
Aanvraag
Beroep 2. Onderzoeken
Beslissing
3. Uitvoeren beslissing & uitreiken documenten
Proces B: Behandelen van verblijfsaanvragen
4. Opvolgen minderjarige
Finaliteit: Creëren van rechtszekerheid voor de minderjarige via het verstrekken van verblijfsdocumenten.
35
Minderjarige
ASIELPROCEDURE
Detecteren & identificeren Verblijven, begeleiden, voogdij
1. Indienen asielaanvraag bij DVZ
Bijlage 26
Melding KS/KH Vingerafdrukken/Eurodac
Rechercheren en opvangen volgens Omzendbrief MH
At risk situaties
2. Onderzoeken Verhoor minderjarige met aandacht voor at risk situaties Dublinconventie (DVZ)
OPVOLGEN - FOCAL POINT
RIR, RAR,…
Overnameaanvraag
Overname door Europese lidstaat
Opvolgen minderjarige
Bijlage 26quater - geen overname Na 6 maand: procedure asiel of NBMV Verblijven , begeleiden, voogdij
Melding KS/KH
Elektronische dossiergegevens
PROCEDURE "NIET-BEGELEIDE MINDERJARIGE VREEMDELINGEN"
Interview minderjarige Informatie uit land van herkomst
3. Onderzoeken (CGVS) + beroep (RVV)
Rechercheren en opvangen volgens Omzendbrief MH
At risk situaties
OPVOLGEN - FOCAL POINT
RIR, RAR,…
Voogd
Informatieverzameling door voogd
Verblijven, begeleiden, voogdij
Afwijzing
4. Uitreiken documenten (gemeente)
Toekenning vluchtelingenstatus/subsidiaire bescherming
Verblijven, begeleiden, voogdij
Afwijzing beroep 1. Voorstel formuleren voor duurzame oplossing (voogd)
Aanvraag
Attest NBMV Elektronische dossiergegevens
2. Informatie verzamelen, evalueren Verzoek tot info over thuissituatie aan ambassades en beoordelen, Brief inclusief "at risk"Documenten (reizen, identfiteit, familiale situatie, huidige leefsituatie,…) situaties (DVZ) Verhoor minderjarige met aandacht voor at risk situaties
Beroep bij RVV
Melding KS/KH At risk situaties
Rechercheren en opvangen volgens Omzendbrief MH
OPVOLGEN - FOCAL POINT
RIR, RAR,…
Tijdelijk verblijfsdocument
Definitief verblijf in Belgë (vw: 3 jaar) 3. Kennisnemen van beslissing door voogd en uitreiken documenten (DVZ)
Terugkeer naar land van herkomst / derde land
Verblijven, begeleiden, voogdij
Reizen naar ander land
Gezinshereniging
Verblijfsgegevens minderjarige
4. Opvolgen minderjarige
36
PROCES C: VERBLIJVEN EN BEGELEIDEN EN BELANGEN BEHARTIGEN Het processchema “verblijven en begeleiden en belangen behartigen” gaat in op enerzijds het opvang- en begeleidingssysteem voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en anderzijds het voogdijsysteem voor deze doelgroep. Wat in dit proces uitgetekend staat is het opvang- en begeleidingsproces voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Dit geldt dus niet voor àlle minderjarigen in een (potentieel) bedreigende en/of kwetsbare situatie. Zo bijvoorbeeld kunnen niet-begeleide Europese minderjarigen die zich in een kwetsbare situatie bevinden wel onder de hoede worden genomen van de Dienst Voogdij (hoewel ze geen voogd toegewezen krijgen) en kunnen tevens tijdelijk in één van de observatie- en oriëntatiecentra geplaatst worden, maar verdere opvolging/opvang is voor deze doelgroep relatief beperkt (zie ook Aanbevelingen 15 en 16). Voor Belgische minderjarigen die zich in een (mogelijke) misbruiksituatie bevinden is het opvang- en begeleidingssysteem volledig anders georganiseerd en situeert dit proces zich voornamelijk onder de bevoegdheid van de gemeenschappen. Voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel is er een specifiek opvangtraject, waarbij deze kinderen en jongeren zo veel mogelijk worden doorverwezen naar de gespecialiseerde opvangcentra voor minderjarige slachtoffers van mensenhandel (met name Juna vzw Aalst, Minor Ndako Brussel en Esperanto). Ook dit traject werd niet opgenomen in het hierna volgende uitgetekende proces van verblijven en begeleiden. Wel is het zo dat minderjarige slachtoffers van mensenhandel indien zij tevens ook niet-begeleide minderjarige vreemdeling zijn een voogd krijgen toegewezen en dat deze voogdij – net de zoals bij de andere niet-begeleide minderjarigen – voortduurt tot hun 18 verjaardag of tot ze definitieve verblijfsdocumenten verworven hebben. Daarnaast kan er ook voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen afgeweken worden van dit traject indien het een minderjarige in een bijzondere situatie betreft, bijvoorbeeld erg jonge kinderen (bv. doorstroming naar opvangvoorzieningen binnen Kind en Gezin of binnen bijzondere jeugdzorg), zwangere meisjes (vlugge doorstroming naar bijzondere jeugdzorg),…
Er dient hierbij benadrukt te worden dat dit het ideale traject vormt inzake opvang en begeleiding van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling. Op dit moment is het zo dat er een schrijnend gebrek is aan opvangplaatsen op alle niveaus van het opvangsysteem, waardoor veel niet-begeleide minderjarigen niet in een opvangcentrum terecht kunnen of opgevangen worden in een structuur die niet of minder aangepast is aan hun specifieke noden (zie ook Aanbeveling 15).
37
Bijkomende uitleg bij een aantal processtappen: Processtap 3 “Verblijven in INAD – Centrum 127”: indien er door de Dienst Vreemdelingenzaken leeftijdstwijfel wordt geuit, wordt de minderjarige ondergebracht in het gesloten centrum 127 (nu gelegen te Melsbroek) in afwachting van het uitklaren van deze leeftijdstwijfel (voor een periode van maximaal ongeveer 6 werkdagen). In afwachting van de overbrenging van de minderjarige naar Centrum 127 verblijft de minderjarige soms één à twee dagen in het INAD-centrum op de luchthaven Indien een minderjarige aan de grens wordt onderschept (lucht- of zeegrens), wordt hij/zij – indien hij/zij niet aan de binnenkomstvoorwaarden voldoet – meestal nog niet onmiddellijk toegelaten tot het grondgebied. Dit kan (bij leeftijdstwijfel) resulteren in een plaatsing in een gesloten centrum (Centrum 127) of (indien er geen leeftijdstwijfel wordt geuit) in een plaatsing in een OOC, waarbij de minderjarige nog geen toegang verleend wordt tot het grongebied. Processtap 4. “Aanmelden en goedkeuren”: het aanmeldings- en goedkeuringsproces verloopt op verschillende manier indien de niet-begeleide minderjarige wordt doorverwezen naar een opvangcentrum binnen het Fedasil-netwerk, dan wel naar een opvangvoorziening binnen de bijzondere jeugdzorg. Bij dit laatste dient de jongere te worden aangemeld bij een Comité Bijzondere Jeugdzorg, die nagaat of het inderdaad een “problematische opvoedingssituatie” betreft, en, zo ja, welke soort begeleiding deze jongere nodig heeft. Afhankelijk van de uitkomst van dit proces en de voorhanden zijnde mogelijkheden in de aanbodzijde wordt de jongere dan na kortere of langere tijd in een voorziening / bij een begeleidingsdienst geplaatst. o Bij een doorverwijzing naar een opvangcentrum binnen het Fedasil-netwerk wordt de keuze van het centrum voornamelijk bepaald op basis van de taalrol van de minderjarige (Nederlands – Frans) en het beschikbare aanbod binnen het Fedasil-netwerk. o Naast deze doorverwijzing kan de minderjarige ook in dit stadium nog naar een andere opvang- of begeleidingsmogelijkheid doorstromen, bijvoorbeeld binnen het aanbod voor personen met een handicap (Vlaams Fonds) of naar het algemeen welzijnswerk. De processtap 5. “Opvangen en begeleiden” kan, afhankelijk van de leeftijd van de minderjarige, zijn noden en het beschikbare aanbod, nog uit verschillende delen bestaan, waarbij de minderjarige nog kan doorverwezen worden naar andere voorzieningen of begeleidingsdiensten.
Gehanteerde afkortingen en verklarende termen in dit proces: CBJ = Comité Bijzondere Jeugdzorg MH = mensenhandel NBMV = niet-begeleide minderjarige vreemdeling OC = opvangcentrum Omzendbrief MH = Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd 26.09.08 (B.S. 31.10.2008).
38
OOC = observatie- en oriëntatiecentrum (meer bepaald de twee observatie- en oriëntatiecentra (Neder-over-Heembeek en Steenokkerzeel) in beheer van Fedasil die instaan voor de eerste opvang, observatie en oriëntatie van alle niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en de niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand) RAR = Rapport administrative – Administratief rapport: Informatierapport met bestuurlijke informatie RIR = Rapport d' Information – Informatierapport: document opgesteld door politiedient met zogenaamde “zachte” informatie. Zachte informatie is informatie die nuttig is, maar voorlopig nog niet hard kan gemaakt worden zodat het in een PV kan terecht komen SAJ = Service d’Aide aux Jeunes Testing: afnemen van testen (psychologische, cognitieve,…) in het kader van de observatie en oriëntatie van de minderjarige.
39
Detecteren
Identificeren
Fiche NBMV
Attest NBMV Belangen van NBMV behartigen door voogd
Opening dossier, onderhoedeplaatsing aanstelling (voorlopige) voogd 1. Onder hoede plaatsen
Behandelen verblijfsaanvragen
Aanstelling (voorlopige) voogd
Verdwijning NBMV 2. Bepalen definitieve voogd. .
Beslissen Voogd
Aanstelling (voorlopige) voogd
Aanstelling definitieve voogd
Definitieve verblijfsdocumenten
3. Opvolging van voogdij door vrederechter en Dienst Voogdiji
1. Beslissing tot plaatsing, overbrenging naar OOC Betekenen van negatieve beslissing Overbrenging naar Melsbroek van DVZ
4. Beëindigen voogdij
Verslag van de voogd
Aanvraag aan vrederechter
2. Bevestiging minderjarigheid Verblijven in INAD/ Overbrenging naar OOC Centrum 127 Melding mensenhandel/mensensmokkel
Gesprekken met minderjarige Observaties & logboek & teamoverleg Testing
3. Observeren
OPVOLGEN - FOCAL POINT
At risk indicaties Observatie- en oriëntatieverslag
Gesprekken minderjarige - voogd
Proces C: Verblijven, begeleiden en belangen behartigen Finaliteit: Bereiken dat de NBMV alle informatie krijgt, gepaste opvang, ondersteuning en begeleiding ontvangt en dat zijn/haar belangen behartigd worden.
5. Instellen burgerlijke voogdij
Gedeeld dossier Keuze verblijfsprocedure
4. Oriënteren van de minderjarige (voogd)
Rechercheren en opvangen volgens Omzendbrief MH
Behandelen verblijfsaanvragen Gedeeld dossier
Brief 5. Aanmelden en goedkeuren
Toewijzing OC Fedasil
Plaatsing voorziening/ dienst CBJ/SAJ
6. Opvangen en begeleiden
Melding mensenhandel
Rechercheren en opvangen volgens Omzendbrief MH OPVOLGEN - FOCAL POINT
At risk indicaties
40
DEEL IV AANBEVELINGEN
41
Deel IV: Aanbevelingen
INLEIDING In dit vierde en meest uitgebreide deel van het eindrapport van de Task Force Alleenreizende Minderjarigen worden alle aanbevelingen toegelicht die de Task Force wenst te doen om de bescherming van minderjarigen die alleen reizen in het kader van mensenhandel en andere vormen van misbruiksituaties. Na de uiteenzetting van het algemene kader waarbinnen deze aanbevelingen dienen gelezen te worden, wordt in het tweede deel een schematisch overzicht van de verschillende aanbevelingen gegeven. In het derde deel wordt elke aanbeveling, gegroepeerd over acht verschillende thema’s heen, uitgebreid toegelicht.
1.
ALGEMEEN KADER
De Task Force wenst een aantal concrete aanbevelingen te doen om de vooropgestelde doelstelling – maximale preventie ten aanzien van potentieel slachtofferschap van alleenreizende minderjarigen – zo goed mogelijk te kunnen bereiken. Deze aanbevelingen dienen echter essentieel gelezen te worden in een samenhangend geheel. In eerste instantie wordt dit bepaald doordat ook de verschillende delen van het traject van een alleenreizende minderjarige niet los van elkaar kunnen beschouwd worden (bv. bijzondere maatregelen ter bevordering van de vroegtijdige detectie van (potentiële) minderjarige slachtoffers van mensenhandel binnen de groep van alleenreizende minderjarigen op het niveau van de luchthaven hebben weinig zin indien de opvang achteraf niet voldoende waarborgen biedt tegen recuperatie in België en/of in het land van herkomst door het milieu van mensenhandelaars; een goede opvang van een minderjarig slachtoffer van mensenhandel in België verliest veel waarde indien er zowel bij een terugkeer naar het land van herkomst als bij een verblijf in België geen voldoende waarborgen worden ingebouwd om nieuwe recuperatie tegen te gaan,…). Daarnaast kan duidelijk vastgesteld worden dat wanneer één of meerdere van de aanbevelingen los van alle andere aanbevelingen wordt uitgevoerd er een aantal onbedoelde (negatieve) neveneffecten kunnen optreden waardoor volledig wordt voorbijgegaan aan de positieve effecten van een totaalpakket aan noodzakelijke maategelen. De Task Force zou zo voorbijgegaan aan haar doelstelling en dus ook geen betere bescherming van alleenreizende minderjarigen realiseren. Een goede aanpak van het probleem van kinderhandel en andere misbruiksituaties waarin alleenreizende minderjarigen kunnen terechtkomen kan dus maar effectief en efficiënt aangepakt worden indien de uitgewerkte aanpak alle aanbevelingen behelst die zich situeren op verschillende ankerpunten van het traject van een alleenreizende minderjarige, waarbij geen enkel ankerpunt onderbelicht kan blijven. De Task Force heeft de aanbevelingen geclusterd rond acht thema’s: vijf thema’s die aansluiten bij het chronologische traject van een alleenreizende minderjarige (zie schema 1), met name “voor het traject”, “tijdens het traject”, “bij aankomst”, “bij verblijf in het bestemmingsland” en “bij terugkeer” en drie transversale thema’s, met name “sensibilisering, vorming en opleiding”, “samenwerking, registratie en uitwisseling van informatie” en “opvolging van de werkzaamheden van de Task Force”. De Task Force er hierbij de nadruk op te leggen dat de uitvoering van de maatregelen steeds rekening moet houden met bestaande structuren of initiatieven Ten slotte wenst de Task Force hier nogmaals te benadrukken dat deze problematiek in essentie een Europese en een internationale problematiek betreft. De aanpak van de vastgestelde problemen
42
Deel IV: Aanbevelingen
beperken tot het Belgische niveau zal dan ook weinig effectief zijn. Initiatieven nemen op Europees en internationaal niveau is dan ook een absolute noodzaak. De opportuniteit die België binnen afzienbare tijd heeft met het Voorzitterschap van de Europese Unie moet dan ook volgens de Task Force ten volle aangegrepen worden om de voortrekkersrol die België al decennia speelt inzake de bestrijding van mensen- en kinderhandel verder te ondersteunen.
2.
OVERZICHT VAN DE AANBEVELINGEN
Navolgend schema geeft een overzicht van de aanbevelingen zoals uitgewerkt in deel IV, geschetst naar de verschillende stappen in het traject van een alleenreizende minderjarigen, met daarnaast “het belang van het kind” als centraal ankerpunt en de drie transversale thema’s die als een rode draad doorheen het geheel lopen.
REISPROCEDURS BEWUSTZIJN VERVOERDERS EENVORMIGE PROCEDURES BEWUSTZIJN & VORMING REGISTRATIE EN OPVOLGING OPVOLGING ‘AT RISK’-SITUATIES VORMING ACTOREN AANPASSING OPVANGSTRUCTUREN VERDWIJNINGEN INSCHATTING RISICO
BIJ TERUGKEER
OPVOLGING NA TERUGKEER
OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGEN
TIJDENS VERBLIJF
TOEGANKELIJKHEID PNR
VORMING, SENSIBILISERING, OPLEIDING
BIJ AANKOMST / AANTREFFEN
BEWUSTZIJN CONSULATEN
HET BELANG VAN HET KIND
TIJDENS DE REIS
LUCHTHAVENPROCEDURES
REGISTRATIE EN UITWISSELING VAN INFORMATIE
REISDOCUMENTEN
VOOR DE REIS
Schema 1: Aanbevelingen, chronologisch geordend
43
Deel IV: Aanbevelingen
3.
DE AANBEVELINGEN
Inleiding De hierna uitgewerkte aanbevelingen zijn gegroepeerd rond acht thema’s: vijf thema’s verbonden met het traject van een alleenreizende minderjarige (in chronologische volgorde) en drie transversale thema’s – thema’s die doorheen alle stappen van het traject van een alleenreizende minderjarigen moeten meegenomen worden. De Task Force wenst hier nogmaals haar twee centrale uitgangspunten te benadrukken: 1. Doorheen alle aanbevelingen dient “het belang van het (individuele) kind” steeds het uitgangspunt én de centrale toetssteen te zijn; en 2. Alle hierna volgende aanbevelingen dienen in samenhang met elkaar gelezen te worden. Dit betekent dat de implementatie van deze aanbevelingen op een allesomvattende manier moet gebeuren, rekening houdend met àlle stadia van het traject van een alleenreizende minderjarige én doorheen al deze stadia eveneens met de drie transversale thema’s.
THEMA 1: SAMENWERKING EN REGISTRATIE, CENTRALISERING EN UITWISSELING VAN INFORMATIE
De Task Force, en in het bijzonder de werkgroep Cartografie, heeft vastgesteld dat er zowel op nationaal, Europees, als internationaal niveau heel wat problemen zijn op het vlak van samenwerking tussen verschillende actoren, registratie van belangrijke informatie betreffende alleenreizende minderjarigen, centralisering van deze informatie met het oog op bijkomende analyses ervan en uitwisseling van informatie tussen verschillende actoren. De Task Force heeft er dan ook voor geopteerd om dit thema als eerste thema naar voor te schuiven en het eveneens aan te duiden als transversaal thema, wat betekent dat dit een thema is dat binnen elk deel van het traject van een alleenreizende minderjarige van cruciaal belang is. Het realiseren van relevante en ingrijpende verbeteringen op deze verschillende terreinen van samenwerking, informatieregistratie, -centralisering, -analyse en –doorstroming is volgens de Task Force dan ook van essentieel belang om werkelijk te kunnen komen tot een fundamentele verbetering van de bescherming van alleenreizende minderjarigen ten aanzien van diverse misbruiksituaties, in het bijzonder mensenhandel en mensensmokkel.
De Task Force stelt vast dat op dit moment niet steeds op een constructieve en open manier wordt samengewerkt tussen de verschillende actoren betrokken bij de doelgroepen alleenreizende minderjarigen en niet-begeleide minderjarige vreemdelingen. Deze gebrekkige samenwerking tussen de betrokken actoren heeft uiteraard heel wat negatieve gevolgen. Eén daarvan is dat heel wat informatie met betrekking tot de situatie van alleenreizende en
44
Deel IV: Aanbevelingen
niet-begeleide minderjarigen die zich in een (potentiële) risicosituatie bevinden niet gedeeld worden tussen de betrokken actoren. Dit heeft onder meer volgende consequenties: - minderjarigen die zich in een potentiële risicosituatie bevinden worden niet of nauwelijks opgevolgd, waardoor niet kan nagegaan worden of zij inderdaad het slachtoffer zijn geworden van een misbruiksituatie en vroegtijdig ingrijpen dus niet gerealiseerd wordt - diensten kunnen hun taak en werkzaamheden niet ten volle realiseren door het ontbreken van essentiële informatie. Diverse oorzaken voor deze tekortkomingen kunnen aangeduid worden, waaronder: - onbekendheid van actoren met elkaar en met eenieders rol en positie - het hanteren van verschillende finaliteiten door actoren in het werken met deze doelgroepen, waardoor informatie niet gedeeld wordt uit schrik dat deze gedeelde informatie ongewenst finaliteiten zal dienen - het ontbreken van duidelijke en systematische wijzen om informatie te registreren en door te geven. De Task Force wil volgende aanbevelingen doen om aan de vastgestelde gebreken en de hieraan veronderstelde oorzaken tegemoet te komen:
A.
Aanbeveling inzake samenwerking tussen verschillende actoren
AANBEVELING 1: De samenwerking tussen de verschillende actoren die werken met de doelgroepen ‘alleenreizende minderjarigen’, ‘niet-begeleide minderjarige vreemdelingen’ en ‘Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand’ behoeft op verschillende punten ernstige verbetering. Een globaal akkoord voor alle betrokken actoren waarin de samenwerkingsmodaliteiten, verantwoordelijkheden en werkwijzen worden verduidelijkt is dan ook noodzakelijk. Het uitgangspunt voor dit akkoord – en dus voor de werkwijze en finaliteit van elke actor – moet het belang van het (individuele) kind zijn. Het globaal akkoord moet in die zin ook duidelijkheid scheppen over de werkwijze en bevoegdheden in het bepalen van dit ‘belang’ van het kind. Beschikbare informatie bij één actor zal nooit op een gedegen manier gedeeld worden met een andere actor indien er geen duidelijkheid bestaat over de finaliteit van het gebruik van deze informatie. Indien bovendien de finaliteiten tussen verschillende actoren sterk verschillen, zal de terughoudendheid in het delen van informatie wellicht steeds groter worden. De Task Force is dan ook van mening dat de bevoegde Ministers in een globaal akkoord (eerder dan in afzonderlijke samenwerkingsprotocollen) duidelijkheid dienen te scheppen over de wijze waarop verschillende diensten betrokken bij de doelgroepen “alleenreizende minderjarigen”, “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” en “Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand” dienen samen te werken en hiermee samenhangend eveneens over eenieders bevoegdheid en finaliteit. De Task Force stelt hierbij met nadruk dat het belang van de individuele minderjarige bij élke actor steeds het uitgangspunt van zijn initiatieven en werkwijze moet zijn. De Task Force vraagt dan ook met aandrang aan de bevoegde Ministers om in bovenvermeld globaal akkoord duidelijkheid te scheppen over de werkwijze waarop dit “belang van het kind” dient te worden ingevuld en wat de
45
Deel IV: Aanbevelingen
inbreng van elke betrokken actor hierbij is, zowel inzake het aanbrengen van informatie als inzake het nemen van de uiteindelijke beslissingen. Hierbij dient ten slotte ook aandacht geschonken te worden aan de wijze waarop dit “belang van het kind” kan verenigd worden met de algemene vooropgestelde finaliteit van de betrokken actoren. De Task Force meent dat een constructieve samenwerkingsrelatie met respect voor eenieders rol en eigenheid en met voldoende openheid en bereidheid tot inspraak en samenwerking veel meer tegemoet komt aan de noden van de betrokken kinderen en jongeren dan de huidige stellingenoorlog die al te vaak uitsluitend nog in rechtszaken een (tijdelijk) beslag krijgt.
De Task Force richt deze aanbeveling naar alle betrokken Ministers en vraagt hen om deze aanbeveling en het globale plan op de zo kortst mogelijke termijn te realiseren.
B.
Aanbevelingen inzake registratie, doorstroming en uitwisseling van informatie op nationaal en Europees niveau
AANBEVELING 2: Bij aantreffen van een minderjarige in een (potentiële) risicosituatie dienen zo vlug mogelijk voldoende identificatiegegevens van de minderjarige op nauwkeurige wijze geregistreerd te worden. Om minderjarigen die zich – potentieel – in een risicosituatie bevinden op gedegen wijze te kunnen opvolgen, zeker bij verdwijning van de minderjarige (cf. aanbeveling 17), dient werk gemaakt te worden van een goede registratie van de identificatiegegevens van de minderjarige. Dit behelst onder meer het op rigoreuze wijze invullen van een identificatiefiche (zie aanbeveling 2; voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen betreft het de fiche “niet-begeleide minderjarige vreemdeling), met inbegrip van een gedegen persoonsbeschrijving, het nemen van een foto en eventueel vingerafdrukken. De registratie van identificatiegegevens dient zo vlug mogelijk plaats te vinden na aantreffen van de minderjarige en dient steeds nauwgezet te gebeuren. Hiertoe dienen betrokken actoren de nodige opleiding en vorming te krijgen. Bij de implementatie van deze aanbeveling dient zo veel mogelijk gezocht te worden naar integratie met bestaande registratiesystemen, zodanig dat extra werklast voor de betrokken terreinactoren tot een absoluut minimum beperkt wordt. Indien nodig dienen betrokken actoren hiertoe ook extra ondersteuning te krijgen. De Task Force wenst te benadrukken dat bij dit alles steeds rekening dient gehouden te worden met het recht op privacy van de minderjarige en het individuele belang van elk kind. Tevens dient nauwgezet bepaald te worden wie toegang heeft tot deze gegevens en op welke wijze en termijn deze bijgehouden worden.
De Task Force richt deze aanbeveling naar de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie en naar de Staatssecretarissen voor Migratie- en Asielbeleid en voor Integratie. Deze aanbeveling dient op korte termijn gerealiseerd te worden.
46
Deel IV: Aanbevelingen
AANBEVELING 3: Er dient een nationaal registratie- en opvolgingssysteem (bij voorkeur onder verantwoordelijkheid van een onafhankelijke dienst) te worden uitgewerkt en geïmplementeerd voor de registratie en opvolging van alleenreizende minderjarigen die zich potentieel in een misbruiksituatie bevinden. Alleenreizende minderjarigen – zowel Belgische minderjarigen als onderdanen van EU-lidstaten en van “derde landen” – die zich potentieel in een risicosituatie bevinden, maar waar op een gegeven moment niet voldoende aanwijzingen zijn om onmiddellijk tot verdere gerechtelijke actie over te gaan, dienen opgevolgd te worden, zodanig dat hun leefsituatie kan geverifieerd worden. Daarom doet de Task Force volgende aanbevelingen:
3.1. Er dient een uniform – bij voorkeur elektronisch – registratiesysteem te worden uitgewerkt dat toelaat aan elke terreinactor om alleenreizende minderjarigen te registreren die zich mogelijk in 15 een risicosituatie bevinden . Het registratiesysteem dient een lijst van risico-indicatoren te bevatten die de registrator kan toelaten om een inschatting te maken van het risico dat het inderdaad een (potentiële) risicosituatie betreft. Zo dient er ook duidelijk bepaald te worden welke gegevens dienen ingebracht te worden in het registratiesysteem, met onder meer de vraag naar het al dan niet opnemen van biometrische gegevens (vingerafdrukken, foto,…) in het systeem. Het opnemen van biometrische gegevens kan immers een hulpmiddel zijn in de identificatie van een minderjarige, zeker wanneer geen andere identiteitsdocumenten voorhanden zijn (cf. aanbeveling 3). Het systeem dient voldoende waarborgen in te bouwen, onder meer inzake bescherming van de privacy van de betrokken minderjarigen en hun context en inzake het garanderen van het beroeps- en onderzoeksgeheim. Dit betekent dat de toegang tot dit registratiesysteem moet mogelijk zijn voor alle betrokken actoren, waaronder politie (inclusief lokale en grenspolitie), gemeentes, opvangactoren op federaal en gemeenschapsniveau, Dienst Vreemdelingenzaken, Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, consulaten en ambassades, vervoerders,…, maar dat tevens dient vastgelegd te worden tot welke gegevens elke actor verder toegang krijgt. Daarnaast moet de termijn vastgelegd worden waarop de ingevoerde gegevens kunnen bewaard worden. Ten slotte is ook advies van de Commissie ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer genoodzaakt. 3.2. In dit kader moeten er specifieke maatregelen worden uitgewerkt voor vervoerders, zodanig dat zij voldoende kanalen hebben om onrustwekkende situaties die zij vaststellen bij het vervoeren van alleenreizende minderjarigen op een erg eenvoudige wijze te registreren en deze informatie naar de juiste kanalen door te geven (zie thema 3). 3.3. Bij dit registratiesysteem is het niet de bedoeling dat de actoren inzage krijgen in de gegevens die reeds in het systeem werden opgeslagen. Wel dienen actoren die gegevens ingeven op de hoogte te worden gesteld indien een minderjarige reeds eerder in het systeem werd aangemeld.
15
Het is hier geenszins de bedoeling een erg grote, onoverzienbare databank te creëren. De doelgroep van deze databank is dan ook heel expliciet de minderjarigen die alleen, internationaal reizen (zoals bepaald in deel 1, 4.1 “doelgroep”). Daarnaast dient tevens nagedacht te worden over het hanteren van “checklists” bij het inbrengen van de gegevens die een indicatie kunnen geven van de grootte van het risico dat een bepaalde minderjarige loopt.
47
Deel IV: Aanbevelingen
3.4. Er dient een systeem te worden ontwikkeld waarbij de gemelde minderjarigen die zich potentieel in een risicosituatie bevinden systematisch worden opgevolgd. Dit betekent bijvoorbeeld dat er ter plaatse een huisbezoek wordt georganiseerd, dat de mogelijke inschrijving in de gemeente opgevolgd wordt,… Bij voorkeur is het aantal actoren dat instaat voor de opvolging beperkt tot één dienst. Dit opvolgingssysteem kan op verschillende manieren – tevens afhankelijk van de beschikbaarheid van mensen en middelen – vorm gegeven worden. De verschillende mogelijkheden worden hierna, in volgorde van voorkeur, weergegeven:
1-
De geregistreerde gegevens worden verzameld door een onafhankelijke, neutrale dienst, die op basis van analyses van de beschikbare gegevens verdere initiatieven neemt om de ‘at risk’situatie op te volgen. Mogelijkheden om deze dienst te positioneren ziet de Task Force vooral bij de FOD Binnenlandse Zaken of FOD Justitie, omwille van de huidige bevoegdheden en toegang tot specifieke registratiesystemen zoals het Rijksregister. Hoe dan ook dient de absolute onafhankelijkheid van deze dienst steeds gegarandeerd te worden. Er kan nagedacht worden om deze op te richten dienst te koppelen aan het voorgestelde systeem in aanbeveling 2 en het opvolgingsmechanisme zoals hierboven uitgewerkt. Deze optie – het creëren van een onafhankelijke dienst die instaat voor het beheer, de analyse en de opvolging van de geregistreerde informatie – heeft als eerste groot voordeel dat de samengebrachte gegevens verder kunnen geanalyseerd worden met het oog op diepgaander inzicht in enerzijds de individuele ‘at risk’-situaties en anderzijds het geheel van geregistreerde casussen. Ten tweede heeft dit systeem ook als voordeel dat de opvolging op systematische en gelijklopende wijze kan georganiseerd worden, zodanig dat ‘willekeur’ in opvolging zo veel mogelijk vermeden wordt. Als nadeel heeft dit systeem dat er een onafhankelijke dienst dient gecreëerd, waarbij alle actoren dienen bereid gevonden te worden – en waarbij ook het verplichtend karakter wordt aangegeven – om de hen beschikbare hun informatie met deze dienst te delen.
2-
Er wordt geen afzonderlijke dienst gecreëerd, maar het registratiesysteem genereert zelf, automatisch, op basis van de ingebrachte gegevens, de contactgegevens van een andere dienst of actor die door de registrator kan gecontacteerd worden met de vraag tot verdere opvolging van de ‘at risk’-situatie. Uiteraard dient ook bij deze werkwijze één bepaalde dienst of instantie te worden aangesteld die de bevoegdheid heeft om de gegevens te ‘beheren’, hoewel ze deze niet inhoudelijk verder analyseren of opvolgen. Dit systeem heeft als voordeel dat er geen onafhankelijke instantie dient te worden gecreëerd die de gegevens bijhoudt, analyseert en instaat voor de opvolging ervan. Dit systeem heeft echter als nadeel dat er geen verdere analyses van de ‘at risk-situaties’ kunnen gebeuren, niet op casusniveau en niet over het geheel van de registraties. Bovendien kan dit systeem geen systematische opvolging van casussen garanderen, gezien de contactname met een andere dienst in het kader van de opvolging van de ‘at risk’-situatie wordt overgelaten aan het initiatief van de registrator. Ten derde heeft dit systeem ook als nadeel dat er geen systematiek wordt gecreëerd in de aard van de opvolging van de ‘at risk’-situaties.
3-
Er wordt een systeem georganiseerd dat zich enkel focust op de problematiek van alleenreizende minderjarigen die aankomen aan de grens (lucht-/land-/zeegrens) en waarbij opvolging van een (potentiële) ‘at risk’-situatie noodzakelijk is. Dit betekent concreet dat er een opvolging gegarandeerd wordt bij ‘at risk’-situaties die gedetecteerd worden door federale grenseenheden door de lokale politie.
48
Deel IV: Aanbevelingen
Dit systeem heeft als voordeel dat het relatief eenvoudig is en er geen andere actoren in betrokken zijn. Dit systeem heeft echter als fundamenteel nadeel dat het enkel betrekking heeft op minderjarigen die aangetroffen worden aan de grens – wat een relatief kleine groep is van de volledige groep, en dat het enkel politionele actoren betreft als registrator, waardoor heel wat andere actoren geen rechtstreekse toegang hebben tot het systeem. Bovendien beperkt dit systeem zich tot het verzamelen van (voornamelijk) politionele informatie, waardoor andere erg relevante informatie niet wordt opgenomen en er bovendien geen mogelijkheden zijn om deze informatie afkomstig van verschillende actoren te gaan samenbrengen en te onderwerpen aan een meer diepgaande analyse. Naast het installeren van een dergelijk registratiesysteem dient er ook een draaiboek en een website te worden uitgewerkt waarin 1) de verschillende actoren, schema’s, doorverwijskanalen, registratiesystemen en informatiebronnen duidelijk worden uitgelegd; en waarbij 2) ook een lijst met contactadressen van alle betrokken actoren wordt ter beschikking gesteld. In het systeem moet er ook voorzien worden in een terugkoppeling naar de oorspronkelijke registrator met informatie over de opvolging van de ‘at risk’-situatie, uiteraard met respect voor de privacy van de betrokken minderjarigen en zijn/haar context en met respect voor eenieders beroepsgeheim. Daarnaast dient er ook een terugkoppeling te worden voorzien naar eerdere registratoren indien dezelfde, reeds eerder ingegeven, casus opnieuw door een andere actor wordt geregistreerd.
3.5. Om dit systeem te implementeren moeten de nodige initiatieven genomen worden tot sensibilisering en training van de betrokken actoren, zowel in het gebruik van het registratiesysteem zelf als in het tonen van verhoogde waakzaamheid en kennis met betrekking tot de problematiek (zie thema 7). Het draaiboek en de website vormen hierbij extra ondersteuningsmiddelen. 3.6. Er dient een koppeling te zijn tussen dit systeem en het systeem zoals toegelicht in aanbeveling 5.
De Task Force richt deze aanbevelingen naar de bevoegde Ministers, in eerste instantie van Binnenlandse Zaken en Justitie, en vraagt om deze aanbevelingen op korte tot middellange termijn te realiseren.
AANBEVELING 4: Elke Europese lidstaat dient een Centraal Aanspreekpunt te creëren dat informatie inzake onrustwekkende situaties van alleenreizende minderjarigen en niet-begeleide minderjarigen bijhoudt en waar nodig doorgeeft aan andere lidstaten. Een Europees Centrum inzake ‘at risk’-minderjarigen dient de gegevens op Europees niveau te registreren en te analyseren. Naast deze aanbevelingen op nationaal niveau stelt de Task Force tevens vast dat ook informatiedoorstroming en –deling in het kader van onrustwekkende situaties waarin alleenreizende minderjarigen en niet-begeleide minderjarigen zich mogelijk bevinden op Europees en internationaal niveau bijzonder beperkt blijft.
49
Deel IV: Aanbevelingen
Dit betekent bijvoorbeeld dat er weinig tot geen opvolging is van minderjarigen die zich in potentiële risicosituaties bevinden en zich naar andere Europese lidstaten begeven (denk onder meer aan kinderen die slachtoffer worden van internationale kinderontvoeringen door ouders, onrustwekkende verdwijningen van niet-begeleide minderjarigen, verdwijning van gedetecteerde minderjarige slachtoffers van mensenhandel, alleenreizende minderjarigen die bijzondere risico’s nemen in het kader van een “illegale” doorreis,…). Opvolging en detectie van deze minderjarigen – zowel minderjarige onderdanen van Europese lidstaten als van “derde landen”! – worden op deze manier ernstig bemoeilijkt, wat het risico op erg laattijdig ingrijpen bij ernstige misbruiksituaties van minderjarigen bijzonder vergroot. Daarnaast betekent dit ook dat er weinig informatie gedeeld wordt die meer informatie kan verschaffen over de achtergrond en/of het traject van een alleenreizende of niet-begeleide minderjarige die zich in een bepaalde lidstaat in een (potentiële) risicosituatie bevindt. Dit bemoeilijkt uiteraard de goede opvolging van deze risicosituaties.
4.1. De Task Force meent dat het oprichten en optimaliseren van de “Centrale Aanspreekpunten” zoals uitgewerkt in de aanbeveling van de Europese Commissie onder het Portugese Voorzitterschap van de Europese Unie tot oprichting van centrale aanspreekpunten per lidstaat in het kader van onrustwekkende situaties waarin minderjarigen zich bevinden (Council of the EU, 12216/3/07 Rev 3: Border Control on Minors) nuttig kan zijn om tegemoet te komen aan deze pijnpunten. Deze nationale aanspreekpunten kunnen immers een erg nuttig instrument zijn om te werken rond internationale (Europese) uitwisseling van informatie over en opvolging van minderjarigen-at-risk (inclusief in het kader van internationale kinderontvoeringen door ouders, verdwijningen,…) (voor àlle minderjarigen, ook Belgische). Dit “Centraal Aanspreekpunt” kan samenvallen met de “onafhankelijke dienst” zoals vermeld in aanbeveling 3.4, dan wel geïnstalleerd worden bij een andere actor, waarbij beide diensten elkaar ondersteunen en waar nodig informatie verstrekken. 4.2. Naast een dergelijk Centraal Aanspreekpunt in elk lidstaat meent de Task Force dat het eveneens erg nuttig zou zijn om een Europees Centrum inzake onrustwekkende situaties van alleenreizende en niet-begeleide minderjarigen te installeren. Dit Europees Centrum kan geregistreerde gegevens op Europees niveau samenbrengen en analyseren, al dan niet na codering van de doorgestuurde gegevens. Een dergelijk Europees centrum kan ondersteuning bieden bij de opvolging van individuele dossiers én kan zorgen voor een groter inzicht in de omvang en de aard van het fenomeen van minderjarigen in “at risk”-situaties in Europa.
De Task Force meent dat het aangewezen is dat de Belgische overheid in het kader van het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 hiertoe de nodige initiatieven neemt.
50
Deel IV: Aanbevelingen
C.
Aanbeveling rond het uitwisselen van informatie inzake niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in België
AANBEVELING 5: Voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, minderjarige slachtoffers van mensenhandel en niet-begeleide Europese minderjarigen in kwetsbare toestand dient een elektronisch dossiersysteem te worden gecreëerd, waarbij alle actoren verplicht een aantal gegevens dienen in te geven en toegang gegeven wordt tot een vooraf bepaald aantal velden ingevuld door andere actoren. Een onafhankelijke dienst “nietbegeleide minderjarigen” staat in voor het beheer van deze gegevens. Zoals hierboven aangegeven heeft de Task Force vastgesteld dat veel informatie inzake de (potentieel) kwetsbare doelgroepen niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, Europese nietbegeleide minderjarigen in kwetsbare toestand en minderjarige slachtoffers van mensenhandel niet wordt geregistreerd, gedeeld en/of uitgewisseld. Dit heeft tot gevolg dat bepaalde actoren niet kunnen beschikken over erg belangrijke informatie inzake een bepaalde minderjarige, waardoor zij hun beslissingen en omkadering aangaande de situatie van de minderjarige op ontbrekende of onvolledige informatie dienen te baseren. Er dienen dan ook zo vlug mogelijk een aantal systemen te worden georganiseerd waardor het registreren en uitwisselen van informatie inzake deze doelgroepen tussen verschillende actoren gefaciliteerd wordt. Hierbij dient de Task Force wel te benadrukken dat een open samenwerkingsrelatie tussen de betrokken actoren wel een preambule is om effectieve uitwisseling van gegevens te kunnen realiseren.
5.1. De Task Force beveelt daarom aan om een elektronisch dossiersysteem in te voeren voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand en minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Hierbij wordt: • aan alle actoren opgelegd dat zij bepaalde informatie inzake een minderjarige in het systeem dienen te registreren • per veld aangegeven welke actoren toegang hebben en welke niet. Advies van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer is hier vereist en de toegang tot velden door bepaalde actoren dient gestuurd te worden door zowel de benodigde informatie van de betrokken actor voor het realiseren van zijn beoogde finaliteit, alsook door het beroepsgeheim van elke actor, het geheim van het onderzoek en het individuele belang van elk kind. 5.2. Om alle gegevens op een goede wijze te beheren en omdat het samenbrengen van informatie vanuit verschillende hoeken tot een betere en diepgaandere analyse kan leiden, dient een onafhankelijke instantie te worden gecreëerd, die alle gegevens bijhoudt, waar nodig bijkomende informatie tussen actoren doorgeeft en diepgaande analyses doet op de geregistreerde gegevens om eventuele nieuwe risicosituaties te kunnen opsporen.
De Task Force richt deze aanbevelingen naar de bevoegde Ministers, in eerste instantie van Binnenlandse Zaken en van Justitie, en vraagt om deze aanbevelingen op korte tot middellange termijn te realiseren.
51
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 2: VO O R D E R EI S
De Task Force meent dat er doorheen het hele traject van een alleenreizende minderjarige diverse ankerpunten dienen ingebouwd te worden die toelaten om meer aandacht te hebben voor mogelijke situaties van mensenhandel of andere misbruiksituaties waarin de minderjarige zich bevindt of potentieel kan terecht komen. Hierbij dienen er ook extra elementen worden ingevoerd inzake de reisdocumenten van de minderjarige, zodanig dat detectie en identificatie van (potentiële) risicosituaties reeds zo vroeg mogelijk kan gebeuren. Bij detectie van (potentiële) misbruiksituaties dient opvolging gegeven te worden aan deze situaties, in het land van herkomst, transit of aankomst.
AANBEVELING 6: De reisdocumenten waarmee alleenreizende minderjarigen reizen behoeven op diverse punten aanpassingen, zodanig dat de preventie en de detectie van (potentieel) slachtofferschap van misbruiksituaties geoptimaliseerd worden. Het betreft hier aanbevelingen inzake identiteitsdocumenten, parentale toestemming, visumprocedure en reisdossier. 6.1. De reisdocumenten van de minderjarige moeten toelaten om de identiteit van de minderjarige zo goed mogelijk te verifiëren. Indien een minderjarige niet met eigen reisdocumenten reist, maar ingeschreven wordt in het paspoort van de ouder, wordt detectie van mogelijk misbruik hiervan ernstig bemoeilijkt. De Task Force beveelt daarom aan om voor alle reizigers vanuit, naar en binnen het Schengengebied het reizen met een individueel paspoort verplicht te maken. Om dit systeem verder uit te werken kan zeker de in België recent ingevoerde “Kids-ID”, de elektronische identiteitskaart voor -12-jarigen, als “good practice” worden aangenomen. 16
6.2. Indien een minderjarige alleen reist, is het niet steeds duidelijk of de personen die over het ouderlijk gezag beschikken hier ook de toestemming toe gegeven hebben. Daarom beveelt de Task Force aan dat elke minderjarige die internationaal reist (zowel vertrekkende en aankomende minderjarigen, alsook minderjarigen in transit) over een parentale toestemming hiertoe beschikt. Deze parentale toestemming is een extra mogelijkheid tot preventie en/of detectie van diverse misbruiksituaties (kinderhandel, parentale ontvoering, adoptie,…) en dit zowel bij het aanvragen ervan als bij de controle bij vertrek en aankomst van de minderjarige. Op Belgisch niveau valt deze aanbeveling uiteen in drie elementen:
Het ouderlijk gezag dient in het Nationale Rijksregister te worden ingeschreven, zodanig dat bij aanvraag van een parentale toestemming tot reizen bij de gemeente ook effectief kan gecontroleerd worden of de aanvrager over het ouderlijk gezag beschikt. Hiertoe dient volgende wetgeving gewijzigd te worden:
16
Wijzigen van de Wet van 8 augustus 1983 tot het organiseren van een nationaal register van fysieke personen zodanig dat het mogelijk wordt hier bijkomende informatie in op te nemen inzake de afstamming, de parentale autoriteit en andere wettelijke informatie zoals voorzien in er artikel 3, alinea 1 van deze wet
Het kan hier ook over één persoon gaan.
52
Deel IV: Aanbevelingen
Het vastleggen van de inhouden van elk van bovenstaande toevoegingen door de aanpassing van het K.B. van 8 januari 2006 waarin de aard van de informatie bepaald wordt die er gerelateerd is aan de informatie zoals opgenomen in artikel 3, alinea 1 van voornoemde wet van 08.8.1983
Aanpassing van het Koninklijk Besluit van 3 april 1884 houdende de toegang tot het Nationaal Register van bepaalde publieke autoriteiten, het onderhoud van en de controle op de informatie in het Nationaal Register zodanig dat de bevoegdheid verleend wordt aan de griffies van de bevoegde juridische autoriteiten in het bepalen van de parentale autoriteit – of aan een andere hiertoe gerechtigde autoriteit – om in het Nationaal Register de informatie inzake de beslissingen aangaande de uitoefening van de parentale autoriteit te registreren
Aapassing van het Koninklijk Besluit van 16 juli 1992 houdende de bepaling van de informatie opgenomen in het Bevolkings- en Vreemdelingenregister met als doel hierin bijkomende informatie op te nemen inzake de beslissingen tot het bepalen van de uitoefening van de parentale autoriteit.
Hierbij dient tevens nagedacht te worden over het al dan niet inschrijven van de voogdij voor nietbegeleide minderjarige vreemdelingen als ouderlijk gezag. Tevens dient met bijzondere aandacht nagedacht te worden voor wie en hoe deze informatie toegankelijk kan gemaakt worden in het kader van de detectie van potentiële minderjarige slachtoffers van mensenhandel. Deze informatie moet immers voldoende toegankelijk zijn voor bevoegde diensten zodanig dat controle van de gevraagde of de verkregen parentale toestemming mogelijk is. Anderzijds dient er ook over gewaakt te worden dat deze informatie niet ge-(mis-)bruikt wordt voor andere dan de hier bedoelde doeleinden.
Er dient een Omzendbrief te worden uitgevaardigd die de gemeenten wijst op de verplichting dat minderjarige kinderen de toestemming van de perso(o)n(en) met het ouderlijk gezag dienen te hebben om internationaal te reizen. Deze Omzendbrief omvat tevens een standaardformulier dat de gemeentes hierbij dienen te gebruiken. Het is de bevoegdheid van de gemeenten om het ouderlijk gezag na te gaan. De minderjarige dient in het bezit te zijn van het document met de parentale toestemming bij het maken van de internationale reis.
Deze Omzendbrief moet voldoende basis verschaffen om het in bezit zijn van dit document ook effectief te controleren, bv. door politie. Indien nodig dienen hier extra initiatieven te worden ondernomen om dit te realiseren.
6.3. Daarnaast beveelt de Task Force aan om deze parentale toestemming ook verplicht te maken voor alle minderjarigen die alleen internationaal reizen in het Schengengebied en binnen de Europese Unie. De Task Force beveelt bovendien aan om dit voorstel als belangrijk actiepunt voorop te stellen voor het Belgische EU-voorzitterschap. In dit kader zou het zinvol zijn over een overzicht te beschikken van de Europese landen die een dergelijke besluitvorming reeds gerealiseerd hebben. Uiteraard kan dit enkel op voorwaarde dat deze aanbeveling dan ook reeds gerealiseerd is op het Belgische niveau.
6.4. Naast het identiteitsdocument waarmee een minderjarige dient te reizen en de parentale toestemming om te reizen is ook een aantal alleenreizende minderjarigen visumplichtig. Hoewel dit een eerder kleine groep betreft binnen de groep van ‘at risk’-minderjarigen, wil de Task Force toch een aantal aanbevelingen doen om bij het behandelen van een visumaanvraag enkele extra maatregelen in te voeren, zodanig dat het risico op misbruik/mensenhandel zo veel mogelijk beperkt wordt en dat detectie zo sterk mogelijk gefavoriseerd wordt:
53
Deel IV: Aanbevelingen
17
De Task Force verwelkomt de inwerkingtreding van de nieuwe visacode op 5 april 2010 waarbij er nu per persoon een visum wordt afgeleverd, ook indien het een minderjarige betreft die ingeschreven wordt op het paspoort van een ouder
De Task Force beveelt aan dat de aanvrager zich in het kader van een visumaanvraag tenminste één maal persoonlijk aanmeldt op het consulaat, ook indien het een minderjarige betreft, en dit bij voorkeur bij de eerste aanvraag van het visum. Hoewel deze aanbeveling werd opgenomen in artikel 11 van de “Verordening (EG) Nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode)” beveelt de Task Force aan dat de Europese lidstaten niet op de inwerkingtreding van het VIS (“Visa Information System”) wachten om deze aanbeveling reeds te implementeren.
De Task Force beveelt aan om – naast het formulier met de parentale toestemming tot reizen – eveneens op het formulier tot visumaanvraag de parentale toestemming tot internationaal reizen van het minderjarig kind expliciet te vermelden. Dit omvat tevens het vermelden van de identiteit- en contactgegevens van de perso(o)n(en) die de parentale toestemming gegeven heeft/hebben. De controle van de perso(o)n(en) met het ouderlijk gezag en van de bewijsstukken die dit kunnen staven wordt overgelaten aan de deskundigheid van de betrokken consulaten. De Task Force benadrukt tevens dat er afspraken moeten gemaakt worden inzake het gebruik van deze gegevens in het kader van eventuele andere doeleinden. Zo dient er nagegaan te worden of, op welke wijze en met welke doelstelling de informatie in een visumaanvraag toegankelijk kan zijn voor controlerende politiediensten en grenscontroleautoriteiten.
Het visum zelf moet toelaten om bij controle (bv. aan de grens) een alleenreizende minderjarige gemakkelijker te identificeren. Hiertoe beveelt de Task Force vooreerst aan om twee nieuwe BNL-codes (code op visum geldig voor Benelux-landen) toe te voegen aan het visum:
1)
BNL 18: naam van de begeleider van de alleenreizende minderjarige
2)
BNL 19: naam van de afhaler (“gastheer”) van de alleenreizende minderjarige.
Hierbij dient tevens de mogelijkheid te worden voorzien om te kunnen nagaan wanneer het een alleenreizende minderjarige betreft die reist zonder begeleider. Ten tweede beveelt de Task Force aan om, naast de naam van begeleider en afhaler, ook de contactgegevens van deze personen op te nemen, zodat identificatie van en contactname met de betreffende personen vergemakkelijkt worden. Ten derde beveelt de Task Force inzake deze aanbevelingen aan dat er voldoende aandacht besteed wordt aan de uitvoerbaarheid van deze aanbevelingen in de dagdagelijkse praktijk en dus de meerwaarde ervan in het realiseren van een vroegtijdige detectie van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel.
Ook in het “Visa Information System” (VIS) dient opgenomen te worden dat het een alleenreizende minderjarige betreft, waarbij ook de identiteits- en contactgegevens van de eventuele begeleider en afhaler van de alleenreizende minderjarige worden vermeld. In afwachting van de inwerkingstelling van het VIS beveelt de Task Force aan dit reeds op te nemen in de landelijke systemen van visumaanvragen (voor België: VISANET).
6.5. Het reisdossier van een persoon geeft belangrijke informatie om vooraf – voor aankomst van de vlucht – te detecteren of er mogelijk personen zullen aankomen die zich in één of andere risicosituatie bevinden. Op dit moment wordt ‘leeftijd’ echter niet vermeld in het reisdossier, wat ertoe leidt dat het erg moeilijk is om minderjarigen die zich potentieel in een risicosituatie bevinden te 17
Verordening (EG) Nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode .
54
Deel IV: Aanbevelingen
detecteren. Daarom stelt de Task Force voor om in elk reisdossier de leeftijd van de reizigers te vermelden, of op zijn minst een speciale aanduiding op te nemen dat de reiziger een persoon van minder dan 18 jaar is. Concreet volstaat het hier om de ‘Spaanse Directive’ 2004-82-EG van 29.04.2004 betreffende de verplichting van luchtvervoerders om passagiersgegevens door te geven aan te passen, zodanig dat de variabele “leeftijd” hier ook verplicht wordt ingevuld. Zodra deze aanpassing wordt aagenomen door de Europese Commissie, kan het Koninklijk Besluit van 11.12.2006 die deze Directieve omzet in Belgische wetgeving worden aangenomen.
6.6. Daarnaast dienen Passenger Name Record (PNR)-gegevens toegankelijk gemaakt te worden voor politie in het kader van a priori risk assessment. Ook hier dient leeftijd als bijkomend criterium te worden opgenomen.
De Task Force richt deze aanbevelingen tot de Staatssecretaris en de Minister van Migratie- en Asielbeleid, aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Buitenlandse Zaken en naar de Europese Commissie. De Task Force meent bovendien dat deze aanbevelingen op korte tot middellange termijn kunnen gerealiseerd worden. In het bijzonder vormt het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie een erg goede gelegenheid om een aantal van bovenstaande aanbevelingen reeds te realiseren.
AANBEVELING 7: Indien een (potentiële) risicosituatie gedetecteerd wordt vooraleer een minderjarige vertrekt, dient hier opvolging aan gegeven te worden in de landen van herkomst, transit en aankomst. 7.1. Indien in het land van herkomst een situatie van mensenhandel of een risicosituatie waarin een minderjarige zich bevindt gedetecteerd wordt (bv. bij aanvraag van een visum of bij vertrek op de luchthaven) dient deze situatie voldoende opgevolgd te worden, zodanig dat de minderjarige niet opnieuw slachtoffer wordt van mensenhandel of een andere misbruiksituatie. Deze opvolging dient te gebeuren door de autoriteiten van het land van herkomst, op aansturen van de vertegenwoordigers van de landen van transit en/of bestemming van de minderjarige in het betrokken land van vertrek en, indien noodzakelijk, in nauwe samenwerking met niet-gouvernementele organisaties. 7.2. Indien bevoegde autoriteiten in het land van herkomst een potentiële situatie van mensenhandel of een andere misbruiksituatie detecteren, dienen zij de bevoegde autoriteiten van de landen van transit en aankomst op de hoogte te brengen, zodanig dat hier de nodige initiatieven tot opvolging van deze situatie kunnen gebeuren.
De Task Force richt deze aanbevelingen naar de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Binnenlandse Zaken en naar alle landen van de Europese Unie. Inzake dit laatste aspect kan het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 een uitstekend aanknopingspunt zijn om deze aanbevelingen op de Europese agenda te plaatsen.
55
Deel IV: Aanbevelingen
AANBEVELING 8: Bij minderjarigen die vertrekken voor een reis over de Belgische grenzen heen, is extra waakzaamheid geboden ten aanzien van mogelijke situaties van mensenhandel of andere misbruiksituaties (o.a. internationale kinderontvoeringen door ouders) waarin deze minderjarige kan terechtkomen. 8.1. Het traject dat een alleenreizende minderjarige aflegt op de luchthaven bij vertrek uit België dient eenvormig te worden gemaakt, schriftelijk te worden vastgelegd en afdwingbaar gemaakt ten aanzien van alle betrokken actoren. Dit dient zowel op de nationale als op de regionale luchthavens te gebeuren. 8.2. De grensautoriteiten dienen bij vertrekkende minderjarigen expliciete aandacht te hebben voor de reisdocumenten van de minderjarige, inclusief het meedragen van een parentale toestemming. De grensautoriteiten dienen hiertoe over de nodige informatie te beschikken om na te gaan of de informatie op de documenten strookt met de werkelijkheid. Hiertoe dient bijvoorbeeld het ouderlijk gezag ingeschreven te zijn in het Nationale Rijksregister en dienen grenst de grenspolitie hier toegang toe te hebben.
De Task Force richt deze aanbevelingen naar de Staatssecretaris voor Mobiliteit en de bevoegde luchtvaartautoriteiten en naar de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie.
AANBEVELING 9: Niet-begeleide minderjarigen die via ons land op doorreis zijn naar een ander land verdienen, omwille van hun bijzondere kwetsbaarheid, extra aandacht en specifieke beschermingsmaatregelen, onder meer inzake begeleiding op het moment van interceptie, voogdij en opvang. Niet-begeleide minderjarigen die op doorreis zijn via ons land naar een ander land zijn een bijzonder kwetsbare groep inzake mensenhandel, ernstige vormen van mensensmokkel en andere vormen van misbruik. Bij hun interceptie op het Belgische grondgebied (in de kusthavens, op parkings, in de hoofdstad,…) verdienen zij dan ook bijzondere aandacht en extra beschermingsmaatregelen. De Task Force wil met betrekking tot deze doelgroep dan ook een aantal aanbevelingen formuleren.
9.1. Op het moment van interceptie van deze minderjarigen op doorreis dient de intercepterende dienst bijzondere aandacht te hebben voor signalen die kunnen wijzen op situaties van mensenhandel, ernstige vormen van mensensmokkel of andere vormen van misbruiksituaties. Om deze signalen te kunnen herkennen is voldoende omkadering en opleiding van deze diensten noodzakelijk. Bovendien moeten er duidelijke afspraken gemaakt worden wat er met de vastgestelde informatie gebeurt, zodanig dat deze op adequate manier bij de bevoegde actoren terechtkomt, die op hun beurt deze informatie in de verdere opvolging van de situatie waarin de minderjarige zich bevindt kunnen aanwenden. Het gaat hier onder meer om het opvolgen van de situatie door de aangestelde voogd, het opvangcentrum waar de minderjarige verblijft, de lokale en federale politie en de bevoegde parketmagistraten.
56
Deel IV: Aanbevelingen
9.2 Inzake de begeleiding en opvang van deze minderjarigen op doorreis wenst de Task Force volgende aanbevelingen te doen: Op het moment van onderschepping moeten deze minderjarigen in een voor hen begrijpbare taal voldoende informatie krijgen over de risico’s die zij lopen bij het verder zetten van hun reis en over de verblijfs- en opvangmogelijkheden in België. Op korte termijn moeten de nodige initiatieven genomen worden zodat tolken beschikbaar zijn bij onderschepping van deze minderjarigen. Bij de beslissing over het al dan niet plaatsen van de minderjarige in een opvangcentrum moet de bescherming van de jongere steeds het uitgangspunt zijn. Jonge kinderen of kinderen die er jong uitzien (≤ 16 jaar), meisjes en (potentiële) slachtoffers van mensenhandel dienen steeds, zonder onderscheid, in een opvangcentrum te worden ondergebracht, ook indien zij reeds eerder onderschept werden. Bij herhaaldelijk aantreffen van een niet-begeleide minderjarige dient plaatsing in een opvangcentrum steeds de eerste prioriteit te zijn. In het opvangcentrum moet tijdens de eerste uren van het verblijf van deze minderjarigen bijzondere aandacht worden besteed aan het geven van voldoende informatie. Er dient steeds en zo snel mogelijk een voogd te worden aangesteld.
De Task Force adresseert deze aanbevelingen aan de Staatssecretarissen voor Mobiliteit, Maatschappelijke Integratie en Migratie- en Asielbeleid en naar de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken. Deze aanbevelingen kunnen op korte termijn gerealiseerd worden.
57
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 3: TIJDENS DE REIS
AANBEVELING 10: De speciale, betalende luchtvaartprocedure voor jonge alleenreizende minderjarigen (“Unaccompanied Minors”) dient op diverse punten geoptimaliseerd te worden om een betere bescherming van deze Unaccompanied Minors te realiseren. 18
Voor jonge kinderen die zonder hun ouders of andere derde reizen is er binnen de luchtvaart een speciale, betalende, procedure die door de ouders kan/moet aangevraagd worden, de zogenaamde procedure voor “Unaccompanied Minors”. De procedure is bij de meeste luchtvaartmaatschappijen verplicht voor alleenreizende kinderen binnen bepaalde leeftijdscategorieën (meestal voor de 5- tot 12-jarigen) en facultatief voor de oudere alleenreizende minderjarigen. Deze procedure bestaat erin dat de minderjarige gedurende het volledige reistraject (vanaf het vertrek tot hereniging met de persoon die de minderjarige bij aankomst in het bestemmingsland komt afhalen) begeleid wordt door personeel van de handelingmaatschappij van de betrokken luchthaven en personeel van de luchtvaartmaatschappij waarmee de minderjarige reist. De “Unaccompanied Minor” draagt een document bij zich, wat de “Unaccompanied Minor” herkenbaar maakt en waarop ook diverse gegevens vermeld staan, met name de identiteits- en reisgegevens van de minderjarige en de identiteits- en contactgegevens van de persoon die de minderjarige dient af te halen bij het aankomen in het bestemmingsland. Het personeelslid van de luchtvaart- of handelingmaatschappij die de minderjarige begeleidt in het land van aankomst dient onder meer ook na te gaan of de identiteitsgegevens van de afhaler daadwerkelijk overeenkomen met de gegevens vermeld op het document van de “Unaccompanied Minor”. Deze procedure biedt heel wat bescherming aan deze alleenreizende minderjarigen. Toch kan ze nog op diverse punten aangepast worden, zoals ook bleek uit de studie van Child Focus & FGP Airport “De luchthaven, een veilige plek voor alleenreizende minderjarigen? Verkennend onderzoek naar het risico op slachtofferschap van misbruik op Brussels Airport” (Lippens, 2007). Bovendien kan ze in een “vals” gevoel van veiligheid resulteren, leidend tot minder bedachtzaamheid en opmerkzaamheid van de betrokken personeelsleden van luchtvaart- en handelingmaatschappijen. Voldoende sensibilisering en vorming inzake signaalherkenning en inzake het correct en efficiënt doorgeven van de vastgestelde informatie zijn dan ook belangrijke bijkomende aandachtspunten. De procedure voor Unaccompanied Minors is een procedure die aanbevolen wordt door de International Civil Aviation Organisation (ICAO/IATA). Aanpassingen aan deze procedure dienen dan ook gerealiseerd te worden op dit internationale niveau, wat uiteraard het voordeel biedt dat deze aanpassingen ook onmiddellijk ingang vinden bij alle vliegtuigmaatschappijen die aangesloten zijn bij IATA. De Task Force wenst dan ook volgende aanbevelingen te doen inzake de luchtvaartprocedure voor “Unaccompanied Minors”: 18
Binnen deze omschrijving wordt dus een engere invulling gehanteerd van het begrip “alleenreizend”: enkel de minderjarigen die volledig – zonder enige andere derde volwassene – reizen; waar de Task Force de definitie ‘reizend zonder ouder(s) of wettelijke voogd’ hanteert.
58
Deel IV: Aanbevelingen
10.1. De leeftijd voor verplichte begeleiding in het kader van de procedure “Unaccompanied Minor” dient te worden opgetrokken tot 14 jaar 10.2. Documenten en procedures die gebruikt worden in het kader van de procedure “Unaccompanied Minor” dienen uniform te worden gemaakt 10.3. Specifieke vorming en bewustmaking van betrokken actoren (handelingmaatschappijen, luchtvaartmaatschappijen) met betrekking tot deze procedure en het mogelijk misbruik ervan is aangewezen. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan signaalherkenning, vraagstelling en de noodzaak van en procedures tot het inschakelen van bevoegde politie bij twijfel, onder meer inzake de identiteit en de intenties van de afhaler van de “Unaccompanied Minor”. 10.4. Er dient gedacht te worden over de mogelijkheid om in de Belgische wetgeving administratieve boetes te voorzien voor het niet naleven van bepaalde van deze aanbevelingen/normen door luchtvaartmaatschappijen die op en vanuit Belgische luchthavens vliegen. De Task Force heeft ook reeds een voorstel uitgewerkt om bovenstaande aanbevelingen een eerste wijze van implementatie te laten vinden via de European Civil Aviation Conference (ECAC) (zie bijlage 4). In een eerste bespreking werd dit voorstel door de ECAC-subgroep “Facilitation” positief onthaald.
De Task Force richt deze aanbeveling naar de Staatssecretaris voor Mobiliteit, met de vraag deze op de agenda te plaatsen van de grootste Europese luchtvaartvereniging, European Civil Aviation Conference (ECAC) en de grootste internationale luchtvaartvereniging, International Civil Aviation Organisation (ICAO/IATA). Tevens vraagt de Task Force deze problematiek ook aan te kaarten tijdens het Belgische EU-voorzitterschap.
AANBEVELING 11: Bedrijven die op één of andere manier een rol spelen in internationaal vervoer dienen voldoende bewust te zijn van de mogelijke risico’s die alleenreizende minderjarigen lopen en moeten over de juiste kanalen beschikken om bepaalde informatie op eenvoudige wijze door te geven aan de bevoegde autoriteiten. 11.1. Er dienen gerichte kanalen gecreëerd te worden die toelaten aan vervoersmaatschappijen (luchtvaartmaatschappijen, handelingmaatschappijen, rederijen, spoorwegbedrijven, transportbedrijven,…) om bepaalde informatie inzake (potentiële) onrustwekkende situaties van alleenreizende minderjarigen op eenvoudige wijze te registreren en aan de competente en bevoegde instanties te melden (zie thema 1). 11.2. Er dienen specifieke sensibiliserings- en vormingsinitiatieven georganiseerd te worden ten aanzien van vervoersmaatschappijen (zie thema 7).
De Task Force richt deze aanbevelingen naar de Staatssecretaris voor Mobiliteit en beveelt tevens aan deze voorstellen ook op de agenda van het Belgisch Voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 te plaatsen.
59
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 4: BIJ AANKOMST IN HET BESTEMMINGSLAND
AANBEVELING 12: Detectie en identificatie van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel is een taak van àlle actoren – zowel politionele als niet-politionele – die op één of andere manier met alleenreizende minderjarigen in contact komen. Herkenning van signalen, bijkomende vraagstelling en goede doorverwijzing van (potentiële) misbruiksituaties zijn hierin cruciaal. 12.1. Om de detectie van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituatie te faciliteren, dienen alle bevoegde actoren – zowel politionele als niet-politionele – bij het in contact komen met alleenreizende minderjarigen bijzonder attent te zijn voor signalen van mensenhandel en andere misbruiksituaties. Controle van reis- en identiteitsdocumenten, inclusief parentale toestemming, vormt hier een belangrijk element, maar is zeker geen exclusief in- of exclusiecriterium! In die zin dient er steeds expliciet een aantal bijkomende vragen gesteld te worden aan de minderjarige en zijn eventuele begeleider en/of afhaler. Het gaat hier onder meer om vragen met betrekking tot de relatie tussen minderjarige en begeleider/afhaler, het reismotief van minderjarige en eventueel begeleider, de bestemming van de minderjarige en eventueel zijn begeleider, verblijfsadres in transit- en bestemmingsland,…. Bestaande instrumenten, zoals de Omzendbrief van het College van Procureurs-Generaal Col 01/2007 (indictorenlijst), kunnen hiertoe – eventueel mits aanpassing aan de specifieke situatie van midnerjarigen – als basis gebruikt worden. Om dit te realiseren dient tevens de nodige informatie en opleiding voor de betrokken actoren te worden ontwikkeld (zie ook thema’s 1 en 7). Er dient bovendien nagegaan te worden hoe de verkregen informatie op eenvoudige en efficiënte wijze kan worden geregistreerd en doorgegeven (zie thema 1). Betrokken actoren omvatten hier onder meer grenspolitie (lucht-, land- en zeegrenzen), lokale politie, Dienst Vreemdelingenzaken, Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, opvangactoren (federale en gemeenschapsoverheid), Dienst Voogdij en voogden. Bij enige vermoedens dat het een (potentiële) misbruiksituatie betreft dient de bevoegde politie steeds te worden ingeschakeld en na signalering dienen de nodige stappen te worden gezet om de (mogelijke) misbruiksituatie afdoende op te volgen. Daarnaast verdient de verzekering van toegang tot de asielprocedure eveneens aandacht, zeker in het geval de minderjarige niet de wettelijk vereiste documenten voor binnenkomt of transit bezit.
De Task Force adresseert deze aanbeveling aan de Ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken, van Buitenlandse Zaken en van Maatschappelijke Integratie, de Staatssecretarissen voor Mobiliteit en voor Migratie- en Asielbeleid en de bevoegde gemeenschapsoverheden. De aanbeveling kan op korte termijn gerealiseerd worden.
60
Deel IV: Aanbevelingen
AANBEVELING 13: Het traject dat een alleenreizende minderjarige aflegt bij aankomst in België dient eenvormig te zijn, nauwgezet gevolgd te worden en procedurele waarborgen dienen gerespecteerd te worden. 13.1. Voor alleenreizende minderjarigen die aankomen via de luchtgrens is het aangewezen een specifiek traject op de luchthaven uit te werken zodanig dat er extra momenten van controle kunnen worden ingebouwd. Er dient nagedacht te worden of dit zowel bij extra- als bij intra-Schengenvluchten kan worden gerealiseerd. Daarnaast dienen specifieke procedurele waarborgen en garanties te worden ingebouwd ten aanzien van minderjarigen. Dit betekent onder meer dat de tijd dat een minderjarige op de luchthaven dient te verblijven zo kort mogelijk dient te zijn en dat minderjarigen in een specifieke, aangepaste, wachtruimte, gescheiden van meerderjarigen, moeten kunnen verblijven.
13.2. Bij aantreffen van een alleenreizende minderjarige die zich (potentieel) in een risicosituatie bevindt, dienen de gesprekken, indien noodzakelijk, in aanwezigheid van een tolk en een (voorlopige) voogd te gebeuren. Inzake dit laatste betekent dit dat zo vlug mogelijk een voogd dient te worden aangesteld. Ten derde dient bij elke interceptie van een alleenreizende minderjarige rekening gehouden te worden met de minderjarigheid van de betrokkene, onder meer op het vlak van psychische mogelijkheden en eventuele kwetsbaarheid. 13.3. Procedurele waarborgen inzake aanmelding, doorverwijzing, opvang, aanwezigheid voogd en tolk, toegang tot asielprocedure,… dienen steeds nauwgezet gevolgd te worden. De trajecten zoals uitgetekend in de werkgroep “Cartografie” (zie deel III) dienen steeds gevolgd te worden. De Task Force beveelt bovendien aan om voldoende controlemechanismen in te bouwen zodanig dat het naleven van deze procedurele waarborgen inderdaad ook steeds gebeurt.
De Task Force richt deze aanbevelingen naar de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretarissen voor Mobiliteit en voor Migratie- en Asielbeleid. Een realisatie van deze aanbevelingen dient op korte termijn te gebeuren.
AANBEVELING 14: Het opvang- en beschermingssysteem voor alleenreizende minderjarigen die als verstekeling in een haven worden aangetroffen kan op verschillende punten verbeterd worden. 14.1. De Task Force beveelt aan dat alleenreizende minderjarigen die als verstekeling op een boot worden aangetroffen en de toegang tot het Schengengrondgebied wensen, de mogelijkheid tot afdoende bescherming moeten geboden worden, onder meer inzake de toegang tot de asielprocedure en inzake de detectie van (potentieel) slachtofferschap van misbruiksituaties. Er dient bij dit alles rekening te worden houden, rekening houdend met de bestaande internationale verdragen die België binden en de specifieke situatie eigen aan een zeegrens. Er dient een snelle, specifieke procedure voor de identificatie van deze niet-begeleide minderjarigen te worden uitgewerkt. Daarnaast dient er ook een efficiënt opvang- en beschermingssysteem te worden gecreëerd voor deze minderjarigen.
61
Deel IV: Aanbevelingen
14.2. Gezien de specifieke Europese en internationale dimensie van deze problematiek vraagt de Task Force met aandrang aan om deze problematiek ter sprake te brengen tijdens het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie in 2010 en tevens aan te kaarten in Europese en internationale fora van rederijen en havenbedrijven.
De Task Force vraagt de Minister van Binnenlandse Zaken, de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid, de Minister van Justitie en de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie om deze aanbevelingen binnen de zo kortst mogelijke termijn te implementeren.
62
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 5: OPVANG EN BEGELEIDING IN HET BESTEMMINGSLAND
Detectie van (potentiële) slachtoffers van kinderhandel of andere misbruiksituaties kan niet beperkt worden tot het moment van aantreffen van de minderjarige. Op dat moment zijn er immers in de meeste gevallen niet voldoende of niet voldoende duidelijke signalen voorhanden om te kunnen inschatten dat het hier een minderjarig (potentieel) slachtoffer van een misbruiksituatie betreft. Dit betekent dat er ook in andere stadia van het traject van de minderjarige voldoende elementen moeten ingebouwd worden die ervoor zorgen dat de detectie en identificatie van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties zo vlug en zo adequaat mogelijk kan gebeuren. Naast de hierna volgende aanbevelingen is één van de centrale elementen hierin een gedegen vorming, sensibilisering en training van de betrokken actoren (zie thema 7). Daarnaast dienen minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere groepen van minderjarigen die omwille van hun leefsituatie erg kwetsbaar zijn om terecht te komen in situaties van mensenhandel of in andere misbruiksituaties, waaronder niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare situaties, op een dusdanige wijze opgevangen, ondersteund en begeleid te worden zodanig dat het risico op misbruik zo veel mogelijk beperkt wordt en vroegtijdige detectie zo sterk mogelijk gefaciliteerd wordt. Vanuit deze vaststellingen wenst de Task Force dan ook een aantal duidelijke aanbevelingen te doen inzake de voogdij voor en de opvang, ondersteuning en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand en inzake de waarborgen die ingebouwd dienen te worden om recuperatie van minderjarigen in misbruiksituaties te vermijden en op adequate manier op te treden in het geval van verdwijningen van minderjarigen.
AANBEVELING 15: Specifieke maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat nietbegeleide minderjarige vreemdelingen en Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand worden opgevangen en begeleid op een dusdanige wijze dat deze opvang en begeleiding hen voldoende beschermt ten aanzien van mogelijke misbruiksituaties en voldoende tegemoet komt aan hun diverse noden en verwachtingen. 15.1. De Task Force schuift volgende basisprincipes naar voor waarop een gedegen opvang- en ondersteuningssysteem voor minderjarigen die zich (mogelijk) in een kwetsbare situatie bevinden dient gestoeld te zijn om adequaat te kunnen inspelen op hun noden inzake ondersteuning én bescherming:
Elke minderjarige, ongeacht nationaliteit, achtergrond of leefsituatie, heeft recht op de voor hem/haar gepaste opvang en ondersteuning.
De ondersteuning voor (potentieel) kwetsbare minderjarigen dient verder gedifferentieerd te worden zodanig dat kan ingespeeld worden op de diverse leefsituaties en noden van de betrokken minderjarigen.
63
Deel IV: Aanbevelingen
De aard van de ondersteuning dient zo veel mogelijk met inspraak van de minderjarige en zijn context (voogd, opvangcentrum,…) bepaald te worden.
Het nagaan van de mogelijke risico’s die een minderjarige loopt inzake mensenhandel en andere misbruiksituaties en het bepalen van de meest passende opvang en ondersteuning is maar mogelijk indien er een voldoende lange rustperiode met de nodige stabiliteit wordt gecreëerd.
15.2. Gezien “niet-begeleide minderjarige vreemdelingen” en “Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand” een verhoogd risico lopen om terecht te komen in situaties van mensenhandel en ander misbruik, is passende opvang, ondersteuning en opvolging voor deze doelgroepen, waarbij preventief wordt ingespeeld op dit verhoogde risico, noodzakelijk. De opvang en ondersteuning voor deze doelgroepen dient in verschillende opeenvolgende fasen te worden ingedeeld: a. Een nulde fase van onmiddellijke opvang waarbij àlle aangetroffen niet-begeleide minderjarigen, ongeacht de situatie waarin ze aangetroffen worden of hun bereidheid tot opvang, gedurende een korte tijd (bv. één of enkele dagen) ondergebracht worden in een opvangcentrum. Deze opvangcentra moeten:
•
kleinschalig zijn (15 à 20 minderjarigen per centrum)
•
in de nabijheid van vaak gekende locaties van aantreffen van de minderjarigen gelokaliseerd worden
•
voldoende personele omkadering kennen zodanig dat een intensieve begeleiding van de minderjarige mogelijk is, waarbij de nadruk wordt gelegd op 1. detectie van risico’s op mensenhandel en andere misbruiksituaties, 2. voorlichting van de minderjarige en 3. het identificeren van de gepaste tweede-fase-opvang.
b. Een eerste fase waarbij de niet-begeleide minderjarige gedurende langere tijd begeleid wordt in/door een bepaalde opvang- of begeleidingsstructuur. Dit kan zijn: opvang in een observatie- en oriëntatiecentrum (Steenokkerzeel, Neder-over-Heembeek), opvang in een specifiek centrum voor niet-begeleide minderjarigen en minderjarige slachtoffers van mensenhandel (Juna, Minor Ndako, Esperanto), familiale ondersteuning, laagdrempelige begeleidingsvorm (bv. straathoekwerk),… Tijdens deze periode van – relatieve – rust dient de situatie van de niet-begeleide minderjarige worden uitgeklaard en dient gezocht te worden naar een perspectief op langere termijn. c. Een tweede fase van langdurende opvang en/of ondersteuning, gericht op het realiseren van een langetermijnperspectief voor de minderjarige. 15.3. De Task Force meent dat het huidige opvangsysteem voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand niet voldoende in staat is om een daadwerkelijke bescherming van deze minderjarigen te kunnen realiseren. Aanpassingen op verschillende punten zijn dan ook op korte termijn noodzakelijk:
Opvangstructuren voor volwassenen bieden onvoldoende bescherming van niet-begeleide minderjarigen en tevens onvoldoende mogelijkheden tot goede begeleiding en ondersteuning. Dit kan leiden tot een hoger aantal verdwijningen van deze minderjarigen en tevens dat potentiële situaties van misbruik niet gedetecteerd worden. Deze praktijk dient daarom onmiddellijk aangepast te worden, onder andere door het creëren van bijkomende plaatsen en het uitbouwen van nieuwe ondersteuningsmethodieken (bv. laagdrempelige inloopcentra of vormen van straathoekwerk) voor bepaalde groepen van niet-begeleide minderjarigen die minder baat hebben bij opvang in een centrum.
De huidige observatie- en oriëntatiecentra moeten beter kunnen inspelen op het mogelijke risico dat deze minderjarigen lopen om terecht te komen in situaties van mensenhandel of ander
64
Deel IV: Aanbevelingen
misbruik. Dit omvat onder meer: kleinere leefgroepen (max. 15 jongeren per leefgroep), een afdoende beveiligde infrastructuur en een voldoende aantal en goed opgeleide personeelsleden.
De doorverwijzing van minderjarigen naar een ‘tweedelijnsopvang’ moet vertrekken vanuit hun noden en behoeften (en dus niet vanuit zijn statuut/verblijfsdocumenten of vanuit het voor handen zijnde aanbod in plaatsen), waarbij er specifiek aandacht is voor het mogelijke risico dat de betrokken minderjarige loopt om slachtoffer te worden van mensenhandel of een andere misbruiksituatie. Deze doorverwijzing dient in overleg te gebeuren met alle betrokken partijen, inclusief de jongere zelf, en de doorstroming vanuit de observatie- en oriëntatiecentra naar de vervolgopvang moet bovendien zo vlug en zo vlot mogelijk te verlopen, wat een belangrijke bijsturing van de huidige situatie betekent.
Er dienen op korte termijn duidelijke afspraken te worden gemaakt tussen de federale overheid en de gemeenschapsautoriteiten inzake de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarigen.
15.4. De Task Force wenst een aantal specifieke aanbevelingen te doen ten aanzien van nietbegeleide buitenlandse minderjarigen van wie wordt vermoed dat ze op doortocht zijn naar een ander Europees land: Op het moment van onderschepping moeten deze minderjarigen in een voor hen begrijpbare taal voldoende informatie krijgen over de risico’s die zij lopen bij het verder zetten van hun reis en over de verblijfs- en opvangmogelijkheden in België. Op korte termijn moeten de nodige initiatieven genomen worden zodat tolken beschikbaar zijn bij onderschepping van deze minderjarigen. Bij de beslissing over het al dan niet plaatsen van de minderjarige in een opvangcentrum moet de bescherming van de jongere steeds het uitgangspunt zijn. Jonge kinderen of kinderen die er jong uitzien (≤ 16 jaar), meisjes en (potentiële) slachtoffers van mensenhandel dienen steeds, zonder onderscheid, in een opvangcentrum te worden ondergebracht, ook indien zij reeds eerder onderschept werden. Bij herhaaldelijk aantreffen van een niet-begeleide minderjarige dient plaatsing in een opvangcentrum steeds de eerste prioriteit te zijn. In het opvangcentrum moet tijdens de eerste uren van het verblijf van deze minderjarigen bijzondere aandacht worden besteed aan het geven van voldoende informatie. 15.5. De Task Force meent dat er meer aandacht dient geschonken te worden aan niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of Europese niet-begeleide minderjarigen in een kwetsbare toestand die in de eigen familiale context worden opgevangen. Ook deze minderjarigen moeten op voldoende regelmatige basis opgevolgd worden door de aangestelde voogd en/of door een hiertoe aangestelde ondersteuningsdienst. Deze ondersteuning dient te gebeuren op een cultureel en situationeel aangepaste wijze. 15.6. De Task Force beveelt aan om specifieke begeleidingsmethodieken (bv. straathoekwerk, werken met culturele bemiddelaars, laagdrempelige inloopcentra,…) te ontwikkelen voor nietbegeleide minderjarigen van wie de noden en mogelijkheden minder goed aansluiten bij het aanbod van een residentieel opvangcentrum. Het kan hier onder meer gaan om jongeren die reeds langere tijd op straat leven, minderjarigen met een specifieke culturele achtergrond,… 15.7. Voor alle minderjarigen die niet toegelaten worden tot het grondgebied, ongeacht de plaats van aantreffen (luchthaven, zeehaven,…), dient zonder onderscheid te worden voorzien in opvang in één van de hiertoe aangestelde oriëntatie- en observatiecentra. 15.8. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen of Europese minderjarigen in een kwetsbare toestand die slachtoffer zijn van mensenhandel of waarbij duidelijke indicaties zijn voor
65
Deel IV: Aanbevelingen
mensenhandel of een andere misbruiksituatie moeten bij vaststelling van dit (risico op) slachtofferschap onmiddellijk opvangen worden in de hiervoor opgerichte structuren, met name vzw Juna (Aalst), Minor Ndako (Brussel) en Esperanto. Hiertoe dienen op korte termijn afspraken gemaakt te worden met de bevoegde overheden zodanig dat doorverwijzing en plaatsing naar deze centra steeds op korte termijn wordt gerealiseerd. Bovendien wordt de administratieve en juridische opvolging van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en/of minderjarige slachtoffers van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel opgenomen in samenwerking met één van de hiertoe bevoegde centra, Pag-Asa (Brussel), Sürya 19 (Liège) en Payoke (Antwerpen) .
15.9. Alle residentiële zogenaamde ‘tweedelijns’-opvangstructuren voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen moeten voldoende inspelen op het mogelijke risico dat deze minderjarigen lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel of andere misbruiksituaties. Dit betekent dat deze minderjarigen dienen opgevangen te worden in aparte opvangstructuren voor minderjarigen, met een voldoende grote personele omkadering en met een nauwgezette pedagogische opvolging van de jongeren, in een aangepaste infrastructuur. 15.10. In ambulante ondersteuningsstructuren voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (o.a. lokale opvanginitiatieven, diensten begeleid zelfstandig wonen) dient een voldoende personele omkadering te zijn om minderjarigen op afdoende wijze te kunnen ondersteunen, volgens de noden en behoeften van elke individuele jongere. De betrokken personeelsleden dienen voldoende gevormd te zijn op het vlak van herkenning van en omgaan met risicosignalen op mensenhandel en andere misbruiksituaties. De Task Force richt deze aanbevelingen aan de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie, aan de Staatssecretaris voor Migratie- en Asielbeleid en aan de bevoegde gemeenschapsoverheden. De Task Force beveelt aan deze aanbevelingen op korte tot middellange termijn te realiseren.
AANBEVELING 16: Niet-begeleide buitenlandse minderjarigen, zowel niet-EER als EER-onderdanen, dienen zo snel mogelijk een voogd toegewezen te worden. Voogden dienen voldoende opgeleid en gevormd te worden. 16.1. Voor alle niet-begeleide minderjarigen, ongeachte hun nationaliteit en rekening houdend met de specifieke bepalingen inzake het vrij verkeer van Europese burgers, dient voorzien te worden in een wettelijke vertegenwoordiging. Concreet beveelt de Task Force hierbij aan om een specifiek voogdijsysteem voor niet-begeleide Europese minderjarigen uit te werken.
19
We verwijzen hiervoor ook naar de afspraken zoals vastgelegd in de Omzendbrief inzake de invoering van een multidisciplinaire samenwerking met betrekking tot de slachtoffers van mensenhandel en/of van bepaalde zwaardere vormen van mensensmokkel dd. 26.09.08 (publicatie 31.10.2008), naar de op til zijnde herwerking van de Omzendbrief nr. col 1/2007 van het College van Procureurs-generaal bij de Hoven van Beroep - Betreft: Mensenhandel - Ministeriële richtlijn inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid betreffende mensenhandel en naar de initiatieven van de Interdepartementale Coördinatiecel ter bestrijding van mensenhandel en zwaardere vormen van mensensmokkel in dit verband.
66
Deel IV: Aanbevelingen
16.2. Alle niet-begeleide minderjarigen dienen op zo kort mogelijke termijn een voogd toegewezen te krijgen, ook bijvoorbeeld voor minderjarigen van wie vermoed wordt dat ze op doortocht zijn naar een ander Europees land. 16.3. Alle voogden dienen, voornamelijk in voortgezette vormingsmodules, specifieke vorming en opleiding te krijgen inzake detectie, identificatie en doorverwijzing van (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere vormen van misbruik bij de door hen begeleide minderjarigen.
De Task Force richt deze aanbevelingen tot de Minister van Justitie om deze op korte tot middellange termijn te realiseren.
AANBEVELING 17: Het creëren van waarborgen tegen recuperatie van de minderjarigen en het nemen van initiatieven om verdwijnen van minderjarigen tegen te gaan zijn noodzakelijk om de risico’s op mensenhandel en andere misbruiksituaties te verminderen. 17.1. Bij het uitwerken van een langetermijnperspectief voor een minderjarig (potentieel) slachtoffer van mensenhandel dienen de risico’s om (opnieuw) slachtoffer worden van mensenhandel zo klein mogelijk gehouden worden. 17.2. De Task Force stelt vast dat er uit de opvangcentra voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen heel wat minderjarigen verdwijnen, een aantal van hen mogelijk slachtoffer van mensenhandel. Naast de aanbeveling met betrekking tot het nauwgezet en zo vlug mogelijk registreren van de identificatiegegevens van de aangetroffen minderjarigen (cf. aanbeveling 2) en de aanbevelingen met betrekking tot de huidige opvangstructuren (cf. aanbevelingen 15 en 16) dienen er specifieke initiatieven ontwikkeld te worden met betrekking tot deze problematiek van verdwijningen om de risico’s op misbruik / mensenhandel zo veel mogelijk te beperken. Het huidige samenwerkingsprotocol tussen Child Focus, Fedasil (OOC Steenokkerzeel & Neder-over-Heembeek), politie en parket Brussel, Dienst Vreemdelingen en Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen inzake afspraken in het kader van verdwijningen van NBMV uit de OOC’s kan hiertoe een inspiratiebron zijn. Het verdient dan ook aanbeveling dat dit samenwerkingsprotocol, mits positieve evaluatie, uitgebreid wordt tot andere regio’s, indien mogelijk zelfs op landelijke schaal.
Deze aanbevelingen worden geadresseerd aan alle bevoegde Ministeries en overheidsdiensten en dienen op zo kort mogelijke termijn gerealiseerd te worden.
67
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 6: BIJ TERUGKEER NAAR HET LAND VAN HERKOMST OF EEN DERDE LAND
AANBEVELING 18: Bij een (mogelijke) terugkeer van een minderjarig (potentieel) slachtoffer van mensenhandel of van een andere misbruiksituatie naar het land van herkomst of naar een derde land dient een voldoende risk assessment, met het inbouwen van voldoende waarborgen en opvolging na terugkeer, te garanderen dat de minderjarige na terugkeer niet (opnieuw) slachtoffer wordt van een misbruiksituatie. 18.1. Bij het in overweging nemen van een mogelijke terugkeer van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel naar het land van herkomst of een derde land dienen voldoende waarborgen te worden ingebouwd tegen mogelijke recuperatie of tegen slachtofferschap inzake mensenhandel of een andere misbruiksituatie. Dit betekent op de eerste plaats dat er bij het in overweging nemen van een terugkeer met garanties op opvang en op zorg (“prise en charge”) steeds een degelijke inschatting dient te gebeuren van de risico’s die een minderjarige (potentieel) loopt om (al dan niet opnieuw) slachtoffer te worden van mensenhandel of een andere misbruiksituatie. Deze inschatting dient te gebeuren op basis van informatie uit verschillende bronnen uit het land van herkomst (overheidsinstanties, nongouvernementele organisatie, familiale context,…) en verschillende bronnen uit de huidige leef- en begeleidingscontext van de minderjarige (voogd, opvangcentrum, Belgische overheidsdiensten, politie,…). Hierbij dient gestreefd te worden naar een consensus inzake de beslissing om de minderjarigen al dan niet te laten terugkeren naar het land van herkomst. Bij terugkeer dient de minderjarige en zijn leefsituaties gedurende langere termijn opgevolgd te worden ter plaatse. Hierin dienen niet enkel Belgische overheidsinstanties (consulaten / ambassades) een rol te spelen (zie ook 20 het samenwerkingsprotocol tussen DVZ en FOD Buitenlandse Zaken ), maar er dient ook uitgebreid en veelvuldig samengewerkt te worden met plaatselijke overheden en niet-gouvernementele organisaties in het land van terugkeer.
De Task Force richt deze aanbeveling naar de Staatssecretaris en Minister bevoegd voor het Migratieen Asielbeleid, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Justitie. Bijkomend spelen de Dienst Vreemdelingenzaken en de Dienst Voogdij een centrale rol. Deze aanbeveling kan op korte tot middellange termijn gerealiseerd worden.
20
Dit betreft het “Samenwerkingsakkoord tussen de diplomatieke posten (FOD Buitenlandse Zaken) en de Dienst Vreemdelingenzaken (FOD Binnenlandse Zaken) in het kader van de zoektocht naar een duurzame oplossing voor de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV’s)”. Dit protocol regelt de mogelijkheid tot rechtstreekse samenwerking tussen diplomatieke posten en de Dienst Vreemdelingen (waar dit vroeger steeds via de FOD Buitenlandse Zaken diende te gebeuren) inzake het zoeken naar een duurzame oplossing voor nietbegeleide minderjarige vreemdelingen (in concreto gaat het hier onder meer om het verkrijgen van informatie inzake de familiale situatie van de niet-begeleide minderjarige vreemdeling in zijn/haar land van herkomst).
68
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 7: SENSIBILISERING, OPLEIDING, VORMING EN TRAINING
AANBEVELING 19: Gerichte en doorgedreven sensibiliserings-, opleidings-, vormings- en trainingsinitiatieven op Belgisch, Europees en internationaal niveau zijn noodzakelijk om alle betrokken actoren voldoende bewust te maken van de problematiek en eveneens voldoende informatie te verschaffen. Detectie, identificatie en adequate opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van kinderhandel en andere situaties van misbruik kan pas op een goede manier verlopen indien de betrokken actoren voldoende geïnformeerd en gevormd zijn. Sensibiliseringsacties in diverse vormen en modaliteiten – intensieve vormingen, training, studiedagen, affichecampagnes,… - zijn dan ook onontbeerlijk om de detectie, identificatie en opvolging van minderjarige slachtoffers op een goede manier te realiseren. Concreet betekent dit dat alle actoren die op één of andere manier met de doelgroep van “alleenreizende minderjarigen” in contact komen op afdoende wijze dienen geïnformeerd, gevormd en gesensibiliseerd te worden. Hoewel heel wat van de betrokken actoren reeds over bijzonder veel know-how beschikken, vaak op diverse terreinen, wordt vastgesteld dat er toch nog veel noden zijn aan bijkomende sensibiliseringsinitiatieven. Hierbij is er vooral nood aan initiatieven die binnen een multidisciplinair forum georganiseerd worden. Dit is noodzakelijk om er voor te zorgen dat actoren meer op de hoogte worden gebracht van de werkwijzen en de perspectieven van de andere actoren. Dit kan er op zijn beurt toe leiden dat de eigen werkwijze beter kan afgestemd worden op de werkwijzen van andere actoren en er zo meer samenwerking en coördinatie tussen de verschillende actoren wordt gerealiseerd. De werkgroep beveelt daarom aan om twee specifieke multidisciplinaire initiatieven (studiedag en opleiding via OFO) te organiseren en daarnaast binnen elk voorgesteld actorspecifiek vormingsinitiatief ook aandacht te hebben voor een multidisciplinaire benadering. Naast de focus op specifieke vormingsinitiatieven ten aanzien van een aantal professionele actoren die betrokken zijn bij de doelgroep dienen ook initiatieven te worden genomen om een grootschalige sensibiliseringscampagne uit te bouwen, waarbij enerzijds ‘vervoerders’ gesensibiliseerd worden (luchtvaartmaatschappijen, rederijen, transportsector,…) en anderzijds ook het grote publiek bewust gemaakt wordt van de mogelijke risico’s die kinderen die alleen reizen kunnen lopen. Een affichecampagne in luchthavens, langs autosnelwegen, op grote parkings en in grote spoorwegstations is hiervoor een aangewezen middel.
19.1. Er dient een affichecampagne te worden gelanceerd om “vervoerders” die actief zijn in lucht-, zee-, spoor- en wegtransport én het grote publiek bewust te maken van de risico’s die alleenreizende minderjarigen kunnen lopen en hen op de hoogte te stellen van wat zij hier dan mee kunnen doen. 19.2. Er dient een studiedag georganiseerd te worden die openstaat voor alle actoren die 21 betrokken zijn bij de doelgroep van alleenreizende minderjarigen, waaronder : - Dienst Vreemdelingenzaken 21
In willekeurige volgorde.
69
Deel IV: Aanbevelingen
-
Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen lokale politie federale politie, met bijzondere focus op grenscontrole-eenheden en dir-juds actoren die instaan voor de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, van Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand en van minderjarige slachtoffers van mensenhandel - federale overheden, met bijzondere aandacht voor FOD Buitenlandse Zaken, FOD Justitie, FOD Mobiliteit - gerechtelijke actoren, met bijzondere focus op Procureurs des Konings, referentiemagistraten mensenhandel, jeugdmagistraten en jeugdrechters - luchthavenautoriteiten, -exploitanten en –beveiliging - luchtvaart- en handelingmaatschappijen - gemeentes. Inhoudelijk dient deze studiedag te focussen op: 1) het traject van een alleenreizende minderjarige, 2) mogelijke indicatoren die kunnen wijzen op kinderhandel en andere situaties van misbruik, 3) de specifieke rol van elk actor in de detectie, identificatie, registratie, doorverwijzing, opvang en begeleiding van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties.
19.3. Er dient via het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO; FOD Personeel en Organisatie) een specifieke opleiding (bv. ‘specifieke gecertificeerde opleiding’ of ‘vorming op maat’) te worden aangeboden rond de detectie, identificatie en opvolging van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties. Gezien het doelpubliek van dit Opleidingsinstituut, haar grote bereik en toegankelijk en haar mogelijkheid tot het aanbieden van multidisciplinaire opleidingen is dit een uitstekend kanaal voor het bereiken van federaal overheidspersoneel. 19.4. Er dienen voor elk actor specifieke vormings- of sensibiliseringsinitatieven te worden aangeboden. Hierbij moet zo veel mogelijk worden aangesloten bij bestaande vormingskanalen. Het aanbod voor deze vormingen en sensibiliseringsinitiatieven dient te vertrekken vanuit een multidisciplinaire benadering en moet zo veel mogelijk inhoudelijk op elkaar afgestemd te worden, zodanig dat alle actoren eenzelfde boodschap krijgen (cf. infra). Hiertoe dient een algemene syllabus te worden ontwikkeld die als basis kan dienen voor de inhoudelijke vormgeving van deze sensibiliseringsinitiatieven. 22
Volgende kanalen zijn het meest aangewezen om deze vorming aan te bieden : Consulaten: o Nota voor consuls (juni 2010) o Consulaire dagen (voorjaar 2011) Politie: o Grenseenheden: opnemen van een specifieke module rond de doelgroep “alleenreizende minderjarigen”, met bijzondere aandacht voor de detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel in de opleiding tot grenscontroleur o Opnemen van een specifieke voortgezette opleiding inzake detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel in het opleidingsaanbod voor politiepersoneel
22
Zie bijlage 3 voor een volledig overzicht van alle gekende mogelijke sensibiliserings- of vormingskanalen per actor.
70
Deel IV: Aanbevelingen
Studiedag georganiseerd door Dienst Vreemdelingenzaken inzake vreemdelingenwetgeving: organisatie van workshop rond detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel o Inforevue: artikel o Nieuwsbrief Mensenhandel: artikel o Beveiligde website van Dienst Vreemdelingenzaken https://gemcom.ibz.be o Websites Federale (www.politie.be) en Lokale Politie (www.lokalepolitie.be) Dienst Vreemdelingenzaken: o Specifieke interne vorming inzake detectie, identificatie en opvolging van (minderjarige) (potentiële) slachtoffers van mensenhandel Gesloten Centra Dienst Vreemdelingenzaken: o Specifieke interne vorming (via de Coördinatiecel Vorming van de Dienst Vreemdelingenzaken) inzake detectie, identificatie en opvolging van slachtoffers van mensenhandel Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen: o Specifieke interne vorming inzake detectie, identificatie en opvolging van (minderjarige) (potentiële) slachtoffers van mensenhandel Gemeentes: o Specifieke vorming georganiseerd door Dienst Vreemdelingenzaken en in samenwerking met Federale Politie rond detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel met speciale aandacht voor plaats van documenten hierin (najaar 2010) o Beveiligde website van Dienst Vreemdelingenzaken https://gemcom.ibz.be Magistratuur: o Specifieke opleiding via het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) inzake detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van (minderjarige) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties Fedasil – opvangaanbod: o Specifieke vorming inzake de detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties voor personeelsleden werkzaam met niet-begeleide minderjarigen (observatie- en oriëntatiecentra, afdelingen voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen) o Specifieke vorming inzake detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties voor alle personeelsleden Andere opvangactoren (Rode Kruis, Vluchtelingenwerk, Lokale Opvanginitiatieven,…): Specifieke initiatieven ten aanzien van alle andere opvangactoren zijn noodzakelijk om ook deze actoren voldoende te sensibiliseren en te vormen inzake detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel. Deze initiatieven dienen in nauw overleg te gebeuren met de betrokken structuren (Rode Kruis, Croix Rouge, Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten, Union des Villes et des Communes,…) Voogden: o Basisopleiding voor voogden: specifieke aandacht voor aspect ‘detectie’ en ‘doorverwijzing’ van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties o Voorgezette opleiding voor voogden: specifieke, doorgedreven opleiding inzake detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties. Transportsector: o Specifieke vormings-/sensibiliseringscampagne naar luchtvaartactoren (luchtvaartmaatschappijen en –autoriteiten, handlingmaatschappijen,…) inzake alleenreizende minderjarigen. Specifieke aandacht dient hierbij te gaan naar het herkennen van bepaalde risico-
o
71
Deel IV: Aanbevelingen
indicatoren, naar implementatie van nieuwe reisdocumenten (bv. parentale toestemming om te reizen) en naar mogelijke mechanismen om (potentiële) risicosituaties aan bevoegde autoriteiten te melden. Het verdient bijzondere aanbeveling dat deze initiatieven zich niet beperken tot het Belgische niveau, maar ook geïmplementeerd worden op Europees en internationaal niveau (bv. via Europese en internationale luchtvaartorganisaties en koepelverenigingen).
Inhoudelijk dient binnen àlle vormingen aandacht te worden besteed aan volgende thema’s (voor een volledige lijst: zie bijlage 3): Doelstelling: Sensibilisering en vorming van betrokken actor om deze te ondersteunen in het kader van een zo goed mogelijke detectie, identificatie en opvolging van (potentiële) minderjarige slachtoffers van misbruiksituaties, in het bijzonder slachtoffers van kinderhandel en –smokkel. Omschrijving fenomeen: definities (o.a. kinderhandel, mensensmokkel, andere vormen van misbruik, niet-begeleide minderjarige vreemdeling, alleenreizende minderjarige,…); meest frequente modi operandi Detectie en identificatie: welke signalen wijzen op (mogelijk) slachtofferschap; registratie van informatie Registratie, doorverwijzing en opvolging: registratie; doorverwijskanalen (kind, informatie); verdwijningen Kennis van procedures en procedurele waarborgen: procedures (o.a. asielprocedure, procedure slachtoffer mensenhandel, voogdij, opvang,…); wie mag/moet wat doen? 19.5. Deze sensibiliseringsinitiatieven dienen niet alleen op Belgisch niveau gerealiseerd te worden, maar gezien de Europese en internationale dimensie van deze problematiek dienen er ook initiatieven te worden genomen om ook op deze niveaus sensibiliserings- en vormingsactiviteiten voor alle betrokken actoren te realiseren.
Deze aanbeveling richt zich naar alle betrokken ministeries en organisaties. De Task Force wil hierbij in het bijzonder aanbevelen om deze initiatieven op een gecoördineerde manier te implementeren, gezien dit de impact van de aangeboden vorming of sensibilisering in belangrijke mate kan verhogen. Deze aanbevelingen kunnen op korte termijn, bij voorkeur voor eind 2011, gerealiseerd worden.
72
Deel IV: Aanbevelingen
THEMA 8: OPVOLGING VAN DE AANBEVELINGEN VAN DE TASK FORCE
AANBEVELING 20: De aanbevelingen van de Task Force dienen voldoende verspreid te worden en ook op zo kort mogelijke termijn geïmplementeerd te worden. Bovendien dienen andere vastgestelde knelpunten, o.m. inzake NMBV, zo snel mogelijk aangepakt te worden. Ten derde dient België haar voortrekkersrol inzake de problematiek van mensenhandel verder uit te bouwen door het nemen van initiatieven op Europees en internationaal niveau – het Belgisch EU-voorzitterschap vormt hier een uitgelezen kans toe. De in dit rapport uitgewerkte aanbevelingen kunnen maar leiden tot een effectief betere bescherming van minderjarigen die alleen reizen wanneer ze ook daadwerkelijk gevolgd worden door concrete initiatieven vanuit de diverse betrokken ministeries, overheidsdiensten en organisaties. De Task Force wenst dan ook expliciet een aantal aanbevelingen te doen met betrekking tot de opvolging van haar eindverslag.
20.1. Het rapport dient voldoende verspreid te worden, zodanig dat de betrokken actoren op het terrein voldoende op de hoogte zijn van het geheel van aanbevelingen (ook diegenen die niet onmiddellijk op de eigen werking betrekking hebben) en het kader waarbinnen de aanbevelingen dienen geplaatst en ook uitgevoerd te worden. 20.2. De in dit rapport gedane aanbevelingen dienen op zo kort mogelijke termijn geïmplementeerd dan wel gerealiseerd te worden. Hierbij dienen alle betrokken Ministeries, overheidsdiensten en andere organisaties de nodige initiatieven te nemen. Het is aangewezen om bij de uitwerking van een aantal aanbevelingen het middenveld en andere betrokken organisaties (o.a. opvangsector, niet-gouvernementele organisaties,…) zo veel mogelijk te betrekken. 20.3. De Task Force stelt vast dat er met betrekking tot de doelgroepen ‘niet-begeleide buitenlandse minderjarigen’ en ‘Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand’ nog heel wat knelpunten zijn die dringend een oplossing behoeven. De Task Force dringt er dan ook op aan om deze knelpunten zo snel als mogelijk aan te pakken, niet in het minst gezien de erg kwetsbare positie van deze minderjarigen, onder meer in het kader van kinderhandel en andere misbruiksituaties. Rekening houdend met de reeds bestaande structuren beveelt de Task Force bovendien met aandrang aan dat het beleid met betrekking tot deze twee doelgroepen op meer gecoördineerde wijze gebeurt dan op dit moment het geval is. Een structureel overleg, met participatie van zowel federale als gemeenschapsoverheden en waarbij er een coördinerende instantie is die een duidelijk mandaat toegewezen krijgt, lijkt hier dan ook aangewezen en noodzakelijk op korte termijn. 20.4. De Task Force beveelt aan dat de Belgische overheid de nodige initiatieven neemt om de hier vastgestelde problematiek en de gedane aanbevelingen ook op het Europese en het internationale forum te brengen. Het Belgische Voorzitterschap van de Europese Unie gedurende de tweede helft van 2010 vormt hier dan ook een erg goede aangelegenheid toe.
73
Deel IV: Aanbevelingen
20.5. Gezien de complexiteit van de problematiek van niet-begeleide minderjarige vreemelingen en Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand en de bij uitstek Europese en internationale dimensies van deze problematieken (Afghaanse minderjarigen die in België worden aangetroffen hebben er al heel vaak een lang traject door diverse Europese landen op zitten). Een gecoördineerde aanpak van deze problematiek op Europees niveau lijkt dan ook een absolute noodzaak om tot een efficiënte en goed op elkaar afgestemde aanpak te komen. De Task Force wil daarom drie aanbevelingen doen: In elke Europese lidstaat dient een Nationale Rapporteur (of een gelijkaardig mechanisme) te worden aangeduid die binnen de eigen lidstaat informatie verzamelt inzake NMBV en SMEV op het eigen grondgebied en aan deze vaststellingen overmaakt aan een overkoepelend Europees coördinatie-orgaan inzake de huidige problematiek van NBMV en SMEK (o.a. informatie inzake aantallen, profiel, aard van de opvang, risico op mensenhandel / -smokkel,…). Er dient een Europees overkoepelend orgaan te worden aangesteld die de informatie van de verschillende Nationale Rapporteurs uit de Europese lidstaten verzamelt, integreert en analyseert. Er dient een Expertengroep Niet-begeleide Minderjarigen te worden opgericht die, naar analogie met de Expertengroep Mensenhandel, adviezen uitbrengt inzake de Europese aanpak van de problematiek inzake niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en Europese nietbegeleide minderjarigen in kwetsbare toestand. Deze aanbevelingen dienen bij voorkeur een start te nemen tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010. Deze aanbevelingen zijn gericht naar alle in deze materie betrokken Ministerie en overheidsdiensten, zowel op federaal als gemeenschapsniveau en kunnen reeds op korte tot middellange termijn worden aangepakt. De aanbevelingen met betrekking tot het Europese en internationale niveau dienen meegenomen te worden naar het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie in de tweede helft van 2010 en dienen ook nadien nog ondersteund te worden vanuit Belgische hoek.
74
Bijlagen
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4
Leden van de Task Force Overzicht van de aanbevelingen van het onderzoek van Child Focus & FGP Airport Eindverslag van de Werkgroep Sensibilisering Voorstel tot wijziging van de “procedure UM” aan ECAC
75
Bijlagen
BIJLAGE 1:
SAMENSTELLING TASK FORCE ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN23
Voorzitter: Ilse Derluyn, Vakgroep Orthopedagogiek, Universiteit Gent
Wim Bontinck, Dienst Mensenhandel, Federale Politie Nancy Bracke, Dienst Grensinspectie, Dienst Vreemdelingenzaken Willy Bruggeman, Benelux Universitair Centrum Hanne Claus, Child Focus Aurélie Czekalski, Kabinet Migratie- en Asielbeleid (Min. Turtelboom) Aintzane de Aguirre, UNHCR Paul De Backer, DGA/DAO Immigratie en Grenscontrole, Federale Politie Hedwige de Biourge, Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen Steven De Canck, Kabinet Migratie- en Asielbeleid (Staatssecretaris Wathelet) Christel De Craim, Dienst Strafrechtelijk Beleid, FOD Justitie Jacqueline Devreux, Parket-Generaal Brussel Elisabeth Dewil, Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen Bernard Georis, Dienst Voogdij, FOD Justitie Kristine Goossens, Kabinet Migratie- en Asielbeleid (Staatssecretaris Wathelet) Frank Felix, Dienst Migratie, FOD Buitenlandse Zaken Eric Hazard, DGA/DAO Immigratie en Grenscontrole, Federale Politie Maarten Hoet, Directoraat-Generaal Luchtvaart, FOD Mobiliteit Anne Kestemont, Fedasil Kristine Kloeck, Child Focus Vincent Macq, Kabinet Justitie Christine Pelfrene, Kabinet Migratie- en Asielbeleid (Min. Turtelboom) Jean-François Minet, Dienst voor Strafrechtelijk Beleid, FOD Justitie Jan Neyskens, Dienst Grensinspectie, Dienst Vreemdelingenzaken Thomas Pauwels, UNHCR Philippe Pede, Dienst Voogdij, FOD Justitie Linda Peeters, Dienst Grensinspectie, Dienst Vreemdelingenzaken Renée Raymaekers, Cel Niet-begeleide Minderjarige Vreemdelingen en Slachtoffers van Mensenhandel, Dienst Vreemdelingenzaken Ellen Stassart, Child Focus Jérôme Toussaint, Dienst Migratie, FOD Buitenlandse Zaken Gemma Van den Berghe, Vaste Commissie van de Lokale Politie Mathilde Vanderstegendeschrieck, Dienst voor Strafrechtelijk Beleid, FOD Justitie Edmond Vanhonsebrouck, Dienst Visa, FOD Buitenlandse Zaken Sven Van Loo, Dienst Grensinspectie, Dienst Vreemdelingenzaken Colette Van Lul, Studiedienst, Dienst Vreemdelingenzaken Tony Verachtert, FGP Airport, Federale Politie
23
Sommige hier vermelde leden namen enkel deel aan één van de subgroepen van de Task Force of aan een deel van de werkzaamheden van de Task Force.
76
Bijlagen
BIJLAGE 2:
OVERZICHT AANBEVELINGEN ONDERZOEK ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN CHILD FOCUS – FGP AIRPORT – KBS AANBEVELING
1. ALGEMEEN De Belgische overheid dient op vlak van alleenreizende minderjarigen een aantal initiatieven te ontwikkelen, die de voortrekkersrol van België versterken. Er is nood aan een betere afstemming van alle actoren die op het terrein actief betrokken zijn bij de problematiek van alleenreizende II, IV.3.2, IV.3.3, IV.4.2. minderjarigen (politionele overheden, parket, Child Focus, Dienst Vreemdelingenzaken, de Dienst Voogdij en/of de voogd in concreto, de opvangcentra, de federale en gemeenschapscentra,…). Samenwerkingsprotocollen zijn aangewezen teneinde de samenwerking tussen de diverse actoren te optimaliseren en de bevoegdheden en II, IV.3.2, IV.3.3, IV.4.2, modus operandi van elke actor scherp te stellen. Permanente samenwerking is primordiaal om snel en efficiënt te kunnen reageren bij vermoedens van potentieel slachtofferschap van mensensmokkel/-handel of enig ander risico voor de minderjarige. Niet enkel samenwerking tussen de gerechtelijke en politionele overheden dient geoptimaliseerd te worden, maar ook deze met de andere betrokken partijen, zoals de opvangcentra, sociale diensten, NGO’s, enz. en dit zonder afbreuk te doen aan de eigenheid en deontologie van elke actor. De uitvoering van de maatregelen moet vanuit de overheid door een multidisciplinair team onder leiding van een coördinator opgevolgd worden. IV.4.7 Evaluaties zijn nodig om continu te streven naar kwaliteitsverbetering. I.
2. PREVENTIE EN SENSIBILISATIE 2.1 Wetgeving en specifieke omzendbrief Een specifieke omzendbrief vanuit de Belgische overheid moet het mogelijk maken om de problematiek van alleenreizende minderjarigen te kaderen, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden te regelen en de afstemming tussen de actoren in kaart te brengen en te verbeteren. Een definiëring van de problematiek van alleenreizende minderjarigen en van de diverse actoren betrokken bij deze problematiek, alsook hun II. bevoegdheden is aan de orde. Er is nood aan een nationale en internationale verplichting om minderjarigen over eigen reisdocumenten te laten beschikken. IV.2.2.2.a) Er is nood aan het invoeren van een uniforme registratie van alleenreizende minderjarigen, afdwingbaar op internationaal, nationaal en regionaal IV.2.1.2, IV.2.2.2.c), vlak, omdat de burgerluchtvaart bij uitstek een internationaal fenomeen is, opdat ook alleenreizende minderjarigen die ouder dan twaalf jaar en IV.3.1 jonger dan achttien jaar zijn als minderjarigen kunnen gedetecteerd worden. Dit omvat twee niveaus van registratie: ▪ In het reisdossier moet door de luchtvaartmaatschappijen leeft vermeld worden ▪ Alle alleenreizende minderjarigen dienen in België op uniforme wijze te worden geregistreerd. Het is aan de wetgever om vast te leggen welke organisaties deze registratie voor hun rekening nemen en wie de moederverantwoordelijke is voor gegevens; Ook de overdracht van en toegang tot de informatie dient zo efficiënt mogelijk geregeld te worden. Er is nood aan een gedetailleerde risk assessment met inbreng van de verschillende partners, om potentiële gevallen van misbruik beter en IV.2.1.3, IV.3.3, IV.3.9, sneller te detecteren, te bepalen en te bestrijden, waarbij de overheid de relevante indicatoren voor elke partner bepaalt op basis van diens II, IV.4.1
77
Bijlagen
IV.4.5 IV.2.2.2.b)
IV.3.3, IV.3.6 IV.2.2.3.b) IV.2.2.3.b) IV.2.1.7, IV.2.2.3.a)
takenpakket. In België moet een schriftelijke ouderlijke toestemming afdwingbaar gemaakt worden, aan de hand van een document waarin de ouder of de wettelijke voogd aangeeft dat zijn of haar minderjarig kind, de toestemming krijgt om alleen te reizen, al dan niet vergezeld door een derde wiens identiteit in het document vermeld wordt. Dit document dient gelegaliseerd te worden door de bevoegde autoriteit en dient verplicht afgestempeld te worden, zowel bij vertrek als bij aankomst. De verplichting over dergelijk document te beschikken, zou afdwingbaar moeten gemaakt worden op internationaal vlak. Ten minste zou België de verplichting moeten opleggen aan (ouders van) buitenlandse kinderen die alleen naar België afreizen, om aan dezelfde voorwaarden van ouderlijke toestemming te voldoen. Het vastleggen van een bevoegde overheid bij geschillen is dringend nodig De Belgische wetgever dient erover te waken dat het naleven van de interne procedures van de luchtvaartmaatschappijen, zoals vastgelegd in de IATA-normen, afdwingbaar wordt gemaakt op internationaal niveau. De standaarden voor goede praktijken van IATA dienen geharmoniseerd te worden Een informatiecampagne, gericht naar de luchtvaartmaatschappijen en bonafide reizigers, moet het belang van deze procedures en van een degelijke detectie in het licht stellen.
2.2. Misbruik van authentieke, maar op frauduleuze wijze verworven documenten IV.1.1, IV.1.2, De bevoegde ministeries van Binnenlandse en Buitenlandse zaken dienen een richtlijn te ontwikkelen om gebruik/misbruik van authentieke maar op frauduleuze wijze verworven documenten te voorkomen, met participatie van alle overheden en diensten die identiteits- of IV.1.3 verblijfsdocumenten afgeven.
2.3. Luchthavenprocedures IV.2.2.1 IV.2.1.3, IV.2.1.4
Een duidelijke, eenvormige en schriftelijk vastgelegde procedure van het traject dat de alleenreizende minderjarige doorloopt, moet op punt worden gesteld en verplichtend opgelegd worden aan alle betrokken diensten in België. Alle betrokken actoren op de luchthaven moeten gesensibiliseerd worden voor de problematiek van alleenreizende minderjarigen, met aandacht voor kinderrechten, multiculturalisme, risicofactoren en signalen van potentieel slachtofferschap mensenhandel/-smokkel, traumaverwerking, diverse vormen van uitbuiting, etc. en dit via een degelijke initiële en permanente vorming. Een intense samenwerking van de actoren, gekoppeld aan het opstellen van een actieplan en een timing is vereist.
2.4 Procedure UM IV.2.2.3.a) IV.2.2.3.a) IV.2.1.5 IV.2.1.3, IV.2.1.4, IV.2.1.5
Een uniformisering van documenten en procedures voor Unaccompanied Minors is aangewezen. De leeftijd voor verplichte begeleiding dient te worden opgetrokken tot 14 jaar; Bijkomende vraagstelling door de bevoegde actoren is aangewezen over onder andere de afhaler, het reismotief, het verblijfsadres en de bestemming van Unaccompanied Minors. Maatregelen zijn nodig om het begeleidend personeel van de handelingmaatschappij te stimuleren, om signalen te herkennen inzake interactie tussen de Unaccompanied Minor en diens afhaler. Bij de geringste twijfel inzake de afhaler, moet de Federale Politie op de luchthaven erbij worden gehaald;
3. OPSPORING IV.2.1.3, IV.2.1.4
Om het risico van alleenreizende minderjarigen op slachtofferschap van mensenhandel en mensensmokkel te verminderen moeten politiemensen op de verschillende sleuteldiensten de know-how hebben om risicosituaties te detecteren, mogelijke slachtoffers te identificeren en het onderzoek in het belang van de alleenreizende minderjarige te voeren. Hiertoe dienen zij over voldoende capaciteit en praktische mogelijkheden te beschikken.
78
Bijlagen
IV.4.3 IV.2.2.4 IV.2.2.2.d)
IV.2.1.4, IV.2.1.5, IV.3.2 IV.3.4
IV.3.5
Er is nood aan een overzicht per land m.b.t. de organisaties die bevoegd zijn voor specifieke problemen in het belang van het kind, dit om de multidisciplinaire aanpak te bevorderen. Het uitwerken en implementeren van een informatiegestuurde recherche voor de detectie, de identificatie en het onderzoek naar de alleenreizende minderjarigen als potentiële slachtoffers van mensenhandel en –smokkel in de Schengenzone is aangewezen. Passagiersinformatie moet door de diverse luchtvaartmaatschappijen voor de bevoegde overheden toegankelijk gemaakt worden om a priori een risk assessment te kunnen uitvoeren en op basis van PNR (Passenger Name Record) zowel op tactisch als op operationeel vlak risicoprofielen te detecteren. Meer waakzaamheid is geboden inzake de band van een minderjarige met zijn begeleider. Indien de aangegeven verwantschap onvoldoende duidelijk is of indien er twijfels bestaan over de intenties van de begeleider, is verder onderzoek aangewezen. Dit impliceert dat niet-politionele actoren de hulp en expertise van de Federale Politie op de luchthaven systematisch dienen in te roepen. Om secundair slachtofferschap te vermijden, zijn gespecialiseerde opleidingen inzake kinderverhoor aangewezen. De aanwezigheid van een psycholoog is noodzakelijk telkens er twijfels bestaan over potentieel slachtofferschap mensenhandel. Verklaringen hieromtrent mogen niet afgedwongen worden. Dit verhoor moet gebeuren in aanwezigheid van een tolk die de moedertaal van de minderjarige spreekt en een vertrouwenspersoon, i.e. de voogd indien mogelijk. Een uniforme, gestandaardiseerde en eenduidige procedure dient ontwikkeld te worden om de administratieve werklast van de betrokken actoren te minimaliseren. Er is nood aan een efficiënte, snelle opvolging door de lokale overheden om de waarachtigheid van initieel afgelegde verklaringen na te gaan en potentiële gevallen mensenhandel en smokkel van nabij op te volgen (door bv. na te gaan of het opgegeven verblijfsadres wel correct is en de minderjarige er daadwerkelijk verblijft). Dit in navolging van het KB van 14.11.2006 betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie, dat de administratieve taakverdeling van de politie beperkt.
4. OPVANG EN ROL VOOGD IV.1.4, IV.3.6
IV.2.1.3, IV.2.1.4
Wij pleiten voor een beveiligde vorm van opvang indien de risk assessment uitwijst dat er bijzondere risico’s zijn op mensenhandel, mensensmokkel of enig ander risico voor de veiligheid van het kind (bv. technopreventieve maatregelen, pedagogisch concept) (cf. Juna, Minor Ndako en Esperanto). Dergelijke aanpassingen zijn nodig voor alle centra die instaan voor de eerste opvang van NBMV, in het bijzonder voor de observatie- en oriëntatiecentra te Steenokkerzeel en Neder-Over-Heembeek. Het gaat hier voornamelijk om het creëren van een pedagogisch klimaat dat toelaat de minderjarige voldoende nabij op te volgen. Dit vereist een voldoende uitgebreid en opgeleid personeelskader, werken in kleine leefgroepen, een aangepaste infrastructuur, enzovoort. De nodige middelen en personeel dienen hiertoe ter beschikking te worden gesteld. Een degelijke initiële en permanente vorming van voogden is aangewezen, waarin de (h)erkenning van risicofactoren en mogelijke signalen van mensensmokkel/-handel worden benadrukt en waar de focus ligt op verschillende vormen van uitbuiting.
5. ONDERZOEK IV.4.6
Er is nood aan verder onderzoek naar de problematiek van alleenreizende minderjarigen zowel in België als op Europees en internationaal vlak.
79
Bijlagen
BIJLAGE 3:
EINDVERSLAG WERKGROEP SENSIBILISERING TASK FORCE ALLEENREIZENDE MINDERJARIGEN 1.
KADER
1.1 Doelstelling De werkgroep sensibilisering van de Task Force Alleenreizende Minderjarigen heeft als doelstelling een antwoord te bieden op de vastgestelde noden tot training, vorming en sensibilisering van actoren 24 die een rol spelen in de detectie, identificatie en opvolging van alleenreizende minderjarigen die (mogelijk) een risico lopen om slachtoffer te worden van mensenhandel, ernstige vormen van mensensmokkel en andere vormen van misbruik. 1.2 Samenstelling De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van Child Focus, Dienst Vreemdelingenzaken, Fedasil, Federale Politie, FOD Buitenlandse Zaken, FOD Justitie, FOD Mobiliteit, Kabinet Migratie- en Asielbeleid, Lokale Politie, UNHCR. 1.3 Werkzaamheden De werkgroep is gedurende de periode juli 2009 – maart 2010 zes keer samengekomen. Tijdens deze bijeenkomsten werden voor de verschillende actoren mogelijke en prioritaire vormings- en sensibiliseringskanalen geïdentificeerd en werd per elke actor een aantal inhoudelijke noden inzake vorming / sensibilisering met betrekking tot het voorliggende thema geïdentificeerd.
2.
AANBEVELINGEN
Detectie, identificatie en adequate opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van kinderhandel en andere situaties van misbruik kan pas op een goede manier verlopen indien de betrokken actoren voldoende geïnformeerd en gevormd zijn. Sensibiliseringsacties in diverse vormen en modaliteiten – intensieve vormingen, training, studiedagen, affichecampagnes,… - zijn dan ook onontbeerlijk om de detectie, identificatie en opvolging van minderjarige slachtoffers op een goede manier te realiseren. Concreet betekent dit dat alle actoren die op één of andere manier met de doelgroep van “alleenreizende minderjarigen” in contact komen op afdoende wijze dienen geïnformeerd, gevormd en gesensibiliseerd te worden. Hoewel heel wat van de betrokken actoren reeds over bijzonder veel know-how beschikken, vaak op diverse terreinen, wordt vastgesteld dat er toch nog veel noden zijn aan bijkomende sensibiliseringsinitiatieven. Hierbij is er vooral nood aan initiatieven die binnen een multidisciplinair forum georganiseerd worden. Dit is noodzakelijk om er voor te zorgen dat actoren meer op de hoogte worden gebracht van de werkwijzen en de perspectieven van de andere actoren. Dit kan er op zijn beurt toe leiden dat de eigen werkwijze beter kan afgestemd worden op de werkwijzen van andere actoren en er zo meer samenwerking en coördinatie tussen de verschillende actoren wordt gerealiseerd. De werkgroep beveelt daarom aan om twee specifieke multidisciplinaire initiatieven (studiedag en opleiding via OFO) te organiseren en daarnaast binnen elk voorgesteld actorspecifiek vormingsinitiatief ook aandacht te hebben voor een multidisciplinaire benadering. 24
“Opvolging” verwijst naar het gehele proces van registratie doorverwijzing opvolging (eventueel) begeleiding en opvang.
80
Bijlagen
Naast de focus op specifieke vormingsinitiatieven ten aanzien van een aantal professionele actoren die betrokken zijn bij de doelgroep dienen ook initiatieven te worden genomen om een grootschalige sensibiliseringscampagne uit te bouwen, waarbij enerzijds ‘vervoerders’ gesensibiliseerd worden (luchtvaartmaatschappijen, rederijen, transportsector,…) en anderzijds ook het grote publiek bewust gemaakt wordt van de mogelijke risico’s die kinderen die alleen reizen kunnen lopen. Een affichecampagne in luchthavens, langs autosnelwegen, op grote parkings en in grote spoorwegstations is hiervoor een aangewezen middel.
2.1 Er dient een affichecampagne te worden gelanceerd om “vervoerders” die actief zijn in lucht-, zee-, spoor- en wegtransport én het grote publiek bewust te maken van de risico’s die alleenreizende minderjarigen kunnen lopen en op de hoogte te stellen van wat zij hier dan mee kunnen doen. 2.2 Er dient een studiedag georganiseerd te worden die openstaat voor alle actoren die 25 betrokken zijn bij de doelgroep van alleenreizende minderjarigen, waaronder : - Dienst Vreemdelingenzaken - lokale politie - federale politie, met bijzondere focus op grenscontrole-eenheden en dir-juds - actoren die instaan voor de opvang en begeleiding van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, van Europese niet-begeleide minderjarigen in kwetsbare toestand en van minderjarige slachtoffers van mensenhandel - federale overheden, met bijzondere aandacht voor FOD Buitenlandse Zaken, FOD Justitie, FOD Mobiliteit - gerechtelijke actoren, met bijzondere focus op Procureurs des Konings, referentiemagistraten mensenhandel, jeugdmagistraten en jeugdrechters - luchthavenautoriteiten, -exploitanten en –beveiliging - luchtvaart- en handelingmaatschappijen - gemeentes. Inhoudelijk dient deze studiedag te focussen op: 1) het traject van een alleenreizende minderjarige, 2) mogelijke indicatoren die kunnen wijzen op kinderhandel en andere situaties van misbruik, 3) de specifieke rol van elk actor in de detectie, identificatie, registratie, doorverwijzing, opvang en begeleiding van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties. 2.3 Er dient via het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO; FOD Personeel en Organisatie) een specifieke opleiding (bv. ‘specifieke gecertificeerde opleiding’) te worden aangeboden rond de detectie, identificatie en opvolging van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties. Gezien het doelpubliek van dit Opleidingsinstituut, haar grote bereik en toegankelijk en haar mogelijkheid tot het aanbieden van multidisciplinaire opleidingen is dit een uitstekend kanaal voor het bereiken van federaal overheidspersoneel. 2.4 Er dienen voor elk actor specifieke vormings- of sensibiliseringsinitatieven te worden aangeboden. Hierbij moet zo veel mogelijk worden aangesloten bij bestaande vormingskanalen. Het aanbod voor deze vormingen en sensibiliseringsinitiatieven dient te vertrekken vanuit een multidisciplinaire benadering en moet zo veel mogelijk inhoudelijk op elkaar afgestemd te worden, zodanig dat alle actoren eenzelfde boodschap krijgen (cf. infra). Hiertoe dient een algemene syllabus
25
In willekeurige volgorde
81
Bijlagen
te worden ontwikkeld die als basis kan dienen voor de inhoudelijke vormgeving van deze sensibiliseringsinitiatieven. 26
Volgende kanalen zijn het meest aangewezen om deze vorming aan te bieden : Consulaten: o Nota voor consuls (juni 2010) o Consulaire dagen (voorjaar 2011) Politie: o Grenseenheden: opnemen van een specifieke module rond de doelgroep “alleenreizende minderjarigen”, met bijzondere aandacht voor de detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel in de opleiding tot grenscontroleur o Opnemen van een specifieke voortgezette opleiding inzake detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel in het opleidingsaanbod voor politiepersoneel o Studiedag georganiseerd door Dienst Vreemdelingenzaken inzake vreemdelingenwetgeving: organisatie van workshop rond detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel o Inforevue: artikel o Nieuwsbrief Mensenhandel: artikel o Beveiligde website van Dienst Vreemdelingenzaken https://gemcom.ibz.be o Websites Federale (www.politie.be) en Lokale Politie (www.lokalepolitie.be) Dienst Vreemdelingenzaken: o Specifieke interne vorming inzake detectie, identificatie en opvolging van (minderjarige) (potentiële) slachtoffers van mensenhandel Gesloten Centra Dienst Vreemdelingenzaken: o Specifieke interne vorming (via de Coördinatiecel Vorming van de Dienst Vreemdelingenzaken) inzake detectie, identificatie en opvolging van slachtoffers van mensenhandel Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen: o Specifieke interne vorming inzake detectie, identificatie en opvolging van (minderjarige) (potentiële) slachtoffers van mensenhandel Gemeentes: o Specifieke vorming georganiseerd door Dienst Vreemdelingenzaken en in samenwerking met Federale Politie rond detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel met speciale aandacht voor plaats van documenten hierin (najaar 2010) Beveiligde website van Dienst Vreemdelingenzaken https://gemcom.ibz.be o Magistratuur: o Specifieke opleiding via het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO) inzake detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van (minderjarige) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties Fedasil – opvangaanbod: o Specifieke vorming inzake de detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties voor personeelsleden werkzaam met niet-begeleide minderjarigen (observatie- en oriëntatiecentra, afdelingen voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen)
26
Zie bijlage 1 voor een volledig overzicht van alle gekende mogelijke sensibiliserings- of vormingskanalen per actor.
82
Bijlagen
Specifieke vorming inzake detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties voor alle personeelsleden Andere opvangactoren (Rode Kruis, Vluchtelingenwerk, Lokale Opvanginitiatieven,…): Specifieke initiatieven ten aanzien van alle andere opvangactoren zijn noodzakelijk om ook deze actoren voldoende te sensibiliseren en te vormen inzake detectie, identificatie en opvolging van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel. Deze initiatieven dienen in nauw overleg te gebeuren met de betrokken structuren (Rode Kruis, Croix Rouge, Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten, Union des Villes et des Communes,…) Voogden: o Basisopleiding voor voogden: specifieke aandacht voor aspect ‘detectie’ en ‘doorverwijzing’ van minderjarige (potentiële) slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties o Voorgezette opleiding voor voogden: specifieke, doorgedreven opleiding inzake detectie, identificatie, doorverwijzing en opvang van minderjarige slachtoffers van mensenhandel en andere misbruiksituaties. Transportsector: o Specifieke vormings-/sensibiliseringscampagne naar luchtvaartactoren (luchtvaartmaatschappijen en –autoriteiten, handlingmaatschappijen,…) inzake alleenreizende minderjarigen. Specifieke aandacht dient hierbij te gaan naar het herkennen van bepaalde risico-indicatoren, naar implementatie van nieuwe reisdocumenten (bv. parentale toestemming om te reizen) en naar mogelijke mechanismen om (potentiële) risicosituaties aan bevoegde autoriteiten te melden. Het verdient bijzondere aanbeveling dat deze initiatieven zich niet beperken tot het Belgische niveau, maar ook geïmplementeerd worden op Europees en internationaal niveau (bv. via Europese en internationale luchtvaartorganisaties en koepelverenigingen).
o
Inhoudelijk dient binnen àlle vormingen aandacht te worden besteed aan volgende thema’s (voor een volledige lijst: zie bijlage 2): Doelstelling: Sensibilisering en vorming van betrokken actor om deze te ondersteunen in het kader van een zo goed mogelijke detectie, identificatie en opvolging van (potentiële) minderjarige slachtoffers van misbruiksituaties, in het bijzonder slachtoffers van kinderhandel en –smokkel. Omschrijving fenomeen: definities (o.a. kinderhandel, mensensmokkel, andere vormen van misbruik, niet-begeleide minderjarige vreemdeling, alleenreizende minderjarige,…); meest frequente modi operandi Detectie en identificatie: welke signalen wijzen op (mogelijk) slachtofferschap; registratie van informatie Registratie, doorverwijzing en opvolging: registratie; doorverwijskanalen (kind, informatie); verdwijningen Kennis van procedures en procedurele waarborgen: procedures (o.a. asielprocedure, procedure slachtoffer mensenhandel, voogdij, opvang,…); wie mag/moet wat doen?
83
Bijlagen
ADDENDUM 1 BIJ HET EINDVERSLAG VAN DE WERKGROEP SENSIBILISERING: VOLLEDIG OVERZICHT MOGELIJKE SENSIBILISERINGSKANALEN VOOR BETROKKEN ACTOREN ACTOR
KANAAL
FREQUENTIE
BELGISCHE CONSULATEN
Consulaire dagen Vormingsdagen voor visumagenten
Jaarlijks Tweejaarlijks
Nota voor consuls
Juni 2010
Folder rond arbeidsvisa (Interdep. Cel MH/MS)
2010
Basisopleiding Voortgezette opleiding Studiedag vreemdelingenrecht georganiseerd door DVZ
Continu
Grenseenheden
Specifieke vorming grenscontroleur
Trimestrieel
Publicaties & informatiebronnen
Inforevue Infozone Pol Doc Intranet
Continu
Nieuwsbrief Dienst Mensenhandel
Websites Federale (www.politie.be) en Lokale Politie (www.lokalepolitie.be)
Bureau C – Asiel – Min-Teh – Dienst Grensinspectie – Visa – Monitoring Gemeentes Publicaties & informatiebronnen
Interne vormingen
Niet bepaald
Intranet
Continu
Gesloten centra
Interne vorming via Coördinatiecel Vormingen DVZ
Niet bepaald
Interne vorming
Niet bepaald
Vorming door DVZ inzake documenten; ondersteuning door Federale Politie
Eind 2010
POLITIE
DIENST VREEMDELINGENZAKEN
Alle personeelsleden
COMMISSARIAAT-GENERAAL VOOR DE VLUCHTELINGEN EN DE STAATLOZEN GEMEENTES
Alle personeelsleden
Punctueel Jaarlijks
84
Bijlagen
MAGISTRATUUR
OPVANG – FEDASIL
OPVANG – andere
TRANSPORTSECTOR
Jaarlijks
Publicaties & infobronnen
Magistraten
Studiedag voor magistraten rond mensenhandel
Tweejaarlijks
Magistraten Expertisenetwerken mensenhandel
Vorming via IGO Bijeenkomsten
Punctueel Tweemaandelijks
Referentiemagistraten mensenhandel
Coördinatievergaderingen in kader van Col 01/07
Semestrieel
Referentiemagistraten mensenhandel + centra slachtoffers mensenhandel (per parket-generaal)
Coördinatievergadering
Jaarlijks
Publicaties & infobronnen
Intranet & omptranet
Continu
Observatie- en oriëntatiecentra Andere Fedasil-opvangcentra met specifieke AMA-structuur Alle Fedasil-opvangcentra Rode Kruis
Specifieke vorming rond mensenhandel Interne, specifieke vormingen
Punctueel Niet bepaald
Interne, specifieke vormingen Vorming op vrijwillige basis Geen specifieke vorming rond mensenhandel Vorming op vrijwillige basis Geen specifieke vorming rond mensenhandel Basisopleiding
Niet bepaald
Alle voogden
Specifieke ‘pools’ (bv. Zaventem)
Voorgezette opleiding Specifieke vorming
Luchtverkeer
Luchtvaartmaatschappijen: op vraag van luchtvaartmaatschappijen zelf: vorming door DVZ rond valse documenten Handelingmaatschappijen: geen informatie beschikbaar Treinbegeleiders internationale treinen: geen informatie beschikbaar
Lokale opvanginitiatieven VOOGDIJ
Studiedag vreemdelingenrecht georganiseerd door DVZ Website: https://gemcom.ibz.be
Spoorwegverkeer
Continu
Bij voldoende vraag Punctueel Punctueel Punctueel
85
Bijlagen
REIZIGERSPUBLIEK
Wegverkeer Scheepvaartverkeer
Geen informatie beschikbaar Rederijen, bedrijven: geen informatie beschikbaar
Luchthavens, stations, parkings, autowegen,…
Affichecampagne
Continu
Luchthavens, stations, parkings, autowegen,…
Affichecampagne
Continu
86
Bijlagen
ADDENDUM 2 BIJ HET EINDVERSLAG VAN DE WERKGROEP SENSIBILISERING: BASISINHOUD VOOR ALLE SENSIBILISERINGSINITIATIEVEN 1. Doelstelling initiatief Sensibilisering en vorming van betrokken actor om deze te ondersteunen in het kader van een zo goed mogelijke detectie, identificatie en opvolging van (potentiële) minderjarige slachtoffers van misbruiksituaties, in het bijzonder slachtoffers van kinderhandel en –smokkel.
2. Omschrijving van het fenomeen definities: o mensenhandel – kinderhandel – slachtoffers o mensensmokkel o andere vormen van misbruik o niet-begeleide minderjarige vreemdeling; Europese minderjarige in kwetsbare toestand; (minderjarig) slachtoffers van mensenhandel o alleenreizende minderjarige o unaccompanied minor (specifiek voor luchtvaart) meest frequente modi operandi inzake recrutering, overbrenging, huidige leefsituatie in België 3. Detectie & identificatie welke signalen kunnen wijzen op (mogelijk) slachtofferschap van mensenhandel bij minderjarigen, in het bijzonder alleenreizende minderjarigen registratie van informatie 4. Registratie, doorverwijzing & opvolging Op basis van werkzaamheden werkgroep “cartografie” en werkgroep “informatie”: registratie: registratiebronnen en –wijzen en doorgeven van informatie doorverwijskanalen: doorverwijzen van het kind / de jongere doorverwijskanalen: doorgeven van informatie + wat gebeurt met welke informatie verdwijningen van “at risk”-minderjarigen 5. Kennis van procedures & procedurele waarborgen Procedures: asielprocedure, omzendbrief niet-begeleide minderjarige vreemdeling, procedure slachtoffer van mensenhandel, wet op voogdij voor niet-begeleide minderjarige vreemdelingen, reglementering inzake opvang van betrokken doelgroepen Wat mag gedaan worden door welke dienst? (vb. wachten op de voogd, welke informatie wordt gegeven aan de minderjarige,..). 6. Specifieke informatie (niet limitatieve opsomming) Consulaten: visumprocedure (parentale toestemming?); signaaldetectie; opvolging in België + doorgeven van informatie; opvolging bij terugkeer Luchtvaartactoren: Procedure Unaccompanied Minor Gemeentes: modi operandi in ge-/misbruik van valse/vervalste reisdocumenten; opvolging van “at risk”-situaties; doorgeven van informatie; controle van parentale toestemming bij internationaal reizen Politie & justitie: verhoortechnieken voor minderjarigen; taal- en culturele aspecten; psychologische aspecten; registratie van informatie en informatiedoorstroming: voogdijwet.
87
Bijlagen
BIJLAGE 4:
VOORSTEL VOOR ECAC TOT AANPASSEN VAN DE PROCEDURE VOOR “UNACCOMPANIED MINORS”
PROPOSAL FOR THE EUROPEAN CIVIL AVIATION CONFERENCE SUMMARY This paper presents a draft ECAC Information Paper on the procedures used for “Unaccompanied Minors (UM)”, minors who are travelling alone and for whom extra assistance is asked.
ACTIONS TO BE TAKEN Belgium asks the Working Group on Facilitation to consider its proposal to adapt the guidelines for “Unaccompanied Minors” as follows: make the procedure obligatory for all minors under fourteen years of age who are travelling alone; uniform procedure and gadgets; and increase awareness in airline and handling companies for situations of abuse and/or trafficking to ameliorate detection and identification of minor victims of trafficking.
DRAFT INFORMATION PAPER UNACCOMPANIED MINORS (UM)
Introduction As globalisation is growing and travelling worldwide increases, the number of small children travelling without their parents or any other accompanying person also rises considerably. Many parents choose to secure their child’s journey by asking – and paying – for the extra service “Unaccompanied Minor”, involving the minor being accompanied by a crew member or handling company’s member before, during and after the flight. However, this procedure only applies – in most cases – to less then 12 years olds, and different procedures and documents are used by the different airlines and handling companies worldwide. A study carried out in 2007 by Child Focus (the European Center for Missing and Sexually Exploited Children) and the Belgian Federal Police at Brussels Airport showed that this procedure can be a protecting mechanism for minors travelling alone, although the procedure at it stands now has some shortcomings. Moreover, as a Recommended Practice of IATA, it only applies to IATA-members. Thirdly, it is also possible that this procedure is misused to bring minors to other countries for purposes of abuse and/or trafficking. Therefore, to ensure that these “Unaccompanied Minors” who are or might fall into situations of abuse or trafficking are detected and identified as fast as possible, we would like to make following recommendations to the UM-procedure.
88
Bijlagen
What is an UM? An Unaccompanied Minor is a minor (less than 18 years of age) who is travelling alone and for whom the airline and handling companies provide paid assistance before, during and after the flight. The child is accompanied before embarkation by a person of the airline/handling company, is regularly attended during flight by a crew member, and assisted to the arrival room after disembarkation by a handling company. After positive identification of the person awaiting the minor by the handling company’s staff member, the child is handed over to this person. This procedure is generally obliged for minors under twelve years of age, but can be asked for by parents for older minors as well. Parents have to pay for the service.
Actions to be taken This amendments refer to the IATA-regulations as stipulated in the “Passenger Service Conference Resolutions Manual: Recommended Practice 1753 Interline Handling Procedure for Unaccompanied Minors” (p.1022).
Belgium aims at making this “Unaccompanied Minors – Procedure” obligatory for all minors under 14 years of age (instead of 12 years) who are travelling alone, and to enlarge it to all airlines, not only to IATA-members.
Secondly, Belgium aims at using uniform procedures by airline and handling companies (e.g. regarding embarkation and disembarkation procedures of UM’s, identification of the person awaiting the minor,…), and uniform identification gadgets for UM’s (e.g. badge, label, lanyard).
Thirdly, airline and handling companies should be sensitized regarding the possible risks “Unaccompanied Minors” run on becoming victim of abuse or trafficking. Awareness should be raised in order to detect at risk situations, certainly regarding the interaction between the UM and the person awaiting him. If there is any doubt regarding the identity of the person waiting for the UM, or regarding the relationship between this person and the UM, a clear and immediate referral to (police) authorities is needed.
89