Thema Open Monumentendag 2014: Op reis 13/14 september
Op reis met de Open Monumentendag
Op reis laat mensen op 13 en 14 september reizen, over land, over water, door de lucht, door verhalen en door de tijd. De Open Monumentendag maakt van bezoekers dit jaar tijdreizigers, die hun (monumenten)grenzen kunnen verleggen. Het thema Op reis gaat over mobiliteit, over middelen van vervoer, over mobiel erfgoed, over infrastructuur (de wegen, sporen en kanalen), over handel en de gebouwde monumenten die daarbij horen. Op reis gaat ook over de invloed die reizen en vervoer hebben gehad - en nog steeds hebben - op het aanzien van Nederland, de inrichting van het land en de steden, de manier van leven en het forenzen, zoals we dat in Nederland vandaag de dag doen. Maar Op reis gaat ook over plaatsen van aankomst en vertrek, over pleisterplaatsen, over (reis)verhalen, emigratie, toerisme, ontdekkingsreizen, ruimtereizen en verbeelding, niet alleen toen, maar ook nu. De associaties en verwante onderwerpen zijn zo divers, dat elke gemeente in het weekend van 13 en 14 september 2014 zijn eigen draai aan het thema zal geven. 2014 is ook het Jaar van Mobiliteit en Mobiel Erfgoed. Dit was mede de aanleiding voor de Stichting Open Monumentendag om dit jaar voor het thema Op reis te kiezen.
Nederlanders reizigers Nederlanders zijn een reislustig volk. Van alle Europeanen reizen Nederlanders het meest, zowel voor hun werk als voor hun plezier. Nederlanders hebben altijd veel gereisd, eeuwenlang eerst met een economisch doel. Denk aan de VOC en WIC, maar ook alle reizen richting Oostzee, de walvisvaart of de Rusluie uit het Twentse Vriezeveen. Vanaf de zestiende eeuw ontdekten we de hele wereld, met ontdekkingsreizigers als Willem Barentsz, Jacob van Heemskerck en Abel Tasman, maar ook Hendrick Hamel, Jan Huygen van Linschoten en Olivier van Noort, om er een paar te noemen. Met de Vlamingen waren we bovendien eeuwenlang de beste kaartenmakers in de wereld. Binnen Nederland is onze mobiliteit door de eeuwen heen de motor geweest die de delta van een paar rivieren heeft doen uitgroeien tot een welvarend Nederland. De geschiedenis van ons land is vervlochten met zijn ligging aan het water. Het vervoer in binnen- en buitenland ging lang over water; zeilschepen en trekschuiten waren de meest gebruikte vervoersmiddelen. De scheepvaart bloeide en door de VOC en WIC, maar met name door de omvangrijke handel op de Oostzee, maakte in de zeventiende eeuw van de Republiek der Verenigde Nederlanden een maritieme grootmacht. Voor vervoersmiddelen als trekschuiten, zeilschepen en koetsen, en later treinen, koetsen, auto’s en vliegtuigen is in Nederland infrastructuur aangelegd; heel veel infrastructuur. Talloos zijn de kanalen, havens, spoor- en trambanen, stations, haltes, bruggen en verkeerswegen. Nederland heeft de hoogste dichtheid van infrastructuurnetwerken in Europa, een infrastructuur met wereldfaam, waarbij vandaag de dag de Deltawerken, Schiphol en de Rotterdam haven de meeste aandacht trekken. De vormgeving van luchthaven Schiphol, zowel in architectuur als in bewegwijzering, heeft inmiddels talrijke grote internationale vliegvelden tot voorbeeld gediend. Wereldhaven Rotterdam is de grootste en modernste ‘mainport’ van Europa. Maar ook de vervoersmiddelen zelf spreken tot de verbeelding. De scheepsbouw had in de zeventiende eeuw een wereldwijde reputatie - tsaar Peter de Grote kwam zelfs in de leer in Nederland - net zoals de Nederlandse jachtbouw en de bouw van marineschepen die nog steeds heeft. De vliegtuig-erfenis van Fokker en Koolhoven is aansprekend en met het bezit van klassieke auto’s zit Nederland hoog in de internationale top. Om de comités op ideeën te brengen voor hun Open Monumentendag, worden hieronder per type infrastructuur voorbeelden genoemd, waarvan enkele nader beschreven. Het document eindigt met tips & tricks.
2
Vervoer over water
-
Vervoersmiddelen: (zeil)schepen, trekschuiten, (veer)pont
-
Infrastructuur: kanalen, (trek)vaarten, rivieren, bruggen, gemalen, stuwen, sluizen, jaagpaden met rolpalen, kades en veerstoepen, ontginningen
-
Scheepvaartbedrijven en maatschappijen: kantoren, aankomst- en vertrekhallen, quarantainegebouwen, landverhuizershotel, veerhuizen, rederijen
-
Op- en overslagvoorzieningen: entrepotdok, loodsen, pakhuizen, silo’s
-
Vuurtorens, lichtopstanden en andere markeringen van vaarwegen
-
Havens, jachthavens, zeilscholen, opleidings- en onderzoeksinstituten, havenmeesterskantoor
-
Bouw- en onderhoud/restauratie: scheepswerven
-
Toeleveringsbedrijven: houtzagerijen, zeilmakerijen, motoren- en machinefabrieken
-
Woonhuizen van havenbaronnen
-
Goederenvervoer over water, beurtschippers
Afgezien van het zeer beperkte verkeer over land in vroeger tijden, is het verkeer over water het oudste en belangrijkste vervoermiddel, die met name voor de Industriële Revolutie de motor was van onze economie.
3
Trekschuit In de eerste helft van de 17e eeuw maakte Holland kennis met een merkwaardige uitvinding: de trekschuit. Een schip, langs een jaagpad voortgetrokken door een paard en ingericht voor vervoer van reizigers en zo nodig vracht. In het waterrijke Holland was verkeer over waterwegen veel gerieflijker, snel en veilig, dan met diligence en postkoets over slechte ongeplaveide wegen en vaak moest er ook nog tolgelden worden betaald. Talrijke buitenlandse bezoekers hebben met verbazing de trekschuit bekeken en bewonderd. Zij prezen de stiptheid van de dienstregeling en gaven hoog op over de wijze waarop door een dicht netwerk van trekvaarten een belangrijk deel van ons land bereisd kon worden en dat met een snelheid van hooguit vijf kilometer per uur. Op de route over de vaarwegen deden de trekschuiten meerdere veerhuizen aan waar zo nodig van paarden kon worden gewisseld. De veerhuizen werden ontmoetingspunten waar de reizigers nieuwtjes uitwisselden en een plek waar veel mensen werk vonden. Voor wie verder wilde reizen naar zijn nabije bestemming stond er wel een rijtuig klaar. In korte tijd werd de trekschuit een populair middel van vervoer. Het netwerk van gegraven trekvaarten in de lage landen droeg bij aan de welvaart van de Hollandse gewesten.
Scheepswerf Toen na de Middeleeuwen het diepe, doorgaande water van de rede van Arnemuiden verzandde en te ondiep werd voor de grote koopvaardijschepen, legde de bevolking zich noodgedwongen toe op de visserij. Pieter Boers uit Sliedrecht kreeg in 1763 een vergunning voor de oprichting van een scheepstimmerwerf met sleehelling van het stadsbestuur van Arnemuiden. In november 1786 koopt Jacobus Meerman de scheepswerf, vanaf dat moment tot eind 2003 blijft de scheepswerf in handen van de familie. In die tijd zijn er zo’n tweehonderd hoogaarzen van de helling het water in gegleden. In 2004 werd gestart met de restauratie. De oude loodsen werden leeggehaald, zorgvuldig opgemeten, gefotografeerd en ontmanteld. De wagenhelling werd weer gangbaar gemaakt, het brandkot opgeknapt, de mastbok vernieuwd. In juni 2007 vond de feestelijke opening van de gerestaureerde werf plaats. Vanaf dat moment werd deze in gebruik genomen door vrijwilligers van de Stichting Behoud Hoogaars (SBH) om historische schepen te restaureren.
4
Vervoer over het spoor
-
Vervoersmiddelen: Treinen en trams
-
Infrastructuur: spoorlijnen, voormalige tracés, rangeerterreinen, havenspoorlijnen, spoorbruggen, seinhuizen, overweghuisjes, baanwachterswoning
-
Spoor- en tramstations, met stationsrestauraties, stations koffiehuizen, stations postkantoren
-
(koninklijke) wachtkamers
-
Haltes, abri’s, remises
-
Op- en overslag: goederenloodsen, laadperrons, weegbruggen, hijskranen
-
Kantoren van spoor- en trammaatschappijen
-
Gebouwen voor bouw en onderhoud: locomotiefloodsen, wagenwerkplaatsen
-
Hotels en cafés bij stations, grands hotels
-
Villawijken in dorpen die per trein bereikbaar werden
-
Badplaatsen
Op 20 september 1839 reed de De Arend in 25 minuten over de eerste spoorlijn van Amsterdam naar Haarlem. Niet iedereen was enthousiast over de vinding van de Engelse ingenieur George Stephenson. Voorstanders van de trekschuit waren tegen de komst van het nieuwe vervoermiddel. Bovendien was menigeen doodsbenauwd voor de ongekende snelheid waarmee de trein over twee smalle spoorstaven raasde en voor het beangstigende gesis van de stoommachine.
5
Goederenvervoer per trein Tegenwoordig vindt bijna al het vervoer van goederen over land plaats per vrachtauto en wordt de trein vrijwel alleen gebruikt voor massatransport over langere afstanden. 80 jaar geleden was dat totaal anders was. In het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw vond bijna al het goederenvervoer plaats per trein, of per schip. Op elk spoorwegstation waren speciale goederensporen aanwezig, waar dagelijks goederentreinen arriveerden en goederenwagens werden gelost of geladen. Bij die stations stond ook vaak een goederenloods: hier werden de goederen tijdelijk opgeslagen of overgeladen van paard en wagen of vrachtauto op de trein of omgekeerd. Het goederenvervoer per trein kwam in 1853 op gang in Nederland. Het personenvervoer bleef veel belangrijker. Nederland ontsloten Door de komst van de spoorwegen nam het zakelijke en toeristische verkeer explosief toe. Grote delen van Nederland konden ontsloten worden en steden, bossen en badplaatsen werden favoriete reisbestemmingen. Mensen vestigden zich in dorpen die een station kregen en waar nieuwe uitbreidingswijken verschenen, en langzaamaan ontstond het forenzen. Neem bijvoorbeeld Bussum in het Gooi: lange tijd, tot ver in de negentiende eeuw was dit een kleine gemeenschap met niet meer dan 1200 inwoners. Pas met de komst van de spoorlijn Amsterdam Amersfoort en de opening van het station Naarden-Bussum in 1874 begon de groei. Vanaf dat moment vestigden zich vooral rijke Amsterdammers in het ongerepte en gezond op hoge zandgrond gelegen dorp. De treinverbinding zorgde ervoor dat zij toch in de hoofdstad konden blijven werken. De groei van voorzieningen als scholen, een ziekenhuis en winkels hield gelijke tred met de bevolkingsaanwas: in 1919 waren er al 18.000 inwoners, in 1960 40.000 (nu zo’n 32.000).
Of neem Domburg. Na de voltooiing van de spoorlijn in Zeeland in 1872 werd Domburg een geliefd reisdoel voor mensen van buiten Zeeland. In de negentiende eeuw werd baden in zee als gezond en zelfs heilzaam gezien en langs de Nederlandse en Vlaamse kust ontstonden badplaatsen met alle bijbehorende voorzieningen zoals hotels, restaurants en doktoren.
6
Vervoer over de weg
-
Vervoersmiddelen: koetsen, auto’s, fietsen, brommers, motoren, bussen, vrachtwagens, racewagens, aanhangwagens zoals een caravans, of lopen
-
Infrastructuur: wegen, bruggen, paden, doodwegen, kerkenpaden, viaducten, tolhuizen, tolbruggen, holle wegen
-
Kantoren van transportbedrijven, openbaar vervoerbedrijven, reisbureaus, autoshowrooms
-
Garages, tankstations, stallen, koetshuizen, parkeergarages, chauffeurswoningen
-
Bewegwijzering, praatpalen, parkeermeters, verkeersborden, lantaarnpalen, paddenstoelen
-
Onderhoud van wegen: gebouwen Rijkswaterstaat, gemeentewerven, stadsreiniging
-
Herbergen, logementen, wegrestaurants, motels, pleisterplaatsen
-
Fabrieken voor fietsen, auto’s, caravans, bussen, brommers en motoren
-
Drive-in woningen
Postkoets Voor de komst van de spoorwegen bestond in Europa een uitgebreid netwerk van postwegen, die bereden werden met postkoetsdiensten. Een postkoets of diligence is een door paarden voortgetrokken rijtuig voor vervoer van post en reizigers. Postkoetsen reden tussen posthaltes, plaatsen waar de paarden, bemanning en reizigers konden eten, drinken en rusten en waar reizigers konden uit- of instappen, waar lading en paarden gewisseld konden worden. De grondslag voor het veel latere systeem van postkoetsen is in Europa ontstaan toen de Romeinen een systeem voor snel berichtenverkeer opzetten. In Nederland werden postkoetsdiensten in de 18e en 19e eeuw uitgevoerd door de firma Van Gend & Loos. De postkoets werd in de 19e eeuw verdrongen door de spoorwegen, omdat treinen voor post veel sneller en voor de reizigers veel comfortabeler zijn. Openbaar vervoer van personen in steden vond in de 19e eeuw plaats met de door paarden getrokken omnibus. 7
Wegh der Weegen
Een beroemd voorbeeld van een weg die niet ontstaan is, maar gepland en tot in detail ontworpen, is de Wegh der Weegen, de Amersfoortseweg, ofwel de N237, uit 1652. De aanleg van de weg van Utrecht via Soesterberg naar Amersfoort was een Amersfoorts initiatief. Men wilde een kortere, goed berijdbare route aanleggen, maar ook een mooie weg. Het werd een zandweg van maar liefst 60 meter breed met langs beide kanten drie rijen eikenbomen. Zandwallen moesten de weg beschermen tegen stuifzand en om de 100 meter werd een doorgang gemaakt voor met name schapenhouders. De weg leek in niets op enige andere weg uit zijn tijd. Hij voldeed in zijn maatvoering aan het klassieke ideaal waarbij het Romeinse wegenstelsel in de Republiek tot voorbeeld diende. De ontwerper was waarschijnlijk Jacob van Campen, architect van onder meer het Amsterdamse stadhuis op de Dam Auto De auto deed zijn intrede in Nederland in 1896 en was aanvankelijk een luxe vervoermiddel voor kortere afstanden, ter vervanging van de minder comfortabele koets. Voor langere tochten werd de trein genomen. Vanaf 1920, al tijdens de voltooiing van het spoor- en tramwegnet in Nederland, begon de opmars van het gemotoriseerde vervoer over de weg. Op de weg werd het steeds drukker en voetgangers en fietsers werden steeds meer verdrongen naar de zijkant. Een goed wegennet was er echter niet. Daar kwam verandering in met het Rijkswegenplan van 1927, een ambitieus en integraal plan, dat ook twaalf grote vaste bruggen over de rivieren bevatte ter vervanging van de veerponten. Het idee van een rijkswegenplan was nieuw en vooruitstrevend in de wereld, Duitsland zou pas 5 jaar later hier mee beginnen. Tot in alle uithoeken van Nederland werden nieuwe wegen aangelegd en oude verbeterd. Met de wegen kwamen ook de benzinestations en later het bermtoerisme. Het aantal auto’s stijgt in Nederland nog steeds, inmiddels tot een respectabele 8 miljoen. 8
Vervoer door de lucht
-
Vervoersmiddelen: gemotoriseerde vliegtuigen, zweefvliegtuigen, helikopters, luchtballonnen
-
Infrastructuur: vliegvelden
De eerste ballonvaart met een heteluchtballon vond in 1783 plaats door de gebroeders Montgolfier. Echt vliegen in de lucht, het glijden op lucht, lukte pas in 1894 door Otto Lilienthal, die zo het zweefvliegen uitvond. Ferdinand Graf von Zeppelin bouwde 6 jaar later in 1900 zijn eerste luchtschip gevuld met gas; de Zeppelin. Fokker vs Koolhoven Gemotoriseerde vliegtuigen verschenen in de twintigste eeuw. Twee grote Nederlandse namen uit de begintijd zijn Anthony Fokker en Frits Koolhoven. Laatstgenoemde maakte in de Eerste Wereldoorlog als vliegtuigontwerper in Engeland furore en ontpopte zich als grote rivaal van zijn landgenoot Anthony Fokker, de andere beroemde Nederlandse luchtvaartpionier die tijdens de Eerste Wereldoorlog successen boekte met zijn in Duitsland gevestigde vliegtuigfabriek. In de loop van de jaren ' 20 en ' 30 groeiden de vliegtuigfabrieken van de concurrenten Fokker en Koolhoven in resp. Amsterdam en Rotterdam uit tot de pijlers van de Nederlandse luchtvaartindustrie. In mei 1940 werd de Rotterdamse Koolhovenfabriek aan de Waalhaven door de Duitse Luftwaffe volledig in de as gelegd. In het Rijksmuseum in Amsterdam staat de laatst overgebleven FK 23 'Bantam' (de naam verwijst naar een Javaanse vechthaan) van Koolhoven, een technisch superieur gevechtsvliegtuig voor de Engelse luchtmacht dat dienst gedaan heeft als demonstratievliegtuig op de Eerste Luchtverkeers Tentoonstelling Amsterdam (ELTA) in 1919. 9
Enkele jubilea in 2014 -
175 jaar geleden, op 20 september 1839 reed in ons land de eerste personentrein, tussen Amsterdam en Haarlem. In de daaropvolgende 175 jaar werd Nederland rijk voorzien van railvervoer, zoals spoor- en tramlijnen, metro’s en industriële spoortoepassingen. De vereniging Historisch Railvervoer Nederland (HRN) heeft het initiatief genomen dit uitgebreid te gaan vieren.
-
350 jaar geleden ging de bouw van het legendarische schip De Zeven Provinciën van admiraal Michiel de Ruyter van start
-
50 jaar geleden werd de Japanse auto in Nederland geïntroduceerd.
-
80 jaar geleden vloog de DC-2 Uiver de recordrace naar Melbourne. De Uiver werd in 1934 vooral beroemd door een vlucht van Engeland naar Australië. Een van de bekendste gebeurtenissen tijdens de race was de noodlanding op het laatste traject voor Melbourne. Door het slechte weer was de gezagvoerder genoodzaakt het vliegtuig op de paardenrenbaan van Albury aan de grond te zetten. Hij deed dit na een oproep van het plaatselijke radiostation voor automobilisten om de renbaan met hun koplichten te verlichten. De renbaan was echter erg moerassig en de volgende morgen moest het vliegtuig met man en macht naar een drogere plek worden gesjouwd voordat het naar Melbourne kon vertrekken.
10
Tips & tricks -
Reizen en de verhalen komen terug in monumenten. De verhalen achter monumenten geven het gebouw context en inspireren. Bij een monumentaal (particulier) pand kunnen dat de reisverhalen van de bewoners zijn (vanuit de stad of naar het buitenland), de hang naar oriëntalisme of exotisme, het vervoer in de tijd dat het gebouw werd gebouwd, of de herkomst van bijvoorbeeld de bouwmaterialen, decoratie of stoffering.
-
Een reisverhaal van een beroemde inwoner leidend maken in het lokale Open Monumentendag programma.
-
Met het thema Op reis besteedt de Open Monumentendag ook aandacht aan de cultuurhistorische betekenis van het mobiel erfgoed. Het publiek kan de collectie zelf zien, zoals die is ondergebracht in bijvoorbeeld een museum of in eigendom is van gepassioneerde eigenaren, zoals die van de DAF 55 of de Volkswagen Kever. Daarnaast biedt het thema de gelegenheid de bezoekers van OMD ook écht in beweging te krijgen, denk aan de vele mogelijkheden tot vaartochten, de inzet van historische trams en treinen, koetsen, auto’s en bussen. Zie ook: Nationaal Register Mobiel erfgoed www.mobiel-erfgoed.nl
-
Exotische planten en bomen in tuinen, meegekomen met de VOC, of uit het Middelandse Zeegebied werden vanaf de zeventiende eeuw verzameld en in de tuinontwerpen toegepast. Invloed Franse en Engelse tuinontwerpers op Nederlandse tuinen.
11
-
Kruiden en specerijen, stoffen meegekomen met de VOC. Interieurstoffen zoals wol, fluweel, damast of zijde waren meestal Europees, maar echt luxe was het wanneer ze uit China kwamen. Chinese zijde was de beste en daarmee ook de duurste. Zij was zachter en de glans was hoger. De stoffen kwamen in Nederland via de VOC. De VOC was de grootste importeur in de achttiende eeuw en Nederland de belangrijkste markt voor Chinese zijden stoffen in Europa.
-
Aandacht voor Nederland Overzee/reisbestemmingen
-
Samenwerking met Stichting Mobiele Collectie Nederland (= koepel van alle musea, behoudsorganisaties en particuliere eigenaren van het Nederlandse mobiel erfgoed), rederijen en verladers, stedelijke en regionale openbaarvervoerbedrijven, transporteurs en besteldiensten, maar ook reinigingsdiensten, wegenbouwers en adviesbureaus.
-
Aandacht voor migratie, zowel regionaal, landelijk als internationaal. Grote aantallen Zeeuwen zijn bijvoorbeeld naar Flevoland verhuisd.
-
Open Monumentendag als paspoort of gebruik van strippenkaarten reizen = verhalen = inspiratie. Om de verbeelding te stimuleren bij de openstelling van monumenten kunnen (beroemde) reisverhalen of tijd- of ruimtereizen een rol spelen. verhalen uit musea (bijv. Maritiem Museum in Rotterdam), verhalen uit archieven (bijv. historische foto’s, documenten, bouwtekeningen), oral history project(-en), historisch archief ANWB, Beeld & Geluid Hilversum, Verhalenvertellers, dichters, toneelgroepen
-
Link met lokale Rabobanken: hoe werd de opkomende mobiliteit gefinancierd? waar betaalde de boer zijn tractor van?
-
Aandacht voor handelsreizigers, marskramers, pelgrims
-
Lopen met Van Lennep Twee Leidse studenten, de ene 25 jaar, de ander 21, besluiten in de zomer van 1823 een Grand Tour te maken. Niet een door Europa, de traditionele reis waarmee gegoede jongelingen hun opleiding afsloten, maar te voet door Nederland, dat pas in 1795 officieel één natie was geworden. In 1823 reisden Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp door Nederland, vaak te voet maar ook met postkoetsen. Ze hadden zich voorgenomen ons land te verkennen met een open oog voor openbaar vervoer, nijverheid en sociale omstandigheden. Zo zagen ze de aanvangsfase van het graven van het Noord-Hollands kanaal, maar reisden ook met een koets door de modderige zandweg tussen Hengelo (Ov.) naar Deventer: de aanleg van een ‘steenweg’ was daar net begonnen. Ze hebben grote delen van ons land bereisd en het levendige verhaal van Van Lennep geeft een goede indruk van de lokale omstandigheden. Veel comités zullen hieraan op hun eigen regio toegesneden en voor een groot publiek interessante gegevens kunnen ontlenen voor het thema 12
Op reis. Het boek is ‘hertaald’ en uitstekend leesbaar. Geert Mak en Marita Mathijsen. De zomer van 1823. Lopen met Van Lennep. Dagboek van een voetreis door Nederland, Zwolle, 2001. -
Samenwerking Archeologische Werkgemeenschap Nederland. De Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (LWAOW) van de AWN beschikt over het Onderwaterbodemarchief waarbij sinds kort de vergane schepen, alleen al meer dan 400 ontdekt in de voormalige Zuiderzee, een fantastisch verhaal beginnen te vertellen. (Contact: secretaris Albert Zandstra
[email protected])
-
Om bezoekers over de provinciegrenzen te trekken kan mobiel erfgoed ingezet worden als publiekstrekker, met de gebouwde monumenten als start- en eindpunt.
-
Jaap Nieuweg heeft een oral history project gedaan in heel Nederland over railvervoer. Dit is voor de comités beschikbaar die daar op Open Monumentendag iets willen doen. Voor contact:
[email protected]
-
Emigratie en immigratie, verhalen van vluchtelingen. Belgische vluchtelingen in zuiden van het land met Eerste Wereldoorlog bijvoorbeeld.
-
Aandacht voor de laatste reis
13