Modernisering Wet sociale werkvoorziening Aanleiding/oorzaak: historie Wsw: Nederland kent sinds 1969 een Wet sociale werkvoorziening (Wsw), als wettelijke fundament voor de zorg voor haar burgers. In dezefde tijd zijn de WW, bijstandswet en de WAO ontstaan. De Wsw was en is een voorziening (op vrijwillige basis) om arbeidsgehandicapten die kunnen en willen werken de mogelijkheid te bieden onder aangepaste omstandigheden in hun onderhoud te voorzien. Inmiddels werken zo’n 90.000 arbeidsgehandicapten, op basis van een onafhankelijke objectieve indicatie, in Wsw verband. De meeste in een SW-Bedrijf, zoals Promen. Een toenemend aantal medewerkers werkt groepsgewijs of individueel bij opdrachtgevers, óf op basis van detachering óf via een gesubsidieerde arbeidsplaats in dienst van de opdrachtgever (= Begeleid werken). Het rijksbeleid is gericht op het bevorderen van “begeleid werken”. De medewerkers hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en worden op basis van een FUWA systeem beloond, waarbij functieloon op basis van vergelijking met het bedrijfsleven is vastgesteld. De rijkssubsubsidie is jaren geleden (1984) gemaximaliseerd op nu 2.3 Miljard Euro, ofwel 24.500 per arbeidsplaats. De Wsw legt bij de gemeenten de verantwoordelijkheid de wet uit te voeren; 80% van de gemeenten doen dit via de WGR. Gemeenten dragen het risico bij een tekort. De sleutel is dat 30% van de kosten via de omzet gegenereerd worden, zo’n 500 euro pp door de gemeenten wordt bijgedragen en de rest rijkssubsidie is. Als er in de SW voorziening iets mis gaat, is dat voor rekening van de gemeenten. Promen: Formeel vanaf 01-01-2005 is Promen de gemeenschappelijke regeling waarbinnen 14 gemeenten in MiddenHolland e.o. de Wsw (laten) uitvoeren. Promen telt zo’n 1300 medewerkers met een SW indicatie, ongeveer 380 medewerkers op basis van andere arbeidsmarkt instrumenten en een staf van ongeveer 100 personen. De jaaromzet bedraagt 42.500.000, de rijksubsidie ruim 27.000.000 en de gemeentelijke bijdrage in de exploitatie 550.000 Euro. Promen is ontstaan na fusie van Sterrenborgh en IJssel en Lek. Er zijn 2 bedrijfsvestigingen te Capelle aan den IJssel en Gouda. aanleiding modernisering Wsw: De huidige Wsw is vastgesteld in 1998, tegelijk met de wet Rea en de Wiw. Die wet was het sluitstuk van een veranderingsproces dat al in 1989 is ingegaan, waarbij, decentralisatie, degerulering en budgettering kernbegrippen waren. Bij de evaluatie van die wet van 1998 in 2002 zijn een aantal vraagstukken gerezen, waarover advies is gevraagd aan de Raad van Werk en Inkomen. Dat advies heeft via een “hoofdlijnennotitie” geleid tot een ingrijpende wijziging van de Wsw. Daarbij staan 3 hoofddoelen centraal: • het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid • het creëren van meer rechten voor de cliënt • het meer betrekken van reguliere werkgevers bij de Wsw In het hoofdstuk “Kaders” wordt dit uitgewerkt. Deze uitwerking geschiedt op basis van oude concepten en samenvattingen van SZW. Daaraan vooraf wordt ingegaan op het proces van kaderstelling, de gevolgen van de nieuwe wet voor Promen en de gemeenten en de sturingsfilosofie. Proces: invoering Wsw per 01-01-2008: 1: vlak na 28 maart 2007 een informatieve bijeenkomst beleggen voor de raden en colleges van de 14 gemeenten van Promen, de OR van Promen, de Cliëntenraden van de 14 gemeenten, eventueel aangevuld met de Patientenplatforms en de vakbonden, waarin zij de informatie ontvangen die eerder in het hoofdenoverleg en aan de portefeuillehouders is verstrekt. Op die bijenkomst wordt ook dit document met hen gedeeld. 2: Na het portefeuillehoudersoverleg van 28-03-2007, met dit document als inzet, de College’s en Raden van de 14 gemeenten een ontwerp voorstel doen. Desgewenst/zo nodig zijn de leden van de beleidsadviesgroep bereid in de 14 raadscommissies dit document en het wetsontwerp nader toe te lichten en de bij de commissieleden bestaande vragen te beantwoorden. De raadscommissies geven hun opvattingen/mening over het voorstel en geven dit door aan het ISMH. De periode waarin dit afgerond dient te zijn is zomder 2007. 3: Tezelfder tijd worden ook de adviezen van de OR, Cliéntenraden en Vakbonden ingewonnen 4 : De beleidsadviesgroep verwerkt de adviezen/meningen van de Raadscommissies en adviesraden in een definitief voorstel, dat via het hoofdenoverleg en de portefeuillehouders aan de gemeenten ter vaststelling wordt aangeboden. In dat scenario worden op dat moment de concept verordeningen en het 1
mandateringsbesluit ter vaststelling meegezonden. Dit zal geschieden in het najaar 2007. 5: Per gemeente wordt –binnen de eigen procedure – het adviesrecht afgeregeld. 6: Voor eind december 2007 dienen de gemeenteraden hun kaders, verordeningen en mandateringsbesluit te hebben vastgesteld. N.B. Door Promen te betrekken bij de werkzaamheden van de beleidsadviesgroep en de conclusies ervan vooraf af te stemmen, bestaat er zekerheid over de acceptatie van de uitkomsten van het document bij Promen. Consequenties nieuwe Wetgeving voor Promen en deelnemende Gemeenten: Versterken gemeentelijke verantwoordelijkheid: Via de wijziging van een groot aantal uitvoeringsregels (overdragen van taken van GR >> gemeenten) tracht men te bereiken dat gemeenten de SW-uitvoeringsorganen directer gaan aansturen, niet alleen gericht op de beheersing van het benodigde budget, maar ook meer passend binnen het gemeentelijk/regionaal arbeidsmarkt- en/of reïntegratiebeleid. In dit advies doen wij een voorstel waarbij de regionale/locale aansturing van de Wsw wordt versterkt en ingepast in het arbeids-markt- en/of reïntegratiebeleid, zonder overdracht van ( financieel technische en administratieve) taken van Promen naar de gemeente(n). Voor de motieven hiervan verwijzen wij naar het tweede advies van het hoofdstukje kaders op pagina 6. Dan worden de consequenties van de nieuwe wetgeving voor Promen dat men (uitvoeringstechnisch) met dezelfde mensen dezelfde dingen doet, vooraf beleidsmatig input van de regio/gemeente(n) krijgt voor het te ontwikkkelen van nieuw beleid en meer dan thans overleg voert met deelnemende gemeenten op beleidsmatig, financieel-technisch en casuistiek niveau. Voor Promen en de deelnemende gemeenten betekent de nieuwe wetgeving een grotere betrokkenheid bij de uitvoering van de Wsw, zich vertalend in meer uren beleidsafstemming, casuistiek overleg en financieeltechnisch/administratief overleg. Op dit moment vindt 2 x per jaar (rondom de budgetcyclus) ambtelijk overleg plaats. De beleidscyclus zal per 3 of 4 jaar (zie ook hieronder bij sturingsflilosofie) veel tijd vragen en jaarlijks zo’n 10 tot 20 uur per gemeente evaluatie/bijstelling). casuistiek overleg zal rondom de kwartaal rapportages van wachtlijsten en dergelijke geschieden en van daaruit wellicht extra acties van Promen/gemeente vragen (schatting 25-50 uur per jaar). Daarbij kan bij voorbeeld gedacht worden aan het bieden van extra faciliteiten aan personen op de wachtlijst en aan wie dan waarom en wanneer wat. Zoals ook nu al voor de niet Wsw activiteiten geschiedt, is deze dienstverlening per gemeente apart in te kopen. Financieel technisch zullen de werkzaamheden uit overboekingen en controles bestaan. Onze inschatting is dat het onderdeel “versterken gemeentelijke verantwoordelijkheid” zo’n 100 uur per jaar per gemeente aan capaciteit zal vragen en binnen Promen naar verwachting zo’n 1000 uur. Dit alles exclusief de grote “beleidsyclus”. Het creëren van meer rechten voor de Cliënt: In het nieuwe wetsontwerp Wsw is het participatie artikel uit de WWB opgenomen. Daarmee wordt, naast de WOR die van toepassing is op werknemers SW die een Wsw-dienstbetrekking hebben, ook de medezeggenschap/inspraak geregeld voor mensen die nog wel/niet op de wachtlijst Wsw staan en/of via het instrument “begeleid Werken” elders tewerkgesteld zijn. Dit betekent voor gemeenten/regio een uitbreiding van activiteiten om hieraan vorm te geven. Urenbesteding en activiteiten is te vergelijken met de inzet ten behoeve van de cliëntenparticipatie bij b.v. de WWB. Onze inschatting is 50 uur per jaar per gemeente, (als je het per gemeente en apart organisateert). Dit is terug te brengen door deze participatie onderdeel van een ander orgaan te laten worden. Het meer betrekken van Werkgevers bij de Wsw: Het uitwerken van deze doelstelling van de modernisering van de Wsw is het minst concreet. Op dit moment is nog niet aan te geven of en bij wie het uitwerken deze doelstelling consequenties heeft.
Regionale sturingsfilosofie Huidige sturing De huidige aansturing van Promen is gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen en vooral van financieel technische aard. In het algemeen bestuur van Promen zijn alle deelnemende gemeenten via één wethouder vertegenwoordigd. Deze bestuursleden zijn eindverantwoordelijk voor en nemen besluiten over het beleid dat Promen voert en dienen daarbij tevens hun gemeentelijk belang (beleid) te bewaken. 2
De controle (en beïnvloedingsmogelijkheden) van deelnemende gemeenten is geborgd in de artikelen 19 t/m 21 van de regeling Promen, alsmede bij de financiële bepalingen, de artikelen 28 t/m 31a.. Zij bestaat o.a. uit het vooraf ter kennis brengen van de begroting aan de raden en colleges van burgemeester en wethouders en het achteraf informeren over de jaarrekening en het ondernemingsplan aan diezelfde organen. Via een regionaal ambtelijk overleg dat enige malen per jaar plaatsvindt, worden de deelnemende gemeenten betrokken bij het beleid en de financiële vertaling die aan het bestuur van Promen wordt voorgesteld. Ook transacties met betrekking tot onroerend goed en het oprichten van of deelnemen aan één of meer bestaande danwel te vormen rechtspersonen worden ter kennisneming aan de meergenoemde organen gebracht. Daarnaast zijn bepalingen opgenomen over het desgevraagd verstrekken van inlichtingen door het AB of DB aan de raden van de deelnemende gemeenten. T.a.v. de Wsw is thans geen eigen gemeentelijk beleid dat afwijkt van het beleid (in opdracht van de gemeenten) vastgesteld door het AB van Promen mogelijk. Promen is ook actief op andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Promen is(op grond van de Wsw regelgeving) verplicht deze via een aanbestedings-procedure te verwerven en wel op zodanige wijze dat ze de Wsw niet belasten. In dat geval is de aanbesteder (opdrachtgever) , een gemeente of regio wel de sturende instantie. Toekomstige sturingsfilosofie: In ons advies is onder punt 2.2. in grove lijnen (en weer vooral financieel) aangegeven welke sturingsfilosofie de beleidsadviesgroep voorstelt. Dit komt neer op het handhaven van de bestaande financieel administratieve systemen, waarbij Promen dan wel per gemeente data zal verzamelen en bijhouden in combinatie met een intensivering van het overleg tussen gemeenten en Promen. Dat overleg zal dan zowel op beleidsmatig, administratief als ook casuistiek niveau dienen plaats te vinden. Op die wijze vindt afstemming tussen (locaal/regionaal) arbeidsmarktbeleid met de Wsw plaats. In 2004 hebben de 14 deelnemende gemeenten bij de oprichting van Promen de visie t.a.v. de wijze waarop de Wsw en andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling bepaald. Vanuit deze visie wordt jaarlijks het ondernemingsplan Promen en het meerjarenperspectief opgebouwd. Hoewel die visie (opgenomen op pagina 3 van ons advies van 21 augustus j.l.) uiteraard raakt aan en waarschijnlijk aansluit op het locaal en regionaal vastgelegde reïntegratie- en/of arbeidsmarktbeleid, is ze niet vanuit die beleidskaders, in opdracht van de regio/gemeente geformuleerd. Het zou wenselijk zijn dat de regio/gemeente(n) in hun arbeidsmarkt- reïntegratiebeleid óók beleid formuleren m.b.t.de Wsw en andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling en de rol die daarbij aan Promen wordt toegedacht. De uitkomst daarvan zou dan input moeten worden voor het (langere termijn) beleid dat Promen ontwikkelt en dat zij uitwerkt in haar jaarlijkse ondernemingsplan. Indien gemeenten/regio betrokken (kunnen) worden bij het ondernemingsplan in de conceptuele fase is o.i. een optimale sturing van de Wsw door de regio/gemeente(n) geborgd. Wij adviseren u t.a.v. de Wsw en andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling de sturing te ontwikkelen, zoals hierboven beschreven hieronder schematisch samengevat en geadviseerd op pagina 6.*
gebeurtenis jaarstukken Promen
februari - mei jaar x
4 jaren beleidsplan
vaststellen regio
jaarbeleidscyclus
evaluatie + bijstelling beleid
financieel overleg casuistiek overleg
april 1ste kwart april 1ste kwart
juni-juli rekening jaarx-1 + begroting x +1
juli 2de kwart juli 2de kwart
sept. – okt. opstellen ondernemingsplan opnemen in ondernemingsplan verwerken evaluatie in ondernemingsplan nov. 3de kwart nov. 3de kwart
nov. december vaststellen ondernemingsplan
februari jaarcijfers februari jaarcijfers
Locale versus regionale sturing (regie) op de Wsw In 2004 hebben 12 gemeenten in Midden-Holland en Capelle aan den IJssel en Krimpen aan de Lek besloten tot samenwerking via een gemeenschappelijke regeling voor de uitvoering van de Wsw en andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. De 14 gemeenten hebben één gezamelijke visie t.a.v de Wsw en andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling vastgesteld. T.a.v. de Wsw is in de financiële paragraaf afgesproken dat er regionaal dezelfde afrekening (en dus plaatsingsbeleid) wordt gehanteerd. Er is daardoor sprake van regionale solidariteit. 3
Voor Wsw werknemers met een zware handicap cq grote begeleidings- en ondersteuningsbehoefte tegen een lage productie opbrengst, wordt dezelfde gemeentelijke bijdrage geheven, als Wsw werknemers met een geringe handicap cq weinig of geen begeleidings- en ondersteuningsbehoefte met een hoge productie opbrengst. Indien deze regionale solidariteit verlaten wordt en gemeenten (in overeenstemming met de wenselijkheid van de modernisering van de Wsw) per gemeente een eigen (soms afwijkend) beleid ten aanzien van de Wsw willen voeren, dient de GR op dat punt aangepast, zodat uiteindelijk een gemeentelijke bijdrage (straks bestaande uit een gedeelte rijkssubsidie en een gedeelte gemeentelijke bijdrage) zal worden geheven dat afhankelijk is van de netto uuropbrengst die de betrokken Wsw werknemer zal realiseren. Op basis van b.v. het z.g. “werkladder model” kan een dergelijk systeem wellicht worden ontwikkeld. In ons advieis onder punt 2.3 de mogelijkheid opgenomen bovenstaande uit te laten werken. Het zal (verwachten wij) veel tijd en onderzoek vergen om dit uit te werken. Daarom bepleitten wij eerst bij gemeenten te peilen of men ( zo kort na de stichting van Promen) de daarin bevestigde solidariteit wil verlaten of niet, alvorens dat complexe onderzoek uit te voeren. T.a.v. de andere voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling is Promen (op grond van de Wsw regelgeving) verplicht deze via een aanbestedingsprocedure te verwerven en wel op zodanige wijze dat ze de Wsw niet belasten. Daar speelt het solidariteitsbeginsel dus niet. Uittreden uit de bestaande Gr, om over te stappen naar een andere Er zijn ook enkele gemeenten in het land die zouden verkiezen uit een bestaande regeling te stappen of over te stappen naar een andere regeling of regelingen op basis van de Wgr. Zeker voor gemeenten die aan de randen van de regio gesitueerd zijn, lijkt het een aantrekkelijke optie om voor de plaatsing van Wsw medewerkers te kunnen kiezen uit meerdere regelingen. De praktijk is ook dat, voor zover het het belang van de cliënt betreft, dit ook al gebeurt. Zo’n 7 % van de Wsw medewerkers werkt niet bij het eigen regionale SW-bedrijf. Aan uittreden uit een Gr zijn echter ook nadelen verbonden. De artikelen 32 t/m 35 van de regeling Promen bepaalt dat het AB van Promen, onder goedkeuring van de provincie de financiële en andere gevolgen van de uittreding regelt. Bovendien is er een uittredingstermijn van 5 jaar in de regeling opgenomen. Tenslotte is het onmogelijk Wsw medewerkers uit de eigen gemeente, zonder toestemming van betrokkene, over te dragen aan een andere Wsw regeling. Wel blijft men –zolang het dienstverband voortduurt – verplicht de rijks- en gemeentelijke bijdrage te betalen. Gemeenten die hun inwoners in meerdere SW bedrijven willen kunnen plaatsen, zouden ervoor kunnen kiezen deel te nemen aan meerdere GR’s Wsw. In dat geval heeft met grote keuzevrijheid wat de plaatsing betreft, terwijl men invloed blijft behouden over de SW-bedrijven waar men inwoners plaatst.
Kaders (op basis van het wetsvoorstel): Het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid 1: In de hoofdlijnennotitie en het daarna gevoerde overleg wordt van rijkswege gesteld dat gemeenten ten aanzien van de Wsw geen regie voeren, geen eigen beleidskader vaststellen. De indruk bestaat dat gemeenten ten aanzien van de Wsw veelal volgend zijn, geen Wsw beleid voeren. Om gemeenten te verleiden dat in de toekomst wel te doen, wordt het Wsw budget rechtstreeks en uitsluitend aan de gemeente overgemaakt. Het rijk rekent met de gemeente af. De gemeente krijgt de taak zelf o.a.het financieel beheer, het wachtlijstbeheer te voeren en het begeleid werken te organiseren. Het subsidie voor personen die niet meer tot de doelgroep behoren bij herindicatie wordt in 5 jaar afgebouwd. Gemeentelijk Wsw beleid: Gemeenten ontwikkelen beleid om richting te geven aan de taken waarvoor zij staan. Voorbeelden hiervan zijn beleid met betrekking tot de WWB, de WMO, RO, Jeugd en Veiligheid etc. De gemeentebegroting en de meerjarenplanning zijn de financiële vertaling van de programma’s die daarvoor ontwikkeld en vastgesteld zijn. De Wet sociale werkvoorziening is een voorziening die het mogelijk maakt om arbeidsgehandicapte burgers die kunnen en willen werken om in hun levensonderhoud te voorzien, door aanpassing van de arbeidsomstandigheden. Binnen de (vele) beperkingen die de Wsw kent kan de gemeente ten aanzien van de voorziening óf ten aanzien van de betrokken doelgroep óf ten aanzien van beide beleid bepalen. Voorbeelden gemeentelijk Wsw beleid: Gemeenten kunnen de Wsw inzetten om hun economisch beleid te versterken. Zij kunnen ervoor kiezen bij het werven van bedrijven als “bonus” personeel tegen aantrekkelijk tarief aan te bieden, of toelevering van halffabrikaten of eindproducten concurrerend aan te bieden. De meerkosten van de Wsw (binnen de marges 4
van de Wet) moeten dan wel opwegen tegen het binnenhalen van bedrijven of diensten. Uiteraard dienen deze activiteiten binnen de marges van de Wet en regelgeving plaats te vinden. Met de WWB en binnen het leerllingstelsel is hiermee ervaring opgedaan. Gemeenten kunnen in hun gehandicapten arbeidsmarktbeleid ervoor kiezen om bepaalde groepen meer, eerder of extra kansen te geven dan anderen. Indien gemeenten wensen op te komen voor de “zwaksten”, kun je (in ieder geval tijdelijk) personen die daaronder vallen eerder voor plaatsing in aanmerking laten komen dan anderen. Ook kun je ervoor kiezen de Wsw meer als tijdelijke voorziening te gebruiken voor arbeidsgehandicapten die kunnen doorstromen naar een reguliere functie buiten de SW organisatie. Dan geeft de gemeente hen voorrang bij plaatsing. Ook heeft de gemeente (beperkte) mogelijkheden om werkgevers te stimuleren meer gebruik te maken van Wsw personeel of de Wsw voorziening. Dat kan b.v. via bestemmingsplannen of bouwplannen en dergelijke. Ook kan de gemeente ervoor kiezen het Wsw bedrijf te gebruiken voor zijn participatie en reïntegratiebeleid. De ervaring van een SW bedrijf met tewerk stellen van arbeidsgehandicapten kan ook ingezet worden voor andere groepen met afstand tot de arbeidsmarkt. De keuze van de 14 Promen gemeenten: In het fusiedocument van IJssel en Lek en Sterrenborgh van 29 april 2004 is bewust gekozen (hoofdstuk 1 paragraaf 3) voor dat laatste voorbeeld. Hierover is het volgende opgenomen: “Het uitvoeren van loonvormend werk vormt voor velen een belangrijke voorwaarde voor maatschappelijke participatie en welzijn. Voor sommigen is het echter, als gevolg van een fysieke, psychische en/of sociale arbeidshandicap, niet mogelijk werk te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. IJssel en Lek en Sterrenborgh zijn beiden gespecialiseerd in het organiseren van werk voor degenen voor wie (nog) geen plek is op de reguliere arbeidsmarkt. Dit betreft zowel personen met een WSW-indicatie, als mensen die gebruik kunnen maken van WIW en ID of vergelijkbare regelingen. Ook de nieuwe organisatie zal zich toeleggen op het organiseren van leerwerkplekken voor mensen met een (blijvende) afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Gestreefd wordt naar passend werk in een zo regulier mogelijke werkomgeving. Dit impliceert dat medewerkers zo mogelijk buiten de interne productieomgeving zullen worden geplaatst in functies die aansluiten bij hun capaciteiten, ervaring en ambities (‘kunnen en willen’). Voor medewerkers die daar (nog) niet aan toe zijn wordt intern een zo gevarieerd mogelijk werkaanbod georganiseerd, dat een afspiegeling vormt van de regionale arbeidsmarkt. Aanpassing van werk en werkomstandigheden, stimuleren van persoonlijke ontwikkeling en gedegen persoonlijke begeleiding vormen hierbij belangrijke uitgangspunten. De organisatie beperkt zich niet tot de uitvoering van regelingen (m.n. WSW, WIW, ID en Wet Werk en Bijstand), maar wil tevens actief bijdragen aan de ontwikkeling van nieuw (uitvoerings-) beleid. De nieuwe organisatie streeft naar een toonaangevende positie op het gebied van ‘niet-regulier werk’. De activiteiten worden uitgevoerd door een professionele, kostenbewuste en efficiënt functionerende organisatie met korte communicatielijnen, waarbinnen ‘integraal management 1 ’ een van de leidende organisatieprincipes is. De organisatiecultuur wordt gekenmerkt door klant- en resultaatgerichtheid, eigen verantwoordelijkheid en een duidelijke afbakening van taken, verantwoordelijkheden en hierop afgestemde bevoegdheden. “ (einde citaat). In de maanden juni, juli en augustus 2004 hebben alle 14 gemeenteraden zich achter deze visie geplaatst door in te stemmen met het fusieplan en de erbij behorende gemeenschappelijke regeling. In de preambule, artikel 4 en de toelichting op artikel 4 van de regeling Promen is dat opgenomen. advies: Voorgesteld wordt, in ieder geval deze raadsperiode, de visie, zoals in 2004 door de 14 gemeenteraden vastgelegd, te bevestigen. Dat betekent kiezen voor een organisatie die zich toelegt op het organiseren van leerwerkplekken voor mensen met een (blijvende) afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. Gestreefd wordt naar passend werk in een zo regulier mogelijke werkomgeving. Dit impliceert dat medewerkers zo mogelijk buiten de interne productieomgeving zullen worden geplaatst in functies die aansluiten bij hun capaciteiten, ervaring en ambities (‘kunnen en willen’). Voor medewerkers die daar (nog) niet aan toe zijn wordt
1
Integraal management houdt in dat leidinggevenden verantwoordelijk zijn voor zowel personele, productionele als commerciële managementtaken. 5
intern een zo gevarieerd mogelijk werkaanbod georganiseerd, dat een afspiegeling vormt van de regionale arbeidsmarkt. Aanpassing van werk en werkomstandigheden, stimuleren van persoonlijke ontwikkeling en gedegen persoonlijke begeleiding vormen hierbij belangrijke uitgangspunten. Daarmee is het gemeentelijk kader waarbinnen de Wsw wordt uitgevoerd bepaald. Het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid 2: Om gemeenten te verleiden in de toekomst wel beleid ten aanzien van de Wsw te bepalen, wordt het Wsw budget rechtstreeks en uitsluitend aan de gemeente overgemaakt. Het rijk rekent met de gemeente af. De gemeente krijgt de taak zelf o.a.het financieel beheer, het wachtlijstbeheer te voeren en het begeleid werken te organiseren. Het subsidie voor personen die niet meer tot de doelgroep behoren bij herindicatie wordt in 5 jaar afgebouwd. De instrumentele en administratieve activiteiten, die het rijk opdraagt aan de gemeenten, worden thans door de Gr Promen uitgevoerd. Niet alleen vrezen wij (evenals is geschied bij de overdracht van de indicatiestelling naar het CWI) hierdoor een behoorlijk verlies aan know how en ervaring die thans bij de uitvoerende organisatie is belegd, ook wordt het afbreuk risico enorm vergroot door verspreiding van deze activiteiten over 480 administraties t.o.v. de 102 waar het thans geschied. Als we de cijfers in onze regio bezien dan gaat het om de administratie van zo’n 1275 personen met een Wsw dienstverband bij Promen, zo’n 325 personen op de wachtlijst en (dat is een schatting) een 100 personen met een Wsw dienstverband die niet bij Promen werken. Uitgesplitst per gemeenten met 8 tot 10 personen met een Wsw dienstbetrekking en een wachtlijst van 3 tot 5 personen tot gemeenten met 300 tot 400 dienstbetrekkingen en een wachtlijst van 60 tot 125 personen. Voor in ieder geval de personen die werkzaam zijn bij Promen betekent dit een verdubbeling van de administratie. Ervaringen met o.a. het Jongerenloket hebben geleerd dat het ondoenlijk is voor zulke geringe aantallen een goede administratie te voeren en voldoende tijd beschikbaar te hebben om de daarvoor noodzakelijke communicatie te voeren. Dat hoeft ook niet. Zelfs als het wettelijk zou worden verboden deze activiteiten –zoals thans geschied is – via de GR te delegeren aan de regeling Promen, dan kan het in ieder geval wel gemandateerd worden. Daarbij is en blijft de gemeente verantwoordelijk, maar voert de regeling Promen de activiteiten uit. Advies: Voorgesteld wordt de raden van de aan Promen deelnemende gemeenten te adviseren alle administratieve taken die in het kader van de modernisering bij de gemeente gelegd worden, te mandateren aan de regeling Promen. Daarnaast verdient het aanbeveling het overleg tussen de gemeenten en Promen te intensiveren, administratief 4x per jaar; beleidsinhoudelijk 2x per jaar en causistiek overleg per gemeente, zo vaak als nodig, afhankelijk van de omvang en noodzaak .
Het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid 3: Onder het kopje “het versterken van de gemeentelijke verantwoordelijkheid 1” zijn een paar voorbeelden, mogelijkheden beschreven van gemeentelijk beleid met betrekking tot de Wsw. Indien één of meer gemeenten van de regeling “eigen” beleid ten aanzien van hun Wsw zouden willen voeren, moet dat wel kunnen. In de huidige regeling Promen is de opbouw van de gemeentelijke bijdrage voor de Wsw medewerkers voor iedereen gelijk. Dat is alleen eerlijk indien er voor de totale bedrijfsgemeenschap hetzelfde beleid geldt. Voor de niet-Wsw activiteiten worden aparte overeenkomsten, los van de Wsw administratie, opgesteld. Een vergelijkbare werkwijze zou ten aanzien van de Wsw medewerkers kunnen worden ontwikkeld. Promen hanteert ten aanzien van de ontwikkeling van het personeel een z.g. laddermodel. Het is wellicht mogelijk dit laddermodel uit te breiden met gemeentelijke beleidsdoelen, cq ten aanzien van de gemeentelijke doelen een andere ladder of verdeelstaffel te maken, inclusief een indicatief prijspeil. Indien daar vanuit de gemeenteraden behoefte aan is, kan Promen verzocht worden in 2008 aan te geven of en zo ja hoe door Promen kan worden omgegaan met gedifferentieerd gemeentelijk beleid ten aanzien van de Wsw en wat daarvan de verwachtte kosten zijn. Indien gemeenten ervoor kiezen een deel van rijksbudget zelf te reserveren, ontstaat bij Promen een tekort, dat gedragen zal moeten worden door alle gemeenten, waarbij de verdeelsleutel is, zoals hierboven aangegeven. Het kan echter niet zo zijn dat binnen één GR ’n gemeente lokaal beleid wil voeren, waarvan de kosten door andere gemeenten worden gedragen.
Advies: Indien daaraan behoefte bij de gemeenteraden blijkt te bestaan (bv een 4 tot 5 gemeenten óf minder gemeenten met veel Wsw medewerkers, zeg 35-40% van het Wsw bestand) is Promen te verzoeken in 6
2008 aan te geven of en zo ja hoe door Promen kan worden omgegaan met gedifferentieerd gemeentelijk beleid ten aanzien van de Wsw en wat daarvan de verwachtte kosten zijn. Het creëren van meer rechten voor de cliënt: Ten aanzien van deze hoofdlijn zijn de volgende onderdelen bekend: • In het wetsontwerp is een artikel opgenomen identiek aan het artikel over de cliëntenparticipatie in de WWB. • Naast de werknemersparticipatie via de OR van Promen, is het de bedoeling cliëntenparticipatie van personen op de wachtlijst , alsmede personen die “begeleid werken” te organiseren. • Personen geïndiceerd voor begeleid werken kunnen aanspraak maken op een persoonsgebonden budget (PGB). • Voor zover budget beschikbaar is, hebben cliënten –na 12 maanden – recht op plaatsing en kunnen zij bezwaar maken tegen niet-plaatsing. • Er dient een verordening cliëntenparticipatie te worden opgesteld. • T.a.v. het PGB lijkt hetzelfde Vanwege het ontbreken van de definitieve wetstekst en de onderliggende regelgeving, alsmede het nog niet beschikbaar zijn van concept-verordeningen, is het complex over dit onderdeel op dit moment te adviseren. Ervaringen met het ontwikkelen van cliëntenparticipatie bij de WWB, UWV en CWI, alsmede de voorgeschiedenis van de medezeggenschap bij de Wsw hebben ons geleerd dat het taai proces is. Wie gaat waarover, hoe bereik je de doelgroep (die steeds wisselend van samenstelling is), hoe stem je cliëntenparticipatie af met de WOR, wat behoort tot het gemeentelijk domein en wat tot de Wsw bedrijfsvoering zijn vragen die daarbij aan de orde zijn. De beleidsadviesgroep is er daarom geen voorstander van om (in ieder geval op dit moment) het ontstaan van 14 nieuwe “cliëntenraden” te bevorderen. Het lijkt ons logischer aan te sluiten bij een bestaande vorm van cliëntenparticipatie. In het verlengde van de voorgestelde visie ligt dan de WWB cliëntenparticipatie voor de hand. De adviesraden van de WWB zouden, waar het Wsw onderwerpen betreft uit te breiden zijn met enige vertegenwoordigers uit de Wsw wachtlijst en/of begeleid werkengroep. Wij kunnen ons voorstellen dat (per gemeente) jaarlijks tenminste 2x het onderwerp Wsw op de agenda komt. bij voorbeeld rondom het jaarverslag met de gerealiseerde plaatsing doorstroom en uitstroom en rondom de begroting/bedrijfsplan, waarbij de doelen voor de komende periode bepaald worden. Indien het wetsontwerp daartoe ruimte biedt zijn wij er voorstander van alle rechten, plichten en mogelijkheden van Wsw geïndiceerden zonder dienstbetrekking bij Promen (?) vast te leggen in één verordening, liefst voor alle 14 gemeenten dezelfde, waarin opgenomen bepalingen over cliëntenparticipatie, PGB, wachtlijstinzage en beroep etc. Advies: De beleidsadviesgroep adviseert voor wat betreft de cliëntenparticipatie aan te sluiten bij de cliëntenparticipatie van de WWB en - indien mogelijk – de rechten van de cliënt in één verordening af te regelen. Het meer betrekken van werkgevers bij de Wsw: In het wetsvoorstel, de hoofdlijnennotitie en het tot nu toe gevoerde overleg is dit onderdeel het minst uitgewerkt. Een advies van de RWI hierover is in de maak. Het rijk vindt het van belang dat het instrument “begeleid werken” (werknemers met een Wsw indicatie en budget, in dienst bij een reguliere werkgever) voor een veel groter deel van de Wsw werknemers mogelijk wordt. Het rijk is van oordeel dat met name gemeenten daarin in een spilfunctie zouden moeten vervullen. Vooralsnog ( met landelijk 2000 plaatsingen in 8 jaar tijd) is het niet gelukt werkgevers in Nederland, inclusief de overheid, van dat instrument te overtuigen. Inmiddels heeft het rijk, o.a. via de zg “no riskpolis” (waarbij de loondoorbetaling tijdens ziekte en de gevolgen van instroom in de WIA verzekerd zijn), administratief/financiële maatregelen genomen om de toestroom van Wsw’ers via “begeleid werken” te stimuleren. Het is het nog niet aangekomen. In aansluiting op het RWI advies stelt de beleidsadviesgroep voor een werkgroepje, bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, deskundigen en overheid, afkomstig uit de regio MiddenHolland, alsmede Krimpen en Capelle, te verzoeken een advies uit te brengen aan de portefeuillehouders en Promen over de te bewandelen strategie om werkgevers meer te betrekken bij de Wsw. De werkgroep is te “bemensen” door vertegenwoordigers van de Sturgroep Regionaal Economisch Overleg van ISMH, waar de meeste betrokkenen elkaar ontmoeten, zo nodig aangevuld met vertegenwoordigers van RHID. Ook de leden van de Raad van Advies van Promen zouden daarvan deel moeten uitmaken. N.B. Jan van Zijl (voorzitter van de RWI) is één van de leden van de Raad van Advies. Verzocht zou kunnen worden voorjaar 2007 een eerste advies uit te brengen. 7
Daarbij kan – naast bovengenoemde rijksmaatregelen – aan de werkgroep worden meegegeven zich te beraden over het effect van maatregelen zoals contract compliance, voorbeeldrollen van de overheid en semi publieke sector, RO mogelijkheden om het personeelsbeleid en uitbesteding van werken bij het bedrijfsleven te bevorderen enzovoorts.
Advies: De beleidsadviesgroep adviseert een werkgroep in te stellen bestaande uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, deskundigen en overheid, afkomstig uit de regio Midden-Holland, alsmede Krimpen en Capelle en die te verzoeken een advies uit te brengen aan de portefeuillehouders en Promen over de te bewandelen strategie om werkgevers meer te betrekken bij de Wsw.
8