;•*•• v . '
C12592 RWS
m
Concept beleidsvoornemen
Beleidsvoorstellen
Probleem/oorzaak-analyse
Bloemlezing
S: s, ^
—*
Voor kennis werpt vruchten af Deze rapportage is opgesteld door de Werkgroep Kennis. Zij geeft de bevindingen weer van een 'quick scan' van het kennisterrein binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het project is één van de activiteiten die plaatsvinden in het kader van de 'Agenda van de Toekomst' van de Bestuursraad. De rapportage is een voorteken van de kennisorganisatie in de 21e eeuw. Voorkennis werpt zijn vruchten af en zorgt voor kennis. De analyse en conclusies van deze rapportage geven een algemeen beeld van het kennisbeleid en opvattingen hierover binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en gelden in meer of mindere mate voor de afzonderlijke onderdelen van het ministerie. Opbouw van de rapportage De rapportage bestaat uit vijf delen. Wij staan kort stil bij de aanleiding voor deze rapportage. Vervolgens schetsen wij de belangrijke veranderingen en trends in de omgeving, waarna de uitgangssituatie kort beschreven wordt. De veranderingen en de uitgangssituatie vormen gezamenlijk de basis voor de analyse. De rapportage sluit af met enkele actiepunten en aanbevelingen.
V
vt^lcar
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Hoofdstuk 1: Aanleiding en introductie Hoofdvraag Werkwijze Probleembesef Wat is kennis? Waarom kennis? Wat is het probleem?
2.1 2.2 2.3
Hoofdstuk 2: Veranderingen in de omgeving Ontstaan van informatie-samenleving Veranderingen in het kennisparadigma Veranderingen in beleid en besluitvorming
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Hoofdstuk 3: Uitgangspositie V&W doet veel aan kennis Deskundigheid en vakmanschap Georganiseerde aanbiedersmarkt Kennisinstituten vormen betrouwbare partners Toepassingsgerichte oriëntatie
9 9 10 10 10
4.1 4.2 4.3 4.4
Hoofdstuk 4: Analyse Gedeelde visie op kennis ontbreekt Doelen van kennisontwikkeling variëren Organisatie van kennisontwikkeling moeilijk veranderbaar Te grote afhankelijkheid van kennis
11 13 13 14
5.1 5.2 5.3 5.4
Hoofdstuk 5: Aanbevelingen Ontwikkel een visie op kennis Organiseer kennis flexibeler Kies positie op 'kennis voor de markt' Maak kennis onafhankelijker
15 16 17 18
Deelnemers werkconferenties Colofon
3 3 3 3 4 4
*••'
, rH
CT1
ïcrociiicïie
Op haar 'Agenda van de Toekomst' heeft de Bestuursraad van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat het onderwerp 'Kennis' gezet. Een eerste aanleiding vormt de 'Verkenning Kennisinvesteringen V&W (1998)', een financieel overzicht van de uitgaven aan kennis. Een tweede aanleiding is de kennisnota die de directie Kennis in 2000 uitbrengt. De Bestuursraad geeft middels de rapportage 'Voor kennis' mede richting aan die nota.
hooiusiuk I
Aanleiding en introductie 1.1
Hoofdvraag De opdracht aan de werkgroep Kennis luidde: 'Verken het thema kennis'. Hoewel het belang van dit onderwerp in alle gesprekken hierover onomstreden bleek, heeft het enige tijd gekost de hoofdvraag scherp te krijgen. De inventarisatie van de huidige kennisinvesteringen - de eerste stap in dit project - beantwoordde veel vragen naar feiten. Tegelijkertijd riep deze inventarisatie nieuwe vragen op. De kernvraag was hoe de gegevens te waarderen. Een referentiekader is immers afwezig. Verrichten we als ministerie voldoende strategisch onderzoek? Hoe bepaal je dat? Zijn we in staat ruimte te maken voor nieuwe thema's? En zijn we in staat met minder belangrijke kennisonderdelen te stoppen? De inventarisatie resulteerde daarmee in een door de leden van de Bestuursraad vrijwel unaniem geformuleerde hoofdvraag: 'Verricht het Ministerie van Verkeer en Waterstaat - met het oog op de veranderende omgeving - de adequate kennisinvesteringen?'.
1.2
Werkwijze De werkgroep Kennis heeft zich ten doel gesteld de hoofdvraag te beantwoorden en voorstellen ter verbeteringen te doen. Hierbij is gebruik gemaakt van de genoemde 'Verkenning Kennisinvestering V&W'. Ook de rijkdom aan informatie van het Project Kennisbeleid - een project ter voorbereiding van de komende nota 'Kennisbeleid' - is gebruikt. De hoofdvraag is in eerste instantie gesteld aan de vragers van kennis binnen V&W: de beleidsdirecties en regionale directies. Op basis van de reacties is vervolgens gesproken met de belangrijkste aanbieders van kennis binnen en buiten V&W. Deze gesprekken hebben de vier thema's opgeleverd die centraal staan in deze rapportage.
1.3
Probleembesef Een van de constateringen is geweest, dat met name de vragers onvoldoende gestructureerd nadenken over kennis. Kennis en kennisbeleid krijgen weinig aandacht en raken ondergesneeuwd door korte-termijn-problemen. Gebrek aan kennis en kennisbeleid wordt kennelijk niet als een echt probleem ervaren. Deze rapportage trekt geen conclusies, maar formuleert acties en aanbevelingen. Als deze acties worden uitgevoerd, is een begin gemaakt met het actief voeren van een kennisbeleid en van kennismanagement op V&W-niveau.
1.4
Wat is kennis? Voor een goed begrip van het fenomeen 'kennis' is het belangrijk een eenduidige definitie te verwerven. Volgens de opstellers van deze rapportage is 'kennis' meer dan 'gegevens' en ook meer dan 'informatie'. Data op zich zijn zonder betekenis (zoals zomaar getal 5). Data worden informatie als ze betekenis krijgen (5 meter boven NAP). Kennis wordt pas echt relevant als er een handelingsperspectief aan gekoppeld kan worden (urgent: stormvloedkering sluiten). 'Kennis' is dus een ruim begrip, want om te
Aanleiding en introductie handelen zijn vakmanschap/deskundigheid, ervaring, vaardigheden en attitudes nodig. In onze visie is kennis een competentie van mensen voor effectief handelen. Kennis kan expliciet gemaakt zijn en zijn opgeslagen in bijvoorbeeld documenten of op Cd-rom. Kennis zit ook in hoofden van mensen en uit zich in het gedrag van mensen. Daarmee strekt kennismanagement zich automatisch uit tot strategisch personeelsbeleid en vice versa. Alhoewel het twee zijden van dezelfde medaille zijn, gaat deze rapportage niet in op de relatie en samenhang van kennismanagement en personeelsbeleid. Waarom kennis?
1.5
Kennis dient meerdere doelen. Deze doelen zijn in meer of mindere mate herkenbaar binnen het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Kennis dient in ieder geval ter onderbouwing van beleid en uitvoering. Daarnaast is kennisontwikkeling gericht op het verwerven van nieuwe inzichten, het ontstaan van nieuwe concepten en daarmee eigenlijk op innovatie en vooruitgang. Een derde betekenis van kennis is dat het een polyloog (veelstemmigheid) creëert. Dé waarheid bestaat immers niet. Ten vierde is er een toenemende erkenning van kennis - naast arbeid, kapitaal en grondstoffen - als productiefactor: kennis om (meer)waarde te genereren. Wat is het probleem? In de hoofdvraag ligt de vraag besloten of Verkeer en Waterstaat voldoende is voorbereid op de veranderende omgeving. Er doen zich op het terrein van kennis veranderingen voor in de omgeving van V&W die nieuwe eisen stellen aan het kennisbeleid en de kennisorganisaties. Als gevolg van internationalisering, sociaal-culturele ontwikkelingen en de opkomst van de kenniseconomie, verandert de waarde van kennis en de rol die kennis speelt in bedrijfs- en beleidsprocessen. Trefwoorden in deze ontwikkeling zijn: kennis en handelen raken met elkaar verweven, kennisontwikkeling is een interactief proces, er is geen monopolie op kennis en kennis is niet meer altijd lang houdbaar. Aangezien V&W altijd veel aan kennis en kennisontwikkeling gedaan heeft, is er een goede uitgangspositie. Tegelijkertijd is er een aantal problemen. Aan de vraagkant (beleid en uitvoering) ligt het probleem in het ontbreken van een samenhangende visie op en een duidelijke doelstelling van het kennisbeleid. Aan de aanbodkant is het probleem dat de organisatiestructuur historisch is bepaald. Het is onduidelijk of deze structuur de optimale organisatievorm is en voldoende tegemoet komt aan veranderende eisen. Het laatste probleem, waarvoor zowel aanbod- als vraagzijde verantwoordelijk zijn, vormt de te grote afhankelijkheid van kennis. Deze problemen beletten V&W zich aan te passen aan de nieuwe situatie die vraagt om het flexibel, meerstemmig ontwikkelen van kennis in interactie met andere landen, departementen, organisaties en mensen. Als onze kennis niet 'goed' is, is ons handelen niet effectief.
1.6
as.
De belangrijkste verandering in onze omgeving is het ontstaan van de informatie-samenleving. De informatie-samenleving wordt gekenmerkt door het grote economische en maatschappelijke belang van kennis en informatie. Toegang tot informatie en kennis is een belangrijke voorwaarde voor het maatschappelijk en economisch functioneren. De ontwikkeling en algemeen verbreide toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) spelen hierbij een grote rol.
hoof ds luk
Veranderingen in de omgeving 2.1
Ontstaan van informatie-samenleving Hoewel de informatie-samenleving niet mogelijk is zonder ICT, is ze niet te reduceren tot ICT. Sociaal-culturele ontwikkelingen, voortschrijdende internationalisering en de opkomst van een kenniseconomie zijn belangrijke ontwikkelingen die bepalend zijn voor en bijdragen aan de informatie-samenleving. 2.1.1 Sociaal-culturele ontwikkelingen Een informatie-samenleving kan niet ontstaan zonder veranderingen in de samenleving zelf. Een van de belangrijkste veranderingen die na WO-II in de westerse landen is opgetreden, is de democratisering van het onderwijs: kinderen uit meer rangen en standen kregen toegang tot voortgezet onderwijs. Het opleidingsniveau van de bevolking is gestaag gestegen. Dit leidde tot de opkomst van een sterke middenklasse. Deze ontwikkeling werd gestimuleerd door de opkomst van de massamedia, die velen een blik op een wijdere wereld bood. Zoals de jaren zestig en zeventig hebben laten zien, gingen de veranderingen met horten en stoten. Op diverse fronten werd gemorreld aan de bestaande gezagsverhoudingen en werden hiërarchieën vervangen door overleg en onderhandeling tussen min of meer gelijkwaardige partners. Deze emancipatoire en egalitaire verworvenheden zijn niet altijd structureel geweest, maar zijn opgenomen in het westerse normen- en waardepatroon. In het beleidsproces vertaalt zich dat in de sterk toegenomen behoefte aan inbreng van burgers en daarmee in het belang van participatieve besluitvorming. Een andere belangrijke sociaal-culturele ontwikkeling is het opkomen van de individualisering. We worden steeds afkeriger van groepsarrangementen. Het aantal alleenwonenden neemt toe. CAO-afspraken moeten ruimte bieden aan individuele regelingen van werktijden en salaris. De flexibilisering leidt tot nieuwe organisatievormen met als toekomstbeeld de netwerkorganisatie, bestaande uit een tijdelijk verband van zelfstandig werkenden. Een en ander heeft ook geleid tot een grotere mobiliteit, zowel in sociaal als in geografisch opzicht. Mobiliteit, internationalisering en de mogelijkheden van ICT leiden tot een andere organisatie van tijd en ruimte, bijvoorbeeld een 24-uurseconomie, telewerken, wereldwijde Internet-communities, maar ook veel fysieke mobiliteit en de daarmee verbonden problemen. Door de sociaal-culturele ontwikkelingen zijn de rol en betekenis van kennis toegenomen. Kennis is gedemocratiseerd. Kennis is niet langer macht, want besluiten moeten in samenspraak met vele anderen (andere departementen, actiegroepen enzovoorts) genomen worden. In dit proces brengen meerdere partijen kennis in. 2.1.2 Internationalisering De ontwikkeling van kennis heeft in toenemende mate een internationaal karakter. Dit heeft een aantal oorzaken.
Veranderingen in de omgeving Veranderende geopolitieke verhoudingen Naast de opkomst en val van landen en machtsblokken kenmerken de geopolitieke verhoudingen zich door de opkomst van diverse internationale organisaties die de vrije uitwisseling van goederen, mensen en kennis bevorderen. Nationale overheden verliezen een deel van hun beleidsruimte aan deze internationale instellingen. Hierbij valt te denken aan het toenemend belang van 'Brussel', de Europese Bank en de GATT. De Europese Commissie speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van kennisontwikkeling (Vijfde Kaderprogramma).
' * •
'
•>
Problemen vergen internationale aanpak Een aantal problemen zoals rond milieu, water en normering (telecommunicatie) kan alleen internationaal worden aangepakt. Op beleidsniveau speelt Europa dan ook een steeds belangrijkere rol in de regelgeving. Zo is de nieuwe Telecom-wet voor een belangrijk deel gebaseerd op Europese regelgeving. Dit betekent dat landen zich nauwelijks van elkaar kunnen onderscheiden op basis van fiscale of juridische mogelijkheden. De laatste onderwerpen waarmee een land kan 'concurreren' met andere Europese landen bij het aantrekken van (nieuwe) bedrijvigheid, zijn de kennisintensiteit en het innovatievermogen. ICT leidt ertoe dat de grotere complexiteit die gepaard gaat met geografisch gespreide productieprocessen kan worden beheerst. Verplaatsing van onderdelen van het proces naar andere landen is dus mogelijk. Dit heeft soms geleid tot verplaatsing van arbeid naar 'lage-lonen landen', maar zeker ook tot een groei van het aantal buitenlandse vestigingen in Nederland. Bedrijven willen toch graag in de buurt van hun afzetmarkt zitten. Hoge ontwikkelkosten, korte terugverdientijd Een derde oorzaak van de toenemende internationalisering op het kennisterrein zijn de hoge kosten van het ontwikkelen van nieuwe technologieën en producten in combinatie met de kortere terugverdientijd als gevolg van korte productcycli (zie kenniseconomie). Dit dwingt ondernemingen tot het aangaan van allianties op wereldvlak. 2.1.3 Kenniseconomie Een derde belangrijke verandering in de omgeving is de opkomst van de kenniseconomie. 'Hoe technologischer de maatschappij wordt, hoe belangrijker kennis over mensen en maatschappelijke verhoudingen wordt' (Jacobs, Het Kennisoffensief, 1999). Toch - aldus Jacobs - wordt de kenniseconomie gedomineerd door discussies over technologie. Zijns inziens komt dit doordat de kenniseconomie tot stand is gekomen als gevolg van technologie. Dat neemt niet weg dat menselijke kennis noodzakelijk is om optimaal van die technologie gebruik te maken. Jacobs onderscheidt vier stadia in de ontwikkeling van de kenniseconomie. Het eerste stadium is de informatisering als gevolg van een brede toepassing van ICT. De kenmerken zijn onder meer een sneller(e) transport en uitwisseling en verwerking van informatie.
Veranderingen in de omgeving Dit creëert mogelijkheden voor het samentrekken van bedrijfsprocessen met als gevolg het tweede stadium: kortere productcycli, waarbij productspecificaties voortdurend worden aangepast op basis van (massale) klantspecificaties. Product- en procesinnovaties lopen in elkaar over en kennis van bijvoorbeeld markten en levenspatronen wordt belangrijker. Korte levenscycli leiden tot specialiseren en combineren, het tot stand brengen van goed op elkaar inspelende netwerken. Hierbij wordt veel kennis uitgewisseld. Onderling vertrouwen is daarbij onmisbaar. Het derde stadium kent een toenemend belang van immateriële elementen in de economie: marketing, design, gebruiksvriendelijkheid en entertainment. Immateriële kennis is bovendien minder snel te imiteren dan gematerialiseerde kennis. Voor het kennisbeleid wordt het dan ook des te belangrijker om op deze ontwikkeling in te spelen. Dat kan door meer aandacht te besteden aan immateriële kennis en door kennisnetwerken tot stand te brengen. De kennisnetwerken behoren tot het vierde stadium: de netwerkeconomie. 2.2
Veranderingen in het kennisparadigma Toenemende complexiteit en een mondige bevolking betekenen dat besluiten in samenspraak met vele anderen genomen moeten worden. In dit proces brengen meerdere partijen kennis in. Het monopolie op kennis is daardoor definitief voorbij. Meerdere perspectieven zijn mogelijk, meerstemmigheid is zelfs noodzakelijk om nieuwe ideeën op te doen. Door het uitwisselen en bediscussiëren van ideeën en ervaringen wordt nieuwe kennis gecreëerd; interactie en betrokken zijn bij een netwerk: daar gaat het om. Het paradigma op kennis verandert dan ook. Het standpunt dat er zoiets bestaat als 'de beste kennis' of'de beste oplossing' (af te meten aan een objectieve maatstaf) is verlaten. Kennisontwikkeling wordt meer gezien als een iteratief proces, tot stand gekomen door interactie met meerdere partijen (en meerdere stemmen) en niet lang houdbaar. Dit betekent ook dat V&W niet meer het monopolie op kennis heeft of dat dit het beste zou zijn: we zijn één van de stemmen in het koor. De eerder genoemde korte productcyclus leidt ertoe dat kennis vaak al doende moet worden opgedaan (learning by doing). Handelen en kennis raken steeds meer met elkaar verbonden. Dit betekent overigens niet dat 'kennis en kennisontwikkeling' nu de doelstelling worden. Binnen V&W zal het handelen bijna steeds voorop blijven staan. Door de noodzaak van uitwisseling, maar ook de enorme toegankelijkheid van bronnen en informatie, is het niet mogelijk of vruchtbaar om kennis tot exclusief eigendom te maken. De houdbaarheid is kort. Voorbeeld uit deprakrijk: Linux Linux is een computerbesturingssysteem waarbij dankbaar gebruik wordt gemaakt van kennis in de samenleving door de mogelijkheden die internet met de aangesloten communities als netwerk biedt.
V
Veranderingen in de omgeving De grondbeginselen zijn gelegd door een Finse student. Vervolgens is het wereldwijd door doe-het-zelvers verbeterd en uitgebouwd. Microsoft beschouwt het op dit moment als een van haar grootste concurrenten mede doordat Linux in feite ieders en daarmee niemands bezit is. Er wordt door Linux optimaal gebruik gemaakt van latent aanwezige kennis waarbij de gebruikers centraal staan. Veranderingen in beleid en besluitvorming
•
•
Ook in het beleidsveld treden veranderingen op. Mede als gevolg van de toenemende complexiteit van de samenleving is de 'makende rol' van de centrale overheid bekritiseerd. Voormalige taken van de rijksoverheid zijn gedecentraliseerd of geprivatiseerd. Dit zou zijn weerslag moeten hebben op de investeringen van V&W in kennis: enerzijds omdat het ontwikkelen van kennis op bepaald gebied niet meer automatisch een overheidstaak is, anderzijds omdat bepaalde kennis nu niet meer bij het ministerie aanwezig is. Bovendien verandert de soort kennis die men nu in huis moet hebben. Er is meer behoefte aan (sectoroverschrijdende) kennis, bijvoorbeeld over marktordening en marktwerking, aanbestedingsprocessen en publiek-private samenwerking. De complexiteit manifesteert zich ook in de noodzaak onderwerpen en processen integraal te bezien. Mobiliteit moet bekeken worden in samenhang met ruimtelijke ordening en ICT. Er zijn meerdere onderdelen en departementen bij betrokken. Brede, integrale kennis is nodig.
*
Het gezag en de rol van de overheid in de besluitvorming verandert en participatieve besluitvorming is noodzakelijk. Dat vraagt om nieuwe kennis over deze processen bij de overheid. De overheid moet de burger meer laten participeren en meer inhoud en inhoudelijke afwegingen neerleggen bij burgers. Participatie moet niet alleen gericht zijn op het creëren van een draagvlak, maar ook op het benutten van kennis bij de participerende organisaties en (groepen) mensen.
* , - •
2.3
X
Uit de omgevingsanalyse bleek dat er ten aanzien van kennis belangrijke veranderingen plaatsvinden op het sociaal-culturele, internationale en economische vlak. Door deze veranderingen worden ook andere eisen gesteld aan de kennisontwikkeling: meer aandacht voor 'zachte' immateriële kennis en voor integrale kennis. Daarnaast moet er ook meer aandacht zijn voor de ontwikkeling en uitwisseling van kennis in samenspraak met anderen om ons heen: samenwerking met bijvoorbeeld andere departementen, organisaties en Europa. Nu heeft het ministerie enkele sterke kanten die een goede uitgangspositie geven en als aanknopingspunten voor verdere verbetering kunnen dienen.
Uitgangspositie 3.1
V&W doet veel aan kennis V&W doet veel aan kennis. Zo besteedt het ministerie per jaar een half miljard aan de instandhouding en ontwikkeling van kennis. Dit geld wordt besteed aan strategische kennis, bijdragen aan kennisinstituten, beleidsgerichte kennis, uitvoeringsgerichte kennis en basisinformatie. Het leeuwendeel van het budget is bestemd voor kennis ten behoeve van beleidsvoorbereiding. Bij de inventarisatie moet wel een kanttekening worden gemaakt. In de gepresenteerde cijfers is niet verdisconteerd dat een deel van de gespecialiseerde diensten zich bezighoudt met beleidsvoorbereiding en gedecentraliseerde uitvoeringstaken. Alle activiteiten van deze diensten zijn als 'kennis' gelabeld; en alleen als zodanig gelabelde activiteiten bij beleid als kennis. Strategische kennis Basisinformatie Bijdrage aan externe kennisinstituten
Kennis voor de beleidsuitvoering
Kennis voor de beleidsvoorbereiding FIGUUR: UITGAVEN AAN INSTANDHOUDING EN ONTWIKKELING KENNIS
De nauwe betrokkenheid van V&W bij kennis blijkt niet alleen uit de uitgaven aan kennis. Het blijkt ook uit de organisatie-opzet. Er is een gemeenschappelijke visie dat het ministerie rust op drie pijlers: kennis, beleid en uitvoering. 3.2
Deskundigheid en vakmanschap Op sommige terreinen - bijvoorbeeld water - heeft Nederland een lange traditie van kennisontwikkeling. De kennisontwikkeling die gepaard ging met de grote projecten heeft geleid tot een internationaal gerenommeerde positie van ons land, maar ook van een aantal interne specialistische diensten en externe kennisinstituten. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft hiervan eveneens geprofiteerd. Specialisatie heeft ertoe geleid dat op sommige terreinen een verdieping van de kennisontwikkeling heeft plaatsgevonden. Er is dan ook veel gedetailleerde kennis in huis. Bij de uitvoerende externe partijen is het vakmanschap - het 'weten hoe' - over het algemeen zeer sterk. Het blijkt dat bij het verlenen van opdrachten het criterium 'vakmanschap' vaak niet selectief is: de partijen waarmee V&W werkt, zijn in het algemeen kwalitatief hoogwaardig.
Uitgangspositie Voor een aantal nieuwere terreinen binnen V&W - zoals telecommunicatie - geldt hetgeen is vermeld veel minder. Maar ook voor de bestaande terreinen verandert de situatie, bijvoorbeeld doordat kennisinstituten op afstand van het departement komen te staan (KNMI, WL). Georganiseerde aanbiedersmarkt
3.3
Met name voor de sectoren 'Water' en Verkeer & 'Vervoer' geldt dat de markt van kennisaanbieders redelijk georganiseerd is. Hoewel er veel partijen op die markt aanwezig zijn, is de structuur van de markt veelal inzichtelijk en herkenbaar. In de loop der tijd zijn vele samenwerkingsverbanden aangebracht tussen de diverse aanbieders en zijn duidelijke netwerken - vaak ook persoonlijke netwerken - ontstaan. Kennisinstituten vormen betrouwbare partners
3.4
De aan V&W gelieerde kennisleveranciers worden door de vragers naar kennis veelal als een betrouwbare partner beschouwd met wie goed overlegd kan worden over de inhoud van de vraag: 'Wat wil men weten en waarvoor?'. De geleverde producten zijn solide. De adviezen zijn goed doorwrocht en zijn relevant, in die zin dat de adviseurs zich inleven in de positie en verantwoordelijkheden van de opdrachtgever. Adviezen en nieuw ontwikkelde inzichten zijn onderbouwd en gebaseerd op betrouwbare feiten. De specialistische diensten vervullen - op basis van hun uitgebreide inzicht in de externe markt van kennisaanbieders - voor een aantal onderdelen in beleid en uitvoering de rol van onderzoeksmakelaar. Het hechte samenspel tussen kennis, beleid en uitvoering vormt een betrouwbare basis voor beleid en uitvoering. De situatie roept echter ook vragen op die later nog aan de orde komen, bijvoorbeeld over de onafhankelijkheid van kennis en het gevaar van een al te grote eenstemmigheid waardoor nieuwe en andere geluiden niet worden gehoord. Toepassingsgerichte oriëntatie De aan het ministerie gelieerde kennisinstituten zijn in staat om met de vragers naar kennis mee te denken en met een gepaste oplossing te komen voor de problemen waarmee de vragers zijn geconfronteerd. De kennisinstituten zijn in de afgelopen jaren in toenemende mate vraaggestuurd gaan werken. Men is in staat om maatwerk te leveren. Tegelijkertijd is de organisatie zelf gericht op het snel toepassen en gebruiken van kennis, zowel in beleid als in uitvoering. Dit alles heeft ertoe geleid dat V&W op een aantal gebieden kan beschikken over een behoorlijk volume aan kennis. De vraag die zich echter opdringt is of de mensen en de organisatie voldoende voorbereid zijn op de ontwikkelingen die we hier hebben geschetst.
10
3.5
T"(M
. BI
Wc
H
De hoofdvraag van de Bestuursraad was of het Ministerie van Verkeer en Waterstaat met het oog op de veranderende omgeving de adequate kennisinvesteringen verricht. Een hiervan afgeleide vraag is of we kennis op de juiste wijze hebben georganiseerd. Om de vraag afdoende te beantwoorden hebben we eerst de veranderingen op het kennisterrein geschetst die repercussies hebben voor het ministerie. Vervolgens is de uitgangspositie van het ministerie kort geschetst. Tijdens de werkzaamheden van de werkgroep Kennis bleek al snel dat het niet mogelijk is om de hoofdvraag inhoudelijk te beantwoorden: er is geen eenduidig beeld. Het gebrek aan visie, de gebrekkige onderbouwingen van keuzes en de te geringe prioriteitstelling leiden ertoe dat aan de besluiten van de Bestuursraad omtrent de allocatie van middelen voor kennisinvesteringen de facto elke basis ontbreekt. In het verleden heeft de prioritering met name binnen de directoraten gelegen.
hc
1 -'• ^ *> f C: "tï ~'
t-
Analyse 4.1
Gedeelde visie op kennis ontbreekt
r
Het ontbreken van een visie op kennis valt in vier deelproblemen uiteen. Ten eerste is er weinig visie op kennis bij beleid en uitvoering. Dit komt doordat we kennis vooral zien als informatie, feiten en analyses waarop we een beroep kunnen doen om te komen tot een potentiële oplossing van beleids- en uitvoeringsproblemen. Méér 'kennis' wordt als beter beschouwd. Beleid en Uitvoering hebben geen zelfstandig kennisbeleid. Men denkt nauwelijks na over de kennis die in de toekomst nodig is en het beleid dat men moet voeren om de benodigde kennis te verwerven. Het kennisbeleid kent - voorzover aanwezig - een ad-hoc karakter. Het is direct een afgeleide van de plannen voor de huidige beleids- en uitvoeringsvraagstukken. Hierdoor lopen we altijd achter de feiten aan. Wat in dit verband nog wel de meeste zorgen baart, is dat deze situatie door de vragers naar kennis nauwelijks als een probleem wordt ervaren. Er is weliswaar sprake van een zeker onbehagen over het kennisbeleid binnen V&W (hetgeen de aanleiding vormde voor opname van 'Kennis' als onderdeel van de 'Agenda van de Toekomst'), maar dit heeft bij de vragers nog niet geleid tot het besef dat zij wel een visie op en beleid rond kennis zouden moeten ontwikkelen. 4.1.1 Kennis te veel beschouwd als kostenpost Vanwege de beperkte visie op kennis in relatie tot de eigen problemen wordt ook weinig nagedacht over de economische en maatschappelijke waarde van kennis en het effect daarvan op de werkprocessen. Het valt ook in meer algemene zin op dat binnen het ministerie 'kennis' nog vaak als kostenpost wordt beschouwd. Dit blijkt ondermeer uit de Verkenning Kennisinvestering. Op het moment dat kennis wordt beschouwd als een productiefactor wordt het geen kostenpost, maar een bron van meerwaarde. Dit geeft een geheel ander perspectief. De vragers naar kennis hebben - in tegenstelling tot de aanbieders - weinig zicht op de veranderende rol van kennis in de samenleving. Vragers realiseren zich te weinig dat kennis zich heeft ontwikkeld tot een product met een hoge economische en maatschappelijke waarde dat een belangrijke rol speelt in de concurrentie tussen bedrijven. De grote waarde van kennis leidt tot een hoge kennisintensiteit van de samenleving. Dit heeft eveneens invloed op werk- en leerprocessen, hetgeen zich het best laat uitdrukken in de kreet 'een leven lang leren'. 'Een leven lang leren' betekent meer dan zorgen voor een goed opleidingsplan voor medewerkers. Het vraagt ook om initiatieven ten behoeve van samenwerking in kennisnetwerken, om lange termijnprogramma's om kennis te stimuleren, om kennismanagement in de organisatie en het aantrekken en behouden van kennis - dat wil zeggen: van goede mensen - in de organisatie. Vragers hebben weinig zicht op deze veranderingen en/of hebben weinig besef dat deze veranderingen uiteindelijk ook hun werkprocessen zullen beïnvloeden. Ze ontwikkelen dan ook geen beleid om hierop te anticiperen.
11
Mr:
Analyse 4.1.2 Geen samenhang Er blijken grote verschillen te zijn tussen de onderdelen wat betreft hun rol-keuze en de organisatie van kennis. Enkele onderdelen hebben de ontwikkeling van kennis ondergebracht bij specialistische diensten of bij speciaal aan hen gelieerde instituten. Anderen betrekken kennis voornamelijk uit de externe kennisinfrastructuur. Sommige onderdelen hebben gekozen voor een rol als louter opdrachtgever (kennis voor het eigen beleid), anderen zien zichzelf als kennisontwikkelaar (met soms nadelige consequenties voor de innovativiteit van de sector), weer anderen kiezen ook voor een rol als kennismakelaar. Elke rol heeft doorgaans zijn eigen aansturingsmechanisme. De keuzes worden niet of nauwelijks onderbouwd. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op bestaande verschillen in de sector, maar uiteindelijk blijkt dat de verschillen historisch bepaald zijn. Het ontbreken van een goede onderbouwing wordt door velen binnen V&W onterecht niet als probleem beschouwd. Er lijkt een stilzwijgende afspraak te zijn, dat het kennisbeleid van de onderdelen de eigen verantwoordelijkheid is en anderen zich daar niet mee bemoeien. Dit non-interventiegedrag leidt ertoe dat gemaakte keuzes nauwelijks worden geëvalueerd. De vraag of de ooit gemaakte keuze nog wel aansluit bij de bestaande situatie wordt te weinig gesteld of met de antwoorden wordt te snel genoegen genomen. Dit gegeven leidt ertoe dat de onderlinge communicatie over kennis en de communicatie tussen vraag en aanbod vaak moeizaam verloopt. De aanbieders van kennis worden met verschillende rollen en aansturingsmechanismen geconfronteerd. Hierbij is niet altijd duidelijk welke rol de vrager op dat moment vervult. De gebrekkige onderbouwing van de verschillen kan ook politieke consequenties hebben. Een gebrekkige sturing en evaluatie kan ertoe leiden dat onze kennisinvesteringen onder politieke en financiële druk komen te staan en dat daartegen geen goed onderbouwd verweer mogelijk is. 4.1.3 Geen keuzeproces / duidelijke prioritering Het ontbreken van een heldere visie en van interne discussie over kennisontwikkeling leidt ertoe dat er geen keuzeproces is. Er wordt niet nagedacht over de waarde van kennis en dus is het ook moeilijk om na te gaan welke kennis wel en welke niet of later gestimuleerd moet worden, laat staan welke kennis vergeten kan worden. Het totaal aan investeringen in kennis wordt nauwelijks getoetst aan de hand van duidelijke criteria. Zo is er geen analyse van hetgeen nodig is (nieuwe gebieden bijvoorbeeld) of overbodig is. Ondanks het verdwijnen van een nationale luchtvaartindustrie wordt er nog veel geld besteed aan kennisontwikkeling op dit gebied. De afweging of dit terecht is, wordt niet gemaakt. Slechts een beperkt deel van de kennisinvesteringen gaat naar de impact van ICT op het terrein van V&W. Deze situatie reflecteert eerder de relatieve grootte van beleidsonderdelen dan het belang van het thema. De kennisontwikkeling vindt binnen organisaties plaats die rond bepaalde thema's zijn opgebouwd. Deze organisaties hebben de neiging te blijven voortbestaan zonder dat een evaluatie plaats vindt van de wenselijkheid.
12
Ar-
De werkgroep kennis komt tot vier aanbevelingen. Ontwikkel een visie op Kennis, organiseer kennis flexibeler, kies positie op 'kennis voor de markt' en maak kennis onafhankelijker.
Analyse Uiteraard leidt deze situatie ertoe dat er overlappen bestaan tussen kennisinvesteringen, evenals er witte vlekken zijn. Doordat kennisontwikkeling gekoppeld wordt aan de beleids- en uitvoeringsproblemen van dat moment, is er te weinig prioriteit bij de ontwikkeling van lange termijn kennis. Hoewel dit bij de beleidsafdelingen wordt onderkend, is de vertaling naar het kennisbeleid blijkbaar problematisch en blijft de situatie voortbestaan. Klaarblijkelijk weegt als puntje bij paaltje komt het korte termijn belang zwaarder . 4.2
Doelen van kennisontwikkeling variëren Het is onduidelijk in welke mate V&W zich verantwoordelijk acht voor de kennisontwikkeling ten behoeve van andere doelen dan de eigen beleidsproblemen. Binnen de verschillende onderdelen van het ministerie wordt hierover verschillend gedacht. Enerzijds wijst men erop dat het ontwikkelen van de kennisinfrastructuur een belangrijke rol speelt in de (beleids-)concurrentie tussen landen, anderzijds wijst men erop dat V&W in het verleden teveel verantwoordelijk is geweest voor de innovatie hetgeen de sector heeft belemmerd om zelf dingen te ontwikkelen. Met de verschillende rollen die men kan spelen variëren vaak ook de aansturingsmechanismen. Een opdrachtgever stuurt aanzienlijk directer dan bijvoorbeeld een intermediair. Aan de aanbodzijde is het niet altijd even duidelijk welke rol V&W vervult.
•V* '
De keuze die wordt gemaakt met betrekking tot de scope wordt niet altijd onderbouwd. Er worden argumenten over marktfalen, maatschappelijke relevantie of juist marktwerking gebruikt. Het gaat hier echter meestal om meer ideologische beweringen dan om een duidelijke rationele weging van argumenten. 4.3
Organisatie van kennisontwikkeling moeilijk veranderbaar De organisatie van kennisontwikkeling (zowel wat betreft geld, mensen als instituties) is historisch bepaald en moeilijk te veranderen. Dit heeft enerzijds te maken met het ontbreken van een goede evaluatie en prioritering van onderwerpen en anderzijds met een 'natuurlijke' drang bij instituties om voort te blijven bestaan, ook als de bestaansgrond feitelijk is komen te vervallen. Dit geldt overigens niet alleen voor de specialistische diensten, maar ook voor de externe kennisinfrastructuur. Naast de reeds bestaande instituties worden steeds nieuwe instituties opgericht om (vermeende) tekortkomingen van de bestaande infrastructuur op te vangen. Er is niets tegen een veelheid van meer of minder losse samenwerkingsverbanden, als ze maar niet verstarrend werken. Anders lijkt de situatie op die van een kerstboom waarin steeds meer ballen worden opgehangen zonder dat de oude ballen echter ooit van plaats veranderen. In dit proces ontbreekt een goede evaluatie van de totale kennisinfrastructuur: 'Welke onderwerpen worden waar besproken en waaraan geven wij prioriteit?'. De rigiditeit van de bestaande organisatie maakt het moeilijk om snel en flexibel in te spelen op nieuwe ontwikkelingen (in termen van nieuwe onderwerpen) en op nieuwe processen van kennisvorming (de netwerken en interactiviteit die reeds eerder aan de orde zijn gekomen).
13
V
Analyse Te grote afhankelijkheid van kennis Een laatste probleem dat zich voordoet in het kennisbeleid van V&W betreft de mate van onafhankelijkheid van kennis. De kennis die V&W benut ter onderbouwing van haar beleid wordt door anderen gepercipieerd als te sterk gestuurd door de belangen van het beleid en de uitvoering. Het gaat hierbij zowel om de wetenschappelijke integriteit als om de invloed op het proces van kennisontwikkeling. Zoals gemeld onder 'Verandering in paradigma van kennis', wordt kennis niet meer beschouwd als 'waar', of'de beste'. Er bestaat immers geen objectieve maatstaf waaraan dit kan worden afgemeten. Dit betekent dat kennis in principe altijd ter discussie kan worden gesteld, ook al is aan de eisen van wetenschappelijke integriteit voldaan. Dit laatste is overigens niet altijd het geval. Onwelgevallige informatie wordt - zo is ons gebleken - wel eens achtergehouden.
JL
De kritiek dat kennis niet onafhankelijk is, komt echter ook voort uit het gebrek aan diversiteit en aan aandacht voor de noodzaak kennis met de omgeving te ontwikkelen. Tegengeluiden en kennis uit andere organisaties dan V&W dringen te weinig door. Daardoor is de kennis die V&W gebruikt, altijd 'partijdige kennis'. Voor het vergroten van de betrouwbaarheid van de kennis middels het versterken van de onafhankelijkheid, zijn zowel aanpassingen in cultuur als structuur vereist. Er bestaat een sterke interactie tussen deze twee.
'ir*
14
4.4
Aanbevelingen 5.1
Ontwikkel een visie op kennis Van het ministerie mag eenheid van beleid worden verwacht. Dat betekent op het terrein van kennis dat er sprake moet zijn van een voor heel V&W geldende visie (paradigma, wensbeeld en strategie) en dat beslissingen over fasering en allocatie van schaarse middelen tegen die achtergrond genomen worden. Een en ander moet helder communicabel zijn. De minister moet ook politiek kunnen verantwoorden dat de beschikbare middelen optimaal worden gebruikt. Dit betekent niet dat nu een eenheidsworst ontstaat. De centrale (Bestuursraad-) sturing beperkt zich tot hoofdlijnen, de uitwerking per organisatiedeel: directoraat - meestal tevens beleidsveld - en directie, is maatwerk. Op directieniveau is de uitwerking van de Bestuursraad-besluitvorming niet alleen terug te vinden in de vorm van een eventuele bijstelling van de directievisie, maar ook in een meerjarenprogramma met betrekking tot kennisontwikkeling, facilitaire toerusting voor kennis-logistiek en strategisch personeelsbeleid dat bij veranderende (werk-)processen past. Vervolgens ontstaat er opnieuw eenheid van V&W-beleid doordat op directoraatrespectievelijk bestuursraadniveau keuzes omtrent bedrijfsvoering worden gemaakt inzake prioriteiten en eventuele her-allocatie van middelen, een en ander in het licht van de lange-termijn-strategie. Om te komen tot de noodzakelijke visie op kennis is eerst een inventarisatie nodig van de beschikbare kennis en de benodigde kennis. Daarnaast moet het non-interventie gedrag doorbroken worden. Er zijn daartoe twee acties geformuleerd. Actie la
Elk directoraat stelt een kenniskaart 'Status Quo' samen als weergave van de actuele stand van kennis en onderzoek. Het samenstellen van een kenniskaart zet aan tot nadenken over kennis en over de betekenis van kennis in de eigen werkprocessen.
K 4
Met de kenniskaart komt grondstof beschikbaar voor verdere afstemmingsprocessen, maar ontstaat ook de voedingsbodem voor het scheppen van draagvlak voor eventuele bijsturing. In die interactieve processen kan de kracht van de in V&W aanwezige veelstemmigheid worden benut. Daarmee wordt tevens een kennisstrategie opgebouwd. De kenniskaarten worden jaarlijks geactualiseerd, waarbij de evaluatie van de praktijk - waaronder de lopende kennisinvestering - wordt verwerkt. Met deze eerste stap - de inventarisatie - is er een basis gelegd voor kennisbeleid, maar is het probleem van de non-interventie nog niet opgelost. Actie lb
Op de kenniskaarten van directies wordt collegiale auditing verricht waarbij de nadruk ligt op de argumentatie van de keuzes die een directoraat heeft gemaakt. De kernvragen bij de auditing zijn: 'Hoe is de visie tot stand gekomen?', 'Stemt de visie overeen met andere?', 'Hoe is de prioritering georganiseerd?' en 'Wat zijn de
15
Aanbevelingen belangrijkste thema's?' Een audit-team van het ene directoraat verricht de audit bij het andere directoraat. Dit verhoogt het kennisbewustzijn en de onderlinge samenhang en het maakt keuzes en keuzemomenten transparant. Men moet het eigen kennisbeleid in ieder geval aan één ander directoraat uitleggen en heeft zelf bij een ander directoraat 'in de keuken gekeken'. Hierdoor wordt de non-interventie doorbroken. De schets van de situatie nu is het vertrekpunt om de richting te bepalen voor de kennisontwikkeling in de komende jaren. De kenniskaarten en de audits vormen ook de basis voor een departementsbrede visie op kennis waarop onder andere besluiten over de prioriteitstelling gebaseerd kunnen worden. Organiseer kennis flexibeler Aan kennis worden verschillende eisen gesteld. De dynamiek en flexibiliteit in de omgeving van V&W vragen om het sneller laten stromen van kennis in de organisatie. Routineprocessen vragen gegevens van een vast type. Repeterende processen vragen gegevens van een vaste soort, maar met maatwerk naar tijd, plaats en/of actoren. Door de interactie binnen die processen is de hier gebruikte kennis dynamisch. Vernieuwende processen vragen vaak maatwerkgegevens (informatie) en de actoren in het proces vormen kennis, die tevens het fundament vormt van het resultaat. Daarmee wordt kennis meer en meer mensenwerk en intermenselijk werk. De huidige wijze waarop kennis is georganiseerd, is niet automatisch en niet blijvend het goede antwoord op deze veelheid aan vragen. Actie 2
De flexibiliteit van de kennisorganisatie moet door de kennisaanbieders zelf continu worden verbeterd, waarbij een actiefparticiperende rol van de vraagkant nodig is. De directie Kennis neemt in eerste instantie het voortouw om op korte termijn tot een grotere flexibiliteit bij de kennisaanbieders te komen. Om de benodigde flexibiliteit te bereiken zijn vijf punten van belang. Geef bewust vorm aan werkprocessen in een open - interactieve - aanpak, want: - het optimaliseert de kansen voor snelle kennisontwikkeling (bron van nieuwe kennis, ervaringskennis groeit in mensen, gedeelde inzichten in organisaties); - het optimaliseert het gebruik van in de samenleving aanwezige kennis (zo mobiliseert het fileplan Rotterdam de kennis van gebruikers en functioneel betrokkenen); - het verhoogt het eigen vermogen om de kennisbehoeften te onderkennen en te formuleren. Een bewust gezochte 'veelstemmigheid' van het ingeschakelde (kennis-)netwerk is katalyserend voor die meerwaarde. Richt werving en vorming van V&W-ers op het verkrijgen van vaardigheden die nodig zijn bij interactieve werkwijzen. De organisatie wordt flexibeler en dynamischer door: - versterkt leervermogen in de organisatie; - verhoogde flexibiliteit van de inzetbaarheid van dit met ervaringskennis verrijkte arbeidspotentieel; - 'kameleon-achtige' omgang met de diversiteit aan inhoud en omgeving.
16
5.2
Aanbevelingen Kom tot (thematische) expertise-netwerken van interne en externe kennis. Dit houdt onze focus op onze strategische periferie actueel en dynamisch. De expertisenetwerken 'water', 'meervoudig bouwen' en 'ruimte' kunnen hierbij als voorbeeld dienen. Over een paar decennia zal zo'n aanpak wellicht gewoon zijn. Put systematisch uit en werk samen met de internationale kennismarkt. Dit moet een routine worden. De voornaamste internationale bronnen moeten via de fysieke kennisinfrastructuur en door de expertisenetwerken ontsloten blijven. Vertaal het bovenstaande per directoraat/directie naar de eigen kennisinfra. Vertaal het zowel intern als extern en formuleer een gewenste aanpak. De kennis speelt ook een cruciale rol in de afstemming van vraag en aanbod. 5.3
Kies positie op 'kennis voor de markt' Uit de gesprekken die we hebben gevoerd wordt duidelijk dat V&W mede verantwoordelijkheid neemt voor versterking van de marktsector, voorzover gerelateerd aan de V&W-beleidsvelden. Er zijn echter verschillende zienswijzen op wat dit inhoudt. Genoemd worden: - de impulsen in kennisontwikkeling en productinnovatie; - de verbetering van samenwerking en institutionele structuren binnen en tussen bedrijfstakken; - het katalyseren van het daarop inspelen door marktpartijen (bilaterale invloed, platforms, procesregie, enz.); - het faciliteren met projectsubsidie (ontwikkeling, prototyping, pilots, niches) waar en zolang de markt de risico's daarvan niet kan dragen ('infant-industry-argument'); - V&W draagt naar vermogen bij aan de internationale marketing en promotie van de gecumuleerde kennis in dezelfde marktsector, deels in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Er zijn ministeries en lagere overheden met een kennisbehoefte op het terrein van Verkeer en Waterstaat. De binnen het ministerie beschikbare kennis wordt om niet beschikbaar gesteld (gedeeld nut van algemene middelen). Op additionele, specifieke kennisbehoeften bij die partijen kan worden ingegaan door samenwerking als dat kosteneffectiever is dan separate uitbesteding. Dit alles is gericht op de V&W-beleidsvelden en kan worden geacht bij te dragen aan het totale beleidseffect daarop. Een deel van het V&W-topmanagement is van mening dat het daarbij moet blijven. Een ander deel interpreteert de publieke taak ruimer. De ontwikkeling van 'Nederland Kennisland' vraagt - ook breder dan in de voor V&W relevante marktsector - het kweken van een comparatieve kennisvoorsprong (ten opzichte van de Europese en mondiale omgeving). Daarom moet Verkeer en Waterstaat volgens hen geen kansen laten liggen om bij te dragen aan versterking van posities, potenties en netwerken in Nederland, ook als dat gaat om andere partijen dan de marktpartijen waar V&W gebruik van maakt.
17
Aanbevelingen Actie 3
Er zou een argumentatie moeten worden ontwikkeld om te bepalen in welke gevallen kennisontwikkeling ten behoeve van marktpartijen een effectief instrument van economisch (sector-)beleid is. Er zou consistentie moeten zijn met het economisch beleid dat voor andere sectoren wordt verricht. Maak kennis onafhankelijker De kennis die V&W benut ter onderbouwing van beleids- of uitvoeringsbesluiten - met name daartoe geproduceerde onderzoeksrapporten of adviezen - wordt door anderen gezien als te sterk gestuurd door wat V&W vindt of wil. Om kennis onafhankelijker te organiseren zijn er zowel culturele als structurele aanpassingen nodig. Deze kunnen niet zonder elkaar. In de eerste plaats is het essentieel dat V&W prijs stelt op onafhankelijke kennis: de beleidsbepalers moeten gesteld zijn op feiten. Dit raakt de cultuur van beleid-maken in de kern. Om hiermee vertrouwd te raken, is een grote transparantie en open informatieuitwisseling met de omgeving nodig. Al eerder werd erop gewezen dat deze uitwisseling ook kennis oplevert. Door te laten zien dat er iets gedaan wordt met de ingebrachte informatie zal het ministerie aan vertrouwen winnen. Daarnaast moet de onafhankelijkheid sterker institutioneel worden verankerd. Dit kan de vorm krijgen van een publicatievrijheid, een vorm van 'statutaire' verankering van die onafhankelijkheid en bewaking en/of auditing door een wetenschappelijk forum. Uiteindelijk kan ook bezien worden of de financiering en positionering de onafhankelijkheid meer kunnen bevorderen. Deze aspecten worden meegenomen in actie 2. Ook op korte termijn is er meer duidelijkheid nodig. Actie 4
Er worden door de directie Kennis workshops georganiseerd rond de onafhankelijkheid van kennis en de daarmee samenhangende (gepercipieerde) betrouwbaarheid. Het is uit oogpunt van onafhankelijkheid aan te bevelen om bij belangrijke beslissingen vroegtijdig met betrokkenen te besluiten waar en op welke wijze de vereiste kennis wordt vergaard. Dit besluit zou expliciet politiek verankerd moeten worden. Daardoor is de wijze van kennisvergaring expliciet besproken en zal er minder twijfel zijn over de betrouwbaarheid van de gegevens. Er is een ontkoppeling ontstaan van het feitendebat met het waardendebat. Dit is voor beide onderdelen vruchtbaarder. Toekomstige actie
De expliciete politieke verankering van hoe kennis te vergaren levert nu geen concrete actie op, maar bij het eerstvolgende grote project moet aan deze benadering vorm worden gegeven.
18
5.4
,':',
Affa faur
tuwd
,i';
.•;.'',',,-
'li,'
• ' / , , ' .
e+<_ ix .
;
•
.
.
.
:
•
,
•
•
«
.
•
#
•
•
•
.
•
•
/
•
•
•
'..," . j i ^ t ' . ' V ' . ' .
-
•
.
•
.
•
•
•
.
.
.
;
•
,
;
.
.
:
•
/
:
•• •• • • • • • •" ':''
Deelnemers Kennisconferentie 8 april 1999: Vragers naar kennis. KMPG drs. RR.E. Lekanne Deprez Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Goederenvervoer drs. K. Egas Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat- Generaal Goederenvervoer drs. W.F.S. Holleman Minsterie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Personenvervoer drs. H.J. Schartman Ministerie van Verkeer en Waterstaat plv. Secretaris-Generaal mw. mr. TJ. van Beek Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksluchtvaartdienst ir. R.C. Cadee Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksluchtvaartdienst/PONL mr. B. de Ruiter Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Strategie & Coördinatie drs. J.A.A. Dikmans Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post dr. G.A.A.M. Broesterhuizen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post mw. drs. T.C.M. Weijers Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland ir. Th.F.J. van de Gazelle Rijkswaterstaat Hoofdkantoor Directeur Kennis prof. dr. J. de Jong Rijkswaterstaat Hoofdkantoor Directie Kennis drs. R.Vrugt Rijkswaterstaat Hoofdkantoor Directeur Uitvoering ir. P. Kieft Rijkswaterstaat RIZA ir. P. Stortelder
Deelnemers Kennisconferentie 29 april 1999: Aanbieders van kennis.
7
Centrum voor Transporttechnologie CTT ir. H. van Baaren CROW ir. K. Nije KNMI dr. ir. J.D. Opsteegh Maritiem Research Instituut Nederland MARIN ir. J.N. Dekker Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Strategie & Coördinatie drs. J.A.A. Dikmans Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Telecommunicatie en Post mw. drs. T.C.M. Weijers Ministerie van Verkeer en Waterstaat plv. Secretaris-Generaal mw. mr. T.J. van Beek Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium NLR drs. A. de Graaff Rijkswaterstaat Adviesdienst Verkeer en Vervoer ir. E.J. van de Kaa Rijkswaterstaat Bouwdienst W. van Schelt Rijkswaterstaat Dienst Weg- en Waterbouwkunde ir. P.H.A. Hoogweg Rijkswaterstaat Hoofdkantoor plv. directeur Kennis drs. C.T.M, van Teylingen Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee ir. D. Tromp Rijkswaterstaat RIZA ir. P. Stortelder Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV ir. F.C.M. Wegman Stratix Consulting Group B.V. ir. F.M.M, van Iersel TNO-FEL ir. P. Kuiper WL/Delft Hydraulics ir. J. Groen
WÊ
vp&üur
'Voor kennis' is gemaakt onder verantwoordelijkheid van een projectteam onder leiding van drs. H. Schartman, trekker van het thema kennis op de 'Agenda van de Toekomst'. Het betreft mede een tussenproduct op weg naar het Kennisbeleid V&W. Aan de totstandkoming is bijgedragen door deelnemers aan een tweetal werkconferenties. Het projectteam is hen erkentelijk voor hun inzet. Projectteam drs. J.A.A. Dikmans (S&C) drs. K. Egas (DGG) drs. H. Schartman (DGP) ir. P. Stortelder (RIZA) drs. R. Vrugt (Directie Kennis) mw. drs. T.C.M. Weijers (DGTP) Projectsecretariaat Directie Kennis tel: 070 - 351 94 57; fax 070 - 351 93 44 Tekstredactie, vormgeving en productie In Essenza, Wassenaar Hoofdkantoor van de Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, september 1999
4
J i
Op de terreinen waarop Verkeer & Waterstaat actief is, is een verschuiving te zien. Er wordt minder aandacht besteed aan onderzoek en ontwikkeling en meer aandacht aan kennismanagement. Deze verschuiving past bij de zich breed ontwikkelende kenniseconomie. Investeren in Research and Development is niet langer genoeg; er moet ook worden gezorgd dat de juiste kennis (en informatie) ten behoeve van beleid en uitvoering tijdig en op het juiste moment beschikbaar zijn. Ook blijkt dat bestaande grenzen tussen beleidsvelden en organisaties steeds meer scharnierpunten worden voor samenwerking. Maatschappelijke problemen en de benodigde kennis voor oplossingen overstijgen namelijk die grenzen. Samenwerking bij het voorzien in kennis vormt een ijkpunt, waaraan het succes van de V&W-Kennisfunctie in de toekomst kan worden afgemeten. Voor u ligt de rapportage van de analysefase van het project Kennisbeleid V&W. Aan de verschijning is het nodige vooraf gegaan. Door het projectteam zijn in de maanden april tot en met juni 1998 interviews gehouden met circa honderd personen: sleutelfiguren binnen V&W en meedenkers daarbuiten. De inzichten zijn verzameld en geordend in een bloemlezing die in september 1998 is gepresenteerd. Met behulp van de bloemlezing is in het najaar van 1998 door het projectteam een probleem/oorzaak-analyse uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn aansluitend voorgelegd aan betrokkenen en andere belangstellenden tijdens een drietal werkconferenties. De reacties tijdens de werkconferenties zijn door het projectteam verwerkt en geordend. Het resultaat: een breed gedragen beeld van problemen, oorzaken en kansen voor het V&W-Kennisbeleid. Om een verdere discussie op gang te helpen, is door het projectteam een voorzet gedaan voor een V&W-visie. Deze voorzet vormt input voor werkconferenties met directeuren van V&W. Deze conferenties moeten nog plaatsvinden. De resultaten van deze werkconferenties zullen door de Directie Kennis worden gebruikt bij het opstellen van een Nota Kennisbeleid en een Actieprogramma in hoofdlijnen. Deze documenten zullen wij aan u en andere vertegenwoordigers van relevante partijen voorleggen om gezamenlijk te onderzoeken hoe ze kunnen worden gerealiseerd. Ik hoop en verwacht dat wij daarin, met u en anderen, zullen slagen. Prof. dr. J. de Jong Directeur Kennis
« • •
. 'i fe
m
Inleiding
Visie van het projectteam
Probleem/oorzaak-analyseschema's: A Kwaliteit van kennisfunctie op V&W-terrein is onvoldoende A Te weinig kennisuitwisseling/-ontwikkeling V&W met anderen A Onvoldoende samenwerking om kennisgrenzen te verleggen 0 Dreigend tekort aan vakbekwame mensen bij V&W A Spoorzoekers in kennisland op V&W-terrein @ Kennis verdampt bij V&W A Vraag en aanbod kennis bij V&W niet goed op elkaar afgestemd Q Kennis bij V&W op deelterreinen onder de maat Q Tekort aan niet-technische kennis bij V&W (Jj) Tekort aan feitenkennis op V&W-terrein Bijlagen
V
'pi
I
I
"V,
",
|
'I,
F,
"»
,n
I I
I
L
1
1
I
I
II
il
1 . ,1
l J" (,
-ïfc
f- '
'k
Het belang van kennis op V&W-terrein Kennis is van oudsher een belangrijke peiler voor het werk op de beleidsterreinen van Verkeer & Waterstaat. De verwachting is dat het belang van kennis alleen maar toeneemt. In de kenniseconomie die zich ontwikkelt zal de kennisfunctie een meer centrale plek innemen als productiefactor. Investeren in Research & Development is niet meer voldoende. De eisen die aan de kennisfunctie worden gesteld, worden opgevoerd. Zowel tijdigheid en maatwerk in kennisvoorziening en kennisontwikkeling als toegankelijkheid en betrouwbaarheid van informatie gaan in de kennismarkt de boventoon voeren. Voorbereid op een toekomst in ontwikkeling De uitgevoerde analyse van de kennissituatie kan het beste bezien worden tegen de achtergrond van ontwikkelingen die spelen in de 'kennisomgeving' en die ook worden genoemd in de interviews: • steeds meer marktwerking: marktregulering wordt belangrijker; de rol van het bedrijfsleven wordt groter; er wordt minder zelf gedaan en meer uitbesteed; de commercialisering neemt toe, ook van kennis; onderzoeksprogrammering vindt vooral plaats op basis van maatschappelijke prioriteiten; de rol-/taakverdeling tussen publiek en privaat verschuift naar privaat; • meer en veranderde samenwerkingen: de interactie tussen departementen neemt toe; in toenemende mate werkt de overheid samen met maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven; door toenemende internationalisering (opkomst Euregio's) veranderen samenwerkingsverbanden; er ontstaat meer publiek-private samenwerking; • veranderingen van de arbeidsmarkt: levenslange educatie van mensen is een must; mensen worden in toenemende mate flexibel; de behoefte aan specialisten en generalisten wordt groter; • toenemende onderkenning van het belang van kennis en het goed organiseren ervan: de vraag naar instrumenten om de weg te vinden in kennisland stijgt, met name in de vorm van informatietechnologie, internet, knowledge-mining etc; • naar een integrale benadering van vraagstukken: integrale benaderingen worden belangrijker; het belang van een benutting van 'drie-dimensionaal Nederland' wordt toenemend gezien; • vraag naar nieuwe kennis(gebieden): enerzijds is er een toename van technologisering onder andere in relatie tot Verkeer & Vervoer (transport technologie, ICT), logistiek, waterbouw etc; anderzijds is er een toenemende vraag naar andere kennis (gedragskennis, consumentenkennis, proceskennis etc); de 'electronische snelweg' wordt steeds belangrijker; kennis ontbreekt echter ten aanzien van maatschappelijke effecten; de toenemende democratisering en de noodzaak om de samenleving bij afweging en besluitvorming te betrekken, genereren een vraag naar onder andere proceskennis; ook overheden hebben in toenemende mate behoefte aan objectieve kennis (kentallen, etc). Het 'product' kennis zal meer en meer beeldbepalend zijn voor de kwaliteit van de dienstverlening door Verkeer & Waterstaat. De beschikbaarheid van deze kennis is geen vanzelfsprekendheid. Opbouw van kennis vergt investeringen, maar kennis moet ook beheerd en onderhouden worden. Kennis moet vernieuwd worden. Kennis moet er zijn wanneer deze in beleid of uitvoering ter hand genomen kan worden.
'«=
Inleiding De kennisfunctie zal vóór moet lopen op beleid en uitvoering, om tijdig op maat gesneden kennis en informatie te kunnen leveren. Dat vraagt om gerichte aandacht. Kansen en bedreigingen voor de kennisfunctie Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen hebben de geïnterviewden zich uitgesproken over de kwaliteit van de kennisfunctie op V&W-terrein. De aangereikte inzichten zijn door het projectteam geanalyseerd en herleid tot kernproblemen van de kennisfunctie op V&W-terrein. De conclusie van deze analyse luidt (zie schema's): 0 D e kwaliteit van de kennisfunctie op V&W-terrein is - met name gelet op de toekomst - onvoldoende, want niet (steeds) is tijdig de juiste kennis op de juiste plaats beschikbaar als gevolg van een negental problemen/knelpunten in de kennisfunctie: 0 Te weinig kennisuitwisseling/-ontwikkeling V&W met anderen 0 Onvoldoende samenwerking om kennisgrenzen te verleggen 0 Dreigend tekort aan vakbekwame mensen bij V&W 0 Spoorzoekers in kennisland op V&W-terrein 0 Kennis verdampt bij V&W 0 Vraag en aanbod kennis bij V&W niet goed op elkaar afgestemd 0 Kennis bij V&W op deelterreinen onder de maat 0 Tekort aan niet-technische kennis bij V&W ($) Tekort aan feitenkennis op V&W-terrein
éoèèoéèèè Dit vormen de zwakke schakels en deze problemen moeten derhalve worden opgelost om de noodzakelijke verbeteringen in de kennisfunctie te kunnen realiseren. Alleen dan kan worden voldaan aan de steeds hogere eisen die aan de kennisfunctie wordt gesteld. In de analyse zijn de mechanismen bloot gelegd, die de aangegeven problemen veroorzaken. Deze mechanismen zijn in de vorm van probleem/oorzaak-schema's gevisualiseerd en bieden handreikingen om de problemen aan te pakken. Het zijn evenzovele kansen om te benutten. Uiteraard dienen deze problemen te worden bezien tegen de achtergrond van de sterke kanten van de huidige kennisfunctie op V&W-terrein. De probleemschets presenteert slechts de halve waarheid. Zo is op de meeste beleidsvelden een kwalitatief hoogwaardige kennisinfrastructuur aanwezig, als het gaat om het ontwikkelen van nieuwe kennis. Er zijn diverse goed functionerende instanties voor programmering en ontsluiting van kennis zoals CUR, CROW, STOWA. De internationale positie van de kennisinstituten en van het kennis intensieve bedrijfsleven op V&W-terrein is sterk, met name op het gebied van waterbouw en watermanagement. Met kennis-intensieve projecten als de waterkering in de Nieuwe Waterweg en de geboorde 2e Heinenoordtunnel worden innovatie-impulsen gegeven die de economisch positie verder versterken. In het kader van economische
Inleiding stimulering (ICES) door de rijksoverheid worden initiatieven ontplooid voor kennisontwikkeling en vernieuwing, zoals op de gebieden verkeer en vervoer, ruimtegebruik en informatietechnologie. Ook binnen de V&W-organisatie is veel aandacht voor kennisontwikkeling en heerst een klimaat dat gericht is op leren en vernieuwen. In de interviews komen ook tal van dergelijke sterke punten van de kennisfunctie op V&Wterrein naar voren: een overzicht van genoemde sterke punten is opgenomen als bijlage. Het gaat dus om versterking van de kennisfunctie, tegen de achtergrond van de kracht die er al is. Het is nodig om een Visie en een Actieprogramma op hoofdlijnen te ontwikkelen, dat door de partijen die dit aangaat gezamenlijk nader uitgewerkt wordt. Het beoogde resultaat: een kennisfunctie die zodanig is ingericht dat (steeds) tijdig de juiste kennis (dat wil zeggen: 'betrouwbaar' en 'op de situatie toegesneden') op de juiste plek beschikbaar is. Dat betekent dat het managen van kennis in de praktijk een meer centrale plaats krijgt waarbij uiteraard onderzoek en ontwikkeling nodig blijven, als de kraamkamer voor nieuwe kennis. De kennisfunctie: theoretische verkenning Wat is nodig opdat de diverse partijen die op V&W-terrein actief zijn, in beleid en/of uitvoering steeds tijdig en tegen redelijke kosten voorzien zijn van de kennis (en informatie) die nodig is voor het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken op het terrein van Verkeer & Waterstaat? Voor de gedachtenbepaling gebruiken wij het begrip 'kennisfunctie'. Het begrip 'kennisfunctie' zoals dat in deze rapportage is bedoeld, vindt u hieronder uitgewerkt. Onder kennisfunctie wordt verstaan: het geheel aan organisaties, voorzieningen en processen dat zorgt voor de aanwezigheid van kennis op een bepaald terrein. De doelstelling van het hernieuwde V&W-Kennisbeleid is: 'het op orde doen zijn van de kennisfunctie op het werkterrein van Verkeer & Waterstaat in de toekomst'. Wij hopen dat het begrip kennisfunctie helpt om samenhang aan te brengen in de veelheid aan begrippen en concepten rond kennis en kan helpen bij de communicatie over het te ontwikkelen V&W-Kennisbeleid en Actieprogramma.
antwoorden
kennis verzamelen en/of genereren
Kennisfunctie
'ft:
Inleiding Wij gaan uit van een ruime definitie van het begrip kennis: kennis is het geheel van hetgeen iemand weet en waarmee diegene in staat is problemen op te lossen en nieuwe kansen te zien en te benutten. Kennis bestaat behalve uit cognitie, uit vaardigheden, ervaring en attitude. Kennis zit in mensen en is nodig om te kunnen functioneren in (netwerken van) organisaties. Het gaat dan nadrukkelijk om zowel de feitelijke expliciete gegevens als om impliciete of ervaringskennis. De volgende soorten kennis kunnen worden onderscheiden: • inhoudelijke kennis (basisinformatie, inzichten en competenties); • communicatieve vaardigheden en voorzieningen (om kunnen gaan met klanten, collega's en aanbieders van kennis); • kennis van de organisatie en de markt (wat wordt nu en straks van ons gevraagd?); • zelfkennis (weten wat je wel/niet kunt, wat je wel/niet wilt en leervermogen). De kennis kan opgeslagen zijn in informatiesystemen of papieren informatiedragers (expliciete kennis), maar wordt pas actief en productief in de hoofden en handen van kundige mensen. Kennis is nodig voor het ontwikkelen van een helder en goed onderbouwd beleid en voor effectieve en efficiënte uitvoering daarvan. Kennisrijk beleid en kennisrijke uitvoering bevat die kennis. Het voorzien in die kennis gebeurt in een spel van vraag en antwoord en verloopt via een proces datje de kenniscirkel zou kunnen noemen: door te streven naar kennisrijk beleid, ontstaat een behoefte aan kennis, expertise en vaardigheden. In de behoefte wordt voorzien door het verzamelen en/of genereren van de benodigde kennis (c.q. expertise en vaardigheden) en het gereedmaken van de verzamelde kennis zodat overdracht in de vorm van antwoorden (inzichten, informatie, expertise, vaardigheden) kan plaatsvinden. In de zorg voor de kennisfunctie gaat het om het op orde zijn van drie te onderscheiden aspecten: • het proces van kennisvoorziening in beleid en uitvoering (formuleren van de vraag, verzamelen dan wel ontwikkelen van kennis, beantwoorden van de vraag door het overdragen van kennis); • de inhoudelijke kennis en vaardigheden die van belang zijn (vraagstukken in beleid en uitvoering); • de kennisinfrastructuur: het stelsel van organisaties en voorzieningen dat nodig is om in de behoefte aan kennis te kunnen voorzien. Te denken valt aan kennisinstituten die nieuwe kennis ontwikkelen, maar ook aan (ICT-)voorzieningen voor verspreiding en het verkrijgen van toegang tot kennis. In een optimale situatie zijn proces, inhoud en structuur zodanig op elkaar afgestemd dat steeds tijdig de juiste kennis op de juiste plaats aanwezig is tegen redelijke kosten. Niet alleen de kennis zelf, maar ook de cultuur is bepalend voor een effectieve inzet van kennis. Cultuur bepaalt of en hoe er wordt geleerd binnen en tussen organisaties. Of mensen bereid zijn om samen te werken aan kennisvoorziening hangt af van de mate waarin ambities worden gedeeld, van de individuen binnen een organisatie en van de relatie tussen organisaties onderling. Kennisoverdracht van individu op individu vraagt om actieve stimulering en de durf om vragen te stellen. Constructief omgaan met fouten (dat wil zeggen: fouten als leerkansen beschouwen), bevordert een vrije kennisstroom en bevordert het ontstaan van een lerende organisatie.
'V-j
Inleiding Gevolgde werkwijze bij de analyse Basis voor de analyse vormt de bloemlezing met citaten, afkomstig uit de interviews. De leden van het projectteam hebben de citaten nauwkeurig bestudeerd. Zij waren daarbij gericht op het traceren van uitspraken van de volgende typen: • maatschappelijke ontwikkelingen die relevant lijken voor de V&W-kennisfunctie; • problemen met betrekking tot kennisvoorziening, de gevolgen daarvan (symptomen) en de oorzaken van het probleem; • oplossingen; • positieve punten in de huidige kennisinfrastructuur. Deze uitspraken zijn gecodeerd en gecategoriseerd. De maatschappelijke ontwikkelingen en de positieve punten in de huidige kennisinfrastructuur zijn opgesomd en als twee afzonderlijke bijlagen opgenomen. Maar het belangrijkste zijn in dit verband natuurlijk de problemen en oorzaken. De problemen en oorzaken zijn geanalyseerd en vervolgens in de vorm van een negental samenhangende probleem/oorzaak-analyseschema's weergegeven. De gevonden oplossingen zijn daaraan toegevoegd. Deze schema's zijn tenslotte van een toelichtende tekst voorzien. Bij het analyseren en schematiseren van de problemen en oorzaken is de volgende aanpak gehanteerd. Eerst zijn de genoemde problemen in de kennisfunctie op V&Wterrein geïnventariseerd. Vervolgens heeft het projectteam de problemen en oorzaken geherformuleerd teneinde in situaties waarin hetzelfde wordt bedoeld, uitspraken te laten samenvallen. Men heeft de oorspronkelijke tekst steeds zo dicht mogelijk benaderd. Aansluitend zijn causale verbanden aangebracht. Op dat moment is van het concrete uitgangsmateriaal geabstraheerd. Bij het in elkaar schuiven en schematiseren van de genoemde problemen en oorzaken ontstond een gelaagdheid: van symptomen in beleid en uitvoering, via een aantal tussenlagen, tot de uiteindelijke oorzaken van de geconstateerde kennisproblemen. De eerste tussenlaag gaf de kennisproblemen aan op het eerste niveau, dat wil zeggen op het niveau direct onder de gevolgen voor beleid en uitvoering. Deze kennisproblemen beschouwen wij als de hoofdproblemen in de kennisfunctie. De niveaus daaronder geven steeds dieper liggende oorzaken aan. De oorzaken vormen handvatten voor het aanpakken van de problemen. Uiteraard zijn niet alle oorzaken eenvoudig weg te nemen, sommigen zijn zelfs onoplosbaar. Andere oorzaken zijn wellicht eenvoudig weg te nemen, maar het wegnemen daarvan draagt weinig bij aan de oplossing van het hoofdprobleem. Voor het te ontwikkelen kennisbeleid, is de zogeheten 'kansrijkheid' (d.w.z. oplosbaarheid en effectiviteit) van belang. Tijdens de werkconferenties Kennisbeleid V&W op respectievelijk 26 november en 10 en 11 december 1998 is de deelnemers gelegenheid geboden te reageren op de probleem/oorzaak-analyse zoals uitgevoerd door de projectgroep. Eerst is de deelnemers gevraagd de schema's te beoordelen op consistentie en herkenbaarheid en is hen de vraag voorgelegd of de analyses nog verbeterd zouden kunnen worden.
Mhtr
Inleiding Vervolgens is met de deelnemers voor een aantal afzonderlijke probleemvelden gericht gezocht naar kansrijke aangrijpingspunten en ideeën om belangrijke geconstateerde problemen in de kennisfunctie te verhelpen of te verminderen. De deelnemers kozen in groepjes één schema dat zij van belang achtten en daarbinnen specifieke oorzaken die zij kansrijk vonden om aan te pakken. Onder leiding van deskundige facilitators zijn door middel van brainstorming ideeën voor oplossingen gegenereerd en verkend en vervolgens geselecteerd op kansrijkheid en/of creativiteit. De voorgestelde - in totaal 36 - oplossingen zijn in de schema's opgenomen. Op een aantal punten zijn concrete concept-plannen op hoofdlijnen uitgewerkt, met per plan een aanduiding van het doel, het resultaat, de te betrekken actoren en de benodigde aanpak. De oplossingen die reeds in de interviews waren genoemd, zijn hierin meegenomen, onder verwijzing naar de nummers van de betreffende citaten uit de bloemlezing. De probleem/oorzaak-analyseschema's hebben de volgende opbouw gekregen. Opbouw van boven naar beneden: • titel, dat wil zeggen: typering van het hoofdprobleem; • symptomen in beleid en uitvoering; • het hoofdprobleem; • diverse lagen met oorzaken. Toevoegingen per bevinding: • nummers die verwijzen naar citaten uit de bloemlezing c.q. vermelding van de werkconferentie als bron; • eventueel: een sterretje; dan wil dat zeggen dat hetzelfde citaat ook elders is opgenomen, omdat het ook andere uitspraken staaft.
10
I
'
I
I
1
I
/
j^^êL
I
'
i
i
l' ' I
/ I I
I ' l\ L '
'
1
'
Uitdagingen voor V&W-Kennisbeleid in 2000 - 2005 'De kwaliteit van kennisfunctie op V&W-terrein is voor de toekomst onvoldoende: niet (steeds) is de juiste kennis tijdig op de juiste plaats beschikbaar', zo luidt de hoofdconclusie van de probleem/oorzaak-analyse. De probleem/oorzaak-analyse maakt voorts duidelijk dat meer aandacht moet worden besteed aan kennismanagement. Deze noodzaak past bij de zich breed ontwikkelende kenniseconomie. Investeren in het ontwikkelen van kennis blijft nodig; daarnaast moeten extra inspanningen worden geleverd om tijdig de juiste kennis en informatie op het juiste moment op de werkplek beschikbaar te hebben ten behoeve van beleid en uitvoering, uiteraard tegen redelijke kosten. Meer aandacht derhalve voor kennismanagement. Tevens is duidelijk dat de grenzen tussen diverse beleidsvelden en organisaties steeds meer de scharnierpunten zullen worden voor samenwerking, doordat de maatschappelijke problemen en de benodigde kennis voor oplossingen die grenzen overstijgen. Meer samenwerking over bestaande grenzen heen en actief kennismanagement vormen ons inziens daarmee belangrijke ijkpunten voor het V&W-Kennisbeleid. De kwaliteit van de kennisfunctie op V&W-terrein is dus af te meten aan de mate waarin we erin slagen op V&W-terrein (steeds) tijdig de juiste kennis (en informatie) op de juiste plaats beschikbaar te hebben. Die kwaliteit wordt vooral bepaald door de vraag of we erin slagen daadwerkelijk intensiever samen te werken met diverse partijen uit belendende beleids- en kennisvelden. Meer aandacht derhalve voor samenwerking.
Het belang van tijdige beschikbaarheid en juistheid van kennis en informatie ten behoeve van beleid en uitvoering, valt ook af te leiden uit de aandacht die er in de media aan wordt besteed. Met de kwaliteit van kennis en informatie rond beleid en uitvoering zijn grote maatschappelijke belangen gemoeid; de kwaliteit van kennis en informatie wordt daarom scherp in de gaten gehouden. Het beeld dat de maatschappij van V&W heeft, wordt meer en meer bepaald door de mate waarin tijdig wordt voorzien in de behoefte aan juiste kennis en informatie rond beleid en uitvoering. Meer aandacht derhalve ook voor het actief informeren van de samenleving.
Resumerend hebben wij voor de V&W-kennisfunctie het volgende streefbeeld bepaald: Op V&W-terrein is de kennisfunctie zodanig georganiseerd dat tegen redelijke kosten, tijdig de juiste kennis op de juiste plaats aanwezig is en wel op zodanige wijze dat voorzien wordt in de behoeften van diverse partijen die in beleid en uitvoering actief bijdragen aan het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken op het terrein van Verkeer & Waterstaat. Vanuit haar positie als rijksoverheidsdienst temidden van een groot scala maatschappelijk belangrijke aandachtsgebieden heeft V&W een verantwoordelijkheid om - in sa-
11
Visie van het projectteam menwerking met andere partijen - een optimale kennisfunctie op het terrein van Verkeer & Waterstaat te borgen, nu en in de toekomst. Dat betekent ons inziens voor V&W: zorgen dat de kennisfunctie binnen de eigen organisatie op orde is én zorgen dat, in goede samenwerking met andere partijen, de kennisfunctie ten behoeve van beleid en uitvoering in de diverse beleidsvelden op orde komt. Knelpunten aanpakken De brede consultatie die in het kader van de probleem/oorzaak-analyse heeft plaatsgevonden, heeft geleid tot een inventarisatie van een negental samenhangende knelpunten in de kennisfunctie. Om op de toekomst voorbereid te zijn is het zaak deze knelpunten zoveel mogelijk te beschouwen als kansen om de kwaliteit van de kennisfunctie op V&W-terrein toekomstgericht te versterken. Immers, tijdigheid en juistheid van kennis en informatie worden in de zich ontwikkelende kenniseconomie naar verwachting steeds meer een beslissende factor voor succes in beleid en uitvoering zowel op V&Wterrein als op andere terreinen. Om de kennisfunctie te versterken zou de inzet van V&W, behalve op behoud van bestaande sterke punten, gericht moeten zijn op het oplossen van de gevonden knelpunten. Anders gezegd: er zou een speerpuntenbeleid moeten worden ontwikkeld en uitgevoerd dat gericht is op het oplossen van deze knelpunten. De speerpunten zijn te verdelen in punten die samen met andere partijen in de beleidsvelden kunnen worden aangepakt en punten die binnen de V&W-organisatie moeten worden opgepakt. Speerpunten voor het op orde brengen van de kennisfunctie
J-A
Aanpak samen met partijen in de beleidsvelden: • zorgen voor kennisuitwisseling en -ontwikkeling van V&W met anderen (probleem/oorzaak-analyseschema©); • gericht samenwerken om kennisgrenzen te verleggen, door kennis te mengen en de vaardigheid vergroten om deze zogeheten 'mengkennis' te ontwikkelen (probleem/oorzaak- analyseschema©); • zorgen voor betere externe toegang tot kennis en informatie in grote organisaties (probleem/oorzaak-analyseschema©); • versterken van kennis en kennisinfrastructuur op gebieden Verkeer & Vervoer en Telecom-organisaties (probleem/oorzaak-analyseschema©). Aanpak binnen de V&W-organisatie: • adequaat inzetten en werven van deskundigen ten behoeve van V&W (probleem/oorzaak-analyseschema©); • vasthouden van kennis bij V&W (probleem/oorzaak-analyseschema©); • goed op elkaar afstemmen van vraag en aanbod van kennis binnen V&W (probleem/oorzaak-analyseschema©); • vergroten van niet-technische kennis bij V&W (probleem/oorzaak-analyseschema © ) ; • zorgen voor juiste, heldere en gerichte informatievoorziening (probleem/oorzaakanalyseschema © ) .
12
Visie van het projectteam Handreikingen voor het Actieprogramma De oorzaken van de verschillende knelpunten hangen - hoe kan het ook anders - onderling met elkaar samen. Deze samenhang maakt het mogelijk tot een aantal kernthema's te komen die behulpzaam kunnen zijn bij het ontwikkelen van een Actieprogramma. De in de werkconferenties aangedragen 36 ideeën voor oplossingen kunnen benut worden om hier nadere invulling aan te geven. Handreikingen voor een Actieprogramma: Kernthema: Bemensen / personeelsmanagement en organisatie Aan te pakken oorzaken uit probleem/oorzaak-analyseschema's:
Ideeën voor oplossingen:
13,14,16,17,18,19 en 31 Acties: • werven (hebben we de juiste deskundigheden in huis?); • opleiden (vakbekwaamheid); • vasthouden van mensen (cultuur, waardering etc); • uitbesteden; • ontwikkelen pro-actief personeelsbeleid en nieuwe vormen van arbeidsmarkt benadering; • investeren in kennismanagement op middenmanagement niveau. Kernthema: Samenwerken in kennisvoorziening op allerlei niveaus en manieren Aan te pakken oorzaken uit probleem/oorzaak-analyseschema's:
Ideeën voor oplossingen:
1,2,7,8,9,11,15,16,29 en 32 Acties: • benutten van denkkracht; • delen van kennis; • organiseren van integraliteit; • samenwerken van mensen en disciplines binnen en tussen TWD-en en tussen TWD-en en externe instituten.
13
#
•
»
Visie van het projectteam Kernthema: Werkwijzen Aan te pakken oorzaken uit probleem/oorzaak-analyseschema's:
©en© Ideeën voor oplossingen: 3,4, 5, 6,10,12, 20, 25,27, 28, 30, 31 en 35 Acties: • vormen van beleid: mobiliseren van denkkracht, proceskennis, kennis van gedrag en voorkeuren, sociale vaardigheden; • vergroten van gamma-kennis; • vergroten van onafhankelijkheid kennis van deelbelangen. Kernthema: Voorzieningen Aan te pakken oorzaken uit probleem/oorzaak-analyseschema's:
Ideeën voor oplossingen: 21,22,23,24, 25 en 32 Acties: • traceren waar wat is: meta-kennis; • vergroten toegankelijkheid en openbaarheid; • vastleggen; • beter gebruiken van ICT met name in relatie tot beschikbaarheid van (meta)kennis; beter aansturen ICT-infrastructuur. Kernthema: Kennisontwikkeling Aan te pakken oorzaken uit probleem/oorzaak-analyseschema's:
Ideeën voor oplossingen: 26, 28,32, 33, 34 en 36 Acties: • zekerstellen van kennisontwikkeling voor de langere termijn; • actualiseren van informatie vanwege snelle ontwikkelingen; • onderzoeken in grotere brokken t.b.v. samenhang kritische massa; • ontwikkelen van vernieuwende vormen van en richtlijnen voor aanbesteding van onderzoek (incl. voor gebruik van onderzoeksresultaten); • oplossen van blinde vlekken (zie Kennis op deelterreinen V&W onder de maat en Tekort aan niet-technische kennis bij V&W);
14
Visie van het projectteam De speerpunten kunnen nu worden gecombineerd met de kernthema's. Dit geeft het volgende beeld van een - nader uit te werken - Actieprogramma. De samenhang in oorzaken achter de gevonden knelpunten vertaalt zich hier in effecten op meerdere knelpunten. Dit onderstreept nog eens onze visie dat alle gevonden knelpunten moeten worden aangepakt. rnthema's Speerpunten en schema's Samenwerking in kennisvoorziening
Bemensen
Samenwerken Werkwijzen
KennisVoorzieningen1 ontwikkeling
zie:© Kennis mengen, 'mens-kennis' Toegang kennis en informatie
zie:© Kennis Verkeer & Vervoer, Telecom Inzet en werving vakmensen V&W
zie:Q Vasthouden kennis bij V&W Afstemming vraag & aanbod kennis V&W
I
Versterken sociale kennis V&W
zie:© Actieve externe informatievoorziening door V&W
zie:© Speerpunt- en kernthema-matrix ten behoeve van het V&W-Kennisbeleid in 2000-2005 Dit schema vormt een kapstok voor een te ontwikkelen Actieprogramma. De nadere uitwerking hiervan valt buiten het bestek van de analyse en zal in de synthesefase verdere aandacht moeten krijgen. Hoe verder? Expert-meetings De aangegeven acties vragen nog om een nadere uitwerking. Het uit de analyse verkregen materiaal biedt een vertrekpunt; van hieruit kan tot een gedetailleerd Actieprogramma worden gekomen. Een geschikte mogelijkheid daartoe is het houden van expert-meetings; tijdens deze meetings zouden voor de verschillende beleidsvelden de doelstellingen nader kunnen worden gepreciseerd en op basis daarvan de kernthema's worden uitgewerkt tot toegesneden actieprogramma's. Open interactieve beleidsontwikkeling De reacties op de opzet van het Project Hernieuwing Kennisbeleid zijn positief. Vooral
15
Visie van het projectteam de open, grondige en brede aanpak in de analysefase wordt gewaardeerd. Het is raadzaam om ook in de synthesefase voort te gaan op de ingeslagen weg van interactieve beleidsontwikkeling. Dus: samen met partijen die het aangaat, komen tot nadere uitwerking (precisering) van doelstellingen en tot gezamenlijke gerichte actieprogramma's voor het realiseren van een optimale kennisfunctie op V&W-terrein. Samenwerking in kennisvoorziening De uitkomsten van de analyse onderstrepen het belang van samenwerking in kennisvoorziening. Met het ingezette traject van interactieve hernieuwing van het kennisbeleid is een weg ingeslagen die uitzicht biedt op die samenwerking die in de toekomst voor de kennisfunctie van steeds doorslaggevender belang zal worden voor de kwaliteit van kennis (en informatie) in beleid en uitvoering op het terrein van Verkeer & Waterstaat. Implicaties van de analyse voor het staande beleid
•e
'
".':;•!
In augustus 1993 heeft V&W de nota 'Vizier op onderzoek: beleidsvisie kennisinfrastructuur V&W' uitgebracht, als beleidskader voor kennis en onderzoek van V&W. Uitgangspunt hierin is, dat een hoogwaardige kennisinfrastructuur op het terrein van V&W voor Nederland blijvend van essentieel belang is. Duurzame ontwikkeling, behoud van de concurrentiekracht als transport- en distributieland en de leefbaarheid van ons laaggelegen land vragen om vernieuwing, die zonder investering in kennis niet te realiseren is. Deze visie op de kennisinfrastructuur van V&W uit de nota 'Visie op onderzoek' kent de volgende hoofdlijnen: • Voorwaarden scheppen voor een hoogwaardige kennisinfrastructuur op het beleidsterrein van V&W, onder meer door het bevorderen van een doelmatige externe kennisinfrastructuur en van de innovatie-intensiteit bij het bedrijfsleven op V&Wterrein. • Ontwikkelen van kennis en technologie voor adequate uitvoering van de kerntaken van V&W, onder meer door maximaal verantwoord inschakelen van de markt, verbeteren van de kwaliteitsborging en versterken van de internationale oriëntatie en participatie. • Bevorderen van optimale afstemming tussen kennisvraag en kennisaanbod. Inbreng van de omgeving in het voortbrengingsproces van kennis is van belang onder andere voor het verkrijgen van voldoende draagvlak voor het mede op basis hiervan te formuleren beleid en om zicht te krijgen op de maatschappelijke vraagstukken van de toekomst en de hiervoor noodzakelijke nieuwe kennis. Een aantal van de hoofdlijnen en uitwerkingen daarvan vertonen grote overeenkomst met uitspraken tijdens de interviews en de werkconferenties en zien we dus terug in de probleem/oorzaak-analyseschema's. Te denken valt aan 'Afstemming vraag en aanbod van kennis bij V&W', 'Kennisontwikkeling en -uitwisseling met andere actoren' en 'Stimulering kennis op deelterreinen'. Anderzijds wordt in het thans voorliggende materiaal, bottom-up, een groot aantal ontwikkelingen, knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen aangedragen die niet of niet expliciet in 'Vizier op Onderzoek' aan de orde waren. Bijvoorbeeld: het belang van investeren in kennis in brede zin ('Vizier op Onderzoek' beperkt zich tot R&D), de
16
Visie van het projectteam nadruk op steeds meer marktwerking, internationale samenwerking, integraliteit van kennis ('mengkennis'), de factor mens, het belang van benutten van reeds aanwezige kennis, het versterken van niet-technische kennis (sociaal, financieel, juridisch, bestuurlijk, etc.) naast een aantal specifiek benoemde kennisgebieden op het terrein van onder meer ICT, telecommunicatie, Verkeer & Vervoer. Opvallend is verder, dat waar in 'Vizier op Onderzoek' vooral aandacht uitgaat naar structuur (organisaties in de kennisinfrastructuur, sturingsmodel, etc.) - vanuit een beeld waarin V&W centraal staat - de interviews en werkconferenties de indruk geven dat maar beperkt belangstelling voor deze vraagstukken bestaat. Uiteraard vraagt de aanwezigheid van een hoogwaardige kennisinfrastructuur in Nederland op de V&Wbeleidsterreinen, waaruit zowel overheid als bedrijfsleven kunnen putten, voortgaande investering in het V&W-Kennisbeleid. Maar, lettend op de problemen zoals die beleefd worden, gaat het in de toekomst vooral om de wijze waarop de kennisinfrastructuur functioneert in het tijdig voorzien in juiste kennis en informatie. Tijdigheid en juistheid van kennis en informatie zullen het beeld van V&W steeds meer gaan bepalen. De stuurbeelden ten aanzien van de kennisinfrastructuur uit 'Vizier op Onderzoek' kunnen nu kritisch tegen het licht worden gehouden en waar nodig geactualiseerd worden. De huidige, brede benadering van 'kennis' sluit aan op nationale en internationale ontwikkelingen, in kennisland, met nadrukkelijker aandacht voor het kennismanagement. Van het hernieuwde beleidskader zullen, meer dan 'Vizier op Onderzoek' dat biedt, handvatten verwacht worden om kennis (inclusief vaardigheden) tijdig op de juiste plaats beschikbaar te kunnen hebben. Het zal een kennisbeleid in brede zin dienen te worden, waarin onderzoek en technologische innovatie - met een lange termijn perspectief - zijn geplaatst in het kader van kennismanagement voor beleid en uitvoering.
17
'S»
••r
I ix
I'
Problemen worden f- a Gebrekkige kennis van de onvoldoende sectorover- k- f markt: Telecom, stijgend aangepakt. [r I Verkeer & Vervoer.
Er komt teveel informatie op ons af (bruikbare en onbruikbare)
Prioriteiten van aandachtsvelden kunnen niet worden onderbouwd.
Informatie-tekort bij burgers over verkeersveiligheid.
Gemeenschappelijke prioriteiten worden niet goed uitgewerkt. Oplossingen voor complexe problemen blijven uit.
| Oude techniek niet I (meer) onderhoudbaar. jL
:
T
Deskundig opdrachtgeverschap in gevaar.
Lastig meepraten,
[
V&W weet niet wat de consument wil.
ï E
V&W heeft een sturings- É_ probleem m.b.t. beleids- \implementatie. |
Zucht naar feitenkennis. V&W leert te weinig van fouten.
4
géén gezag.
"
•
"
"
!
Besluitvormingen |implementatie van beleid | stagneren. '
Belemmering om kennis uit te dragen.
f
We begrijpen elkaar niet \ als V&W/VROM. J
Verkeerde kennis in huis: te veel resp. te weinig.
Aansturing opdrachtverlening zwak.
Weinig vernieuwing bij V&W t,
«.v - .
De kwaliteit van de kennis functie op V&W-tenein JS onvoldoende. Niet (steeds) is juiste kennis tijdig op juiste plaats beschikbaar.
'• Te weinig kennisuitwisseling/-ontwikkeling V&W met anderen. • Samenwerken om kennisgrenzen te verleggen. 1 Dreigend tekort aan vakbekwame mensen bij V&W. Spoorzoekers in kennisland. Kennis is verdampt. Vraag en aanbod bij V&W niet goed op elkaar afgestemd. Kennis bij V&W op deelterreinen onder de maat. Tekort aan niet-technische kennis. Tekort aan feitenkennis.
[ |
4
Schema De kwaliteit van de kennisfunctie op V&W terrein is onvoldoende: niet (steeds) is de juiste kennis tijdig op de juiste plaats beschikbaar. We grijpen mis! Gebrek aan kennis blijkt in beleid en uitvoering; je merkt het als medewerker én als burger. Zo missen we kennis om sector-overstijgende en complexe problemen goed hanteerbaar te maken, bijvoorbeeld de problematiek rond de luchtvaart. Het gevolg: uitblijven van maatschappelijk gewenste resultaten, ergernis en onzekerheid bij burgers en tastend zoeken naar oplossingen voor een vaag probleem bij ambtenaren. Op terreinen als Verkeer & Vervoer en Telecom komen we domweg kennis tekort, waardoor we de inzichten en informatie missen die nodig zijn om strategisch beleid te kunnen voeren. Historische oorzaken kunnen dit deels verklaren (privatisering PTT, géén Groot Technologisch Instituut op Verkeer & Vervoer gebied), maar hoe los je dit kennistekort op? Moderne, goed opgeleide en mondige burgers verwachten degelijk onderbouwd beleid en heldere toegesneden informatie. De informatievoorziening is uit balans: enerzijds een stroom aan cijfers, feiten en feitjes, anderzijds een gebrek aan heldere informatie over de resultaten en effecten van beleid. Er is sprake van een 'zucht naar feitenkennis' in een wereld die bol staat van de informatie. In de kenniseconomie is technische kennis een uitgangspunt; die moet op orde zijn. Maar daarmee begint het pas: wat mensen in de toekomst verwachten van de overheid en waar ze de overheid op afrekenen, zal steeds meer te maken hebben met 'zachte' eisen en dus met 'zachte' kennis. Welke eisen stellen moderne burgers straks aan het comfort van mobiliteit, naast of zelfs boven de snelheid daarvan? Welk soort optreden van de overheid wordt 'normaal' gevonden? Nu al zie je dat gebrek aan niet-technische kennis problemen oplevert in termen van acceptatie en implementatie van beleid. Dat zal alleen maar sterker worden. De situatie vraagt om veel meer interesse en ontvankelijkheid voor dit soort kennis dat nu valt waar te nemen. De problemen in de kennisfunctie vallen uiteen in een negental deelproblemen, elk met een eigen samenhangend stelsel van oorzaken. Ontdaan van alle beleids- en uitvoeringsissues, zijn dat de volgende kennisproblemen: © Te weinig kennisuitwisseling/-ontwikkeling V&W met anderen © Onvoldoende samenwerking om kennisgrenzen te verleggen O Dreigend tekort aan vakbekwame mensen bij V&W © Spoorzoekers in kennisland op V&W-terrein © Kennis verdampt bij V&W © Vraag en aanbod kennis bij V&W niet goed op elkaar afgestemd © Kennis bij V&W op deelterreinen onder de maat © Tekort aan niet-technische kennis bij V&W CE) Tekort aan feitenkennis op V&W-terrein Deze problemen in de kennisfunctie zijn uitgewerkt in probleem/oorzaak-analyseschema's. De schema's bieden een overzicht van onze ellende. De schema's presenteren echter evenzovele kansen om tot verbeteringen te komen. Verbeteringen die nodig zijn om, tegen de achtergrond van een aantal ontwikkelingen, de uitdagingen van de toekomst aan te kunnen; ontwikkelingen die in de richting gaan van een sterkere marktwerking, meer en andere samenwerking, een flexibeler en kennisintensievere arbeidsmarkt, waardering van kennis als belangrijkste productiefactor en een meer integrale benadering van vraagstukken.
ÏSÜüü
Gemeenschappelijke prioriteiten worden niet goed uitgewerkt.
Oplossingen voor complexe problemen blijven uit.
Geen gemeenschappelijke probleemdefinitie.
2.4.7- 2.4.10' 2.4.21
Uit werkconferentie.
ïyV+'.j» -"iJt'ofj, wi-inig ki-miisiiiiwiiskliiig uisson en
;-4 -ontwikkeling met andere organisaties. 2.2.10 • 2.3.2'• 2.3.3- 2.3.4- 2.3.5*- 2.3.21- 2.3.28- 2.3.31- 2.3.37- 2.3.39- 2 3 . 2.4.15- 2.4.17- 2.10.8- 2.10.9- 2.10.19- 2.10.20- 3.3.2- 3.3.17- 3.3.18- 3.3.19- : 3.4.4- 3.5.1- 3.5.2- 3.6.17' 3.9.3- 3.9.7- 3.9.10- 3.9.11- 3.9.14- 3.9.17- 3 9 20 3.10.2-3.10.3
DepartenicnU'ii -.vei
Departementen zijn teveel naar binnen gericht.
Onvoldocndt ooi vooi bel.myr i oiydniv.
v&V.' I-P het bednilsk-vcn vciktn onvcldocndi; samen.
Overheid heeft moeite met haar rol t.o.v, de markt.
Overheid en bedrijfsleven verschillen qua doelstelling. 2.6.4- 3.3.4- 3.3.5- 3.3.8- 3.3.10 3.3.15- 3.3.16- 3.9.4- 7.4.12
Er heerst een 'hokjesgeest'
Rol van de overheid t.o.v. de markt is in discussie.
kennismaatschappij opkomst.
Schema De citaten die aan deze probleem/oorzaak-analyse ten grondslag liggen, betreffen in feite twee problemen. Allereerst wordt door veel geïnterviewden gemeld dat er te weinig uitwisseling van (bestaande) kennis is. Over de overheid en het bedrijfsleven (inclusief instituten, GTI's, belangenverenigingen) worden generaliserende uitspraken gedaan; over V&W in samenhang met een bepaalde bedrijfstak of een instituut worden gerichte uitspraken gedaan. Daarnaast wordt melding gemaakt van een te geringe ontwikkeling van kennis door de overheid in samenwerking met het bedrijfsleven (inclusief instituten). Waaruit blijken deze problemen? • Departementen vinden het lastig om gemeenschappelijk prioriteiten te stellen voor samen uit te voeren onderzoek (BISON). • Voorzieningen voor gehandicaptenvervoer zijn ondergebracht bij verschillende ministeries. Voor de buitenwereld (belangenvereniging gehandicapten) is niet duidelijk wie het aanspreekpunt is. Verder doet V&W niets met subsidie-aanvragen. • Een financiële instelling meldt dat men actief wil zijn op de mobiliteitsmarkt (financiering), maar dat V&W onvoldoende uitdraagt waar ze mee bezig is en dat er van marktwerking door V&W niets te merken is. Gevolg is dat men V&W passeert en direct in Brussel aanklopt voor subsidie. • Een belangenvereniging op het gebied van transport meldt dat zij haar (internationale) kennis over vervoer graag wil delen met V&W, maar dat de uitgestoken hand niet wordt gezien. • In de natte waterbouw constateert men dat in de aanloop naar grote projecten er door V&W te weinig initiatief wordt genomen voor het leggen van contact tussen overheid en aannemerij. • Bij projecten als de Betuwelijn en HSL wordt er te weinig op de 'niet technische' zaken gelet, onder andere door gebrek aan samenwerking tussen RPD (VROM) en projectteams (V&W). • Het feit dat het milieu-aspect van water zowel onder VROM als V&W valt, heeft naast voordelen - grote nadelen. Wat zijn de oorzaken? Betreft: gebrek aan kennis uitwisseling/ontwikkeling overheid en bedrijfsleven, instituten • V&W doet te weinig (ook in de vorm van medefinanciering) aan samenwerking met andere partijen op het gebied van fundamenteel onderzoek (vergelijk het telematica instituut van EZ en KPN). • V&W schermt informatie af, beleid laat zich niet bijsturen, informatie komt niet altijd gelegen (politiek). • De overheid ziet het bedrijfsleven alleen als belanghebbende en niet als partner. V&W maakt onvoldoende gebruik van kleine ingenieursbureaus en adviesbureaus voor het aanboren van kennis. • De kennisbehoefte van de overheid is strategisch (lange termijn), die van het bedrijfsleven gericht op toepassingen (van de korte termijn). • RWS is een monopolist die moeite heeft met patenten van anderen. • RWS past publiek/private samenwerking nauwelijks toe omdat men bang is voor het afkalven van de organisatie en/of het bestaan van wettelijke belemmeringen. • RWS is bang voor de aantasting van het concurrerend vermogen van bedrijven. • RWS (AW) 'vermarkt' de kennis op het gebied van Verkeer & Vervoer niet voldoende, brengt het niet naar de gebruiker, met als gevolg dat die kennis onvoldoende wordt benut.
Schema Betreft: gebrek aan kennisuitwisseling/ontwikkeling tussen departementen • Op het gebied van de verkeersveiligheid is de organisatie van V&W verkokerd en dat geldt ook voor de relatie met andere departementen. • EZ en V&W maken geen gebruik van eikaars kennis voor integrale beleidsvorming bijvoorbeeld: de afschrijvingstermijn van een tram is 15 jaar, EZ denkt altijd in termen van 5 jaar. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door competentiestrijd en hokjesgeest. • Binnen V&W zijn de Specialistische Diensten functioneel en per discipline georganiseerd. Dit leidt tot (te hoge) muurtjes binnen en tussen diensten; kennis wordt als macht gezien.
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews:
-
•
>
Verbeter de samenwerking tussen departementen en met name die tussen specialisten van verschillende departementen door meer interactie • Inzicht genereren in eikaars denkbeelden (zowel specialisten als managers van verschillende departementen). • Specialisten en managers (tijdelijk) laten rouleren over departementen (zie uitwerking). • Job-rotation (tijdelijk) voor managers.
• • • •
door meer gezamenlijk optreden In regeerakkoord reeds aangeven welke 'zaken' interdepartementaal moeten worden aangepakt. Gezamenlijke programma's rond gezamenlijke problemen. Gezamenlijke outward-bound training. Samen op studiereis (naar buitenland).
door structuurverandering ' Specialistische diensten niet per departement opereren (idee 30, score 5). • Specialistische diensten samenvoegen tot één overheidsstudiecentrum (idee 31, score 5). en door beeldvorming • Overheid als één etaleren. • Voorbeeldfunctie leidinggevenden om cultuur van 'niet-met-andere-departementencontact-opnemen' te doorbreken. • Een gezamenlijke vijand. Zorg dat (eikaars) kennis beter toegankelijk en benutbaar wordt (zie ook schema 5) door interactie • Meer personeelsuitwisseling. • Mensen meer bij elkaar brengen. Zorg voor sterkere drijfveer om kennis te delen (zie ook schema 7) • Integrale projectaanpak stimuleren. • Gezamenlijk probleem definiëren. • Meerwaarde zichtbaar maken. • Medewerkers zelfstandig laten functioneren.
Schema Bepaal beter wat de overheid zelf aan kennis in huis moet hebben en wat ingekocht moet worden • Kennis in huis afleiden/relateren aan kerncompetenties. • Kennismakelaarsorganisatie in de organisatie realiseren( zie uitwerking hierna). Uitwerking kennismakelaar - Titel: kennismens. - Omschrijving: organisatie(s)/functie of persoon die actief en passief vraag en aanbod matcht. - Doel/resultaat: • inkoop door RWS c.s. van kennis, kunde, informatie, etc; • transfer aan/van markt van kennis, kunde, informatie, etc; • efficiëntie (geen dubbel werk etc); • innovatie (effectiviteit), als afgeleid doel. - Actoren: initiatief V&W i.s.m. EZ, Financiën, VNO/NCW. - Nodig: erkenning op hoog niveau. - Aanpak: kleine netwerkorganisatie met groot netwerk. - Middel: geestdrift, netwerkers en communicatiemiddelen. Belangrijk is dat de overheid het bedrijfsleven niet alleen als belanghebbende gaat zien, maar ook als partner (publiekprivate samenwerking). Overheid moet het bedrijfsleven aanspreken op het mobiliteitsprobleem en op het ontwikkelen van oplossingen hiervoor (verinnerlijking). Uitwerking personeelsuitwisseling - Titel: hoe kan personeelsuitwisseling bijdragen aan het toegankelijk en benutbaar maken van kennis? - Doel: door personeelsuitwisseling bereiken dat kennis delen vanzelfsprekender wordt. - Actoren: P&O, leidinggevenden in lijn, principe moet gedragen worden door management attitude betrokkenen. - Aanpak: • inventarisatie van wensen/behoeften betrokkenen; • belonen van kennisuitwisseling; • matrix organisatie/multidisciplinaire projecten; • zelfsturing binnen randvoorwaarden. - Middelen: • open houding; • efficiëntie verlies op korte termijn. Stimuleer als V&W innovatie door het bedrijfsleven gericht op toepassingen • Burgers en bedrijven betrekken bij besluitvorming. • Innovatieve starters steunen. • Technologische oplossingen voor mobiliteit en water.
u
•:•"*•, ••
Schema Ontwikkel kennis samen met het buitenland • Leer meer van ervaringen in het buitenland. • Pak kennisbeleid op Europees niveau aan. Zorg voor meer samenwerking tussen departementen • Job-rotatie tussen departementen (2.4.1). • Meer kennisoverleg tussen departementen (2.4.5). Versterk kennisuitwisseling en -ontwikkeling in samenwerking met bedrijfsleven/ instituten • Innovatie door bedrijfsleven stimuleren (3.1.9; 3.1.10; 3.1.18; 3.3.1; 3.3.2; 3.3.4; 3.3.8; 3.1.15). • Demo- en pilot-projecten stimuleren kennisontwikkeling bedrijven (3.3.5; 4.2.4). • Onderzoekers moeten zelf met kennis de markt op (2.10.8). • Contracten tussen overheid en bedrijfsleven over kennisuitwisseling (3.9.3; 1.3.10; 12.1.58; 12.1.65). • Overheid en bedrijfsleven kosteloos van elkaar kennis consumeren (2.2.10; 2.3.9; 2.3.21; 2.3.37). • Zelfkennis op een rij hebben vergroot succes contacten ministeries (2.4.10). • Overheid en bedrijfsleven als partners in plaats van concurrenten (3.3.17). • Publiek-privaatrechtelijke samenwerking (3.9.4; 3.3.17; 12.1.65). • Dialoog met GTI's aangaan (2.10.7). • Delfts Cluster (3.9.9) • Kenniscentra Verkeer & Vervoer en ketennetwerken, logistiek en ICT (3.9.8). • CROW (3.9.5). • Met bedrijven op basis van (overheids)strategie (en niet louter vervoersplan) kennis ontwikkelen (3.9.7). • SD's als regisseur van samenwerking V&W en onderzoeksscholen/universiteiten (3.9.13). • Let op kleine bedrijven bij aanboren kennis (3.9.17). • Let op je netwerk! (5.4.2). • Senter (EZ) (11.9.15). Versterk kennisuitwisseling en-ontwikkeling in samenwerking met andere organisaties • Aktieve verspreiding V&W-kennis (2.4.15). • Organisatie en communicatie (2.15.13,2.15.20). • Herijking kennisinfrastructuur vraag en aanbod (2.3.6; 2.3.7; 11.14.9). • Positionering V&W-kennisinstituten (9.1.6). • Projectorganisatie ontwikkelen (5.1.25). • Over cultuur Regionale Directies (9.8.18; 11.11.12).
"ff
.4
Ruimtegebrek.
Problemen worden onvoldoende sectoroverstijgend aangepakt
Prioriteiten van aandachtsvelden kunnen niet worden onderbouwd
6 1 1 6 1 9 6 1 11 6 2 6 6 2 7 r 6 1 6 2 6 3 4 6 6 6 6 3 8 6 10 7 2 2 7 4 4
Kennis is niet integraal genoeg; wij zijn te weinig in staat kennis te mengen. 2 6 24 C12 6 1 8 6 1 10 61 12 62 62 t 62 10 6 7 6 9 6 11 6 1 6
i Bestaande organisatiestructuren binnen en tussen kennisinstituten zijn inflexibel.
De verschillende kennissectoren communiceren onvoldoende met elkaar. 2.5.2 - 5.3.40- 6.1.8- 6.1.13 6.1.14.6.2.1 • 6.3.11 • 6.6.1
1
Gammadisciplines worden niet (tijdig) betrokken.
6,2.5
V&W wisselt te weinig kennis uit met het buitenland.
V&W heeft te weinig kennis van de systeembenadering (proces/modelkennis).
7 1 1 - 7 1.3 7,1 4 • 7 1 5 • 7 1.6 7,1 7 • 7.2.3 7,3,2 - 7 3 3 7 3.4 ' 7 3 , 5 - 7 3 6 7.3.8. 7 4 1
6.1.4 • 6.5.1- 6.3.9- 9.1.4.0 9.1.4.3 • 9.1.5.6- 9.1.4,4 11.10.10
De factor mens is onderbelicht.
De V&W regie ontbreekt.
V&W kijkt te weinig naar het buitenland.
2.7.35- 5.4.8. 6.3.10' 6,5.2
2.15.26- 3,1.13- 5.1.11 6.1.6- 6.2.2 • 6.3.3 • 6.4.1 7.4.2- 7 3 . 9 - 11.10.8
7 1.1 -7.1.3-7.1.4-7 1.5-7.1.6-7.1.7-7.2 3 - 7 2.4-7.3 1 '7,3 2 - 7 3,3 7.3.4.7.3.5 -7.3 6 - 7 . 3 . 8 - 7 . 4 . 1 - 7 3 10.7.3.11 • 7.3.12 • 7.3.15 • 7.3.16 7.3.17-7.3.18-7.3.19-7 4.5-7.4.6-7.4 7- 7.4.8-9.1.71
Schema Om de problemen op de terreinen van V&W op te lossen is kennis nodig. Dat een deel van de problemen niet wordt opgelost is onder meer toe te schrijven aan het ontbreken van de kennis die nodig is om keuzen per sector of aandachtsveld te onderbouwen en om prioriteiten te stellen. Er ontbreekt bovendien kennis om de problemen sectoroverstijgend te benaderen. Er is dus een toenemende noodzaak tot een integrale benadering van problemen en mogelijkheden. Deze noodzaak vraagt om samenhangende kennis van aandachtsvelden die meer is dan de som der delen: 'mengkennis'. Hoe hangen bijvoorbeeld ten aanzien van een grote rivier de veiligheid, ruimtelijke ordening, bevaarbaarheid, drinkwatervoorziening, milieu- en landschapwaarden en recreatie samen? Hier ligt een grote uitdaging en Nederland krijgt hierin kansen om voorop te gaan lopen in het combineren van mens, natuur en technologie. Zet daar een promovendus op! Hoe komt het dat die 'mengkennis' onvoldoende is? Deels komt dat door enkele blinde vlekken (voor systeembenadering, voor gammadisciplines), deels doordat de structuur en cultuur van kennisinstituten niet genoeg ingesteld zijn op communicatie en samenwerking. Het schort ook aan openheid van uitwisseling van zowel kennis als van mensen tussen de instituten en de disciplines. Dit geldt niet alleen binnen Nederland, maar ook tussen landen onderling. Mensen moeten de ruimte krijgen om aan deze zaken meer aandacht te geven, maar er is ook centrale regie nodig vanuit V&W zelf. Opmerkingen bij schema 3 'Onvoldoende samenwerking om kennisgrenzen te verleggen' uit de werkconferentie: • Nu alleen 'tastbare' kennis, géén rekening gehouden met 'tacit'-knowledge, deze kennis kent de beschreven problemen niet (samenwerking). N.B.: 20% van de kennis is expliciete kennis, 80% is impliciete kennis. • Impliciete kennis is individu-gebonden, dus ook samenbrengen. • Kijk ook naar de vraagkant, hokken doorbreken levert ook samenwerking op; proces goed (interactief) vormgeven. • Integreren van kennis met oog op probleemoplossen.
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: 10
Laat verschillende kennissectoren beter met elkaar communiceren • Grote onderzoeksopdrachten bundelen en als één opdracht uitbesteden aan samenwerkingsverbanden. • Zware sector-overstijgende uitdagingen stellen. • Fysiek centrum instellen voor kennis rond een probleem. • Zorg ervoor dat ook gamma-kennis bij projecten wordt ingebracht. • Zorg ervoor dat V&W-ers voldoende kennis en feeling hebben met naastliggende beleidsterreinen (milieu, economie, ruimtelijke ordening).
•«•;
'
.
*
:
Schema Heb meer aandacht voor kennis in buitenland • Leren van beleidsaanpak in buitenland, zoals bijvoorbeeld t.a.v. verkeersveiligheid in VS (2.1.2). • Betere coördinatie Nederlandse inbreng in EU-kader-programma (2.3.24). • Meer ideeën importeren (7.2.1). • Kennisbeleid op Europese schaal aanpakken (2.3.47; 2.7.39; 7.2.6; 7.3.13)
11
Zorg voor meer kennis-integratie • Zorg voor gamma-kennis bij technici (2.6.3). • Kennis van en integratie met naastliggende beleidsterreinen (3.9.6). • Perspectievennota (6.1.14)
12
tekort aan vakbekwame mensen,bij *
5 ; ; ^ ^ V&W leert te weinig van fouten
:
:._. . ?
],
Deskundig opdrachlgcverschap in gevaar
/^Sf
,
^ Vtlf^^
Verkeerde kennis in huis te veel resp te weinig 2 10 21 • 2 1022 2 11 3 2 11 6
^ij1 M
i l
Tekort aan vakbekwame mensen (dreigt) bij V&W.
Slecht gebruik van beschikbare kwaliteit (van mensen).
Te weinig bij- en nascholing.
Personeelsbeleid is onvoldoende gericht op ontwikkeling, vasthouden en inzetten van kennis in mensen.
V&W is niet concurrerend met bedrijfsleven in strijd om goede mensen.
Opleidingen schieten tekort.
Te weinig interactie tussen samenleving/ bedrijven en onderwijs.
i
""
Schema Er dreigt bij V&W een tekort aan vakbekwame mensen. Als gevolg daarvan kunnen we problemen verwachten in opdrachtgeverschap, in het zorgen voor juiste sturing van de kennisvoorziening en in alertheid om te leren van fouten. Met name een tekort aan civiel technici, zowel voor RWS als voor bedrijfsleven, wordt verwacht. Maar ook een gebrek aan medewerkers die (snelle) ontwikkelingen in de industrie kunnen volgen waar het gaat om nieuwe stoffen die de waterkwaliteit kunnen beïnvloeden. Hieraan liggen verschillende oorzaken ten grondslag: ons personeelsbeleid, dat onvoldoende stuurt op kennis, te weinig bij- en nascholing en slecht gebruik van de beschikbare kwaliteit van mensen (ingenieurs die manager worden). Opleidingen schieten tekort doordat er te weinig invloed is vanuit overheid en bedrijven op het onderwijs. Tenslotte is de positie van V&W als werkgever op de arbeidsmarkt zwak ten opzichte van het bedrijfsleven, zodat instroom van goede mensen afneemt. Dit alles leidt tot een dreigend tekort aan vakbekwame mensen op termijn. Opmerking bij schema 4 'Dreigend tekort aan vakbekwame mensen bij V&W: In dit schema mist volgens deelnemers aan de werkconferentie van 11 december 1998 als oorzaak de 'gebrekkige waardering voor kwaliteit van medewerkers/specialisten'. Zowel specialisten als generalisten worden relatief ondergewaardeerd in vergelijking met managers.
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: 13
Verbeter de waardering van medewerkers/specialisten (toegevoegd item) • Potentieel opsporen en beter benutten. • Duidelijke doelen stellen. • Creativiteit belonen (zeer hoge score!). • Ideeën erkennen en herkennen (onbewust belonen).
14
Stel vast waar V&W in het personeelsbeleid in concurrentie treedt met het bedrijfsleven • Vooruitkijken naar kwantiteit van op te leveren afgestudeerden door V&W. • Vaststellen wat je wilt (strategie/missie); vervolgens de noodzakelijke kennis bepalen en daarna de schaarste vaststellen.
15
Vergroot interactie V&W met samenleving, bedrijfsleven en onderwijs • Verhelderen van de rol van de overheid en de rol van het bedrijfsleven. • Bepalen van complementariteit tussen de wensen van V&W/overheid en van het bedrijfsleven.
16
Richt het personeelsbeleid V&W meer op kennis • Kennisuitwisseling binnen/tussen departementen door rouleren van banen (2.7.31; 2.7.11; 2.7.18; 2.12.5; 2.4.1; 2.7.22; 2.7.33; 2.9.1; 2.7.35). • Stages overheidspersoneel bij bedrijfsleven en vice versa (11.13.25). • Jonge mensen aannemen en goed opleiden (bijvoorbeeld voor IT-banen) (2.8.1; 2.9.4; 2.9.7; 2.9.8; 2.7.16; 2.7.34). • Debriefmg/exit-interviews voor vertrekkende mensen (2.7.25). • Generalisten opleiden en specialistische kennis in huis halen (2.10.17). • De mens als asset (11.9.12). • Specialisten vaardig maken in multidisciplinaire samenwerking (2.7.37).
Maak beter gebruik van kwaliteit/aanwezige kennis in organisatie • Expert judgement centraler stellen (1.1.8; 2.3.34; 2.3.39; 2.7.27). • Goed managen van aanwezige kennis (1.3.9).
17
Besteed meer aandacht aan opleidingen, bij- en nascholing • Specialistische cursussen op universiteiten opzetten (2.1.6) • Mensen uit bedrijven detacheren bij universiteiten (2.1.6). • Meer werkervaring/stages tijdens opleidingen (2.12.3). • Sturen op educatie/blijven leren (2.1.10; 2.1.14; 2.2.6; 2.3.14; 2.12.7; 2.10.12; 2.7.29).
18
Zorg voor meer vakbekwame mensen • Mensen uit buitenland halen (2.7.1). • Coaching door senior medewerkers (2.7.5).
19
Borg deskundig opdrachtgeverschap • Kwaliteitsdenken bij opdrachtverlening doorvoeren in regionale directies (3.2.5). • Met kennis van zaken uitbesteden (3.2.1).
20
m
Er komt te veel informatie op ons af (btuikbare en onbruikbare). 522. r 2 . 5 2 9 5 2 10
r
? 5 ")26 r 2 7 5 2 8 2 11 5=) 41 48
Bundelen en benutten van kennis die verspreid aanwezig is in grote organisaties, is onvoldoende. 5 1 1 •
! Teveel versnipperde loketten (SD) op onderzoeksgebied en intern versnipperde functies (bijv. een juridische).
r
1 4 - 5 2 21
r
223-
r
321
De opslag, de toegankelijkheid en de distributie van aanwezige kennis is niet slim geregeld.
5.1.11.5.1.12
5.1,20- 5.1.22. 5.2.1 - 5 2.4. 5 . 3 8 . 5 3 1 4 . 5.3.19- 5.3.34 5.3.35. 5.3.36- 5.3.41 . 5 3 48
De (Kennis-)samenwerkingsverbanden worden slecht inhoudelijk gecoördineerd.
Kennis in relaties is binnen de overheid slecht geregeld; het kost teveel tijd om erachter te komen wie wat weet.
5.1.14. 5.1.17- 5.1.18- 5.1.19- 5.3.9 5.3.25- 5.4.1 . 6.1.9 6.1.12
5.1.9. 5 1 10- 5.1.16. 5.2,12. 5.3.11 - 5 3.27- 5.4 2 T r a " — - — r--g=r-E^--|7— - ï - " ^ 1 -
„—J
Kennis delen is niet vanzelfsprekend, er kleven concurrentie en martktwerkingsbelangen aan.
We (ook de overheid) weten niet goed hoe we de beschikbare kennis moeten beheren.
5.3,5. 7.3.2- 7.3.3
5 1.2-5.1.3. 5.1.6. 5.3.6- 5,3.7-5,3.12.53.13- 5,3.16 5.3.17 . 5 3 . 1 8 . 5.3.29 - 5.3.32 • 5 3,39
Schema Op V&W-terréinen is enorm veel kennis aanwezig; kennis in de vorm van databestanden, modellen, rapporten, publicaties en kennis in de vorm van deskundigheden en vaardigheden van mensen. Niet iedereen heeft op elk moment behoefte aan al deze kennis. Krijgen de gebruikers van deze kennis de juiste kennis op de juiste wijze, op maat en op tijd aangeboden? Kunnen zij de kennis vinden die zij nodig hebben? In veel gevallen lukt dit onvoldoende. Er is sprake van informatiestress. Gebruikers van kennis ervaren dat er veel te veel informatie (bruikbare en onbruikbare) op hen afkomt. De afzenders zijn zeer divers, de onderzoeksloketten zijn versnipperd. Kennis is dan ook zeer verspreid aanwezig binnen organisaties en de samenhang ontbreekt vaak. Kennelijk komt samenwerking en coördinatie bij kennisverspreiding niet tot stand. Dit wordt geweten aan concurrentie, deels verklaard door marktwerking (kennis = geld), deels doordat er onvoldoende oog is voor de nadelen van kennismonopolies (kennis = macht). Maar er zijn ook technische oorzaken van de informatiestress. De opslag, de toegankelijkheid en de distributie van informatie is niet slim geregeld. Ook binnen de overheid kost het veel tijd en moeite om erachter te komen wie welke informatie beheert. Er zijn kennismanagers nodig om de beschikbare kennis te beheren en prioriteren. Onder beheren wordt hier verstaan: scheiden van hoofdlijnen en bijzaken, bepalen van de prijs als de kennis niet gratis verstrekt wordt, zorgen voor het op maat en op tijd leveren van producten, prioriteren van onderzoek etc. Ook is er behoefte aan systemen die het uitwisselen en delen van kennis mogelijk maken. Overkoepelende databanken en slimme (lerende) zoeksystemen worden nog niet toegepast. Opmerkingen bij schema 5 'Spoorzoekers in kennisland op V&W-terrein': Voor het probleem dat in dit schema wordt gepresenteerd - het probleem dat kennis die verspreid aanwezig is in grote organisaties onvoldoende gebundeld en benut wordt zijn in de oorzaken twee sporen te onderkennen: - een cultuur- en organisatie-spoor (linkertak in schema); - een middelen-, met name informatie-technologie-spoor (rechtertak in schema).
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: 21
Maak goed gebruik van aanwezige middelen voor benutten van kennis • Analoog aan model voor kennis en informatie uitwisseling 'computer science library' op Internet. In dit model levert de gebruiker zelf, volgens een vast format, teksten e.d. aan; de nieuwste versies zijn aanwezig. Dat leidt tot een optimaal zoek- en vindgenot. • Zorg dat gebruiker weet hoe informatiebronnen te gebruiken zijn, zowel voor het zoeken naar als het invoeren van informatie. Zorg voor een instructie. • Zorg voor duidelijkheid over wat je waar kunt halen en geef het beheer daarvan in één hand: protocol; handboek om ongelukken te voorkomen. • Neem drempels voor gebruik weg.
22
Maak aandacht voor kennis vanzelfsprekend en zorg dat het delen van kennis de moeite loont • Contract-research, teams met marktgerichtheid als focus. • Betalen voor kennis. • Maak kennis (voor welzijn en welvaart) tastbaar door uitgeven van 'kennis-aandelen'. • Beloon het geven c.q. volgen van lezingen en colleges.
'<•-••
Schema
Uitwerking 'Kennis bundelen en benutten' - Doel: Kennis lonend maken en kennis delen vanzelfsprekend en laagdrempelig maken. - Actoren: • onderwijs; • baas/medewerker; • opdrachtgevers/opdrachtnemers (bijvoorbeeld Hoofddirectie/Meetkundige Dienst); • personeelsfunctionaris (werving & selectie). - Aanpak: Demonstreer dat je kennis lonend maakt, door kennis in management-contracten op te nemen, door kennis in strategisch personeelsmanagement mee te nemen, door kennisproducten die je levert te benoemen, zoals 'computer science library', door (het delen van) kennis expliciet te belonen. Ontsluit kennis beter • Zorg voor toegang tot kennis 'in mensen en kasten' (2.6.15; 5.3.10; 5.3.43) • Creëer groepssfeer/groepsprocessen voor uitwisselen van impliciete kennis (2.8.6). • Maak samenvattingen van kennis uit rapporten (8.5.2). • Laat'kennisbanken'ontstaan (9.1.16) • Internationale samenwerking en 'concerted actions' (2.15.26; 7.4.6).
23
Ga kennis-overflow tegen • Zorg voor knowledge-en datamining (5.2.8; 5.3.11; 8.3.1).
24
fc Kennis verdampt bij V&W
Aansturing opdracht verlening zwak
Oude techniek niet (meer) onderhoudbaar
Belemmering om kennis uitte dragen
Kennis is verdampt: zij is niet (meer) toegankelijk of ; is verdwenen.
ij Kennis wordt niet vol| doende (systematsich) j vastgelegd.
I Mensen vertrekken met l kennis en ervaring.
fi
8.2.3 • 8.3.1 • 9 2.1
Taken worden afgestoten danwei beëindigd.
Natuurlijk verloop en wisseling personeel.
8.1 1 - 8 5 . 2 - 9.6.2
8.2.8 • 8.3.1 - 8.3.5-
8.4.3
8.2.8-8.3 3 - 8 . 3 . 4
Gebrek aan visie op resp. management bij uitbesteden.
Schema Eenmaal verworven kennis verdwijnt vaak als sneeuw voor de zon. We kunnen daardoor in de problemen komen. Zo zijn er nog maar weinig mensen die kennis hebben van bijvoorbeeld oude technieken van sluizen. En denk eens aan het millenniumprobleem. Zonder kennis van een terrein kun je ook geen externen inhuren en aansturen. Als we niet uitkijken dreigen we ook kansen mis te lopen: Nederland blinkt bijvoorbeeld uit op het gebied van waterbeheer en dijkenbouw. We moeten proberen dat concurrentievoordeel in de internationale markt te behouden. Kennis verdwijnt snel mét de mensen. De mensen verdwijnen omdat taken worden beëindigd (zoals de Deltawerken), worden gedecentraliseerd (waterkering) of geprivatiseerd (Dienst Informatievoorziening) of gewoon door natuurlijk verloop. 'Oude rotten' met veel kennis worden vervangen door nieuwe mensen met soms heel andere opleidingen en taken. Eenmaal verworven kennis wordt niet systematisch vastgelegd en - als het wel is vastgelegd - ook niet bijgehouden en toegankelijk gemaakt. Dat geldt voor waterstaatskaarten (Groninger Museum!), maar ook voor informatiesystemen (millenniumprobleem).
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: 25
Houd kennis beter vast • Aparte organisatie inrichten om kennis vast te houden (8.1.1). • 'Geheugenclub' (8.7.2.). • Documentatie (5.1.22). • Beslissing Ondersteunende Systemen (BOS) (11.12.5).
•ir
J&
/•ihii'l
l-i'ini in hui
•/
,'*
, * • . ' , ' f i . '*-
i V* '
• -'*&**••'" ' *\s$
Vraag en aanbod van kennis bij V&W niet goed op elkaar afgestemd. 2 2 2 2 3 27 2 10 25 3 5 3 3 6 2 0 - 3 8 4 5 1 25 • 5 3 5 0
V&W benut aanwezige kennis onvoldoende.
Vraag en aanbod onderzoek niet goed op elkaar afgestemd.
1.3.8* • 2.3.5' • 2.11.4 • 3.8.2 • 3.8.3 • 4.2.1*
2.1.4 • 2.6.18 • 2.6.23 • 3.10.4 • 3.10.5 • 3.10.7
Kennis onvoldoende gedeeld en uitgewisseld.
Onvoldoende (overzicht op aanwezige kennis.
Vraagkant naar kennis is onderontwikkeld.
Geen meerjaren perspectief onderzoeksprogrammering.
Middeleninzet is onevenwichtig.
Kansen in onderwijs en universitair onderzoek onderbenut.
Ingezette onderzoekslijnen zijn weinig flexibel.
1.2.1 • 1.2.2 1.3.8' 1.3.9 2.3.35 • 2.6.15 2.10.1 • 2.10.2 2.10.5' 2.15.17'
1.3.1 • 2.3.7 2.10.4-2.10.24 2.11.18- 2.15.25 3.1.10-3.1.18 10.6.39' 12.1.67
2.3.16'2.15.11 2.15.27'4.2.2 9.2.28
2.3.16-2.6.26 2.6.27-2.14.3 3.1.8-4.1.1 4.1.5 '4.1.6 4.2.3 • 4.3.3 4.3.5
2.1.14-2.2.6-2.3.14
2.3.5'2.8.3-7.4.10
3.5.2 -3.5.4 3.5.5-3.9.17
V&W-diensten werken onvold. samen m.b.t. kennis. 2.4.6 • 2.6.6 • 2.6.8 • 2.15.2 • 2.15.8 • 2.15.9 • 3.2.3 • 3.3.2' • 3.3.16" • 3.5.3 3.10.5 • 3.10.6 • 11.2.9
2.6.16'2.9.9'2.9.10 2.10.3-2.11.7 2.12.1-2.12.4 2.12.6-2.12.8 2.15.1 -2.15.22 3.9.13-3.9.15 3.9.18-3.10.1
Aansturing Lange-Termijn-Kennisontwikkeling leeft onvoldoende bij V&W: geen visie. 2.1.5 • 2.2.2 • 2.2.3 • 2.2.11 • 2.3.2 • 2.3.13 • 2.3.27 • 2.6.5 • 2.6.8 • 2.6.9 • 2.6.12 • 2.6 21 2.8.2 • 2.8.7 2.15.2 • 2.15.11 • 2.15.22 • 2.10.7 • 2.15.13 • 3.1.5 • 3.1.1 • 3.5.4 • 3.10.4 • 3.10.7-4.1.2-4.1.3
Belang van kennis wordt onderschat. 2.3.1 • 2.3.22 • 2.6.17 • 2.10.11 • 2.10.12 • 2.8.5 • 3.2.1 • 3.2.2 • 4.2.1
Slechte communicatie over hoe en waarom van kennis.
Politiek en beleid zijn gericht op korte termijn: <4 jaar.
2.6.2 • 2.6.3 • 2.8.6
4,2.5
We hebben vraag en aanbod van kennis niet goed afgestemd bij V&W. Als gevolg daarvan grijpen we soms mis als we kennis nodig hebben in beleid en uitvoering. Op het beleidsterrein 'goederenvervoer' bijvoorbeeld missen we kennis en informatie over de ontwikkeling van (internationaal gedreven) vervoersstromen die nodig is om tot onderbouwd strategisch beleid te komen. Het aanbod van die kennis en informatie is er niet. De vraag is niet (tijdig) gesteld of niet (tijdig) opgepakt. Een oorzaak is gelegen in de middelenverdeling (te weinig sturing mogelijk) en in de starheid van ingezette onderzoekslijnen. De aandacht is teveel gericht (geweest) op de korte termijn en een meerjarige onderzoeksprogrammering ontbreekt. Dat heeft alles te maken met de scope van politiek en beleid, die veelal niet verder reikt dan vier jaar. Door bestaande kennis meer te benutten, zou capaciteit vrij kunnen komen voor vernieuwend (lange termijn gericht) onderzoek. We weten niet dat de antwoorden voor tal van vragen er al liggen, delen de kennis niet voldoende en zijn niet scherp genoeg; onze vraag naar kennis is te snel een vraag naar onderzoek. Als we meer zouden samenwerken dan zouden deze problemen verdwijnen. Het belang van kennis wordt echter onderschat, doordat in onze communicatie het 'hoe en waarom' van kennis te weinig aan de orde is. Beter aangeven waar onze kennisbehoefte en kennisrijkdom ligt en daarbij meer vooruit durven kijken, zou een heel stuk kunnen helpen. Opmerkingen bij schema 7 'Vraag en aanbod kennis bij V&W niet goed op elkaar afgestemd' uit werkconferenties: De structuur van schema 7 kan (werkconferentie 26 november) verbeterd worden qua niveaus en relaties tussen de onderdelen. In dit verband wordt een nieuw cluster 'Vraag en aanbod niet goed op elkaar afgestemd' gevormd waarin de onderdelen 'Vraag en aanbod niet goed afgestemd' en 'Vraagkant naar kennis is onderontwikkeld' beide opgaan. Stelling 'vraag en aanbod' zal wellicht meer gelden voor beleid dan voor uitvoering. De situatie is per sector verschillend. Volgens deelnemers aan de werkconferentie van 11 december speelt het probleem van schema 2 'Te weinig kennisuitwisseling/-ontwikkeling V&W met anderen' niet alleen bij departementen, maar ook bij andere overheden en bestuurslagen. Als symptoom zien zij naast het ontbreken van gemeenschappelijke prioriteiten ook het ontbreken van een gemeenschappelijke probleemstelling. De groep ziet wat betreft de oorzaken een relatie met afstemming van 'Vraag en aanbod van kennis bij V&W' (schema 7) en 'Kennis delen binnen V&W' (schema 5) te weten: - te weinig kennisoverdracht/kennis delen binnen V&W (oorzaak in schema 7); - te geringe toegankelijkheid en benutting van beschikbare kennis (oorzaak in schema 5).
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: 26
Realiseer een meerjaren-perspectief in de onderzoeksprogrammering om uit te stijgen boven de vierjaren-cyclus, zodat maatschappelijke in plaats van politiek/electorale horizonten leiden • Baseren van de strategie op maatschappelijke ontwikkelingen c.q. op die ontwikkelingen vooruitlopen. • Onderzoeksprogrammering formuleren samen met relevante maatschappelijke partijen.
: \
Schema • Afspraken maken op beleidsniveau en niet op programma-niveau (dus grenzen aangeven). • Aparte geldstromen creëren voor lange-termijn-kennisontwikkeling (2.10.7). • Meer sturen (hiërarchisch) (2.15.13). • Meer langlopende-contracten met kennisinstituten aangaan (4.1.3; 4.2.2; 4.2.6). • Op hoofdlijnen aansturen van onderzoek door overheid (2.1.5; 2.2.4; 2.10.16; 3.10.4). • Aparte geldstroom voor R en D creëren en basisgegevens verzamelen (3.1.8). • Dekkingsfonds instellen (3.1.3). • Financieren van onderzoek met een vast percentage van het projectbudget (2.3.16; 3.1.8; 2.3.12). Maak ingezette onderzoekslijnen minderstar, flexibeler • Een deel van het onderzoek afhankelijk maken van derden (financiën, sturing, beoordeling). • Onderzoekers frequent verslag laten doen en op basis van voortschrijdend inzicht (vrager/aanbieder) bewust besluiten tot al dan niet aanscherpen en/of bijstellen van de aanpak, danwei stopzetten van het onderzoek. • Zorgen dat de managers achter de onderzoekslijn staan; efficiënter werken door duidelijkere verantwoordelijkheden en taken overeen te komen. • Zorgen dat de kennispoot serieuzer genomen wordt binnen en buiten V&W door deze een onafhankelijker positie te geven. • Meer 'rommelruimte' bieden voor algemeen onderzoek (2.8.2; 4.2.3; 2.2.11; 4.2.3; 4.2.1).
27
Verbeterde vraag- en aanbodontwikkeling (Wat heb ik nodig voor mijn taak/probleem? Wie kan antwoorden?) • Methodologie ontwikkelen om - gestuurd door kennisinstituten - de kennisvraag helder te krijgen. • Kennisinstituten open en actiever (educatie, workshops, 'markt') doen zijn. • Geregeld workshops tussen vrager en aanbieder van kennis (in het licht van continuïteit) houden. • Rouleren van personeel, van beleid en uitvoering naar kennis. • Kennis niet uitsluitend volgens beleid ontwikkelen (rekenkamermodel) (2.3.8; 2.3.22). • Kennisbeleid maken voor kabinetsperiode overschrijdende termijn (2.3.13; 2.3.17)
28
Verbeter samenwerking • Grote projecten door meerdere TWD-en samen laten behandelen (2.15.2). • RD's bij SD's laten informeren wat er speelt (3.5.3). • SD's laten meedenken met RD's (3.10.5; 3.10.6). • Samenwerking organiseren tussen vragers netwerken en aanbieders kennis (1.1.9; 2.3.40).
29
Benut bestaande kennis beter en werk aan overige oplossingen • Innovatie stimuleren (2.6.17; 3.3.21; 3.3.22; 4.1.7). • Creativiteit stimuleren (2.8). • V&W-ers laten participeren in adviesraden van faculteiten (2.12.6). • Meer investeren in systeemdenken dan in deeloplossingen (9.1.43).
30
-J-J!
^ Ï ^ ^ S K J J z-.ï- T-
Overheid mist kansen in ICT.
Leefbaarheid onvoldoende.
Bereikbaarheid onvoldoende.
9.4.3 • 9.4.4' 10.2.8-10.2.10- 10.2.11 10.2.13 • 10.2.14 • 10.2.19 • 10.2.20 10.2.12 • 10.2.26- 10.4.1
10,1.11 • 10.1.14- 10.1.15- 11.3.6
10,1.1 • 10.1,3 • 10.1.4- 10.1.6 10.1.10- 10.1.13- 10.1.22
Gebrekkige kennis van de markt: Telecom en Verkeer & Vervoer,
Deskundig opdrachtgeverschap in gevaar.
Lastig meepraten; géén gezag.
2.10,4- 9,1.3- 9.1.37-9.1.39- 9.1,63 9.1.69-9.4.6-9.4.7-9.4.8- 10.4.7
Informatie-tekort bij burgers over verkeersveiligheid.
3.6.6-3.6,9-3.9.6
deelterreinen is onder de communicatie en Dasgeren. •
•
•
•
:
/
'
• 3.10.1 • 7.4.4 • 8.2.12 • 9.1.1 • 9.1.2 • 9.1.4 1.49 - 9.1.54 • 9.1.70 • 9.1.74 • 9.1.75 • 9.1.76 .4.5 9.5.7 • 9.6.1 9.6.2 • 9.6,3 • 9,6.4 • 9.7,9 6- 9.9.17- 9.9.18- 10.1.4- 10.1.16- 10.1.19 .4 • 10.2.5 10.2.6 • 10.2.7 • 10.2.8 • 10.2.12
•*>
V&W is op deelterreinen doorgeslagen met het uitbesteden.
J .*"• ' \
•'•
" •
Tekort aan verkeerskundigen (vraag = 3x aanbod).
Kennis op gebied win Verkeer & Vervooi is versnipperd.
2.2.8-2.3.37- 2.10.5- 2.10.10 • 2.15.11. 3.2.1 • 3,2.4 -3.4.2 -3.4.3 -3.6.6 • 3.6.13-3.6.16
Gebrek aan besliskennis t.a.v. 'in huis' en 'buiten de deur' doen.
Gebrek aan visie op resp. management bij uitbesteden.
> >--V
Geen historie van grote Verkeer & Vervoerprojecten die kennis genereren.
t
Verkeer & Vervoerproblematiek laat onderkend.
.,,»
£$
*
Schema Uit de interviews is als een van de kernvraagstukken naar voren gekomen, dat op een fors aantal aandachtsgebieden van Verkeer & Waterstaat de noodzakelijke kennis thans niet in alle opzichten en in voldoende mate aanwezig is om adequaat de vraagstukken van nu en morgen te kunnen attaqueren. Deze bevinding sluit ook nauw aan bij bijvoorbeeld de recente brief van het kabinet aan de Tweede Kamer 'Op de drempel van de 21e eeuw', waarin onder meer geconstateerd wordt dat de sociale-, fysieke- en kennisinfrastructuur nog onvoldoende zijn toegerust voor de eisen van de toekomst en dat de duurzaamheid en kwaliteit van onze omgeving nog niet op het vereiste, internationaalconcurrerende niveau liggen: 'kennis onder de maat'. Zo worden onder meer kennistekorten gesignaleerd wat betreft: gedrag in relatie tot Verkeer & Vervoer ('bij nieuwe technologieën krijgt het gedragsaspect te weinig aandacht'), goederenvervoer (rail, logistiek, knooppunttechnologie, etc), veiligheid en risico's, marktwerking, natte waterbouw (baggeren, dijkenaanleg, etc), fundamentele kennis van rivier- en kustmorfologie, integrale benadering van de ruimtelijke inrichting, IT - telecommunicatie - telematica, atmosferische processen, etc. Die nieuwe kennis en kennisgebieden zijn noodzakelijk om adequaat op huidige en te verwachten ontwikkelingen te kunnen inspelen, zoals de mobiliteitsgroei, de IT-impact respectievelijk de ontwikkeling naar een 'digitale en geïnformatiseerde maatschappij', de transitie van fysieke naar virtuele mobiliteit en verschuivingen in rolopvattingen van publiek naar privaat. Genoemde kennistekorten hebben direct gevolgen voor het functioneren van V&W. Als gevolgen worden onder meer genoemd: het in gevaar komen van deskundig opdrachtgeverschap, een gebrekkige kennis van de markt voor Verkeer & Vervoer en telecom en van markt en financieringstechnieken. Verder wordt opgemerkt dat gezag en een sterke positie hierdoor ondermijnd worden: de combinatie van aantoonbare kennis en nationale verantwoordelijkheid geeft een sterke positie. Aantoonbare kennis bestaat niet uit rapporten van uitbestede onderzoeken, maar uit eigen publicaties. Je kunt nooit meepraten als je tevreden bent met alleen ingekochte kennis. Als diepere oorzaken van gesignaleerde kennistekorten worden onder meer genoemd: het ontbreken van een traditie op het gebied van verkeer- en vervoeronderzoek (het ontbreken van een GTI) en de hiermee samenhangende versnippering in het onderzoek en een tekort aan verkeers- en vervoerdeskundigen, het onvoldoende vooruitzien naar de nieuwe ontwikkelingen en het niet tijdig opbouwen van nieuwe kennis (bijvoorbeeld op het gebied van ICT), gebrek aan management en visie ten aanzien van het ambitieniveau van kennis en kennisopbouw.
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: 31
Kies positie ten aanzien van het uitbesteden • Kennis voor het maken van beleid zelf genereren, kennis voor het uitvoeren uitbesteden (3.6.14). • Onderwerpen waar je goed in bent op termijn uitbesteden (3.6.15). • Vaste relatie houden/onderhouden met externe bureaus (3.4.4).
Schema
-VI
Verbeter kennis op gebied Verkeer & Vervoer • Zorgen voor interactie op kennisgebieden rond verkeer (2.1.8). • Commissie 'a la Brox' voor marktwerking openbaar vervoer instellen (3.1.14). • Kenniscentrum verkeersveiligheid oprichten als dienstverlening aan burgers (3.6.2). • Met bedrijven op basis van strategie (en niet louter vervoersplan) kennis ontwikkelen (3.9.7). • Gezonde stationaire groei mogelijk (9.1.22). • Marktwerking scheepvaart (9.1.33). • Vervoer algemeen (10.5.5; 10.6.14; 9.7.3; 9.7.4; 9.8.4; 9.8.11; 9.1.20; 9.7.1; 7.1.10). • Veiligheid (9.1.40). • PPS (9.1.70; 5.1.23). • Europese aanpak kosten (7.1.10; 9.7.12; 9.7.16). • Benutten van capaciteit (9.1.71).
32
Verbeter IT-kennis • Internet/ICT-kennis opdoen (9.1.48; 9.4.3; 9.6.1; 9.6.3; 10.2.11; 10.2.24). • Meer 'electronen' vervoeren in plaats van fysieke goederen (10.4.2; 10.4.4). • Aparte ICT-organisatie binnen V&W oprichten (12.1.28)
33
Versterken kennis op de volgende terreinen: Ruimtegebruik - meervoudig ruimtegebruik (9.3.3; 9.3.4; 7.3.10). Luchtvaart - gezondheidsaspecten luchtvaart (9.1.18); - optimalisatie geluidhinder Schiphol (9.1.47); - operationele veiligheid (9.1.4; 9.1.28). Ecologie en morfologie - fundamentele kennis (9.2.2; 9.2.22); - ecologische processen in relatie tot waterkwaliteit (9.2.17; 9.2.21; 9.2.7; 9.2.27); - bioaccumulatie (9.2.15); - dosis-effect relaties (9.5.8); - drinkwaterkwaliteit ( 9.2.18; 9.2.20; 9.5.5; 10.6.5; 10.6.12); - rivier en kustmorfologie (9.2.13; 9.2.19; 9.2.27); - waterkwaliteit (9.2.12; 9.2.15; 9.2.17). Milieu - (nieuwe) chemische stoffen (9.2.9; 9.5.3; 9.5.5; 9.5.6; 10.5.3); - diffuse bronnen (9.2.6); - monitoring (9.2.7; 9.5.2; 9.5.10). Klimaat - zeespiegelrijzing (9.2.26; 10.6.29; 10.6.30); - klimatologische veranderingen (9.4.11; 9.5.11; 10.6.15; 10.6.16); - atmosferisch systeem (9.5.2). Waterbouw - risico analyse (9.2.10; 9.2.11); - verloren kennis in huis halen (9.2.4; 9.2.4; 9.2.8; 9.2.10; 9.2.11; 9.2.26); - garanderen normen waterbeheersing (8.5.1; 8.5.2; 9.2.10; 9.2.11); - projectbureau voor ontwikkeling van kust en rivieren opstarten (9.2.23; 9,2.28).
34
Schema Overig - onderzoeksonderwerpen afstemmen op vraag klant (3.6.4); - kennis actief vermarkten (gebruiksklaar) (2.10.8); - delen infrastructuur laten beheren door private partijen (2.11.1).
& * • •
,:Tékortaaii niet-téchnische kennis bij V&W
V&W weet niet wat de consument wil.
Besluitvormingen implementatie van beleid stagneren.
11.1.2. 11.4.3. 11.4.4- 11.4.5. 11.5.19 11.5.20- 11.9.1611.9.18
1,8 16 - 5.3 21= 5 3 2 6 ' 5 4 5 » 11.1,9= 11,5,17 11 5 20» 11 9 1 » 11 910= 11,9,11" 11 11 2
V&W heeft een sturingsprobleem m.b.t. beleidsimplementatie. 1126 1155 • 11517. 11 9.4= 11,97 1198. 11 9,9 • 11 1 0 9 . 11 114» 11 11,5 11 13,5- 11 13 12- 11 13 14' 11 13.15* 11,13 17
11 9.18. 11 13 10= 11 13 14' 11 14 5 ' 11.1'! IS
Tekort aan niet-technische kennis: sociaal, financieel, juridisch, bestuurlijk. 2 1 5 2 3 9 ) 5 1
M 9 I
1 1 1 1 7 1 1 3 5
5 . 5 3 2 0 r
2
9 1
r
5 3 2 1
r
3 3 8 - 9 9 1 1
5 9 9 9 1 1 1 1
9 1 2 9 1 7 . 9 1 3 2
1 1 1 1 8 1 1 2 3 1 1 2 4 1 1 2 6 1 1 2 7 1 1 2 8 1 1 2 1 1 3 8 1 1 4 2 1 1 4 3 1 I 4 4 1 1 4
r
1 1 5 1 41 1 1 0 1 1 1 1 0 21 1 1 0 3 . 1 1 1 0 4
1 1 1
11 1 3 2 1
V&W staat niet voldoende open voor sociale kennis. 11 1 3 = 11.1.11 - 11,1.14- 11.1 15 11.1.8
10
1 1 1 0 5
1 1 1 1 3
1 1 3 1
1 1 5 1 1 1 5 2 1 l
1 1 5 1 1
11
9 1 4 69 i 5 0
1 1 1 4 1 1 1 5 1 1 1 9 1 1 1 1 2 r
1 1 3
3 1 1 5 10
1 1 1 1 8
1 1 1 3 2
1 3 2 3
Rol overheid verschuift.
2 3 50 - 1 1 6 1 6 » 1 1 1 1 1 0 - 1 1 1 3 1 = 1 1 1 3 3 1113 5 = 11 13.7 - 11.13,10 . 11 13 13 11 13 8 - 11 1 3 9 = 11.13 16 - 11 13 24 11 1 3 , 2 6 . 11,13,27 - 11 13 28 - 11 13 31
Problemen vragen steeds meer om sociale kennis.
i
5.4.7 • 9.1.72 • 9.1.79- 11.1.1 . 11.1.2 11 1 7 - 11.1.8. 11.1.9- 11 1.10 11.3.7. 11 5.18- 11.5.21
Maatschappelijke problemen worden complexer. 9.1.40- 9,1.43.9.1.56. 9.1 14- 9.3,9 9.3.10
Schema Om beleid en uitvoering in goede banen te leiden is ook toenemend niet-technische kennis nodig. Daar zijn we als V&W niet echt sterk in. Daardoor weten we onvoldoende wat er leeft bij burgers - consumenten van beleid en uitvoering - en hebben we last van stagnerende besluitvorming en beleidsimplementatie. Bijvoorbeeld: mobiliteit in technische zin heeft veel aandacht, maar welk gevoel bij burgers roept dit op en waarom blijft men liever in de auto: wat maakt de auto aantrekkelijk en openbaar vervoer onaantrekkelijk? Dat soort vragen heeft weinig aandacht, terwijl de keuzen van burgers hierdoor wel beïnvloed worden. Sociale,financiële,juridische en bestuurlijke kennis zijn onvoldoende aanwezig of worden onvoldoende ingezet. V&W is een van oudsher technisch sterk departement dat niet echt open staat voor sociale kennis. De maatschappelijke problemen zijn echter complexer dan voorheen en de burger is beter opgeleid en mondiger geworden. Dat maakt dat we die sociale kennis nodig hebben om effectief problemen aan te kunnen pakken, in beleid en uitvoering. Ons hiervan meer bewust zijn, kan ons helpen om die niet-technische kennis op orde te krijgen.
Ideeën voor oplossingen uit werkconferenties en/of interviews: "$*?§& 35
Vergroot openheid V&W voor sociale kennis • Sociale kennis integreren in de totstandkoming van probleemstelling, door: - V&W afrekenbaar te maken op de inkadering van de sociale context. • Sociale kennis hanteerbaar maken, door: - belevingswerelden te onderkennen en weten hoe ermee om te gaan; - ruimte te geven aan creatieve processen waarbij ervaringen en belevingen gebruikt worden bij probleemstelling. • -
36
Technici bewust maken van de noodzaak voor sociale kennis, door: training met confrontatie en ervaring aangaande een andere manier van denken; projectleiders en managers aan te spreken op het aandacht geven aan sociale elementen; coaching, mentorschap in te voeren.
Vergroot kennis van niet-technische zaken • Maatschappelijke kennis verzamelen (9.1.57; 9.1.59; 9.1.67). • Niet-technische kennis in huis halen (9.1.50; 9.1.52; 11.1.11). • Kennis over de toekomst versterken (10.1.1; 9.7.8). • Kennis in huis halen over PPS en financieringstechnieken (9.9.6; 9.9,11).
Tekort aan feitenkennis: cijfers en detail-kennis.
Snelle ontwikkeling. Achterhaalde cijfers.
Steeds nauwkeuriger inschatten risico's nodig: smalle marges. 9.1.17- 9.1.18
i r Toegang tot en verspreiding van basale kennis en informatie is onvoldoende. 9.1.73- 9.5.20
Discussies over feiten en cijfers i.p.v. normatieve uitgangspunten.
Effectiviteit van beleid te weinig bekend.
11.1.14
9.8.15 • 9.8.16- 9.8.17 9.8.18
L.
I
Te weinig vaardig in omgaan met onzekerheden.
Burgers accepteren steeds minder fouten.
Politiek neigt tot technocratisch beslissen.
Schema
Een tekort aan feitenkennis en cijfermatige c.q. gedetailleerde informatie staat nogal eens centraal. Denk aan de cijfers rond geluidshinder door vliegverkeer en verwachte en toegestane aantallen vliegbewegingen. Dit leidt tot een zucht naar steeds meer cijfers en detail-gegevens die niet echt helpen om de problemen (geluidshinder, veiligheid, milieubelasting) aan te pakken. Waar komt die zucht naar kennis van meer en meer feiten en feitjes vandaan? We willen risico's steeds nauwkeuriger inschatten, omdat we het lastig vinden met onzekerheden om te gaan en omdat burgers steeds alerter zijn op fouten en deze minder accepteren. Gebrekkige toegang tot basisinformatie versterkt deze neiging, evenals onvoldoende helderheid hebben en/of bieden van de effecten van beleid. Cijfers die rondgaan zijn bovendien door snelle ontwikkelingen al gauw achterhaald. Doordat - tenslotte - de politiek neigt tot beslissen op basis van technische gegevens, gaat ook de discussie over cijfers en technische gegevens en niet over normatieve uitgangspunten. Willen we hier uitkomen, dan betekent dit iets voor zowel de politieke sturing van en omgang met onzekerheden, als voor het actief bieden van toegang tot relevante basisinformatie rond het beleid.
Ai.*'"
Sterke punten van de V8cW-kennisfunctie
Relevante maatschappelijke ontwikkelingen
Reacties op probleem/oorzaak-analayse: pluspunten
Reacties op probleem/oorzaak-analyse: minpunten
Begrippenlijst
Deelnemers aan de werkconferenties
Colofon
Sterke punten van de V&W-kennisfunctie ia.:
Uit de bloemlezing: I •
II
•
• •
III
Kennis over kennis Bekendheid met de begrippen expliciete en impliciete kennis. Actieve rol van specialistische diensten als kennis-facilitators erkend. Management erkent de rol van kennis. V&W doet al aan kennismanagement. Er is reeds veel kennis in huis. Aansturen van kennis Op GWW gebied RWS goede werkgever en scout. Goed dat V&W medewerkers heeft, die voor 50% in dienst en voor 50% hoogleraar zijn. AW weet alles over aanbodzijde van Verkeer & Vervoer. Reeds hoogwaardige activiteiten in huis; de rest wordt uitbesteed. Veel kennis in huis over stoffen en beoordelingsmethodologieën. Open kennisinfrastructuur in Nederland (2x). Aanbodzijde middels GTI's goed voorzien; vraagzijde nog niet. Steeds meer samenwerking met andere partijen zichtbaar bijvoorbeeld publiek/ privaat (4x). De ambitie om te weten is er. Kennisinfrastructuur op het gebied van water sterk (2x). Wegen naar de toekomst goed voorbeeld van betrokken overheid. RIZA werkt reeds als een sturend onderzoeksinstituut. Centrale directie kennis goede ontwikkeling. De internationale positie van de kennisinfrastructuur in Nederland is goed. Veel deskundigheid in huis (5x). Goed dat milieu-kennis en R.O. in meerdere departementen zit (2x). Vakcommissies zijn erg goed voor eigen kennis en netwerken. Mobiliteitsbeleid draagt bij aan kennisontwikkeling. Erkend dat kennis in mensen zit en in persoonlijke netwerken (3x). TRAIL is een goed initiatief. Goed contact tussen MD en TUD. Kennismanagement gebeurt allang. Stimuleren kennismarkt Aanpak waterkering HvH bouwt aan innovatie-potentieel. CTT voorziet in privaat/overheidssamenwerking. Project met NS bouwen in soft soil kanshebber. Kennis op ICT gebied in eigen huis. IBO maakt kenniswerk meer vraaggestuurd. Kennisinfrastructuur RWS vrij goed. Goed voorbeeld van bundeling van kennispartijen CROW. Nationale programma zoals speerpunt bodem goed. WONS goed. Publiek/private samenwerking werpt reeds vruchten af. Relatie TNO en research-centra telecommunicatie en V&W goed.
Sterke punten van de V&W-kennisfunctie
IV • V
•
VI •
Investeren in kennis Sommige kennisinstelingen krijgen vaste bedragen. Programmering relevant onderzoek via AWT goed. Ontsluiten van kennis Doelstellingen van het ministerie positief. KIVI, CUR, CROW belangrijk. Knowledge-mining biedt kansen. Veel kennis door onderzoek op de markt over water via RIZA. Internet helpt. 10 % van totale budget naar R&D HDTP/V&W en dat werkt. INFRALAB goede kennisontsluiting. Open structuur gunstig. Uitwisseling operationele veiligheid loopt goed. Kennis integreren AW kan een rol spelen bij integreren kennis. Integraal samenwerken gebeurt meer en meer. RIZA is sterk; combinatie van fact & fiction. ICES discussies gaan al interdepartementaal en dat is goed voor integratie.
VII Buitenland oriëntatie HDTP goed in internationale context. NL is er goed in om ideeën uit het buitenland te halen en weer te verkopen. Meedraaien in UITP is al heel goed. Gezamenlijke studiegroepen in de luchtvaart erg goed. Ook zichtbaar in zee-onderzoek. VIII Vasthouden van kennis CUR goed. Waterstaatskennis op peil. Natte waterbouw- en scheepvaartkennis op peil ook bij telecommunicatie en post. Technische kennis in orde. V&W heeft meer te bieden dan techniek. IX
Versterken kennisgebieden Belangrijke rol van ICES. Er worden veel nieuwe thema's ingebracht bij de bloemlezing, dus men ziet kansen voor V&W. Kennisaandacht RWS op centraal niveau op orde. Wetten kunnen helpen zoals artikel 222 gemeente wet en artikel 42 van de wet op R.O. RWS gaat een nieuwe bloeiperiode in (in relatie tot invulling grondgebruik). Versterken zit ook in private/publieke samenwerking. Private financiers betalen steeds meer mee aan onderzoek; schept kansen.
Relevante maatschappelijke ontwikkelingen
Mobiliteit IT-impact op samenleving Nieuwe technologie Veerkracht/duurzaamheid Marktwerking Internationalisering Sociaal/juridisch — nog in te vullen — Overig RWS dienstkring gebruiken als kleine test-case. V&W doet ook aan milieu en dat is goed voor onze kennis. COPI's zijn goed. Ook V&W richt zich meer en meer op maatwerk. Wij investeren in detachering en dat betaalt zich terug in kennis.
«f'
Reacties op probleem/oorzaak-analyse
Pluspunten uit werkconferenties: I •
• •
II • •
•
III • •
IV
•
Aanpak project Goede interactieve benadering. Methode kan goed hulpmiddel zijn voor analyse. Oorzaak-gevolganalyse goed uitgangspunt voor ontwerp van nieuw beleid. Proces dat in gang is gezet leidt al tot samenwerking. Gedeelde probleemanalyse (binnen V&W totaaloverzicht van de problemen). V&W project kennisbeleid heel goed. Vanwege brede insteek kom je onverwachte dingen tegen. V&W is bereid tot zelfkritiek. Goed dat de workshop wordt gehouden en dat deze bij V&W breed bekend is gemaakt (profiel). Maatschappelijke oriëntatie van V&W spreekt ook hieruit. Kwaliteit informatie-verwerking Goede verwerking en ordening van interview-fragmenten. Behapbare brokken, niet amorf. Compleet en gedetailleerd. Analyse goed, neutraal, open, kwetsbaar. Consistent, goede (volledige?) kapstok. Veel informatie verzameld; grondig gegraven. Goed gepresenteerd (klapper, borden en verteller). Analyse legt verband met de effectiviteit van het beleid (kennis is geen doel op zich). Vrij volledig overzicht van de problemen. Inhoudelijke elementenanalyse Zorgen maken over eigen deskundigheid is goed punt. Dat samenhang van belang is, wordt (h)erkend. Dat men zich zorgen maakt over mobiliseren van kennis. Gebrek aan integraliteit van kennis, 'mengkennis' als belangrijk element gedefinieerd. Goed dat misplaatste 'zucht' naar feitenkennis erkend wordt. Goed dat er aandacht is voor (gebrek aan) kennisdelen. Goed dat er aandacht is voor gamma-medewerkers. Goede verwoording dat mengkennis essentieel is. Goed dat er gewezen wordt op samenwerkingsmogelijkheden. Goed dat erkend wordt dat kennis verdampt. Beeld dat opgeroepen wordt Herkenbaarheid van bepaalde blokken in het algemeen. Confronterend. In 'hokjes' verwerken geeft naast inzicht ook kretologie/abstracties e.d. Beeld van de analyse herkenbaar. Goede definitie kennisprobleem (niet steeds juiste kennis op juiste plaats), goede analyse.
•**
•-r
Reacties op probleem/oorzaak-analyse
Minpunten uit werkconferenties: I
•
•
Conceptie Begrip kennis wordt teveel gebruikt (kennis voor wat? context?). Gemis aan keuze voor bepaalde richting/systematiek. Gemis aan politieke- en beleidscomponenten. Waar zitten de visie en kans-aspecten? Waar zitten de beelden van de maatschappij over problemen en de gewenste situatie? Analyse met name gericht op cognitieve aspecten en aanpak. Gemis aan 'waarde'. Wat zijn de achtergronden waartegen waarden worden afgezet? Over welke soort kennis gaat het? Gevaar te denken dat we er al zijn met alleen informatie verzamelen. Link naar gewenste doelen/resultaten onduidelijkheid.
II •
Vormgeving/methode Menselijke aspecten onderbelicht. Onvolledig overzicht van (kennis-)instituten. Waar zit onze omgeving? Alleen bottom-up leidt niet tot keuzes over kennisbeleid. Wie heeft wat gezegd? Behoefte aan dwarsverbanden lukt vanwege de o-g indeling niet.
III
Vormgeving en presentatie De vellen dagen onvoldoende uit (wijze van presenteren). Aanpak/verslaglegging stimuleert niet. Te veel negatieve punten achtereen. Er is weinig herkenbaar onderscheid tussen RWS en V&W. Beeld dat ontstaat niet juist; geeft weinig energie. Jargon voor niet RWS moeilijk toegankelijk of herkenbaar. Voor sommige schema's geldt: hokje = label.
IV
Overig Dat we sommige onderwerpen niet als probleem erkennen, is een probleem. Waar ligt nu welke kennis wel/al?
V
Methode/model Model is te statisch (hokjes zonder kruisverbanden). Visie ontbreekt; volgt niet uit de gekozen aanpak. De manier van presenteren verhuld onoplosbare hokjes/elementen. Vele genoemde aspecten zijn niet te kwantificeren/te meten. Gemis aan aandacht voor gemeenschappelijk definiëren van problemen.
VI
Context Gemis aan visie, strategie en integrale aanpak met betrekking tot kennismanagement.
Reacties op probleem/oorzaak-analyse Relatie tussen kennis/beleid en uitvoering onvoldoende; het waarom van kennismanagement. De goede kennisinfrastructuur, die aanwezig is bij V&W, niet genoemd. VII Buitenwereld Kennis als produktie- en economische factor onderbelicht. Totaalbeeld erg negatief; nuanceringen ontbreken. VIII Cultuur en mensen Cultuur en regelgeving bij V&W belemmeren het kennisdelen. Elementen als plezier, lol, pret ontbreken. Hoe te reageren op de massa-traagheid ontbreekt. Weinig aandacht voor cultuur (kennis als produkt, bekwaamheid, lerende organisatie, e.a. geluiden buitenwereld). Elementen zijn te technisch; het gaat om de mens. Het vertrouwen op de invloed beslissingen neemt af. IX •
Thema-bouw Als er opleidingen zijn dan aan politiek verwoorden (blad 2). Trek als overheid niet teveel naar je toe (blad 2). Relatie tot maatschappelijke problemen minder aan de orde (blad 7). Te weinig aandacht voor omgang van medewerkers met kennis.
X
Oplossingen Te weinig aandacht voor digitale snelweg. Is afstemming van vraag en aanbod niet juist het probleem? G.ti. als oplossing te statisch. Job-rotation ontbreekt in de analyse.
XI
Algemeen ontbrekend Incentive (waarom) van dit onderzoek ontbreekt. Cultuur van V&W met betrekking tot kennis te impliciet. Weinig sturingselementen in de analyse. Kanttekeningen bij causaliteit (blad 10 of 1 van de analyse). Deskundigheid in persoonlijke netwerken ontbreekt in de analyse. Hadden thema's niet beter positief geformuleerd kunnen worden? Waarom geen evaluatie van huidig kennisbeleid in relatie tot deze analyse? Waarom niet met positieve kanten verder?
Begrippenlijst Kennis Kennis is het geheel van hetgeen iemand weet en waarmee diegene in staat is problemen op te lossen en nieuwe kansen te zien en te benutten. Kennis bestaat behalve uit inhoudelijke kennis uit vaardigheden, ervaring en attitude (leerhouding). Kennisfunctie Geheel aan organisaties, voorzieningen en processen dat zorgt voor de aanwezigheid van kennis op een bepaald terrein. Kennisintensieve organisatie In een kennisintensieve organisatie is de productie-factor kennis belangrijker dan de productie-factoren arbeid en kapitaal. De medewerkers in een kennisintensieve organisatie worden daarom ook wel kenniswerkers genoemd. Kennisintensieve economie, samenleving In een kennisintensieve economie, samenleving, is de factor kennis belangrijker dan de factoren arbeid en kapitaal. Kennisinfrastructuur De kennisinfrastructuur is het geheel aan facilitaire voorzieningen, organisaties en verbindingen daartussen, dat een primaire functie heeft in het ontwikkelen, verspreiden en (doen) benutten van kennis. Naarmate de kennisintensiteit van organisaties toeneemt, verdwijnt het onderscheid met primaire kennisorganisaties. Kennismanagement Kennismanagement is het sturen van de factoren die van invloed zijn op het ontwikkelen, verspreiden, toepassen en (her)gebruiken van kennis. Informatie Informatie staat voor een verzameling geordende gegevens
Deelnemers aan de werkconferenties Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid AWT dr. ir. C.M. Vos Cap Getnini dhr. P. Klück Fugro Ingenieursbureau B.V. ir. L. de Quelerij Grondmechanica Delft ir. G. Beetstra Ingenieursbureau Boskalis dhr. M. Pluijm M.Sc. KNMI dr. A.P.M. Baede LWI dhr. P. Holdert Ministerie van Verkeer en Waterstaat Adviesunit Resultaatgericht Beleid drs. E. Spaink Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, afdeling P&O drs. T. Knoester Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, afdeling P&O mw. ir. M.A. de Wolf Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, afdeling Strategie dr. W.A. Bruggeman Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, afdeling Juridische Zaken dhr. A.J. van den Hurk Ministerie van Verkeer en Waterstaat Centrale Directie Juridische Zaken (CDJZ) mr. H.P. Heida Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis dr. R.R. Braam Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis drs. H.J.C.M. Dirkx Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis prof. dr. J. de Jong Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis ir. A.B. van Luin Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis mw. drs. M.G.A. Storm Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis drs. C.T.M, van Teylingen
Deelnemers aan de werkconferenties
r " •*
-r
• /
.
,
"
Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Kennis drs. R. Vrugt Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Personeelszaken drs. J.M.B. Ploegmakers Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Strategie en Coördinatie mw. drs. W. Hamberg Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, Directie Uitvoering dhr. A.J. van der Padt Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Goederenvervoer ir. J. Flipse Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Goederenvervoer drs. R. Riedstra Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Personenvervoer drs. F. Robben Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Telecommunicatie en Post (DGTP) drs. T.C.M. Weijers Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksluchtvaartdienst ir. R.C. Cadée Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksverkeersinspectie dhr. E.M. van der Horst Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer dr. ir. R. Filarski Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer drs. J.T.A. van de Loop Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Adviesdienst Verkeer en Vervoer drs. J. Sistermans Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst dhr. K.J. Bakker Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst dhr. Bolsma Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst dhr F. van Dam
Deelnemers aan de werkconferenties Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst dhr. H. Janssen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst ir. H.H.A.G. Wevers Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst Zoetermeer ir. P.D. Boersma Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Bouwdienst Zoetermeer dhr. J. van 't Hof Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) dhr. M. van Geffen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW) ir. J.B.M, van Wieringen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Directie Zuid-Holland, Dienstkring Haringvliet ing. N.J. Bootsma Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directie Water mw. drs. R. Postma Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Meetkundige Dienst ir, F.J. Parker Verboom Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Meetkundige Dienst dr. W.G. Vree Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Meetkundige Dienst ir. G.W. van Willigen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) dr. M. Knoester Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) dhr. Cnossen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) mw. dr. J. Ottens Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) mw. dr. M. Schrap
ar;
Deelnemers aan de werkconferenties Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) ir. P.B.M. Stortelder NWO mw. drs. M.G.M. Vintges Projectbureau IWS mw. S. van Steekelenburg Stadsgewest Haaglanden mw. ir. M.D. Steenhuijzen Stadsgewest Haaglanden ir. ]. Termorshuizen Stichting CUR prof. ir. J. Stuip TNO dr. CL. Ekkers TNO mw. D.E, van Welsen-Moonen
m*
-
Colofon Deze probleem/oorzaak-analyse is gemaakt onder verantwoordelijkheid van prof. dr. J. de Jong, Directeur Kennis. Het betreft een tussenproduct in het Project Kennisbeleid V&W. Aan de totstandkoming is bijgedragen door deelnemers aan een drietal werkconferenties. Het projectteam is hen erkentelijk voor hun inzet. Advisering dr. L.E.M. Klinkers, Klinkers Public Policy Consultants drs. E. Spaink, Adviesunit Resultaatgericht Beleid Projectteam dr. R.R. Braam, projectleider, Directie Kennis, ir. P.D. Boersma, Bouwdienst Zoetermeer drs. H.J.C.M. Dirkx, Directie Kennis drs. J.T.A. van de Loop, Adviesdienst Verkeer en Vervoer mw. dr. J. Ottens, RIZA dhr. A.J. van der Padt, Directie Uitvoering mw. dr. M. Schrap, RIZA drs. E. Spaink, Adviesunit Resultaatgericht Beleid mw. drs. M.G.A. Storm, Directie Kennis drs. R. Vrugt, Directie Kennis ir. G.W. van Willigen, Meetkundige Dienst Werkconferenties Smeekes, Van der Wiel en partners (facilitation) mw. drs. M.G.A. Storm, Directie Kennis (organisatie) dhr. W. ten Pas (verteller) Projectsecretariaat mw. N. den Hollander, Directie Kennis tel: (070) 351 94 57; fax: (070) 351 93 44 Tekstredactie, vormgeving en productie In Essenza, Wassenaar Hoofdkantoor van de Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, maart 1999
Deringbanden cassette zijn vervaardigd volgens milieurichtlijnen. Het binnenwerk is gedrukt op Erasmus wit90grs. en Cako 150 grs..
V
Jn
lttq$ -€&K_ hssfutuwd JómusltefetW Vu-kar
«Ba *ito?Ji
Z1IÏD D
Aa»
Wij zijn op zoek naar aangrijpingspunten om op het brede terrein van Verkeer en Waterstaat de factor kennis te versterken. Hoe ontwikkel je die aangrijpingspunten? Van meet af aan stond vast dat de te volgen aanpak aan twee eisen zou moeten voldoen: 'interactief' en 'met behulp van een breed samengestelde groep van personen en instanties op het terrein van V&W'. We hebben de volgende aanpak gekozen. Er zijn circa honderd mensen geselecteerd, binnen en buiten het ministerie; personen van wie de kennis en het inzicht vermoedelijk relevant zijn voor het door ons te ontwikkelen kennisbeleid. Hen hebben wij vervolgens geïnterviewd. De gesprekken zijn woordelijk verslagen. Vervolgens zijn de gemeenschappelijk thema's bepaald en zijn de citaten per thema geordend. Het resultaat is de bloemlezing die u in deze map aantreft: twaalf hoofdstukken, met per hoofdstuk een onderverdeling in paragrafen en een opsomming van alle voor dat hoofdstuk relevante citaten per paragraaf. Ten behoeve van de toegankelijkheid zijn door het projectteam trefwoorden toegevoegd en is per hoofdstuk kort de essentie weergegeven. Op deze wijze denken wij de interview-resultaten volledig en zuiver te hebben weergegeven, maar wel in een vorm die u en ons verder helpt: als een impressionistische schildering van relevante inzichten en meningen. Met het ordenen van de citaten is het projectteam eigenlijk vooruit gelopen op de volgende fase: de analyse-fase. De analyse zal nog veel diepgaander worden voortgezet. Via nog enkele tussenstappen zullen wij het uiteindelijk doel realiseren: een helder en gedragen beleid dat V&W in staat stelt haar eigen verantwoordelijkheid te nemen. Ik hoop dat wij er, dankzij en samen met u, in zullen slagen dét beleid te formuleren. Joost de Jong, directeur Kennis
.->
J 4
De bloemlezing De bloemlezing geeft de visie weer van circa honderd geselecteerde personen. Aan de hand van open vragen naar gesignaleerde ontwikkelingen en de betekenis daarvan voor de kennisbehoefte en de kennisinfrastructuur op V&W terrein, hebben zij hun mening gegeven en hun inzichten geformuleerd. De uitspraken zijn letterlijk opgetekend. Ordening Een zoektocht naar 'rode draden' heeft een ordening op een hoger abstractie-niveau opgeleverd: een indeling in hoofdstukken en paragrafen. De paragrafen geven de onderwerpen aan die het projectteam uit de interviews heeft gedestilleerd. De hoofdstukken zijn ontstaan door deze onderwerpen te klusteren en te benoemen als thema's. Het is een eerste ordening, in de wetenschap dat alternatieve ordeningen mogelijk zijn. De hoofdstukken zijn voorts in te delen in drie groepen: I Voorwaarden voor kennis in hoofdstukken 1 t/m 4 II Gebruik van kennis in hoofdstukken 5,6 en 7 III Onderhouden, vernieuwen van de kennisbasis in de hoofstukken 8 t/m 11 Hoofdstuk 12 bevat de overige onderwerpen. Trefwoorden Omwille van de toegankelijkheid hebben we in de marge trefwoorden geplaatst. Deze trefwoorden zijn door de teamleden aangebracht, soms als accent op een letterlijk stukje citaat, soms als interpretatie. Wij nodigen u uit ze te bezien als leestips. De essentie van elk hoofdstuk Bij elk hoofdstuk treft u op de titelpagina een stukje tekst aan dat weergeeft welke boodschap het projectteam erin leest. Wij geven hiermee een aanzet tot interpretatie. Afkortingen Volledige namen zijn aangeduid met afkortingen, indien deze gangbaar zijn. De volledige naam vindt u in de lijst direct hierachter. Supplement bij de bloemlezing Met enkele van de geselecteerde personen hebben wij (nog) geen gesprek kunnen voeren. De resultaten van deze nog te voeren gesprekken zullen, samen met de reacties op de bloemlezing, worden opgenomen in een supplement. Uw reactie Wij zijn benieuwd wat u ervan vindt en zien uit naar uw reactie. Is wat er staat helder? Hoe zouden we de helderheid eventueel kunnen verbeteren? Mist u elementen? Zo ja, wat mist u? Waarom vindt u dat zo belangrijk? Wat moet er volgens u gebeuren? U kunt voor het geven van uw reactie gebruik maken van het bijgevoegde formulier. Met dank en vriendelijke groet, namens het projectteam, Robert Braam, Directie Kennis projectleider
JM». '* W^BL
'^EV^ -i*'.
*$& \
m •. 4
Afkortingen AIO: Assistent in Opleiding AH: AlbertHeijn AMVB: Algemene Maatregel van Bestuur ANWB Koninklijke Nederlandse Toeristenbond AVBB: Algemeen Verbond Bouwbedrijf AW: Adviesdienst Verkeer en Vervoer (V&W) AWT: Adviesraad van het Wetenschaps- en Technologiebeleid BEON: Beleidsgericht Ecologisch Onderzoeksplan Noordzee/Waddenzee BER: Beleidseffectrapportage BISON: Beleidsgerichte Interdepartementale Samenwerking Onderzoek BIZA: Ministerie van Binnenlandse Zaken BSW: BouwSpeurWerk BUWAL: Bundesamt für Wald und Landschaft CAD: Computer Aided Design CBIN: Commissariaat voor Buitenlandse Investeringen in Nederland CBR: Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen CBS: Centraal Bureau voor Statistiek CIB: Coördinatie Internationale Betrekkingen CPB: Centraal Planbureau COB-II: 2e fase Centrum Ondergronds Bouwen COPI: Collectief Programmerende Instellingen CROW: Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond- Water- en Wegenbouw, en de Verkeerstechniek CTT: Centrum voor Transport Technologie CUR: Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving DG: Directeur- Generaal DGG: Directoraat-Generaal Goederenvervoer DGP: Directoraat-Generaal Personenvervoer DIV: Dienst Informatie Voorziening DPZ: Directie Personeelszaken DTO: Duurzame Technologische Ontwikkeling DVK/AW: Dienst verkeerskunde (nu: Adviesdienst Verkeer en Vervoer) DWW: Dienst Weg- en Waterbouwkunde EAWAG: Swiss Federal Institute for Environment ENFB: Echte Nederlandse Fietsersbond ETH: Technische Hogeschool Zurich EU: Europese Unie EVI: Electronic Vehicle Identification EZ: (Ministerie van) Economische Zaken FEL: Fysisch en Elektronisch Laboratorium (TNO) fte: full time equivalent GD: Grondmechanica Delft GIS: Geografische Informatie Systemen GTI's: Grote Technologische Instituten GWW: Grond- Weg- en Waterbouw HBO: Hoger Beroeps Onderwijs HDTP: Hoofddirectie Telecommunicatie en Post
HID: HK: HSL: IBO: ICES: ICES-KIS:
Hoofd Ingenieur Directeur Hoofddirectie Kennis van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoge SnelheidsLijn Interdepartementaal Beleidsonderzoek Interdepartementale Commissie Economische Structuurversterking Interdepartementale Commissie Economische Structuurversterking • Kennisinfrastructuur ICOA: International Commission on Aviation ICT: Informatie en Communicatie Technologie INFRALAB: Interactief Infrastructuur Laboratorium IP: Internet Protocol ISDN: International Standard Data Network ISOC: Internet Society Nederland IT: Informatie Technologie KCW: Kenniscentrum Verkeer en Vervoer KI: Kunstmatige Inseminatie KIVI: Koninklijk Instituut voor Ingenieurs KLICT: Kenniscentrum Ketennetwerken, Logistiek en ICT KLM: Koninklijke Luchtvaart Maatschappij KNMI: Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut KPN: Koninklijke PTT Nederland LNV: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij LA: Los Angeles LOICZ: Land Ocean Interaction in the Coastal Zone LT-beeld: Lange Termijn Beeld LWI: Land, Water, Milieu en Informatietechnologie MD: Meetkundige Dienst NEESDI: Netherlands Environment Earth Systems Dynamics Initiative NH: Noord Holland NIMBY: Not In My Back Yard NLR: Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium NNI: Nederlands Normalisatie Instituut NOBIS: Nederlands Onderzoeksprogramma Bio-technologische In-situ Sanering NOP: Nationaal Onderzoek programma NS: Nederlandse Spoorwegen NVG: Nederlandse vereniging voor geodesie NWP: Nationaal Verkeers en Vervoers Plan (SW-3) NW3: 3e Nota Waterhuishouding NW4: 4e Nota Waterhuishouding NWO: Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek OC&W: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen OCV: Overleg Commissie Verkenningen OECD: Organisation for European Economie and Co-operation and Development ONRI: Orde Nederlandse Raadgevende Ingenieursbureaus OPTA: Onafhankelijke Post en Telecommunicatie OSPAR: Oslo Paris Committee
k1
•At
.
OV: P&O: PAWN: PCB's: PKB: POSW: PPS: R&D: RD: RDW: RIKZ: RITOX: RIVM: RIZA: RLD: ROVER: RPD: RUU: RWS: RWS-HK: SD: SG: SoZaWe: STOWA: STT: STW: SW2: SW-III: SWAB: TAW: TLN: TNO: TPD: TRAIL: TTI: TU: TUD: TUT: TWD: UITP: UNCED: V&W: VBKO: VROM: VS: VWS:
Openbaar Vervoer Personeel en Organisatie Policy Analysis for Watermanagement in the Netherlands Polychloor Bifenylen Planologische Kern Beslissing Programma Ontwikkeling Saneringsprocessen Waterbodems Publiek-Private Samenwerking Research and Development Regionale Directie van Rijkswaterstaat Centrum voor voertuigtechniek en informatie Rijksinstituut voor Kust en Zee Research Instituut Toxicologie Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling Directoraat-Generaal Rijksluchtvaartdienst Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer Rijks Planologische Dienst Rijks Universiteit Utrecht Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat-Hoofdkantoor Specialistische Dienst binnen V&W (=TWD) Secretaris Generaal Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer Stichting Toekomstbeeld der Techniek Stichting Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer Derde Structuurschema Verkeer en Vervoer Samen Werken Aan Bereikbaarheid Technische Adviescommissie Waterkering Transport Logistiek Nederland Nederlandse Organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek Technisch Physische Dienst Onderzoeksschool Transport, Infrastructuur en Logistiek Twente Telematica Instituut Technische Universiteit Technische Universiteit Delft Technische Universiteit Twente Technisch Wetenschappelijke Dienst (=SD) Union Internationale des Transports Publiques United Nations Commission on Education and Development Ministerie van Verkeer en Waterstaat Vereniging van Waterbouwers in Bagger-, Kust- en Oeverwerken Ministerie voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Verenigde Staten Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WXi • 'f
WIS: WL: WO: WONS: WRR: WSV: WV: ZON:
Water Informatie Systeem Waterloopkundig Laboratorium Wetenschappelijk Onderwijs Werkstructuur Onderzoek Natte Sector Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid Water Systeem Verkenningen Sectie Wegvervoer van DGG Zorgonderzoek Nederland
i
tftè
1.1 1.2 1.3
Hoofdstuk 1: Kennis over kennis Wat is kennis? Weten wie wat weet Overig
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13 2.14 2.15
Hoofdstuk 2: Aansturen kennis en kennisinfrastructuur Sturen van educatie/leren (extern) Regulering van de kennismarkt Rol V&W inzake kennisinfrastructuur Samenwerking tussen ministeries (VROM, LNV, V&W, EZ) Integraliteit in onderwijs Structureel investeren in kennis (bij V&W) Personeelsbeleid (kennis zit in mensen) Creatieve cultuur binnen V&W Zorgen voor goede toevoer van kennis door jonge instroom Kennisbehoefte en ontwikkeling afstemmen Wetenschappelijke onderbouwing van keuzes Beïnvloeding onderwijsbeleid als V&W Gebruik technici voor technische taken Leven met beperkte info en kennis Overig
Hoofdstuk 3: Stimuleren kennismarkt 3.1 Innovatie 3.2 Deskundig opdrachtgeverschap 3.3 Innovatie bevorderen bij bedrijfsleven en aannemerij 3.4 Verlies van kennis bij uitbesteding 3.5 Versnipperde kennis bij V&W 3.6 Kennis binnen of buiten V&W 3.7 Versterken ontwerpcapaciteit buiten V&W 3.8 Onafhankelijke kennis 3.9 Samenwerking versus concurrentie kenniscentra 3.10 Overig
4.1 4.2 4.3
Hoofdstuk 4: Investeren in kennis Kennis kost geld Kennis vergt tijd Overig
Hoofdstuk 5: Ontsluiten van kennis 5.1 Benutten en bundelen van kennis in grote organisaties 5.2 Informatie en kennisoverload 5.3 Toegang tot informatie en kennis 5.4 Overig
3 4 4
9 10 12 17 21 21 24 28 29 31 33 34 36 36 36
43 45 46 49 49 50 52 53 53 56
61 61 62
65 67 69 76
*
•
•
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6
Hoofdstuk 6: Kennis integreren Integraliteit van kennis Mengkennis (kunnen integreren van kennis) Integraliteit van problemen Standaardisatie en normalisatie van kennis Systeemdenken Overig
79 80 81 83 83 83
7.1 7.2 7.3 7.4
Hoofdstuk 7: Oriënteren op het buitenland Importeren van kennis Exporteren/verkopen van kennis Uitwisselen van kennis Samenwerken in kennisontwikkeling
87 88 88 89
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
Hoofdstuk 8: Vasthouden van kennis Behoud specifieke Nederlandse kennis Bestaande kennis vasthouden Vasthouden ervaringskennis Eigen deskundigheid op peil Kennis natte waterbouw op peil houden Kennis als P.R. uitnutten Overig
93 93 94 95 95 96 96
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.8 9.9
Hoofdstuk 9: Versterken kennisgebieden Verkeer en vervoer Waterbeheersing en waterkwaliteit Ruimtelijke inrichting Telecommunicatie, telematica Atmosfeer, milieu Informatietechnologie Goederenvervoer Vooruitkijken en verantwoording afleggen Overig
99 108 112 115 115 119 120 120 122
Hoofdstuk 10: Oriënteren op de toekomst 10.1 10.2 10.3 10.4 10.5 10.6
Forse mobiliteitsontwikkehng ICT/IT inpakt op samenleving Scheiding van mensen met en zonder IT kennis Van fysieke naar virtuele mobiliteit Effecten van nieuwe technologie voorzien (lange termijn) Overig
127 130 133 134 135 136
Hoofdstuk 11: Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis 145 11.1 Tekorten geconstateerd 147 11.2 Juridische kennis 148 11.3 Bestuurlijke kennis 149 11.4 Consumentenkennis 150 11.5 V&W moet weten waarop mensen hun keuzen baseren 152 11.6 Telecommunicatie 153 11.7 Integraal waterbeheer 153 11.8 Milieu 153 11.9 Communicatie met de samenleving 155 11.10 Proceskennis 156 11.11 Interactief proces 157 11.12 Besliskunde 157 11.13 Bestuurlijke verhoudingen, rol en positie van de overheid 161 11.14 Gebruik van kennis voor besluitvorming Hoofdstuk 12: Overig 12.1 Overig
167
ft*'
p
Over wat kennis is, wordt verschillend en genuanceerd gedacht. Allerlei onderscheidingen en typeringen van kennis en kennisfuncties worden gehanteerd. Om het kennisbeleid van V&W hanteerbaar te maken, is het nodig om tot één voldoende brede en heldere omschrijving van het kennisbegrip te komen. Voorts is het nodig om steeds precies aan te geven welk aspect van kennis aan de orde is.
Kennis over kennis 1.1 1.1.1
1.1.2 versterken van secundaire kennis
Wat is kennis? Wat versta je precies onder kennis? Wat is kennisbeleid? Je moet aan kennis een bepaalde waarde kunnen geven. Welke kennis is belangrijk en welke kennis niet, en wat is verouderde kennis? Het is belangrijk dat je die kennis vindt die je voor het aanpakken van een probleem of opdracht nodig hebt. Daarbij zijn drie vragen belangrijk: welke soorten kennis zijn er, waar kun je kennis vinden en waar is de kennis voor nodig? Je hebt twee soorten kennis: vakkennis (in hoofden van mensen) en statistische kennis (in rapporten, boeken). Wij hebben de neiging om veel aan primair onderzoek en primaire dataverzameling te doen en we doen te weinig aan secundaire kennis: leren van eikaars vakgebieden. Secundaire of ervaringskennis is kennis van methoden en technieken. Er zijn 4 niveaus van kennis: dataverzameling, informatieverwerving, kennis en wijsheid (dit zijn competenties van de eigen organisatie). Kennis kun je uit meerdere (data-)bronnen putten (ook van andere organisaties).
1.1.3
Er zijn drie soorten kennis binnen één bedrijf: algemene kennis (is overal te verkrijgen), bedrijfstakspecifleke kennis en specialistische/cruciale kennis. Specialistische/cruciale kennis onderscheidt het bedrijf van andere bedrijven in dezelfde bedrijfstak. Het management moet ervoor zorgen dat deze kennis op peil blijft en verder ontwikkeld wordt. Het is voor het bedrijf moeilijk vast te stellen wat de 'core-competence' is.
1.1.4
Er zijn twee soorten kennis: de eerste is impliciete kennis, dat is de kennis die in de hoofden van mensen zit en de tweede is expliciete kennis, dat is de kennis verzameld in documenten, systemen, producten en handboeken. In Europa zijn we vooral bezig de expliciete kennis te combineren. In Japan draait het vooral om het ontwikkelen en uitwisselen van impliciete kennis met als doel om innovatieve doelstellingen te bereiken. In Japan zijn ze meer gewend om aan een collectief doel te werken. In Europa zijn de mensen veel individueler ingesteld.
impliciete & explictete kennis
1.1.5
Kennis bestaat uit drie aspecten: 1) onzekerheden verminderen - Is het nu A of B? 2) draagvlak - Kennis wordt ontwikkeld om problemen te signaleren, te onderkennen. Het is daarbij vooral zaak om kennis beschikbaar te maken. 3) visie & inzicht - Grote verbanden zien, hoe horen zaken bij elkaar.
1.1.6
Maak onderscheid tussen kennis die men zich eigen moet maken voor het beleid en kennis die nodig is voor de uitvoering als het beleid gemaakt is (bijv. uitvoeringsvergunningen)
1.1.7
Men kan drie niveaus van kennis onderscheiden: 1) inzicht: het is voor een organisatie van groot belang dat inzicht wordt verfrist via doorstroom en bijscholing 2) verschillende noodzakelijke kennisdisciplines 3) de technisch inhoudelijke kennis Voor de laatste twee punten geldt dat je bij het uitbesteden voorzichtig moet zijn. Het is belangrijk dat je dat kunt begeleiden.
i.'
li-
Kennis over kennis Zorg dat expert judgement belangrijker gaat worden. Geef een concreet antwoord op vragen, meer zoals in het bedrijfsleven. Hier geldt: wat is kennis? Moet je alle feiten weten voor je antwoord kunt geven? Of heeft het meer met inzicht te maken? Waar zou kennisbeleid over moeten gaan? De vragers stellen de 'wat'-vraag. Maak als Kennisbeleid niet de fout zelf een inhoudelijk programma te ontwikkelen. Kennisbeleid faciliteert de vragensteller, bemiddelt, verwijst, zet een onderzoeksvraag uit. Dat is niet alleen maar een intermediaire rol achter het bureau, dat is actief naar vragers en naar aanbieders, een heel actieve rol, uit te voeren door netwerkers. Ook AW, RIZA etc hebben zo'n rol, maar zij richten zich op V&W, niet op de buitenwereld als vrager (bedrijven, andere overheden, intermediaire organisaties). Dat moet Kennisbeleid juist wel, en met name, doen! Weten wie wat weet Wat de RDW kan en weet is nog onvoldoende bekend. Dat geldt trouwens binnen heel V&W; er is onvoldoende zicht op wat er qua kennis is, wie het heeft en wat die daar mee doet. Zo is het ontwikkelen van de taxi-pas door V&W uitbesteed aan IDS, die vervolgens een beroep op de RDW doet! RWS laat een vangrail in Frankrijk beproeven, terwijl dat ook op onze testbaan in Lelystad kan. Combi-road proeven zouden daar ook op kunnen. Het Ministerie van Financiën wilde een eigen register ontwikkelen voor de overtreders van rekeningrijden, terwijl dat heel dicht tegen ons houderschapsregister aanzit.
1.1.8
1.1.9 actief kennisbeleid
1.2 1.2.1 meta-kennis
Hernieuwde aandacht voor waar de kennis zit en wat de 'core competence' is. Het management heeft hier steeds vaker belangstelling voor.
1.2.2
Er zijn steeds meer uitgeverijen die zich toeleggen op databanken met adressen en activiteiten op allerlei verschillende terreinen (bv Wolters Kluwer). De professionele uitgevers gaan steeds meer elektronisch werken dat kan een belangrijke partner zijn bij het kennisbeheer. Bij V&W is het een traditie om veel zelf te doen, hoewel de aannemers bouwen. Voor wat betreft kennis kan dit hetzelfde: laat de uitgevers bouwen, maar vertel wat ze moeten doen.
1.2.3
Overig
1.3.
De eerste vraag is: waar staat V&W voor. We moeten in kaart brengen waar we kennis voor nodig hebben. Het maakt uit of je deskundige opdrachtgever bent of uitvoerder. Moet je de kennis zelf hebben of uit de omgeving halen? Of we het exporteren van kennis naar de buitenwereld ook moeten nastreven is de vraag.
1.3.1 kennismanagement
Kennismanagement is een geweldig modern onderwerp. Een echte afbakening is er niet. Er valt heel veel onder deze term. We deden het altijd al wel. Het is belangrijk om dit vast te houden.
1.3.2
Hoe ga je om met kennis? Waar haal je kennis vandaan? We hebben vragen over het genereren van kennis, delen van kennis, gebruiken, kennisdiffusie. Bewust omgaan met GTI's, wetenschap en consultancy. Die kennis moet gemanaged worden. We doen het nog niet goed en weten er nog te weinig van.
1.3.3
Kennis over kennis 1.3.4 bedreigingen zijn kansen
1.3.5 kennisambities
1.3.6 kenniscyclus
1.3.7 kenniseigendom
Nederland is groot geworden door de bedreigingen die het kent, zoals externe handel, droogmaking etc. Een gemiste kans voor Nederland is het gebruik van windmolens. Nederland wordt nu geconfronteerd met milieu- en verkeersproblemen in de frontlinie, zoals Los Angeles. De V&W-visie over het oplossen van files kijkt onvoldoende naar de wortels. Niet de mobiliteit moet beheerst worden, maar de ongewenste aspecten ervan moeten grondig worden aangepakt, onder andere door regelgeving (in LA wordt het centrum gesloten voor andere 'zero emission'-voertuigen). Hier moet Nederland ook voorloper in willen zijn. De bedreigingen moeten benut worden. Door de frontlinieproblemen aan te pakken met methoden waar we goed in zijn. De situatie is nu niet meer dat technologie de grenzen van de interventies bepaalt, maar dat dit eerder omgekeerd is. Er zijn drie verschillende kennisambities waar te nemen: 1) verbeteren onderlinge communicatie en coördinatie 2) samenwerking 3) d.m.v. kennismanagement concrete vernieuwingen tot stand te brengen, een strategisch verandering ('knowledge creation') Er zijn verschillende fasen in de kenniscyclus: 1) individuele ervaringen opdoen 2) ervaringen reflecteren om tot inzicht te komen 3) inzicht expliciteren (op papier zetten) 4) kennis verspreiden 5) een individu neemt kennis tot zich Een belangrijk punt wordt het kenniseigendom. Als je kennis gaat delen, wiens eigendom is dat dan? Dit zal in de toekomst problemen opleveren. Hoe ga je daarmee om? Voor wie werk je en aan wie reken je loon door?
1.3.8
Ook kennis bij A W wordt binnen V&W maar beperkt gebruikt door het management wegens onbekendheid of ongewenstheid van de kennis. De onderzoeksprogrammering wordt uitsluitend gebruikt om te zoeken wat er past in de wereld van de opdrachtgever, de rest verdwijnt onder tafel.
1.3.9
Zorg ook voor goed management van kennis die er al is (o.a. toegankelijkheid).
<•*:
Een groot aantal issues houdt verband met het aansturen van kennisontwikkeling en van de kennisinfrastructuur. Het gaat daarbij steeds om mensen: kennis zit in mensen. Opleiden en blijven leren zijn dus belangrijk. Er is steeds meer samenwerking op kennisgebied nodig: de problemen vragen om een integrale aanpak, ook op het gebied van kennis. Tenslotte is ook in kennisland 'beperking' een kenmerk van 'meesterschap': de goede richting kiezen en selectief bepalen wat je wilt weten.
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.1 2.1.1 kennis in mensen
2.1.2 opleiding verkeersveiligheid
2.1.3 ontwikkelingen in de onderwijssector
2.1.4 sturen van onderzoek
2.1.5 sturing
2.1.6 training
2.1.7 arbeidsmarkt
Sturen van educatie/leren (extern) Uitwisseling van het bedrijfsleven met het onderwijs wordt intensiever. Sturing van het onderwijs moet meer vanuit de samenleving plaatsvinden. Wat voor soort mensen heb je nodig om bedrijven en organisaties goed te laten functioneren? Leren op school en in de praktijk zullen meer in elkaar overvloeien. Er ontstaat dan een programma van levenslang leren. Mensen gaan dat meer erkennen, en zijn bewust bezig met het ontwikkelen van hun kwaliteiten. Human-resources beleid kan even belangrijk zijn als research beleid. Wat betreft verkeersveiligheid valt mij op dat in de VS veel veiliger wordt gereden dan hier. Dat komt volgens mij door de manier waarop het autorijden wordt aangeleerd. In Californië krijgen kinderen op school in de 4e klas een cursus veiligheid: hygiëne, eerste hulp bij ongelukken en verkeersveiligheid, met veel nadruk op ongelukken en waar de regels voor zijn. Het leren autorijden is daar vooral een theoretische cursus met een beetje praktijk. Het examen gaat heel snel. Alles is gericht op ongelukken vermijden. Bij ons ligt de nadruk op voorrang en op vlot rijden. Dan krijg je geen veiligheid. Daar zou je wat vergelijkende studie aan kunnen wijden. In welke landen is het verkeer het veiligst, en waar zit 'm dat in? Dat kun je dan overnemen en daarvan leren. We zouden wat meer kunnen leren van andere landen. Veranderingen zijn nodig in de onderwijssector. Er moet veel gebeuren: de opleidingen op het terrein van V&W, maar ook breder, schieten thans tekort: te specialistisch (ontbreken van brede systeemkennis) en te schools. Er wordt te veel hobbyonderzoek bedreven: er vindt te veel onderzoek om het onderzoek heen plaats. Er is gebrek aan sturing. De hobbybeoefening vindt zowel op de universiteiten als bij RWS plaats. Daardoor vallen belangrijke aandachtspunten tussen wal en schip. Wie garandeert dat hoogleraren de juiste zaken aanpakken? Er mag wel wat speelruimte zijn voor 'vrij onderzoek'. Van V&W verwacht ik dat de sturing wordt verbeterd. De Directie Kennis is er niet voor niets! Directie Kennis moet op hoofdlijnen aangeven waar onderzoek zich op moet richten. 'Sturing op Mensen' dient het motto te zijn. Op het gebied van fotomatching kan de TUD zeker een rol vervullen in de bijscholing van MD-medewerkers. De Nederlandse vereniging voor Geodesie (NVG), die momenteel een programma voor 'continuous professional development (CPD)' aan het opzetten is voor geodeten, kan de verbindende factor vormen tussen de MD en de onderwijsinstellingen. Het is nodig een programma van specialistische cursussen op te zetten. Nu al volgen mensen uit de praktijk college op de faculteit. Een alternatief is mensen uit het bedrijf te detacheren bij de universiteit voor kennisvergaring. Je krijgt steeds meer te maken met personeelskrapte op HBO- en WO-niveau in de civiele techniek. Als belanghebbende doet RWS dat heel aardig. Op GWW-gebied is RWS een goede werkgever. Dat blijft vragen om gerichte aandacht, ook voor scholing.
\
V
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur
•
;
•
!
'
.„ r
De kennis van vliegtuigen is nog heel technologisch georiënteerd. Dat is op zichzelf adequaat. Dat zit goed in elkaar. Opleidingen zouden meer moeten kijken naar de plaats van een voertuig in een verkeersstroom. Het is nodig om vanuit mobiliteitsperspectief naar verkeersstromen te kijken. Daar komen ook juridische en economische kwesties bij kijken. Voertuigkennis en kennis van verkeersgeleiding staan nu nog los van elkaar. De kennis om dat te koppelen ontbreekt, evenals de kennis over de human factor, de rol van de mens, in dit gebied. Op dat terrein moet je ook iets gaan doen. Er moet interactie zijn tussen mens en machine. Kijk bijvoorbeeld maar in de cockpit. Ontwikkelen van een totaalaanpak is nodig.
2.1.8
EAWAG is part of the federal university system. In Switzerland this is the responsability of the Ministry of the Interior. In the same structure other federal institutes are present: on nuclear energy, on wood, snow and landscape and on material science. There is a close link with the technical universities of Zurich (ETH) and Lausanne. So a number of emloyees at EAWAG is professor at ETH. We offer PhD and post-doc seats for ETH. At the moment we have about 25 post-docs and 90 PhD sudents. The permanent staff of EAWAG is about 250 persons.
2.1.9
Educatie: blijven leren is belangrijk! De snelheid wordt hoger, o.a. door het internet. Het management moet gaan sturen op de educatie van mensen.
2.1.10
Een belangrijke ontwikkeling is dat nu een generatie opkomt, die zeer gemakkelijk met ICT omgaat. Er hoeft dus weinig te gedaan te worden om dit te beïnvloeden. Wat nu op de markt moet komen zijn mogelijkheden, applicaties, die aantrekkelijk zijn om te gebruiken. Hier moet ook expliciet aandacht aan besteed worden in de onderwijsplannen.
2.1.11
Ik zie in het onderwijs een loskoppeling van kwalificerende en opleidende instanties komen.
2.1.12
Opleiden van mensen en leren, dat houdt nooit op. Dat zul je blijven doen. Er komen wel andere middelen, CD-ROM bijvoorbeeld. Je krijgt tegenwoordig elke dag wel ergens een CD-ROM, die je dan thuis kunt bekijken. Je zou vanuit je werk kunnen kijken naar opleidingen voor de komende decennia. En je moet daarover communiceren, zodat anderen, zoals opleidingsinstellingen, weten wat ze kunnen doen. Je kunt je niet committeren, niet de verwachting wekken dat je garanties geeft. Aanbod moet zich flexibel kunnen inrichten.
2.1.13
V&W moet forse invloed houden op onderwijs: V&W-ers moeten deel uitmaken van examencommissies, invloed hebben op hoogleraarbenoemingen, participeren in beroepsveldcommissies, invloed uitoefenen bij de invulling van een 5-jarige studieduur. De dialoog tussen V&W en het Onderwijs moet op peil blijven. Heel effectief is het in dienst nemen van medewerkers, die tevens in het onderwijs werken: bijvoorbeeld 50% V&W, 50% hoogleraar. Ik voel me verantwoordelijk voor de relatie tussen V&W en het onderwijs.
2.1.14
Regulering van de kennismarkt
2.2
A W weet alles over de aanbodzijde van verkeer en vervoer.
2.2.1
10
totaalaanpak verkeersstromen
opleidingen in de toekomst
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.2.2 kennis en beleidsterrein
2.2.3 Commissie Laan
2.2.4 geen doorbraken meer
Een aparte Directie Kennis vind ik een griezelige gedachte: kennis moet geïntegreerd zijn in de beleidsafdelingen. Op DG-niveau zie ik plaats voor een Directie Strategische Ontwikkeling en Planning, op SG-niveau is dat onverstandig. Bijvoorbeeld bij de DG Personenvervoer dient kennis te zijn van de strategieontwikkeling voor de spoorwegen in Europa. Daar moeten bepaalde mensen zitten, die zich hier verantwoordelijk voor voelen en die hierop aanspreekbaar zijn. Bij de beleidsafdelingen moet er kennis zijn: niet alleen in termen van aantallen mensen. Die kennis moet goed geïntegreerd zijn in de kennis van het beleidsterrein. Er zijn al vaker pogingen gedaan om het kennisbeleid te verbeteren. Deze zijn altijd ergens blijven hangen. Zij hebben niet als resultaat gehad dat er duidelijke keuzes gemaakt zijn voor onderzoek. En zo dit wel het geval was, dan hebben anderen er niets mee gedaan. Kennisbeleid is nogal complex. Het was beter geweest om te besluiten tot een follow-up van de Commissie Laan en te kijken naar de methodologie van de Commissie Laan. Dit is nodig als input voor kennisbeleid, want de kenniswereld zelf is hier niet zo goed in. Het is geen productiebedrijf, men blijft in abstracte termen hangen. In technische zin wordt de kans op belangrijke technologische doorbraken steeds kleiner. Kleine verbeteringen kosten steeds meer. We hebben maar een beperkte intelligentie. De eeuw van de grote doorbraken ligt achter ons, die zal er voorlopig niet weer komen. Dus sta je voor kosten-baten analyses voor je investeringen. Ook in kennis. Er is bijvoorbeeld in het stroomlijnen van auto's veel geld gestoken. Als dat was gedaan in zuiniger motoren dan zou de winst misschien veel groter zijn geweest. Dat vraagt om het doorbreken van bestaande lobby's. Kennisgebieden houden zichzelf voor een deel in stand. De oudere gebieden hebben de beste lobby. Je moet kijken waar de echte winst te behalen is. Een filosofische kosten-baten analyse: waar zou de winst kunnen liggen? Klassieke gebieden, bijvoorbeeld de aërodynamica, maken dat verschuiving naar nieuwe gebieden traag plaatsvindt. Het bestaande remt het nieuwe. De markt regelt dit onvoldoende. De overheid heeft hier een functie.
2.2.5
Als relevante ontwikkeling zie ik dat er steeds meer gevraagd wordt, minder zelf gedaan wordt en hetgeen je zelf doet steeds hoogwaardiger wordt. Er wordt veel meer uitbesteed dan vroeger.
2.2.6
De overheid moet een bewuste rol spelen in de maatschappij ten aanzien van kennis. Wat doen het onderwijs en de universiteiten met kennisbeleid?
2.2.7
Ik zie wel maatschappelijke veranderingen. De overheid gaat zich steeds meer opstellen als bedrijf. Gevolg hiervan is het afstoten van taken en diensteenheden zoals de NS, het kostendekkend maken en zaken vercommercialiseren. Daarnaast hebben we steeds meer te maken met een 24-uurs economie. Lifetime employment verdwijnt, er is minder zekerheid voor vast werk. Er vindt een verharding plaats (mentaliteit).
overheid als bedrijf
2.2.8 herwaardering overheidsrol
In huidige en vorige kabinetten (Lubbers) ligt sterke nadruk op de markt, privatisering, etc. Ik denk echter dat het besef er inmiddels is, dat de overheid die dingen moet doen, die des overheids zijn: er komt een herwaardering van de rol van de overheid. Die moet niet (meer) te zeer insteken op privatisering, verzelfstandiging, etc. In samenhang hiermee ontstaat scepsis t.a.v. de ontwikkelingen in de sfeer van publiek-private samen-
11
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur werking (pps). Er lijken geen goede oplossingen voor de afdekking van de risico's: wie dekt de risico's af, met name de financiële? Ik zie die samenwerking meer als een modegril.
Op het gebied van stoffen heeft Nederland van oudsher een belangrijke rol door de aanwezigheid van grote chemische bedrijven. We hebben daardoor veel kennis opgebouwd over stoffen. We draaien behoorlijk mee in de internationale discussie. Nederland heeft daarin veel gedaan aan de beoordelingsmethodologie. We moeten proberen de aansturing en de consumptie van kennis te integreren tussen overheid en bedrijfsleven. Ik zie de GTI's liever als operators van faciliteiten. Een Science Council kan het belang van onderzoek (goed of niet) bepalen. &:'"•
Wat betreft de interne kennisinfrastructuur vind ik, dat de ontwikkelingen op dit moment o.a. wat betreft het anticiperend onderzoek niet de goede richting opgaan: er is te veel aandacht voor korte termijn vraagstukken. Dit hangt deels samen met een nieuwe vorm van bedrijfsvoering. Belangrijk is dat de specialistische diensten de ruimte krijgen voor strategische onderwerpen. Hun rol ligt dan vooral in de definitie van programma's en deels in deelname in die programma's. Nu is er nog te veel fixatie op het zelf doen. Rol V&W inzake kennisinfrastructuur Het verder ontwikkelen van kennis is van belang voor het overleven van de onderneming op langere termijn: je moet een identiteit hebben en gevoel van generaties. Om te overleven moet je waarden en normen overdragen op elke nieuwe generatie. Hier kun je ook kennis onder scharen. Kennis is een middel. Kapitaal is in de komende tijd niet zozeer de beperkende factor. Kennis blijft de belangrijkste factor. Er was en is geen attitude om op langere termijn samen kennis te ontwikkelen. De overheid bepaalt. Bijvoorbeeld: omdat de overheid niets deed, nam Schiphol op een gegeven moment zelf met bedrijven een initiatief over de toekomst van de luchthaven. Nu pakt de overheid dit op, overigens zonder overleg met het bedrijfsleven. De kennisinfrastructuur is in Nederland niet gesloten. Iedereen kan er in principe bij. Dat kan wel negatieve effecten hebben: als instituten en ingenieursbureaus in eikaars vaarwater komen, zal men minder geneigd zijn kennis te delen, omdat men de eigen broek wil ophouden. We hebben het dan over bijvoorbeeld WL en GD als gesubsidieerde instituten. Specialistische diensten als DWW en RIZA zijn overheidsinstellingen die minder snel concurrentievervalsend zullen werken. De overheid heeft moeite om de verschillende rollen van bedrijven te onderscheiden: enerzijds de verantwoordelijkheid voor normen en waarden, anderzijds om als gesprekspartners samen kennis te ontwikkelen. Soms trek je gezamenlijk op. Uiteindelijk moet de overheid zaken tegen elkaar afwegen. Een oorzaak waarom lacunes in kennis niet of moeilijk opgevuld worden, is dat V&W bepaalde informatie afschermt. Een andere oorzaak is dat beleid zich liever niet laat bij-
12
2.2.9
2.2.10
2.2.11
2.3 2.3.1 belang van kennis
2.3.2 attitude overheid
2.3.3
2.3.4
2.3.5 openbaarheid
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur sturen. Desnoods moet de werkelijkheid maar aangepast worden (politici/beleidsmensen liegen/jokken over bepaalde zaken). Kennis komt niet altijd gelegen en men wil het soms niet weten. Daarom wordt kennis niet verstrekt of verdoezeld (concept/lade). De Rekenkamer is goed omdat die ongevraagd kennis verstrekt.. Elk kenniselement (zelfs in conceptvorm) zou wettelijk openbaar moeten zijn. 2.3.6 Herijking van de hele kennisinfrastructuur door V&W is nodig. Dit vanwege de forse mobiliteitsgroei, de dienstverlenende taak van de overheid, marktwerking en internationalisering. 2.3.7
Wat betreft de kennisinfrastructuur is de aanbodkant redelijk voorzien, bijv. in de vorm van de GTI's. De vraagkant is daarentegen minder voorzien. In dit kader is het op te richten kenniscentrum verkeer en vervoer van belang. 2.3.8 openbaarheid
Het Rekenkamermodel zou vaker toegepast moeten worden. Je zou kennis niet uitsluitend in opdracht van beleid moeten ontwikkelen, maar ook door een rekenkamerachtige organisatie. Nu is ook geld van A W (voor zogenaamd anticiperend onderzoek) niet vrij te besteden, omdat AW met een gulden koord aan het beleid vastzit (het beleid is immers belanghebbende). Er zou een organisatie moeten komen die rond de 3 e woensdag in mei geld heeft om jaarverslagen van ministeries te valideren of door te prikken (voor de Tweede Kamer, politieke legitimatie) .Dit zou A W kunnen zijn, maar dat moet wel bij de wet geregeld worden, er moeten dan twee van dergelijke organisaties zijn: een hofleverancier en een onafhankelijke club. Beide instanties moet je niet in hetzelfde gebouw zetten.
2.3.9 Het zou nuttig zijn als overheden met consultants afspraken maken om vrijelijk en kosteloos van elkaar informatie te gebruiken. V&W en consultants kunnen dit gezamenlijk doen. 2.3.10 Nederland moet goede diensten kunnen leveren in binnen- en buitenland en heeft hiervoor hoogwaardige kennis nodig. Wat is de rol van de overheid hierin? Willen we een doorvoerland of kennisland zijn? 2.3.11 V&W zou de regisseur moeten zijn in het proces om in de behoefte aan kennisinfrastructuur te voldoen (wie de kennis verwerft is secundair). Primair is van belang dat de kennis betrouwbaar is, bruikbaar voor beleid en beschikbaar. 2.3.12 fondsvorming en meesturen
Hoe ga je om met de COPI's, zoals de CUR, NOBIS etc. Waar stop je als RWS je eigen programma's? We hebben te maken met vrij brede gremia. RWS zou zeer actief moeten participeren en sturen en middelen leveren om eigen programma's te laten uitvoeren. Dat kan bedreigend zijn voor de eigen studiediensten, maar bevordert de kennisoverdracht. Angst voor minder invloed lijkt mij niet reïel, want je zit erbij en als grote medefinancier kan RWS behoorlijk haar stempel drukken. Er is geen apart fonds voor onderzoek in de GWW-sector en (utiliteits-)bouw. Dat werkveld is heel versnipperd met weinig grote partijen. Dat zou je via een omslag op werken kunnen financieren. Men leunt nu op RWS als grote opdrachtgever, maar het aandeel is vrij klein als je naar de hele sector kijkt. Een mogelijkheid is te kiezen voor aanvullend onderzoek dat wordt bekostigd via een omslagpercentage bij grote projecten. Dat levert mogelijk voor meerdere
13
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur projecten besparingen op die meer bedragen dan het hele onderzoek. Hoofdtaak van V&W t.a.v. kennis ligt vooral in kennis op metasysteemniveau, zoals het signaleren van ontwikkelingen, trends, etc. Hierbij dien je zoveel technologische expertise in huis te hebben als noodzakelijk is voor een deskundig opdrachtgever (hoewel dit in formele zin beleid is van V&W/RWS, is dit niet de praktijk gebleken). Voor bedoelde makelaarsrol dient de huidige omvang van de specialistische directies zeer kritisch tegen het licht te worden gehouden. Ministeries dienen visies te ontwikkelen die kabinetsperiodes overschrijden.
2.3.13 kennis metasysteem
2.3.14
Bij kennisinfrastructuur gaat het uiteindelijk steeds om mensen, want daar zit de kennis. In de ontwikkelingen zit zeer veel dynamiek: daarom is een voortdurend leren en heren bijscholen nodig. Kennis organiseren is mensen organiseren. De wenselijke kennisinfrastructuur kan niet tot stand komen zonder degelijke en kwaliteitsvolle opleidingen. V&W dient zich daarom niet afzijdig te houden van het onderwijstraject en moet een vinger in de pap houden.
kennis organiseren is mensen organiseren
2.3.15
Grote ondernemingen werkten vroeger aanbodgericht, tegenwoordig werken ze veel commerciëler. Bij de overheid zie je dat ook. Dat starre van de verkokering gaat er langzaam uit. De politiek en de bredere maatschappij is de markt voor ons als ministeries. Als je daar niet naar luistert, dan verlies je aanzien en de legitimering om te werken aan maatschappelijke problemen die leven. Daar moet je goed op inspelen. Er ontstaan verschillende visies op Nederland. Bijvoorbeeld de visie dat Nederland een stedelijk gebied is. Dat betekent een cultuuromslag bij LNV. Het is de kunst voor de overheid in te spelen op maatschappelijke meningvorming en die in een bepaalde richting te leiden. Daarbij is het nodig om taboes te doorbreken. Als je geïdentificeerd wordt met een belang dan wordt het heel lastig om die rol te spelen. Je moet visies naast elkaar kunnen zetten.
luisteren
2.3.16
Ik verwacht dat V&W op de genoemde gebieden kennis zal ontwikkelen niet alleen als nationale overheid en internationale partner, maar ook als opdrachtgever naar instituten. Misschien moeten er middelen voor (nieuw) onderzoek vrijkomen in de vorm van budgetpercentage van grote projecten of programma's.
percentageoudget
2.3.17
. . • • • -
Wiskundige modellering is een gebied dat te beperkt is. De economische belangstelling daarvoor is nog niet zo groot. Het zou goed zijn als V&W dit stimuleert en de instituten die er zijn, zoals NLR, stimuleert in een rechtstreekse dialoog. Dat moet men niet uit de weg gaan. Er moet dus niet alleen een beleid van 'eigen-broek-ophouden' worden gevoerd waarbij alles aan de marktwerking wordt overgelaten. Dan zit je altijd met korte termijn horizonten van maximaal 3 jaar. Het zorgen voor beleid op lange termijn en voor focus vraagt om overheidsbemoeienis.
stimuleren
2.3.18
V&W en RWS moeten hun rol als beheerder van Rijksinfra en hun nationale beleidsrol wel goed van elkaar scheiden, anders blijkt dat het Rijksbelang bij infra of onderzoek voorrang krijgt boven het belang van het nationale beleid of onderzoek.
voorrang Rijk?
Ik zou WL niet clusteren met TUD, maar met de specialistische directies van V&W en dit nieuwe cluster op afstand van V&W/RWS brengen, tussen de universiteiten (ook RUU, TUT, etc.) en RWS in. Je kunt hiermee aanzienlijk besparen (nu zijn er veel overlappingen, onder andere in softwarepakketten). GD daarentegen ligt mogelijk dichter bij
AWT-advies GTI's
2.3.19
14
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.3.20
het TNO (Bouw). In algemene zin getuigt het AWT-advies van weinig vooruitzien. Bij de kennisontwikkeling en -verspreiding zijn lagere overheden van veel belang. Zij staan dichtbij de operationele toepassingen en hebben grote invloed op de uiteindelijke realisatie van veel oplossingen.
2.3.21 'human capital'
Het is belangrijk op het gebied van kennisontwikkeling aandacht te geven aan samenwerking met andere partijen, zoals het bedrijfsleven (vgl. bijv. LWI, STOWA). Steeds meer zie je samenwerking over traditionele muren heen, hetgeen onder andere mogelijk is door technologie-ontwikkeling (IT, etc). In die samenwerking (bottom-up of opgelegd) wordt gewerkt aan de opbouw van kennisinfrastructuur en in dit proces komen de kennislacunes naar voren. We moeten dus vooral inzetten op contacten tussen mensen en investeren in 'human capital'.
2.3.22
De ambitie om te weten (kennis) is er. Er moet bestuurlijke aandacht zijn voor de kwaliteit van die kennis. 2.3.23
Op het gebied van water is de kennisinfrastructuur in Nederland sterk: goede kennis V&W, goede GTI's, veel ingenieurs bureaus en universiteiten (daar is wel veel versnipperd, overal wordt er wat gedaan). 2.3.24
De Nederlandse overheid moet zorgen voor een adequate kennisinfrastructuur. Drempels die de ontwikkeling van nieuwe kennis belemmeren, moeten door de overheid worden weggenomen. Er liggen kansen bij de coördinatie van de Nederlandse inbreng in het EU-Kaderprogramma. Dat kan beter. Daar ligt een rol voor V&W. Vereist is wel dat er bij V&W zelf voldoende inhoudelijke knowhow voorhanden blijft om deze rol, ook in Brussel, goed te kunnen spelen. 2.3.25
De overheid heeft vele rollen bij kennisontwikkeling en -verspreiding. Die rollen zijn: 1) financier 2) stakeholder (m.b.t. kwaliteit en kwantiteit kennisinfrastructuur) 3) vrager naar kennis 4) aanbieder van kennis Er is behoefte aan een duidelijk betrokken overheid die niet te afstandelijk opereert. Met name Rijkswaterstaat speelt met projecten als Wegen naar de Toekomst overigens een steeds grotere rol bij het beproeven van innovaties. 2.3.26 sturende overheid
De taak van een onderzoeksinstituut als het RIZA moet je vooral zien als sturend (meer geld dan menskracht). Geld gebruiken we om onderzoek elders te stimuleren en te sturen. Dat kan alleen als je zelf weet waar je het over hebt. Je kunt dan ook zelf knelpunten signaleren. Dat vindt ik een goede manier van werken. Ik denk dat het nu ook zo werkt. Zelf heb ik promotie-onderzoek gedaan voor het RIZA. Later ook voor VROM. Het is goed om dat bij universiteiten te laten en om het daarna te kunnen gebruiken bij RWS moet je er goed bij betrokken zijn, ermee verweven zijn. In grote lijnen zie ik dat wel gebeuren. Het doel is schoner water. Maar hoe schoon, daar is veel discussie over.
2.3.27
Een centrale Directie Kennis, die binnen V&W goed herkenbaar is, zie ik als een hele goede ontwikkeling. Hiermee kan V&W de aanzet tot kennis breed vasthouden.
15
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.3.28
Er is regelmatig overleg tussen de partijen in Nederland. Zo is er m.b.t. fundamenteel onderzoek een samenwerkingsverband tussen KPN en TUD. Onlangs is in Twente het telematica-instituut gestart (TTI). Hierbij zijn o.a. KPN en EZ betrokken. Ook V&W zou hierin een nadrukkelijker rol kunnen spelen (ook via medefinanciering). KPN zelf heeft geen verdere behoefte aan een topinstituut.
samenwerking overheden bedrijven
2.3.29 'i;i
Het 'Water' in Nederland heeft een open kennisinfrastructuur met weinig monopolisten. RIZA vervult een rol bij openhouden van kennis, kennis openbaar maken en beschikbaar stellen. 2.3.30
Het is een rol voor de overheid om er voor te zorgen dat kennis geen 'macht' maar een gemeenschappelijke zaak wordt. 2.3.31 Ik verwacht dat V&W de kennisinstituten onafhankelijker positioneert en samenwerking bevordert. En dat V&W de op V&W-terrein ontwikkelde kennis actief beschikbaar maakt, eventueel samen met andere partijen. AW zou hier een aparte functie in kunnen vervullen. 2.3.32
Ik zie meer publiek-private samenwerking komen. Om de voorgenomen investeringen in de infrastructuur van Waterstaat waar te kunnen maken is dat ook nodig. Er is onvoldoende geld bij de overheid om alle plannen in het gewenste tempo uit te voeren. Dat hoor ik de minister ook zeggen.
publiek-private samenwerking
2.3.33
Er is in Nederland een goede onderlinge communicatie, er zijn geen losse eilandjes, onderwerpen blijven niet lang liggen, er is altijd wel iemand die het oppakt. Dit wordt bevestigd door de internationale positie van Nederland, de kennisinfrastructuur is goed. Dat komt door: 1) een goede organisatie 2) er zijn veel middelen beschikbaar 3) door het grote probleem dat we hebben/hadden op het gebied van water 2.3.34
Men moet bij V&W oppassen in de ICES-sfeer dat niet projecten worden opgestart zonder inspraak van echte deskundigen. Bijvoorbeeld bij een project om vervuilde grond af te schermen met een muur in de grond. Dat proces van verspreiding van grondwater gaat zo langzaam dat het niet echt een probleem is. Dus dat is weggegooid geld, dat beter voor iets anders besteed had kunnen worden. 'Het geld klotst tegen mijn bureau', hoor ik wel eens zeggen. Vreemd dat het parlement dat zo laat lopen. Het gaat namelijk om miljarden.
inspraak echte deskundigen
2.3.35
In onze eigen cultuur wil iedereen zelf de beste zijn, je moeten je profileren om te overleven, niet samenwerken dus. Binnen RWS is geen afstemming op 'hoog' niveau met uitstraling naar beneden. 2.3.36
Op het gebied van verkeer en vervoer ontbreekt thans bij V&W samenhang in kennisontwikkeling. In dit verband is onder andere het werk van de Commissie Laan belangrijk. Verder is het m.i. belangrijk bij de beleidsontwikkeling om niet alle kennisontwikkeling uit te besteden aan allerlei externe bureaus, die hiermee goud geld verdienen.
16
kennisontwikkeling
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.3.37
Meer zelf doen, waarmee je meer 'doorleefde' adviezen krijgt. V&W behoeft geen kennisbasis op te bouwen in Nederland voor de telecomsector. Echter, de betrokken partijen (bedrijven) kunnen ook niet alles oppakken. Daarom wil ik het belang van netwerkvorming onderstrepen.
2.3.38
Het is voor V&W van belang zorgvuldig om te gaan met de interfaces naar de wetenschappelijke wereld. Onderzoek - gekoppeld aan beleidsvragen en maatschappelijke vraagstellingen - zal een breed beleid echter niet gemakkelijk maken. Verder is het van belang als V&W beleid te bepalen t.a.v. belangrijke kennisleveranciers zoals de TUD. 2.3.39 deskundigheid vanuit deIJI•asis
Wij hebben een broertje dood aan het bedenken wat er door een klein clubje aan de top gedaan moet worden. Er is veel deskundigheid in het land. Die moet je gebruiken. Zo werken wij als STW ook. Wat wij doen met V&W kun je vinden op onze internet-site, www.stw.nl. Ideeën kunnen met onafhankelijke wetenschappers getoetst worden voor ze verder naar de politiek gebracht worden. Dat is belangrijk om sub-optimalisatie te voorkomen en om nieuwe oplossingen te horen waar je zelf niet aan zou denken. Daar kom je eerder op als je ingenieurs en (ex)geleerden hebt rondlopen, die contacten hebben en hun netwerk gebruiken.
2.3.40
Wij hebben kennisbeleid. Er komt een studie naar de kennisinfrastructuur. Kennisinfrastructuur is de manier waarop je met kennis omgaat. Niet alleen binnen V&W maar ook nationaal. Er is meer samenwerking nodig. Het is nodig om heel vroeg te weten wat er aan kennis beschikbaar is. De spelers moeten goed met elkaar omgaan zodat kennisuitwisseling plaatsvindt. De behoefte aan kennis is groot door de verbreding van de telecommunicatie waardoor het gedrag wordt beïnvloed. 2.3.41 Wij overzien maar een klein stukje van het kennisveld, wij kunnen wel behoeften aangeven, maar hoe je het organiseert zal ons worst wezen. 2.4
Samenwerking tussen ministeries (VROM, LNV, V&W, EZ) 2.4.1 kennis uitwisselen tussen departementen
Tussen de departementen onderling zou meer kennis moeten worden uitgewisseld. Elk departement zou actief zijn kennis moeten optimaliseren. Over demografische ontwikkelingen in Nederland in 2030 bijvoorbeeld is bij SoZaWe veel kennis. Als buitenstaander zie ik dat er weinig kennis wordt uitgewisseld. Dit kan ook goed door jobrotatie tussen departementen. Vooral op het niveau van de doeners (de 'kenniswerkvloer').
2.4.2 aandacht voor gehandicapten
Het treffen van voorzieningen voor gehandicapten zit over meerdere departementen verspreid: V&W, VWS en Sociale Zaken. De onderlinge afstemming is op dit moment redelijk, verantwoordelijkheden liggen duidelijk. Alleen het aanspreekpunt is wel eens niet helder. Openbaar vervoer zit bijvoorbeeld bij V&W, maar speciaal vervoer voor gehandicapten zit bij VWS. Decentralisatie levert ook wat onduidelijkheden. Steeds geldt hetzelfde: de kennis is er eigenlijk wel, maar de vraag is wat ze ermee doen. Bijvoorbeeld liftjes bij NS zijn ontwikkeld en de overheid wil de invoering betalen, maar de NS houdt het nu af. Moet je dat afdwingen? Wil je dat afdwingen?
2.4.3 belangen zien
De complexiteit van de samenleving maakt dat processen meer in elkaar overlopen. Je moet kijken wat je zelf als departement kunt oplossen en wat je aan anderen overlaat. Je
17
— ,-•*• I
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur moet de mensen ook weer niet van het kastje naar de muur sturen. Achter je eigen loket moet je die afweging maken. De samenwerking met andere organisaties en de doorzichtigheid daarvan wordt steeds belangrijker. Netwerken vanuit de gedachte dat je gezamenlijk tot oplossingen moet komen. Een stukje territoriumdrift moet je daarbij wel kwijtraken. VWS stelt het belang van de burger voorop. Bij de financiën is het belang van verzekeraars soms sterker. Die twee krijg je nauwelijks op een lijn. Je moet het hogere doel goed in de gaten houden. Als rijksoverheid ben je verantwoordelijk voor het bewerkstelligen van een zo goed mogelijk functionerende samenleving. Je moet dus ook oog hebben voor belangen die je niet direct zelf in je pakket hebt zitten. Dat betekent dat je als ambtenaar tegen de gevestigde ideeën over belangen in moet durven gaan, met alternatieve voorstellen komen. Deels lukt dat ook al, maar ik denk dat dit nog meer moet. Er moet meer onderhandelingsruimte gecreëerd worden voor ambtenaren. 2.4.4 De integrale kennis is (nog) niet tot stand gekomen als gevolg van competentiestrijd en hokjesgeest. Een voorbeeld hiervan: EZ/Marktordening neemt niet de moeite om rekening te houden met de afschrijvingstermijn van een tram. Die is 15 jaar, maar ja, EZ is nu eenmaal gewend om in termen van 5 jaar te denken. Daar wordt dus niet gedacht aan de specifieke eigenschappen van het infra-terrein.
hokjesgeest
2.4.5
Er is vanuit OC&W geen structureel overleg met de Directie Kennis, wel met soortgelijke afdelingen bij het ministerie van VROM. Dat zou wel moeten.
interdepartementaal overleg
2.4.6
Er is veel roep om samenwerking, bijvoorbeeld tussen Specialistische Directies en Regionale Directies, maar er is ook tegenwerking. Waar is de synergie in de verschillende belangen?
overheidssynergie
2.4.7
Het is lastig dat beleidsvragen/beleidsterreinen vanuit diverse departementen sterk in elkaar grijpen. Om daar je kennisbehoefte en kennisontwikkeling op af te stemmen is ook lastig. Dat merk je bijvoorbeeld in het BISON, Beleidsgerichte Interdepartementale Samenwerking Onderzoek, het is daar heel lastig om gemeenschappelijke prioriteiten te kunnen uitwerken. De departementen zitten allemaal vol met hun eigen zaken, hebben geen aandacht en capaciteit. Dat komt doordat niet op voldoende hoog niveau afspraken zijn gemaakt. Zover zijn we nog niet. Kennisbeleid op directieniveau (bijvoorbeeld RWS-HK), of SG-niveau, tussen de departementen is nodig. Waarom we dat nog niet hebben is onduidelijk. Ik denk dat de eigen hiërarchische structuren binnen de departementen zo sterk zijn, dat er, gecombineerd met een geweldig creatief vermogen van projectleiders die hun eigen zaken willen realiseren, een enorme power is om zelf dingen te doen. Dat wordt verankerd in de lijn en dan is het moeilijk om daar doorheen te komen. Het werkt eigenlijk alleen als je een pot met geld beschikbaar stelt. Onderzoekers doen alles om geld te krijgen. Afstemming op top-niveau en gericht inzetten van geld is nodig als je programma's wilt aanpassen om interdepartementaal beter aan de gemeenschappelijke beleidsbehoeften/vragen te voldoen. Bij BEON was dat er wel, maar dan zie je dat je alleen maar samenwerking krijgt voor zover er budget aanwezig is, met weinig spin-off daarbuiten. Gezamenlijke beleidsvragen worden te weinig krachtig geformuleerd en uitgewerkt in kennisvragen. Het bottom-up proces moet in balans gebracht worden met een top-down benadering.
top en bottom
2.4.8
Ministeries zie ik steeds meer op eikaars beleidsterrein komen. Je kunt niet meer afzon-
18
verkokering
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur derlijk beleid maken. Dat geldt voor EZ, voor V&W, voor VROM en ook voor LNV. Dat betekent dat je steeds meer van eikaars kennisinstellingen gebruik zult willen maken. Je zult steeds meer tot integrale beleidsvoering moeten komen. Dat leidt ertoe dat je van dezelfde expertise gebruik moet maken. Dan krijg je de politiek onhoudbare situatie dat je verschillende instituten op hetzelfde terrein bij verschillende departementen hebt. Men moet in een breder kader oplossingen voor eigen problemen zoeken. Dat speelt bij meerdere ministeries. Zeker bij ministeries die met ruimtegebruik te kampen hebben. Verkokering van de ministeries wordt politiek en maatschappelijk niet meer geaccepteerd. Je verliest je legitimering. Je wilt bepaalde maatschappelijke problemen oplossen, bijvoorbeeld het fileprobleem, maar dat lukt niet meer. De vraag is allereerst of je dat probleem wel wilt oplossen. Je probleemperceptie moet wellicht anders worden. Misschien moet je het in een ander kader oplossen dan sectoraal. Een brede oplossingsstrategie is misschien nodig. Bijvoorbeeld bij natuurbeleid blijken veel facetten te spelen. Dat dwingt om breder te kijken, met andere ministeries en breder dan je eigen huisinstituten. En ook met andere belanghebbenden. De probleemperceptie moet overeenstemmen. Je hebt andere partijen nodig om het te dragen. In de samenleving en in de Tweede Kamer hebben mensen een bredere oriëntatie dan vroeger. Ze zijn beter geïnformeerd, ook door de kranten. Daardoor gaan mensen dingen eerder met elkaar in verband brengen. 2.4.9 wegen zoeken
Wij werken prettig met V&W samen. Dat zie ik in de toekomst niet minder worden. Nieuwe ontwikkelingspaden zijn nodig voor departementen. Ze moeten zoeken naar andere wegen die meer opbrengst opleveren. Alle departementen komen aan de beurt.
2.4.10 zelfkennis
Het is lastig om als departementen gezamenlijk iets te formuleren. Je zou als overheid wat meer gezamenlijk moeten kijken naar het kennisbeleid vanuit een positie dat je weet wat je zelf wilt. Neem bijvoorbeeld de visserij en het ecosysteem van de Noordzee. Wat moet je daar als RWS mee? Daar hebben we geen helder beeld van. Daardoor zijn de mensen onzeker, geven verschillende signalen af, soms sterk persoonlijke meningen. Dat maakt zwak. Je moet weten wat je wilt, wat je kracht is, je positie helder hebben. Je kunt dan ook meer bereiken. Je hebt dan een situatie gecreëerd waarin je tot goede afspraken kunt komen. Met andere woorden: zelfkennis is nodig. Contacten tussen ministeries verlopen nu tussen steeds verschillende mensen, daar moet dan wel enige consistentie in zitten. Dat is best wel lastig.
2.4.11 zichtbare afwegingen
Interactie met andere departementen - facetbeleid - wordt steeds belangrijker. Beleidsvelden overlappen elkaar, je komt elkaar steeds vaker tegen, Voor kennisuitwisseling is die interactie ook nodig. De complexiteit van de problemen die je moet oplossen is groot. Dat kun je niet meer alleen als departement. De eenvoudige problemen, die je wel alleen aankunt, zijn al opgelost. Gezondheidseffectmeting bijvoorbeeld is nodig bij beleid van verschillende departementen. Een flink aantal besluiten heeft effect op de gezondheid van de bevolking in brede zin. Denk aan het beleid van V&W t.a.v. geluidsbelasting bij verkeer en vervoer. Je moet afwegingen zichtbaar maken, waarom je kiest voor A en niet voor B. Dat zie ik toenemen. Neem de uitbreiding van Schiphol. Doe je dat in zee of op de plaats waar Schiphol nu ligt? Dat maakt veel uit in de effecten op de volksgezondheid.
2.4.12 interdepartementale samenwerking
Als maatschappelijke ontwikkeling zie ik het meer samenwerken met andere ministeries. Zo kan de regelgeving en het beleid beter op elkaar worden afgestemd. Er is zowel
19
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur meer behoefte aan juridische als aan proceskennis. Er kan worden samengewerkt met het Ministerie van Justitie op het gebied van handhaving en vergunningen, met Binnenlandse Zaken op personeelsgebied, met Economische Zaken op terreinen als het recreatiebeleid e.d. 2.4.13 Bij de aanleg van een Betuwelijn, de HSL of bij tracékeuzes wordt er te weinig op andere dan technische gronden gelet. Er is ook geen herkenbare groep binnen de overheid die zich daar mee bezig houdt. De Rijks Planologische Dienst zit niet bij V&W, terwijl V&W er voor de infrastructuur in Nederland is. Dat zou beter georganiseerd kunnen worden. 2.4.14 De specialistische diensten van RWS zijn nu functioneel (per discipline) georganiseerd en dit heeft tot vele muurtjes tussen en binnen de diensten geleid. 2.4.15 Er is te weinig kennis bij V&W over de relatie met andere maatschappelijke sectoren en de bij V&W aanwezige kennis is te weinig beschikbaar bij andere beleidssectoren (b.v, onderwijs). V&W zou deze kennis moeten verspreiden. 2.4.16 Gek eigenlijk dat het milieuaspect van water niet bij VROM zit, dat toch het milieuministerie is. Er zijn wel contacten, maar ook verschillende invalshoeken. VROM en RIVM gaan uit van zwart-wit gestelde normen, RWS vindt meer dat je alles wat niet in het milieu hoort er ook uit moet houden, dus emissiebeperking. Dat gaat verder dan normering, doel is dan namelijk nul-lozing. Daarnaast is veel discussie over het opruimen en schoonmaken van dingen. Wat is erg en wat is niet erg? Denk bijvoorbeeld aan de baggerspecie problematiek. 2.4.17 Het ISOC (Internet Society Nederland) kan een goede gesprekspartner zijn omdat die geen belangengroepering is. Wij proberen een balans te vinden tussen de belangen van het bedrijfsleven, de overheid en de burgers. Het ISOC geeft richting aan de wereldwijde ontwikkeling van het internet. V&W steunt het ISOC en participeert hierin. Het is van belang dat V&W ook blijft luisteren.
internet ontwikkeling
2.4.18 RWS is sterk door de Deltawerken, sterk door de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (RIZA). Het feit dat milieuaspecten niet bij één ministerie zitten, maar ook bij V&W aanwezig zijn, houdt V&W op de rails. Het is goed dat het milieu bij meerdere ministeries aandacht krijgt en dat het niet zo is dat dit bij één ministerie zit en de andere maar gewoon hun gang gaan. 2.4.19 Als maatschappelijke ontwikkeling noem ik het vormen van nieuwe coalities. Overheden werken samen met maatschappelijke organisaties. Functiecombinaties van Ruimtelijke functies & watersysteemfuncties tussen verschillende ministeries. 2.4.20
Voor wat betreft de ruimtelijke ordening zijn er twee departementen, VROM en V&W. Ik vind het dan ook prima dat onlangs bij de bijeenkomst van V&W over toekomstverkenningen de kopstukken van de RPD en die van V&W gezamenlijk op de eerste rij zaten. 2.4.21 We zitten met het probleem van de stedelijke groei. Dit zijn o.a. terreinen van VROM, maar de aansturing vindt niet van boven plaats maar op gemeentelijk niveau. We hebben hier te maken met het probleem dat verschillende ministeries - EZ, VROM, V&W,
m
20
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.5
LNV - zich met de ruimtelijke ordening (moeten) bezig houden. Integraliteit in onderwijs
2.5.1 creatieve cultuur
Het poldermodel is slecht voor kennis, Creativiteit is in een consensuscultuur geen pre. Het is moeilijk creativiteit te stimuleren en te benutten als iedereen het er mee eens moet zijn. Zoiets als RAND heeft weinig creativiteit. Mensen die boven het gras uitkomen worden gemaaid. De maatschappij staat niet zo positief tegenover innovatieve kennis. We hebben een wat grijzig leiderschap. Kok is de vertegenwoordiger van het poldermodel. Hij is geen inspirerende figuur die de weg wijst naar de toekomst.
2.6 Structureel investeren in kennis (bij V&W) 2.6.1 Kennisontwikkeling gaat vaak over nieuwe ontwikkelingen maar je moet onderzoek ook richten op de dingen die je al doet. Dan heb je er ook de mogelijkheid om door middel van kennisontwikkeling goedkoper en efficiënter te handelen. De prijs-prestatie verhouding kan verbeterd worden. 2.6.2 communicatie van kennisbeleid
Zo'n verhaal als Vizier op Onderzoek, daar zijn onderzoekers weinig in geïnteresseerd. Dat heeft weinig inhoud. Uitwerking op lager abstractieniveau is nodig om te kunnen overkomen bij individuen, medewerkers. Dan wordt het communiceren over kennisbeleid. Misschien moet er wel een apart communicatieplan bij kennisbeleid komen, bijvoorbeeld voor interne onderzoekers en collega's bij andere departementen (daar is al actie in genomen). Bij kennisbeleid denk ik in de eerste plaats aan onderzoek. Maar ik besef dat dat beperkt is. Ik heb een mooi boekje gekregen over kennismanagement. Kennisoverdracht en communicatie vragen veel aandacht. Die geven we nu ook.
2.6.3 kennis oriënteren
Wat betekent dat voor kennis? Tachtig procent van de kennis blijft hetzelfde, maar je moet ze anders oriënteren, in ander perspectief zetten. In bredere horizon bezien. Zinnigheid van bepaalde eigen modellen ter discussie kunnen stellen. Gammadisciplines die wat meer zicht hebben op de dynamiek van die veranderingen zijn belangrijk. Daar moet je open voor staan. Je hoeft niet naast elke ingenieur een socioloog te zetten. Je moet er wel gevoelig voor zijn en je hebt een aantal ankerpunten nodig binnen je kennisinstellingen. Een technicus moet ook gevoel hebben voor hoe je een apparaat verkoopt. Die slag moet je maken. Soms sociologisch, soms heeft dat zelfs kunstzinnige kanten. Bij LNV speelt ook een architectonische kant.
2.6.4 kennisinvestering en private sector
Een andere reden voor het ontbreken van algemene kennisinvesteringen is het feit dat de private sector op de korte termijn niets aan zo'n ontwikkeling heeft en dus niet geïnteresseerd is om eraan mee te werken. Kijk bijvoorbeeld naar het project 'Delfts Cluster' dat wij aan het uitvoeren zijn met TUD, WL en GD. De intentie van dit project is om binnen de TUDelft de integrale aanpak van problemen in de GWW sector te stimuleren. Bij een onderwerp als ondergronds bouwen zou op den duur een positief effect van de clustering kunnen zijn dat V&W in staat is om betere specificaties voor de aanbesteding van tunnelbouw te schrijven, wat leidt tot grotere efficiëntie en dus goedkopere projecten, maar ook minder verdiensten voor de aannemerij. Aan de andere kant kan het betekenen dat op de langere termijn projecten die nu niet economisch zijn dat alsnog worden en dat kan dus tot meer werk leiden.
21
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur Wat we als V&W zelf kunnen doen is een lastige vraag. Wat mij ergert is een jaarplanning voor onderzoek en dat we dan geconfronteerd worden met kortingen, zodat je programma's moet stoppen waar je het al lang over eens was met de beleidsdirectie. Een langere termijn van programmeren is nodig met prioriteiten en financiering/budgetten, en met een langere scope dan een jaar.
2.6.5
Veel onderzoek zit in het WONS-programma. Regionale directies voelen zich weinig verantwoordelijk voor onderzoek. Er moet meer duidelijkheid komen over het draagvlak voor onderzoek, ook vanuit de directie Uitvoering. Dat is op dit moment voor mij onduidelijk. Specialistische diensten moeten duidelijke onderzoeks- en kennisplannen hebben. Dat is op dit moment niet duidelijk. Door IBO en door een benadering met klantenplannen ontbreekt nu het totaaloverzicht. Ik vindt dat er ook tussen de diensten een kennisplan moet zijn. Met name op het punt van anticiperend onderzoek kun je een samenhangend programma maken, niet elk instituut een eigen programma. Dat geldt ook binnen RWS net als tussen departementen: 'droog' en 'nat' kun je niet meer met een schaartje van elkaar knippen.
2.6.6
Om in de totale onderzoeksbehoefte te voorzien moeten er twee zaken in de financieringszin geregeld worden: een inhaalslag en een structurele financiering. Anticiperend onderzoek is moeilijk uitvoerbaar omdat je dit in de breedte moet doen. Maar stuur het wel projectmatig aan vanuit efficiency-overwegingen. Binnen Nederland zou je een soort Science Council moeten hebben die bepaalt wie welk onderzoek mag doen. Je moet niet wachten met de faciliteiten totdat er een goed onderzoek is. Het is een schande dat er in Nederland niet zoiets bestaat als het 'Large Installation Program' van de EU waarbij buitenlandse onderzoekers subsidie voor onderzoek in NL krijgen terwijl Nederlandse onderzoekers dit niet krijgen. In Engeland, Denemarken en Frankrijk is dit anders, daar kan dat wel. Investeringsbeslissingen zijn in handen gekomen van commerciële managers bij grote productiebedrijven. Je hebt een gremium van beleidsambtenaren nodig, maar de onderzoekers moeten gewoon hun werk blijven doen. Op het grensvlak heb je iets nodig. Je moet zoeken naar de juiste mix van reductionistische en holistische benaderingen, vanuit techniek en detail en vanuit grote visies op het geheel. Die moet je aan elkaar kunnen verbinden. In onderzoeksmanagement heb je dus mensen nodig die breed kunnen kijken. Beleidsmensen moeten zich ook afvragen wat ze met het resultaat van onderzoek willen. Men moet niet onderzoek doen om uitstel van keuzes te krijgen. De context is veranderd. Modellen zijn hulpmiddelen en moeten niet gezien worden als het enig juiste model, als blauwdruk. Zekerheid kun je daar niet uit halen. Onderzoekers moeten beseffen hoe beleidsmakers met resultaten omgaan. In het algemeen bespeur ik te weinig lange-termijn-denken bij RWS. Dit wordt veroorzaakt doordat RWS in een positie zit waar alleen voldoende geld voor kennisontwikkeling beschikbaar komt als er grote projecten (gaan) lopen. Als gevolg van en onder druk van de Europese eenwording en de toenemende internationalisering ontwikkelen zich Eurregio's en komt er verandering in de samenwerkingsverbanden tussen overheden, tussen overheden en bedrijfsleven, etc. Mededinging en commercialisering (ook van kennis) nemen toe. In dit verband is enige tijd geleden ook
22
meerjaren planning
samenhang en overzicht
2.6.7 science council
2.6.8 visie en techniek verbinden
2.6.9 weinig langeterrmjn-dentcen
2.6.10
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur gekeken naar de positionering van de specialistische directies ('TWD-opties'): willen we positionering in de markt, met voor- en nadelen, of positionering binnen de overheid, ook met voor- en nadelen. Tussenopties bleken het minst verkiesbaar. 2.6.11 kennis opwaarderen
De kennisinfrastructuur moet worden opgewaardeerd. De Delftse instituten zitten moeilijk. Het elan om nieuwe ontwikkelingen in te zetten ontbreekt. Als V&W (overheid) zou men meer moeten overhebben voor het op peil houden van de aanwezige kennis.
2.6.12
De kennisinfrastructuur ten aanzien van beleid zit verankerd in de eigen organisatie. Deze kennisinfrastructuur moet soms geëvalueerd worden. De eigen afdeling houdt zich veel bezig met korte-termijn-vragen/kennisvragen. Een afdeling zou concreet eigen onderzoeksproducten moeten uitbrengen in samenwerking met onderzoeksinstituten van buiten de deur. Er is deskundigheid nodig op het gebied van aanbesteding van onderzoek. Er is een gerichte procesmatige managementaanpak nodig.
2.6.13
De uitdaging is hoe te zorgen voor tijdelijke stimulering, die leidt tot een permanente verandering op het gebied van de kennisinfrastructuur?
2.6.14
De vakcommissies moeten we handhaven, deelname daaraan is ook belangrijk voor je eigen kennis en je netwerken. De dienst moet hierop niet willen bezuinigen.
2.6.15
Het is in de toekomst van belang om nog beter te weten hoe je een bepaald vraagstuk moet oplossen, wie je ervoor nodig hebt en welke kennis je ervoor nodig hebt. Je kunt nieuwe mensen een opleiding laten volgen om voldoende kennis te vergaren. Ook moeten ze toegang hebben tot de belangrijke kennis. Deze kennis moet goed toegankelijk zijn. Die belangrijke kennis zit in mensen maar ook in bijvoorbeeld een archief. Het gaat om kwaliteit en toegankelijkheid van kennis. Het is belangrijk om kennis fris te houden.
toegang tot kennis
2.6.16 onderwijs
Hiervoor zijn investeringen nodig in geavanceerde onderwijshulpmiddelen. Dit gebeurt o.a. via het TU-onderwijsvernieuwings-fonds. Het is echter niet alleen een kwestie van geld. Belangrijk is bijvoorbeeld ook het aanbieden van stageplaatsen door o.a. V&W aan studenten, AIO's, etc. A W is hierover aan het nadenken. Op dit moment is er een groot tekort aan verkeerskundigen (vraag is 3x aanbod), als gevolg van de economische ontwikkeling en afnemende belangstelling voor technische studies. Er komt nu een cursus verkeerskunde (door TUD), specifiek voor AW,
2.6.17
Hoe organiseer je kennis? Voor het beheer, behoud en ontwikkelen van kennis moetje een systeem of structuur ontwikkelen. Een medewerker moet zich bewust worden dat het beheer, behoud en de ontwikkeling van kennis belangrijk is. Er moeten andere technieken aangewend worden om met kennis om te gaan, zoals bijvoorbeeld innovatie in de vorm van brainstormsessies.
2.6.18
Ik denk dat het goed zou zijn voor V&W om digitale techniek en dan niet alleen internet maar ook telecommunicatie en IT-infrastructuur, net zo op te pakken als de Waterstaat het bouwen van bruggen en wegen oppakt. V&W moet gesprekspartner zijn. V&W is autoriteit op het vakgebied. V&W moet voldoende inhoudelijk op de hoogte zijn om te functioneren. V&W heeft te weinig budget, kennis en mensen voor IT.
V&WenlTC
23
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur Investeringen op onderzoeksgebied worden vooral door de rijksoverheid gedaan, veel minder door de lagere overheden (wel via STOWA).
2.6.19
Kennis kleeft aan mensen. Welke kennis wil je in huis hebben? De uitwisselbaarheid van kennis speelt hier een rol.
2.6.20
V&W is altijd een heel praktisch departement geweest, gericht op het uitvoeren van projecten. Zonder projecten wordt de kennisinfrastructuur niet meer onderhouden. Het is moeilijk om zonder projecten het in stand houden van kennis te rechtvaardigen aangezien 'kennis' op zich niet interessant is, maar wel een essentieel hulpmiddel om problemen op te lossen. De maatschappij verwacht oplossingen voor de problemen van nu. Wij als overheid moeten investeren in de kennis die nodig is om de problemen van de toekomst op te lossen. Dat is het dilemma.
2.6.21 kennis voor straks
'»*•
Kennisontwikkeling gaat vaak over nieuwe ontwikkelingen maar je moet onderzoek ook richten op de dingen die je al doet. Bij die dingen is er ook de mogelijkheid om door middel van kennisontwikkeling goedkoper en efficiënter te werken. De verhouding tussen prijs en prestatie kan verbeterd worden.
2.6.22
Personeelsbeleid (kennis zit in mensen)
2.7
Een spanningsveld dat de komende jaren steeds meer zichtbaar zal worden, heeft betrekking op de beschikbare know-how. Kennis bouw je op met mensen. Door demografische factoren en geringere belangstelling voor techniek zal er een tekort ontstaan. We zullen daarom mensen uit het buitenland moeten halen.
2.7.1
Bepaalde ontwikkelingen op de arbeidsmarkt kunnen voor V&W relevant zijn. Zal er een tekort aan technici ontstaan? We hebben een multiculturele samenwerking. Er is niet alleen kennis van techniek nodig, maar ook van cultuur en samenleving. Er is nu reactief gedrag. We reageren pas als er een vacature is. Dat is niet altijd het geval, want door de carrousel van directeuren is er enige beweging op gang gebracht. In 90% van de afdelingen is er echter geen koppeling tussen opleidingsplannen en de concrete taak van een afdeling (gericht op de vragen van morgen). Het is moeilijk om te concurreren met grote bedrijven. Dit verschilt wel per discipline en per organisatieonderdeel. Wat kost kennis op de arbeidsmarkt? Als mensen met hun ervaring en vaardigheden weg gaan, dan verlies je wat. Dat kapitaliseer je niet. In een krimpsituatie is daar makkelijk mee omgegaan. Afkoopbedragen stonden vaak niet in verhouding tot het aantrekken van nieuwe kennis. Er is bezorgdheid over het aantal civiel ingenieurs: wat kunnen we als V&W binnenhalen? Maar het is belangrijk om stil te staan bij de vraag hierachter. Als je het vanuit de disciplines bekijkt kun je jezelf afvragen of die wel aan te trekken is en hoe. Is het echt de civieltechnische kennis die je nodig hebt of is het de taal of de cultuur? Wat heb je al in dienst en wat is er aan andere disciplines? Het is vaak ook een kwestie van kennis gebruiken die je al in huis hebt. Weten te traceren waar kennis zit. De opleiding van mensen weet je vaak nog wel, maar meer niet. Organiseren bijvoorbeeld doe je vaak buiten het werk in een vereniging of bestuur. Deze kennis en vaardigheden kunnen wellicht beter worden aangewend.
24
personeelstekort
2.7.2 verborgen kennis
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.7.3
Een onderwerp van kennisbeleid is ook de zorg voor goed gekwalificeerd personeel, niet alleen voor V&W zelf, maar ook voor bedrijven op V&W-terrein. Wij bevorderen bijvoorbeeld dat nieuwe bedrijven op de telecommunicatiemarkt verschijnen, maar waar moeten zij hun mensen vandaan halen?
2.7.4
Er zijn verschillende typen kennis en vaardigheden, disciplinegebonden, specialistische, maar ook ervaringsgebonden kennis, in netwerken zitten, toevoegen van meerwaarde, combineren van kennis. Wat voor kennis is nodig om een bepaalde klus uit te voeren? Dat zou je van tevoren moeten weten. Persoon a (ram) kan muren omvergooien, persoon b kan nieuwe muren opzetten (stier). Of je kunt kijken naar 'teamrollen'. De 5 slimste jongens van de klas kunnen niet altijd de beste oplossing vinden. Niet alleen het inzetten van kennis en kennisdragers is van belang, maar ook de interactie. Je volgt een cursus, maar je doet er verder niets meer mee. Managers vragen er ook niet naar wat je met je cursus gedaan hebt. Je hebt zelf wel goede voornemens, maar in de praktijk van alledag is dat moeilijk vol te houden. Kennisverwerving zou je meer moeten inbouwen in werkprocessen om de leercyclus af te maken. Dit moet je ook gezamenlijk doen. We moeten nog erg zoeken naar de infrastructuur die optimaal is opdat het geen toeval is dat kennishouders elkaar ontmoeten. Het project 'Wegen naar de toekomst' was een poging. We hebben als V&W alles in huis. Hoe zorg je voor de goede mix? Als je met hele andere paradigma's werkt, gebruik die dan. Je moet andere disciplines zo kietelen dat ze hier creatieve bijdragen aan leveren in sessies, bijeenkomsten of anderszins. Wij hebben beroemde trainers (Jansen, Beenhakker) gevraagd iets te vertellen over coaching. Een V&W-medewerker in N.H. blijkt echter volleybalcoach te zijn van het nationale team. Die persoon hebben wij niet gevraagd. Je zou beter zicht moeten hebben in wat het personeel nu in huis heeft.
communicatie tussen kennishouders
2.7.5 kennisuitwisseling door coaching
Heel belangrijk is het interne kennismanagement, de onderlinge kennisuitwisseling. In de wereld van de grote consultants en advocatenkantoren wordt dit goed aangepakt. Daar valt van te leren. Zij doen bijvoorbeeld aan coaching door seniors.
2.7.6
Het toerusten van personeel bij V&W kun je vergelijken met voetbal: vroeger had je een trainer-coach die alle taken in één persoon verenigde. Nu heb je gedifferentieerde taken en een heel team om die 11 man te laten spelen. Hoe scout je, hoe vind je het nieuwe talent? Je moet er al bij zijn als ze nog in de wieg liggen.
2.7.7
Hoe aantrekkelijk is V&W als werkgever voor kennis en voor kennisdragers. Je moet jong talent aantrekken en daarbij moet je opboksen tegen grote bedrijven, zoals McDonalds, de banken, e.d.
2.7.8
Informele kennis verdampt direct als iemand de dienst verlaat. Dit soort kennis zou je moeten vasthouden en vrij toegankelijk maken voor iedereen door congressen, praten in wandelgangen, e.d. Dit soort kennis is belangrijk, maar vluchtig en moeilijk vindbaar en wordt soms afgeschermd. Het is ervaringskennis, alles wat je weet.
ervaringskennis vasthouden
2.7.9
Je zou op een systematische manier het personeelsbeleid moeten analyseren. Dit zou ongeveer als volgt kunnen gaan. Er is behoefte aan bepaalde producten. Deze producten worden gerealiseerd vanuit een verzameling van taken, functies en organisatieonderdelen). Dat leidt tot een bepaalde bezetting. In de toekomst is behoefte aan een bepaalde
25
, * • • - • ' ; .
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur (andere) set van producten. Hiervoor is weer een andere verzameling van taken, functies en organisatie (onderdelen) nodig, ook weer resulterend in een bepaalde bezetting. Er dient gekeken te worden naar discrepanties tussen de huidige en toekomstige situatie. En dan kan er op verschillende manieren worden bijgestuurd. Kennis is gebonden aan mensen (kennisdragers). Het gaat niet alleen om kennis, maar ook om de context, weten wat kennis waard is, wat relevant is, etc. Een groot deel van de sleutel zit bij de mensen als kennisdragers en hoe je daarmee in de organisatie omgaat.
2.7.10
Het rouleren van baan wordt als middel gezien om beschikbare kennis in organisaties beter te benutten en verder te ontwikkelen. Het frequent van baan wisselen lijkt rommelig. Het nadeel kan zijn dat je kennis vernietigt bij overgang. Belangrijker is soms het netwerk. Overdracht kan plaatsvinden door te netwerken. Het voordeel van wisseling is, dat je veel kennis verspreidt. In een nieuwe baan is er sprake van een leercurve. Op het moment dat geen verdere groei plaatsvindt, kan een functionaris instappen op een hoger punt en verder doorgroeien, c.q. meer kennis ontwikkelen. In het mobiliteitsbeleid moet rekening gehouden worden met vereiste en beschikbare competenties, met (constant en steeds sneller) bijleren, specialiseren, maar ook met het vernietigen van oude kennis.
2.7.11
V&W moet meer voor continuïteit in de deskundigheid van medewerkers zorgen, met name van beleidsmedewerkers. Beleidsmedewerkers willen vaak onnozele dingen weten. Komt dat door job-roulatie en het snelle verloop bij de overheid? Om beleidsmedewerker te worden hoefje ook weinig ervaring te hebben. Dit kun je al worden als je net van de universiteit komt. Deze personen sturen de kennisontwikkeling voor een belangrijk deel aan.
2.7.12
We willen als DPZ graag bij het project Kennisbeleid betrokken zijn. Kennis gaat om mensen. Ook het culturele aspect moet bekeken worden. Hoe kunnen we vanuit de P&O-discipline hierin een bijdrage leveren? En hoe kun je dit organiseren?
2.7.13
Het kennisniveau bij DGG sectie Wegvervoer is laag door het grote verloop van personen bij V&W. Onze medewerkers zitten daar soms college te geven aan nieuwe ambtenaren!
2.7.14 kwaliteit van mensen
Het op integrale wijze oplossen van problemen binnen V&W stelt eisen aan de kwaliteiten van mensen. Dit komt nadrukkelijk aan de orde in het project 'Delfts Cluster'. Er is, nog belangrijker, een cultuuromslag nodig!
kwaliteit van mensen
Er is tijd nodig om het gebrek aan IT-kennis op te vullen. Jonge mensen hebben adequate IT-kennis en het probleem lost zich op als deze generatie de managementposities gaat bekleden.
'job rotation'
2.7.15
2.7.16 tijd
Als plaatsvervangend afdelingshoofd draag ik de genoemde verbeteringen (interdisciplinair samenwerken, educatie van mensen) uit, zowel in organisatievorm als in managementstijl.
2.7.17
Als V&W als organisatie verandert moet dit geleidelijk gebeuren. Voorkom het op zijn
2.7.18
26
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur kop zetten van processen en houdt rekening met de persoonlijke netwerken. Onderken en versterk deze en gebruik dit als kern voor veranderingen. 2.7.19 onderzoekscapaciteit
Belangrijk probleem bij het ontwikkelen van nieuwe kennis(velden) is de capaciteitsopbouw. Als voorbeeld is de epidemiologie te noemen, waarin Nederland 15 jaar geleden een zwakke positie had. Toen zijn uit het buitenland een 2-tal toponderzoekers gehaald, om promovendi op te leiden, etc. Nu na meer dan 10 jaar, heeft Nederland een internationaal erkende onderzoekskern op dit gebied (in Rotterdam). Het gaat echter steeds om maatwerk: elk onderzoeksterrein behoeft een specifieke aanpak.
2.7.20
Breng in kaart waar de specifieke kennis zit en doe daar wat mee, ga banden aan, stages of uitwisseling van docenten. In het personeelsbeleid moet beoordeeld worden welke opleidingen nodig zijn in de toekomst. Er is heel gerichte kennis beschikbaar. Het academisch niveau ontbreekt vaak.
2.7.21
De rol van het bedrijfsleven zal groter worden (de positie van het bedrijfsleven wordt steeds sterker), en werkzaamheden worden zakelijker afgewikkeld en verder uitbesteed. Het bedrijfsleven gaat hierdoor steeds sterker trekken aan de 'vakmensen', zodat het voor de overheid toenemend lastig wordt om kwaliteit in huis te halen/houden. Dit beeld zien we ook terug bij de universiteiten, waar het nauwelijks nog mogelijk is om AlO-plaatsen te laten vervullen. Bij de TU is weinig carrièreperspectief en daardoor bestaat er sterke doorstroming naar de overheid (o.a. V&W), advieswereld, TNO, etc.
overheid en personeelstekort
2.7.22
Er zullen ook andere mensen aangetrokken moeten worden, bijvoorbeeld juristen of bedrijfskundigen. Deze mensen hoef je niet zelf aan te trekken maar die kun je ook inhuren. Binnen V&W kun je bijvoorbeeld accountants uitwisselen, dit geeft ook een kennisimpuls.
2.7.23
Het is belangrijk binnen RWS top-down uitdagingen en vice versa beperkingen te hebben, niet andersom dus.
2.7.24
Hoofdlijn t.a.v. het kennisbeleid is mijns inziens vooral in het kennisbeleid aandacht geven aan het scheppen van voorwaarden, waaronder kennis tot stand kan komen. Er moet dus minder nadruk liggen op de inhoud, maar vooral op mensen en de hiermee te creëren kennisinfrastructuur. Goede mensen verzamelen goede mensen om zich heen, daar draait het om.
2.7.25
Ik vind het belangrijk dat er een 'debriefing' komt voor vertrekkende mensen. Laat deze mensen inside-informatie geven over bijvoorbeeld sleutelfiguren met wie je samenwerkte en waar de opvolger zijn aandacht op zou moeten richten. Dit moet een aanvulling zijn op de overdracht van feitelijke kennis.
kennisoverdracht
2.7.26
Ik vind het belangrijk dat men zich realiseert dat kennis aan personen kleeft. Kennis is niet makkelijk uitwisselbaar. Met functies binnen een organisatie moet je hiermee rekening houden. Probeer geen dwangbuizen te creëren waarbinnen een specialist ook als generalist moet kunnen functioneren en andersom.
27
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur
&
Je moet zorgen dat je dicht bij de uitvoering staat. Je moet zelf kennis over de projecten hebben. Doeners en denkers moeten bij elkaar gebracht worden.
2.7.27
Op een enkele uitzondering na is geen kijk op de praktijk aanwezig als het gaat om operationele veiligheid. Hier zit een groot hiaat bij V&W. Er is in het verleden een hoge uitstroom geweest die niet één op één is vervangen. Dit probleem wordt door de RLD onderkend en ze proberen mensen met praktijkervaring binnen te halen.
2.7.28
Permanente scholing is nodig (conferenties, seminars, etc.) in de juiste dosering. Het gaat hierbij om een goed verhaal, gesprekken, delen van ervaringen, de juiste vragen leren stellen.
2.7.29 scholing
RWS is hiërarchisch ingesteld. Voor het runnen van een kennisinstituut moet je buiten de cultuur van RWS gaan staan. De HID van een SD moet weten wat kennis is, moet een onderzoeksmanager zijn en moet de onderzoekscultuur respecteren. SD's moeten een leider ('doet goede dingen') hebben en geen manager ('doet dingen goed'). Er is een groot verschil tussen SD's, RD's en Dienstkringen.
2.7.30
V&W moet bewuster sturen op mensen die breed inzetbaar zijn. Er moet wat minder vrijblijvendheid zijn en er moet sterker gestuurd worden in mobiliteit van mensen. Ook zou er meer uitgewisseld moeten worden met VROM, EZ en LNV.
2.7.31
Vanuit de Directie Kennis zou 'education permanente' gestimuleerd moeten worden, zowel bij de onderwijsinstellingen als in de bedrijven. Uiteindelijk zit de kennis in de mensen.
2.7.32
Het zittend personeel bij V&W zou meer intern mobiel moeten zijn en ook tussen ministeries.
2.7.33
Creatieve cultuur binnen V&W
2.8
"f
Je hebt dragers van je gedachten nodig. Je hebt kennis nodig van informatica en ontwerp-processen. Onderzoekers kijken vooruit, waar je naar toe moet/wil. Er zijn onvoldoende mensen die de nieuwe werkwijze, die de onderzoekers bedacht hebben, kunnen volgen. Mensen zijn onvoldoende flexibel om mee te gaan met nieuwe ontwikkelingen. Daarvoor heb je jonge mensen nodig, nieuwe instroom.
interdepartementale uitwisseling
2.8.1 flexibiliteit en cultuur
Er moet 'rommelruimte' (algemeen strategisch onderzoek) overblijven (binnen de MD 1,5 mensjaar per afdeling). Dit levert 'scherpe medewerkers' op en af en toe een voltreffer.
2.8.2
Er wordt te veel voortgeborduurd op het bestaande en er wordt niet gezocht naar nieuwe wegen.
2.8.3
Het gaat erom hoe je binnen de overheid systematisch creativiteit en innovatie kunt bewerkstelligen.
2.8.4
Regionalisatie is problemen oplossen waar ze ontstaan. Op rijksniveau moet er niet
2.8.5 creativiteit stimuleren door overheid
28
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur alleen sprake zijn van zelfsturing maar ook ruimte voor het ontwikkelen van creatieve ideeën. De overheid trekt zich momenteel te ver terug tot decentraal procesmanagement. Het maakt te weinig uit wat er uit de processen komt. De overheid bepaalt niet maar heeft wel de taak om creatieve ideeën te ontwikkelen om sociale problemen op te lossen zodat iedereen de ruimte heeft om te leven. De overheid moet creatief worden om haar maatschappelijke rol te vervullen. De overheid moet creativiteit stimuleren. Vroeger keek de overheid alleen naar de inhoud, nu alleen naar het proces en ze moet straks zowel naar de inhoud als naar het proces kijken. Vernieuwende ideeën zijn belangrijk, ze verbinden onderdelen. Ambtenaren moeten luisteren naar nieuwe ideeën. 2.8.6 meer creativiteit ior delen kennis
2.8.7
2.9 2.9.1 doorstroom
2.9.2 onderwijs
Wat heeft de overheid nodig om creativiteit te bevorderen? De discussie gaat vaak over het delen van kennis. Alleen expliciete kennis kun je goed delen, impliciete kennis delen kan slechts eventjes. Hoe kom je van impliciete kennis naar expliciete kennis? Dat kan via een groepsproces, waarin eigen benaderingen over dezelfde onderwerpen worden uitgewisseld. Zo ontstaat een referentiekader. Hoe bevorder je uitwisselen van impliciete kennis? Door een groepssfeer en enthousiasme te creëren. De belangrijkste voorwaarde voor het delen van impliciete kennis is een gedeeld commitment. Wat ik vaak mis is de 'drive'. De houding is vaak van 'het hoeft niet zo erg', er is veel middelmatigheid. De verantwoordelijkheid en de drive naar buiten ontbreekt en er ontbreekt een visie. Dat ligt aan de cultuur. Meer doen dan alleen het werk voor het ministerie zelf, is ook in het belang van het ministerie. Zorgen voor goede toevoer van kennis door jonge instroom Mensen zitten lang bij V&W. En als werknemers lang blijven is dat altijd slecht voor een organisatie, ook voor de kennis. De beste manier om kennis op te doen is doorstroming van personeel. Voor RWS geldt dat de doorstroming voor HID's alleen intern is. Op hogere plaatsen komen slechts zeer incidenteel mensen van buitenaf. Belangrijk is aandacht voor onderwijs en kennis en meer in het algemeen de ontwikkeling van mensen. We moeten nadenken hoe we zo optimaal mogelijk kunnen investeren in jonge mensen en zorgen, dat zij aan de slag kunnen. Belangrijk zijn m.n. goede onderwijsprogramma's. In dit verband heb ik bijvoorbeeld aarzelingen bij een fenomeen als de enorme groei in de zgn. derde geldstroom. Deze zuigt de goede mensen weg uit het eerste geldstroomonderzoek, dat primair bedoeld is voor het onderwijs.
2.9.3
De kopstukken van de organisatie van V&W komen te veel uit één hoek van de wetenschap, namelijk de technocraten. En dat houdt zichzelf in stand, want je neemt nu eenmaal makkelijker gelijkgestemden aan. De cultuur van RWS is een 'old-boys-network', en dat maakt het moeilijk voor jongeren om te infiltreren.
2.9.4
De populatie-opbouw binnen V&W is belangrijk. RWS groeide in een bepaalde periode sterk, zodat er nu vergrijzing optreedt. Terwijl een organisatie die met zijn tijd mee wil gaan, ook mensen moet aantrekken die een moderner beeld van de wereld hebben. Daarnaast is het voor jonge mensen moeilijk om door te stromen naar het management. Er is lange tijd een vacaturestop geweest en in diezelfde tijd is de werkvloer vervlakt. Er worden hogere eisen aan managers gesteld (integraal management), terwijl de
V&W en vergrijzing
29
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur jonge mensen uit de organisatie minder managementervaring hebben. Ik zou met name met de ontwerp-automatisering veel harder vooruit willen dan nu het geval is. Daarvoor heb je goede onderzoekers nodig die goed aangestuurd worden door het management. Hiermee kunnen wij onze meerwaarde (het optimaal en belangeloos omgaan met het belastinggeld) behouden.
2.9.5
De tweede fase van het onderwijs en het onderzoek zijn wel meer gebundeld, bijvoorbeeld via de onderzoekschool TRAIL. De loketfunctie van TRAIL (samenwerking TUD en Erasmusuniversiteit) begint nu te werken. Ook Groningen en Nijmegen gaan zich aansluiten. De rol van instituten als TRAIL is het produceren van kennis door mensen in opleiding, die de markt morgen nodig heeft voor de oplossing van de problemen van overmorgen.
2.9.6
Is de top van het ministerie niet te oud om makkelijk met de laatste ontwikkelingen mee te gaan? Veel technische bedrijven, vooral in de IT, worden geleid door veel jongere mensen. Binnen het ministerie is het star. Je schuift door naar de top en je bent dan automatisch 'ouder'.
2.9.7
Jonge mensen zijn mobieler. Er is sprake van een toenemende flexibiliteit en dit kan een probleem zijn. Je hebt vaak tijd nodig om een specialisme op te bouwen en dan is het jammer als mensen na 4 a 5 jaar weggaan.
2.9.8
De relatie met de onderwijssector en universiteiten is van belang. Er zou een veel gerichter beleid gevoerd moeten worden. Ten eerste ten aanzien van jonge afgestudeerden. V&W moet aangeven wat voor afgestudeerden zij nodig heeft, net als nu al in het bedrijfsleven gebeurt. Ten tweede moet V&W contact onderhouden met belangrijke kenniscentra, die zelf ook aan het veranderen zijn ten aanzien van vragen over de markt en de klanten.
2.9.9
Wij hebben voor de universiteiten vaak de functie van 'luis in de pels', we hoeven geen verantwoordelijkheid af te leggen aan de politiek. Dit geeft ons de mogelijkheid te signaleren wanneer iets niet in orde is. Dit hoort ook bij onze taak als onderwijsinstituut. Verder vind ik dat wij in het genereren van ideeën en kennisoverdracht naar jongeren een rol moeten blijven spelen. We moeten actief met AIO's en afstudeerders participeren in het lange termijn onderzoek tot en met de resultaten om die weer in het onderzoek te kunnen brengen.
2.9.10
Zelf probeer ik veel mee te doen aan projecten zoals bijvoorbeeld INFRALAB, of interviews zoals deze. Een voorbeeld. Er was SW-3 en wij hebben ons afgevraagd 'hoe is onze bijdrage aan de organisatie?' Dat kan traditioneel door het laten circuleren van papieren uit Den Haag langs de verschillende afdelingen, waarna één afdeling als trekker benoemd wordt die de commentaren verzamelt en dat weer opsturen naar Den Haag. Wij hebben dat anders gedaan. Een aantal 'jonge honden' uit de organisatie hebben los van S W een bijeenkomst georganiseerd met verschillende mensen uit de organisatie. Daar is gediscussieerd en het grappige is dat dat project nu verder wordt getrokken door mensen van de juridische poot en niet door de vervoerspoot uit de organisatie.
2.9.11
30
'oud' management
kennisoverdracht naar jongeren
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.10 2.10.1 kennismanagement
2.10.2 we hebben vaak te weinig kennis
Kennisbehoefte en ontwikkeling afstemmen Je moet voortdurend bijhouden welke kennis je mist en welke je moet ontwikkelen. Welke mensen en deskundigheid etc. heb je nodig? Als je doorvraagt verbaast het me vaak hoeveel we echt weten. Goede studie, tijd en inzet ontbreekt vaak om hier goed op te zitten.
2.10.3
Onderzoeksprogramma's van MD en TUD moeten afgestemd worden. Het contact is overigens nu goed.
2.10.4
We (HDTP) weten nog weinig van de behoeftekant, van bedrijven en consumenten.
2.10.5
De ontwikkelingvan de beoordeling van bagger is steeds geavanceerder (bijv. het gebruik van bioassays). Maar heeft dat enig relatie met de praktijk? Het gebeurt regelmatig dat verschillende klassen bagger tijdens het baggeren door elkaar raken of bij elkaar gegooid worden. Dan staat de geavanceerde beoordeling van de verschillende 'plekken bagger' in geen relatie tot de praktijk. Die praktijkervaring is nodig bij een zinvolle kennisontwikkeling t.a.v. de baggerproblematiek.
bagger
2.10.6 cirkelgeheugen
2.10.7 dialoog aangaan
2.10.8 doelgroepbenadering
2.10.9 kennisniveau
2.10.10 rol V&W
Doen we wel de dingen die nodig zijn voor onze missies? Zijn wij ons bewust van dingen en de samenhang met onze taken? Zonder overzicht en samenhang kunnen er veel witte vlekken en overlappingen zitten. Dit soort interviews helpt om de dialoog aan te gaan. Interne reflectie helpt ook. Op dit moment is 45% van de NLR-omzet subsidie van de RLD. Maar daar zit ook het geld voor de installaties bij. Slechts 15% is voor basiskennis, de rest moet worden verdiend op de markt. Daar is de aandacht op gericht. Dat maakt het lastig om op lange termijn aandacht op te brengen. Daar zou je aparte geldstromen voor moeten inzetten en een constant debat voeren over waar de prioriteiten moeten liggen. Nodig is dat kennis actief wordt'vermarkt', dat wil zeggen op initiatief van de aanbieders naar de markt c.q. doelgroep wordt gebracht, gebruiksklaar gemaakt voor die doelgroep. Ook door de A W van V&W. Enorm veel kennis wordt domweg niet benut omdat die te ver van de potentiële gebruiker afstaat. Onderzoekers hebben verantwoordelijkheid voor diffusie, niet de opdrachtgevers! Op strategisch niveau moet je als non profit organisatie alle ontwikkelingen kunnen volgen en beïnvloeden, want je blijft een grote club. Voor het goed functioneren (samenwerking) is het van groot belang dat voor zowel de partijen in de non-profit als in de profit sector de kennis op een gelijkwaardig niveau aanwezig is. Het niveau van veiligheidsdenken is nog onvoldoende. De overheid moet meer op metanivo gaan zitten door zaken als classificatie, normalisatie en toetsing voorrang te geven boven gedetailleerde technische regelgeving. De safety assessment methode is moeilijker maar past beter bij de rol van de overheid. De detailregeling kan beter aan (een netwerk van) instituten worden overgelaten. Ik vind niet dat er instituten of disciplines ontbreken om dat ook te doen. Waar we wel naar zoeken is de verhouding tussen zelf doen en uitbesteden. 31
/HÉ
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur De driehoek beleid, beheer en kennis is organisatorisch wel handig, maar het is te gescheiden om overzicht (helikopterview) te laten ontstaan. Neem bijvoorbeeld het saneringsproces. Beleidsmensen praten niet met praktijkmensen op de schepen, de baggeraars. Mensen van de WONS-programma's bewaken hun geld goed en het beheer mag zich daar nauwelijks mee bemoeien. De beleidsdirectie kan niet alles overzien, maar er is weinig invloed vanuit de beheersdirectie. Dat is dus inefficiënt, want dan komt het resultaat niet op de juiste plek terecht. Dat heeft te maken met macht, invloed en met het bewaken van geldpotjes. De waardering voor kennis is redelijk laag. Er is een overwaardering van management functies en een onderwaardering van kennisfuncties. Onderzoeksrapporten dalen niet neer in de organisatie, Wat heb je nodig om kennis goed te sturen en korte termijn aanvragen toch te honoreren? Het is van belang dat onderzoeksactiviteiten neerdalen in kennis bij ambtenaren. Ook het personeelsbeleid moet zich daarop toespitsen door zich te richten op 'education permanente' en het opnieuw injecteren en verleggen van kennis. Continuïteit in kennis is belangrijk en niet alleen maar op de korte termijn.
2.10.11 geen helikopterview
2.10.12 kennis ondergewaardeerd
De technologie-ontwikkeling moeten kunnen. Zie wat er verandert en zet de bijbehorende technologie-ontwikkeling in gang en neem die daarna ter hand!
2.10.13
Beoogd wordt om een makelaarsfunctie vanuit NWO te vervullen, dus om programmeringslijnen vanuit de betrokken organisaties naar de te selecteren gebieden op elkaar af te stemmen; ook wordt gezocht naar bijvoorbeeld co-financiering vanuit de betrokken departementen.
2.10.14
Er is veel keuze aan kennis. Een leidinggevende moet daarin sturen. In overleg met de werknemer moet bepaald worden welke kennis voor hem van belang is. De kennisbehoefte en kennisontwikkeling moeten goed op elkaar aansluiten.
2.10.15
Ik denk dat je meer over veel stoffen en minder over weinig stoffen te weten zou moeten komen, bij VROM, bij V&W en internationaal. Van cadmium weten we bijvoorbeeld alles, van veel andere stoffen niets. Meer kennis van veel stoffen is voor de beoordeling heel hard nodig, omdat je bij de beoordeling van effecten van stoffen de milieuconcentraties nodig hebt, terwijl die laatste gegevens vaak ontbreken. Er zijn wel modellen, maar je moet eigenlijk de concentraties weten. Voor bestrijdingsmiddelen is dit al wel uitgezocht, voor veel andere stoffen niet. De aanwezige kennis over vergunningen en welke stoffen erin zijn opgenomen is bovendien heel weinig toegankelijk. Van oudsher is dat op papier gesteld, maar dat is nooit in een geautomatiseerd bestand overgegaan. Het zou handig zijn om bij het toestaan van het gebruik op de markt te brengen stoffen, te kunnen kijken naar het totale gebruik van die stof, en over welke hoeveelheden je het hebt. Je kunt dan een beter oordeel geven over de mate van acceptatie. Veel producenten weten niet eens hoe hun stoffen gebruikt worden, in welke processen en producten. Meer zicht daarop geeft mogelijkheden om het risico in kaart te brengen waar die stoffen uiteindelijk terecht kunnen komen en in welke hoeveelheden.
2.10.16
Ik zie een paar dingen als het gaat om kennis. Ik zie een verdere ontwikkeling in specialisten en generalisten. Enerzijds is er behoefte aan een verdere specialisatie als je denkt aan waterbodems en waterkeringen. Er worden enorme technische modellen gemaakt,
2.10.17
32
lacunes in stoffenkennis
specialisten en generalisten
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur de beleidsontwikkeling is gecompliceerd en juridische aspecten worden ook steeds belangrijker. Er zijn maar weinig mensen die al die onderwerpen helemaal begrijpen. En aan de andere kant heb je generalisten nodig die erboven staan en die de grote lijnen in de gaten houden. De maatschappij wordt ingewikkelder en daar heb je ingewikkelde technische modellen voor nodig. Wij moeten de generalisten opleiden en voldoende specialistische kennis in huis halen en behouden. Op beide niveaus zijn mensen nodig. Specialisten hebben we wel maar de mobiliteit wordt steeds groter. Zo raak je kennis kwijt. De generalisten zijn een probleem. Zij moeten wel inhoudelijk met het onderwerp te maken hebben gehad maar ook kennis van andere velden hebben. 2.10.18 waarde gamma kennis
Er is een overvloed aan sociale studies die vaak moeilijk toepasbaar zijn. Op technologisch gebied lopen zij achter. Zit er in die gamma-poot geen goudmijn die we nog onvoldoende gebruiken?
2.10.19
Let goed op waar je gaat veranderen in een V&W proces. Laat kennis toenemen of veranderen bij RWS en houdt daarbij de relatie met het bedrijfsleven en de GTI's in de gaten. Hiertoe moeten de budgetten toereikend zijn.
2.10.20
Omslagen zijn interessant. In de jaren '60-'70 heerste de opvatting dat er wegen moesten worden aangelegd. Halverwege de jaren '70 was er de trend van stadsvernieuwing. Daardoor gingen mensen van gemeentewerken naar stadsontwikkeling en verloren de gemeenten terrein. Dat gevaar loopt V&W ook, als ze geen kennis van buiten naar binnen halen. Dan verliezen ze de machtspositie op hun terrein.
2.10.21
Wat betreft technologische kennis heeft V&W/RWS op een aantal belangrijke terreinen te veel kennis in huis. Dit geldt niet voor de droge kant. Daar was Bouwspeurwerk (BSW) bij de Bouwdienst vooral makelaar tussen de Bouwdienst en externen (o.a. TNO). Aan de natte kant doet V&W/RWS de kennisontwikkeling vooral zelf (RIZA, RIKZ). DWW lijkt al wel meer op een makelaar. Een van de problemen van WL is dat er teveel van hetzelfde is in ons land.
2.10.22
Zoals het bij V&W/RWS aan de droge kant is ingericht (makelen) zo zou dit ook voor de natte kant georganiseerd kunnen worden.
2.11 2.11.1 verantwoording van keuzes
Wetenschappelijke onderbouwing van keuzes De samenleving verwacht steeds meer van de overheid dat het geld goed besteed wordt. Overheden zullen steeds meer aansprakelijk gesteld worden voor maatschappelijk falen. De overheid moet daarom steeds beter inzicht hebben in de effectiviteit van maatregelen. Daar is de overheid al mee bezig (V&W is BER aan het ontwikkelen, maar hier zit nog onvoldoende effectmeting in). De Tweede Kamer wil dat de departementen op de 3e woensdag in mei verantwoording afleggen aan de kamer over het afgelopen jaar. Ook zou je delen van de infrastructuur kunnen laten beheren door private partijen. Dit vraagt om dezelfde soort kennis, namelijk contractmanagement en het aansturen van de uitvoering door hogere overheden vraagt om meer inzicht in wat organisaties doen, dan we nu hebben.
33
ï
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur De kennisbehoefte betreft het volledige beleid: welke factoren kan het rijk beïnvloeden en welke niet? Deze kennis is nu niet voldoende ontwikkeld. Een betere monitoring van variabelen in de probleemstructuren is nodig evenals monitoring van de geleverde inspanningen en kennis van de effecten van maatregelen. Er wordt wel gekeken of de doelen bereikt worden, maar niet voldoende. Het vaststellen van beleidseffecten lukt niet of nauwelijks. Dit geldt zowel binnen als buiten het ministerie (V&W). Over de Betuwelijn bijvoorbeeld willen ook belangengroepen het economisch rendement weten en meeoordelen.
2.11.2 vaststellen beleidseffecten moeilijk
De MD heeft recentelijk op de markt software voor het uitvoeren van 'fotomatching' aangeschaft zonder kennis te hebben van de methodieken die aan de software ten grondslag liggen. Vooral een adviseringsclub als de MD zou dat toch moeten weten! Hetzelfde geldt voor het laseraltimetrie verhaal. De marktkennis - welke bedrijven leveren systemen - is goed, echter de systeemkennis is nihil. Het gevolg is dat men aangekochte systemen verkeerd gaat gebruiken. Oorzaak? Wat betreft de laseraltimetrie is de MD te gretig geweest met de introductie van een nieuwe techniek. MD vervult een trendsetterrol en wil er vroeg bij zijn. Een andere oorzaak is een gebrek aan bijscholing voor de medewerkers.
2.11.3
Er is soms sprake van een afzegeningssfeer door een academisch instituut in te huren.
2.11.4
Ingenieurs willen altijd optimale oplossingen maken. Ik heb wel eens gehoord dat het beter is om een minder optimale oplossing te kiezen, die dan wel maatschappelijk geaccepteerd is. Hier ben ik het niet mee eens. Dit is een 'slappe lullen' houding. Als ingenieur heb je een bepaalde beroepsethiek.
2.11.5
Kennis heeft met bestuurlijke zekerheid te maken, ter ondersteuning van te nemen beslissingen. Als kennis vooraf te gering is, krijg je dat later terug, zoals bij het opruimen van bagger bij ons. Men zei dat 30.000 m^ bagger opgeruimd moest worden en vlak na het besluit om dit uit voeren leek op grond van nieuwe kennis dat het 50.000 m^ moest zijn en tijdens het baggeren werd het 85.000 m^ met alle financiële gevolgen van dien.
2.11.6
V&W zet zich zowel op het personeelsgebied als qua benutting van universitaire capaciteit onvoldoende in. Alleen Rijkswaterstaat vormt een uitzondering op het gebied van civiele techniek. Bij het schrijven van nota's wordt nauwelijks gebruik gemaakt van de wetenschap en als het al gebeurt dan pas op het allerlaatste moment waardoor er onvoldoende tijd is voor een goede analyse. De brugfunctie tussen V&W en de universiteiten ontbreekt.
2.11.7
Beïnvloeding onderwijsbeleid als V&W
2.12
En wij beschouwen zelfs het leren omgaan met ICT in het reguliere onderwijs als een zaak van (ook) V&W.
2.12.1
In het onderwijs worden te weinig inspanningen verricht. Ook op specialistisch gebied is er te weinig zorg voor omgaan met de kwaliteit. Het is doodzonde dat de Minister van Onderwijs een zeer beklagenswaardig figuur is. Hij zou voorop moeten lopen in het bepalen van de toekomst van dit land.
2.12.2
34
beklagenswaardig
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.12.3 opleiden tot bedrijfsmatig werken
2.12.4 versnippering verkeerskunde
2.12.5
De bedrijfskundige kant zou ook in de opleiding van studenten moeten zitten, bijvoorbeeld in een vak over projectmatig werken. In de huidige 5-jarige opleiding voor technische studies zou daar meer ruimte voor gemaakt moeten worden. De opleidingen schieten niet erg tekort. We hebben echter meer assertieve mensen nodig. Ook moet er meer aandacht komen voor klantgerichter denken. Aandacht voor projectmatig werken, je project verdedigen en uitdragen. Bij sommige opleidingen ga je ook werken in plaats van stage lopen. Je verdient dan geld en werkt bij minimaal twee werkgevers. Op die manier doe je ervaring op bij verschillende bedrijven en dat kan helpen om de assertiviteit te vergroten. Er zou meer aandacht in de opleidingen moeten komen voor het opdoen van werkervaring. Je ziet verbrokkeling in het onderwijs: zo zijn er in Nederland 5 universitaire opleidingen op het gebied van de verkeerskunde, die nauwelijks contact hebben met elkaar. Daardoor hebben de eerste fase opleidingen geen duidelijk gezicht, er treedt efficiencyverlies op. Hierin kan een rol vervuld worden door de directie Kennis.
[f*
^
Mijn 'Geodesie netwerk' is heel belangrijk. Het zorgde o.a. voor de relatie tussen V&W en (Geodesie) onderwijs. GIS (Geografische Informatie Systemen) heeft een prominentere plaats gekregen in het Geodesie onderwijs. .
2.12.6 stimuleren moderne onderwijsvormen
OC&W is nu vooral gericht op schoolse vorming. Bijvoorbeeld: voor studiefinanciering moet je jonger zijn dan 28 jaar en er is geen studiefinanciering mogelijk bij studie naast werk. Moderne onderwijsvormen zijn nodig, individuspecifiek, mogelijk gemaakt door ontwikkelingen op het gebied van computertechnologie, ICT, etc. Zo kan iedereen in eigen tempo, op zelf te bepalen tijdstippen studeren. V&W zou dit niet helemaal over moeten laten aan de universiteiten. V&W moet erop aansturen als overheidsdienst mensen in dienst te krijgen, die breed geschoold zijn. Dat is o.a. te bewerkstelligen door V&W'ers te laten participeren in adviesraden van faculteiten, vakgroepen, etc, ook op verschillende niveaus.
2.12.7
Onderwijs is ook belangrijk. Er is veel te weinig belangstelling voor techniek, dat moet aantrekkelijk gemaakt worden. Voor wie nu werkt moet er 'education permanente' zijn. In het bedrijfsleven wordt veel te weinig geïnvesteerd in kennis voor de werknemer. Hiervoor moet meer ruimte komen.
2.12.8
Ik zie dat, op het terrein van V&W, er een neerwaartse spiraal dreigt in het aanbod van jongeren in studierichtingen als civiele techniek en geodesie; deze richtingen blijken thans onvoldoende aantrekkingskracht te hebben. Een en ander vraagt om een expliciet nadenken van V&W over de rol van universiteit/HBO, meer in het algemeen over de onderwij sinfrastructuur.
2.12.9
We leven in een welvarend land. Dat komt omdat we zuinig zijn geweest. Investeer de middelen in zaken als kwaliteit voor de samenleving en onderwijs- en wetenschapsbeleid.
35
*
•
'
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur
..,. _
"M.
Gebruik technici voor technische taken
2.13
Hoge ambtenaren hebben het nu steeds over het dreigende tekort aan weg- en waterbouwers. Als je voldoende kennis in huis hebt om te volgen of alles goed gaat, hoefje zelf niet alle kennis in huis te hebben. Er zijn toch ook veel mensen die een huis kopen zonder dat ze zelf de technische kennis hebben. Die kennis kun je inkopen, bijvoorbeeld bij de vereniging 'Eigen Huis'. Heeft V&W wel alle kennis zelf nodig? Het is belangrijk om mensen in dienst te hebben die een project goed kunnen organiseren en daar heb je geen technici voor nodig. Technici kun je toch ook inhuren, net zoals dat met juridische kennis gebeurt? Bijvoorbeeld de aanleg van 'nieuw' Schiphol: V&W huurt de bouwdienst in voor een onderzoek. Schiphol zelf laat een onderzoek doen door DHV. Waarom zou V&W dat niet ook zo doen? Stel nou dat je een tekort hebt aan technici, gebruik de paar die je hebt dan goed en niet voor organisatorische en juridische zaken.
2.13.1 projectorganisatie is belangrijk
Je moet mensen niet in functiedwangbuizen dwingen waar ze niet passen. Specialisten horen niet in een generalistische functie thuis en vice versa.
2.13.2
Leven met beperkte info en kennis
2.14
Je vergaart kennis om bij te dragen aan de doelstelling van je bedrijf. Een gevaar is kennisstress. Dat houdt in dat je alles moet weten.
2.14.1
Overig
2.15
Er zijn weinig mensen bij V&W hoogleraar. De relatie met het hoger onderwijs is mager. Je moet medewerkers stimuleren om op universiteiten te gaan werken. Het klimaat bij V&W moet op dit punt verbeterd worden.
2.15.1
Ik verwacht van de Directie Kennis van V&W dat grote projecten, thema's worden behandeld door meerdere TWD's. Het probleem 'hoe overleeft waterplantje x in een zout milieu' is niet alleen een onderwerp voor het RIZA, er moet bekeken worden of en wat de andere TWD's aan de oplossing van het probleem kunnen bijdragen: dat noem ik effectieve sturing. We moeten de efficiency goed in de gaten houden en niet langs elkaar heen werken. Benoem thema's die prioriteit hebben en zorg voor aansturing. De mensen zijn goed genoeg, maar werken ze volgens een bepaald plan of wordt er gehobbied? De Tweede Kamer is kritisch, we hebben als V&W af en toe een succesje nodig. Ik zie als maatschappelijke ontwikkelingen dat de rolverdeling en de taakverdeling tussen Privaat - Overheid verandert. Wie bepaalt wat er gebeurt t.a.v. de infrastructuur en hoe is de toekomstige rolverdeling? (als private ontwikkeling zie ik het consortium van bedrijven dat ontwikkelingen inzet en uitvoert). Ik wil o.a. bijdragen door het organiseren van baggertechniek cursussen voor RWS'ers. De natte waterbouwkennis moet voornamelijk zitten bij de Directie Noordzee en de Bouwdienst. Indien RWS dat wenst, wil ik best praten over de mogelijkheden om dat te stimuleren.
36
uitwisselingmet het Hoger Onderwijs
2.15.2 aansturing binnen V&W
2.15.3 bedrijfsconsortium
2.15.4 educatie door bedrijfsleven
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.15.5 GTI Verkeer en Vervoer gevraagd
2.15.6 kennismanagement
2.15.7 kennismanagement
2.15.8 Poldermodel
2.15.9 samenwerkin rktng SD •RWS
Er is geen GTI op het gebied van Verkeer en Vervoer. Dat maakt de positie van A W lastig. Dit komt door de historie: het managen van verkeer en vervoer is pas de laatste jaren actueel en hoog op de agenda gekomen. Een voorbeeld waaruit blijkt dat er geen structurele technische ondersteuning bestaat is het sinds kort aanbrengen van schermen op de autosnelwegen om het 'ramptoerisme' te beteugelen: men doet maar wat. Het is niet gemakkelijk om een dergelijke GTI op te richten. De bestaande GTI's doen wel 'iets' op dit terrein en zitten niet te wachten op een concurrent, Universiteiten spelen ook geen rol, want die zijn versnipperd: het lukt nooit om verschillende hoogleraren dezelfde kant op te laten kijken. Kennishuishouding is relevant omdat de vraagstukken complexer zijn dan vroeger, ook technischer. Er is weinig aandacht voor kennismanagement bij de overheid, daar is vooral bij industrie en de verzekeringswereld wel aandacht voor. In de industrie zijn er enorm snelle ontwikkelingen. Technologie speelt daar een belangrijke rol. Het bedrijf dat dit het beste beheert, is als eerste met een product op de markt en heeft daardoor een concurrentievoorsprong. De concurrentiefactor bepaalt hoe je technologische kennis goed beheert. Ook moet er gekeken worden naar andere manieren om je kennis te vergaren. Je moet de ervaringskennis halen waar die zit. Kennismanagement is een enorme hype, maar het gebeurde natuurlijk allang. Het gaat er namelijk om de mensen met de juiste competenties binnen te halen en op te leiden en kennis te archiveren en documenteren. Ook moeten de mensen met de juiste competenties bij de juiste projecten gehaald worden. Omdat er nu kennismanagement is, is er nu bij het management veel aandacht voor. Het Poldermodel van kennis binnen V&W of het ministerie zou een verbetering zijn: een overleg tussen de kennisbehoeftige, de kennisontwikkelaar (intern) en de kennisinfrastructuur (extern GTI's, TU, HBO, koepelorganisaties CUR enz). Onlangs werd ik geconfronteerd met een situatie waar de kennis ontbrak. Ik fungeerde als discussieleider tijdens een bespreking n.a.v. het Koepelproject op Schouwen Duiveland. Dit is een pilot waar verschillende meettechnieken voor de hoogtebepaling van de duinen zijn getest. Daar zijn de Meetkundige Dienst en RIKZ bij betrokken. Het viel mij op dat de kennis van RIKZ en de MD niet goed op elkaar aansloot. Verder was het opmerkelijk dat op mijn vraag wat de benodigde kwaliteit van de hoogtemeting zou moeten zijn geen antwoord gegeven kon worden.
2.15.10
Binnen V&W is er een discussie rond zingeving en kennis. Dat is belangrijk, maar ik heb me verbaasd over de 'softe' aanpak. Het staat ver weg van het draagvlak, van de mensen die er mee moeten werken. Het heeft een hoog zweverigheidsgehalte. Bovendien denkt men er te lang over na. Doe nu eens iets!
2.15.11
De continuïteit van kennis is onvoldoende vastgelegd in het onderzoeksproces. Te veel onderzoeksbudgetten worden niet aangestuurd vanuit een gerichte planning.
2.15.12
De kennisinfrastructuur is erg belangrijk. Er moeten goede opleidingen zijn en zelfinstructie. Je moet voorwaarden ontwikkelen om je zelf te ontwikkelen en te ontplooien.
37
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur De managers moeten achter de onderzoekers staan en hen steunen. Het onderzoek zou meer hiërarchisch aangestuurd moeten worden. Overbodige overlegstructuren moeten afgeschaft worden. Er wordt te veel vergaderd. Er moet efficiënter gecommuniceerd worden met duidelijke verantwoordelijkheden en taken. Maak niet overal overleggroepjes voor, maar maak gebruik van bestaande lijnen. De hoofden van afdelingen moeten zich met kennismanagement bezig houden. Zij moeten sturend optreden in het werk. De vraag die bij het oplossen van vraagstukken moet worden gesteld is welke kennis nodig is voor het oplossen van vraagstukken. Welke kennis is relevant? Het is belangrijk je kennis 'up to date' te houden. Dat kan door ervoor te zorgen dat je goed geïnformeerd bent, de maatschappelijke ontwikkelingen te volgen, de veranderingen in de organisatie in de gaten te houden en vernieuwingen bij te houden. Je moet zowel aan kennisbeheer als aan kennisbeleid doen. Kennisbeleid is hoe het kennisbeheer op ontwikkelingen in de toekomst in te laten spelen.
".«<•
2.15.13 hiërarchisch sturen van onderzoek
2.15.14 relevante kennis
De vraag is of je wel alles moet organiseren? Er is ook een zelforganiserend vermogen in de samenleving. Via contacten en geldstromen wordt er gestuurd. Het gaat fout bij onbalans in de kennisinfrastructuren, bijvoorbeeld als er een dominante partner is of bij geheimhouding of als er maar een kleine groep aan iets werkt.
2.15.15
EAWAG is not really involved in policy preparation. The Bundesamt für Wald und Landschaft (BUWAL) carries out tasks for the ministry of Environment, Traffic, Energy and Communication. This concerns the preparation of laws etc, all questions by the Government. The real research is submitted to other institutes. In relevant cases, EAWAG gets a draft document and reacts on it, as a good habit.
2.15.16
Er is een GTI nodig op het gebied van verkeer en vervoer. Dat levert de broodnodige sturing op die ervoor zorgt dat kennis die ergens beschikbaar is op de juiste plaats wordt toegepast en voorkomt dat het wiel opnieuw wordt uitgevonden.
2.15.17
Het puur sturen op externe veiligheid en geluid bij de luchtvaart heeft mogelijk schadelijke gevolgen op het gebied van interne veiligheid. Hierover is feedback uit de praktijk nodig. Als V&W moet je ervoor zorgen dat je de kennis in huis hebt of goede communicatielijnen hebt.
2.15.18
Ik denk dat je moet kijken naar de onderwijsontwikkeling. Zaken zoals het allochtonenbeleid in het onderwijs hebben invloed op je kennisbeleid.
2.15.19
In de kennisinfrastructuur zie ik drie lagen: 1) vragers 2) aanbieders 3) zgn. intermediairs Bij vorming van centra en meer bundeling moeten we dit per 'laag' organiseren. Verder geen nieuwe organisaties oprichten, maar bestaande organisaties laten samenwerken.
2.15.20
Nodig is om de vinger aan de pols te houden en per vraag de mogelijkheden te bekijken via de onderzoeksprogrammering. Wel moet de programmering flexibeler worden gemaakt. Vervang de jaar- en meerjarenprogramma's door iets dat de behoefte sneller kan bevredigen.
2.15.21
38
GTI verkeer en vervoer
t:M
Aansturen kennis en kennisinfrastructuur 2.15.22
Men vraagt aan V&W om actieve betrokkenheid en waar nodig ook financiële bijdragen aan de ontwikkeling van (NWO)kennis programma's op het beleidsterrein van V&W.
•**
>.
*••».
39
PI
h
De kennismarkt is in beweging. Het aantal spelers en de deskundigheidsgebieden nemen toe. Dat leidt tot kansen voor vernieuwing, maar kan ook leiden tot versnippering. Deze kennismarkt in beweging beïnvloedt V&W bij het uitbesteden, het op peil houden van eigen deskundigheid en het stimuleren van de kennismarkt.
hcpojdsiuk 3
Stimuleren kennismarkt 3.1 3.1.1 kenniscentrum Verkeer en Vervoer
Innovatie Het is een schandaal wat er gebeurt met het kenniscentrum Verkeer en Vervoer. Er is hard aan gewerkt maar de verschillende directeuren zetten zich er niet voor in. Het is een blamage voor het ministerie dat we topstukken uit het bedrijfsleven hebben gevonden die er aan mee willen doen en dat het voorstel toch niet wordt gesteund. Er is interne verdeeldheid. Een KCW kan er juist aan bijdragen om de vraag op een beter niveau te krijgen. Hierdoor worden kennisleveranciers geprikkeld.
3.1.2
De technologische ontwikkeling gaat behoorlijk hard. Met innovaties wordt bij het verkeer en vervoer weinig gedaan.
3.1.3
Er moeten meer risico's genomen worden om vernieuwend onderzoek te doen bijvoorbeeld door middel van een dekkingsfonds.
3.1.4
Veranderingen zullen blijven plaatsvinden, dat vraagt om continue aandacht. Politiek gezien zou je minder stofgericht moeten kijken, maar stoffen in hun samenhangende werking moeten bezien. Bij het toelaten van stoffen moet men zich ook afvragen of bepaalde nieuwe stoffen wel nodig zijn. Dan is er sprake marktregulering. Dat gebeurt nu niet, in elk geval niet voor bestrijdingsmiddelen. Vanuit milieu-oogpunt is dat wel gewenst. Je kunt wel eventueel stoffen vervangen. Hier wordt niet systematisch en gericht aan gewerkt bij het RIZA. Ik vind dat we daar juist wel voor zijn. Die marktregulering zit niet in onze maatschappij. Behoeftes worden gecreëerd.
marktregulering bestrijdingsmiddelen
3.1.5
Door IBO is er beter overleg, er is meer een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie. Maar de sturing op onderzoek vind ik riskant, want de sturing door beleidsambtenaren is vaak gericht op het heden en te weinig innovatief.
3.1.6
Kennis is een middel om innovaties en ontwikkelingen te stimuleren. Kennisontwikkeling is ervoor zorgen dat je steeds meer weet, dat je wat je weet steeds aanvult en niet laat verouderen.
3.1.7
Nederland moet een voorsprong ontwikkelen op het gebied van ondergronds bouwen en meervoudig ruimtegebruik. Waarom is het IJ-project bijvoorbeeld niet als woonboot uitgevoerd. Gebruik de DAS broeders qua achterliggend denken!
ondergronds bouwen
3.1.8 R&D raad
3.1.9
RWS gaat om met data en meetgegevens (bijvoorbeeld RIZA). Het is belangrijk om meetgegevens en onderzoek te combineren. Er moet een onderscheid gemaakt worden in het budget. Er moet geld zijn voor R&D en geld voor het verzamelen van basisgegevens en de noodzakelijke vernieuwing. Voor de R&D en innovatief onderzoek moet een Raad worden samengesteld, misschien zelfs interdepartementaal. In die Raad moeten professionals zitten die een inhoudelijke keuze maken tussen de verschillende projecten. De 3 e geldstroom bij GTI's en universiteiten kan hierin een rol spelen. Sommige bedrijven geven geld of ondersteuning aan mensen met goede ideeën . Dit zogenaamde 'Seed Money' is voor startende ondernemers. Het biedt innovatieve bedrijven de bodem om te kunnen floreren. De overheid zou hier ook meer aan moeten doen. De overheid moet ervoor zorgen dat de kennisinfrastructuur goed is, dat wil zeggen het
43
Stimuleren kennismarkt onderwijs moet goed zijn en het ondernemingsklimaat moet ruimte bieden voor innovatieve starters. Als je in Nederland namelijk failliet gaat, ben je voor het leven gebrandmerkt. In de Verenigde Staten heb je daarentegen een pluspunt op je CV. Het Ministerie van V&W vind ik in hoge mate een top-down organisatie. Grote bedrijven zijn dit niet meer. In Duitsland heb je het Ministerie van Forschung und Technologie: zij organiseren een inschrijving voor ideeën om meer mobiliteit mogelijk te maken: 150 projecten van belbus tot samenwerkingsconstructies van verschillende marktpartijen. Zo'n initiatief zie ik V&W niet nemen. De top weet wel veel, maar ook veel niet, men heeft weinig verstand van innovatieve processen. Andere benaderingen zijn nodig en dat vergt een ander type kunde. Binnen V&W heeft men geen verstand van innovatieprocessen: het vinden van vernieuwende oplossingen voor allerlei problemen. Bij innovatief denken betrek je er andere factoren bij, zoals patiëntenverenigingen, buurtgroeperingen, burgergroepen (zoals bij Infralab). Dat soort benaderingen moet je veel meer versterken.
3.1.10 innovatieprocessen
Tot dusverre is V&W vooral ambachtelijk bezig geweest. Kennis komt al doende tot stand, reagerend op wat zich feitelijk voordoet. Het is nog te veel een aannemerswereld. Voorbeelden zijn 'boren in slappe grond', 'ijzel op zoab', 'hogere dijken als enige remedie tegen wateroverlast'. Er is te weinig vooruitgekeken.
3.1.11
De overheid is van oudsher voorwaardenscheppend maar moet meer regelgevend worden. Er is bijvoorbeeld een markt voor benzineverslindende monsters. Als de overheid emissies wil terugbrengen en met regels komt, dan blijkt dat er veel mogelijk is. Marktregulering wordt steeds belangrijker. Geluidseffecten terugkoppelen in de economie gebeurt maar heel beperkt. Als de overheid alleen nog auto's zou toestaan die 1 op 20 of zuiniger rijden, dan hebben we over 4 jaar een enorme CO -reductie. Dat is iets anders dan als overheid een zuinige auto of zuinig vliegtuig ontwikkelen. De behoefte aan quality of life is hiervoor de drijfveer.
3.1.12
Innovatief vermogen is belangrijk om in te kunnen spelen op ontwikkelingen. V&W zit vast aan grote infrastructuren. Dat maakt het wel lastig hoe dat doorwerkt in je infrastructuur. In bouw en transport, logistiek, is een omslag nodig van efficiency verhoging naar een regisseursrol. Die omslag moetje ook kunnen maken. Dat moetje ondersteunen. Maak gebruik van het instrument van de 'commissie'. Zoals de Commissie Brokx, maar dan gericht op marktwerking in openbaar vervoer. Zet in zo'n commissie mensen als Cees van der Hoeven van Ahold, Peters van Aegon, bedrijven die succesvol waren in marketing. Dit kan een enorme stimulans voor kennisontwikkeling zijn. Het effect moet zijn dat de hele implementatienota op de helling gaat en er echte marktwerking komt. Dat is ontstaan onder leiding van mensen die geen ervaring hadden (burgemeester Brokx). Er is te weinig impuls van mensen met echte ervaring met marktwerking geweest. Belangrijke kennis en ervaring ontbrak. Kenniselementen waren te weinig aanwezig in dat proces. Dat zou alsnog ontwikkeld moeten worden. Materiedeskundigen moeten die ontwikkeling in voldoende mate kunnen sturen. Ten opzichte van technologie vind ik twee dingen belangrijk. Wat is er aan kennis beschikbaar en wat bepaalt nou of bepaalde technologische ontwikkelingen succesvol zijn.
44
marktregulering
3.1.13 regisseursrol
3.1.14 marktverwerking
3.1.15 belang van innovatie
Stimuleren kennismarkt We hebben ons technologiebeleid nog niet goed ontwikkeld. Er wordt echter wel veel geld aan uitgegeven. Je moet ruimte geven aan vernieuwingen en zorgen dat er kennis is. Op welk moment beslis je over de kansrijkheid van een project? Ook is van belang je af te vragen wie er belang bij heeft om dingen te verbeteren. Bijvoorbeeld bij de spoorwegen heeft de NS er nooit belang bij gehad om de infrastructuur te optimaliseren omdat V&W betaalde. Als je dus als overheid een bepaald onderwerp stimuleert dan kan het juist zijn dat het resultaat negatief is omdat niemand er financieel belang bij heeft innovaties te stimuleren. 3.1.16
Vanuit een perspectief van innovatie is de wederzijdse relatie van opdrachtgevers als probleemhebbers en opdrachtnemers van wezenlijk belang. Het wordt de kunst wederzijds vertrouwen te ontwikkelen in deze tijd van inkrimpende, terugtredende overheid en verdere ontwikkeling uitbesteding.
3.1.17
Wat ik ook belangrijk vind zijn technologische ontwikkelingen. Dat heeft een onderzoek potentie. Technologische ontwikkeling is niet iets dat je overkomt maar je moet er actief mee bezig zijn. Het is uitermate belangrijk om innovatie te stimuleren. Ook is het belangrijk om naar de toepassing van technologische kennis te kijken. Kun je er wat mee?
3.1.18 innovatie door uitbesteding
3.2
We moeten niet zelf alle technologische ontwikkelingen willen bewerkstelligen. Je kunt bijvoorbeeld door middel van het uitschrijven van een opdracht voor het bouwen van een waterkering als overheid het beste particuliere idee kiezen uit de inzendingen. Hierdoor stimuleer je innovatie. Dit is echter niet overal mogelijk want soms zijn er strenge randvoorwaarden waar innovaties niet binnen passen. Dit geldt vaak voor verkeer en vervoer. Deskundig opdrachtgeverschap
3.2.1
In verband met vrij vergaande ambities (bijv. t.a.v. baggerspecie, verdrogingsbeleid) is de kennisbehoefte nadrukkelijker aanwezig dan velen denken. We moeten uitkijken om kennis niet te ver van ons te vervreemden. In verband hiermee noem ik de discussie over de marktwerking, dat is vaak een excuus voor bezuinigingen. Ga daar dus voorzichtig mee om. Je kunt wel iets uitbesteden, maar een forse deskundigheid moet je in huis houden. Daarbij is een goede kennisinfrastructuur heel belangrijk.
3.2.2
Het ondeskundig opdrachtgeverschap van RWS (Regionale Directies en bij technisch gecompliceerdere projecten de Bouw Dienst) blijkt uit het feit dat RWS regelmatig verkeerde (nl. te lage) kostenramingen maakt. Men weet niet goed (meer) de risico's in te schatten en zit bij gecompliceerde projecten vaak aan de lage kant. 'Baggerwerk moet je elke keer opnieuw begroten: je kunt geen gebruik maken van historische gegevens. Het vereist up-to-date kennis over de techniek'.
ondeskundig opdrachtgeverschap
3.2.3 gebrek ITkenms bij RWS
In de Regionale Directies leidt het gebrek aan IT-kennis 'in huis' tot de aanschaf van te dure systemen. De aanschaf wordt uitbesteed en de know how bij RD-personeel ontbreekt om een goede kosten/baten analyse te maken en tot een goede afstemming met collega-directies te komen. Het resultaat is een grote verscheidenheid aan kostbare systemen, die allemaal onderhouden moeten worden.
45
f»?
Stimuleren kennismarkt Kennis en onderzoek kun je vooral inkopen (dus: maximaal uitbesteden).
3.2.4
Kwaliteitsmanagement, met name de voorselectie bij het verlenen van opdrachten, vraagt aandacht. Je moet dat kwaliteitsdenken verder doorvoeren, ook bij de regionale directies. Dat wordt in de regio ondergewaardeerd.
3.2.5
Zorgonderzoek Nederland is een intermediaire organisatie die in opdracht programma's uitvoert. De formele oprichtingsdatum van ZON is 1 juli 1998. Hoofdopdrachtgever, tevens oprichter, is het ministerie van VWS, maar ook derden kunnen terecht. Voorbeelden van projecten zijn preventie en zorg, biotechnologie, chronisch zieken, etc. Wij besteden in principe alles uit, het zorgen voor projectvoorstellen, voor voldoende kwaliteit en voor implementatie van de resultaten. Wij hebben flink wat deskundigheid in huis, in de vorm van medewerkers en in de vorm van commissies van deskundigen. Via vooraanmelding komen voorstellen binnen. Daar wordt naar gekeken in verschillende fasen met go of no-go beslissingen en prioriteitsstelling. De programma's zijn zeer breed.
kwaliteitsdenken
3.2.6 inrichting zorgonderzoek
Innovatie bevorderen bij bedrijfsleven en aannemerij
3.3
Een goede manier om een innovatie-potentieel op te bouwen is de aanpak van de waterkering in Hoek van Holland. Daar is een probleem naar voren gebracht, verschillende consortia hebben (betaalde) oplossingen bedacht, waarvan er uiteindelijk een is gekozen. Die concurrentie stimuleert de kennisopbouw van de sector.
3.3.1
Er is op het vlak van transport behoefte aan gerichte kennisontwikkeling waarbij overheid en bedrijfsleven samenwerken in termen van gezamenlijke programmering en coinnovatie. Het CTT voorziet daarin. Het nieuw op te richten Kenniscentrum Verkeer en Vervoer moet daar ook in gaan voorzien en dan ook nog verbreed tot ook het personenverkeer.
3.3.2
Mechanisatie van de arbeid door toepassing technologie zal doorgaan. Ontwerpen wordt daardoor ook anders, voor gebouwen, wegen, oevers. De techniek bepaalt de vorm. Ook uitvoering wordt anders. Denk aan een boorschroevendraaier, vergeleken met een handschroevendraaier. Milieu-aspecten en regelgeving dwingen ook technologie-ontwikkeling af, omdat daarmee de eisen opgeschroefd worden. Bijvoorbeeld niet morsen bij baggeren of ondergronds hoekjes boren voor buisleidingen etc. Dat gebeurde in Tokio, omdat werd besloten dat de weg nooit meer open mag. Er moet wel rendement op de investeringen gehaald kunnen worden. Dat betekent dat je wel realistisch moet zijn in het tempo waarmee je eisen opschroeft. Dat betekent dat je daar ook iets van moet weten, van die bedrijven. Steeds sneller, slimmer en beter bouwen zet een toenemende druk op technologie. Dat vraagt om ondersteuning van innovatieprocessen. Flankerend onderzoek bij grote projecten blijft uitermate belangrijk bij RWS. De aannemerij voert netjes uit, binnen de huidige rolverdeling, maar komt zelf niet aan een stukje ontwikkeling toe. Innovatiemanagement kan door via slimme contracten eisen te stellen en beloning te bieden voor ontwikkeling, gericht op het introduceren van nieuwe technieken die uiteindelijk maatschappelijk voordeel bieden. De partijen willen wel, maar willen uiteraard wel profiteren van hun nieuwe ideeën. Dat betekent dat je moet zorgen voor uitdagende contracten.
46
co-innovatie
3.3.3 eisen opschroeven
3.3.4 innovaties terugverdienen
Stimuleren kennismarkt Meer doen aan bijvoorbeeld 'soft-soil-engineering' en dat versterken. Het project met NS om sneller te bouwen in slappe grond is een goed voorbeeld. 3.3.5 return op inspanning bedrijfsleven
3.3.6 bundeling vervoer
De kennisbehoefte van de overheid is met name strategisch van aard. De kennisbehoeften van het bedrijfsleven zijn veel meer gericht op toepassingen binnen afzienbare termijn. Uiteraard is het bedrijfsleven aanspreekbaar op haar maatschappelijke verantwoordelijkheid maar ook zal er sprake moeten zijn van een zekere return op de inspanning. Het KCW zal niet teveel strategisch georiënteerd moeten zijn, want dan haakt het bedrijfsleven af. In dat kader zijn er concrete pilots en demo's nodig om de toepasbaarheid van kennis te tonen. AH heeft een behoorlijke bijdrage geleverd door het vervoer te bundelen: geen aparte vrachtwagens meer voor dranken, groenten, etc, maar alles bij elkaar in grotere wagens met alleen het onderscheid gekoeld en ongekoeld. Dientengevolge doen de wagens minder adressen aan, maken dus minder kilometers.
3.3.7
Als belangrijke maatschappelijke ontwikkeling zie ik dat V&W steeds meer aandacht nodig heeft voor de markt. De markt zal zelf steeds meer ontwikkelingen oppakken en V&W stuurt dan op hoofdlijnen.
3.3.8
Bedrijven eerder bij projecten betrekken om deel te nemen aan initiatieven van de overheid kost geld en tijd. Bedrijfstak is daar nu niet op ingericht. Hoe krijgen ze dat gehonoreerd? Aannemerij maakt geen giga-winsten. Als ze ideeën inbrengen, investeren en het werk dan niet krijgen, leidt dat tot frustraties. Je moet inbreng van ideeën in termen van geld waarderen. En het competitie-element er in houden. Als mensen fysiek werk verzetten moet je daarvoor betalen.
ideeën aannemerij honoreren
3.3.9
Ik verwacht dat V&W in de toekomst meer stuurt op de conceptkant en vooraf de haalbaarheid van een project bepaalt. Er worden dan met de aannemerij heldere afspraken gemaakt die in 'grote lijnen' zelf de uitvoering aangeeft binnen de technische en omgevingsrandvoorwaarden.
3.3.10
Omdat de ontwikkelingen snel gaan moet je sneller inspelen op de markt, anders heb je geen meerwaarde. Een ingenieursbureau investeert niet in het ontwerpen van een nieuw ontwerpproces omdat dit niet hun 'core business' is. De Bouwdienst wil juist wel investeren in een nieuw ontwerpproces dat bijvoorbeeld het aantal uren voor het geven van een advies terugbrengt. De meerwaarde van de Bouwdienst is dat zij kijkt naar het ontwerpproces en of het efficiënter en goedkoper kan.
ontwerpproces
3.3.11
Een vraagstuk van kennismanagement is het probleem van de inbreng van beheerkennis in nieuwbouwkennis, gegeven de verspreide ontwerp-kennis. Een oplossingsrichting zou kunnen zijn de 'agents' te positioneren in de rol van adviseurs, enerzijds bij de opdrachtgevers, anderzijds als onderaannemer van het bouwbedrijf. Op die manier krijg je meer probleemeigenaren en daarmee kennisontwikkeling.
3.3.12
Op het gebied van vervoermiddelen over de weg speelt de internationale (Europese) voertuigindustrie een grote rol. Belangrijke ontwikkelingen worden vanuit die industrie in gang gezet. Nederland beschikt nauwelijks over die industrie. Voertuigbeleid en -
voertuigindustrie
47
Stimuleren kennismarkt research zijn daarom sterk internationaal georiënteerd. Wel hebben wij de nodige bedrijven die als toeleverancier dienen c.q. op onderdelen producten leveren. Te denken valt aan elektronica. Belangrijk is echter dat Nederland een onafhankelijke positie kan innemen. Die moeten we behouden. Daarvoor is nodig dat we onze kennis op peil houden.
•3 .
Op veel terreinen werken wij samen met andere partijen, zoals CUR, TAW en RWS. Op onze eigen core-business ontwikkelen wij wel nieuwe technieken. Fundamentele R&D doen wij niet. Alle ontwikkeling is gericht op tools, met name data-inwinningstechnieken, die wij zelf gebruiken om onze omzet bij opdrachtgevers te vergroten. Als opdrachtnemer willen wij creativiteit en deskundigheid inbrengen voor opdrachtgevers.
3.3.13
Men moet meer post-competitief onderzoek doen ten behoeve van 'lessons-learned'. In de VS doen ze dat meer, zodat de verantwoordelijkheid voor zaken die je gemaakt hebt, een brug bijvoorbeeld, blijft. De noodzaak om fouten niet opnieuw te maken is daar veel groter. Bij ons werkt dat trager en minder.
3.3.14
Professionalisering is nodig zowel aan vraagkant als aan aanbodkant. Opdrachtgevers, in de GWW vooral publieke opdrachtgevers, zoals V&W/RWS, verkrijgen, op nationaal en lokaal niveau, met name 'customer made' producten via uitbesteding. Hierbij wordt toenemend (onder druk van politiek) o.a. door RWS uitbesteed aan ingenieursbureaus als 'agent', voor enerzijds directie en anderzijds voor ontwerp. Bij deze ontwikkeling wil ik vraagtekens zetten, m.n. vanwege de te beperkte verantwoordelijkheid/aansprakelijkheid van deze ontwerp-bedrijven: (innovatieve) oplossingen blijven hiermee ver weg. Ook de bouwconcerns komen hierdoor niet in innovatieve beweging.
creatieve aannemerij
3.3.15 innovatie en uitbesteding
De overheid dient meer kennis te hebben van wat bij het bedrijfsleven aan mogelijkheden en kennis aanwezig is. Daarin schieten beide partijen tekort. Dit is van belang voor vraagstukken waarbij je met elkaar te maken hebt. Bij verkeer en vervoer speelt dit natuurlijk ook. Partijen moeten meer doen aan samenwerken en aan elkaar meer inzicht in hun kennis geven. En hierbij veel beter dan nu letten op de verschillende rollen die je hebt. Gebieden waarvoor dit van belang is, zijn: vervoerstechnologieën, luchtvaart, vervoersstrategieën in het algemeen, financieringsvormen, ICT. Dit kan nationaal, want in Nederland zijn een aantal grote ondernemingen die ook internationaal aan de weg timmeren. De overheid zou hier ook voor moeten betalen. De rol van bedrijven is wel lastig, omdat ze financieel moeten overleven. Vanuit maatschappelijk ondernemerschap is er wel een verantwoordelijkheid, maar tot een bepaalde hoogte. Dit moet de overheid zich realiseren. Zoals Jan Stuip, van de CUR zegt: "Doe gezamenlijk aan kennisontwikkeling". Doe dit heel gericht bij bepaalde problemen en vraagstukken.
3.3.16 kennis van bedrijfsleven
Van publiek-private financieringsvormen moet de overheid goede kennis hebben. Het is ook in bredere zin van belang om de relatie tussen overheid en bedrijfsleven opnieuw te bezien. Het kan zijn dat de aanbestedingsfilosofie aangepast moet worden of dat je research en development samen gaat doen. Je kunt er allerlei vormen aan geven. Belangrijk is dat de overheid het bedrijfsleven niet alleen als belanghebbende gaat zien, maar ook als partner.
3.3.17
48
relatie overheid bedrijfsleven
Stimuleren kennismarkt 3.3.18 rol bedrijfsleven
Ik voorzie dat het bedrijfsleven steeds meer als partner wordt erkend in het aandragen van oplossingen. Los van de normatieve taak van de overheid, ligt er ook een stukje verantwoordelijkheid bij bedrijven om samen met de overheid oplossingen te zoeken op het terrein van V&W. Voor de grote bedrijven is zo'n rol niet meer weg te denken. Neem b.v. de drie banken, deze zijn van grote betekenis voor de economie en zullen een steeds grotere rol op het terrein van V&W gaan spelen.
3.3.19
Er kan in de droge sector meer kennisoverdracht plaatsvinden vanuit de overheid naar bedrijven. In de natte sector zie je dat wel, bijvoorbeeld in het LWI-programma. Bedrijven kunnen die kennis dan ook gebruiken voor hun positionering in het buitenland.
3.3.20
Verder is er nog weinig 'process awareness' in de bouw (processen van ontwerp, logistiek, ketenintegratie, etc). Bij de TUT komt er hiervoor een 'competence centre' voor procesmodelleren en procesanalyse en -beheersing. Het gaat hierbij vooral om bedrijfskundige kennisontwikkeling (bijv. de koppeling van bouwtechniek aan informatica). V&W zou dit (meer) kunnen stimuleren. De Bouwdienst (Bouwspeurwerk) is hierin overigens al actief.
3.4
3.4.1 terugtrekkende overheid
3.4.2 uitbesteding
« * * *
Verlies van kennis bij uitbesteding De tendens van de terugtrekkende overheid kan een negatief effect hebben op het borgen van kennis. Vroeger en dan praat ik nog maar over 5 jaar terug werd RWS gezien als een deskundig opdrachtgever, waar de (IT)kennis nog aanwezig was. Naderhand is besloten om kennis van de hand te doen, kijk bijvoorbeeld naar het verkopen en vervolgens failliet laten gaan van de Dienst Informatievoorziening (DIV).
3.4.3
Het realisatieproces van kennis buiten de organisatie leidt tot kennisincontinentie, Wij huren veel consultant bureaus in maar doen er vervolgens weinig mee. Wij vergaren die kennis niet zelf en houden de kennis dus ook niet vast.
3.4.4
Ook is het belangrijk dat er een vaste relatie onderhouden wordt met externe mensen (onderzoeksbureaus etc). Er moet voorkomen worden dat zij een rapport maken en er daarna geen contact meer met hen is. Die kennis moet je benutten. Op deze manier wordt de kennisincontinentie opgelost.
kennis-
incontinentie
3.4.5 3.5
3.5.1 kennis als machtsfactor
Vraag: 'moet je zelf onderzoek doen om uit te kunnen besteden?' Daar aarzel ik bij. Versnipperde kennis bij V&W Kennis is macht: je moet ook kijken naar het cultuuraspect. Kennis is nu opgedeeld in afdelingen, specialismen, etc. Internet doorbreekt dit en maakt kennis toegankelijk. We moeten afkomen van het adagium 'Kennis is Macht'. Dan kun je effectiever met kennisverwerving en -verspreiding omgaan. Je moet iets met die kennis gaan doen, die kennis moet je gebruiken in plaats van alleen maar meer kennis in huis halen. In het genetische onderzoek onderkende men dat er veel kennis op te doen was. Hierdoor viel de competentie (tussen kennisverwervers/dragers) weg. Alleen vlak voor de presentatie van een
49
Stimuleren kennismarkt belangrijke ontdekking (op wiens naam komt de publicatie?) was er nog wel een kritiek moment. Als je weet dat er weinig kennis is, dan is concurrentie wellicht geen probleem. We doen soms makkelijk over kleine onderdelen in de organisatie, maar het KNMI heeft veel ervaring op dit punt. Men is nog vaak te bang kennis uit te wisselen. V&W-kennis is echter publiek eigendom. Er zijn allerlei samenwerkingsverbanden op ecologisch gebied, maar veel bij kleine organisaties. Dit moet beter worden gecoördineerd en minder versnipperd plaatsvinden.
3.5.2 kennisversnippering
De rol van de SD's wordt niet voldoende benut binnen V&W. Ervaringen in een deel van de organisatie worden niet goed gebruikt in andere delen van de organisatie. Dat komt door communicatieproblemen. Men moet weten wat er speelt, betrokken zijn bij de kennisopbouw. RD's moeten bij SD's informeren wat er speelt voor ze iets nieuws opstarten.
3.5.3
Er gebeurt heel veel ad hoc aan kennisbevrediging. De samenhang van de kennis is in onze organisatie niet geregeld.
3.5.4
Kennis op het gebied van de verkeer- en vervoersector is versnipperd binnen V&W!
3.5.5
Kennis binnen of buiten V&W
3.6
Steeds meer is vanuit beleidsoogpunt integrale kennis vereist. Er is discussie over de vraag of dat binnen een departement tot stand moet komen, of van buitenaf moet worden binnengehaald. De neiging bestaat zich te verbreden, V&W vanuit een technisch oogpunt. Waar gaat V&W op mikken: zelf die kennis in huis hebben of bij derden halen? Een andere ontwikkeling is juist 'outsourcing'. De verbreding van instituten is misschien niet de juiste weg. En het vereist nogal wat!
3.6.1
Wij willen zelf een expertise-centrum hebben. Vanwege het toenemend opleidingsniveau in de maatschappij. Je moet weten wat je wilt weten en antwoord kunnen geven op vragen van burgers. Als (door V&W) gesubsidieerde instelling is dat lastig. Er is al een informatiepunt verkeersveiligheid (Duurzaam Veilig bij CROW). Dat is echter vooral gericht op beheer, niet op directe belangen van burgers. De overheid heeft een informatiemonopolie. Dat maakt dat bij anderen, die daar niet bij kunnen, het draagvlak afneemt. Die informatiefunctie voor en door burgers willen wij hebben. Dat zit in overheidsinformatiepunten niet ingebakken. Die zijn gericht op beheer. Burgers hebben een informatietekort. Een Kenniscentrum Verkeersveiligheid zou dat kunnen aanvullen. Dat leidt tot betere plannen en meer draagvlak, doordat op basis van gelijkwaardigheid communicatie mogelijk wordt. Die moet je dan wel benutten. Dat er een betere balans komt, is in ons aller belang.
3.6.2 eigen expertisecentrum
De kennis die op ICT-gebied (wal-voertuig) e.d. nodig is heeft de RDW voor een groot deel zelf in huis. Wij ontwikkelen ons als een aanbieder van kennis, ook aan andere landen.
3.6.3
Het intern meer bedrijfsmatig werken krijgt meer invloed. Het onderzoek was vooral aanbodgestuurd in plaats van vraaggestuurd. De bedrijfsvoering wordt helderder ge-
3.6.4
50
in eigen huis
markt
Stimuleren kennismarkt maakt door gebruikers (meetdiensten in de regio) van onderzoek daarvoor direct financieel te belasten. 3.6.5 wanneer uitbesteden
Bij V&W heerst nog wel eens de opvatting: "We doen het zelf wel. Waarom uitbesteden, dan geef je ook geld uit handen". Het wel of niet meedoen is altijd maatwerk. Bijvoorbeeld bij het 'speerpunt bodem' is besloten wel mee te doen, maar POSW zelf aan te sturen. De vraag wordt nu ook gesteld over het 'kenniscentrum bodem'. Meedoen lijkt mij wel nuttig, want het gaat hier om een versnipperde vraag, veel ingenieurs bureaus, een versnipperd aanbod en een groot probleem. Bij waterbodems gaat het om een paar kennisinstituten (RWS en waterschappen) en een paar vragen. Er is hier niet zoveel meerwaarde voor participatie in een stichting.
3.6.6
De combinatie aantoonbare kennis (in wetenschappelijk opzicht) en nationale verantwoordelijkheid geeft een sterke positie. En aantoonbare kennis bestaat niet uit rapporten van uitbestede onderzoeken, maar uit eigen publicaties. Je kunt nooit meepraten als je tevreden bent met alleen maar ingekochte kennis.
3.6.7
De kennisstructuur van RWS is vergeleken met de andere departementen vrij goed. Maar de kennis moet decentraal blijven, dicht bij de regio, en er moet ook kennisgeneratie plaatsvinden bij de regionale directies. Het is wel verstandig specialistische diensten als RIZA en RIKZ onder de vleugels te houden. Voor wat betreft kennis in huis houden/halen moet in cycli gedacht worden. Wat belangrijk is moeten we zelf houden, en iets dat minder belangrijk is geworden ook op tijd weer afstoten.
kennis decentraliseren
3.6.8
Het verschil tussen de SD's van V&W en de universiteiten is dat universiteiten gericht zijn op nieuwe dingen. Ze staan in het front van de wetenschap en maken zich geen zorgen over de toepasbaarheid van de kennis. Daar wordt fundamenteel onderzoek gedaan. En als dat bij de universiteiten zou blijven liggen is er misschien wel iets mis met het uitbestedingsbeleid. Voor de SD's van V&W moet het vertrekpunt de behoefte van beleid en beheer zijn. Hoe en waar zijn de nieuwe technieken toe te passen?
3.6.9
Hoe bepaal je welke kennis je moet inkopen, zowel op hoofdlijnen als in detail? Adviseurs daarover zijn het nooit met elkaar eens. Dan is het moeilijk kiezen. Het kan wel, maar dan krijg je een 'middle of the road' positie. Daarmee bereik je niets in de EU. Bovendien is dat de ambitie van de SD's binnen V&W niet.
3.6.10
Ik verwacht dat er in de toekomst meer kennis op een hoger abstractieniveau nodig is en minder uitvoerende kennis. Er bestaat op het ogenblik vanuit het oogpunt van de aannemerij een kennistekort bij V&W in de directe uitvoeringskennis door de manier waarop de werken nu georganiseerd zijn.
3.6.11
In welke mate moetje kennis binnenshuis en buitenshuis hebben? Kennis binnenshuis moet verbeterd en organisatorisch beter herkenbaar worden. De breedte van de kennis speelt hierin een grote rol. Kennisvergaring gebeurt bijvoorbeeld via onderzoek. Het is van belang om als onderzoeksmakelaar op te treden. Je moet weten wat er buiten aan kennis is. Daar moet je zelf kennis over hebben zodat je deze kunt benutten. Procesmatig aansturen, financieel plannen en plannen moet consequent op niveau gehouden worden. Binnen de organisatie moet er een vast aanspreekpunt zijn die weet waar de kennis zich bevindt.
onderzoeksmakelaar
51
:&•
••
Stimuleren kennismarkt Kennis op belangrijke punten (dus wat essentieel is voor het dagelijks werk) moet je in huis hebben. Dat kun je zelf ontwikkelen of je kunt bijdragen aan het ontwikkelen. Het hoeft niet perse op eigen kracht.
3.6.12
Voor het opbouwen van kennis moet je er wel zelf mee bezig zijn. Als je alleen maar uitbesteedt, werkt dat vertragend. Als er een nieuw probleem gesignaleerd is, dan moet dat opgepakt worden en dan maakt het niet uit of je dat zelf doet of uitbesteedt. Het is wel een overheidstaak, want het bedrijfsleven zelf doet er niet veel aan.
3.6.13
Voor kennis die nodig is voor de uitvoering van gemaakt beleid, is ander soort onderzoek nodig. Kennis is hier ook belangrijk, maar in tegenstelling tot 'kennis eigen maken voor het beleid' is uitbesteden hier veel gemakkelijker. Je kunt bijvoorbeeld voor de chemische analyses van watermonsters het laboratoriumonderzoek uitbesteden. De complexiteit is hier kleiner en de behoefte aan eigen onderzoek is geringer.
3.6.14
Vraag: 'welk deel van het onderzoek kan uitbesteed worden en wat moet RWS zelf doen?' De rollen van RWS en de overheid zijn: 1) zorgen dat de kennisinfrastructuur goed is 2) erkennen als je het zelf onvoldoende kunt, dus 'innovatie stimuleren' 3) kennis benutten en stimuleren Je moet dus onderwerpen waar je goed in bent op termijn uitbesteden. Dan is daar ook aandacht voor, er zijn meer mensen die meedenken, je maakt de markt bewust.
3.6.15
Ik vind dat als je de markt - die natuurlijk inspeelt op de mobiliteitswensen van de burger - teveel z'n gang laat gaan, de mobiliteit in dit land te gronde gaat. Het dogma van de markt schiet mij op dit moment teveel door (te veel uitbesteding, te weinig letten op behoud van kennis binnen de overheid) Zo ontzeg je jezelf toegang tot kennis. Dat betekent dat je geld nodig hebt om die toegang te krijgen.
3.6.16
Welke kennis wil V&W zelf in huis houden? Wat is de relatie met de technologische instituten? Op bedrijfstakniveau is wel uitwisseling van kennis met V&W mogelijk, maar de specifieke kennis is niet uitwisselbaar want dan haal je het concurrerend vermogen van zo'n bedrijf weg. Je moet systematisch een kennisstroom zowel binnen als buiten het ministerie laten stromen. Ook tussen verschillende instanties moeten kennisstromen tot stand worden gebracht. Om dit mogelijk te maken moeten voorwaarden geschapen worden. Binnen een sector moet de kennis uitgewisseld worden.
3.6.17
Versterken ontwerpcapaciteit buiten V&W
3.7
De scheiding tussen ontwerp en uitvoering is een belangrijke hinderpaal voor een innovatieve en integrale productontwikkeling. De bouw is zeer design-intensief, echter juist dat onderdeel, 'design for purpose', van het concrete productieproces wordt afgestaan aan opdrachtgevers (bijv. V&W/RWS) en 'agents' (ingenieurs-/adviesbureaus). Dat is een wezenlijk verschil met andere bedrijfstakken (vgl. de elektronische industrie). Wat bij het bouwbedrijf overblijft is met name 'design for construction'. Dus de uitbesteding van planvormen en ontwerpen is niet vergezeld gegaan van een belangrijke versterking van de ontwerpfunctie bij de uitvoerende partijen.
3.7.1 bouwbedrijf
52
opbouwen kennis
rol van de markt
regelsvoor kennisuitwisseling
Stimuleren kennismarkt 3.7.2 rol van de overheid
3.8
3.8.1 onafhankelijkheid
De rol van de overheid zal steeds meer voorwaardenscheppend worden (financiën, regelgeving, etc). Planning en uitvoering komt steeds meer bij de marktsector. Zo zou je ook het SW-III kunnen uitbesteden aan externe bureaus. De door de overheid benodigde kennis is steeds meer brede systeemkennis, hoewel ook specifieke vakkennis nodig blijft, o.a. vanwege de taak om deskundig opdrachtgever te kunnen zijn. Dit betekent het een en ander voor de omvang en oriëntaties van de specialistische directies van V&W. Onafhankelijke kennis Van het RIVM komen statusproducten die A W niet heeft, misschien wel omdat het RIVM losser en onafhankelijker is. Kennis ten behoeve van een opdrachtgever is natuurlijk nooit echt objectief, ook uit de derde geldstroom niet, de universiteiten hebben ook allerlei belangen in besloten vennootschappen. Maar kennis wordt rijker als die onafhankelijker tot stand komt, desnoods tegengesteld aan het beleid. Stimuleer grensverleggend interdisciplinair wetenschappelijk onderzoek door echt onafhankelijke instituten.
3.8.2
Kennis wordt vaak selectief gebruikt. Het kan wel aanwezig zijn, maar wat wordt ermee gedaan? Soms worden conclusies getrokken die politiek juist zijn, maar inhoudelijk niet. Dat hoor je dan achteraf, als het te laat is. De ruimte om iets onafhankelijk te laten uitzoeken wordt niet altijd geboden. Een belangenbehartigingclub heeft minder middelen om zelfkennis te structureren over daadwerkelijke behoeften van de achterban. Het departement zou financieel tegemoet kunnen komen.
3.8.3
Kennisinstituten binnen een departement zijn nodig om tegen de industrie te kunnen knokken. Maar daarnaast heb je weer onafhankelijke instituten nodig om tegen de departementen te kunnen knokken. Onafhankelijke instituten zijn een voorwaarde voor een democratie. Door aan zo veel mogelijk mensen zoveel mogelijk informatie te geven is er een grotere kans op goede ontwikkelingen. De pers is hier essentieel bij, die hebben een belangrijke functie. Monopolievorming van kennis moetje voorkomen, dat is ook voor het departement zelf niet goed.
3.9 3.9.1 concurrentie belemmert kennisuitwisseling
3.9.2
Samenwerking versus concurrentie kenniscentra Er zal in de toekomst meer concurrentie tussen kenniseigenaren zijn. Men zal minder makkelijk kennis uitwisselen vanwege het stimuleren van een marktwerking in de kennisontwikkeling. Samenwerkingsverbanden zoals bij TRAIL houden dit tegen. Er is beperking van de concurrentie door samenwerking van instituten. Tussen samenwerkingsverbanden zal er wel, maar binnen deze verbanden zal er geen concurrentie zijn. Dit is nadelig voor de kennisuitwisseling. Concurrentie is voor de kennisontwikkeling zowel goed als slecht: het saldo is moeilijk vast te stellen. Het voordeel is de prikkel tot kwaliteit, nadeel is dat men het wiel telkens zelf moet uitvinden en er werk dubbel wordt gedaan. De kans hierop wordt groter door concurrentie. RWS doet alles zelf: opdrachten geven, ontwikkelen, uitvoeren, normering, beleidsontwikkeling. Daar waar het mogelijk is moeten onderdelen van RWS in contact komen met het concurrentieprincipe. Ze moeten meer de markt op. RWS is een monopolist die moeite heeft met patenten van anderen. Maar dat is juist nodig voor innovatie.
53
ïtï»
Stimuleren kennismarkt Het zou goed zijn om een contract te sluiten tussen overheid en bedrijven om kennis en gegevens uit te wisselen. Ook in een situatie van concurrentie tussen consultants is dit gunstig met het oog op kennisontwikkeling.
3.9.3
De kennissamenleving vergt uitdagingen ten aanzien van de rol van de overheid, bedrijfsleven en universiteit. Hun verschillende rollen moeten nog vorm krijgen in de kennismaatschappij. De onderlinge concurrentie tussen de grote technologische instituten (GTI's) is enorm groot. In de kennismaatschappij moeten we naar andere relaties toe, bijvoorbeeld PPS.
3.9.4
Wat behouden moet worden is b.v. het CROW. Ik vind het CROW een aardige vorm van bundeling van kennis en van partijen, waar dingen uitkomen met draagvlak in die zin dat er op wordt voortgebouwd. Omwille van de PKB is er integraal beleid gemaakt, maar dan blijkt vervolgens dat integratie van verkeers- en vervoersbeleid met rijks overheidsbeleid moeilijk is. Bij V&W moet je bepaalde deskundigheid hebben om zaken met de RPD te kunnen aanpakken. Afwegingen maken vanuit verschillende beleidsterreinen is moeilijk. Je moet minimale kennis hebben van andere beleidsterreinen. Het benodigde aantal mensen hiervoor is beperkt, maar je moet er in hoofdlijnen van weten. Winsemius spreekt van 'verinnerlijking'. Bepaalde kennis moet op het departement aanwezig zijn om te kunnen verinnerlijken, zoals de problematiek rond Schiphol. We hebben vaak gezien dat V&W op het gebied van geluid niet goed op de hoogte is. VROM heeft meer kennis van externe veiligheid. V&W zat in een putjes-stelling. Dat gebeurt op meerdere terreinen. Bij water is dit goed gegaan. Het beleid was succesvol, doordat er sprake was van een optimale bundeling van taken en kennis. Op andere terreinen is dit te gefragmenteerd. Dit geldt voor integratie van belangrijke aspecten zoals milieu. Ga met de luchtvaart als een volwassen sector om. Dwing ze om met V&W rekening te houden. Ga met de milieubeweging praten. Bij het bedrijfsleven speelt dit ook (verinnerlijking belangrijke beleidselementen). Er wordt door bedrijven te weinig rekening gehouden met verkeer en vervoer. Dat moet groeien. Verkeer en vervoer is een klassieke overheidstaak. Dat kan nu niet meer. Ook het bedrijfsleven veroorzaakt verkeer. Verinnerlijk dit in je bedrijfsstrategie. Alleen een vervoerplan maken is te eenvoudig; je moet een strategie ontwikkelen. De verantwoordelijkheid hiervoor is mondjesmaat aanwezig. De overheid spreekt het bedrijfsleven er ook niet op aan. Je zou met bedrijven kennis moeten ontwikkelen. Het KCW moet een nauwe relatie krijgen met het KLICT (Kenniscentrum Ketennetwerken, Logistiek en ICT). KCW en KLICT zijn te beschouwen als broer en zus. Voor een klein deel zal er sprake zijn van overlap, voor een (groter) deel zeker niet. Als opmerking wil ik noemen dat sommige ministeries de neiging hebben de universiteiten aan te spreken in het kader van 'derde geldstroomonderzoek'. Dat ligt in de civiele waterbouw anders. Derde geldstroomonderzoek is al in de jaren 30 geprivatiseerd in instituten als TNO-Bouw, het WL (Waterloopkundig laboratorium) en GD (Grondmechanica) Delft. Een uitzondering vormt het onderzoek op het gebied van verkeer en vervoer waarvoor geen aparte instelling bestaat. Hiervoor doet de universiteit op het
54
nieuwe relaties in kennismaatschappij
3.9.5 voorbeeld: goed voo\
tROW
3.9.6 kennis van en integratie met naastliggende beleidsterreinen
3.9.7 relatie overheid bedrijfsleven
3.9.8 samenwerking kenniscentra
3.9.9 synergie
Stimuleren kennismarkt ogenblik veel via de onderzoeksschool TRAIL. Dit gat bestaat niet voor de onderzoeksscholen bouw en waterbouw. Mogelijk wordt een grotere synergie bereikt via het Delftse Cluster, een samenwerkingsverband tussen de TU Delft, IHE, TNO-Bouw het WL en GD. 3.9.10
Belangrijk zijn de nationale kennisinfrastructuren, zoals samenwerking tussen instituten maar ook nationale programma's zoals bijvoorbeeld 'speerpunt bodem'.
3.9.11
De RDW wil zijn basis graag verbreden. Daarbij zoeken we samenwerking met zowel overheids- als private partijen, door middel van convenanten en contracten. De testbaan in Lelystad wordt deels benut door de politie maar ook door importeurs en fabrikanten. Zo kan de testbaan zich ontwikkelen tot een praktijklaboratorium en centrum voor voertuigtechniek in relatie tot handhaving, opsporing, infrastructuur, verkeersgeleiding, veiligheid etc. Zo gaat EVI (Electronic Vehicle Identification) nu op de testbaan draaien. Er wordt binnenkort 7 miljoen in de baan geïnvesteerd, deels uit private middelen.
publiek-private samenwerking
3.9.12
De WONS structuur slaat een goede brug tussen beleid en kennis. Deze heeft al een cultuurverandering doorgemaakt. Kwaliteit van de mensen gecombineerd met enthousiasme is van groot belang.
3.9.13
Er moet een betere samenwerking met onderzoeksscholen (van de Universiteiten) komen. Daarnaast meer aandacht voor virtuele instituten. Bij de samenwerking binnen Nederland kan een SD de regisseursrol op zich nemen. Je hoeft dan niet alles zelf te doen, maar kunt wel je eigen identiteit behouden.
3.9.14
Er zijn onvoldoende vaste relaties met kenniscentra buiten de deur. Daar zou een goed beleid voor moeten zijn.
3.9.15
Ik vind dat RWS het niet slecht doet als het om samenwerking met de Universiteiten gaat. Via eigen instituten sturen jullie de Universiteiten aan door het organiseren van bijeenkomsten, en door de Universiteiten projecten te geven. Soms mag er echter wel meer samenwerking komen en kunnen de Universiteiten meer aangesproken worden via de onderzoeksscholen.
3.9.16 contacten RWS en aannemerij
V
Onze (natte waterbouw-) sector is klein. Bij gebrek aan projecten is het moeilijk om mensen (kennis) vast te houden. Allereerst zijn er dus projecten nodig. Verder zou er gedurende de aanloop naar een project meer contact moeten zijn tussen RWS en de aannemers (dit gebeurt mondjesmaat en dat komt denk ik door de angst van de overheid om zich op de markt te begeven en de concurrentieposities van de private partijen te beïnvloeden).
3.9.17
Op het moment waait er een gunstige economische wind. Er zijn dan ook steeds meer ingenieurs- en adviesbureaus, vooral veel kleintjes die ook van belang zijn. De kennis ligt dus verspreid. Let op die kleintjes bij het aanboren van kennis.
3.9.18
TU's vercommercialiseren, maken zich meer afhankelijk van opdrachten van buitenaf. De problemen die ze onder de loep nemen zijn heel concreet, dus let op dat er contact blijft. Er zijn wel veel civiele ingenieurs bij RWS, maar dat op zich geeft geen garanties voor het onderhouden van contacten.
55
tisnit
Stimuleren kennismarkt V&W gaat te krampachtig om met het idee dat de overheid niet mag doen wat de markt al kan. En dat is in tegenspraak met het doel kennisopbouw. Kennisopbouw doe je in concurrentie met anderen, daar is niets mis mee, daar moet je niet halfslachtig over doen. Het ministerie moet het ambitieniveau duidelijk maken. Wat wil je als ministerie? Er is een gebrek aan management en visie. Je hebt nu de situatie dat het WL een tekort aan geld heeft en dus geen nieuwe dingen gaat doen. Vervolgens zeggen ze tegen RWS dat die dat niet mag doen, omdat het WL dat al doet. Dat is toch te gek!!
A-i
3.9.19 concurrentie in de kennisopbouw
Voor grote bijeenkomsten, zoals OSPAR bijvoorbeeld, nodigt V&W milieuorganisaties uit. Dan de milieuorganisatie haar mening duidelijk maken. Dat vind ik positief. Aan de andere kant merk je dat de informatie (onderzoeksrapporten) die V&W van anderen krijgt toegestuurd, vaak alleen maar wordt gebruikt als het in hun straatje past. Zo niet, dan wordt het genegeerd.
3.9.20
Overig
3.10
De interactie tussen HDTP en de universitaire wereld zou beter moeten. Er moet een goede relatie opgebouwd en systematisch bewaakt worden. Hier liggen de kernen voor langere termijnvraagstukken, waar je vragen kwijt kunt.
3.10.1
Er bestaat een goede relatie met vooral TNO en met researchcentra van telecommunicatieoperators. Maar dat laatste is meer om te weten waar zij mee bezig zijn.
3.10.2
Ook de wereld van de consultants is voor HDTP van belang.
3.10.3
Je moet weten wat er aan kennisbeleid en onderzoeksbeleid is. Er wordt veel gedaan. Niemand weet hoeveel er aan wordt uitgegeven. Er is weinig coördinatie. Het aansturen van onderzoek is belangrijk. De Directie Strategie en Coördinatie moet beoordelen wat nodig is. Bij het lange termijn- en middellange termijnonderzoek moeten de DG's aangeven wat hun wensen zijn en wat de tendensen zijn. De voorstellen moeten dan begeleid en geëvalueerd worden. Het is belangrijk dat er een begin- en eindpunt van een project is.
3.10.4
IBO geeft een transparante structuur, en financieel is dat goed. Maar het is niet goed als de opdrachtgever - opdrachtnemer relatie zo is dat er alleen iets gebeurt als er een opdracht is. Ze kunnen niet alleen een opdracht aannemen, een rapport schrijven, en het daar verder bij laten. Ze moeten samenwerken als partners en niet als tegenstanders. SD's moeten meer meedenken met RD's.
3.10.5
Met het instellen van een directie Kennis wordt kennis binnen de organisatie serieus genomen. Nu moet de SG nog veel doen, naar de RD's toe bijvoorbeeld. Als het om kennis gaat, moeten de SD's ingeschakeld worden, er moet voor gezorgd worden dat ze partners worden, en dat ze niet alleen met een opdrachtje kennis inkopen.
3.10.6
Hoeveel geld is er voor onderzoek? Vernieuwend onderzoek naar bijvoorbeeld PPS en HSL-O zou uitbesteed moeten worden. Er moet een centralisatie van besluitvorming en monitoring plaatsvinden. De strategische keuzes moeten op centraal niveau worden gemaakt.
3.10.7
56
onderzoek
organisatie binnen V&W
organisatie binnen V&W
Stimuleren kennismarkt 3,10.8
Most of the management questions are raised by the cantons. There is no formal intake: sometimes by phone, sometimes in written form. We now work on an intake structure. It depends on the situation if we ask to be paid by the cantons. If questions come from the private sector we are approached by consulting companies.
3.10.9
Vroeger kreeg je als SD een budget voor het onderzoek, dat werd intern verdeeld. HK wist inhoudelijk niets. De keuzes binnen het onderzoek werden gemaakt door de SD zelf door de voelhoorns extern goed te gebruiken en door de interne discussies (input gestuurd). Er kwam verandering in deze constructie doordat er minder onderzoeksgeld kwam (2e kamer, V&W). HK kon zelf geen antwoord geven op vragen en moest de SD om advies vragen. Het onderzoek moest inhoudelijk transparanter gemaakt worden, zodat HK beter weet waar het over gaat. IBO versterkt dit proces en er wordt nu gestuurd op hoofdpunten. De keuzes zijn (nog steeds) moeilijk voor HK, en zijn nog gebaseerd op kennis van de SD. Je blijft dus in gesprek en zo wordt de kennis van de SD ook benut door HK.
onderzoeksbudget
h
57
5*.
%>^g? M.
©
Voor niks gaat de zon op. Dat geldt ook voor kennis. Het verkrijgen, beheren en inzetten van kennis kost tijd en geld. Als kennis inderdaad van zo'n groot belang is, moet je dat er voor over hebben. Daarbij moet je verder vooruit durven kijken dan de korte termijn.
Investeren in kennis 4.1
Kennis kost geld
4.1.1
Er moet genoeg geld en faciliteiten komen om in de gesignaleerde behoefte aan kennis te kunnen voorzien.
4.1.2
Moet de overheid zelf kennis ontwikkelen? Ministeries moeten goede kennis hebben. Het maakt niet uit of je zelf onderzoek doet of geld geeft aan een universiteit. Maar dat zou alleen kunnen als je het lef hebt universiteiten geld te geven voor 5 jaar bijvoorbeeld en hun resultaten te laten beoordelen of reviewen door onafhankelijke (internationale) deskundigen. Maar dat gebeurt niet.
4.1.3
Er zouden meer lange termijnafspraken of langlopende contracten moeten komen met kennisinstituten, niet alleen met universiteiten, maar ook met consultants, en dan bijvoorbeeld meer langlopende projecten in 3 e geldstroom universiteiten en minder ad hoc projecten door kennisinstellingen. Vaste bedragen leiden tot meer continuïteit in onderzoeksprogramma's. Sommige kennisinstellingen ontvangen vaste bedragen.
meer langlopende projecten
4.1.4 programmering relevant onderzoek
4.1.5
4.2
4.2.1 kennis/managen
Een belangrijke ontwikkeling is het besluit van minister Ritzen om NWO aan te wijzen als nationaal agentschap voor (programmering van) strategisch, maatschappelijk relevant onderzoek. Een bedrag van ƒ 500 min. zal worden overgeheveld vanuit de eerste geldstroom richting NWO om op die manier invulling te kunnen geven aan de zgn. strategische overwegingencomponent. De te selecteren strategische onderzoeksvelden zullen bepaald worden vanuit de resultaten van de eerstvolgende ronde in het verkenningenproces, waarvan de organisatie (voorheen bij de OCV) thans berust bij de AWT. Kortom er is ontwikkeling richting een versterkte nadruk op programmering van onderzoek op basis van maatschappelijke prioriteiten. Binnen het ministerie lijkt de verdeling van gelden niet evenredig. Voor de aanleg van Schiphol in zee is veel meer geld dan voor bijvoorbeeld het opruimen van vervuilde bagger. Het baggerprobleem wordt kennelijk niet als uitdaging gezien, en de aanleg van zo'n eiland in zee kennelijk wel. Kennis vergt tijd Omgaan met kennis moet georganiseerd worden. Er moet tijd vrij gemaakt worden voor innovaties en tijd om ontwikkelingen bij te houden. De omgeving moet duidelijk gemaakt worden dat het belangrijk is om aan kennismanagement te doen. Het is belangrijk om de kennis van ieder mens zo goed mogelijk te benutten.
4.2.2
We moeten plannen in een meerjarenperspectief. Onderzoek bijsturen is als het bijsturen van een olietanker. Specialisten in een bepaalde cultuur kun je niet op korte termijn veranderen.
4.2.3
In het onderzoek, ook binnen SD's, mag je een deel van je tijd en geld 'verkwisten', als het maar een broedplaats voor nieuwe ideeën is. Er moeten risico's genomen kunnen worden.
4.2.4
Het is goed om te experimenteren. Het zou dwaas zijn om bijvoorbeeld rekeningrijden
experimenteel beleidsproces
61
Investeren in kennis
ir-
ft.
.••*.
in één keer in de Randstad in te voeren. Het is beter om dit eerst eens te testen in wat 'luwere' gebieden of op een kleinere schaal, omdat er zeer complexe relaties en samenhangen mee gemoeid zijn. Dit vereist ook een stappenopbouw in het beleidsproces, waarin je de volgende stap steeds mede bepaalt op basis van de resultaten van de experimenten. Mijn gevoel zegt me dat we een relatieve schaarste hebben aan financiële middelen voor kennisontwikkeling. Dit komt omdat de politiek op de korte termijn gericht is. Dingen moeten binnen vier jaar neergezet worden.
4.2.5
Overig
4.3
V&W kan de ENFB (Fietsersbond) financieel ondersteunen om de aanwending van kennis bij de ENFB en de rol van de ENFB als facilitair bedrijf uitvoerbaar te maken.
4.3.1
We have to convince people that our products are important, like universities. This has advantages and disadvantages. You can start things of which you think that they are crucial, a freedom of choice. This is good for creativity at the institute.
4.3.2
We leven nu in een hoogconjunctuur. Die zal ook weer aflopen, mogelijk binnen enkele jaren. Kan de euro deze ontwikkeling opvangen? In ieder geval zal dit waarschijnlijk ook de voor de factor kennis beschikbare budgetten doen verminderen.
4.3.3
EAWAG gets its money from the Minister of the Interior. Between the Ministry and the institutes and universities there exists a council (ETH Rath). This council splits the general budget to the individual institutes on basis of 3-year plans.
4.3.4 financiering
Het onderhoudsbudget staat apart van het nieuwbouwbudget. Het onderhoud volgt later. Hierdoor wordt er geen goede afweging gemaakt. De neiging ontstaat om nu nieuwbouw zo goedkoop mogelijk te doen zonder rekening te houden met de onderhoudskosten in de toekomst, terwijl je beter nu iets meer kunt uitgeven tegenover veel lagere onderhoudskosten in de toekomst.
4.3.5
62
verschillende budgetten
1. U
^ u
Samenwerking tussen kennisbezitters kan kennis toegankelijker maken voor alle betrokkenen. Nieuwe communicatiemogelijkheden maken grote hoeveelheden informatie gemakkelijker toegankelijk en snelle uitwisseling van informatie mogelijk. Hoe moeten we als individuen hiermee omgaan?
Ontsluiten van kennis 5.1
Benutten en bundelen van kennis in grote organisaties
5.1.1
Het is belangrijk om de beschikbare kennis goed te gebruiken. In grote organisaties is het benutten en bundelen van kennis moeilijk. Milieuzaken zitten bij Shell in vele afdelingen. Waar en hoe kan dat gecoördineerd worden? Het opzoeken van (interne) publicaties via intranet wordt bij Shell enorm gestimuleerd, maar bepaalde kennis kan aanwezig zijn in hoeken van de organisatie waar je niet aan denkt
5.1.2
De decentralisatie vereist een andere vorm van kennismanagement. Kennis moet niet alleen beschikbaar zijn, maar ook goed worden gebruikt in beleidsontwikkeling enuitvoering. Dat kan bijvoorbeeld met een kennisdatabank met geavanceerde zoeksystemen.
5.1.3
Informele kennis kun je opslaan in een soort zoeksysteem om efficiënt te kunnen uitwisselen. Als je vragen hebt op een bepaald terrein zou je op internet een zoekagent moeten hebben om te raadplegen. Vervolgens zou eigen kennis hieraan toegevoegd moeten kunnen worden en het systeem moet kunnen leren van de vraag zelf. Door een vraag te stellen leg je een verband tussen meerdere kennis- en informatie-elementen. Dit kan een bijdrage leveren aan kennisontwikkeling. Met een dergelijk systeem zou je kunnen beginnen. Bij het aanleggen van een rotonde kun je informatie geven en vragen. Dat systeem zou moeten kunnen leren van de vragen die gesteld worden. Zo leren mensen ook. Ze leren van het stellen van een vervolgvraag, waaruit blijkt dat ze eerdere informatie verwerkt hebben.
expertsysteem
5.1.4
Kennisbeleid bestaat helemaal niet. Er wordt niet in samenhangende modellen gezocht naar vormen van kennis die je kunt inzetten. Er wordt niet samengewerkt. Bij het project 'Wegen naar de toekomst' gebeurt dit wel. Daar wordt een poging gedaan om kennis effectiever in te zetten. Er is vaak geen samenwerking, omdat men bang is dat een ander er met de ideeën vandoor gaat. Meer synergie is nodig. Dat kan door toogdagen en interactieve sessies te organiseren. Het kost blijkbaar moeite om elkaar als gelijkwaardige gesprekspartner te zien.
5.1.5
V&W kan de kennis die bij de ENFB (Fietsersbond) zit, inschakelen.
5.1.6
We beschikken vaak over kwalitatieve consumentenkennis en niet over kwantitatieve en dat is ook nog voor veel uitleg vatbaar. Ook ligt de kennis vaak niet binnen het bereik van de bestuurders. Consumenteninformatie is meestal ook op verschillende manieren te interpreteren. Bestuurders willen informatie en kennis altijd herleiden tot vaste kengetallen. De overheid stelt kennis die op verschillende manieren te interpreteren is niet op prijs. De overheid kan daar niet mee werken. Wel met plangetallen, maar niet met inzichten. Maatschappelijke ontwikkelingen (behoefte aan mobiliteit, marktwerking) maken het noodzakelijk dat de overheid dit soort kennis heeft en toepast in het verkeeren vervoerbeleid.
benutten van kennis door de overheid
5.1.7 kennis bundelen
Kennisbehoefte is een continu proces. Van belang is de bundeling van beleidsmedewerkers en kennisinstituten.
65
^•TS
Ontsluiten van kennis
&& v,
Je zou nieuwe paradigma's voor juridische zaken moeten bedenken, als antwoord op ontwikkelingen die op je afkomen. Het is bijvoorbeeld zo dat 'scheiding van machten' steeds lastiger wordt. Alles is steeds meer met elkaar verweven en alles is beter te beïnvloeden door ICT en de Wet Openbaarheid van Bestuur. Een specialistische dienst zou daarvoor de ruimte bieden.
5.1.8
In kleine dingen kan al veel kracht zitten. Bij STT hebben we bijvoorbeeld vier projectleiders. Elk had een eigen databestand voor relatiebeheer, met 300 a 400 mensen per project. Daar zit overlap in. Je kunt ook met een totaalbestand voor relatiebeheer werken, waar ieder zijn gegevens uithaalt. Het valt mij op dat grote instellingen dat wel doen, maar kleine niet, omdat die de techniek daarvoor missen. Zo'n relatiebeheer bestand moet je integreren in je bedrijfsvoering, zodat je toegang hebt tot het geheel van relaties, en weet of collega's ook al contact hebben met die relaties. Dat kan ook opgeschoond worden. Bij EZ is een afdeling (CBIN) die zoiets heeft, gemaakt door Matrix Systems uit Londen, Voor veel bedrijven is het (klanten-)netwerk het meest kostbare gegeven dat ze hebben. Die gegevens moeten voor alle medewerkers beschikbaar zijn, anders ben je daar veel tijd mee kwijt. Van de tijd op kantoor wordt 70% besteed aan kennisuitwisseling in de trant van 'je moet die en die eens bellen'. Er is een enorme winst te behalen door de tijd die voor transacties nodig is te beperken. Daar is door McKinsey een studie naar gedaan. Een ministerie moet steeds meer gegevens verwerken. De bestaande vorm, via de wandelgangen, is hiervoor niet toereikend. Met behulp van ITtechnieken kun je dit verbeteren. Een gemeenschappelijk relatiebeheersysteem is van cruciaal belang.
5.1.9
Mensen staan veel meer los van elkaar in een organisatie. Dat heeft te maken met werkdruk en het feit dat er door specialisatie minder overlap in het werk en de belevingswereld van mensen is. Het gevolg is dat mensen geïsoleerd raken en te weinig met elkaar kletsen. Er is teamwork nodig, veel communicatie tussen mensen van verschillende disciplines om tot overzicht te komen. Zonder overzicht is er geen visie. De organisatie is heel kwetsbaar, omdat personen heel belangrijk zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de V&W-beheersdirecties, die bestrijken een breed terrein. Hoofdkantoor, waterschappen, regionale directies etc. moeten een loket hebben voor hun onderzoeksvragen. De opdrachtgever hoeft door de nauwe samenwerking tussen de SD's geen last te hebben van het feit dat er meerdere interne opdrachtnemers zijn. (De opdrachtgever hoeft niet te coördineren tussen de SD's). Het goede samenwerkingsverband komt voort uit WONS thema's die gericht zijn op inhoud in plaats van op een dienst. Zie WIS als voorbeeld. Bij de IT-technologie (computers en modellen) is in WONS ook de regionale directie betrokken. De manier waarop wij bij V&W georganiseerd zijn, heeft tot versnippering van de juridische functie geleid. Die functie is opgehangen aan afzonderlijke directies. Het belang is ook pas laat onderkend en er is nooit centraal aangestuurd. Bij Landbouw bijvoorbeeld is dat al 30 jaar wel het geval. Dat zet het totaal anders neer. Het belang van de juridische functie en een centrale sturing daarop wordt bij V&W nu meer onderkend. De oprichting van een centrale juridische directie wordt nu doorgezet. Er is bij beleidsmakers te weinig inzicht in en kennis van de potenties van de niet-
nieuwe paradigma's
relatiebeheer
5.1.10 specialisatie
5.1.11 samenwerken in kennis
5.1.12 juridische functie
5.1.13 fietsers en voetgangers
66
Ontsluiten van kennis gemotoriseerde vervoerwijzen fietsen en lopen. Ook is er te weinig kennis van de mogelijke rol van fietsen en lopen in de totale vervoerketen en in de leefomgeving. Indien de reisafstanden kort gehouden worden, kunnen zij een belangrijkere rol spelen. 5.1.14
Samenwerkingsverbanden moeten beter op elkaar afgestemd worden. Ze moeten dezelfde basiskennis als uitgangspunten hanteren, gezamenlijk problemen definiëren, terwijl dit beperkt moet blijven tot specifieke punten. De coördinatie van beleid blijkt soms meer tijd te kosten dan dubbel werk.
5.1.15
Ik denk positief over het ministerie. De doelstellingen zijn ook positief. Maar over de te nemen maatregelen en het oppikken van kritiek, daar heb ik kritiek op.
5.1.16
Gemeentewerken hebben heel veel relaties op vakontwikkelingsgebied. Denk hierbij aan KIVI, CUR, CROW. Wij kunnen eraan bijdragen om de bundeling in stand te houden. Kennis is schaars. Wij willen dat probleem oplossen vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel als overheid.
5.1.17
We moeten meer zelf doen, beter gecoördineerd en met de juiste diepgang. Een slecht voorbeeld is DGP en DGG waar heel veel mensen met een eigen onderzoek en eigen financiën bezig zijn. Dit leidt tot verkokering van uitvoering van onderzoek. De filosofie bij water is dat alle onderzoeken lopen via de adviesdiensten, RIKZ, RIZA en de DWW. Een adviesdienst heeft een eigen positie als deskundig opdrachtgever en die moet de markt kennen. Om deskundig opdrachtgever te blijven moet een adviesdienst wel onderzoek kunnen blijven doen (dit is zwak bij DWW). Alle onderzoeken die wij willen uitbesteden lopen via de adviesdiensten. Deze beoordelen de kennismarkt en besteden de onderzoeken uit. Ik vraag mij af waar de groei van de huidige adviesdiensten op is gebaseerd.
marktkennis
5.1.18 belemmering van samenwerking
IBO en het competitie-element belemmert de samenwerking tussen Regionale directies en Specialistische Diensten van RWS en GTI's.
5.1.19
De huidige kennis moet veel toegankelijker zijn voor alle partijen. Ook in organisatorische zin moet er beter worden samengewerkt tussen de GTI's en V&W en de ingenieursbureaus. Er moeten duidelijker doelstellingen komen op ieders terrein. Uiteindelijk zal dit leiden tot meerwaarde voor alle betrokkenen.
5.1.20
We moeten de kennisinfrastructuur toegankelijker maken (paden uitzetten), de organisatie moet beter samenwerken en het management zou moeten leren van wat er beschikbaar is door terug te kijken. De band met het onderwijs is belangrijk voor de kennisuitwisseling en voor de continuïteit van het personeel.
5.2
5.2.1 kennisnavigatie
Informatie en kennisoverload De wereld verandert, er is heel veel informatie. Kennis kleeft aan mensen. Kennis is het weten en kunnen wat je nodig hebt. Informatietechnologie maakt het mogelijk om meer dingen uit te besteden. Communicatie wordt laagdrempeliger. Internet is net een omgevallen boekenkast. Je moet dus mensen hebben die daar goed de weg in weten. Waarom kan kennis op verschillende gebieden, zoals planologie, milieu en technische oplossin-
67
Ontsluiten van kennis gen, niet beter en sneller worden samengevoegd? Er moet meer en beter worden samengewerkt. De nieuwe communicatiemogelijkheden maken een snelle uitwisseling van informatie mogelijk. Dit leidt tot informatie-stress, een overload van informatie. Hoe gaan we hier mee om? Hoe ga je hier als manager mee om? De mogelijkheden om informatie te krijgen zijn beperkter geworden doordat er zoveel bronnen en verspreiders zijn en doordat het produceren van een grote hoeveelheid informatie heel gemakkelijk is geworden. Door de automatisering gaat dat produceren ook sneller. Het grote probleem is nu om inzicht in informatie te krijgen en de gewenste informatie te selecteren.
Er zijn intelligente systemen nodig om uit kennisbrij de relevante informatie te halen. Opzoek-technologie is nodig, zoals bijvoorbeeld die van Thijs Chanowsky. Vroeger werden gegevens gearchiveerd en terugzoekbaar gemaakt via kenmerken (tags). Dat werkt niet meer. In plaats van alles te archiveren, moet je alles gewoon in een grote bak gooien, waarbij je tags toevoegt met een inhoud en een richting (vectoriseren). Je kunt dan het zoekproces omdraaien. Het systeem levert gegevens die vermoedelijk voor jouw vraag van belang zijn. Chanowsky spreekt van liquid systems: de vraag die je stelt is voer waar de vissen op afkomen. Bepaalde zoekmachines op Internet werken al zo, bijv. Webferret. Die geven een antwoord met percentages van relevantie voor jouw vraag. Bijvoorbeeld bij de vraag over gegevens die te maken hebben met een tweede nationale luchthaven zouden items over het milieu kunnen boven komen, waar je niet om gevraagd hebt of niet aan dacht. Die benaderingen heten knowledge-mining. Dat is meer dan data-mining. De hoeveelheid informatie die op je afkomt kun, je niet meer allemaal lezen. Je zoekt het pas op als je het nodig hebt.
5.2.2
5.2.3 inzicht en selectie
5.2.4 kennisbrij de baas worden
De informatie-explosie zie ik als een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling. Het 'overzicht hebben' wordt hierbij steeds belangrijker en dat is persoonsgebonden, dat moet iemand in zich hebben. Er is maar een beperkt aantal mensen dat in alle informatiestromen de highlights kan zien. Mensen worden steeds meer specialisten, terwijl overzicht generalistisch is (maar misschien hoort dat wel bij elkaar, want door meer specialismen groeit de behoefte aan overzicht).
5.2.5
Ik heb niet zo'n mening over ontwikkelingen. Ik zie veel kennis, veel glossy folders, een algemeen gevoel dat we verzuipen in de informatie en daardoor toch weer te weinig informatie hebben. Dat wordt steeds erger, ondanks alle pogingen om dat te structureren en ondanks alle communicatietechnieken.
5.2.6
informatie overzien
verzuipen in kennis
Wij zijn momenteel wel erg bezig met kennismanagement. Er komt vaak te veel informatie op je af. Hierdoor is er weinig specialisatie maar zijn veel mensen generalist. Een team voor een project zou moeten bestaan uit zowel generalisten als specialisten.
5.2.7
Als STT starten wij een project gericht op knowledge-mining, ten behoeve van ontwikkeling en gebruik door de B.V. Nederland. Met name ambtenaren op ministeries raken ondergesneeuwd door een lawine van informatie. Voor dat probleem kan knowledgemining een oplossing zijn. Dat is een ontwikkeling die ik zie komen. Ik zie ook bedrijven die daarmee bezig zijn, zoals Baan.
5.2.8
68
knowledgemining
Ontsluiten van kennis 5.2.9 gefilterde media
5.2.10 selecteren van informatie
De toegankelijkheid van kennis wordt belangrijker. Die is nu al beperkt door de overvloed. Er komt meer behoefte aan aanbieders van gefilterde media die er voor zorgen dat zoekers naar kennis en informatie niet worden overspoeld. Alle informatie is tegenwoordig belangrijk. Als internet overal aanslaat is het een belangrijk medium. Hoe ga je met al die informatie om. Ik krijg ongeveer 800 e-mailberichten per dag. Je moet selecteren wat je nodig hebt. Je moet daarmee leren omgaan.
5.2.11
Door de ontwikkelingen op ICT-gebied moet o.a. het KNMI bepalen hoe ze moeten omgaan met de steeds groter wordende stroom van (meteo) gegevens en hoe die geordend, bewerkt en gepresenteerd moeten worden. Dat is een nieuwe uitdaging.
5.2.12
V&W heeft een logistiek probleem. Hoe beheers je de totale kennisbehoefte? Zet paden uit in de berg van kennis en stem de vraag af op het aanbod. Het probleem is vaak dat je niet weet wat er allemaal al bekend is en welke informatie er binnen een relatief korte termijn nodig is.
beheersen kennisbehoefte
5.3
Toegang tot informatie en kennis
5.3.1
De ENFB (Fietsersbond) ziet kennis als middel en zal zich inspannen om de positie van de fiets te verbeteren door publicaties, deelname in werkgroepen bij beleidsontwikkeling, e.d.
5.3.2
Buiten het ministerie is er veel behoefte aan kennis omdat men moet kunnen meepraten. Er is echter terughoudendheid en zelfs weerstanden van de kant van V&W om informatie en kennis te verstrekken, omdat een persoon of organisatie macht dreigt te verliezen. Dit zou niet moeten gebeuren. Niemand op het ministerie, maar ook anderen zouden kennis voor zichzelf moeten houden. Dit geldt met name voor de relaties tussen overheden en maatschappelijke organisaties. Ook lokale actiegroepen zouden beter toegang moeten krijgen tot kennis. Bij consultants en bedrijven is marktwerking. Daar kun je niet omheen. Dat is een gegeven en is nodig voor de kwaliteit/prijsverhouding. Hier is het schipperen tussen twee kwaden.
marktwerking en macht beperken kennisverstrekking
5.3.3
Het ontwikkelen en exploiteren van een kennissysteem zou zinvol zijn. V&W en consultants kunnen hieraan meewerken.
5.3.4
Kennis is niet voldoende beschikbaar voor degenen die dat nodig hebben.
5.3.5
Kennis is ook macht. Onderneming houden vaak kennis vast voor zichzelf. Als overheid is dit lastig. Bij zogenaamde precompetitieve kennis ligt uitwisseling voor de hand. Dat is kennis die je toch wel hebt. Het is met het oog op de concurrentie en marktwerking van belang dat je bepaalde kennis voor jezelf houdt (o.a. consumentenkennis). Ook voor de rijksoverheid geldt dat je niet alle kennis vrij hoeft te geven. Als een bedrijf kennis voor zich mag houden, dan moet overheid dit ook kunnen. Stel dat een onderneming er achter komt dat er behoefte is aan halvarine in een hogere prijsklasse, duurder dan roomboter. Als deze onderneming die kennis gaat uitdragen, verkoopt hij misschien niets meer. De overheid zou beter moeten kijken wanneer zij kennis wel of niet beschikbaar stelt. Ze moet dus niet altijd kennis beschikbaar stellen i.v.m. een politieke verplichting.
kennis en macht
69
Ontsluiten van kennis Op het gebied van water loopt Nederland voorop in de wereld. We zijn immers als Rijkswaterstaat al vroeg begonnen met watersystemen, (kwaliteit en ecologie) en de bijbehorende maatschappelijke relaties. We moeten meer nadruk leggen op het economisch sociologisch systeem. Er is ook meer behoefte aan flexibele modellen dan aan lijvige rapporten (zie WSV nieuwe stijl). We moeten ons richten op het stellen van prioriteiten in het onderzoeksveld en het opsporen van relevante stuurknoppen.
.*•:*•vti. .
Er is heel veel kennis, maar die is niet beschikbaar voor mensen die dat ook nodig hebben. Dat geldt zowel voor inhoudelijke kennis als ten behoeve van het beleid en toekomstig beleid. Er is kennis bij V&W, die voor andere organisaties lastig toegankelijk is. Ik denk aan de betekenis van afspraken over bijvoorbeeld nulbelasting van de Noordzee. Daar zijn afspraken over gemaakt tijdens een ministersconferentie in 1995. Dit heeft consequenties voor bedrijven, voor producenten en consumenten,. Zij zullen daar fors mee aan de slag moeten wil je die doelstellingen halen. Men is nog nauwelijks bezig die consequenties door te denken, laat staan dat vergunningverlenende instanties daar iets mee kunnen. Dat is ook een manco aan NW3 en NW4. De doelstellingen worden niet gehaald, doordat ze te hoog gesteld zijn qua termijn, of doordat ze buiten beeld raken. Dat levert veel teleurstelling op. Helderheid en oog voor de consequenties bij de uitvoering van doelstellingen en afspraken is daarom heel belangrijk. Je moet voorkomen dat je dingen gaat afspreken die je niet kunt uitvoeren. Je hebt gefaseerde doelstellingen met een helder traject nodig, dat moet je dan ook doorzetten naar de consequenties voor de implementatie. Dat speelt ook op korte termijn, bijvoorbeeld bij de AMVB 'open teelt', gericht op het terugdringen van vervuiling van grond- en oppervlaktewater door bestrijdingsmiddelen en meststoffen uit landbouwgrond. De mensen op uitvoeringsniveau wisten niet welke kant het opging, terwijl dat toch al aardig duidelijk was. Je kunt daar al eerder op inspelen met opleidingen, informatie verstrekken etc, zodat de medewerkers die het aangaat weten waar het over gaat als het zover is. Op een gegeven moment zit je medewerkers van de overheid voor te lichten wat het ongeveer zal worden. Dat is toch oneigenlijk. Ik zie een toenemende invloed van de informatie- en communicatietechnologie. We moeten leren omgaan met data - hoe biedt je data, zoals geodata, aan? Beschikbaarheid van datawarehouse systemen zullen steeds meer aandacht vragen, ook bij RWS. Geodata zijn een onderontwikkeld gebied bij RWS. Nieuwe ontsluitingstechnologieën, zoals datawarehousing, komen eraan. Standaardisatie van data wordt belangrijker als basis voor uitwisseling van data en voor berichtenverkeer. Voor de GWW-sector is dit uitermate belangrijk. Kennis vanuit de gezondheidszorg wordt ad hoc naar andere departementen doorgezonden. Dat is niet voldoende. Beleid moet pro-actief zijn om problemen te voorkomen. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld verkeersslachtoffers: voorkomen moet het doel zijn, niet het behandelen van verkeersslachtoffers. De kennis die beschikbaar is binnen het departement moet ook beschikbaar zijn voor anderen. Je zou een toetsingskader moeten hebben om consequenties voor andere beleidsterreinen in kaart te brengen. Een turflijstje. Gezondheidseffectrapportages zijn daar een instrument voor. Dat is wel veelomvattend en kost veel energie. Je zou een hele korte aandachtspuntenlijst moeten maken. Daarna zou je het leggen van contacten op basis van de uitkomsten van zo'n turflijst moeten organiseren.
70
5.3.6 lijvige rapporten
5.3.7 actief informeren
5.3.8 datawarehousing
5.3.9 gezondheidseffectrapportages
Ontsluiten van kennis 5.3.10 kennisoverdracht inbouwen
5,3.11 knowledge mining
Kennis zou meer dan nu toegankelijk moeten zijn. Databanken moeten aan elkaar gekoppeld worden en algemeen toegankelijk gemaakt. Op het terrein van de volksgezondheid starten jaarlijks ongeveer 5000 projecten. Lopende projecten toegankelijk maken betekent een flinke investering. Nu zijn die nog niet toegankelijk. Eerder publiceren van resultaten is soms nuttig, maar vraagt van onderzoekers meer oog voor het algemeen belang. Ze kunnen dan misschien niet publiceren in de tijdschriften die voor hun eigen profilering interessant zijn. Het is belangrijk tussentijds rapportages te vragen en een voorziening maken waar dat in kan gebeuren. Wij leveren een voorzet in onze projecten door tussentijdse rapportages, nieuwsbrieven en symposia. We vragen een implementatieplan bij projectvoorstellen en een communicatieplan bij programma's. Daar zorgt ZON zelf voor, bij de invulling waarvan projectleiders een rol krijgen. In een subsidiebrief worden voorwaarden gesteld over medewerking hieraan. Dat kost de indieners toch veel tijd en het vraagt ook om een stukje opvoeding. We proberen zo een stukje pro-actieve kennisoverdracht in te bouwen. Kennisbehoefte V&W is verschrikkelijk breed. De vraag is hoe we alle mogelijke kennis die een ambtenaar nodig heeft op dat moment toegankelijk kunnen maken. Daarvoor moeten gereedschappen gemaakt worden. Knowledge-minig kan hier helpen. We moeten dan de kennis en kunde van personen toegankelijk maken. Chanowsky heeft hierover een project voor V&W lopen, gericht op informatie uit Brussels voor ambtenaren.
5.3.12
De mogelijkheden om informatie te vergaren en te verspreiden nemen toe, maar door de grote hoeveelheid en de toenemende kosten van verwerving wordt dat ook weer lastig voor een club als de Vöetgangersvereniging.
5.3.13
Als voetgangersvereniging zitten we nu in een fusie-proces met Veilig Verkeer Nederland en Kinderen Voorrang. Meeblazen in de informatiestroom vraagt om een grote omvang van je organisatie. De toegang tot media is ook lastiger te vinden dan 10 tot 15 jaar geleden.
meeblazen is lastig
5.3.14 toegang structureren
De laatste jaren komt er door onderzoek vanuit V&W, met name RIZA, vrij veel kennis en informatie, bijvoorbeeld op het terrein van watersysteemverkenningen. Dat is hartstikke goed. Dat moet niet stoppen, die monitoring. Veel onderzoekskennis blijft ontoegankelijk. Bij oriëntatie op nieuwe terreinen is het lastig om goede informatie boven tafel te krijgen die bij V&W aanwezig is. Informatie over waar je waterbeheerders op kunt aanspreken, is moeilijk toegankelijk. Het gaat dan om informatie uit onderzoek dat in opdracht van RWS is uitgevoerd. Op een of andere manier moet je die toegankelijkheid structureren. De diverse actoren in het veld op het gebied van waterkwaliteit zouden dan beter weten waar ze aan toe zijn. Het gaat om feitelijke informatie. Ik zie wel pogingen daartoe, maar het kan veel meer.
5.3.15
Via Internet zijn rapporten en artikelen nu makkelijker te krijgen dan vroeger. Maar basisgegevens zijn lastiger te krijgen, die staan er niet op. Je kunt bijvoorbeeld veel artikelen vinden over 'nafta'. Maar wat nafta nu eigenlijk is, die informatie moet je elders halen, die vind je niet op het Internet.
5.3.16
De bestaande hulpmiddelen om kennis te kunnen overzien en gebruiken schieten tekort. Computer- en informatiesystemen kunnen een rol spelen.
71
Ontsluiten van kennis
v,
Het is moeilijker geworden om een antwoord op je informatiebehoefte te krijgen in de vorm waarin je die zou willen. Het CBS geeft nu teksten uit met informatie in plaats van tabellen met getallen. Die tabellen met getallen moet je nu apart kopen. Dat is vaak een kostbare aangelegenheid. Dat kost al gauw enkele duizenden guldens. Dat is veel voor een club als de Voetgangersvereniging.
5.3.17
In eigen land is het in kaart brengen van stoffen gemakkelijk. Dat kun je dan weer inbrengen in internationaal verband, waar vaak hetzelfde speelt. Ook kun je informatie, ideeën, een manier van aanpak van andere landen oppikken. Sommige landen, Denemarken bijvoorbeeld, hebben productregisters waar gemeld wordt welke stoffen in de producten zitten die op de markt gebracht worden. Daar kun je informatie uit halen. Dat doen we in Nederland ook. Je kunt ook kijken hoe een dergelijk register is opgezet en werkt. Dat wordt niet echt gedaan, er is geen discussie over of dat systeem in Nederland of in Europees verband ingevoerd zou kunnen worden. Onderhouden en up-todate houden van zo'n systeem is een gigantische klus. Je praat over honderdduizenden produkten.
5.3.18 'stoffen'-informatiesysteem
Kennis moet geregistreerd worden en bereikbaar voor iedereen in een organisatie.
5.3.19
Meer initiatief voor geodata-management is voor RWS belangrijk, net als het op orde hebben van eigen data en het beschikbaar stellen aan burgers en bedrijven. Er moet ook aandacht komen voor visualiseren en ondersteunen bij besluitvormingstrajecten.
5.3.20
De WONS-programma's zijn goed om kennis te structureren, maar er moet meer nazorg gegeven worden, zodat de kennis ook bij de doelgroep komt. Betrek de doelgroep bij het onderzoek via bijvoorbeeld een begeleidingscommissie, dan is er al kennisuitwisseling. In een begeleidingsgroep komen bovendien verschillende inzichten van personen bij elkaar. Je kunt op die manier kennis inzetten bij het oplossen van maatschappelijke problemen. Men wil bijvoorbeeld weten wat de gevolgen van de visserij zijn. V&W weet allang hoe het zit, maar alleen een rapport schrijven helpt niet. Als je mensen uit de visserijsector, ministeries, etc. bij elkaar zet en ze samen onderzoek laat doen., doet het proces op zich zijn werk Het maakt dan niet uit wat eruit komt. Dat is een vorm van kennisontwikkeling, want iets is pas kennis als het tussen de oren zit.
5.3.21 doelgroep betrekken bij kennisontwikkeling
Het valt mee met de kennisbehoefte op V&W terrein. Wat er is wordt weinig gebruikt. Je hebt een beter kennismanagement nodig.
5.3.22
Kennis is essentieel voor de HDTP/V&W. Je probeert op vele manieren kennis te vergaren. Ten eerste door middel van onderzoek. Het onderzoeksbudget van HDTP bedraagt ongeveer 10% van het totale budget. Dit zal in de toekomst toenemen. Ten tweede door middel van gesprekken met marktpartijen. De industrie levert veel informatie. Bovendien is er veel monitoring om te bekijken wat er in internationale organisaties omgaat. Er zijn een aantal standaardisatie-organisaties, zoals het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). Deze organisaties ontwikkelen standaarden voor apparatuur. Bij deze instituten wordt kennis ingebracht. R&D brengt nieuwe technieken in. Deze nieuwe technieken worden gebruikt bij het ontwikkelen van de standaard. Hiermee zijn grote belangen gemoeid. Iedereen neemt een nieuwe techniek namelijk over als die gestandaardiseerd wordt. Er wordt dan ook veel gelobbyd om nieuwe kennis op te kunnen
5.3.23
72
kennisvergaring
Ontsluiten van kennis doen. Andere manieren om kennis te verzamelen zijn vakliteratuur en je contactenkring. 5.3.24
Twee aspecten waar kennis uit bestaat (draagvlak en visie/inzicht) worden erg onderbelicht. Maar die zijn juist erg belangrijk bij kennisontwikkeling. Kennis moet je bij iemand in een verband plaatsen, wil de inspanning van onderzoek rendement hebben.
5.3.25
Decentralisatie van beleid en werken in partnership tussen organisaties vraagt om een andere kennisstructuur en een ander kennismanagement. Aan de ene kant moet men goede oplossingen vinden, aan de andere kant moeten nieuwe inzichten kunnen opduiken. Dit vereist dat kennis beschikbaar moet zijn, maar ook dat de beleidsontwikkeling zodanig 'gemanaged' wordt, dat de beschikbare kennis ook goed gebruikt wordt bij de beleidsontwikkeling.
5.3.26
Er zijn knelpunten in de kennisinfrastructuur t.a.v. kwaliteit en competentie. Een knelpunt is het bruikbaar maken van kennis: de overdracht. Hier bestaan verschillende mechanismen voor. De ervaring van NWO/STW is, dat het belangrijk is om gebruikers vroegtijdig bij zaken te betrekken, zoals in de gebruikerscommissies van STW-projecten. Daarnaast kan er uiteraard gepubliceerd worden, er kunnen gebruikersdagen en symposia georganiseerd worden, etc. Verder is het plaatsen van promovendi bij organisaties, bedrijven, etc. een belangrijk mechanisme. Zo financiert NWO promovendiplaatsen bij het KNMI.
knelpunten kennisinfrastructuur
5.3.27
De decentralisatie bij de overheid maakt dat het aantal contactpunten dat nodig is voor het verkrijgen en verzenden van informatie ook veel groter is geworden. Dat betekent dat het moeilijk is om je stem gehoord te krijgen.
5.3.28
Bij een proces als INFRALAB wordt (hoewel erg onbeholpen) geprobeerd om informatie-verkrijging en informatie-verschaffing in de context van het proces zelf te vatten. Dat vind ik gunstig.
kennisoverdracht
5.3.29 kennisoverdracht
5.3.30 kennisoverdracht
5.3.31 kennisoverdracht
Bij kennisprogramma's spelen kennisinstituten een belangrijke rol. SD's hebben over het algemeen geen goed inzicht in draagvlak. Als je kennis programmeert moet je niet verwachten dat je draagvlak creëert. Hier ligt verantwoordelijkheid voor de SD's zelf, maar ook voor de opdrachtgevers, de mensen die de programmering doen. De SD's zouden er voor moeten zorgen dat er minder rapporten komen en dat de rapporten meer op hoofdlijnen gericht zijn. Nu zie je dat een antwoord van een SD voor 50% te gedetailleerd is, omdat de onderzoeker geen overzicht heeft. Men wil vaak alles meenemen in zo'n rapport. Er is een hoge graad van professionaliteit, van deskundigheid binnen de departementen. Dat moet je optimaal ontwikkelen. Maar vergeet de politiek niet, want het volk wordt vertegenwoordigd door leken op de meeste gebieden. De parlementariërs krijgen 95% van hun informatie van de departementen. Ambtenaren in de departementen moeten dat beseffen. V&W heeft op het gebied van waterkwaliteit een heel open structuur. Dat is in andere landen wel eens anders. De kennis van V&W (beleidsstukken, persoonlijke contacten) wordt veel gebruikt door derden.
73
k V
Ontsluiten van kennis Output van de kennis van de departementen is moeilijk te verkrijgen. Wetenschappelijke bureaus bijvoorbeeld krijgen niet automatisch de rapporten opgestuurd die ook naar de Kamer gaan. Bij departementen zijn geen standaardlij sten van namen waar rapporten heen moeten gaan. We keep in touch with the practice by informal meetings with people at the cantons. As EAWAG is the only institute in this field we know the people. As EAWAG is famous for wastewater treatment research we have good contacts with treatment and drinking water companies. Zehnder pushed customer oriented research at EAWAG. Not everybody likes that. Technische kennis is vaak niet tijdig beschikbaar binnen en buiten het ministerie. Omdat kennis minder beschikbaar komt, is de behoefte aan kennis beperkter. Als je meer verstrekt, ontstaat er ook meer behoefte. Verantwoording door de overheid vraagt om meer kennis binnen en buiten ministerie. Kennis moet beschikbaar zijn voor wie deze nodig heeft en erom vraagt. Men moet daarom weten dat die kennis er is en hoe te krijgen.
5.3.32 kennisoverdracht
5.3.33 kennisoverdracht
5.3.34 beschikbaarheid van kennis
Er is een zekere schaal nodig om professioneel te kunnen optreden. De drempel kan zo laag mogelijk worden gemaakt door gegevens toegankelijker te maken, bestanden in duidelijke vorm aan te leveren. Het ministerie zou zich dan in veel gevallen kunnen beperken tot het stellen van randvoorwaarden en het beschikbaar maken van informatie.
5.3.35
V&W heeft zelf een immense schaalgrootte. Er zijn ongeveer 30 V&W-persvoorlichters tegenover 2 NRC-redacteuren! Een onafhankelijke, kritische pers is zo wel heel moeilijk. Veel informatie wordt alleen doorgegeven, zonder dat redacteuren iets kunnen verifiëren (er stond bijvoorbeeld in het nieuws dat een Waddenclub stelt dat Defensie oefent zonder de vereiste vergunningen). Als nu zo maar wat wordt beweerd, kan de schade groot zijn. Toegankelijke informatie zou die verificatie kunnen vergemakkelijken.
5.3.36
De vraag wat je doet met overheidskennis is actueel. Twaalf jaar geleden werd KNMI door de overheid verteld te gaan 'marketen' om extra geld binnen te krijgen. Vanaf dat moment zijn we informatie gaan verkopen aan marktpartijen. Dit beleid wordt nu op 1/1/99 gestopt en de vraag die dan op komt is wat we als KNMI (overheid) gaan doen met onze kennis. Is V&W er voor het bedrijfsleven of voor de burger? Mijn persoonlijke mening is dat overheidsinformatie zo goed mogelijk voor de burger beschikbaar gemaakt moet worden, dus zonder kosten. Laat de commercie dan maar met instrumenten komen om die informatie makkelijk bij de klant te krijgen. De informatie zelf dient gratis van de overheid te komen. Doe je dit niet dan dreigt de overheid een concurrent te worden van het bedrijfsleven en dat is een situatie die je wilt voorkomen. Het is ook om andere redenen niet verstandig om weersinformatie voor geld aan te bieden aan geïnteresseerden. In bijv. de VS is overheidsinformatie, dus ook weersinformatie, gratis te verkrijgen. Het KNMI levert volgens afspraken gratis weersinformatie aan de VS. De commercie kan deze gegevens dus via een omweg gratis uit de VS halen. Het is tenslotte ook praktisch onmogelijk om de digitaal opgeslagen weersinformatie voor 100% te beschermen tegen "hackers", etc.
5.3.37
74
beschikbaar stellen overheidskennis
s*-
JL.
jr
Maatschappelijke problemen waar V&W mee te maken heeft, houden zich niet aan de traditionele kennisgrenzen. Daarom is veel aandacht nodig voor het bijeenbrengen en met elkaar laten communiceren van verschillende disciplines. Integraliteit en systeemdenken zijn sleutelbegrippen. Dat vraagt om standaardisatie en om 'mengkennis': het resultaat van de vaardigheid om kennis te combineren en te integreren.
L.
Ontsluiten van kennis 5.3.38 kennis veroudert snel
De vraag is hoe je alle kennis, waar die zich ook bevindt, bij elkaar krijgt en hoe je die kunt combineren? Het is niet nodig om je te richten op bepaalde kennisterreinen. Kennis veroudert snel. Je moet je richten op het hebben van kennis en het ontwikkelen van kennis. Voor de overheid houdt dat in dat de beleidscyclus verkort moet worden, iets wat in het bedrijfsleven 'time to market' wordt genoemd. Politieke druk binnen de overheid leidt tot cyclusverkorting van het beleid. Achter Schiphol zit bijvoorbeeld een enorme kennis op het gebied van milieueisen, technische bouwkennis, ontwikkeling van de luchtvaart, technologie, etc. Door het Kennisproces beter te benutten maak je winst op het terrein van de belangendiscussie.
5.3.39
Met moderne technieken heb je een goed hulpmiddel om andere informatiebronnen te raadplegen. Gebruik die technische hulpmiddelen voor de toegankelijkheid van de informatie in combinatie met de mensen. Naast bewaarders is er behoefte aan kennismanagers.
5.3.40
Door technologie is het uitwisselen en delen van kennis mogelijk. Kennisuitwisseling leidt tot kennisverdubbeling want dan bezit je beide kennis.
kennisuitwisseling = kennisverdubbeling
5.3.41 verspreiden van kennis
Hoe zorg je dat kennis op de plaats komt waar het gebruikt wordt. Verspreiding van kennis is belangrijk. Het gaat niet alleen om het weten maar ook om het laten weten.
5.3.42
Internet is een belangrijk communicatiemiddel, maar ik vraag me af of het nu werkelijk een ideale bron van kennisvergaring is. Je ergert je aan de moeilijke toegankelijkheid van de informatie: de zoekprogramma's geven je zelden in een aanvaardbaar kort tijdsbestek wat je zoekt.
5.3.43
Workflow management en scanning van documenten (keuringsaanvragen, typekeuringen, eisen aan voertuigen) vervangen de 'papieren processen' zodat alles vanaf elke locatie te raadplegen zal zijn.
5.3.44
Het bedrijfsleven loopt er bij de specialistische diensten zoals R1KZ tegenaan dat de kennis moeilijk toegankelijk is voor de markt
5.3.45
Ik geloof in spreiding. Het verstrekken van veel korte blokjes informatie werkt goed. Bijvoorbeeld korte berichtjes in huis aan huis blaadjes en tijdschriften als 'Blik op de Weg'. Daar bereik je meer mensen mee dan met die dingen langs de snelweg die jullie nu geïnstalleerd hebben met informatie over de wegen etc. Of die RWS-tent die door het land gaat. Werkt dat nou?
kennisoverdracht
5.3.46 kennisoverdracht en veiligheid
Mensen vinden veiligheid steeds vanzelfsprekender en men vindt de overheid daarvoor verantwoordelijk. Dat betekent dat je mensen moet laten zien waar welke risico's zijn. Dat is een kwestie van informeren en communiceren, waarbij tijdsplanning een belangrijke rol speelt. Er blijven onvoorspelbare dingen, zoals het hoge water of verkeers(on)veiligheid. Blijf daar aandacht aan besteden, want anders komt het een keer onverwacht als niemand er meer aan denkt of er meer oog voor heeft. Aan de andere kant neemt de overheid de verantwoordelijkheid voor veiligheid ook voor een deel zelf op zich. Bijvoorbeeld de storm met Hemelvaart een paar jaar geleden, waarbij veel doden zijn gevallen. Het KNMI trekt zich nog steeds aan dat ze eerder hadden moeten waarschuwen.
75
m-tim
Ontsluiten van kennis Belangrijk is een deskundig communicatiesysteem. Er zit een spanningsveld in de interactie met het publiek. Wat V&W opschrijft is ambtelijk, beleidsmatig. Beleidsmakers zijn gevoelig voor wat politiek haalbaar is, wat nog wel/niet kan, als ze iets opschrijven. Het publiek wil concrete dingen horen, harde voorbeelden. Mensen uit de wetenschap zijn minder politiek gevoelig. Mensen komen steeds meer in een beeldcultuur terecht. Ze willen snelle informatie, geen uitvoerig beleidsverhaal. Er is dus een communicatieprobleem hoe je zo compact mogelijk het publiek kunt informeren. Er valt veel te verbeteren in de communicatie tussen V&W en het publiek. Informatie over de files dat lukt nog wel, maar het probleem ligt bij de grotere lijnen: Waar wil je naar toe? Het vergt nogal wat van de burger om daar in mee te gaan.
,
5.3.47 kennisoverdracht
5.3.48 kennisoverdracht
Overig
5.4
Wij hebben mensen die kennis hebben over operationele veiligheid. Momenteel wordt ervaring uitgewisseld tussen ons en V&W naar aanleiding van het ongeluk met het vliegtuig van Transavia. Deze uitwisseling zou verdiept en verbreed moeten worden.
5.4.1
Mijn bijdrage aan het voorzien in de kennisbehoefte ligt hierin dat ik in gesprek blijf, mijn netwerk onderhoudt, zorg dat we kennis met elkaar delen. We moeten zorgen dat we weten wie wat in huis heeft.
5.4.2
Onafhankelijker kritisch denken is nodig. Allerlei juichende energierapportages moeten afgezet worden tegen kritiek van milieuorganisaties. Als je dat doet, zie je toch zorgwekkende ontwikkelingen. Het railverkeer bijvoorbeeld is inderdaad energieverslindend en vervuilend. Een kiezel langs de spoorlijn zou na laboratoriumonderzoek tot ingrijpende maatregelen leiden als men dacht dat die kiezel uit een achtertuintje kwam. Betrek ook de academies meer bij het onderzoek om het onafhankelijk kritisch denken te bevorderen.
5.4.3
Kennis helpt bij het wegnemen van onzekerheden. Dit heeft een rituele component. Door meer kennis te verzamelen voel je je zekerder. Dubbelzinnigheid in een advies is niet erg. Je moet de afwegingen op een rijtje kunnen zetten en kiezen.
5.4.4
kennisuitwisseling
'ir
Het probleem is kennisoverdracht en niet dat er meer kennis moet zijn. De kennis die er moet zijn, moet tussen de oren zitten en niet in kasten.
76
benutten van kennis
5.4.5 kennisoverdracht
Kennis integreren 6.1
Integraliteit van kennis
6.1.1
Er is een toenemende eis tot een integrale benadering van problemen en mogelijkheden.
6.1.2
Natuur en wonen komen samen. Zij zijn niet zo tegenstrijdig als het lijkt. Wonen, natuur (lekker wonen aan de plas), maar ook werk (dienstverlening zorgt niet voor horizonvervuiling) kun je samenbrengen in 'leefwijken'. Het is goed voor de afname van de mobiliteit. Idee van een student: "vervang het hoofdwegen net door een zeer fijnmazig net van tertiaire wegen'.
6.1.3
In onderzoek heb je naast bètadisciplines ook iets van gammadisciplines nodig. Dat klinkt als een open deur, maar in de praktijk is dat voor RWS best lastig, omdat we de nuanceringen missen. Gammadisciplines worden er vaak op een laat moment bijgehaald. Het echte interdisciplinaire werken, ook met de gammadisciplines, is nog een lange weg. Wat moet je als RWS zelf kunnen en wat kun je inhuren? Ik denk dat je zeker iets moet inhuren, dat geldt ook voor de bètadisciplines, maar je moet ook zelf terzake kundig zijn om te kunnen inhuren. Dat is nu te weinig. Het gamma-aspect is nog teveel een sausje dat er overheen gaat.
bèta & gamma
6.1.4 fundamenten
6.1.5 integrale opstelling
6.1.6 keten van integratie
Toxicologie wordt meer gedreven door maatschappelijke omstandigheden dan door nieuwsgierigheid. Het is moeilijk om van bijvoorbeeld NWO geld te krijgen, terwijl we toch wel fundamenteel onderzoek doen. Multidisciplinair onderzoek past niet binnen de NWO-structuur. Dat geldt ook voor de waterbodemproblematiek. Er is geen geld te vinden voor fundamentele vragen. Wat gebeurt er nu precies allemaal in zo'n bodem? Meer inzicht vraagt aandacht voor fundamentele zaken. Daar is geen belangstelling voor omdat je binnen enkele jaren geen directe resultaten kunnen laten zien. De fundamentele kennis over hoe en wanneer zware metalen en toxische stoffen vrijkomen is echter wel nodig. We kennen de processen niet, kunnen dus ook niet lineair extrapoleren. Terwijl wel risico's gezien worden, zoals het vrijkomen van grote hoeveelheden cadmium. Kijk naar de Zweedse meren met hun verzuring. Om zinnige uitspraken te kunnen doen moet je naar de fundamenten kijken. In de toekomst, die in 1994 is ingezet, staan er twee trefwoorden centraal, waarvan integraliteit er een is (de andere is interactiviteit). Niet alleen veiligheid en bevaarbaarheid, maar ook andere waarden als milieu, landschap, recreatie worden belangrijk gevonden. De integrale opstelling heeft een dubbel karakter, aangezien RWS publicaties wel een groene rand hebben, maar niet duidelijk is wat nu prioriteit krijgt: veiligheid, bevaarbaarheid, natuur of milieu. De investeringen voor groen Nederland zijn zeer vaag geformuleerd. Op centraal niveau wordt er een bedrag genoemd zonder invulling (op deelprojectniveau is er meer duidelijkheid, bijvoorbeeld over natuurvriendelijke oevers voor de Bovenmaas). Nodig is het beheersen van de 'keten van integratie'. Deze keten - processen begrijpen, experimenteren, modelleren, voorspellen, monitoren - kan alleen door samenwerking tussen instituten (RWS, universiteiten, GTI's, bedrijfsleven) succesvol doorlopen worden. De regie en kennismanagement van de keten van integratie dient door het hoofdkantoor van RWS te worden gevoerd
79
Kennis integreren Binnen de aannemerij (midden- en kleinbedrijf) is er geen behoefte aan een omslag van V&W op dit moment. Er is daar meer behoefte aan een duidelijke begeleiding. De grotere bedrijven komen zelf met concepten en ideeën. Zij hebben ook hun eigen ingenieursdiensten. Het kleinbedrijf moet het hebben van technisch hoogwaardige trucs en als onderaannemer. Een parallel kan hier worden getrokken met de utiliteitsbouw (daar worden de schilders en stukadoors gewoon ingehuurd).
6.1.7
Er is meer projectmatige en interdisciplinaire samenwerking volgens matrixmodel nodig. Dit is nu echt onvoldoende en het management moet dit verbeteren. Met een reorganisatie wordt dit deels opgelost, deels is ander management nodig. Ik heb zelf bijv. in de laatste vijf maanden geen hoofdafdelingshoofd op de werkvloer gezien.
6.1.8
Er moet naar integraliteit gezocht worden. Op alle departementen komt van alles over je heen. Er zijn onderwerpen die het hele ministerie raken en niet alleen één afdeling.
6.1.9
Gerichte opleidingen voor het integreren van deelgebieden zijn er niet. Dat zou je moeten hebben. Het hangt nu teveel van het toeval af of iemand daar gevoel voor heeft. Je hebt een integrale aanpak nodig, anders komen we er niet meer uit. Neem de klassieke luchtverkeersleiding en vliegtuigontwikkeling. Die weten veel te weinig van eikaars mogelijkheden. Je werkt daardoor niet geheel optimaal. Voertuigontwikkeling gaat privaat, verkeersgeleiding door de overheid. Daardoor wordt er los van elkaar gewerkt.
6.1.10
Nederland moet het combineren van mens, natuur en technologie als een uitdaging zien. Dat is echt investeren in de toekomst, maar het moet wel geprikkeld worden onder andere door nieuwe ideeën een impuls te geven.
V:\
Voor de kennisbehoefte op V&W-terrein moeten terreinen gekoppeld en toegankelijk gemaakt worden. Kennis is er wel maar te gefragmenteerd en is niet samenhangend vertaald naar beleidsrelevantie. De kennis moet bijeengebracht worden om op een hoger niveau dan nu een probleemanalyse te kunnen maken. Breng kustbeheer, dijken bouwen, verdroging en uitwatering met elkaar in verband om het totale systeem en de bedreigingen in kaart te brengen.
matrixmodel
integrale aanpak deelgebieden
6.1.11
6.1.12 kennis koppelen op hoger niveau
Mengkennis (kunnen integreren van kennis)
6.2
In het RADAR-rapport van EZ staat onder meer dat er te weinig interactie tussen de disciplines zou zijn. Ook is het een vraag op welke schaal die interactie (en integraliteit) zou moeten worden nagestreefd, zie ook het RMNO-rapport 134 (factor 4), met name de bijdrage van Nijkamp.
6.2.1
AW kan een rol spelen op het gebied van kennisintegratie.
6.2.2
Wat niet gedekt is, is de kennis van mensen om diverse disciplines te kunnen integreren. Dat komt door de traditionele opsplitsing in gebieden. Dat zou je moeten ontwikkelen.
6.2.3
Hoe meng je kennis? Brinkman (voorzitter van de AVBB)noemde dat al mengkennis, maar je moet weten hoe je dat mengen van kennis doet. Hoe de kwaliteit van een gebied verhogen met de aanleg van een nieuwe weg? Daar is een gebiedsgerichte aanpak voor
6.2.4
80
integreren
mengkennis
Kennis integreren nodig. Als we het groen in de randstad open willen houden, dan moet de groene ruimte iets waard worden. En ik denk dat daar blijvend behoefte aan is. De samenleving zal blijven vragen om meer kwaliteit van de leefomgeving. We kunnen dat ook betalen. 6.2.5
Projectorganisaties moeten binnen SD's meer door de organisatie heen zijn. Er moet meer een structuur komen waarbij mensen van verschillende afdelingen rond een bepaald terrein de lijn uitzetten, dat moet niet binnen de muren van een afdeling gehouden worden. Dat werkt motiverend. De integraal manager zou minder te vertellen moeten hebben.
6.2.6
Er wordt beter gekeken naar het integraal samenwerken. Disciplines werken samen (integratie met natuurprojecten of afvalverwerking en berging). Dit betekent meer samenwerking met andere overheden.
6.2.7
Het verband ontbreekt tussen kennis van de sociale psychologie voor verkeer en vervoer en de kennis van het functioneren van het verkeer- en vervoersysteem. Zo begrijpen de Ruimtelijke Ordening en het Verkeer en Vervoer elkaar ook niet, ze hebben andere doelen en zelfs een andere vocabulaire. De aandacht moet verschuiven van het onderzoeken van afzonderlijke, (sub)sectorale problemen naar het zoeken van mogelijke oplossingen voor samenhangende problemen. Laat eens iemand promoveren op samenhang van terreinen! Die samenhang in de kennisontwikkeling is (nog) niet tot stand gekomen omdat het beleid soms het echte probleem niet wil weten en dus onvoldoende diepe vragen stelt aan de instituten. Men reageert liever op dingen die wel een haalbare oplossing schijnen te hebben, het hemd is nader dan de rok.
6.2.8
We moeten ook aan kundemanagement doen, het kunnen wat we kennen. Hebben en houden we de benodigde kennis, leren we van onszelf en anderen en gebruiken we die lessen dan ook, houden we rekening met vastgestelde kennis (het hebben van een kennisgeheugen)?
kennis- en kundemanagement
6.2.9
RIZA is sterk, want daar is een combinatie van technisch inhoudelijke kennis en beleid; de combinatie van 'fact' en 'fiction'.
6.2.10
Bij de kennisbehoefte op V&W-terrein wordt meer aandacht gevraagd voor de samenhang tussen gedrag, marktmechanisme en de keuzen van infrastructuur, c.q. het voorzieningenniveau. Om beter te kunnen bijsturen is daar kennis over nodig of misschien is die er nu wel ergens, maar dan moet die beter toegankelijk worden gemaakt voor het bestuur en de politiek.
6.3
Integraliteit van problemen
6.3.1
Complexe problemen zijn niet makkelijk op te lossen. Er is een meer integrale benadering nodig.
6.3.2
De waterkeringfunctie van de duinen zal nog meer moeten concurreren met natuurbeschermingsbelangen, recreatie, milieu en verkeer en vervoer. Vroeger zei RWS: "we hogen de duinen op", voerde dit uit en klaar was Kees. RWS was een staat in de staat, nu en straks nog meer dient het overlegmodel gehanteerd te worden. Er is meer inzicht en subtiliteit nodig met andere kennisinzichten als gevolg.
complexiteit van de problemen
81
Kennis integreren Ten behoeve van de coördinatie moet naar mijn mening V&W de centrale rol gaan vervullen in het integratieproces. Overigens is de driedeling RWS Hoofdkantoor, RWS Specialistische Diensten en RWS Regionale Directies een belemmering voor de integraliteit van het proces waarbij problemen opgelost worden!
"f"
6.3.3 coördinatie in tegmtieproces
In Nederland zullen op afzienbare termijn grootschalige civieltechnische ingrepen nodig zijn, ingepast in het natuurlijke systeem, om ruimte te bieden voor leven en werken. De uitdaging en de kansen zitten daarbij in de schaalgrootte, de bestuurlijke- en milieurandvoorwaarden en de mogelijke effecten van de stijging van de zeespiegel en/of klimaatverandering.
6.3.4
Alles wordt complexer en vraagt om meer integrale oplossingen. Bij bouwen gaat het om steeds meer en luxer, en om de groene ruimte als essentieel onderdeel van de leefruimte in de stad. Er komt meer stad in het groen. De natte en droge infrastructuur is niet meer het enge terrein van de RPD, of LNV of V&W. Je zult steeds meer met elkaar bespreken als departementen. Dat gebeurt ook al in het voortraject tussen ministeries en private partijen. ICES-discussies gaan al interdepartementaal. Dat is toch wel belangrijk.
6.3.5
Het verkeer en vervoervraagstuk krijgt in de toekomst andere dan technische invalshoeken. De problematiek wordt minder sectoraal en krijgt een lager ingenieursgehalte. Voor praktische toepassingen is meer interdisciplinaire wetenschap nodig. Als je bijvoorbeeld een weg tussen twee steden wilt maken is het belangrijk te weten wat de consequenties zijn van de groei van het verkeer en groei van die steden en wat de samenhang daartussen is.
6.3.6
integratie
meer leefkwaliteit
JU
De integraliteit van problemen ofwel de systeembenadering die nodig is om problemen aan te pakken is een belangrijke ontwikkeling. Ik bedoel hiermee dat er een geïntegreerde aanpak nodig is. In het geval van V&W moet men niet alleen focussen op het technische aspect, maar tegelijkertijd de maatschappelijke en gedragswetenschappelijke aspecten belichten
oorzaak, gevolg en samenhang
6.3.7 systeembenadering
De V&W-behoefte is zeer breed in tegenstelling tot vroeger toen we ons beperkten tot 'bruggen bouwen'. Zaken als milieu en ruimtelijke ordening moeten meegewogen worden bij het uitvoeren van technische projecten.
6.3.8
Het vraagstuk van de waterkwantiteit is nu veel ingewikkelder dan het vroeger was. Vroeger ging het eigenlijk alleen om het droger maken dan het was. Nu gaat het om peilbeheer (verdroging), of vraagstukken als het openen van de Haringvlietsluizen. Zulke optimalisatievragen vergen kennis. Hoeveel hebben we er voor over om vergaande ambities te optimaliseren?
6.3.9
Technologie kennis is moeilijk overdraagbaar. Eigenlijk zou je bij bedrijfsspionnen moeten vragen hoe je daar toegang toe moet krijgen. Tegenwoordige vraagstukken zijn niet 'complexer' wel moeilijker traceerbaar. Daarom moet je in mensen investeren!
6.3.10
Tijdens het Masterplan Fiets is op een goede manier aan kennisverwerving gewerkt, maar teveel los van andere beleidsaspecten. De bestaande kennis over de flets is te weinig gebruikt.
6.3.11
82
Kennis integreren 6.4 6.4.1 gegevensverkeer
6.4.2
6.5 6.5.1
Standaardisatie en normalisatie van kennis RWS moet een belangrijke rol blijven spelen in de GWW-sector, ook in standaardisering van gegevensverkeer. Ook de nabijheid van beleid en uitvoering bij V&W is een sterk punt. VROM mist dat. Evenwicht in kennisopbouw in het bedrijfsleven en voldoende uitbesteden is dan wel nodig. Er zijn verschillende kennisinstituten buiten de deur. Deze maken geluidsberekeningen en berekenen geluidscontouren bij de luchthaven. Eenduidige technieken ontbreken hierbij waardoor er verschillen in cijfers en uitkomsten zijn. Vooral instituten buiten de deur komen met verschillende uitkomsten. Hierdoor wordt je beleid kwetsbaar, want welke cijfers moetje geloven en op welke cijfers moetje je beleid baseren. Standaardisering en normalisering van kennis is nodig. Hoe ga je met die kennis om? Er is een luchtvaartkenniscentrum dichter bij de deur nodig. Tevens is een grotere harmonisatie van rekenwijzen en modellen nodig die uitmonden in beleid. Systeemdenken De systeembenadering is belangrijk. Je moet allerlei elementen bij elkaar zoeken en kijken welke dynamiek erin zit. Wat kun je beïnvloeden en wat niet. Je moet weten hoe alles samenhangt en zich gedraagt.
6.5.2
DGG heeft veel technische kennis over het beperken van risico's. Nu is er meer aandacht nodig voor de factor mens. Geobjectiveerde normen kunnen objectieve keuzen vergemakkelijken.
6.5.3
Ga flexibeler om met integraal en systeemdenken. De TUD lijkt wat dit betreft nogal eng en verouderd te denken. In de verkeersstromentheorie is interferentie met technieken en systemen soms onbekend. Congestie en onveiligheid moet je in het systeem meenemen als nieuw paradigma in plaats van die uit te willen sluiten.
6.6 6.6.1
Overig Hoe werken individuele beslisprocessen? De samenhang in de afwegingen tussen economische bedrijvigheid, milieu, infrastructuur en huisvesting ontbreekt. Er is kennis nodig met betrekking tot de ruimtelijke inrichting. Hoe zorg je dat verschillende processen goed op elkaar afgestemd worden?
83
*
•
.
•*$
:
V&W moet - meer dan nu - kennis importeren en exporteren. Door uitwisseling en samenwerking met buitenlandse partners ten behoeve van kennisontwikkeling is winst te behalen. V&W kan dit zelf actiever doen en bij anderen meer stimuleren.
Oriënteren op het buitenland 7.1 7.1.1 actiefzoeken
Importeren van kennis V&W is monopolist. De opnamecapaciteit en de hoeveelheid risico's die een monopolist wil nemen zijn klein. Dat is een belemmering voor nieuwe kennisontwikkeling. Je moet benchmarken ten opzichte van anderen. Je moet gericht extern zoeken naar 'best practices' en daar iets mee doen. Ook moet je naar het buitenland kijken voor ontwikkelingen. We zijn onvoldoende actief zoekende.
7.1.2
De internationale context is relatief belangrijk, maar daar is HDTP redelijk goed in.
7.1.3
Het probleem van het onderhoud van de infrastructuur vergt meer aandacht. Welk percentage is onderhoudskosten? Er is erg veel werk aan de weg. Kan dit niet beter? Men moet deskundigheid uit het buitenland halen. Als het gaat om het wegdekprobleem van de Van Brienenoordbrug kun je bijvoorbeeld leren van de Golden Gate. Van Finland kunnen we leren over verkeersgeleiding (stoplichten en het zoeken van een optimum over milieubelasting). De sector van V&W is een typisch Nederlandse business. Dit moet je internationaliseren, bijvoorbeeld door het wegensysteem open te zetten voor buitenlandse concurrentie. Ook in de gezondheidszorg en de bouw is buitenlandse concurrentie.
buitenlandse concurrentie
7.1.4
Technische mensen zou je een jaar in het buitenland moeten laten werken, bijv. in de VS studeren of in de Scandinavische landen. Dit zou nog eens moeten worden bekeken. Het gaat om het terrein van de civiele techniek.
7.1.5
De ontwikkelingen in het buitenland zijn belangrijk, waar de ontwikkeling in integratie van 'design and build' verder is dan in Nederland. Vergelijk Japan met dominante bouwbedrijven zowel wat betreft R&D, design als uitvoering (die is uitbesteed aan lokale bedrijven). Hiermee wordt het stuur op de nodige kennisgeneratie versterkt.
7.1.6
De manier waarop Frankrijk alle snelle metrolijnen en tramlijnen in de grote steden financiert, kan met onze gemeentewet ook in Nederland.
7.1.7
Leer van mobiliteitservaringen in het buitenland, ga de boer op. Vraag in Hongkong naar ervaringen met de chipcard voor betaling van het gebruik van het openbaar vervoer.
7.1.8
What lessons can we learn from Thailand? In Thailand tourism is the number one foreign exchange earner. Thailand is a service-oriented country. Especially towards tourists, Make their stay pleasant. Treat them like your son in law. It is commercial. The whole society is service oriented. Personalised attention is given as much as possible to tourists. This service orientation is a strong point. Also Thailand is a shoppers paradise, especially for foreigners. Much choice in products against low prizes. This is possible because overhead costs are very low. Very many types of transport are available, e.g. motorcycle as one-person-carrier, tuc-tuc for two persons, for short distances. Taxis are plenty available and very cheap, with air conditioning. Busses, with airco, premium busses. The whole systems is demand-driven and mainly private. Car ownership is low (10 people for 1 car). The bussystem is subsidised. Private busses do not earn much, and are highly pollutant. Thailand lacks a mass transport system. Is now under construction.
service-orientation
demand-driven
87
i
Oriënteren op het buitenland The current system has a very high level of poUution. Regulation is needed. Those parts of the system that work well economically are private. The Dutch public transport suffers from standard car-ownership. You should restrict car-usage and provide alternative public transport. Make pubic transport better available. In Bangkok there is a much more divers means of public transport, from 10 to 40 persons. There should be a limit to luxury in public transport, because you are using public space. Some new ideas that I have seen appear too much futuristic to me.
'A
Exporteren/verkopen van kennis
7.2
Er is veel kennis beschikbaar, ook internationaal. Nederland kan goed kennis halen uit het buitenland. Basic research ligt meer in het buitenland. Nederland is er goed in om ideeën uit het buitenland te halen, te verbeteren en vervolgens succesvol in de markt te zetten. Dit geldt voor meerdere terreinen. Wij lijden minder aan het 'not invented here syndroom' (als het niet van hier komt is het slecht). Wij doen aan 'cherry picking' (net als de Japanners).
ideeën uit het buitenland verbeteren en succesvol in de markt te zetten
Nederland heeft veel kennis van ruimtelijke optimalisatie en veel competentie in het benutten van ruimte (winkels, gebouwen, etc). Bij raffinaderijen van Shell wordt op hetzelfde terrein gesloopt en weer gebouwd. Het slopen en het omgaan met schroot is moeilijk. We zijn al goed in optimalisatie van ruimte, maar het kan nog beter worden. Dit zou een kerncompetentie van Nederland kunnen worden. Veel meer infrastructuur na de huidige voorgenomen projecten (HSL, Schiphol) komt er niet. Dit kost teveel moeite. Het ophogen van dijken lukt nog wel. Wegen zullen meer ondergronds gaan, we gaan naar een scheiding van functies. Infrastructuur zoals de HSL kan in Nederland alleen onder de grond. Hier moeten we competentie in krijgen, want we worden gedreven door ruimtegebrek
W'
7.2.1
7.2.2 benutten van ruimte
Behalve het zelf doen van onderzoek en het participeren in programma's is kennis uit het buitenland halen ook een mogelijkheid. Vraag is wel hoe effectief dit is. Men geeft over het algemeen toch de voorkeur aan het halen van kennis uit de directe omgeving. Het is in ieder geval nodig om rekening te houden met deze dimensie. Zo zou je bijvoorbeeld bij het opzetten van een derde NOP met meerdere landen kunnen gaan samenwerken.
7.2.3
Internationalisering: uitwisseling van kennis met het buitenland. Zo is er in het buitenland behoefte aan kennis over de fiets en dat wordt dan ook 'geëxporteerd' (infrastructuur, parkeren, etc). Kennis kan echter niet 'gekopieerd' worden.
7.2.4
Uitwisselen van kennis
7.3
De EU is belangrijk. De Europese eenwording is van groot belang voor kennis. Wij moeten niet meer praten over nationaal kennisbeleid maar over internationaal kennisbeleid.
7.3.1
Een gevaar voor Nederland is dat andere landen geen kennis ontwikkelen. Zij kunnen daardoor een bedreiging vormen voor Nederland ten aanzien van milieu en veiligheid. Kennis zou voor iedereen gratis moeten zijn. Kennis is macht en daar moet je verant-
7.3.2
88
Oriënteren op het buitenland woord mee omgaan. Je moet met jouw kennis ook elders problemen oplossen. Kennis moet je delen. 7.3.3
Kennis moet afgestemd worden op mondiaal niveau. Er moet bereidheid zijn tot samenwerking. De politiek moet vertaald worden naar gemeenschappelijk beleid. Geen kennisstrijd maar samenwerking.
7.3.4
Wat er al gebeurt ga ik niet bevestigen (bijv. meedraaien in clubs, bijv. UITP). Dat is heel goed. V&W moet niet schromen om buiten de grenzen van de eigen soort te treden. We kunnen collega's opzoeken in Bonn, Parijs, Luxemburg, etc. Het is ook goed om je licht op te steken in andere sectoren dan de overheid, zoals het bedrijfsleven.
collega's opzoeken
7.3.5 internationaal dealen
In het SW2 stopt het beleid bij de grens. Het beleid gericht op water is meer internationaal, want water komt uit het buitenland. Je moet als V&W ook buiten de grenzen kijken. Je moet zelf ook kennis meebrengen en deskundig zijn om internationaal te kunnen handelen.
7.3.6
Met het oog op de eenwording van Europa is kennis van Europa van essentieel belang. Bijvoorbeeld door benchmarking: het vergelijken van de landen in alle mogelijke opzichten. Bij water is deze oriëntatie op het buitenland er wel. Bij verkeer en vervoer voor een deel. Oriëntatie op en kennis van de buitenlandse situatie is aan te raden, net als gezamenlijke studiegroepen zoals bij de luchtvaart al bestaat.
7.3.7
De internationalisering - een Europa - zal de mobiliteitsdrempels verlagen. In het personen verkeer betekent dat dat je met je Nederlandse chipcard het Parijse metroritje kunnen betalen.
7.3.8
Er is soms al kennis aanwezig in de omliggende landen, bijvoorbeeld bij de Franse tolwegen of de Zwitserse autoloze binnensteden. We moeten niet steeds opnieuw het wiel uitvinden. De kennis van kennis moet verspreid worden. Je moet kennis uitwisselbaar maken.
7.3.9
Het is belangrijk om kennis wereldwijd te bundelen. We kunnen veel van elkaar leren.
7.4
7.4.1 kennis geven aan mensen uit andere landen
Samenwerken in kennisontwikkeling Wij hebben veel kennis. Hoe kunnen wij daar gebruik van maken. Ontwikkelingen in Oost Europa zullen een belangrijke rol spelen. Op kennisgebied zijn er steeds minder Nederlandse mensen die onderzoek doen. We zullen waarschijnlijk mensen uit Oost Europa halen. We gaan dan onze topkennis aanbieden aan mensen uit andere landen. Er is een risico dat die onderzoekers teruggaan en dat de kennis dan weglekt.
7.4.2
De organisatie rond de Nederlandse inbreng in de EU-Kaderprogramma's kan beter. Er liggen met name kansen als Nederland zich meer pro-actief opstelt.
7.4.3
Een andere belangrijke ontwikkeling zie ik in de toenemende internationalisering, waarbij een steeds intensievere samenwerking met zusterorganisaties wordt aangegaan. Op het terrein van V&W kan dat o.a. op het gebied van het zee-onderzoek. Deze samen-
89
•
*
•
Oriënteren op het buitenland werking zal verder toenemen vanwege schaalvergroting en de aard van de maatschappelijke vraagstellingen (grensoverschrijdende vraagstukken als klimaat, milieu, etc.) Europese ontwikkelingen. Er moet meer aandacht komen voor mensen met een handicap in het 4e en 5e kaderprogramma voor transportonderzoek. De mobiliteitsbehoefte van mensen met een handicap is groter dan waaraan beantwoord wordt, als verkeersdeelnemer en gebruiker van openbaar vervoer en van vervoermiddelen. Nu is de straat niet prettig, openbaar vervoer niet goed toegankelijk en vervoermiddelen zijn onvoldoende aangepast of er zijn te grote drempels, bijvoorbeeld bij het CBR.
90
7.4.4
O
31"
Nederland moet de specifieke kennisgebieden waar zij sterk in is, behouden. De deskundigheid moet op peil blijven en het kennisgeheugen op orde. Bijvoorbeeld op het gebied van de waterbouw, maar ook op nieuwe gebieden. Dat levert goede P.R. voor Nederlandse bedrijven en daarmee voor de economie.
" »38,ï ,
JJ ^
Vasthouden van kennis 8.1 8.1.1 collectiefgeheugen
8.1.2 maintain competitive advantage
8.1.3
8.2
Behoud specifieke Nederlandse kennis Het vasthouden van kennis, bijvoorbeeld bij de Heinenoordtunnel, wordt steeds belangrijker. Een collectief geheugen hebben vereist een aparte organisatie. Bij de Deltawerken had men de waterloopkundige afdeling. Die verdween met het opheffen van de deltadienst. De CUR is een soort geheugendub die tussen overheid en bedrijfsleven in zit. COB valt onder de CUR. Try to continue Dutch competitive advantage. Everybody knows that the Netherlands has managed their economy and in particular its water management. In Asia people know that for watermanagement you have to go to the Netherlands for advice. The Netherlands is a sound and fast growing economy. Sustainable and integrated transport systems is a strong point. Also the interactive policy development as an approach has a future. This could be another area for a leading position in the world. As regards environment and transport the Netherlands are seen as a country that has reached a balance. Singapore has this too, and also Maleisia. But the Netherlands are defmitely more advanced. We can take lessons from the Netherlands. Development of port management, and in river management, the Netherlands are also seen as leading. Delft is a focal point for hydrology. Knowledge development could help to keep this leading position. Use your comparative advantage. Behoud vooral de hoge standaard van kennis waarin Nederland uitblinkt, zodat in de (internationale) schaalvergroting onze meerwaarde blijkt. Bestaande kennis vasthouden
8.2.1
Dijken en wegen en nog veel meer dingen zijn soms lang geleden aangelegd. Op een gegeven moment moet je die herstellen. Er zijn nog maar weinig mensen die kennis hebben van bijvoorbeeld oude technieken van sluizen.
8.2.2
Technische kennis moet je goed bijhouden, signaleren.
8.2.3
Technische kennis verdwijnt snel met de mensen. Hoe houd je continuïteit in competenties? Hoe houd je kennis op peil? Dat zijn allemaal onderwerpen voor de kennisnota.
8.2.4
Een mooi voorbeeld van kennis die des overheids is, is kennis over klimaatverandering. Het is zeer belangrijk dat het KNMI zelf onderzoek blijft doen naar klimaatverandering met regionale effecten. Globale effecten van klimaatverandering dienen gezamenlijk met andere landen onderzocht te worden.
klimaatkennis
8.2.5 opbouwen en instandhouden
8.2.6 waarschuwing
De kennis van de waterstaat op het V&W-terrein is in orde. Hier moet je niet op afdingen ("anderen kunnen dit ook wel"). Het opbouwen is veel ingewikkelder dan het in stand houden Kennis verliezen is veel erger dan kennis weer opbouwen. Er is geen ruimte voor Trial and Error.
93
Vasthouden van kennis Behoud de IT-kennis die we in huis hebben bij V&W. Maak gebruik van de kennis van jongere medewerkers en zeker ook van de oudere IT-medewerkers die geen recht van bestaan lijken te hebben. Dat is belangrijk nu bijvoorbeeld het millennium probleem om de hoek komt kijken.
'*>•
Bij V&W, maar ook elders, zie je nauwelijks accumulatie van kennis, het wiel wordt steeds weer opnieuw uitgevonden. Kennis wordt niet systematisch vastgelegd. Er komen steeds nieuwe mensen, er is steeds sterkere doorstroming van mensen, er zijn veranderingen in de organisatie. Belangrijk is vastlegging in gezaghebbende syntheserapporten. Hiervoor is thans te weinig waardering, terwijl wel nieuwe kennis en inzichten ontwikkeld worden.
8.2.7
8.2.8 collectief geheugenverlies
Zorg voor goede technische, inhoudelijke kennis, pas op dat je geen vage praatclub wordt. Discussieer op basis van goed onderbouwde argumenten. Er is bijvoorbeeld nog een P.A.W.N. nodig (inzicht in het kustwatersysteem).
8.2.9
De Natte Waterbouw (Hoeveel water kan door de Maas voordat die overstroomt, hoe hoog moet dijk x zijn?) is gedekt. Ook voor de bouw is er is bij V&W en de GTI's voldoende kennis om verantwoorde tunnels en bruggen te bouwen. Ik voel me absoluut veilig in Nederland.
8.2.10
De scheepvaartsector is wel redelijk gedekt.
8.2.11
Ik geloof dat het kennisniveau bij V&W (DG telecommunicatie en Post) in orde is. OPTA (= onderdeel van HDTP, onafhankelijk toezichthouder op de markt) heeft de taak om misbruik van KPN te voorkomen en slaagt daar tot op heden goed in.
8.2.12
In de (bereikbare) wereld is er op het gebied van technologieontwikkeling voldoende dekking. Waar je eigenlijk behoefte aan hebt is de koppeling hiervan aan maatschappelijke vraagstukken, een koppeling van technologie aan implementatie. Verantwoordelijk zijn de spelers in de markt.
8.2.13
Met de technische kennis is het wel in orde bij V&W.
8.2.14
Vasthouden ervaringskennis
8.3
Als mensen weggaan nemen ze hun netwerk mee. Die kennis moet vastgelegd worden, zodat het bewaard blijft voor later gebruik door anderen in het bedrijf. Met een relatiebeheersysteem is dat gemakkelijk. Mensen gaan steeds vaker weg, dus dat probleem wordt groter. Er komen natuurlijk ook weer nieuwe mensen binnen die hun netwerken meebrengen. De soep wordt nooit zo heet gegeten als opgediend. Het ministerie heeft naar mijn idee een verantwoordelijkheid om kennis goed vast te leggen. Kennissen, personen dus, is een van de belangrijkste vormen van kennis. Data + personen = kennis. In het informatietijdperk is dit van cruciaal belang. Hier is knowledge mining voor nodig, relatiebeheersystemen zijn een verbijzondering daarvan. Zeker in Nederland moeten de waterstaat, de ingenieursbureaus, de aannemers en de onderwijsinstellingen belangstelling hebben voor de interactie tussen theorie en praktijk. 94
8.3.1 data + personen — kennis
8.3.2 interactie tussen theorie en praktijk
Vasthouden van kennis 8.3.3
Ervaringskennis wordt nog te weinig uitgewisseld. De kennis die er is moet benut worden.
8.3.4
Het is belangrijk om aan te geven waar al ervaring zit waar wij wat aan hebben. Wij willen best meehelpen na te denken over het 'up to date' houden van de kennisinfrastructuur. .
8.3.5
8.4
8.4.1 optimalisatie
*
¥
Eigen deskundigheid op peil Men moet zich kennis eigen maken om beleid te kunnen maken. Er is kennis nodig voor de discussie over milieurendement. Niemand weet wat het is, maar er moet wel iets mee. T.a.v. kwaliteitsbeheer geldt: hoe ver moet je gaan? Hoe ernstig is het? Er is kennis nodig voor een onderbouwing van de doelstellingen die je er op na houdt (kijk bijvoorbeeld naar het probleem rond de baggerspecie). Het gaat om de optimalisatievraag. Het gaat vaak om grote hoeveelheden geld die men er alleen op basis van milieuredenen niet voor over heeft. Kennis is nodig om te beargumenteren waarom je iets wel of niet doet. Om de burgers te overtuigen. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat de overheid goede beslissingen neemt. RWS moet bepaalde expertisevelden behouden, zoals kustmorfologie. In het algemeen moet je veldkennis behouden. Die heb je nodig om expertise te kunnen inhuren en te vertalen naar beleid. Ook je bestuurlijke omgeving moet je kennen. Bijvoorbeeld programma's voor monitoring zijn uitermate belangrijk, dat moet behouden blijven.
8.4.3
De RLD dijt uit. Het aantal fte's neemt toe maar de ene fte is de andere niet. Het gaat om effectieve inzetbaarheid en kennis van beleidsprocessen. Er zijn oude rotten met veel kennis en nieuwe mensen met relatief weinig kennis. Er zijn momenteel te veel generalisten. Deze moderne ambtenaren zijn te veel coördinerend gericht en willen vooral managen. Er is te weinig specifieke kennis van de sector. Wat moeten wij aan kennis in huis hebben?
8.4.4
Iedereen, ook de particuliere collega, is gebaat bij een hoogwaardige overheid. Dit behoort iedereen te vinden.
8.4.5
Met kennis over de technologieën die nodig zijn voor civieltechnische ingrepen zit het wel goed.
8.5
•
Vroeger had waterstaat een goede reputatie; er was veel interne deskundigheid en goede samenwerking. Ik hoor dat die deskundigheid lijkt te zijn afgenomen ten koste van economische en juridische kennis. Daar moet je op letten.
8.4.2
kennis van de sector
•
Kennis natte waterbouw op peil houden
8.5.1
Op het beleidsterrein water is meer aandacht nodig voor het probleem van het inzakken van het land in Groningen. Men moet zich opnieuw oriënteren op het afwateringssysteem. Dit moet een gebied van aandacht zijn.
8.5.2
Bij uitvoeringsorganisaties (regionale directies) moet de kennis over waterkeringen weer
95
.**••
Vasthouden van kennis op niveau worden gebracht. De laatst jaren is door decentralisatie de deskundigheid naar de waterschappen gestroomd.
•01
De technische kennis van RWS is in orde
8.5.3
Kennis als P.R. uitnutten
8.6
De film ter gelegenheid van 'RWS 200 jaar' had in de jaren '60 gemaakt kunnen worden. Het gaat alleen over beton, wegen, etc. Het gaat over civiel ingenieurs: "Wij hebben Nederland gemaakt, wij hebben Nederland gered". Maar RWS heeft meer te bieden. Er is wel degelijk een maatschappelijk engagement, de uitvoering gaat wel in samenspraak met de maatschappij. Maar waarom staat dat niet in die film, hoe kan dat?
8.6.1 engagement
V&W heeft goede PR door haar kennis te etaleren. Bijvoorbeeld de Nieuwe Waterwegdam of de Deltawerken. V&W gebruikt kennis goed als P.R.
8.6.2
Overig
8.7
Behoud de basisgegevens, BER etc. Die zijn goed op orde.
8.7.1
Leer van het verleden. Leg vast wat er in het verleden gebeurd is en maak gebruik van die kennis.
8.7.2
V&W heeft kennis over water, dat is de kracht van het ministerie. Het heeft ook het imago van harde kennis, meer dan bijvoorbeeld kennis bij sociale ontwikkelingen. Maar is de kennis wel harde kennis? Is het wel objectieve kennis?. Toen bijvoorbeeld werd begonnen met de aanleg van de Deltawerken, was er ook nog veel onbekend. Nu is er grote discussie over het wel of niet aanleggen van een eiland voor onze kust. Volgens sommigen zou dat niet kunnen, omdat dat de kustlijn te veel beïnvloedt. Maar een van de eerste dingen die er ontstonden na aanleg van de Deltawerken waren kleine eilandjes in dat kustgebied. Is er wel objectieve kennis over bijvoorbeeld de Betuwelijn of Schiphol? Binnen V&W wordt er goed inhoudelijk (het soort onderzoek en de werkwijze) bedacht wat er moet gebeuren. Men ziet wat er moet veranderen binnen het kader van het top down en bottom up managen. Alleen de samenhang is niet goed. Pas wanneer de samenhang in orde is worden witte vlekken zichtbaar.
96
8.7.3 harde kennis?
8.7.4 samenhang
IW;
k^mg?,m,,m,£±
e
•m'-:i
Een flink aantal kennisgebieden vraagt om versterking. Bijna het hele scala aan V&W-taakvelden komt hierbij in beeld. Er is vraag naar gerichte aandacht voor de kenniscomponenten van de beleidsterreinen. Ontsnippering, visievorming, opvulling van kennisleemtes en beheersing van financieringstechnieken zijn daarbij aan de orde.
'Si
Versterken kennisgebieden 9.1 9.1.1 communicatie van kennis
Verkeer en vervoer Waar er kennis is op het gebied van nuanceringen van geluid en emissies wordt dit niet effectief naar buiten gebracht. De kennis zit wel in rapporten maar komt onvoldoende naar buiten. V&W zou actief moeten inzetten op het maken van een samenvatting met kritische kanttekeningen en dat naar buiten brengen.
9.1.2
Bij nieuwe technologieën krijgt het gedragsaspect te weinig aandacht.
9.1.3
De ambtenarij moet meer kostenbewust worden, klantgerichter werken, aan voor- en nazorg van een product doen om te weten te komen wat de klant wil en of de klant tevreden is. V&W moet concurreren met geprivatiseerde organisaties die het product ook kunnen leveren.
9.1.4
Er is kennisbehoefte op het terrein van operationele veiligheid en vertaling van rapporten.
9.1.5
Een onderwerp dat aandacht verdient is de vraag wat te doen totdat een vernieuwing (zoals ondergronds bouwen) beschikbaar komt. Kan infrastructuur tijdelijk zijn en dus flexibel worden ingezet?
9.1.6
Het belangrijkste dogma van V&W is beleid, uitvoering en kennis. Die kennis hoeven we niet allemaal zelf in huis te hebben. Voor A W is het soms onhandig dat ze niet onafhankelijk is. Daardoor wordt A W soms niet serieus genomen. Een meer onthechte rol van de overheid heeft ook effect op kennisinstituten.
onafhankelijke kennis
9.1.7
Je hebt kennis nodig van de invloed van prikkels op mensen. Je moet inzicht hebben in de grootte van de effecten als je die wilt doorberekenen.
9.1.8
Kennis is vluchtig en wordt vaak niet vastgelegd. Ontwikkelde kennis wordt te weinig uitgewisseld, te weinig vastgelegd en te weinig gebruikt voor het oplossen van nieuwe vragen.
9.1.9
Milieu moet hoger op de agenda en dat moet in beleid tot uitdrukking komen.
9.1.10
Voor ICES/KIS is het RAND-rapport gemaakt. ('Uitwerking van een kennislijn ruimtelijk-economische structuur'). De ICES vroeg zich af waar de kennistekorten zaten. De conclusie is dat de kennis die er is voor veel projecten niet wordt gebruikt, dat de kennisinfrastructuur geactiveerd moet worden om de nodige kennis te genereren en dat er leemten zijn waarvoor geen instituten bestaan. De knelpunten zijn omgezet in kennisthema's.
9.1.11
Wat ook speelt is de opkomst van netwerkachtige structuren. De structuren zijn minder helder, er is geen duidelijk begin en einde, veel gebeurt op ad hoc basis en vaak bottom up. Er is nu een meer chaotische wereld en het heeft dus geen zin om dat met regulering en structurering te ordenen. Het is niet erg om gefragmenteerd bezig te zijn. Lange termijn onderzoeksprogramma's zijn niet echt noodzakelijk. Het gaat nu om chaosmanagement. Door gefragmenteerd bezig te zijn kan een verbrokkeling van kennis
chaosmanagement
99
ir»
Versterken kennisgebieden ontstaan. Doordat je alles chaotisch laat gebeuren ontstaat er geen meerwaarde. Helicopterviews die uitmonden in integrale, brede en goed gefundeerde visies ontbreken.
.-f'1'
De kennisontwikkeling is veel te versnipperd. De coördinatie ontbreekt.
9.1.12
Als de aanwezige kennis niet gedetailleerd is, neem je risico's. Je hebt dan te maken met grotere onzekerheden. Dan zijn grote veiligheidsmarges nodig en dat kost veel geld. Er is dus gedetailleerdere kennis nodig. Lange termijngedrag wordt steeds belangrijker. De grond waarop je bouwt bijvoorbeeld moet je nauwkeurig kunnen verkennen en bereiken. Hoe ontwikkelt die grond zich op lange termijn? Zullen daar veranderingen in optreden?
9.1.13
Eerst ging de aandacht uit naar milieu, toen naar duurzaamheid en nu is het leefbaarheid. Deze dingen kunnen tegenstrijdig zijn. Je zult afwegingen moeten maken. Er is sprake van integraliteit want je kunt eigenlijk geen dingen afzonderlijk benaderen.
9.1.14
Er is minder acceptatie voor fouten en falen. Personen worden meteen aangesproken op fouten. Mensen worden steeds kritischer, je hoort het goed te doen. Daar moet je rekening mee houden. Je moet de kans op fouten minimaliseren. Je moet ondanks de steeds groter wordende complexiteit van problemen deze complexiteit weten te beheersen.
9.1.15
Geld is niet belangrijk, het gaat om kennis! Aan geld is te komen, maar wat je nodig hebt zijn deskundigen. Hoogwaardige bedrijven zijn belangrijk. We gaan steeds meer naar een kenniseconomie toe, We hebben minder economen nodig en meer mensen die weten hoe je kennis in kaart brengt en benut. Er zijn nog geen kennisbanken maar die moeten er wel komen.
9.1.16
Risico's inschatten is belangrijk. Daar kan nog veel in gedaan worden. Er zijn besparingen mogelijk door zuiniger dingen te doen of schadeposten in de toekomst te voorkomen. Ook in processen aan de risico's denken is belangrijk. Hoe benader je een project, hoe geef je daar contractueel vorm aan, welke overdrachtsrisico's zitten er in de processtappen en wat weetje er zelf van? Er zit een risicokant aan een ontwerp: hoe definieer je iets? En je hebt een risicokant aan een proces: hoe voer je het uit en hoe ga je om met het overdrachtsmoment waarbij iets fout kan gaan? Om risico's te kunnen inschatten heb je historisch materiaal en data nodig. Het probleem is dat we die data nooit hebben opgeslagen.
9.1.17
Het is belangrijk om in de toekomst informatie over risico's in de luchtvaart te hebben. Je moet deze kennis paraat hebben zodat je mensen kunt overtuigen. V&W heeft een taak in het onderzoek naar de externe veiligheid. Nu zetten het RIVM en VROM daar de kaders voor neer. Dit is echter een V&W taak. Zij hebben er geen verstand van en horen er niet bij betrokken te zijn. De luchtvaartinspectie onderzoekt de operationele veiligheid. Externe veiligheid en geluid trekt een heel ander departement. Dit gaat ten koste van de operationele veiligheid.
9.1.18
De trend is dat het steeds lastiger is om aandacht voor kwetsbare groepen te krijgen. Het aantal verkeersdoden is afgenomen, maar het aantal gewonden niet en het totaal aantal slachtoffers is zelfs toegenomen. De belangrijkste factor daarvoor is m.i. niet de ver-
9.1.19
100
marges
kennis en geld
risico's inschatten
risico's in de luchtvaart
Versterken kennisgebieden BSC-:--•- -.--':•
keersbeheersing maar de gezondheidszorg. Zeker als je het over het aantal doden hebt. Het lukt vaker dan voorheen om het leven van mensen te redden. Ook de congestie beperkt het aantal doden, eenvoudigweg doordat de snelheid van het verkeer hierdoor afneemt. 9.1.20
De verkeers- en vervoersmodellen moeten aangepast worden aan de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Dit vanwege de internationale, open markt van personen en goederen, het toenemend aantal allochtonen, de Europese markt en de individualisering. Ook neemt de diversiteit in de bevolking toe. Toen het openbaar vervoer ontstond, was de bevolking veel meer homogeen.
9.1.21
Wat zijn de te verwachten verkeers- en vervoersstromen, op wereldschaal, binnen Europa en nationaal? Er dient kennis ontwikkeld te worden over de spreiding van de aanlanding van goederen op de Europese kust. Is het belangrijk om te concentreren of juist te spreiden?
9.1.22
We willen op Europees niveau nog lang ongeveer 3% jaarlijks groeien. Dat betekent bijvoorbeeld voor verkeer en vervoer ook een vergelijkbaar (of hoger) groeipercentage. Het zou echter lucht geven als die groei juist minder zou worden. Wat betekent nu reductie van economische groei in termen van inkomensverhoudingen, welvaart, welzijn, etc. Is er ook een economie te ontwikkelen die, met minder groei, toch 'gezond' is?
economische groei
9.1.23 een visie
9.1.24 effectiviteit
9.1.25 filebestrijding
9.1.26 gehandicapten
Een visie ontbreekt. De kenniscentra zouden een visie over Verkeer en Vervoer voor de komende 25 jaar moeten helpen maken. Bij V&W ontbreekt een breed beleid, ook naar het bedrijfsleven toe. Bij de Beleidseffectenrapportage Verkeer en Vervoer (BER) is de relatie tussen effecten en maatregelen ver te zoeken. Er moet econometrisch onderzoek gedaan worden om die relatie te ontdekken. Je moet de maatregelen evalueren en niet de doelen bijstellen. Ook moet je de efficiëntie van de maatregelen bepalen. Het causale verband ontbreekt. Hiervoor is onderzoek nodig. We moeten meer grip krijgen op de vraag of wat we willen bereiken ook bereikt wordt. Voor wat betreft het fileprobleem is 'betere benutting' het thema. Maar mensen krijg je echt de auto niet uit, want de auto levert comfort en vrijheid op, die elders niet teruggevonden kan worden. De Maatschappij is niet maakbaar. De SWAB gedachte (Samen Werken Aan Bereikbaarheid) werkt niet, defilesworden alleen maar langer. Het openbaar vervoer moet beter, anders leggen ze het af. Vooral de Informatievoorziening bij het openbaar vervoer schiet nu vaak te kort, denk aan de NS. Dat moet veel klantgerichter. Gehandicapten hebben gelijke vervoersbehoefte als andere mensen, dat wordt belemmerd door het niet voldoende aanwezig zijn van aangepaste vervoerssystemen en -middelen. Technische mogelijkheden zijn er volop. Kennis om die toe te passen en om die problemen op te lossen is er ook voldoende. Denk aan sprekende bewegwijzering bij haltes etc. NS-railinfrabeheer is heel actief op dit terrein. Een experiment met sprekende bewegwijzering is formeel een onderdeel van V&W. Op de meeste stations worden momenteel geleidelijnen aangelegd. De laatste jaren stelt V&W budget aan vervoersbedrijven beschikbaar, ca. 60 min., voor verbetering van de voorzieningen voor gehandicapten. Dat werkt positief. 101
Versterken kennisgebieden Gunstig economisch tij biedt kansen voor een inhaalslag. Ook het klimaat bij V&W is gunstiger, door instroom van nieuwe topmensen, bijvoorbeeld ook Jorritsma. Er is nu een coördinator die zich op behoorlijk niveau speciaal met gehandicapten bezig houdt. Wij komen met gerichte en goed onderbouwde vragen en de contacten zijn goed. V&W participeert ook weer in de interdepartementale raad voor gehandicapten. Wij spelen het spel ook goed mee en hebben een netwerk, etc. Voor de toekomst zou ik specifieke deskundigen willen zien binnen de sectoren, zoals voertuigtechniek. Visueel gehandicapten zijn afhankelijk van specifieke voorzieningen op en langs de weg en in voertuigen. Bij het openbaar vervoer is veiligheid steeds belangrijk. Daarvoor is informatievoorziening nodig voor, tijdens en na de reis bij haltes. Zowel visuele informatie (voor auditief gehandicapten) als auditieve (voor visueel gehandicapten). Een chauffeur is bijvoorbeeld verplicht de haltes om te roepen, maar het gebeurt zelden in de praktijk. Dat levert irritaties op. De gezondheidsaspecten van de luchtvaart (emissie van stoffen) krijgen te weinig aandacht. Er is ook een gat bij het thema externe veiligheid. Hoe ga je daar mee om? Vooralsnog gaat het om lineaire verbanden in kansberekeningen. Twee keer zoveel vliegtuigen, twee keer zoveel kans op een ongeluk. In het systeem is de veiligheid echter toegenomen. De start en landing van vliegtuigen is veiliger geworden en beïnvloeden zo de kans op een ongeluk. Ook over een thema als buitengaats bouwen is onvoldoende kennis. Wel zie je dat dit soort thema's soms weer naar boven komen, zoals nu bij de discussie over een tweede luchthaven. Over belevingsaspecten van infrastructuur is te weinig bekend. Wat is de invloed van inpassing en omgeving van de infrastructuur op onze beleving en ons gedrag? Vliegtuiglawaai bijvoorbeeld wordt in het bos anders beleefd dan in een weiland. Zelfs de beleving dat Nederland vol is wordt bepaald door de kwaliteit van de inrichting van de ruimte en niet door de omvang van de ruimte. De omzetting van zonne-energie in elektriciteit zou meer aandacht kunnen krijgen, om te kijken hoe je dat goedkoper kunt maken. Je zou een een luchtschip kunnen maken met zonnepanelen dat zichzelf zo van energie voorziet. Bij modelvliegtuigen, voor spionage etc, lukt dit al. Daar kun je meer op doorgaan. De conversie is nog steeds heel laag. Daar zie ik nog wel een technologische doorbraak als mogelijkheid. We hebben te weinig marktordeningskennis. We roepen altijd dat infrastructuur een monopolie is maar in welke mate is dit zo? Kennis hierover is in andere sectoren aanwezig en die moet te gebruiken zijn. Het is daarom belangrijk om interdisciplinair te werken. Het gaan niet om nieuwe kennis maar kennisuitwisseling. Bij marktwerking denk ik ook aan kennis over dingen die te maken hebben met marktwerking en manieren waarop dat kan mislukken. Sommige baten van een product vallen niet allemaal aan de koper ten goede. Bij het openbaar vervoer zijn er ook baten in termen van milieu, ruimtegebruik en bereikbaarheid. De gebruiker heeft daar niet altijd zelf baat bij maar betaalt er wel voor. Dit kan men door subsidies oplossen. Je moetjezelfde juiste vragen stellen. Er worden miljarden geïnvesteerd in scheepvaartwegen. Het scheepvaartvervoer neemt in absolute zin wel toe maar blijft echter relatief
102
9.1.27 gehandicapten
9.1.28 gezondheidsaspecten van de luchtvaart
9.1.29 inpassing
9.1.30 luchtschip
9.1.31 marktordeningskennis
9.1.32 marktwerking
9.1.33 marktwerking
Versterken kennisgebieden achter bij de totale groei in het goederenvervoer. Je moet je dan afvragen of je het geld wel in de infrastructuur moet stoppen of dat het misschien beter is geld uit te geven voor het meer marktgericht maken van de scheepvaart. Misschien levert dat wel meer op voor minder geld. 9.1.34 mobiliteitsontwikkeling
9.1.35 mobiliteitsrestricties
9.1.36 nieuwe technologieën
9.1.37 ontwerpen in het verkeer
9.1.38 railsystemen
9.1.39 soorten veiligheid in de luchtvaart
9.1.40 veüigheidseffect?
De mobiliteit neemt toe, of je wilt of niet. De overheid heeft als taak deze toename in gezonde, veilige en effectieve banen te leiden. Indien de economische groei zo doorgaat zal RWS niet in staat zijn om de vraag naar meer mobiliteit te bevredigen. Buiten de steden hebben we te maken met de congestieproblematiek. Deze valt moeilijk te omzeilen omdat de vervoerstijden begrensd zijn. Vanwege geluidshinder kan men bijvoorbeeld niet lossen bij de winkels voor 07.00 uur of na 19.30 uur. Zelfs het vervoer tussen de distributiecentra, die niet in stedelijke gebieden liggen, kan niet altijd in de 'rustige uren' gebeuren omdat de verbindingswegen in Nederland al gauw langs een woonwijk lopen, waar dan de geluidshinder een knelpunt oplevert. Op het terrein van verkeer en vervoer komen belangrijke nieuwe technologieën in beeld, o.a. transporttechnologie, knooppunttechnologie, etc. V&W'ers moeten daarin goed geschoold worden en blijven. Technologie kan veel en er wordt het nodige van verwacht. De cijfers van verkeersongevallen kunnen per km of per verplaatsingsbeslissing bekeken worden. Voetgangers zijn heel kwetsbaar in het verkeer. Je moet uitgaan van de meest kwetsbare groepen. Ook het uitgangspunt van ergonomen is dat zoveel mogelijk mensen ermee moeten kunnen omgaan. Dat geldt zowel in het verkeer als in de software branche. Je moet ontwerpen op mensen met een handicap en op kinderen. Dan kunnen anderen er ook gebruik van maken. Een interessant onderzoekveld betreft de railsystemen. Er wordt veel gesproken over lightrail. Uit onderzoek kan blijken in hoeverre daar innovaties mogelijk zijn en in hoeverre die kunnen bijdragen aan oplossingen voor het verkeer- en vervoervraagstuk. Operationele veiligheid in de luchtvaart is een moeilijk begrip. Het wordt voornamelijk aangegeven via ongevalstatistieken, dus de kans dat een vliegtuig neerstort, of de grotere risico's bij landen door zijwind in plaats van neuswind. Operationele veiligheid komt niet terug in de maatschappelijke discussie maar is wel erg belangrijk. Er moet een balans gezocht worden tussen geluid en operationele veiligheid. Ook de externe veiligheid is van belang. Als gevolg van de Bijlmerramp wordt door verschillende factoren in de samenleving de nadruk gelegd op de risico's: hoe meer vliegtuigen over bewoond gebied vliegen, hoe groter de kans op het neerstorten van een vliegtuig. Dit risico is echter verwaarloosbaar klein. De externe veiligheidsdiscussie wordt sterk beïnvloed door angstgevoelens en te weinig door objectieve criteria. Als je naar de cijfers kijkt is er niets aan de hand. V&W heeft behoefte aan kennis over de relatie (causaliteit) tussen maatregelen en de effecten (outcome) op veiligheidsgebied. Inspecties e.d. hebben nu een onduidelijk effect, dat niet statistisch analytisch aangetoond kan worden. Dus wordt niet duidelijk wat het rendement is op de investeringen. Wat levert het de samenleving op? Die vraag wordt steeds belangrijker. De ramp met de Estonia leidde slechts tot enkele technische
103
Versterken kennisgebieden maatregelen, maar de ramp met de Herald of Free Enterprise tot het doorlichten en verbeteren van aspecten op bedrijfs- en systeemniveau. Een spin-off daarvan is bijv. het management zorgsysteem voor rederijen dat in gebruik is genomen. DGG toetst dergelijke systemen. We zijn dus meer integraal aan het kijken. Dat gebeurt nog onvoldoende. Dit komt doordat het een nieuwe benadering is. Bij de werving van nieuwe mensen houden we hier rekening mee bij de opleiding en instelling. Nee, daar ligt gelukkig wat arbeidsmarkt betreft geen probleem, dus die mensen vinden we ook. De oprichting van de DGG heeft ook bevorderd dat de veiligheidsbenadering op hoger niveau komt, met behoud van het respect voor de onderlinge verschillen tussen de vervoersmodaliteiten. A W moet het kennisnetwerk verbreden naar andere verwante terreinen. En daarvoor moeten dan niet meteen afdelingen opgericht worden, maar relevante kennis bij anderen aanboren en binnen V&W brengen. Hier is ook het elektronisch netwerk voor in te zetten. Wij houden ons als voetgangersvereniging bezig met een maatschappelijk probleem. Dat probleem uit zich in verkeersonveiligheid. Oorzaken zijn de inrichting van de openbare ruimte en het gebruik dat mensen ervan maken. Wie hebben een probleem? Wij staan tussen burgers en beheerder - de overheid - in het maatschappelijk veld. Ook de Stichting Natuur & Milieu, ROVER etc, zitten daarin. Het is een netwerk, waarin ieder zijn eigen rol vervult De overheid beheert de condities, zodat de maatschappij kan functioneren. Deze rentmeestersrol is typerend. De overheid concentreert zich daarbij op zaken zoals 'blackspots', locaties met veel verkeersongevallen. Van de ongevallen vindt 50% plaats op verkeersaders. Daar richt de overheid haar beleid op, die zijn zichtbaar. Die andere 50% is verspreid, is minder zichtbaar. Voor de burger zijn alle problemen relevant. Die heeft met 100% te maken! De Voetgangersvereniging wil dat signaal doorgeven en kijken of die andere 50% problemen ook opgelost kunnen worden. Andersom probeer je ook informatie door te geven aan burgers. De Voetgangersvereniging is kritisch zowel ten opzichte van burgers als de overheid. Je moet niet zomaar de publieke opinie volgen. Dan komt 'Glimmerveen' aan de macht. Een thema voor onderzoek is de vraag waar we over 40 jaar willen staan. Welk verkeeren vervoersysteem wensen we dan in Nederland? Hoe ziet dat er uit? En wat betekent die visie voor de keuzes in het heden? Een dergelijke insteek is nog veel te weinig ontwikkeld. Er wordt te veel gestudeerd op deeloplossingen. Nog te weinig is sprake van systeemdenken. Een goed voorbeeld daarvan vormt de verkeersveiligheid. Die zou in het totale systeem geïncorporeerd moeten worden in plaats van per onderdeel erbij te worden gehaald. 'Gewone' zaken krijgen geen aandacht. Het is lastig voor een voetgangersvereniging dat er vaak niet aan gedacht wordt. Kennis wordt verzameld over dingen waar je een probleem mee hebt, niet over gewone dingen. Statistieken gaan over de auto en openbaar vervoer. Lopen en fietsen zijn daar pas later bij betrokken. Je kunt afgaan op wat er leeft, maar je hebt een grote mate van relativiteit - afstand - nodig om het grote beeld te pakken te krijgen. Wiskundige modellering is te weinig ontwikkeld. Veiligheid bijvoorbeeld kunnen we nog niet in getallen uitdrukken. Beter kwantificeren is nodig om een goede kosten baten
104
9.1.41 verbreden AW
9.1.42 verkeersveiligheid
9.1.43 vervoersysteem
9.1.44 voetgangers
9.1.45 wiskundige modellering
Versterken kennisgebieden analyse te kunnen maken. Wat levert bijvoorbeeld nauwkeuriger landen op, en wat kost het? En hoe verhoudt zich dat met andere mogelijke verbeteringen? Daar heb je wiskundige modellen voor nodig. Dat geldt voor alle soorten vervoer. Wil je afwegingen kunnen maken, dan heb je die basis nodig. 9.1.46 financiering
Als het Rijk eigenaar was van alle grond in Almere, Lelystad enz. kwam de vijf miljard gulden voor de zweeftrein gemakkelijk terug uit selectieve grondverkoop. Zo financiert Hongkong zijn infrastructuur, maar onze Nederlandse geschiedenis kent en respecteert het primaat van privé grondeigendom. Al stopt de trein voor de boerderij, de extra waarde van de grond is voor de boer en wordt niet gedeeld met NS met een duurder project als gevolg.
9.1.47
We moeten Schiphol en de bereikbaarheid behouden. Een groot vliegveld midden in de grote infrastructuur is essentieel. Het kennisbeleid kan zorgen dat er dwingende grenzen worden gesteld aan geluidshinder en dergelijke om Schiphol op gewenste wijze door te laten groeien.
9.1.48
Belangrijk is kennisontwikkeling op het terrein van ICT over verkeer en vervoer, water, etc. Dit kan zowel als hulpmiddel gebruikt worden als als stuurmiddel (om bepaalde doelen te bereiken)
9.1.49
De belangrijkste ontwikkeling is de technologie in brede zin. Een van de klachten is dat technologische ontwikkelingen onderschat worden. Er is weinig affiniteit met technologie (een recent rapport van Alons en partners zegt dat technologie een witte plek is, met name de informatietechnologie, maar ook andere soorten). De aanpak van de mobiliteitsproblemen wordt tot op heden in bestaande technologieën gezocht zoals infrastructuur, rekeningrijden (een vorm van tolheffing). Het systeem van rekeningrijden is niet voldoende gedifferentieerd, niet tailor made.
tailor made
\ 9.1.50
Bescherming van het individu en de veiligheid zijn belangrijk (hieronder valt ook sociale veiligheid in de metro tot en met privacy). De hele openbaar vervoer ontwikkeling moet beter aansluiten op de menselijke ontwikkeling. RWS moet gedragswetenschap in huis halen.
9.1.51
Bij de meeste infrastructurele projecten uit 'Kiezen of Delen', de ambtelijke catalogus met 65 miljard aan plannen, zijn de bedragen hoog en de voordelen weinig grijpbaar. De gemeenschap bouwt tegen enorme kosten een trein, haven of vliegveld. Grondprijzen in de omgeving stijgen, boeren kunnen hun bezit met winst verkopen en huizen worden meer waard maar al zulke voordelen vallen toe aan privé personen of bedrijven terwijl de belastingbetalers de rekening krijgen voor de dure infrastructuur.
9.1.52
In de 'droge' sector, Verkeer en Vervoer, is te weinig proceskennis. De vraag is hoe we het menselijke gedrag kunnen beïnvloeden Ik zie bij het mobiliteitsprobleem een lacune in kennis.
9.1.53
De kennisaandacht van RWS op centraal niveau is in orde, maar elders in de organisatie is deze aandacht (te) laag. Denk aan het met de luchtvaart gerelateerde onderwerp 'Air Traffic Management', waarover door de RLD veel gesproken wordt, maar voor nieuwe kennisinfrastructuur wordt geen ruimte gemaakt. 105
'
Versterken kennisgebieden Door de effecten van individualisering en marktwerking wordt het aanbod van openbaar vervoer minder uniform. Dit kan het lastiger maken voor de reiziger om het juiste vervoermiddel te vinden. De informatietechnologie kan hierin met ontwikkelingen helpen. (Verder) investeren hierin, bijvoorbeeld op het gebied van OV-informatiesystemen en reserveringssystemen, acht ik belangrijk. In dit verband is de ontwikkeling van betaaltechnologie ook belangrijk. De huidige strippenkaart is op zich een groot goed, nadeel is echter dat het reizigersgedrag hiermee niet geregistreerd wordt en er is het probleem van de toerekening van de opbrengsten. V&W is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van kennis inzake de invoering van een integrale kaart (voor alle OVsystemen), niet alleen voor de techniek (o.a. IT), maar zij is ook verantwoordelijk voor het slechten van de huidige barrières bij de betrokken partijen (overheden, bedrijfsleven, etc), die elk hun eigen belangen vertegenwoordigen. Er bestaan gelukkig twee wettelijke routes die kunnen helpen om verstandige projecten verstandig te financieren: a) Gemeenten kunnen via de exploitatieverordening uit artikel 42 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening geld genereren voor toekomstige infrastructuur. Als een projectontwikkelaar per huis in gemeente A twee ton moet afdragen aan de gemeente dan komt bij 5000 huizen een miljard beschikbaar voor de zweeftrein. De huizen blijven ongeveer even duur als in de situatie met een 'gratis' zweeftrein maar de marge van de ontwikkelaar komt onder druk. De boer blijft veilig beschermd door artikel 40 van de onteigeningswet dat hem volledige schadeloosstelling garandeert. b) Voor bedrijven kan de gemeente volgens artikel 222 van de gemeentewet een zogeheten BAAT belasting invoeren. De werknemers van een bedrijf verhuizen naar Almere vanwege lagere kantoorkosten en betere bereikbaarheid. Als zij straks niet meer in de file staan, is het redelijk om dat bedrijf gedurende de dertig jaar die de wet toestaat per medewerker en per maand te laten betalen. Zelfs met een bescheiden bedrag van 300 gulden per persoon per maand dekt deze ene onderneming dan de rente op 75 miljoen gulden van de aanlegkosten van de zweeftrein. Er is behoefte aan (nog) meer kennis over de mogelijkheden van de fiets, zoals de gestalde fiets, het gebruik van de fiets voor grotere afstanden, voor woon/werkverkeer, veiligheid in verblijfsgebieden, integratie met wonen en met andere vervoersystemen (ketenbenadering). En ook over nieuwe oplossingen, nieuwe typen fietsen, maar ook andere gebruikssystemen (b.v. met huurfietsen) en kennis van het ontwerpen van dergelijke systemen.
9.1.54 openbaar vervoer en IT
9.1.55 financiering
9.1.56 fietsvervoer
Het is heel belangrijk om wat afstandelijker naar verkeer en vervoer te kijken. Kennis over verkeer en vervoer is iets anders dan kennis over maatschappelijke ontwikkelingen die effect hebben op verkeer en vervoer. Je moet iets weten over de arbeidsmarkt en vestigingsbeslissingen in plaats van alleen naar de bereikbaarheid te kijken.
9.1.57
Hoe komt de overheid tegemoet aan wettelijke regelingen om visueel gehandicapten aan het verkeer te laten deelnemen, veilig te laten oversteken, etc? Dat willen we graag uitgezocht hebben.
9.1.58
Ik mis kennis over vrije tijdsverkeer. De CBS-gegevens onderscheiden dit ook onvoldoende. Modaliteiten en motieven blijken qua gedragspatroon onvoldoende uit de statistieken. Beleidseffecten zijn daardoor moeilijk meetbaar;
9.1.59
106
Versterken kennisgebieden 9.1.60 nieuwe vervoerswijzen
Ik zou rigoureuze wijzigingen willen zien in hoe wij ons voortbewegen. Er zijn mogelijkheden voor hypermoderne vervoerswijzen, zoals gekoppeld vervoer, d.w.z. een soort gekoppelde eenpersoonsvoertuigen waarin meerdere mensen plaatsnemen, die zich weer los kunnen maken wanneer zij dat willen. Er moet bij het ontwikkelen van nieuwe vervoerswijzen gekeken worden naar het maatschappelijk belang en niet naar het belang van industriële belanghebbenden.
9.1.61
De kennis over de ontwikkelingen in het wegverkeer om zodoende het mobiliteitsprobleem te kunnen aanpakken is voldoende. De medewerkers van ons bedrijf reizen veel per auto en defileskosten ons veel geld. We hebben waar mogelijk telewerken ingevoerd om reizen zoveel mogelijk te beperken. Voor telewerken is een telecommunicatie infrastructuur met voldoende capaciteit nodig en dat is ons product (glasvezelkabel netwerk).
9.1.62
Wie nadenkt over de politiek achter de infrastructuur ziet dat de gemeente zonder druk van Provincie en Rijk niet in actie zal komen. Alle grote steden in Nederland zijn zo verslaafd aan het bedelen in Den Haag dat ook Amsterdam liever kans maakt op een gift van alle Nederlandse belastingbetalers, dan op een financieringsplan dat kosten en baten zoveel mogelijk aan elkaar knoopt.
9.1.63
Onze grootste zorg is dat in de luchtvaart er heel veel nadruk ligt op geluid maar niet op veiligheid. Wat er voor die veiligheid nodig is en wat veiligheid inhoudt, krijgt geen aandacht. Vliegen is in principe veilig want iets dat zwaarder is dan lucht hangt in de lucht. Door conservatieve randvoorwaarden kun je het vliegen veiliger maken.
9.1.64
Ook de infrastructuur is belangrijk. Voor bouwen onder de grond is veel kennis nodig. Niet alleen in Nederland maar ook in het buitenland. Het gaat om duurzame infrastructuur die toegespitst is op de transportbehoefte. Er zouden ook andere systemen bedacht kunnen worden. Minder mensen de deur uit voor het vergaren van kennis en uitvoeren van taken. Ook hierdoor wordt de mobiliteit minder. Tevens zou de transportmobiliteit verbeterd moeten worden, bijvoorbeeld door een beter Betuweroute. De status van Nederland als export- en importland speelt hierbij een rol.
9.1.65
Er is kennisbehoefte op specifieke terreinen als transportsysteemkennis (ook op global niveau) en knooppunttechnologie. Hierbij moet men de werkelijke probleemhebbers betrekken.
9.1.66
Veel kennis van verkeer en vervoer zit binnen in het systeem. Er is veel kennis over technieken bij verkeer en vervoer. Je moet echter gebruik maken van kennis uit andere sectoren in de maatschappij en die toepassen op verkeer en vervoer, bijvoorbeeld beleidskennis, economische kennis, marketingkennis en marktordeningskennis. Decentralisatie en liberalisering van markten spelen hierin een rol.
kennis uit anderen sectoren
9.1.67
Verkeer en vervoer is altijd een middel. Er is meer kennis nodig over de wijze waarop andere maatschappelijke ontwikkelingen de mobiliteit beïnvloeden. Ontwikkelingen in andere maatschappelijke sectoren zoals schaalvergroting in het onderwijs hebben gevolgen voor de eisen die aan het verkeers- en vervoersysteem gesteld worden. De kosten spelen bij deze afwegingen geen rol. Deze zouden doorberekend kunnen worden. Andere voorbeelden zijn ruimtelijke ordening, winkelcentra, veranderingen in de samen-
107
Versterken kennisgebieden stelling van huishoudens. Deze hebben invloed op bijv. de woon/werkafstanden. Kennis hierover is nodig om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Er moet onderzoek komen naar verkeersstromen en luchtverkeer op Schiphol. Hoe kun je de politiek afdwingen dat een vervoerder tot Schiphol vliegt en daarna op bijvoorbeeld HST-O overstapt. Je moet transatlantische vluchten in stand houden en een interEuropees transportalternatief aanbieden. Je moet garanties in prijs en tijdsduur geven en op die manier de mobiliteitskeuze beïnvloeden. Europese afstemming is hiervoor nodig door een verbod op inter-Europees vliegverkeer. Hoe kun je vervoerders zover krijgen? Door middel van regelgeving kun je keuzes afdwingen, maar de vervoerder bepaalt verder zelf hoe hij er komt.
9.1.68
We moeten dingen anders leren te benaderen. Er is bijvoorbeeld nooit nagedacht over marketing bij het openbaar vervoer Vereist het openbaar vervoer een standaardproduct of wil je meer klantgericht denken?
9.1.69
Waterbeheersing en waterkwaliteit
9.2
In Nederland hebben we een achterstand in de vervoersinfrastructuur, maar ik denk ook dat we nog capaciteit over hebben, die benut kan worden door het reizen te spreiden over de dag. Vaste reis- en werktijden per branche instellen lijkt het motto.
24-uurs economie
De extra kennis die nodig is betreft fundamentele kennis van morfologische en ecologische processen. 'RWS en WL denken dat natuur gecreëerd kan worden, maar op de vraag wat het lange termijn effect is van het veranderen van een bepaalde biotoop kunnen we geen antwoord geven. Het voorspellend vermogen van de benodigde, steeds complexer wordende, rekenmodellen zal absoluut onvoldoende zijn. Aanwezige kennis van andere disciplines erbij betrekken is ook niet altijd voldoende. Biologen zijn waarnemers van de ecologie, geen voorspellers van de effecten op de ecologie op de lange termijn. Deze visie wordt breed gedragen door VBKO (de Vereniging Waterbouwers in Bagger, Kust en oeverwerken), ONRI (Orde Nederlandse Raadgevende Ingenieursbureaus) en 'Delfts Cluster' (samenwerkingsinitiatief van TUD, WL, GD, IHF en TNO). RWS Directie Kennis is er middels de 'Notitie Lange Termijn Onderzoek Waterbouw', ONRI/VBKO, van 10/2/98, over geïnformeerd en heeft er 19/5/98 op gereageerd. Er staan hele grote ingrepen op stapel (kust en rivieren). Niet alleen vanuit de welvaart infrastructuur maar ook vanuit de natuurlijke randvoorwaarden. Grote ingrepen gaan qua tijds- en ruimteschaal uit boven wat wij technisch kunnen. De ontbrekende natte waterbouwkennis wordt veroorzaakt door het huidige gebrek aan grote projecten bij RWS. Zolang er projecten waren als de Deltawerken was er geld om de kennis binnen te halen en op peil te houden. Nu de tijd van de grote projecten voorlopig over is, is het blijkbaar moeilijk om de kennis op peil te houden. De ervaring verdwijnt doordat mensen weg gaan of ander werk gaan doen en nieuwe kennis wordt niet meer in de organisatie ingevoerd. Ook speelt mee dat de natte waterbouw maar 1 a 2% uitmaakt van wat er in de totale bouw aan financiën omgaat. Tenslotte zie ik verhoudingsgewijs steeds minder technici en steeds meer juristen te werk gesteld worden bij RWS en dat kan invloed hebben op het niveau van de aanwezige technische kennis.
108
9.2.1
9.2.2 ecologische en morfologische proceskennis
9.2.3 grote ingrepen
9.2.4 natte waterbouw
Versterken kennisgebieden 9.2.5 natte waterbouw
9.2.6 non-assessed chemicals
9.2.7 Noordzee
9.2.8 ruimtelijke ordening
9.2.9 stoffenbeleid
Er is een grote behoefte aan kennis op het gebied van de 'natte waterbouw' (= baggeren, werken aan dijken en kaden; 'droge waterbouw' = o.a. bouwwerken als sluizen en stuwen) bij RWS. De huidige RWS-kennis op het terrein van de natte waterbouw is slecht. Overigens is dit al in 1988 gesignaleerd door RWS zelf en onder de aandacht gebracht in de beleidsnota 'Behoud ontwikkeling Baggerkennis'. Er is veel over gesproken, maar daarna is niets gebeurd om de benodigde kennis binnen te halen. Wij merken o.a. dat er een kennishiaat is bij RWS door de grote belangstelling van RWS'ers voor onze cursussen over baggertechnieken die we al 10 jaar 1 è 2 keer per jaar verzorgen. Ik zie in het stoffenbeleid een paar ontwikkelingen die nu al spelen, maar die in de toekomst nog sterker zullen worden. Ik zie aandacht voor puntbronnen verschuiven naar aandacht voor diffuse bronnen van verontreiniging, zoals emissies via producten. Problemen met puntbronnen zijn voor een belangrijk deel verholpen. Rioolwater en afvalwater van bedrijven wordt niet meer, zoals in de 70-er jaren nog het geval was, zomaar geloosd in het oppervlaktewater. Er zijn nog wel problemen met de milieukwaliteit. Verontreiniging die nu nog plaats vindt, komt van diffuse bronnen. Daarom wordt daar de aandacht nu meer op gericht. Dat wordt nog sterker, denk ik. We vergeten de Noordzee nog wel eens. We denken alleen aan het land, maar er gebeurt veel op de Noordzee. Je moet blijven meten of het Noordzee-systeem niet te zwaar belast wordt. Je moet meer weten van het systeem en of je aan de grenzen van de belasting komt. Monitoring is in toenemende mate belangrijk. Dat geldt op het land ook. Sensoren voor die monitoring zijn er vaak al wel op andere terreinen. Daar moet men zoeken. Afkijken bij andere disciplines is hartstikke nodig. Een onderwerp dat er volgens mij slecht uitkomt bij V&W is de relatie met de ruimtelijke ordening. De plannen op het gebied van ruimtelijke ordening gaan langs V&W heen. We moeten binnen V&W meer met de kennis op het gebied van ruimtelijke ordening omgaan. Zo is water een blinde vlek bij de ruimtelijke ordening geweest. In plannen staat vaak alleen 'water' vermeld en niet meer, geen preciezere invulling. Water moet een belangrijker rol spelen bij de ruimtelijke ordening. Wij zijn onvoldoende voorbereid op vragen of er een vliegveld in de Markerwaard gebouwd kan worden of op een eiland in zee. En of je wel of niet bouwen mag in water en in polders. Ik houd mij bezig met het watergebeuren binnen V&W, bij het RIZA, met name de problematiek van verontreiniging van het oppervlaktewater door met name landbouwbestrijdingsmiddelen. Ongeveer 10 tot 15 jaar geleden waren de problemen van een andere aard dan nu. Mest geeft bijvoorbeeld een ander probleem dan chemische microverontreiniging. Vroeger loosde men zonder waterzuivering. Een aantal problemen van toen bestaan nu niet meer door rioolwaterzuivering en doordat het gebruik van bepaalde chemicaliën gestopt is. Bepaalde soorten stoffen die niet afgebroken worden in het milieu, zoals PCB's, mogen niet meer geproduceerd worden. Die stoffen zitten soms nog wel in installaties, maar worden niet meer gebruikt. Nu worden stoffen gebruikt die wel of beter afbreekbaar zijn, dat zijn vaak nieuwe stoffen. Dat is een trend die zich heeft voortgezet. Daardoor heb je nu te maken met andere soorten stoffen die in het milieu terecht komen. Stoffen waar je niets van weet. Ze worden wel getest, met standaardtests om toegelaten te worden, maar die tests geven informatie in het laboratorium en niet over het milieu in het veld zelf. Het RIZA is wel bij die toelatingstests betrokken. Je zou
109
Versterken kennisgebieden kennis moeten verzamelen over wat die nieuwe stoffen in het milieu doen. Onderzoek hiertoe besteden we uit aan universiteiten, via AlO-plaatsen, maar doen we ook wel in eigen laboratoria. Het ontwikkelen van veiligheid speelt in de toekomst ook een belangrijke rol. In de nota 'Waterhuishouding' is daar al aandacht aan besteed. De discussie gaat over de risico's die wij lopen bij overstroming. De afgelopen jaren hebben we het water gekeerd door de dijken te verhogen. Maar men kan ook het water de ruimte geven. Om dit te beoordelen heb je specialisten nodig op het gebied van risicobeheer, statistieken en modellen. Welke normen wil je hanteren? Veiligheid is erg belangrijk voor mensen. Vooral als het gaat om collectieve risico's. Hierbij zijn ook specialisten nodig op het gebied van de Ruimtelijke Ordening en bestuurlijke dimensies. Daarnaast zijn er generalisten nodig die de ingewikkelde processen nog begrijpen. Risicoanalyse als benadering in de waterkeringszorg zal steeds meer aandacht vragen. Dat blijft belangrijk, des te meer naarmate de economische waarde van de gebieden die je met die keringen beschermt toeneemt.
$
De afgelopen 20 jaar is het instrumentarium om de waterkwaliteit te kunnen evalueren behoorlijk gegroeid. Je ziet ook duidelijke verbetering in de kwaliteit van het oppervlaktewater. De heldere, duidelijke problemen hebben we gehad. Het voorkomen van acute effecten lukt nu wel. Op chronische effecten hebben we weinig zicht, op de endocriene effecten bijvoorbeeld. Doordat rivieren bij ons geweldig debiet hebben, geeft dat een enorme verdunningsfactor. Elders zie je feminisering van vissen als gevolg van oestrogene stoffen in het water. Die zijn van mensen, van de pil, afkomstig, en komen via het riool in het oppervlaktewater. In Spanje en Israël tref je dat meer aan. We hebben weinig aandacht gehad voor dit soort subtiele chronische effecten. De analysetechnieken worden steeds beter, dus je zult ook steeds meer vinden. De toxiciteit die gemeten wordt is nog altijd hoger dan te verklaren is uit de analyses. Daar zit nog een gat. Er komt nu aandacht voor andere stoffen. Wil je maatregelen treffen, dan moet je aan de bron gaan zitten. Aan de diffuse verontreinigingen kun je weinig terugdringen. Er liggen wat convenanten met de agrarische sector. De bio-industrie kun je als normale industrie behandelen, die moeten hun eigen afvalwater zuiveren. Dat vraagt om een sterke concentratie (varkens, tuinbouw) met gesloten systemen. Dit staat allemaal wel op de rails, ook bij RIZA,RIKZ.
9.2.10 veiligheid
9.2.11 waterkering
9.2.12 waterkwaliteit
De kennisbehoefte betreft in Nederland met name de rivier- en kustmorfologie (fundamenteel onderzoek) met een tijdschaal van 100 jaar een ruimteschaal van 100 tot 200 km. Dit is een factor tien groter dan wat we nu kunnen.
9.2.13
De eisen aan de waterkwaliteit worden steeds hoger. Dat is een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling. Mensen denken vaak dat alles wel voor elkaar is door de positieve geluiden die te horen zijn van beleidsmakers van de overheid.
9.2.14
Er zijn in het water groepen van stoffen met toxische eigenschappen die we nog niet kennen. Effecten als bio-accumulatie kunnen verstrekkende en negatieve gevolgen hebben (bedreigende voor de mens). Het opsporen van stoffen met een kwalijk karakter in de zin van erfelijkheidsbeïnvloeding is dan ook van groot belang.
9.2.15
110
Versterken kennisgebieden 9.2.16
Hoe gaat het met de zeespiegelrijzing?
9.2.17
Ik mis (vollediger) onderzoek naar ecologische processen die voor de waterkwaliteit van belang zijn (voor sport, recreatie, visserij) en onderzoek naar de kwaliteit van zwemwater, gerelateerd aan de gezondheid.
9.2.18 toxische stoffen
Is slootwater in algemene zin nog wel geschikt voor vee om te drinken? Op bepaalde plaatsen in Noord-Holland hebben boeren (gezondheids-)problemen met hun vee, waarvan de oorzaak heel moeilijk is vast te stellen. Is dat een microbacteriële oorzaak, door toxische stoffen? Gaat het om stoffen die van nature aanwezig zijn, of stoffen die gevormd worden? Dat is niet duidelijk. Maar boeren komen soms beslist in de problemen doordat de waterkwaliteit te wensen over laat. Waterschappen hadden daar in het verleden minder aandacht voor dan voor het waterpeil. Veenweidegebieden hebben geen hoge veedichtheid. Inlaat van ander oppervlaktewater bepaalt de kwaliteit in sterke mate.
9.2.19
In de ontwikkeling naar dynamisch kustbeheer, van de Noordzee en de Waddenzee, zie ik een trend naar andere manieren die meer recht doen aan de natuur. Op geo-morfologisch en geo-dynamisch gebied is daar heel weinig over bekend. De zee is nu toch vooral nog een grote bak water waar je je tegen moet verdedigen en waar je ook wat mee kunt. We weten daar gewoon veel te weinig van.
9.2.20
Steeds groter zorg wordt de algemene toename van lage concentraties verontreinigingen. Het gaat niet om 1 of 2 stoffen, maar om een heel scala aan stoffen. V&W constateert dat ook; in de Rijn bijvoorbeeld is maximaal 30% van de toxiciteit te verklaren. Ik zie alleen geen vervolg op deze constatering. Hier is dus geen integratie van kennis en handelen. Het blijft bij het constateren van de waterkwaliteitsproblemen. Het vervolg wordt de onderzoekers kennelijk moeilijk gemaakt. En beleidsmakers zijn waarschijnlijk bang voor de nieuwe problemen. Er wordt wel een beeld geschetst van de verbeteringen die er zijn ten opzichte van de jaren '70, maar nieuwe problemen worden beleidsmatig niet opgepikt. Ze zijn echter wel te vinden in de vakliteratuur.
toxiciteit
9.2.21 ö/gen
Toxische algen leveren wereldwijd problemen op. In Nederland komen we daar nog goed vanaf. Ik begrijp niet hoe dat kan. Wij hebben hier toch ook veel water. Misschien is het de grotere doorstroomsnelheid bij ons die daarbij helpt. Algenbloei in stilstaand water krijgt bijna geen kans bij ons, denk ik. Het zou me echter niet verbazen als we met toxische algenbloei (cyano-bacteriën) te maken krijgen. We kunnen dat niet goed inschatten en weten niet wat we dan zouden moeten doen. Moet je dan zeggen dat boeren hun vee niet meer mogen laten drinken uit het slootwater?
9.2.22
V&W heeft meer kennis nodig op het gebied van raakvlakken van morfologie en ecologie met planstudies. Ontwerpkennis ligt dan meer bij combinaties van ingenieursbureaus en uitvoerenden. V&W moet meer sturend zijn.
9.2.23
Van het fundamentele lange termijn onderzoek is niets gedekt. Mogelijk omdat de financiën pas vrijkomen na goedkeuring van een project. De tijdsdruk voor uitvoering is dan zo groot dat er geen ruimte meer is voor fundamenteel onderzoek. In het verleden hadden we dit niet. De twee diensten Zuiderzeewerken en Deltawerken hadden
111
V
mvm Versterken kennisgebieden projecten met een meerjaren looptijd. V&W zou een soortgelijk projectbureau moeten opstarten voor de ontwikkeling van de kust en de ontwikkeling van rivieren.
:•;••
Het onderzoek op het gebied van Verkeer en vervoer is een zwakke plek bij V&W. Adviesdiensten zou je iedere 10 jaar moeten opschonen om vergrijzing te voorkomen.
9.2.24
Er moet iets in de plaats komen voor het Masterplan Fiets. De ontwikkeling en verspreiding van kennis van de fiets moet actief opgepakt worden.
9.2.25 vervolg Masterplan Fiets
'P/l
v-
V&W zou zich moeten richten op de zeespiegelrijzing en de bodemdaling, de monitoring van de waterkwaliteit en de waterkwantiteit en de zoetwaterverdeling van binnenkomend water
9.2.26
We moeten werken aan de veerkracht van de watersystemen. Met fundamenteel onderzoek zullen alle aspecten van het ecologische systeem van de Noordzee aan de orde moeten komen. Dat is een erg omvangrijk project. Specialisten leven zich hier in uit. Hoe diep moet je gaan met je onderzoek? Kennisbehoefte betreft vooral de morfologie (veerkrachtfilosofie). Er is dus in de toekomst meer behoefte aan morfologen.
9.2.27
Ruimtelijke inrichting
9.3
Nederland schittert door afwezigheid bij de plan- en ruimtelijke ontwikkeling in de Randstad. Is dit een gebrek aan kennis of bestuurlijk onvermogen? In Parijs komt er naast de metro en de RER een nieuw systeem: de meteoor. Daarbij lijk de metro dan een boemel. In de Randstad komt dit niet. Dat heeft met modellen te maken of met een ander type besluitvorming. We spelen niet goed in op de behoefte bij de planontwikkeling. Dat blijft teveel in de marge. Er komt gewoon niets van terecht bij het openbaar vervoer. Als alle bevoegdheden naar deelgemeenten gaan, dan komt er niets meer van terecht. Kennis speelt hier wellicht een rol in. Kennis van deze deelterreinen is nodig opdat overheden goed geadviseerd kunnen worden.
9.3.1 de Randstad
Als ik minister was zou ik een studieproject opzetten met als titel 'hoe ver kan ik gaan met het verspreiden en verdunnen van de bevolking over Nederland'.
9.3.2
Men wordt zich er langzaam van bewust dat er ruimte ondergronds is. De wil om dat ook te gebruiken neemt toe. Ik zie wel dat diverse partijen in het kader van projectontwikkeling met een gebiedsgerichte aanpak er iets voor over hebben. Het project Leidsche Rijn is een voorbeeld. V&W en RWS, moeten niet alleen naar eigen projecten en hun eigen portemonnee kijken, maar gebiedsgericht werken en met eerdere partijen aan de gang gaan. De huidige regel- en wetgeving verhindert dat vaak. Geld is nu nog alleen voor een weg bestemd, niet voor gebied als geheel.
9.3.3
Het toverwoord lijkt 'meervoudig ruimtegebruik', als antwoord op de toenemende schaarste aan ruimte en inpasbaarheid van infrastructuur in de ruimte. RWS zou daar een grotere rol kunnen spelen. Er is nu vooral een technologische aanpak. Ik zie daarbij een groot verschil tussen de natte en droge sector. In de natte sector heeft Waterstaat een beheersfunctie met gebiedsgerichte benadering. Op het gebied van droge infrastructuur is RWS meer kijkend in hokjes bezig als een van de vele factoren. Daar zie ik een weinig
112
gebiedsgericht werken
9.3.4 gebiedsgericht
Versterken kennisgebieden integrale benadering, waarbij de weg op zichzelf staat en niet als onderdeel van de omgeving wordt gezien. Een gebiedsgerichte benadering is in de droge sector ook moeilijker, door alle verschillende factoren. Belangrijke aandachtspunten zijn dan de inpassingproblematiek en gebiedsgerichte benadering, waarbij je uitgaat van de potentie van een gebied en kijkt naar de bijdrage die de infrastructuur, bijvoorbeeld een weg, kan leveren voor het realiseren van die potentie. Kennis hierover staat nog in de kinderschoenen. 9.3.5 gebruik van de schaarse ruimte
9.3.6 gespreid wonen
9.3.7 grondgebruik
9.3.8 herinrichten landschap
9.3.9 infrastructuur
9.3.10 kustgebieden
Het gebruik van 'drie dimensionaal Nederland' wordt meer en meer een realiteit. De oppervlakte is beperkt dus moeten we de grond in (tunnels) en wie weet gaan we ook de lucht nog in. We gaan terug naar de 'spreiding van het wonen'. Dit is in strijd met de huidige overheidsplannen, maar begint toch al (illegaal) tot stand te komen, vooral in Brabant. Het fenomeen zal gepaard gaan met een grote technische ontwikkeling. De nieuwe landgoederen zullen zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn, zelf elektriciteit opwekken en veel digitale communicatie mogelijkheden hebben. Mijn studenten spelen ook al met de mogelijkheid om drijvende woningen en wegen te ontwerpen, dus zonder heipalen. RWS gaat een nieuwe bloeiperiode in. De investeringen tot 2020 lopen op tot 200 miljard gulden. Tegelijkertijd gaat er in die periode ongeveer 200.000 ha landbouwgrond verdwijnen. De grote vraag is hoe die vrijkomende grond gebruikt gaat worden Ik vind het belangrijk dat de overheid concreet maakt hoeveel km2 natuur er wordt gepland. Een hoofdtaak van RWS wordt het opnieuw inrichten van het landschap, samen met LNV, VROM en EZ. Deze ministeries kunnen niet zonder elkaar en bestaande schotten moeten worden opgeheven. Zowel grote als kleine problemen moeten gedefinieerd worden. Neem bijvoorbeeld de infrastructuur. Als bijvoorbeeld een zesbaans snelweg, een D-weg, dan een rails, dan weer een kleine ventweg en nog een fietspad naast elkaar lopen, los dan het infrastructuurprobleem in zijn geheel op, en niet elk klein onderdeeltje apart. Dat betekent dan datje ook eens iets moet opruimen en niet alleen moet bijbouwen. Er is - naast economische verandering - ook druk op de kustgebieden door externe factoren waar je weinig aan kunt doen. Mensen willen graag dat Nederland een natuurlijke, veerkrachtige delta is, die wat kan opvangen. Niet zoals nu in Italië bijvoorbeeld waar modderstromen hele dorpen wegvagen. Daar is het economisch belang doorgeschoten, waardoor er geen veerkracht meer is. Het systeem moet wat extra neerslag kunnen opvangen. Dus moet de veerkracht van Nederland als delta versterkt worden. Dat roept direct allerlei vragen op. Bij de Deltawerken bijvoorbeeld hebben alle zeegaten een eigen functie gekregen met eigen waterbeheer. Moet je dat zo laten of moet je zoeken naar mogelijkheden voor meer samenhang tussen die verschillende watersystemen? Dat is meteen gekoppeld aan demografische ontwikkelingen. Wil Zeeland veel mensen aantrekken, een woonfunctie en werkgelegenheid bieden, economische activiteiten en recreatie etc? De provincie denkt daar over na. Wat moeten wij als Rijkswaterstaat daarmee? Het is mij niet duidelijk of dat met zoveel woorden in de 4 e nota waterhuishouding staat. De Regionale Directie Zeeland moet een beleids- en beheersvisie over de delta watergebieden formuleren. Denk aan zaken als de heropening van de Haringvliet. Dat speelt ook bij de overgang IJsselmeergebied met de Waddenzee. 113
Versterken kennisgebieden
':?.*••
Het grondgebruik in Nederland gaat veranderen: 30% van de landbouwgrond komt de komende decennia vrij. Dit zal verspreiding van de bevolking veroorzaken. Daarmee zal de mobiliteit toenemen, hoewel dit weer afgeremd zal worden door de komst van meer communicatiemiddelen.
9.3.11
Er is veel kennis vergaard over het vermogen om ondergronds te bouwen. We moeten de kant op van ondergronds bouwen of eigenlijk in meer lagen bouwen. Kruispunten zijn in dichtbevolkte gebieden bottlenecks. Alles wat je in meerdere verdiepingen kunt doen is meegenomen. Treinen zijn ondingen, omdat ze een ongelooflijk grote ruimte vergen, waar verder geen transport over gaat. Slechts 10% van de goederen en personen gaat met openbaar vervoer. Je kunt de frequentie niet meer opvoeren. Op de weg is nog wel iets mogelijk. Daar is nog een factor 2 tot 3 meer vervoer mogelijk, door toepassing van sensoren in de weg die de auto aansturen. Dat gaat gebeuren. Aandacht en knowhow is nodig voor standaardisatie. Een trein kan niet stoppen, zit vast aan de rails. De trein en de hoge snelheidstrein zijn eigenlijk ondingen. Maar dat is moeilijk uit te leggen. De hoge snelheidstrein kan maar een paar plaatsen bedienen. De metro is in grote steden wel goed. Die kan heel frequent rijden. De weerstand tegen gebruik ervan neemt af bij de mensen. Dat betekent voor de kennisontwikkeling dat je ondergronds, meerlagig, bouwen voorkeur moet geven.
9.3.12
Het meest opvallend de laatste tijd vind ik dat er veel veranderingen zijn die op de samenleving afkomen na de Deltawerken en integraal waterbeheer. Dan denk ik aan economische groei en het beslag dat ermee op de ruimte gelegd wordt en aan de individuele groei van mensen die ruimte voor zich zelf opeisen om activiteiten te ontplooien. Als Waterstaat krijg je daar mee te maken. Terwijl er juist voor de natuurlijke dynamiek behoefte is aan ruimte. Ik denk aan de rivieren, de uiterwaarden, maar ook aan de kust, estuaria met meer natuurlijke dynamiek en de zandhuishouding voor de kust. Het idee om meer ruimte te scheppen voor Nederland als een delta staat op gespannen voet met ruimte voor wonen, recreëren, industrie, infrastructuur, waar een enorme behoefte aan is, economische ruimte is tegengesteld aan ruimte voor natuurlijke processen.
landbouwgrond komt beschikbaar
meerlagig ruimtegebruik
9.3.13 Nederland als delta
Landbouw kan alleen overleven door: a) schaalvergroting b) gemengde bedrijfsvoering. Je kunt denken aan een camping, recreatie op het land, of zelfs woningbouw op het land. Een boerderij wordt dan een klein dorpje. Men spreekt al van de nieuwe landgoederenontwikkeling. De oude betreft de bouw van buitenhuizen aan bijv. de Vecht door rijke Amsterdammers in een ver verleden. Ik ben ervan overtuigd dat dit normale zaken gaan worden. Deze vormen van privatisering vragen een andere houding, ook van RWS.
9.3.14
Als belangrijke maatschappelijke ontwikkeling zie ik de ruimtelijke inrichting van ons land. In het dichtbevolkte Nederland met veel infrastructuur is dat het eerste probleem, en daar vallen de milieu-, sociale, culturele, mobiliteits- en de economische problematiek onder. Het departement V&W neemt daar een centrale plaats in.. Het beleidsconcept over de inrichting van de regionale concentratie van gebieden, zoals de Randstad, Arnhem/Nijmegen, etc, verandert. Voor wat vroeger een goede verbinding tussen de stedelijke gebieden was, is herinfrastructurering nodig. Snelheid is geen modeverschijnsel van deze tijd (HSL-lijn), maar dat hoort bij een intercontinentale ontwikkeling, Over
9.3.15
114
nieuwe landgoederenontwikkeling
Versterken kennisgebieden 50 jaar is heel Nederland één groot stedelijk gebied. De uitbreiding van Schiphol is daar een teken van. Mijn stelling is dat infrastructuur vooraf gaat aan de stedelijke bouw. Infrastructuur legt nieuwe gebieden open. 9.3.16
Er is kennis nodig voor een grondige verkenning van het ingrijpen van de overheid in de ruimtelijke ordening. Een middel daartoe is het gebruik van Virtual Reality( VR) ter ondersteuning en uitbreiding van de Milieu Effect Rapportage (MER). Er loopt op dit moment een VR-project onder de LWI (Land Water Informatie) paraplu met als deelnemers RWS, TNO/FEL en de faculteit.
9.3.17
Er worden niet voldoende gebiedsgerichte processen georganiseerd. Dat ligt vooral aan de vanouds technische cultuur van RWS., die zich bijvoorbeeld uit in projecten als het ontpolderen langs de Westerschelde en de aanleg van de Betuwe spoorlijn. Met initiatieven als het 'infralab' is RWS op de goede weg.
9.4
Telecommunicatie, telematica
9.4.1
Voor HDTP is nu geen kennisinfrastructuur. Dat willen ze ook niet, maar daar beginnen ze nu van terug te komen.
9.4.2
Het belang van de elektronische snelweg wordt steeds groter want de globalisering van de telecommunicatie is zeer sterk. Globale aspecten hebben effect op nationale aspecten.
elektronische snelweg
9.4.3 internet
9.4.4 telematica
9.4.5
9.5 9.5.1
De V&W beleidsdirectie HDTP heeft nauwelijks verstand van internet. Er is geen beleid, geen initiatief. V&W legt alleen beton aan, maar wat hebben we aan betonnen mainports als Schiphol en Rotterdam als de snelst groeiende onderdelen van onze economie zich digitaal op internet blijken te ontwikkelen? En dan te bedenken dat het internet protocol (IP) straks alle telecommunicatie verbindingen gaat verzorgen. De infrastructuur maakt van Amsterdam het internetknooppunt van Europa! HDTP ziet dit niet en V&W stimuleert dit niet. Een gemiste kans! Er wordt te weinig gedaan aan telematica, dat is een taak van EZ. De vraag is of V&W een rol wil spelen bij de infrastructuur van te telecommunicatie. Er is in Nederland geen denktank die daarbij kan helpen. Voor telematica kan een WL of een RIZA een goede functie hebben. Ik zou graag aan het kennis- en communicatieaspect van IT willen bijdragen, zodat het woord Verkeer uit V&W ook betrekking heeft op digitaal en kennisverkeer. Atmosfeer, milieu Aan milieu, geluidshinder en volksgezondheid wordt al wel aandacht besteed. Afwegingen in economische zin over bijvoorbeeld verhandelbare geluidsrechten is nog nauwelijks aan de orde geweest. Nu wordt er vooral aandacht besteed aan de woningen die binnen de geluidszones vallen en geluidsisolatie krijgen. De milieu-economie moet nog vorm krijgen. Het gaat om economische aspecten van milieu en economische afwegingselementen. In welke mate voel men zich in zijn economische welvaart aangetast? Kan men compensatiemaatregelen treffen in plaats van geluidsisolatie.
115
* Sft
Versterken kennisgebieden
•'H
Van atmosferische processen weten we te weinig. Het zelfreinigend vermogen van de atmosfeer kennen we helemaal niet. Om effecten te kunnen inschatten is het belangrijk te weten wat het systeem kan hebben. Dat heb je nodig om beleidsopties te kunnen afwegen. We hebben slechts 10% van de benodigde kennis.
9.5.2
Is het de taak van de overheid om alle bedreigende stoffen in kaart te brengen of van de industrie? Het principe van responsible care is dat een bedrijf zelf moet zorgen dat geen bedreigende stoffen worden gebruikt of dat het gebruik geen problemen oplevert. Grote bedrijven hebben hiervoor de mensen en de middelen, kleine bedrijven kunnen dit niet of nauwelijks. Moet de overheid daar iets aan bijdragen? In Nederland is weinig belangstelling voor stoffen in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Denemarken. Weten we voldoende van stoffen. Kennen we de risico's van endocriene stoffen bijvoorbeeld die op de voortplanting inwerken en ook bij de mens een verminderde vruchtbaarheid veroorzaken. Dat laatste doet de discussie opwaaien ook in de onderzoekswereld. En die discussie heeft geleid tot verschuivingen van onderzoeksgelden, ook van overheidswege. Dit heeft alles te maken met gebrek aan kennis. De paniek komt gedeeltelijk doordat het probleem is opgeblazen door mensen die daar voordeel bij hebben.
9.5.3
Waterstaat omvat eigenlijk veel. Binnen instituten als RIKZ en RIZA wordt veel gedaan. Er is meer aandacht voor ecotoxicologische problemen. Efficiencywinst is te behalen in de beoordeling van effluenten, de afvalwaterstromen van de industrie. Ik verwacht dat duidelijker wordt wat er geloosd wordt door tijdsgeïntegreerde monsters te nemen in plaats van eenmalig. Daar zijn mogelijkheden voor door een naaldje in het water een tijdje te laten staan. Dat geeft een veel beter beeld. Daarmee kun je beter tot maatregelen komen om milieuzorgsystemen van bedrijven efficiënter te laten worden. Dan is er niet alleen aandacht voor de soorten stoffen, maar ook voor de effecten van die stoffen. Dat gebeurt, en dat is een goede ontwikkeling. We weten weinig over natuurlijke stoffen in water. Met het oog op de volksgezondheid en onze afhankelijkheid van het oppervlaktewater voor de drinkwatervoorziening is dat wel nodig. Het is geen direct probleem. Tot nu toe ging alle aandacht de emissies van de chemische industrie. Vijftig procent van alle kankergevallen komt door voeding. Dat komt niet door toevoegingen, want die zijn goed onderzocht. Planten kunnen allerlei stoffen bevatten. Hetzelfde geldt voor het water. Dat kan soms best toxische stoffen bevatten, afgezien van de stoffen die wij daarin vinden. Acute problemen zullen zich niet voordoen, behalve bijvoorbeeld bij toxische algen. Chronische aandoeningen kunnen veroorzaakt worden door natuurlijke stoffen in ons drinkwater die schadelijke effecten hebben. We zien een geweldige toename van chronische ziekten, allergieën, reumatische aandoeningen, neurologische aandoeningen, hart- en vaatziekten. Er is een duidelijk verband met voedsel. De vraag is hoe dat komt en wat je eraan kunt doen. Je zou in onderzoek naar die kennis moeten investeren. Wat komt er van nature al aan schadelijke elementen voor in voedingsproducten? Ik sluit niet uit dat ook in water natuurlijke stoffen voorkomen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid. We hebben een extreme wetgeving voor contaminanten, maar voor natuurlijke componenten niet. Dat speelt vooral bij de veestapel, die ongezuiverd water, grond- of oppervlaktewater drinkt. Het zou goed zijn om meer kennis te hebben van natuurlijke stoffen en van de aanwezigheid daarvan in oppervlaktewater. Dat geeft wellicht handvatten om met onduidelijke problemen om te gaan. Zoals de boeren in Noord-Holland, waar het vee
116
atmosfeer
bedreigende stoffen
9.5.4 eco-toxicologie
9.5.5 natuurlijke stoffen
Versterken kennisgebieden door vage klachten een lage productie heeft. Dat zijn vast geen incidenten, maar dat kunnen we vaker krijgen. Deze problemen gaan vooral de beherende waterschappen aan. RITOX doet hier weinig aan. Zij zijn afhankelijk van financiers. Omdat het hier gaat om nieuwe en vage, niet direct zichtbare problemen, krijg je er niet zomaar de handen voor op elkaar. Wellicht dat landbouworganisaties hier de kar gaan trekken. 9.5.6 non assessed chemicals
9.5.7 satellieten
9.5.8 verschuiven van effecten
Ik zie veel meer aandacht komen, zowel politiek als beleidsmatig, voor non assessed chemicals, ofwel stoffen die we niet kennen en waarvan we ook de risico's niet kennen. We hebben te maken met wel 30.000 tot 60.000 chemicaliën die industrieel geproduceerd worden, terwijl we maar van een paar honderd van die stoffen, die met een groot productievolume, de precieze samenstelling en de risico's kennen. Van de andere stoffen weten we niets. Die kennis zit bij bedrijven of is er helemaal niet. Die stoffen zijn nooit getest of de kennis erover is niet algemeen toegankelijk. Internationaal gaat de discussie spelen dat we hieraan iets moeten doen, dat we grip moeten krijgen op deze situatie. In het tempo waarin het nu gaat, er worden slechts enkele tientallen stoffen per jaar beschreven, kost het nog wel dertig jaar voor we al die stoffen kennen. Voor nieuwe stoffen is een aanmeldingsbeleid met een check op risico's voor mens en milieu, op basis van een vastgestelde set gegevens. De huidige wetgevingskaders, in EU, OECD en UNCED, richten zich vooral op hoge volume chemicaliën, dat zijn er ongeveer 2.000 tot 3.000. Met het uitvoeren van onderzoeken en het implementeren van de resultaten in de wetgeving voor enkele tientallen stoffen per jaar kom je dan maar langzaam vooruit. Dan blijft het probleem dat je van al die duizenden andere stoffen niet de risico's beheerst. Alles wordt draadloos. Je krijgt steeds meer satellietsystemen. Bijvoorbeeld het telecommunicatienetwerk van Bill Gates met 800 satellieten voor mobiele telefonie. Op welk niveau wordt bepaald of Bill Gates dat mag? Wie houdt dat bij? Heeft V&W daar zicht op? Zijn daar internationale gremia voor? Het is ongelofelijk complexe materie. Dat is een mogelijk aandachtsgebied voor kennis bij V&W. Er zijn satellieten voor aardobservatie, telecommunicatie en plaatsbepaling. Ze worden steeds kleiner en hebben een levensduur van 5 jaar. Vanuit Nederland is daar weinig aandacht voor. Batterijen zijn ondingen, maar energieoverdracht zal waarschijnlijk ook draadloos worden. Ook voor auto's. Elektrificatie, ook in sterkstroom zal uiteindelijk leiden tot integratie van elektrische auto in het verkeer. Die kun het ministerie dan verplicht stellen. Elektriciteit is een heel schone energiedrager, maar de opwekking van die energie is dat niet. Betrouwbaarheid van het elektriciteitsnet is heel belangrijk. Het systeem is nu zo complex dat bij stroomuitval moeilijk is na te gaan wat er fout zit. Je kunt een diversiteit aan bronnen gebruiken, bij gestandaardiseerde dragers. In de toekomst zullen effecten van chemische verontreiniging verschuiven. Van sterfte van vogels verschuiven de effecten naar verminderde fertiliteit bij bijvoorbeeld zeehonden, dus minder jongen en naar verminkingen van dieren en via oestrogeeneffecten van stoffen met een hormoonachtige werking treedt er verandering op in de ontwikkeling van dieren, hetgeen hun reproductie in gevaar brengt. Dat zijn gevolgen die je moeilijker kunt aantonen. Net als kankerontwikkeling bij dieren. De verhouding tussen oorzaak en gevolg is moeilijker aan te geven. Ook is moeilijk aan te tonen dat effecten op het zenuwstelsel en een ziekte als astma een gevolg van verontreinigingen is.
117
Versterken kennisgebieden We moeten werken aan de veerkracht van de watersystemen. We moeten meer te weten komen over het ecologische systeem van de Noordzee.
9.5.9
Aan milieu, geluidshinder en volksgezondheid wordt al wel aandacht besteed. Afwegingen in economische zin en zaken als verhandelbare geluidsrechten zijn nog nauwelijks aan de orde geweest. Nu wordt bepaald welke woningen binnen de geluidszones vallen en daarom geluidsisolatie moeten krijgen. De milieu-economie moet nog vorm krijgen. Het gaat om economische aspecten van milieu en economische afwegingselementen. In welke mate voelt men zich in zijn economische welvaart aangetast? Kun je compensatiemaatregelen treffen in plaats van geluidsisolatie?
9.5.10
De behoefte aan kennis van natuurlijke processen bij de kust en de rivieren wordt nog versterkt door de klimaatverandering die eraan lijkt te komen. Die kan leiden tot verandering van neerslag, er kunnen in korte tijd grote hoeveelheden neerslag vallen, en tot zeespiegelrijzing. Je zou het stroomgebiedbegrip moeten uitbreiden tot de gehele Noordzee, of zelfs de Atlantische Oceaan, omdat die regen uiteindelijk daar terecht komt. Denk aan de 'Noord-Atlantische oscillatie', een soort 'El Nino' van de Atlantische Oceaan. Het hele klimaat van Nederland, ook het stormklimaat, wordt op de oceaan geboren. Er kan verandering optreden in overheersende windrichting en windsnelheid of verandering in de (warme) golfstroom, die zich verlegt of verdwijnt. Dat heeft grote consequenties voor het Europees klimaat. Het kan desastreus zijn voor Nederland als door een strenger klimaat met koudere winters rivieren dichtvriezen. Daar beginnen we wel wat zicht op te krijgen, maar veel is nog onbekend. Je hebt het over onomkeerbare effecten. Als je het merkt, kun je niet meer of maar zeer beperkt corrigeren. Je moet daar op anticiperen. Dat betekent dat je ruimte moet hebben voor onderzoek dat zicht geeft op de risico's. Daar wordt ook in internationale onderzoekprogramma's wel het een en ander aan gedaan.
9.5.11
watersystemen
milieu-economie
systeem Atlantische Oceaan
Een onderwerp dat er volgens mij slecht uitkomt bij V&W is de relatie milieu - economie.
9.5.12
Er zijn milieunormen opgelegd door VROM. Er moet onderzocht worden hoe een gulden het beste kan worden besteed. Een probleem kun je het meest effectief bij de bron aanpakken en je moet onderzoeken hoe je dat probleem het meest effectief kunt oplossen. Je moet daarbij over de landsgrenzen heenkijken.
9.5.13
Er is behoefte aan kennis over 'duurzaamheid'. Hoe maak je iets op zo'n manier dat je er later ook nog iets mee kunt en dat het welzijn van mensen niet aantast, ook van toekomstige generaties? Een voorbeeld waar dat in mijn ogen lukt, is bij de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers.
9.5.14
Je moet goede analyses maken. Milieudefensie geeft aan dat er steeds meer klachten over Schiphol zijn. Het blijkt echter dat de mensen die klagen vaak ver bij Schiphol vandaan wonen. Het is uitermate belangrijk om deze analyse te maken want dat heeft effect op je te voeren beleid. Dit gebeurt nu niet.
9.5.15
Kennis op het gebied van beperking geluidshinder en energiezuiniger maken van systemen.
9.5.16
118
Versterken kennisgebieden 9.5.17
NWO-programma's op het terrein van V&W, waarbij V&W betrokken zou kunnen of dienen te worden, zijn o.a. biodiversiteitsprogramma's, NEESDI (Netherlands Environment Earth Systems Dynamics Initiative), IJskernboringen op Antarctica, Milieu en Economie en Duurzaamheid en Milieukwaliteit (waarin o.a. riviersystemenonderzoek). Daarnaast wordt gewerkt aan de opzet van stimuleringsprogramma's m.b.t. de elektronische snelweg en sociaal wetenschappelijk milieu-onderzoek (Gamin). Ook hierbij is V&W-betrokkenheid mogelijk.
9.5.18
Op waterkwaliteitsgebied zijn de grote vervuilingsbronnen aangepakt. Nu zijn er nog veel verspreide bronnen, zoals auto's, dakgoten, mensen. Door het verlenen van vergunningen kun je dat niet meer terugdringen. Het is niet duidelijk hoe je dat moet aanpakken. Dat heeft te maken met economische ontwikkeling, productcycli etc. Daar is wel kennis van, maar de communicatie naar betrokkenen is niet goed ontwikkeld. Dat moet je nu aanpakken om verder te komen. Dat heeft ook veel raakvlakken met andere factoren en ministeries. RWS laat dat te snel terechtkomen in vrijblijvende praatclubjes en platforms. Er gebeurt dan verder niets, er is geen zelfstandige input van ministeries. Communicatie van beleid naar producenten en consumenten ontbreekt, evenals inhoudelijke kennis van producten die vervuilend zijn. Dat moet gestimuleerd en mogelijk gemaakt worden, via gerichte actie die het ministerie ondersteunt.
9.5.19
RWS besteedt teveel geld aan 'meten' in het water ten behoeve van het milieu en te weinig geld aan het gebruik van de gegevens voor ecologie, natuurherstel en -inrichting. Dat laatste vraagt vaak andere data dan er nu gemeten worden.
9.6
Informatietechnologie
9.6.1
Alle vakgebieden zijn wel vertegenwoordigd binnen V&W. IT echter veel te weinig. Kennis omtrent IT moet verspreid en gestimuleerd worden. Binnen V&W zou de sfeer moeten ontstaan dat het een heel belangrijk terrein is. Projecten op IT-gebied moeten gestimuleerd worden. IT moet tot core business gemaakt worden. Er is een staatssecretaris IT nodig.
9.6.2
De verkoop van de DIV(Dienst Informatie Voorziening) is een grote aderlating geweest voor RWS met als gevolg dat er geen duidelijk beleid meer is op IT gebied.
9.6.3
Er moet aandacht komen voor digitale techniek. In de politiek is de IT-portefeuille een ondergeschoven kindje. Het hele onderwerp wordt door de politieke arena ernstig onderschat. Er is nu een Nationaal Actieplan maar dit gaat vaak om kleine bedragen (ongeveer 90 miljoen in vergelijking met de Betuweroute die 12 miljard kost). Minister Wijers neemt het wel serieus, bijvoorbeeld door Surfnet5. Er moet nog veel op dit gebied gebeuren.
9.6.4
Ook privacy aspecten spelen bij ICT een rol. Hoe ver kun je bijvoorbeeld gaan bij rekeningrijden? Moet dat anoniem? Wat sta je toe en hoe ga je er mee om? Dat zijn vragen die beantwoord moeten worden.
119
Versterken kennisgebieden Goederenvervoer
9.7
De kennis op railgebied binnen DGG (goederenvervoerbeleid) is nog onvoldoende. De kennis van veilig ondergronds bouwen, buisleidingentransport, etc. kan in de toekomst een lacune worden. DGG moet zorgen voldoende specialisme in eigen huis te houden.
9.7.1
Op het gebied van goederentransport speelt technologie een grote rol. De ontwikkelingen gaan snel. Het is van belang dat Nederland kennis op dat gebied verder blijft ontwikkelen. De komende jaren moet het oog vooral zijn gericht op goederen die op kortere en middellange afstand worden vervoerd. Daar liggen nieuwe kansen. Te denken valt aan ondergrondse transport- en logistieke systemen. Andere voorbeelden zijn onbemand vervoer, het combineren van vervoer van (hoogwaardige) goederen en personen, stedelijke distributie.
9.7.2
Logistiek wordt belangrijker. In Singapore hanteert men fuzzy logistics . Je ziet dat simulatie belangrijker is geworden en dat werkt daarin door.
9.7.3
Logistieke kennis zal steeds belangrijker worden, evenals knooppunttechnologie (de grote kosten van vervoer zitten in de overslagactiviteiten). Dit zijn onderwerpen waarvoor V&W tenminste prikkels geven. In de Raad voor V&W leven er ook gedachten om meer met het binnenwater te doen in relatie tot transport.
9.7.4
Op het vlak van het goederenvervoer is er grote behoefte aan de ontwikkeling van goede databases met toegankelijke informatie. Met name op twee gebieden moeten de data veel beter worden verzameld en bijgehouden dan nu: 1) ketenbeheer 2) regelgeving, standaards, normen, voorschriften
9.7.5
V&W laat zich niet gelden als voortrekker op het gebied van goederenvervoer in tegenstelling tot VROM.
9.7.6
Van oudsher was V&W het vakdepartement waar de goederenvervoersbranche aanklopte voor oplossingen van problemen en overleg. V&W neemt steeds meer een neutrale houding aan tegenover de branche en EZ of VROM wordt meer en meer aanspreekpunt. Dit heeft weliswaar te maken met de financiële consequenties, die gepaard gaan met de wensen van de branche, maar waarom laat V&W zich de kaas van het brood eten door een departement als VROM?
9.7.7
Het goederenvervoer is een belangrijke sector op de markt met grote, kapitaalkrachtige spelers. Innovaties komen eerder tot stand en hebben eerder rendement dan in andere sectoren. Nederland zou op dat vlak veel meer moeten inzetten op automatische systemen in combinatie met ondergronds vervoer.
9.7.8
Vooruitkijken en verantwoording afleggen
9.8
Je zou meer zicht moeten hebben over wat beleid kan en niet kan. Door het beleid een spiegel voor te houden heb je beter zicht op je keuzen. Je weet dan wat de effecten zijn en wat de mensen ervan merken. We hebben behoefte aan inzicht in de effecten van
9.8.1
120
(rail)kennis DGC
technologie
beleid evalueren
Versterken kennisgebieden beleid. Als daar te weinig kennis over is dan moet je daar geld in stoppen om die kennis te vergaren. Ook is er behoefte aan meer kennis over hoe je veranderingen realiseert. 9.8.2
Waar liggen de energievoorraden? In Europa of overzee? (Cees Daay Ouwens, Universiteit Eindhoven).
9.8.3
Je moet niet alleen afrekenen op effectiviteit van beleid maar ook op maatschappelijke verantwoordelijkheid.
9.8.4
Sensortechnologie en telematica, logistieke ketens
9.8.5
Naarmate je, je meer open opstelt is meer inzicht nodig in 'wat zijn de gevolgen als'. Je moet uitgangspunten meer beargumenteren. Nu is de input van scenario's vrijwel beperkt tot economie en demografie. Misschien moet milieu ook wel input zijn en niet alleen resultante. Wat neem je als gegeven, wat als variabel: dat moet je afspreken. Beter omgaan met scenario's!
besluitvorming in toenemende onzekerheid
9.8.6 historie van techniek
9.8.7 verantwoording van beleid
9.8.8 vooruitzien
9.8.9
9.8.10 normen veranderen
Bepaalde kennisdomeinen zijn hard nodig! Gebruik de geschiedenis van de techniek om de prognoses voor de toekomst te verbeteren, vooral op het terrein van de technologiedynamica. Delft moet het centrum zijn van RWS en de infrastructuur Eén promille van het budget moet beschikbaar zijn voor het beschrijven van de geschiedenis van de techniek. De historische spiegel die je je dan voor kunt houden voorkomt mogelijk dat je de verkeerde weg inslaat. Ik verwacht dat onze omgeving (het departement, de Kamer) steeds meer eisen stelt aan onze doelmatigheid. Er wordt veel geld uitgegeven aan natte en droge projecten, beheer en onderhoud. Effectiviteit en efficiëntie zijn daarbij belangrijk. Het gaat zowel om beheerseffectrapportages als beleidseffectrapportages. De belangrijkste ontbrekende kennis is het beeld hoe de wereld er over ongeveer 30 jaar uitziet. Je moet 'schouwen' hoe het er over dertig jaar aan toegaat. Dat is een vreselijk moeilijke opgave, maar wel cruciaal. Je moet het goede scenario kennen om de goede vragen op het terrein van kennis te kunnen stellen. Er moet consequenter met ex - ante studies gewerkt worden. De methodiek hiervoor schiet thans nog vaak tekort. Op dit terrein is betere scholing nodig van zowel beleidsmensen als onderzoekers en adviseurs. Een belangrijke sociale ontwikkeling is het veranderen van de normen. Men denkt minder over collectieve belangen na, de individuele aspecten worden steeds belangrijker. Die individuele benadering maakt het land moeilijk bestuurbaar. Daarnaast worden burgers steeds mondiger, zodat je vaak het NIMBY-effect ziet (Not In My Back Yard). Zo komt een uitbreiding van Schiphol in de Noordzee of worden windmolens in de Noordzee geplaatst. Maar wat zijn de gevolgen voor de kust, de vogels? Wat is het gevolg voor de inrichting en leefbaarheid van het land? Door de drukte voor de kust zullen de sociale structuren in de aangrenzende steden veranderen. Wat zijn de gevolgen voor de natuurgebieden bij de kust? Die worden dan aan 4 kanten ingesloten. Dat moet gevolgen hebben voor de levenskracht van dat gebied. Er moet veel meer gekeken worden wat dit
121
Versterken kennisgebieden voor consequenties kan hebben en niet alleen op de technische aspecten. De toekomstvoorspellingen, de doordenkscenario's, het koffiedik kijken moet belangrijker worden. Wat is het effect van de toenemende individualisering op het functioneren van de maatschappij? In wat voor maatschappij komen we terecht ten aanzien van leefbaarheid, sociale aspecten, inrichting?
*!--,
: •>?
Er moet meer aandacht zijn voor creatief denken en het ontwikkelen van scenario's. Logistieke processen kunnen anders vorm gegeven worden. Je moet verkeersstromen vorm geven. Wat kun je daarin fysiek anders doen? Die vraag moet beantwoord worden. Kennis over mobiliteit moet verworven en uitgedragen worden, denk eens aan demografie en trends. Hoe futuristisch is V&W? Wij hebben van het centraal planbureau 3 scenario's gekregen over hoe Nederland eruit zou kunnen zien in 2005: a) a la Amerika met een 24 uurs economie b) Europa volgens de EU gedachte c) Europa'mislukt' Wij gaan daarop onze bedrijfsstrategie maken, etc, doen jullie (V&W) dat ook?
9.8.11
9.8.12 futuristisch?
RWS als beheersorganisatie. RWS moet over de uitvoering van het beheer verantwoording afleggen met kengetallen en effectiviteitanalyses. Ik verwacht dat we daar veel meer aan moeten doen. De Kamer wil dat verantwoording wordt afgelegd over resultaten.
9.8.13
Er zal wellicht een anders (thematisch of per scenario) georganiseerde vraag of aanbod optreden. A W bijvoorbeeld zou kunnen bekijken of er onderwerpen zijn die we willen 'meten en weten'. Op voorhand is echter niet met zekerheid te zeggen welk scenario waarheid zal worden. Per gebied moet je de vinger aan de pols houden. Dat is dus geen eenmalige actie, maar een zaak van lange adem. Volgen en periodiek bijsturen dus. In het kader van Questa is ook nazorg vereist.
9.8.14 vinger aan de pols
We moeten van onze tradities af. We steken honderden miljoenen in het vergaren van kennis, terwijl er weinig inzicht is in de afwegingen die worden gemaakt. De prioriteitsstelling is onduidelijk. Veel onderzoek is uitvoeringsgericht. Rijkswaterstaat stelt intern prioriteiten, maar er wordt weinig kritisch vanuit een beleidskant naar gekeken. Ook wordt weinig geld besteed aan vernieuwende zaken. Daar moeten beleidsmatige uitspraken over gedaan worden.
9.8.15
Overig
9.9
Hoe kun je een breed gedragen toekomstvisie maken? Dat is iets anders dan een scenario. Daar weten we onvoldoende van. Een mooi voorbeeld is het Brundlandt-rapport. Van DTO zelf zijn er een zestal publicaties. Dat zijn boeken met toekomstvisies over duurzaam bouwen, water, verplaatsing, voedsel.
9.9.1
Er is een enorme kennisbehoefte op verschillende niveaus. Het TNLI-project illustreert dat. Na veel tijd is nog heel veel onbekend. Tal van essentiële vragen zijn nog onbeantwoord, over:
9.9.2
122
Versterken kennisgebieden 1) feitenkennis - Bijvoorbeeld over de vogels boven de Noordzee. 2) scenariokennis - De scenario's worden nu bepaald door de drie CPB-scenario's en de drie demografische CBS-scenario's. 3) sturingskennis - Hoe betrek je mensen op een zinnige manier bij onderzoeken, zodat de inhoud beter wordt en het draagvlak groter? 9.9.3 Brussel of V&W?
9.9.4 kernenergie
Voor subsidie en samenwerking is niet duidelijk of je in Den Haag moet zijn of dat je meteen naar Brussel moet gaan. Ik neig nu naar het laatste. V&W gaat concurrentie krijgen van Brussel, zowel qua aanspreekpunt als qua kennis. De stijgende behoefte aan duurzame ontwikkeling, zoals naar voren gebracht door mevrouw Brundlandt staat centraal bij alles wat nu in Nederland gebeurt. Daardoor komen de problemen rond de luchthaven Schiphol in de politiek terecht. Kernenergie past daar eigenlijk vrij goed in, als tenminste de veiligheid en het afval beheersbaar zijn. Er komt een moment dat je moet teruggrijpen op kernenergie, als de energiebehoefte blijft stijgen. Ik weet niet hoeveel generaties dat gaat duren.
9.9.5
Een maatschappelijke ontwikkeling is de privaat/publieke samenwerking, alhoewel ik vind dat de overheid veel met de mond belijdt, maar daar weinig daadkracht tegenover stelt.
9.9.6
Vooral in de aanlegsfeer komt er steeds meer publiek/private samenwerking (PPS). Voor V&W en de kennisbehoefte heeft dit effecten. Je zult in de toekomst meer kennis toepassen maar minder met uitvoering bezig zijn. Wat is de rol van de overheid daarin, wat zijn de randvoorwaarden en welke functie-eisen stel je? Dat betekent ook dat de benodigde kennis anders wordt. Wat wij aan inhoud ontwikkelen moeten we op zo'n manier formuleren dat we eisen kunnen stellen aan de samenwerking zodat de samenwerking vorm kan krijgen. Wat verwachten wij van de private partners, aan welke randvoorwaarden moeten zij voldoen en wat zijn de mogelijkheden van PPS. Er moet kennis in huis gehaald worden over contracten bij PPS-constructies. Wij denken nog niet echt door over wat dit betekent.
publiek/privaat
9.9.7
Is Nederland wel maakbaar? Dat is de vraag voor de 21 e eeuw.
9.9.8
De techniek wil externe omstandigheden afsluiten. Dit kan in een brandstofcel of waterstofverbindingen een opportunity driven element krijgen als de omgeving benut wordt in plaats van afgesloten. Zo redenerend zou een zweefvliegtuig misschien de oceaan kunnen oversteken door de elementen te benutten in plaats van ertegen in te gaan. Informatie en besturingstechniek kunnen die vlucht vergemakkelijken. Je moet dan heel goed meten, modeleren, simuleren enz. Dit wordt steeds belangrijker. Daar liggen kansen voor Nederland.
omgeving benutten
9.9.9 financiering
Private financiers kunnen heel veel meebetalen aan de zweeftrein, de landaanwinning voor de Maasvlakte II en de aanleg van een snelle trein van de Belgische grens naar Schiphol en Amsterdam. Maar alleen met andere spelregels. Nog steeds moet het rijk misschien een deel voorfinancieren, maar de afweging tussen infrastructuur en natuurbescherming wordt veel zuiverder, als bij ieder project wordt gerekend op bijdragen van de belanghebbenden. Vogels kunnen geen belasting betalen en hebben dus gratis be-
123
Versterken kennisgebieden schermers nodig, maar bedrijven en mensen kunnen heel goed betalen wanneer hun werk- of woonplek beter bereikbaar wordt. Niet door hoge tarieven voor het openbaar vervoer, maar door hulp bij de aanleg. Zo houdt de samenleving rekening met de hogere toekomstige waarden van grond en gebouwen. Andere landen doen het net zo. Signalering van de kennisbehoefte op V&W-terrein is vanuit een instelling als NWO lastig. Wel is vanuit de (NWO-)aanbodkant aan te geven, waar mogelijk te ontginnen velden op V&W-terrein liggen. Allereerst merk ik hierbij op, dat er in een aantal programma's al een gerichte samenwerking bestaat tussen V&W en NWO. Te noemen zijn het Nationaal Remote Sensing Programma, het Stimuleringsprogramma Informatie technologie en Recht, het Antarctica onderzoekprogramma, LOICZ (kustonderzoek), NOP (Nationaal Onderzoekprogramma Mondiale Luchtverontreiniging en Klimaatverandering), het programma 'Sustainable use and conservation of marine living resources' en 'Global Change'. Er is een toenemende vraag naar kennis over financieringstechnieken. In het N W P moeten financieringsmogelijkheden worden zeker gesteld. Veel infrastructuur blijkt toch wel aangelegd te kunnen worden als er geld beschikbaar komt voor de inpassing ervan. Onderzoek verschillende bestaande of nieuwe financieringstechnieken en breng die technieken in het kader van het N W P in beeld om meer mogelijkheden te scheppen. VROM wil niets uit handen geven en is hier dus op tegen. ING ziet iets in de private financiering van infrastructuur en heeft dat bewezen door de financiering en de uitbesteding van de bouw van de Wijkertunnel en de Noordtunnel op zich te nemen. Men heeft met V&W een deal gemaakt door af te spreken dat ING voor elke auto die de tunnels passeert een vast bedrag krijgt gedurende de komende 30 jaar. De overheid dacht in eerste instantie een gunstige overeenkomst te hebben gesloten, omdat de tunnels relatief snel klaar waren, maar de schatting van de groei van de mobiliteit bleek te laag te zijn, waardoor de bank veel meer geld gaat ontvangen (meer auto's) dan verwacht was. In de Betuwelijn wilde ING niet investeren omdat de rentabiliteit onzeker was. ING investeert nu wereldwijd in de aanleg van vliegvelden, waterwegen en havens. De private financiering is in het buitenland vaak veel meer aanwezig dan in Nederland. Regeringen van arme Oostbloklanden hebben geen geld. Denk ook maar aan de tolwegen in Frankrijk en Italië.
124
9.9.10 kennisbehoefte en • aanbod
9.9.11 financieringstechnieken
9.9.12 private financiering
1
.e
Er is kennis nodig om het verband te kunnen leggen tussen sociale, economische en demografische ontwikkelingen en mobiliteitsontwikkelingen. Ook zorgt de steeds groter wordende invloed van de Informatie- en Communicatietechnologie voor een digitale, geïnformatiseerde maatschappij. Dit heeft belangrijke gevolgen voor het kunnen omgaan met het informatie-verkeer en de omvang en snelheid ervan. Er is onvoldoende bekend over de lange-termijneffecten die het gevolg kunnen zijn van het toepassen van nieuwe technologieën.
G'sC'
Oriënteren op de toekomst 10.1
Forse mobiliteitsontwikkeling
10.1.1
De bekende reeks onderwerpen komt op ons af: mobiliteitstoename, meer ondergronds bouwen, wegennet, infrastructuur, afnemend spoorvervoer, een tweede luchthaven, etc. Dit vraagt om kennisontwikkeling op die gebieden, het zijn items van de toekomst die op het beleidsterrein van V&W liggen.
10.1.2
Een belangrijke ontwikkeling in relatie tot het te ontwikkelen kennisbeleid ligt vooral op het gebied van de mobiliteit, ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening en de rol van het openbaar vervoer daarin. We nemen een toenemende ruimtelijke spreiding in het handelen waar, met toenemend gediversificeerde ruimtebehoeften. Dit resulteert zowel op macro (landelijk)- als micro (o.a. gemeentelijk)- schaalniveau in steeds meer spreiding van activiteiten, voorzieningen, etc. Ik denk bijvoorbeeld aan voorzieningen als scholen, ziekenhuizen, bejaardentehuizen, maar ook aan bedrijventerreinen, winkelcomplexen, etc, die in toenemende mate aan de randen van steden verschijnen. Dit maakt het moeilijk om geconcentreerde vervoersstromen te realiseren. Nader te onderzoeken vragen zijn op welke wijze deze ontwikkelingen waar nodig beïnvloed kunnen worden en op welke wijze, ondanks deze ontwikkelingen, mogelijkheden gecreëerd kunnen worden om met openbaar vervoer zo optimaal mogelijk in de mobiliteitsbehoeften te voorzien.
ruimtelijke spreidmg
10.1.3
De mobiliteit wordt steeds belangrijker. Er zullen steeds meer auto's komen, en meer vrije tijd.
10.1.4
Het mobiliteitsprobleem dat in Nederland nu actueel is, is voor de ING groep ook een belangrijk probleem. Medewerkers reizen veel. De ING groep verkoopt producten als reisverzekeringen (NNL), bezit autolease maatschappijen en bezit vastgoedbedrijven. Waar moetje bouwen: aan de rand van de steden of toch in de centra? ING is de grootste scheepvaartbank van Nederland! Zij is dus gedwongen mobiliteitsbeleid te maken.
10.1.5
De HSL(Hoge Snelheidslijn) komt er om het vliegtuigverkeer terug te dringen.
10.1.6
Mobiliteitstoename: men verplaatst zich vaker en verder dan in het verleden. De mogelijkheid om zich te verplaatsen moet gewaarborgd blijven!
10.1.7
We moeten letten op de maatschappelijke ontwikkelingen die voortvloeien uit de toegenomen mobiliteit van personen goederen.
10.1.8
Het is van belang om meer kennis te nemen van ontwikkelingen die van invloed zijn op de mobiliteit. Toenemende individualisering, demografische ontwikkelingen, culturele issues en de gevolgen hiervan. De drang naar mobiliteit is diep geworteld.
mobiliteit en sociaaleconomische ontwikkeling
10.1.9
Sociale en economische ontwikkelingen vragen om meer mobiliteit van personen en goederen dan we nu kennen. Door de groei van de economie ontstaan er meer files. Ook zonder economische groei zal door de veranderende aard van economische activiteiten de behoefte aan mobiliteit toenemen. Ook aan de sociale kant. De individualisering, het werken door vrouwen, om-, her- en bijscholing, het gaat allemaal door en genereert ook extra mobiliteit. We stevenen af op een gigantisch probleem. Het openbaar vervoer
127
Oriënteren op de toekomst (OV) kan dit niet opvangen en schiet hierin tekort, zeker de komende 10 jaar. De behoefte aan mobiliteit kun je niet inperken. Mobiliteitsbeknottende maatregelen kun je niet nemen om maatschappelijke redenen. Het telewerken is vast gelopen. Het is pas een oplossing als files echt veel langer zijn. Over 10 jaar is de OV-infrastructuur wel beter, dit gaat heel langzaam. Het OV-beleid komt geweldig onder druk te staan. De minister zal het moeilijk krijgen. Het verwachtingspatroon van de gemiddelde burger kan op geen enkele manier worden bevredigd. Deze ontwikkelingen doen de behoefte aan kennis toenemen.
< • ; •
Onze geografische positie impliceert dat je de mobiliteit moet handhaven, als je de economie overeind wilt houden. Telewerken genereert veel extra werk. Mensen blijven immers naar kantoor gaan, ze gebruiken het netwerk voor internationaal verkeer. Dit versnelt de wetenschapsontwikkeling. Laboratoria en ontmoetingsplekken tijdens het werk blijven belangrijk. Technisch kan er veel. Je krijgt wel wat meer spreiding. Van halvering van het woon-werkverkeer zal geen sprake van zijn. De hoeveelheid fysiek werk zal niet afnemen, het leidt eerder tot meer werk. Mensen gaan dingen doen die ze vroeger niet konden. Bijvoorbeeld een e-mailtje van huis naar kantoor versturen, voordat je zelf naar kantoor gaat. Men communiceert vaker en makkelijker. Mensen zijn gezelligheidsdieren, ze vinden het niet leuk om thuis te werken. Dan moet je het op kantoor erg onaangenaam maken. Mobiliteit is jullie (V&W) grote vraagstuk. Je zult voortdurendop het net moeten zitten. Kennis en relaties binnenhalen, relaties binnenhalen, daar was vroeger geen tijd voor. Het is een intensivering van hetgeen je doet plus nieuwe bezigheden. Die nieuwe bezigheden maken geen gebruik van de weg. Je hebt expertise nodig over het Web en over computers. Al is het maar om collega's te helpen. Dat zijn de populaire mensen in het bedrijf. Wordt geremd door de leiding, veelal oudere heren, zoals ik, die het belang er niet van inzien. Maar dat komt nog wel. Als sturende ontwikkeling zie ik de toenemende mobiliteit in het vliegverkeer. Kennelijk is dat zo'n basisbehoefte dat je dat nauwelijks kunt stoppen. De gedachte dat je daarin kunt sturen via het aanbod is verkeerd, denk ik. Juist doordat mensen graag willen reizen, kunnen vliegtuigmaatschappijen deze goedkoop aanbieden. Er is wel een afnemende tolerantie van de negatieve effecten, dit hangt samen met het welvaartsniveau. Mensen reizen er niet minder om. Een andere ontwikkeling die ik zie, is de bereidheid om te betalen voor milieueffecten. Quality of Life is belangrijk, zowel mobiliteit als milieu horen daarbij. Dat moet je als overheid meenemen in je beleidsopties via een doorzichtige structuur: je moet helder maken wat je doet. Dan is tot meer men bereid dan nu.
10.1.10 mobiliteit op het netwerk
10.1.11 toenemende mobiliteit
Ik zie de dynamiek in allerlei processen toenemen. Het maakt mobiliteit van personen noodzakelijk. Dit is herkend en heeft geleid tot het huidige LWI-programma. Eerst was het Land-Water-Impuls, Informatie-technologie is eraan toegevoegd. Dit is van groot belang voor kennismanagement. De CUR doet dit. Het loopt goed, moet je niet opnieuw gaan doen.
10.1.12
Er komen steeds meer mensen en de mobiliteit van iedereen neemt toe.
10.1.13 meer mobiliteit in dezelfde ruimte
128
Oriënteren op de toekomst 10.1.14
Nieuwe mogelijkheden voor infrastructuur en veiligheid van constructies moeten onderzocht worden. Een belangrijk onderwerp is de mobiliteit. Daar heb je infrastructuur voor nodig. Daar bouwen we voor, zowel nat als droog. Veiligheid speelt een belangrijke rol, denk aan de veiligheid van onze kustwerken.
10.1.15
Milieu, milieubeleid en verkeerscongestie zijn belangrijke maatschappelijke onderwerpen.
10.1.16
De ontwikkelingen op ICT-terrein, die een sterke eigen dynamiek hebben, zullen diep ingrijpen in de relatie tot verkeer en vervoer, virtuele mobiliteit via internet. De rol van V&W zal hierin vooral van voorwaardenscheppende aard dienen te zijn.
10.1.17
Individualisering heeft gevolgen voor de keuze van mobiliteit.
10.1.18
Een gevolg van de individualisering is de toegenomen mobiliteit, die leidt tot een andere wijze van boodschappen doen. De mobiliteit is enerzijds van invloed op supermarktbezoek en leidt anderzijds tot congestie op de wegen. Daar hebben we last van bij het vervoeren van goederen tussen onze distributiecentra en de winkels.
10.1.19
De kennisbehoefte van V&W moet het aspect 'infrastructuren' onderkennen (zoals weg-, vaar-, en elektronische infrastructuur en de interactie hiertussen). Hieronder vallen ook waterbeheer en waterkeringen.
interactie ITC en fysieke infrastructuur
10.1.20 grijze mobiliteit
10.1.21 euromobiliteitsbehoefte
10.1.22 mobiliteit en internationalisering
De verwachte levensduur van mensen in Nederland neemt toe. Mensen beginnen eerder te kwakkelen. De ziektelast van mensen die ouder worden neemt toe. Je krijgt veel meer ouderen die in grotere mate niet gezond zijn. Van de tien jaren extra slijt je er acht in mindere gezondheid. Je moetje voorzieningen daarop afstemmen. Hoe grijzer de bevolking, hoe dichter het openbaar vervoersnetwerk moet zijn. Een flexibel systeem van vervoer is nodig voor die groeiende groep mensen. In de daluren nemen die voorzieningen af, terwijl die groep ze dan juist nodig heeft. Je dwingt mensen zo om zelf vervoersvoorzieningen aan te schaffen. Dat spoort niet met beleid om mensen in openbaar vervoer te krijgen. Het zou ook voor de verkeersveiligheid iets kunnen betekenen, als mensen van 80 niet de auto nemen. De toenemende 'europeanisering' heeft een toename van de mobiliteitsbehoefte tot gevolg, vooral in het weg- en vaarverkeer; Ik voorzie mobiliteitsontwikkelingen van goederen en personen en toename van de variëteit in die verplaatsingen. In de traditionele, stabiele maatschappij die Nederland was, hebben we die groei altijd onderschat. Destijds hadden we met het buitenland nog niet zoveel te maken. Nu zijn wij deel van een internationale markt en is er een vrijer verkeer van personen en goederen. De verkeersmodellen zijn gebaseerd op achterhaalde maatschappelijke omstandigheden. Zij houden geen rekening met een toenemend aantal allochtonen, de Europese markt en individualisering. De diversiteit in de bevolking neemt eveneens toe. Toen het openbaar vervoer ontstond, was de bevolking nogal homogeen. De samenstelling is nu zeer heterogeen.
129
x. j»
Oriënteren op de toekomst ICT/IT inpakt op samenleving
10.2
'Ride and Park', and 'car-sharing', are interesting new ideas. Also for developing countries. An organised society is needed for implementation of these ideas. It asks for perfection. Try and continue doing this to reach a comparative advantage in these fields too. Cultivate your comparative advantage in those areas to be able to be a consultant to other countries.
10.2.1
Ik zie een ontwikkeling naar een 'digitale, een geïnformatiseerde maatschappij'. Maatschappelijke ontwikkelingen als elektronisch betalen, chip- en magneetkaarten, GSM telefoontoestellen hebben allerlei neveneffecten. Men gaat nadenken over rechten, auteursrechten en vrijheid van meningsuiting. Het is vergelijkbaar met de situatie die ontstond vlak na het uitvinden van de boekdrukkunst. Tegenwoordig kan iedereen zelfs z'n 'eigen uitgever' worden. De RDW is het kenniscentrum van voertuigtechniek, de nationale en internationale regelgeving is hier een onderdeel van. Een auto moet aan eisen van 40 deelcertificaten voldoen. De RDW toetst dat deels zelf, deels doen gecertificeerde instituten en fabrikanten dit. Het belang van kennis over de communicatie tussen voertuig en gebruiker wordt groter. De RDW beheert een aantal grote registers. Deze worden per dag 82.000 keer geraadpleegd. De RDW opent een internetsite zodat met klanten interactief gecommuniceerd kan worden. Een belangrijke ontwikkeling voor ons is de intrede van elektronica. Gedrukte documenten als rijbewijs en kenteken worden verdreven door smartcards en chips. In voertuigen en kentekenplaten komen herkenningsmiddelen ('tags'), waarmee zowel de identiteit als de locatie bepaald kan worden.
10.2.2 geïnformatiseerde maatschappij
10.2.3 voertuig en documenten
De informatie die er is maak je opzoekbaar. Vanuit één plek kun je het hele ministerie bereiken. Dit kan met IT, doordat IT processen transparant maakt en dat is goed voor de marktwerking. Level playing field is hiervoor een goede term. Marktwerking en een krachtig individu versterken elkaar. Je kunt bijvoorbeeld cd's bestellen via internet, maar ze ook alleen afluisteren (excerpten), of downloaden. Een intelligente klant gaat naar web-sites op zoek en kijkt wat hij waar wil bestellen. Je kunt een afweging maken van prijs en kwaliteit door transparantie, door IT mogelijk gemaakt.
10.2.4
In de elektronische communicatie en de afwikkeling ervan ontstaan nieuwe problemen bijvoorbeeld over privacy, veilige communicatie en de elektronische handtekening.
10.2.5
In de informatisering lopen we achter op het buitenland. In de periode 1970-1980 ontstonden er discussies over wat IT teweeg zou brengen. Nu praten we over chipcards in Nederland terwijl ze in het buitenland al volop gebruikt worden als betaalmiddel voor het vervoer. Ontwikkelingen in de kennistechnologie zoals internet, telematica en computerisering wordt steeds toegankelijker. Hierbij is een stimulerende rol van de overheid onontbeerlijk. Het is van belang om de betekenis van ICT te doorgronden op de terreinen waarvoor V&W verantwoordelijk is: water, vervoer, infrastructuur, wegen, spoor. Kennis hiervan is heel wezenlijk. 130
10.2.6 informatisering
10.2.7 kermis steeds toegankelijker
10.2.8
Oriënteren op de toekomst 10.2.9
Op IT-gebied zal de vraag toenemen. De RDW heeft zelf een IT-club van 130 mensen. De RDW is met het millenniumprobleem al bijna klaar. Door de 30-jarige geldigheidsduur van het rijbewijs moesten wij al vroeg de software aanpassen. Een andere voorbeeld van onze kennis op automatiseringsgebied is ons systeem voor uitwijkfaciliteiten dat de Nederlandse Bank gaat gebruiken. De doorloopsnelheid van documenten hebben we teruggebracht van 44 naar 22 dagen en dat moet verder terug naar 4 uur.
10.2.10
We zullen er niet aan ontkomen om ICT in verkeer en vervoer beter te benutten.
10.2.11
De veranderingen in mobiliteit en in demografie zoals gezinssamenstelling en vergrijzing vallen samen met ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening en de opkomst van ICT. Via ICT is er een aanbod van instrumenten beschikbaar om ontwikkelingen beter te sturen ofte beïnvloeden (afremmen mobiliteit). Een groot aantal ICTtoepassingen is gerelateerd aan verkeer en vervoer, denk aan plaatsbepaling, bewegwijzering, reizigersinfo en rekening rijden. Een belangrijk onderwerp is in dit verband ook standaardisatie, onderwerp van concurrentiestrijd tussen de verschillende marktpartijen.
sturingsinstrumenten
10.2.12
ICT: kennis is noodzakelijk. Er dient ook kennisontwikkeling plaats te vinden. Als departement behoor je aan beleids- en productontwikkeling te doen. V&W is hier onder de vlag van telematica aan begonnen, dit moet nu in een breder perspectief geplaatst worden. Hier zou je scenarioanalisten op moeten loslaten. Wat is de impact hiervan op de belangrijkste beleidsterreinen?
10.2.13
De invloed van informatisering neemt toe. We gaan van een productenmaatschappij naar een maatschappij met kennis van producten. De maatschappij dreef vroeger op een meer fysieke, tastbare relatie tussen product en klant.
10.2.14
IT vergroot de noodzaak voor een goede communicatie. Vergelijk de tegenstelling tussen computers en papier, meer computers hebben tot meer papier geleid. Hoe meer communicatie, telefoon en e-mail des te meer er gereisd en vervoerd zal worden.
10.2.15
De ontwikkeling in de informatietechnologie leidt tot een steeds grotere vraag naar informatie, de groei van informatieaanbod resulteert in een vergroting van de informatievraag. Het Algemeen Hoogtebestand van Nederland is een database met één hoogtepunt per 16 m2 voor heel Nederland. Deze database is nu bijna beschikbaar, dus men wil het hebben. Vroeger was het ondenkbaar om een dergelijke dichtheid aan hoogte-informatie te leveren en werd er niet om gevraagd.
groei informatievraag
10.2.16
10.2.17 data-mining
Een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling is de toename van kennis over IT, communicatietechnieken en telecommunicatie. Kennis wordt steeds vaker opgeslagen in elektronische vorm. De vraag is hoe je deze kennis in een vorm krijgt waarmee de gebruikers uit de voeten kunnen. V&W heeft vaak communicatieproblemen (zowel intern als extern). Een nieuwe trend is data-mining. Door bepaalde software worden patronen in data opgespoord. Dit kun je toepassen voor het analyseren van maatschappelijke trends. Dit soort technologische ontwikkelingen hebben gevolgen voor de toekomst.
131
Oriënteren op de toekomst Structuren worden niet van tevoren aangebracht, maar pas later uit een grote hoeveelheid data gedestilleerd. ICT neemt een grote vlucht. Dit leidt waarschijnlijk tot capaciteitsproblemen. Je hebt mensen met kennis nodig om de capaciteit voor V&W in te kunnen schatten.
10.2.18
ICT kan een rol spelen bij concrete doelstellingen over kennismanagement. Dit gebeurt door informatie binnen een organisatie te laten stroomlijnen en toegankelijk te maken. Te denken valt aan internet, intranet en extranet. Extranet geeft je met een password toegang tot een deel van intranet. Er wordt veel aandacht besteed aan het beheersbaar houden van het net met geavanceerde zoekmachines. Internet zal in de toekomst verbeterd worden. Zo kun je dan je eigen krant samenstellen. Web televisie komt eraan, Via de televisie en een kabelaansluiting kun je binnenkort al surfen.
10.2.19
In toenemende mate worden internet/intranetoplossingen onderdeel van primaire processen. In Europees verband bestaan er projecten met 'paper-less' oplossingen. Men reist niet naar elkaar toe, maar besteedt dat geld aan de aanschaf van ISDN-aansluitingen en laptops, zodat je via een netwerk kunt overleggen.
10.2.20
Studenten gebruiken discussiearena's op internet om er informatie uit te halen voor hun scripties. Een homepage moet net als een video met beelden werken. Je presenteert je gedachten op een andere wijze dan via papier. Straks moet internet op je televisie, dan komt de informatie veel dichter bij de mensen. Op school doen kinderen al veel meer projecten. Hun ideeën willen ze kwijt en via IT-hulpmiddelen lukt dat. Voor het COB-II (2 e fase Centrum Ondergronds Bouwen) hebben we daarmee geëxperimenteerd. We hebben ideeën gevraagd via een site en daar is een programma uit gerold. Voor V&W betekent dat dat je intern de apparaten en de aansluitingen moet hebben en een en ander moet integreren in je werkprocessen. Net als de postkamer de post rondstuurt, moet je je internetbox legen en er iets mee doen. Maak vaker gebruik van beelden, animaties, etc. Mensen willen plaatjes en beelden zien, iets wat emoties oproept. Zoals bijvoorbeeld de film Wegen naar de Toekomst.
10.2.21
Het is een feit dat informatietechnologie(IT) moeilijk, abstract en complex is. Kennis en kunde spelen een grote rol en dat maakt het er voor de maatschappij niet gemakkelijker op. Nu al kennen we het fenomeen van 'digibeten' en 'digiraten'. Het digitale tijdperk vereist een andere werkwijze en houding van mensen. Dit beheersten we slecht. Ik geef ter illustratie een paar voorbeelden. a) de invoering van elektronische post binnen V&W heeft 6 jaar geduurd. Het resultaat is dat we V&W-breed zitten opgescheept met drie verschillende systemen die het communiceren met elkaar vaak moeilijk maken. b) e-mailfaciliteiten worden vaak verkeerd gebruikt. Soms worden notulen compleet met bijlagen verstuurd naar mensen die niet weten hoe ze deze gegevens moeten benaderen. Zij sturen het dan maar naar hun secretaresse die het vervolgens uitprint. Weg is de tijdwinst van een interactief medium! c) zijn er RWS'ers die iets op een website kunnen zetten? Nee, dat werk besteden we uit. Dit vind ik fout, we moeten als RWS/V&W zelf het gebruik van dit communicatiemiddel beheersen om er de vruchten van te kunnen plukken. Vooral oudere V&W-
m
132
aansluiting hebhen
10.2.22 TT is moeilijk
10.2.23 ICT en menselijk gedrag
Oriënteren op de toekomst medewerkers willen/kunnen zich deze vaardigheden niet meer eigen maken. Er is een cultuuromslag nodig en dat kost tijd. De instroom van jongere medewerkers zal hier uiteindelijk voor zorgen. 10.2.24
Je moet normen en gedrag van mensen kennen en niet proberen te beïnvloeden. Het gaat niet alleen om gedrag op verkeers- en vervoergebied, maar ook om ICT. ICT wordt iets groots dat een enorme impact zal hebben op de samenleving. De mogelijke effecten ervan zouden onderzocht moeten worden.
10.2.25
Ik zie een centrale rol van ICT (informatie- en communicatietechnologie). ICT gaat nog verder ingrijpen in ons werk. We gaan ons land straks behoeden voor overstromingen met ICT in plaats van met zakken zand! ICT grijpt overal in, komt op ons af. Dit heeft beleid nodig.
10.2.26
Binnen de afdeling juridische zaken is een proces gestart om de belangrijkste ontwikkelingen te verkennen. Alles wat in en om Europa gebeurt, is van eminent belang. Het belang van de informatisering, ook op juridisch vlak, neemt sterk toe. De wereld een dorp, een dorp de wereld. Belangrijk is dat alle informatie voor iedereen beschikbaar komt. Dit heeft gevolgen voor V&W, en de hele overheid. Informatiemanagement en informatieontwikkeling gaan het overheidsfunctioneren compleet op z'n kop zetten. Interactie, netwerken en onderlinge afhankelijkheid nemen toe. De nieuwe Wet openbaarheid van bestuur maakt dat je in een glazen huis zit, je manier van werken verandert daardoor fundamenteel. Je bent niet meer zelf de regisseur van beleidsprocessen, je bent vatbaar voor en afhankelijk van je omgeving. Die kunnen veel meer beïnvloeden, op momenten dat het hen uitkomt. De voortschrijdende techniek en de Wet openbaarheid van bestuur laten dit gebeuren. Het impliceert dat je moet nadenken over je positie en rolopvatting.
glazen huis
10.3 10.3.1 onderwijs
10.3.2 doelgroep opleiden
Scheiding van mensen met en zonder IT kennis De opmars van IT in het onderwijs aan kinderen is een reactie op de ontwikkeling van de scheiding tussen mensen met en mensen zonder IT kennis. Een levenlang studeren wordt de trend! Het fenomeen internet biedt talloze mogelijkheden, denk aan Nederland Digitaal Waterland. Het vraagt veel van gebruikers, zij hebben daarin ondersteuning nodig. Als je met internet werkt, dan staat of valt je succes bij het gebruik van internet door je doelgroep. Kunnen die dat? Je moet ze opleiden als je grootse plannen op dat gebied hebt, anders schiet je je doel voorbij. Je gebruikt immers een medium dat nog niet ingeburgerd is. Dat heeft consequenties. Je hebt het gevoel van "misschien staat daar informatie die elders niet is". Er is geen aandacht voor de vraag of de doelgroep dat medium gebruikt of in staat is het te gebruiken. Daar heb je geen kennis over. Dat leidt tot suboptimaal gebruik. Internet staat nu nog naast traditionele informatiebronnen. Als je dat meer wilt ontwikkelen, dan moet je daar iets mee doen. Je kunt afwachten of er iets aan doen. Dat scheelt in tijd, wachten duurt langer. Ik zou zelf naar zo'n cursus gaan, als het maatwerk is. Ik ga niet naar algemene internet cursussen. Voor ons is internet nog geen medium waar we veel gebruik van maken. We zijn er wel mee bezig.
133
Oriënteren op de toekomst Er ontstaat een scheiding tussen mensen met (up-to-date) IT-kennis en mensen zonder of verouderde IT-kennis. Dit wordt veroorzaakt door de snelle ontwikkelingen in de ITwereld. Het gevolg is dat er mensen geheel uit de boot zullen vallen. Dit komt door de aversie van IT bij het hogere management. Bij RWS bestaat het hogere management vooral uit civiel-technici. 'Civiele techniek en IT bijten elkaar', dat kun je al merken op de TU Delft. Ook de leeftijd van de huidige managementleden speelt een rol. Tijdens hun studie tijd in de jaren zestig/zeventig bestond er in tegenstelling tot in de ons omringende landen (nog) geen informatica-onderwijs. De heersende opinie bij RWS-managers is 'computers zijn als potloden en papier'. Dit zegt alles over hun houding ten opzichte van informatica.
10.3.3
10.3.4 IT en RWS-management
Van fysieke naar virtuele mobiliteit
10.4
V&W moet kijken naar de mogelijke ontwikkelingen op IT-gebied als er geen wegen meer aangelegd zouden worden. Het geld dat we besparen, kunnen we in IT investeren. Daar is nooit serieus over nagedacht.
10.4.1
V&W moet van meer geasfalteerde wegen naar meer informaticawegen gaan. Er is te veel beton en asfalt en veel te weinig IT-infrastructuur. Dat veroorzaakt natuurlijk verschuivingen binnen het ministerie, maar via de kennisinstituten is dat voor te bereiden en te sturen.
10.4.2
De kennisinfrastructuur in Nederland over wegtransport is op orde. Doordat de industrie in Nederland op dit vlak niet compleet aanwezig is, hebben we een probleem, dat zich met name voordoet bij het uitproberen van kennistoepassingen via pilots. Zoiets als een transportlab is in Nederland niet eenvoudig realiseerbaar. We moeten in dat opzicht creatief zijn en veel meer denken in termen van een virtueel lab.
10.4.3
We vervoeren veel te veel goederen heen en weer. Je moet, in de woorden van Wintzen, eerder elektronen vervoeren. Hiertoe is echter een gigantische investering nodig in een zgn. breedbandnetwerk. De hiervoor ontbrekende kennis is niet de technologie, maar de vraag of Wintzen gelijk heeft of niet. Kortom, we moeten kennis opbouwen over de betekenis van ICT en de consequenties ervan. Als we dit niet goed inschatten, dan doen we wellicht een miljardeninvestering 'voor niets' (of tegenovergesteld: een gemiste kans).
10.4.4 breedband netwerk
Een file is een spreidingsprobleem, geen capaciteitsprobleem. Als jefileswilt bestrijden, laat je mensen thuiswerken of later beginnen. Je moet mensen echter wel de hulpmiddelen geven om op andere tijden te werken, bijvoorbeeld via telewerken. Een argument tegen telewerken is dat mensen steeds verder van hun werk gaan wonen, waardoor ze meer kilometers maken. Dit is slecht voor het milieu. Ik bestrijd dit ten zeerste. Een ander plan is de internet-universiteit. Afgestudeerden worden Masters of the internet.
10.4.5
Technologische ontwikkelingen gaan heel snel, met name bij Web technologieën. Kennis wordt beschikbaar gesteld en virtuele samenwerking (samen werken aan één document) wordt mogelijk. Het virtuele bedrijf komt eraan. De flexibele werkplek bestaat al. Via een elektronische en virtuele werkomgeving kan er proefgedraaid worden en kan de werkomgeving eventueel anders ingevuld worden.
10.4.6 flexibel
134
Oriënteren op de toekomst 10.5
Effecten van nieuwe technologie voorzien (lange termijn)
10.5.1
Er ontbreekt kennis over ontwikkelingen die de vraag naar vervoer zullen beïnvloeden. Denk aan de effecten van technologische ontwikkeling elders die invloed hebben op de verkeers- en vervoersstromen: ICT, bederf-resistent maken van goederen, ontwikkelen van de fijnchemie geeft minder transport van chemicaliën en de agro-chemie-relatie
10.5.2
De vierde nota waterhuishouding behandelt de veerkracht van watersystemen. Onder veerkracht verstaan we het meer ruimte hebben van een rivier voor een kortstondige watermassa zonder dijkaanpassingen uit te hoeven voeren. Door allerlei kunstmatige infrastructurele aanpassingen ontstaat een steeds complexer systeem. Als dan de zeespiegel stijgt en de bodem daalt verhoog je de kwetsbaarheid.
complexiteit en veerkracht infrastructuur
10.5.3 nieuwe stoffen
10.5.4 luchtschepen
We stellen onszelf bloot aan allerlei nieuwe stoffen met onbekende effecten. Effecten die pas in de loop van de tijd bekend worden. Er worden steeds specifieker chemische stoffen gebruikt. Dat betekent dat we ons als RIZA niet moeten vastpinnen op bekende stoffen. We moeten naar groepen stoffen en processen kijken die onbekende gevolgen hebben. Anders loop je hopeloos achter bij de industrie. Daar zitten de slimme jongens die vervangers maken, stoffen die niet verboden zijn maar wel gevaarlijk. De industrie loopt gewoon voor. Ik durf niet te zeggen of er economische alternatieven uit luchtschepen en zeppelins komen. Wellicht voor vrachtverkeer door de lucht. Het hefvermogen van zeppelins komt door het effect van helium. Energie is alleen nodig voor de voortstuwing. Dat is goedkoop. Het kan concurrentie betekenen voor de trein en het vrachtvervoer over de weg. De technologische kennis hiervoor is aanwezig.
10.5.5
Bij de luchtvaartinfrastructuur spelen lange termijn vraagstukken een grote rol. Trendbreuken en ontwikkelingen die zich voordoen zijn vaak moeilijk te voorzien. Met intermodaliteit en aansluitende of vervangende vervoersystemen wordt nog nauwelijks iets gedaan. Ook aan geïntegreerde ketens is nauwelijks aandacht besteed. Deze discussies moeten nog beginnen.
10.5.6
De technologie in de luchtvaart verandert ingrijpend. Kennis kan daardoor snel verouderen. Een sterkere bundeling van het kennisrelatienetwerk is noodzakelijk. Er zijn bij de luchtvaart grote omgevingsveranderingen en men weet niet hoe de vraag zich zal ontwikkelen. Er wordt geen gericht onderzoek gedaan naar structuurverandering in marktordening en globalisering. Er zijn onvoldoende mensen die de ontwikkeling in kennisvergaring ondersteunen. Het navigatiesysteem kan verbeterd worden en we kunnen het start- en landingsproces optimaliseren. Daar wordt weinig aandacht aan besteed. Op lange termijn kunnen deze ontwikkelingen echter wel een belangrijke rol spelen.
luchtvaart
10.5.7
Het is moeilijk om een nieuwe werkwijze door te voeren bij mensen die altijd op een bepaalde manier gewerkt hebben. Automatische voertuiggeleiding zie ik wel komen, met name om kop/staartbotsingen te voorkomen. Ik verwacht niet dat je de totale route kunt intypen, zodat je dan van A naar B komt.
135
Oriënteren op de toekomst Aan technologische vernieuwing wordt weinig gedaan. Bij het infralab gaat met het geleid rijden technologisch veel veranderen, maar er wordt te weinig gekeken of alle mogelijkheden benut worden, zoals het sturen door een satelliet.
10.5.8
Het tekort aan technici in de toekomst zal het eerst bij de overheid optreden, omdat die bezig is met techniek uit de 19e eeuw. Echt briljante mensen houden zich niet bezig met beton, etc. De nieuwste ontwikkelingen op technisch gebied liggen niet op het terrein van de wegenbouw, etc, maar op IT-gebied.
10.5.9
Waarom zet V&W op de zuid-as van Amsterdam of in Almere geen groot gebouw neer waar verschillende grote bedrijven zitten. Ik bedoel geen 'bedrijfsverzamelgebouw', maar één gebouw waar mensen die in de omgeving wonen, elk voor hun eigen werkgever kunnen werken. Collega's zien hoeft geen probleem te zijn, er zijn al vele mogelijkheden met bijvoorbeeld beeldtelefonie. Dit zie ik als een V&W-taak, een alternatief voor de bereikbaarheid. HDTP kan in dit opzicht veel belangrijker zijn dan DGP.
10.5.10
De maatschappij vraagt om duurzame, natuurlijke oplossingen. Het concept 'bouwen met de natuur' vraagt om inzicht in de betrokken fysische, chemische en biologische processen, inclusief de interactie tussen deze procesen. Kennis over de lange termijn effecten hiervan is echter nog onvoldoende aanwezig.
10.5.11
Overig
10.6
Wie kijkt naar de potentie van de ondergrond van Nederland, om in te bouwen, als waterreservoir en als ecologisch fundament? Er is een visie nodig over de ondergrond als reservoir en die visie moet in samenwerking met andere ministeries ontwikkeld worden. Dat gebeurt te weinig en heel versnipperd. Daar liggen kansen voor RWS.
10.6.1
Marktwerking is mede door het huidige en voorgaande kabinet gestimuleerd. Gevolg is onder andere een versterking van de vraag. Voor het openbaar vervoer kan dit resulteren in afkalving van het voorzieningenniveau wanneer er weinig vraag is, met het risico dat er een neerwaartse spiraal ontstaat. We moeten onderzoeken hoe dit verschijnsel van marktwerking zich verder zal ontwikkelen en op welke wijze sturing mogelijk en wenselijk is. Ik geloof niet in lokale energievoorziening, dus bij huizen en bedrijven. De olieprijs zal over 25 jaar wel gaan stijgen. Als China net zoveel olie gaat gebruiken als wij krijg je echt weer aandacht voor kernenergie. Transport en vliegverkeer zal olie blijven gebruiken. Kleine energiebronnen zijn altijd minder efficiënt. Ik zie wel een structurele toename van de brandstofprijs en toename van kolengebruik als energiebron. Gas en olie worden schaarser en duurder. Mobiliteit wordt dan ook duurder. Maar er zit zoveel belasting op, dat daar nog heel veel ruimte zit. De Europese ontwikkeling kan de departementale structuur doen veranderen. De schaal van dingen verandert. De grenzen van de rechtstaat Nederland worden minder belangrijk. Verkeer en vervoer en milieu worden in de toekomst meer op Europees niveau behandeld. Alles wat met ruimtegebruik te maken heeft zal op Europees niveau komen. Een andere ordening op Europees niveau werkt door naar nationale niveaus. Belangrijke
136
ondergrond als reservoir
10.6.2 marktwerking
10.6.3 energiebronnen
10.6.4 Europa komt echt
Oriënteren op de toekomst transport-assen leggen economische gebieden vast. Kerngebieden worden het Ruhrgebied, de Randstad, Londen, etc. De verplaatsing van het hoofdkantoor van Philips van Eindhoven naar Amsterdam past in die filosofie. 10.6.5 private waterzuivering
10.6.6 publiek-privaat
10.6.7 recreatie en waterkwaliteit
10.6.8 risico beleid
De drinkwatervoorziening is slecht. Voor de industrie zullen aparte leidingen komen die geen drinkwater aanvoeren, maar water met mindere kwaliteit. Zo'n dubbel leidingennet voor woonhuizen verwacht ik niet, maar misschien wel een slechtere drinkwater kwaliteit met in de huizen een kleine anti-osmotische filter, zoals je nu al in boten hebt. Dat is veel goedkoper. Dan heb je beter drinkwater dan nu, omdat je die filters heel goed kunt maken. Het systeem is nu nog duur en bedoeld voor aansluiting op 12-volts stroom. Bij grote aantallen wordt dat veel goedkoper. Grote afnemers van oppervlaktewater zullen zelf systemen aanleggen om de gewenste kwaliteit te krijgen. Welke rol moet de overheid spelen in de discussie over publiek versus privaat? Wat zijn collectieve risico's en wat zijn risico's voor de markt? De ontwikkeling naar marktwerking zal steeds meer genoemd worden omdat dan ook de keerzijde duidelijk wordt. Moeten bijvoorbeeld onrendabele lijnen bij NS blijven bestaan of alleen intercitylijnen. De samenleving zal op een bepaald moment een grens aangeven, bijvoorbeeld als je niet meer weet welke trein waar naar toe gaat. In Engeland is dat al zo. Dan gaat de overheid weer alles regelen. Het is een sinusbeweging, die we willen dempen. Het is de vraag of dat wel kan, die beweging is er nu eenmaal. Dat is geen somber beeld voor mij. Aandacht voor recreatiegebieden wordt belangrijker. Veel meer mensen krijgen nog meer tijd. En die mensen moet je iets te bieden hebben. Die kunnen niet allemaal naar Slagharen. Daar moet je andere voorzieningen voor treffen. Het groene hart is een heel saai gebied. Men maakt er heel weinig gebruik van als recreatiebestemming. Men zoekt andere gebieden en dat betekent meer mobiliteit. Waterstaat doet in het kader van rivierenbeleid iets aan natuurontwikkeling, draagt bij aan nieuwe recreatiegebieden. De behoefte aan watersportmogelijkheden groeit nog steeds. Voorzieningen creëren is nodig. Dat kan heel goed samengaan met verbetering van de ecologische waterkwaliteit. Drinkwaterbedrijven letten alleen op de microverontreiniging van drinkwater. Schone poldersloten krijgen is iets anders. We willen niet geatrofieerde wateren waar je de bodem kunt zien, maar we hebben te maken met macroverontreinigingen en vermesting. Ik weet niet of dat nu de goede kant opgaat. Er is wel vermindering van meststoffen in de agrarische sector, maar het gaat niet erg hard. Er zitten geen fosfaten meer in wasmiddelen, maar dat is een vermindering van maar 15% van de fosfaatbelasting. Overstort vanuit waterzuiveringsinstallaties op oppervlaktewater, bij hevige regenval bijvoorbeeld, zou niet meer moeten plaatsvinden. Dat kun je niet altijd voorkomen. Regenwater moeten niet bij rioolwatersystemen kunnen komen. Laat regenwater maar terechtkomen in de groenvoorzieningen. In nieuwe wijken, bijvoorbeeld Leidsche Rijn, gebeurt dit. Ik heb geen idee of je daar speciale kennis voor nodig hebt. Er wordt al bekeken hoe je de waterzuivering ter hand kunt nemen, met biezenvelden etc. De verspreiding van infectieziekten gaat sneller dan vroeger. Dat komt door het toegenomen reizigersverkeer en de snelheid daarvan. Risico is dat je varianten van ziekteverwekkers krijgt die moeilijk te bestrijden zijn. Als een groot deel van de bevolking opeens een dag thuis blijft kan dat de infrastructuur plat leggen. Voor dat risico zou je voorzieningen voor moeten treffen. De griep is een maatschappelijk probleem geworden, dat
137
r —*
Oriënteren op de toekomst we kunnen voorkomen door het verstrekken van een griepprik door werkgevers. Dat komt de productiecontinuïteit ten goede. Dingen worden goedkoper en diversiteit neemt toe. Vroeger moest je naar een concert als je muziek wilde horen, in de toekomst kun je van het internet alles wat je maar wilt horen binnenhalen. Vroeger had je één televisiekanaal en lag de televisie als een sjabloon over de samenleving. Iedereen sprak over wat er op de TV was geweest. Doordat er nu zo veel verschillende programma's zijn, praat niemand er meer over. Nu praat men meer over wat in de krant stond, daar zijn er minder van. Dat versterkt de individualisering.
10.6.9 diversiteit
Ik verwacht een toename van de bewustwording over het belang van een gezond milieu, een schonere omgeving en een groene ruimte. Een andere maatschappelijke ontwikkeling is 'sustainability'. Dat is ketenbeheer van de bronnen, duurzaamheid in relatie tot de infrastructuur;
10.6.10
De toename van welvaart en de economische groei geven ons land een grotere 'balanswaarde'. V&W moet van die waarde uitgaan bij het bepalen van de prijs die we moeten betalen om onze veiligheid te verzekeren. Dat betekent ook een herijking van de veiligheidsfilosofie. De indertijd door de Deltacommissie vastgestelde veiligheidsfactor van 10E-4 kan dan wel eens 10E-6 worden. We hebben het gevoel dat Nederland vol is en dat er geen plaats meer is voor allerlei hinderlijke activiteiten. Het landschap zo als we dat nu kennen is min of meer 'heilig' verklaard.
10.6.11 filosofie veiligheid
Misschien kan ik beter bij een milieubeweging gaan werken. Om meer te kunnen doen is vooral draagvlak nodig. Met regulering is niet meer mogelijk. Maar de kwaliteit van het milieu is nu te slecht. Dat geldt niet alleen voor de kwaliteit van oppervlaktewater. Het kost bijvoorbeeld ook gigantisch veel geld en moeite om drinkwater te maken. En we hebben ook een probleem met het afval. Wat gebeurt er als we het afval niet naar Oost Europa en Afrika sturen? Dat gaat op een gegeven moment tegen je werken. De gevolgen zijn dan niet meer te overzien. Je kunt dat van te voren niet bedenken, maar je kunt er wel rekening mee houden.
10.6.12
Bij dijken zie ik meer onderhoud dan nieuwe ontwikkelingen. Indammen van bijvoorbeeld de waddenzee zie ik niet zo snel gebeuren. Dat is erg duur.
10.6.13
Uit die versterkte individualisering komen mogelijkheden voort voor V&W. De 24-uurs economie wordt mogelijk. Als niet iedereen om half negen op kantoor hoeft te zijn, maar meer verspreid over de dag werkt, lost dat de congestie op. Men vindt dat nu nog een erg triviaal standpunt.
10.6.14
Wat versta je onder maatschappelijke ontwikkelingen? Klimaatveranderingen zijn op watergebied een relevante ontwikkeling. Hier in Nederland al kunnen we een zeespiegelrijzing en een bodemdaling (1 m per eeuw) waarnemen. De Rijn is straks geen gletsjerrivier meer door verdroging.
10.6.15
Naast maatschappelijke ontwikkelingen zijn voor het V&W kennisbeleid ook systeemontwikkelingen van belang, zoals klimaatveranderingen, de bodemdaling en de zeespiegelrijzing.
10.6.16
138
Oriënteren op de toekomst 10.6.17
Welke tijdshorizon hanteert de Directie Kennis? Je zou naar de toekomst en dan terug moeten kijken, back-casting zoals Leo Janssen dat doet.
10.6.18
Het milieu-/duurzaamheidsvraagstuk en de gevolgen hiervan voor verkeer en vervoer neemt in belang toe. Kennis hiervan is van belang.
milieu/duurzaamheid
10.6.19
Tien è vijftien jaar geleden was het milieuaspect belangrijk, een hype. Nu lijkt het alsof het belang afneemt. Toen lag meer de nadruk op duurzame ontwikkeling, dit is nu in de universitaire wereld aan het verslappen. Maar aangezien Nederland steeds voller wordt, wordt de zorg voor het milieu juist steeds belangrijker. Dat blijkt ook uit de behoefte aan een adequate vervoersstrategie.
10.6.20
In mijn toekomstvisie (2012) zal de mens meer op comfort gericht worden, terwijl de beleving van mensen bepaald wordt door interactie met de computer/robots en dergelijke in plaats van met de echte wereld. Technische voorlopers zijn de medische wetenschap en spelletjes, daar gaat de ontwikkeling snel.
de comfortmens
10.6.21 historie RWS in notendop
10.6.22 individualisering
10.6.23 privatisering
RWS heeft op het ogenblik te maken met een omslag in haar organisatie. Het omslagpunt lag in 1994/95 en werd zichtbaar doordat: 1) investeringen sinds die tijd weer toenemen bij RWS 2) personeel aantallen weer toenemen In de geschiedenis van RWS in de eerste helft van deze eeuw wordt de periode 1930 1990 gekenmerkt door technocratie en wetenschap. Vanaf 1930 ontstonden GTI's als WL en GD. Hydrodynamica, schaalmodellen en wiskundige modellen deden hun intrede. RWS was 'een staat in de staat'. Deze karakterisering begon af te kalven in het begin van de jaren 70.Dit werd veroorzaakt door een cultuuromslag die plaatsvond in de houding van de samenleving ten opzicht van RWS. RWS werd tot haar verbazing geconfronteerd met een groot maatschappelijk protest: Amelisweerd, Oosterscheldedam, Markerwaard. Voor die tijd waren de RWS'ers de 'helden' van Nederland en ineens werden ze uitgemaakt voor 'asfaltboeren en natuurvernietigers'. De jaren 80 werd gekenmerkt door bezuinigingen en een economische recessie. RWS belandde in een identiteitscrisis, decentraliseren werd het motto, privatiseren deed z'n intrede en investeringen in de infrastructuur stopten (gebrek aan projecten). Tegelijkertijd begon de instroom van biologen, juristen, economen, bestuurskundigen in de organisatie. Het 'middenveld', dat fungeert als makelaar tussen individu en overheid wordt overbodig; denk aan woningbouwcorporaties, standsorganisaties (agrarische secties), de taxibranche, maar ook mijn eigen bond van architecten (waar de laatste jaren geen groei meer is), kerken, politieke partijen met hun ledenverlies. Het collectieve belang van deze instituten is niet meer duidelijk. De individualisering ligt hieraan ten grondslag en is nog lang niet uitgewoekerd. Voortgaande privatiseringsproces. Het beheer van infrastructuur wordt minder vanzelfsprekend een overheidstaak. In de bouwkundige, architectonische omgeving zie ik dat woningcorporaties minder macht krijgen. Er komen steeds minder huur- en steeds meer koopwoningen. Er wordt al gesproken over 'de vereniging van eigenaren van een woonwijk'. Stedenbouwers gaan straks voor de private sector hele wijken bouwen in plaats van voor de overheid.
139
f,
Oriënteren op de toekomst De schaarsteverdeling lijkt me voor het V&W-kennisbeleid relevant. Er is een discrepantie is tussen de rijkdom van de maatschappij en de financiering van infrastructuur. Er is veel welvaart en geld, maar toch is er niet genoeg geld beschikbaar om de nodige infrastructuur te realiseren. Neem nu de 'slots' in de luchtvaart, wat is een landing of vertrek waard voor de reiziger? Wat wil hij eigenlijk en wat is het hem waard? In het N W P proces wordt dit niet aan de orde gesteld! De mobiliteitsmarkt kun je bevorderen door een onderscheid te maken tussen gratis en betaald gebruik van infrastructuur, zoals in Frankrijk gebeurt door ook tolwegen aan te bieden. Dat vergt prijsdifferentiatie met de bijbehorende informatietechnologie. Oplossingen, zoals betaalstroken of spoorwegcapaciteit, zijn te duur en prijzen zichzelf uit de markt. Veiligheid wordt een steeds belangrijkere component. De maatschappij wordt steeds complexer en daarmee kwetsbaarder. In de meteorologie bijvoorbeeld zullen blikseminslagen, stormen en hoosbuien steeds sneller voor problemen in de samenleving gaan zorgen, de rek is eruit. Een ander goed voorbeeld is de veiligheid in de luchtvaart. Het weer speelt een grote rol bij de aanleg van vliegvelden en bij het landen en opstijgen van vliegtuigen, denk maar aan de ramp bij Faro en de bijna ramp met een Transaviatoestel kort geleden. De thema's van Questa (verslagenbundel etc.) geven een goede beschrijving van de mogelijke maatschappelijke ontwikkelingen en de drijvende krachten die bepalen hoe de wereld er uit kan gaan zien. De thema's gezondheid en landbouw zijn echter onderbelicht. Is Nederland vol?? 70% van ons land heeft een landbouwfunctie. Bedoelen we dat de overige 30% vol zijn? In vergelijking tot de grote veranderingen van de vliegtuigtechnologie ontwikkelt de voertuigtechnologie over de 100 jaar dat ze bestaat zich maar langzaam. Functioneel is de voertuigtechnologie weinig veranderd. AH heeft zelf het initiatief genomen voor het laten ontwerpen van een zogenaamde roll on/off voertuig voor vervoer van goederen. Het speciale aan dit voertuig is dat de bodem van de laadruimte zeer laag ligt, wat het laden en lossen vereenvoudigt en versnelt. Er is geen laadklep meer nodig, er is minder geluidsoverlast en de laad- en lostijd is gehalveerd. Dat is vooral belangrijk in de oude stadscentra. Dit project is overigens in het kader van het meerjarenprogramma 'Stiller, schoner en zuiniger verkeer en vervoer in stedelijk gebied(SSZ)' financieel ondersteund en inhoudelijk begeleid door V&W. Het binnenstedelijk vervoersbeleid, waarin AH participeert, wil de voertuigbewegingen in de steden naar beneden brengen.
10.6.24 schaarste bepaalt prijs
10.6.25 veiligheid
10.6.26 vide Questa
10.6.27 voertuigtechnologie
Voor het V&W-kennisbeleid lijkt me de groei van het transport, ook internationaal, relevant. Risico's worden in het transport echter niet bewust meegenomen, al wordt de aandacht daarvoor wel groter, ook in de media. Doordat er meer aanbieders komen, gaat DGG meer op railgebied doen. Er is een visie op spoorwegveiligheid nodig.
10.6.28
Een ontwikkeling die relevant is voor V&W en de kennisontwikkeling is de bodemdaling en zeespiegelrijzing. Die hebben een structurele invloed op watersystemen, de functies van gebieden, etc. Kennisbeleid moet niet alleen gebaseerd worden op de vraag die ontstaat uit maatschappelijke ontwikkelingen. Kennisbeleid moet ook afgestemd worden op bijvoorbeeld verandering van neerslagpatronen en de zeespiegelstijging die tussen de 25 cm en een meter ligt.
10.6.29
140
10.6.30 toekomstperspectief
Oriënteren op de toekomst 10.6.31
Onze wereld zal er door veranderingen van de maatschappij en economie steeds anders uit gaan zien.
10.6.32
De gewijzigde tijdsordening krijgt invloed op het verkeer en vervoer. Verkeerspatronen wijzigen doordat er spreiding van werktijden is en doordat mensen zich ook om andere redenen willen verplaatsen. Het verkeer wordt zo beter over de beschikbare ruimte en over de hele dag verdeeld.
10.6.33
We gaan naar gecontroleerde hoogwaardige massaproductie (inversie van de quality/costcurve) Hierin zitten Darwinistische verschijnselen: verscheidenheid is een voorwaarde voor instandhouding en niet platslaan en alles afremmen. Ik ben daardoor van mening dat steeds meer mensen in de moderne technologie zullen delen. Een voorbeeld zijn GPS-ontvangers (wereldwijd satelliet plaatsbepalingsysteem) die al voor ƒ200,- verkrijgbaar zijn. Globalisering, ook van productielocatie, maakt dat de containerdeur de grenzen gaat vervangen. De mens krijgt meer tijd voor menselijke relaties en creativiteit. Dat leidt echter ook tot niet economische vragen hoe je bijvoorbeeld de beschikbare energie moet verdelen. De gezamenlijke normen en waarden van een land zijn bepalend. Wat betekent dit voor V&W?
hoogwaardige massaproduktte
10.6.34 gevolgen van in ternationalisering
10.6.35 bevoegdheden
De tendens van internationalisering, globalisering, 'Europa' zet zich voort. In de komende jaren gaat dit zo snel dat de overheid dit met wet- en regelgeving niet kan bijhouden. Hoe speel je daar als overheid op in? Dit heeft mogelijk gevolgen voor de normen en waarden. Internationalisering en regionalisering betekenen dat je beslissingsbevoegdheden kwijtraakt. Onze rol daarin is nog niet duidelijk. Op milieugebied bijvoorbeeld wordt heel veel internationaal geregeld en op landbouwgebied in Europees verband. Dat geldt ook voor natuur en water. De ecologische hoofdstructuur en watersystemen houden niet op bij de grens. Watersystemen worden ook deels regionaal bekeken.
141
,*•
m
HA*..
fi
n
^
fisi
©
1Aa, M 3
T.
^
Steeds vaker wordt een beroep gedaan op kennis en vaardigheden die niet civiel-technisch van aard zijn, maar sociaal, juridisch, economisch en bestuurlijk. Er bestaat een tekort aan die kennis. De aanwezige kennis wordt bovendien niet tijdig ingezet. Voor een goede onderbouwing van keuzes, effectiviteit van beleid en goede communicatie rond beleid zijn deze kennis en vaardigheden belangrijk. V&W is bezig met de ontwikkeling, maar een krachtiger aanpak en grotere inzet zijn nodig.
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis 11.1 11.1.1
11.1.2
11.1.3
11.1.4 andere kaas eten
Tekorten geconstateerd V&W hebben te veel technici en te weinig economen, juristen, etc. Er is weinig creativiteit als het niet over techniek gaat. Sociaal-wetenschappelijk onderzoek moet aandacht krijgen. Welke maatschappelijke ontwikkelingen zie je voor je en welke diensten moet je dus aanbieden? Hiertoe zijn scenario's te gebruiken. V&W staat wel open voor technische kennis over beton, sluizen, water, etc, maar niet voor het binnenhalen van sociologische, psychologische kennis. Als er iets nieuws is op het terrein van gewapend beton nemen we dat onmiddellijk over. Maar iets nieuws in het burgerlijk wetboek verdwijnt meestal ergens in een la. Dat wordt niet door de organisatie geabsorbeerd. RWS heeft weinig kaas gegeten van bestuurlijke, juridische en economische zaken. Dat is op te lossen door meer samen te werken met Economische en Binnenlandse Zaken of door zelf die kennis op te bouwen. Hoe moet de Nederlandse kust er bijvoorbeeld uitzien? Technisch kan bijna alles, maar wat is economisch en maatschappelijk haalbaar, wat is acceptabel en hoe krijg je het maatschappelijk voor elkaar? Daar moet de discussie over gaan.
11.1.5
Gedragskundige kennis is er te weinig. Het nieuwe regionale model gaat uit van de homo economicus en mist daarmee een aantal drijfveren van de mens.
11.1.6
De maatschappij vraagt om meer inzicht in de effecten en de gevolgen van het werk dat V&W doet.
11.1.7
Netwerken zijn volledig afhankelijk van het gedrag van mensen, bedrijven e.d. en om ze te optimaliseren moet in de gehele keten worden gekeken. V&W moet een bereikbaarheidsdepartement worden in plaats van een infrastructuurdepartement.
11.1.8
Voor V&W geldt dat er niet alleen technische kennis nodig is, maar ook kennis over sociale processen in de maatschappij en kennis over attitudebeïnvloeding. V&W onderschat de betekenis van veranderd gedrag in de maatschappij. Normen vervagen, hetgeen zich bijvoorbeeld uit in agressief gedrag (mensen worden zomaar in elkaar geslagen). Dat zie je ook terug in het gedrag in het verkeer, mensen rijden agressiever. Dat heeft gevolgen voor de regulering van het verkeer. Winstbejag is tegenwoordig ook heel gewoon in Nederland. Zo is ook de visserij ingericht en dat is goed voor de Nederlandse economie, maar het heeft wel veel consequenties voor het milieu. De vraag is hoe je ondernemingsgeest inpast in het collectieve belang.
attitudebeïnvloeding
11.1.9
TH
_ * ï
Als er iets misgaat op het technisch vlak hoeft er niets mis te zijn met de kennis, maar dat kan ook liggen aan het stellen van verkeerde prioriteiten. De discussies over de aanleg van een spoorlijn komt niet op de politieke agenda door ontwikkelingen in de technische kennis. Daar spelen hele andere processen een rol. Kortom het is voor V&W van belang de samenleving zodanig te beïnvloeden dat die meegaat met wat wij bedenken. Daar is vooral kennis over sociologie en psychologie voor nodig en geen technische kennis. 145
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis •
•
*
Individualisering maakt sociale aansturing veel lastiger dan vroeger. Toenemende pluriformiteit betekent ook dat manieren van aanpak pluriformer worden. Aan de andere kant hebben de mensen door de toenemende complexiteit sterke behoefte aan eenvoud. Dit maakt kennisverwerving lastig. Er zijn veel grijstinten, maar mensen willen oneliners horen. Die kun je nog begrijpen in de brij van informatie die op je afkomt. Voor sturing van informatie moet je dus anders te werk gaan, mogelijk met een interactieve werkwijze, zoals in netwerken. Daar zijn we nog lang niet uit. Eenrichtingsverkeer werkt niet meer. Tweerichtingsverkeer werkt bij meer dan twee personen ook niet. Internet zou in de toekomst een oplossing kunnen zijn. Op dit moment zijn er binnen Nederland echter maar ongeveer 200.000 a 300.000 aansluitingen op Internet. De centrale vraag is hoe je de juiste actoren in dat netwerk raakt. Dat geldt zowel voor het vergaren als voor het zenden van informatie. Technologische kennis kun je uit het buitenland halen. Andere kennis kun je niet uit het buitenland halen. Het is kennis die je als V&W, als overheid, in huis moet hebben of moet kunnen krijgen. Eerst moet men echter erkennen dat dit soort kennis nodig is. En we moeten ons realiseren dat dit soort kennis belangrijk is. Dit blijkt als men zegt dat de mensen die geen wegen aanleggen hun mond moeten houden . Met name de top moet zich meer realiseren dat binnen een kennissysteem de niet-technische component belangrijk is. Dat straalt men nu niet of in elk geval veel te weinig uit. RWS wordt geassocieerd met techniek. Dit geldt zowel voor de uitstraling naar de burger als naar de materiedeskundigen. Niemand zal een materiedeskundige associëren met een bestuurskundige. Ik denk dat men steeds minder behoefte heeft aan technische kennis, maar meer aan sociale kennis (gamma wetenschappen). Bij V&W heeft kennis nog steeds te maken met 'is het A of B'. Men heeft een naïef beeld over objectiviteit. Kennis heeft ook kleuring. Het gaat ook om hoe dingen beleefd worden. Kennis zit tussen de oren. Kleine verschillen maken een wereld van verschil. Een glas bier halfvol of halfleeg. Als je daar aan voorbij gaat, krijg je later spijt. In Nederland zijn er vooral onderzoeksinstituten in de productiesector, terwijl 70% van de mensen in de dienstensector werkt. Er is te weinig onderzoek in de zachte sector (diensten). Bij V&W is dat ook zo. Daar waar het gaat om diensten, ook binnen V&W, zijn de uitvoerders bijna altijd omgeschoolde technici.
11.1.10 individualisering
11.1.11 andere kennis in huis
11.1.12
11.1.13 omgeschoolde technici
Maatregelen moeten geëvalueerd worden. We hebben de neiging om gedrag als iets technisch te zien. We moeten geïnteresseerd zijn in de drijfveren achter dat gedrag. Wat voor rol speelt geld in beslissingen en hoe hangt dat samen met andere motieven? Hoe verhoudt het plezier van autorijden en de status die het geeft zich tot een verhoging van de benzineprijs?
11.1.14
Er zijn enkele oorzaken waarom lacunes in kennis niet of moeilijk opgevuld worden. De belangrijkste is de technische achtergrond van V&W.
11.1.15
V&W wil maatschappelijke processen sturen. De overheid moet macht en maatschappij op elkaar afstemmen.
11.1.16
146
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis 11.1.17
11.2
Technische maatregelen zijn niet het probleem, maar de acceptatie van die maatregelen. Je moet daarom goed kunnen inschatten hoe mensen zullen reageren. Je moet weten hoe je mensen die tegenstand kunnen bieden mild kunt stemmen. Daar is meer gedragswetenschappelijke kennis voor nodig. Dat soort informatie is steeds meer nodig. Benutting bijvoorbeeld is geen technisch probleem, maar een sturingsprobleem. Waar het om gaat is meer inzicht te krijgen in hoe je werkelijk kunt sturen. Wat mensen willen is niet meer zo gebonden aan normen, maar aan de verstrekte informatie. Dat kun je dus sturen. Probleem is hoe je dat voor elkaar krijgt. Hoe krijg je de juiste informatie op de juiste plaats. Dat moet nog vorm krijgen. Meer grote veranderingen verwacht ik niet. Juridische kennis
11.2.1
Naast de technische kennis heb je ook juridische kennis nodig. Dat is absoluut nodig, daar is geen discussie over nodig. De juridische kennis binnen V&W is aan erosie onderhevig.
11.2.2
Er moet een wisselwerking zijn tussen juridische aspecten en beleid. We moeten geen hobbyisme bedrijven. Dat is de valkuil voor een specialistische dienst. Goede organisatie van de juridische functie maakt het gemakkelijker om op Europese ontwikkeling en de consequenties daarvan in te spelen. Onomstreden deskundigheid, adviesvaardigheid en performance maakt dat makkelijker. V&W moet de juridische functie goed aansturen, zodat het geen machtsfactor op zichzelf wordt.
11.2.3
De aanwezige juridische kennis wordt bijna niet gebundeld en doelmatig ingezet. Overal zitten stukjes, gekoppeld aan individuen. Er is gebrek aan kennis op juridisch terrein. Er zijn meer specialisten nodig. Die kans doet zich nu voor met de ontwikkeling van een centrale juridische directie. Die zit echter heel dicht op het beleid en de beleidskern moet heel klein zijn. Een eigen specialistische dienst op juridisch gebied zou goed zijn. Dat is elders, ook op de markt, niet aanwezig. Doordat besluitvormingsmechanismen juridisch niet goed geregeld zijn, worden de beleidsambities van V&W onvoldoende gehaald. Met het geld dat we nu uitgeven aan het inkopen van juridische adviezen kunnen we al een flinke club specialisten hebben. Verder zou je bestaande kennis beter moeten organiseren. Er gebeurt veel dubbel en er zitten veel hiaten. Contracten deugen vaak niet. Het oplossen van problemen die daaruit voortkomen kost de belastingbetaler klauwen met geld.
eigen kennis
11.2.4 aansprakelijkheidsrecht
Ik zie een rechtsontwikkeling vanuit Europa die langzaam de nationale rechtsgangen harmoniseert. Nederlands recht, privaatrecht, bestuursrecht en ook aansprakelijkheidsrecht, wordt steeds provincialer. Op het gebied van aansprakelijkheidsrecht loopt Nederland achter. In de Verenigde Staten gaat dat heel ver. Daar krijgen wij ook mee te maken. Dat betekent dat V&W die ontwikkelingen moet volgen. De overheid wordt ook aansprakelijk voor de diensten die zij levert. Als de onderwijskwaliteit onvoldoende is kan aan ouders een vergoeding worden toegekend; hierover is onlangs door de rechter een uitspraak gedaan. Ook bij de infrastructuur zie je dat. Denk aan motorrijders die door objecten in het wegdek of gaten inde weg onderuitgaan. Mensen gaan meer op hun strepen staan en binnen het recht heeft zich de opvatting ontwikkeld dat we moeten uitgaan van het principe van eigen schade dragen, aansprakelijkheid is er alleen als het niet aan een ander toegerekend kan worden. Als overheid, V&W/RWS, heb je daar-
147
ï
>•*
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis mee te maken. Voor het verleggen van kabels ten behoeve van de aanleg van een weg moet je nu betalen. Dat is fundamenteel anders dan een jaar of 20 geleden. Dat zal nog sterker worden. Juridische kennis wordt crucialer, met name bij de uitvoeringsdirecties. In een vroeg(er) stadium van een infrastructureel project moet men een juridische scan uitvoeren om verrassingen te voorkomen. Dat speelt straks nog meer dan vroeger RWS is bezig technische kennis te vervangen door 'stuurkennis'. Men denke hierbij aan kennis over contracten, juridische zaken, Europees uitbesteden. We zijn een bedrijf dat zich meer en meer ontwikkelt als een bank. We waren een ingenieursbureau en zijn nu een procesbegeleider aan het worden'. Ik ben van mening dat we daarin te ver zijn doorgeschoten. Ik heb bij de RWS planningsprocedures bekeken. Deze vind ik bedrijfsmatig en bestuurlijk heel zwak. De 50 grootste procedures uit het projectenboek hebben wij laten evalueren en gesprekken gevoerd met projectleiders. Bij 40 van de 50 projecten bleek de planning niet reëel te zijn. Uit het rapport van de WRR (van ongeveer 5 jaar geleden) is gebleken dat de dakpansgewijze regelgeving leidt tot lange looptijden. De onteigeningswetgeving, milieuwetgeving en wetgeving ruimtelijke ordening zijn niet op elkaar afgestemd. Tijdens de uitvoering kunnen actiegroepen nog invloed uitoefenen. Bij de IJtunnel gebeurt dit ook. Hier is meer kennis en expertise voor nodig. Men zal hiertoe ook meer onderzoek moeten gaan doen.
11.2.5 stuurkennis
11.2.6 projectplanning
Bestuurlijke kennis
11.3
Het niveau van dienstverlening van de overheid is schrikbarend. De klantgerichtheid is ver te zoeken. Het welslagen van concurreren op de markt hangt af van het dienstverlenend vermogen. 70% van de beroepsbevolking werkt in de dienstverlening.
11.3.1
Een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling is maatwerk in bestuurlijke organisatie
11.3.2
Ik heb enige aarzeling of de bestuurlijke kennis boven in de organisatie voldoende aanwezig is. In de top van de organisatie zijn vooral mensen met technisch inhoudelijke kennis (DG, mensen bij hoofdkantoor). Dat is geen groep die erg bestuurlijk of juridisch is. Kijk daar mee uit, want onze samenleving wordt bepaald door bestuurlijke, politieke en juridische gegevens. Als je dat niet voldoende beheerst, loop je risico.
11.3.3
Kennis van bestuurlijk draagvlak is belangrijk, kennis van de diepere drijfveren van mensen.
11.3.4
Kennis van sociaal-maatschappelijke aspecten is veel minder ontwikkeld dan van technische aspecten. Het wordt langzaamaan wel beter. V&W ziet de meeste problemen in de wereld als technische problemen. Dat is vaak ook het verwijt van provincies en gemeenten. V&W staat te ver af van de praktijk, is sterk sectoraal georganiseerd. Op gemeentelijk en provinciaal niveau werkt men meer integraal. Ook dat heeft nadelen. Technische kennis is niet het grootste probleem. Men heeft echter te weinig kennis van bestuurlijke ontwikkelingen en er wordt te weinig rekening mee gehouden. Dit moet terugkomen in de probleemstelling (structuren). Met name bij de Regionale Directies. Hoger in ministerie is dit minder.
148
11.3.5 praktijk kennen
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis 11.4 11.4.1 koopgedrag kennen
Consumentenkennis Uit koopgedrag moet je afleiden wat mensen willen. Een individu kan consument zijn, maar ook leider. Individuen kunnen ergens voor of tegen zijn. Het krachtiger worden van het individu is de belangrijkste ontwikkeling. Wie waar goed in is moet je identificeren in een kennismanagement netwerk. Die kennis moet je beschikbaar houden voor later gebruik of gebruik elders.
11.4.2
Men zich over het algemeen wel begeeft op het terrein van technologische kennis, maar het betreden van andere gebieden lijkt not done te zijn. Dat vormt een barrière om te komen tot consumentenkennis. De overheid zou eerst die kennis moeten ontwikkelen en daarna kijken of je hulpinfrastructuur moet gaan ontwikkelen (internet, onderwijs). Eerst moet je weten wat je met die kennis moet gaan doen en pas daarna moet je kennis ontwikkelen.
11.4.3
Kennis van consumentengedrag ontwikkelen, de psyche van doelgroepen doorgronden en analyses op loslaten is wezenlijk. Heeft V&W goed psychologisch onderzoek gedaan naar rekeningrijden? En naar vragen over voorkeuren en levenspatronen. Is er een relatie met de 24-uurseconomie en hebben die invloed op het benutten van de infrastructuur? Arie Maas (Bijenkorf) heeft op basis van onderzoek een beeld geschetst hoe de consument er over 10 jaar uit ziet en wat hij koopt. Dit zou je ook bij de passagier/reiziger moeten doen.
psychologisch onderzoek
11.4.4
Drie dingen zijn van belang: de technische en organisatorische kant van de productie, de consumentenkant (wat is de rol van de consument, wat zijn hun wensen) en de 'prikkelstructuur' (hoe krijg je mensen in organisaties ergens via straffen en belonen). RWS heeft een oververtegenwoordiging aan de technische kant en dat spoort niet met de noodzaak te sturen via de prikkelstructuur. De consumentenkant is bij RWS een onontwikkeld veld.
11.4.5
Natuurlijk is er de traditionele behoefte aan technische kennis. Daar zijn ecologische en kwalitatieve aspecten bijgekomen. De behoefte aan kennis over maatschappelijke acceptatie gaat nog verder. Een bedrijf doet meestal eerst marktonderzoek, maar de overheid pakt problemen aan en genereert oplossingen zonder op de acceptatie te letten! V&W heeft hard kennis nodig over keuzegedrag, over drijfveren, kortom, over wat mensen belangrijk vinden. Dat mag natuurlijk niet gebruikt worden om te manipuleren.
11.4.6
We beschikken vaak over kwalitatieve consumentenkennis en niet over kwantitatieve en dat is ook nog voor veel uitleg vatbaar. Ook ligt de kennis vaak niet binnen het bereik van de bestuurders. Consumenteninformatie is meestal ook op verschillende manieren te interpreteren. Bestuurders willen informatie en kennis altijd herleiden tot vaste kengetallen. De overheid stelt kennis die op verschillende manieren te interpreteren is niet op prijs. De overheid kan daar niet mee werken. Wel met plangetallen, maar niet met inzichten. Maatschappelijke ontwikkelingen (behoefte aan mobiliteit, marktwerking) maken het noodzakelijk dat de overheid dit soort kennis heeft en toepast in het verkeeren vervoerbeleid.
benutten van kennis door de overheid
149
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis V&W moet weten waarop mensen hun keuzen baseren.
11.5
Er is gebrek aan bedrijfseconomische, experimenteel economische en bestuurskundige kennis met betrekking tot het mobiliteitsvraagstuk bij V&W.
11.5.1
Minstens de helft van de vragen over verkeer en vervoer kun je beantwoorden als je kennis hebt over gedrag, de rest gaat over techniek. Gedragskennis wordt nog lang niet altijd evenwichtig ingezet. Ook wordt de beschikbare kennis in Nederland niet goed gebruikt. De gedragwetenschappers bij DVK/AW worden alleen betrokken bij technische vragen in plaats van bij gedragsvraagstukken. Buitenstaanders hebben een heel andere manier om naar de problemen te kijken. Hier zouden we wel eens heel veel kansen kunnen missen. In de krant zijn er veel columns over verkeer en vervoer, men blijft veel naar technische oplossingen zoeken. Technische kennis is vaak niet tijdig beschikbaar, zowel binnen als buiten het ministerie. Omdat kennis minder beschikbaar komt, is de behoefte aan kennis beperkter. Als je meer verstrekt dan ontstaat er ook meer behoefte. Verantwoording door de overheid vraagt om meer kennis binnen en buiten het ministerie. Kennis moet beschikbaar zijn, indien men deze nodig heeft en erom vraagt. Men moet daarom weten waar die kennis is en hoe die te krijgen is. V.
Voor consumentenonderzoek moet er een professionele benadering komen. Dat is nu sterk systeemtechnisch georiënteerd. Er zijn modellen over reistijden, reiskosten/tarieven, verkeerstellingen, maar daar ligt geen professioneel marktonderzoek aan ten grondslag, zoals bij grote ondernemingen (Ahold, Unilever, KPN) die zich bezig houden met retailen van goederen en diensten wel het geval is. Vroeger was verkeer en vervoer een zaak van verkeersingenieurs en politiek. Nu komen er directeuren van diensten (op provinciaal, gemeentelijk en rijksniveau) tussen. De kennis is vaak door de techniek geïnspireerd en gebaseerd op verouderde opvattingen. De vraag is wat je hier politiek mee kunt. Hier ontstaat een kennisbehoefte. De oude discussie over politiek en kennis was al buitengewoon ondoelmatig, maar maatschappelijke veranderingen maken deze discussie nog meer bizar. Heeft nadelige gevolgen voor vervoersystemen en voor de politiek. Discussies over de prijs voor de Interliner bijvoorbeeld. De consument moet op basis van prijs en kwaliteit kunnen kiezen uit meerdere mogelijkheden. Dan moet de aanbieder van vervoer in staat zijn om meerdere mogelijkheden te offreren. Dat vergt kennis. De consument reageert anders op een nutsproduct dan op een product dat op de vrije markt te koop is. Deze kennis is onvoldoende ontwikkeld. Kennis van consumenten is van belang voor ministerie en politiek. Anders faal je in de architectuur van het beleid. Dat geldt ook voor andere overheden. Beleidsambtenaren zijn hier wellicht nog onvoldoende van doordrongen. De politiek laat zich op specifieke terreinen leiden door algemene economische beginselen, zoals een matig prijsbeleid om inflatie niet te bevorderen. Je kunt natuurlijk wel kijken naar eventuele effecten op het OV, maar dit moet niet betekenen dat men de tarieven van thalys of treintaxi niet omhoog mag doen. In deze marktsegmenten gelden andere wetmatigheden. We moeten een compromis zoeken tussen de sociale functie en de marktfunctie en dat geldt ook op andere terreinen. In de hele vervoerssector, gezondheidszorg, etc. moeten we loskomen van een centraal plansysteem. We accepteren een rood licht of een inrijverbod, daar hoeven we geen vrijheid, maar als we moeten betalen krijg je een politieke discussie. Voor een product dat bij de behoefte aansluit is wel een prijs te bepalen, maar als een product ons door de overheid wordt opgelegd, accepteren we dat niet en de overheid moet weten dat
150
mobiliteitsvraagstuk 11.5.2 kennis van gedrag
11.5.3 nut en vrije markt
consumentenkennis
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis het zo werkt. Mobiliteit raakt mensen bovendien zoveel sterker dan producten in de supermarkt dat het bizar is dat de overheid hier weinig over weet. Albert Heijn weet meer van de consument dan de overheid, maar juist bij mobiliteit is kennis van belang omdat dit dieper ingrijpt. Overheidskennis moet op een hoger niveau staan dan de kennis bij Albert Hein. Daar zal de overheid nog heel wat voor moeten doen. Heineken bijvoorbeeld had groene parasols. Freddy Heineken passeerde een keer een terras en zag dat de lichtval van zo'n parasol op een vrouw zeer onflatteus was. Er kwamen meteen parasols met een andere kleur. Stel dit maar eens voor in een overheidssysteem. Dit is kwalitatieve consumentenkennis. Mensen die op deze manier gedreven zijn, hebben grote kans op succes. Dit is een noodzakelijk element in beleidsontwikkeling en heeft met een bepaald soort kennis te maken. 11.5.4
V&W moet kennis en kunde bezitten om uit de maatschappelijke ontwikkelingen te destilleren welke maatregelen voor de infrastructuren, de mobiliteit en het vervoer belangrijk zijn.
11.5.5
Voor veiligheid, een gezond milieu en andere leefbaarheideisen is een duurzaam verkeer- en vervoersysteem nodig. Ondanks de inspanningen van de afgelopen jaren komt dit echter maar moeizaam tot stand. Er worden wel voorstellen voor technisch geavanceerde maatregelen gedaan, maar de implementatie van plannen is moeizaam. Het beleid is weinig effectief. De potenties van bestaande vervoerwijzen zoals fietsen en lopen worden te weinig gebruikt. Technologische kennis ontwikkelen is kostbaar en als er een alternatief aanwezig is, is het niet efficiënt. Maar dan moet je wel weten dat het alternatief bestaat.
potenties kennen
11.5.6
Het menselijk handelen heeft steeds meer nadruk gelegd op technische ontwikkelingen. Alle auto's kunnen nu een snelheid van 140 km per uur halen, in de zestiger jaren ging een eend (Citroen deux cheveaux) niet harder dan 70 km per uur. Je hield je toen vanzelf aan de maximum snelheid van 80 km per uur.
11.5.7
In de laatste 10 k 20 jaar is onze samenleving aan het individualiseren en 'intensiveren'. Mijn kinderen zijn veel mobieler dan ik was op hun leeftijd. Op zondagavond zitten mijn vrouw en ik een mobiliteitsschema voor de week te maken.
individualisering
11.5.8
Gewenning aan een hele hoge kwaliteit van goederen en diensten leidt er toe dat het publiek alleen reageert op overheidsvoorzieningen die aan die kwaliteitseisen voldoen. Om openbaar vervoer, parkeergarages, transferia, e.d. te laten gebruiken zullen deze op gelijk of hoger niveau moeten liggen dan voorzieningen die vanuit de markt worden aangeboden.
11.5.9
Als men het goed wil doen dan moet men de werkelijke kosten van de marginale gebruiker in rekening brengen. Het tarief moet dan afhankelijk gemaakt worden van het verkeersaanbod d.w.z. in de spits een hoger tarief. Er is in de toekomst kennis nodig om dit uit te werken en toe te passen.
11.5.10
De toename van de criminaliteit kan negatief uitwerken voor het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer is hier veel gevoeliger voor dan de privé-auto.
151
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis
:\
Om het mobiliteitsprobleem aan te pakken is onderzoek nodig op technisch gebied en zeker ook op het gebied van gedragswetenschappen, want het gaat over het gedrag van de mensen. Van "hoe pas ik ritsen toe" tot "waarom neem ik nu de auto"? Indien de regering zich ten doel stelt om 6% CO 2 reductie in de periode 1990 tot 2005 te behalen, dan betekent dat dat het autogebruik moet verminderen. Dit botst met de wens van veel mensen om in supersnelle auto's te rijden. De overheid heeft pas iets bereikt wanneer mensen het openbaar vervoer niet langer wollig vinden en de auto dus alleen op gepaste momenten gaan gebruiken Er is behoefte aan nationale en internationale reisinformatie ('ketenmobiliteit'). De huidige personenvervoersmarkt is heel erg collectief en aanbodgericht terwijl de burger individualistisch en vraaggericht is. Kennis is nodig over trends en over menselijk gedrag Er is wetenschappelijke onderbouwing nodig van de keuzes die we maken, zoals de keuze voor aparte rails of het bestaande spoor op het HSL traject.
11.5.11 wensen kennen
11.5.12 trends
De experimenteel economische kennis voor de mobiliteitsmarkt is er wel bij verschillende instituten, maar die moeten zich nog realiseren dat er vraag naar is. (TU's hebben alleen de logistieke kennis) V&W heeft behoefte aan de kennis vanuit de bedrijfseconomische en experimenteel economische hoek.
11.5.13
Je moet inzicht hebben in de drijfveren van verplaatsingsgedrag. Dit is op verkeer en vervoer gebied fundamenteel.
11.5.14
Er is behoefte aan meer kennis van de acceptatie door de burger/mobilist van mogelijke oplossingen. Deze kennis dient ook gebruikt te worden bij de beleidsontwikkeling. De acceptatie van oplossingen is afhankelijk van de mate waarin men de problemen begrijpt en de oplossingen hiervoor ziet (benchmarking, wat is haalbaar met de oplossingen?). Dan zijn keuzes mogelijk voor lightrail of de fiets en of je snelwegen of fietspaden moet aanleggen.
11.5.15 acceptatie oplossingen
Telecommunicatie
11.6
HDTP heeft kennis nodig over technologische ontwikkelingen, verandering in de dienstverlening en over posities in de markt. Daar zitten ook juridische aspecten aan. Hoe ziet de waardeketen er uit? En wat doet de overheid daar aan, welke doelen streeft zij na, welke interventiemethoden staan haar ter beschikking.
11.6.1
Op wat voor manier wordt gedrag beïnvloed en wat is daardoor de behoefte aan telecommunicatie. Het maatschappelijk en economisch gedrag is moeilijk in beeld te brengen, laat staan te vertalen naar behoefte.
11.6.2
Sociaal maatschappelijke ontwikkelingen zijn belangrijk. Er moet meer aandacht besteed worden aan sociologisch denken en individuele reacties op veranderingen. Het is belangrijk te weten hoe groepen mensen en individuen reageren op veranderingen of beleid. Daarbij speelt ook cultuur een rol. En dat kan per periode verschillend zijn. We weten nog niet hoe mensen reageren op technologische vernieuwingen. Door telecommunicatie verandert het gedrag van mensen, denk maar aan telewerken.
152
11.6.3 cultuur en verandering
11.6.4
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis De vraag naar informatie neemt toe. Er ontstaan nieuwe manieren om informatie te verwerven, te verwerken en door te sturen (communiceren). Hoe wordt gedrag beïnvloed? Wij willen dat graag weten om tegemoet te komen aan de behoefte. 11.7 11.7.1 omwenteling
11.7.2
11.8 11.8.1 energieverbruik
11.9
Integraal waterbeheer De laatste 5 jaar is er een omwenteling te zien. Als waterkwaliteitsbeheerder ben je niet alleen meer verantwoordelijk voor de waterkwaliteit, maar ook een beetje voor de economische ontwikkeling. Je moet voorwaardenscheppend zijn voor de maatschappij. Je moet zorgen dat er zo min mogelijk schade ontstaat. Beschrijvingen van watersystemen illustreren dat. Daarin worden ook gebruiksfuncties beschreven en daar heb je expertise voor nodig. Er zijn meer economen en sociologen nodig bij V&W. Maak nu de slag naar de sociaal-wetenschappelijke disciplines door het aantrekken van milieueconomen en bestuurskundigen. In de discussie over duurzaamheid zijn bij integraal waterbeheer milieu en economie de kernwoorden. Daar heb je de sociale disciplines voor nodig. Zelf moet je de waterkennis in huis halen. Investeringen op het gebied van waterbeheer moeten verantwoord gedaan worden. Je moet kiezen voor het meeste rendement? Milieu Aan het milieu kun je meer of minder doen. De vraag is wat je wilt. Als Nederland koploper wil worden, moeten we bijvoorbeeld beginnen met de verkeersoverlast op Schiphol aan te pakken. Dat moet je durven. Voor auto's die meer energie verbruiken meer belasting laten betalen dan de andere. De verwachting is dat de komende 10 jaar het energieverbruik per auto flink omlaag zal gaan. Dit biedt soelaas. Dit is de enige mogelijkheid om echt iets aan het CO 2 probleem te doen is door efficiënter energiegebruik (ook bij andere motoren) te stimuleren. Het is niet goed om CO 2 onder de grond opslaan. Dit moetje sturen met belastingen of heffingen of voorschriften. Dit vraagt om een bepaald soort kennis. Communicatie met de samenleving
11.9.1
Communicatie is bij V&W niet goed. Het is niet slechter dan bij andere ministeries, maar moet wel verbeterd worden. Plannen doorvoeren moet men meer in samenwerking met de bevolking doen. Het is een gunstige ontwikkeling dat bij het beheer van de randmeren nu met de bevolking wordt gepraat. Dat blijft ook noodzakelijk. Het kennisniveau van de mensen wordt hoger, mensen zijn meer betrokken bij hun omgeving, laten niet met zich sollen. Er zijn minder acties omdat men meer inspraak krijgt.
11.9.2
De kennis van V&W over communicatie is niet zo groot. Grote bedrijven zorgen al wel dat ze kennis vergaren over issuemonitoring en maatschappelijke issues in de publiciteit. Bedrijven als AEGON, AHOLD, SHELL doen aan public affairs management. Dit houdt in dat er op gehele trajecten issue monitoring plaatsvindt. Bij Shell heeft men geleerd van het afzinken van het boorplatform. AHOLD is in veel dingen voorloper geweest. V&W is niet sterk in het moderne denken op bedrijfskundig en bestuurlijk terrein. Technische kennis lukt wel, systemen kennen we, daar zijn we op toegelegd. We moeten onze communicatiekennis wel verbeteren, maar dit is niet het probleem. 153
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis Er is behoefte aan niet-technische kennis. Aan technische kennis is een overschot, al zijn er ook wel voorbeelden te noemen waarin daar behoefte aan is (bijv. bij de tramtunnel te Den Haag). V&W moet vooral leren hoe te communiceren met de omgeving en hoe op een innovatieve manier om te gaan met problemen. Ook heeft men meer bedrijfsmatige en bestuurlijke kennis nodig.
11.9.3
We moeten de vraagstellingen preciseren. Wat gebeurt er in de samenleving. Ik zie me als een makelaar tussen het bepalen wat er voor kennis nodig is en het laten aanboren van die kennis. Ik voel me als regisseur van het proces en dat bevalt me.
11.9.4
Mensen ontwikkelen zich in de volgende eeuw door te communiceren (communicatieve zelfsturing van Arnold Cornelis), door te overleggen wat er moet gebeuren en te controleren of en hoe het gedaan wordt. Dan heb je al die regels niet meer nodig. Dat klinkt nu nog naïef, maar dat zie ik nu al hier en daar gebeuren. Mensen willen niet meer voortdurend afspraken maken die eigenlijk als een soort korset werken. Mensen krijgen weerzin tegen de vele regels die je belemmeren om te bereiken wat je eigenlijk wilt. Dat betekent dat je veel bewuster moeite moet doen om die communicatie aan te gaan. Daar moet je mee beginnen. Wat de Directie Kennis nu doet is daar ook een goed voorbeeld
11.9.5 communicatieve zelfsturing
Het gaat vaak om uitleg aan het publiek over de complexe situatie waarin technici moeten werken. Als mensen daar zelf inzicht in krijgen, kunnen ze het ook zelf toepassen in andere situaties. Dan kun je ook beleid uitleggen. Beleid is er tenslotte voor om op vele situaties te kunnen toepassen.
11.9.6
Veel hangt af van de interactie met het publiek. Als het publiek het niet wil, gebeuren veel rationele zaken niet. Het is altijd moeilijker dan fysica. Dat is ook wel het aardige van de samenleving.
11.9.7
In de besluitvorming zie ik toenemende participatie en interactie. Je moet daarbij de kwaliteit van de inhoud laten toenemen en mensen laten meepraten over zaken waar die bewegingsmogelijkheid is. En die informatie in het goede stadium toepassen. De maatschappij vraagt dat ook.
11.9.8
Mensen beslissen op basis van wat ze weten. Informatie over de acceptatie van iets wordt belangrijker dan puur technische zaken. Je moet investeren in monitoring en onderzoek naar het draagvlak en daar ook alert op reageren. Budgetten voor communicatie nemen bij ministeries echter eerder af dan toe. Infralab is een ontwikkeling in de goede richting. Dat doet meer dan alleen informatieverwerving. Het lastigste is om informatie te verkrijgen. Enquêtes afnemen lukt niet meer doordat de doelgroep te uitgebreid is. Action reserearch wordt nu geprobeerd. Dan kijk je hoe mensen reageren op acties. Je kunt mensen specifiek voor iets uitnodigen, een debat orkestreren. Daarmee kun je voorkomen dat inspraak voor een kleine groep is. We proberen iedereen een motief te geven om te komen (action = mobiliseren). Dit vraagt wel veel inspanning van organisatoren en levert een betrekkelijk laag rendement.
11.9.9
Ten eerste kun je kijken welke actoren er zijn en welke functie die hebben. Over de kwaliteit van het startprogramma verkeersveiligheid is men heel stellig overtuigd dus denkt
154
draagvlak
11.9.10
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis men dat het daarom ook wel zal gaan werken. Dat geldt denk ik echter alleen voor de vakwereld. Terwijl daarbuiten ook belangrijke beslissers zitten en daar is niet geprobeerd draagvlak te zoeken. Die kennen het probleem niet en zullen zich dus ook niet inzetten voor het vinden van oplossingen. Gevaar is zelfs dat men weigert mee te werken en het idee voor de eerstkomende 10 jaar geen kans heeft. De overheid heeft anderen nodig. Je moet daarom eerst werken aan draagvlak. 11.9.11 dubbel interactief
11.10
In de toekomst staan er twee trefwoorden centraal, waarvan interactief de eerste is (de tweede is integraliteit). Hiermee bedoel ik het ontstaan van de open organisatie. RWS wil luisteren naar de omgeving Deze interactieve opstelling heeft wel een dubbel karakter. In 1970 waren het publieksgroepen, belangengroepen en actiegroepen die ervoor zorgden dat de Oosterscheldedam uiteindelijk doorlaatbaar werd en de Markerwaard er niet komt. Met een interactieve opstelling wil men deze waterstaatsdomeinen weer gaan beheersen, men wil mechanismen opzetten om gevoelige zaken te lijmen Het open imago moet dat bewerkstelligen. Proceskennis
11.10.1
Er is veel meer proceskennis nodig. Moet je bepaalde kennis wel of niet delen? Compenserende maatregelen kennen hun eigen besluitvormingstrajecten, hoe organiseer je dat? Wanneer heb je een noodwet nodig? Hoe ga je om met organisaties en met individuen? Dergelijke complexe coördinatie vergt heel wat kennis.
11.10.2
Er zijn drastische veranderingen nodig in het vervoerssysteem als je ons land in de toekomst leefbaar wilt houden. In de toekomst worden misschien niet meer alle auto's gewoon maar toegelaten in de stedelijke gebieden om het milieu te sparen en de ruimte doelmatig te gebruiken. Voor het vervoer zal dat gaan betekenen dat we naar meer geïntegreerde, complementaire systemen zullen gaan en daarbij gebruik maken van de voordelen die auto's of treinen bieden. In de markt zullen nieuwe producten ontstaan, omdat we moeten inspelen op individualisering. Dat moet de ruimte krijgen. Hoe vergemakkelijk je dat en hoe stuur je in de gewenste richting binnen de noodzakelijke randvoorwaarden. We ontberen de kennis hoe we een dergelijk proces in gang zetten en vervolgens beheersen. Een prioriteit voor V&W moet PPS zijn. Dat gaat over meervoudig ruimtegebruik.
sturen en beheersen
11.10.3
Naast inhoudelijke materiekennis is ook kennis over bestuurlijke methodes van belang. Hoe pak je dingen aan?
11.10.4
Het beheersen van processen moet beter. We moeten beter met de 'gamma' gevoelens (gedragsaspecten) van mensen omgaan. We hebben te weinig kennis over maatschappelijke processen, bijvoorbeeld op het gebied van verkeer en vervoer. Hoe beïnvloed je de automobilist om zich op de gewenste manier te gedragen?
11.10.5
De organisatie moet op een hoogwaardig niveau het proces kunnen regisseren van vragen op maatschappelijk gebied tot de realisatie van V&W producten. V&W moet vooroplopen.
11.10.6
Maatschappelijk gedachtengoed moeten we kunnen uitdragen en vormen. In sessies met
155
t
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis burgers moet niet meteen naar een oplossing worden gezocht, die ook meteen geïmplementeerd wordt. Er moet ook een mentaliteitsverandering komen. Men wil vaker en sneller kunnen reizen naar verre oorden. Veel beleidsvraagstukken kunnen samen met actoren met behulp van speltechnieken/simulaties goed worden onderzocht. We hebben scenario s gespeeld. Dit bracht partijen tot elkaar, wat we vooraf niet verwacht hadden. Twijnstra en Gudde kenden zo'n spel. Dit moet je wel goed voorbereiden.
11.10.7
Interactief proces
11.11
Vooral bij V&W is een open planproces erg populair, maar daar creëer je geen draagvlak mee. NW4, baggerproblematiek en ook dit kennisbeleid zijn voorbeelden van een open en interactieve werkwijze. Wij vragen ons wel eens af wat wij doen bij dit soort trajecten. Gerichte vragen zijn voor de klant handiger en frustreren minder. Nu is het zo open dat je alles te berde kunt brengen terwijl er later wel degelijk randvoorwaarden blijken te zijn. Wees vooraf duidelijk over die randvoorwaarden over opties die wel of die niet openstaan.
11.11.1
Binnen V&W komen steeds meer mensen met een betere opleiding. Er zijn inmiddels andere manieren van samenleven en omgaan met elkaar. We gaan toe naar een maatschappij van individualisten, die wel een samenhang zoeken. Een open planproject als dit was 15 jaar geleden ondenkbaar, nu gebeurt het steeds meer binnen V&W, al komt het traag op gang. Maar traagheid geeft je de tijd om goed na te denken en de mening van anderen te horen. Het interactieve in het proces moet wel echt zijn.
11.11.2
Individualisering en verzelfstandiging van het individu sluit collectief handelen niet uit. Wat zijn de trends?
11.11.3
Mensen moeten ook participeren in oplossingen, ze willen er een onderdeel van zijn. Je moet mensen niet voor voldongen feiten plaatsen, maar hen betrekken bij dingen waar ze mee te maken krijgen. Je moet leren omgaan met mensen en groepen mensen, die zich ergens sterk voor maken, zoals bijvoorbeeld Natuurmonumenten. Ecologie en sociaal-culturele waarden zijn steeds belangrijker. Mensen zijn onderdeel van hun omgeving, van de natuur. In kennis die nodig is om het eens te kunnen worden, moet je structureel investeren. Die proceskennis is als fenomeen niet nieuw, maar je moet het waar nodig als middel kunnen inzetten. Je moet de vaardigheid hebben het te kunnen hanteren en te kunnen inschatten hoever je hiermee moet gaan en met wie. In gemeenten, steden, gebeurt dit al meer dan op rijksniveau. Daar zit je dichter op de mensen. Hoe minder mensen, hoe makkelijker ook natuurlijk.
11.11.4
Er is een toenemende tendens tot democratisering. Het maatschappelijk debat, het betrekken van de bevolking en maatschappelijke partners bij de besluitvorming en bij afwegingsvraagstukken, wint terrein. Er is participerende beleidsontwikkeling en besluitvorming nodig, nadrukkelijk wel met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van de overheid. Dit vraagt om bepaalde kennis om dit proces te kunnen ondersteunen. De beleving van veiligheidsrisico's is van invloed op de keuze van het transportmiddel (wekelijks een groot vliegtuig dat neerstort, af en toe een ontsporende HS-trein. 156
vaardigheid
11.11.5 democratisering
11.11.6
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis 11.11.7
Vaak worden inspraakrondes als democratisch middel gebruikt. Maar de kennis die ze opleveren, wordt niet of nauwelijks benut. Een kennisproces leidt tot kwalitatief betere besluiten. Het is geen vervanging voor politieke besluitvorming maar juist de basis.
11.11.8
Er is kennis nodig om open processen te besturen. Je moet het publiek betrekken bij de keten onderzoek, ontwikkeling, ontwerp, besluitvorming en uitvoering. Er is ook een optieredenering: tijdens het uitvoeren van de keten (zie boven) kun je alternatieven aanbieden om te kiezen. Hiermee voorkom je dat er te grote investeringen in verkeerde concepten worden gedaan. Je hebt goede procedures en goede mensen nodig.
11.12 11.12.1 interactieve planning
Besliskunde Er wordt veel aan interactieve planning gedaan. De meerwaarde ervan wordt niet onderzocht.
11.12.2
We weten te weinig over hoe we moeten omgaan met alle actoren in het veld, de top van de KLM etc. En over hoe en waarom beslissingen worden genomen. Werken we op basis van consensus of op basis van iemand die zijn zin doorzet, die voor zichzelf een duidelijke visie heeft. Daar zou je wat meer begrip van en grip op willen hebben.
11.12.3
Beslissingsprocedures worden steeds ingewikkelder. Er spelen steeds meer actoren mee. Besliskunde is belangrijk. Ook hier kan IT een rol spelen. Kennis op het gebied van besluitvormingsprocessen wordt belangrijker. De weg van idee naar uitvoering is te lang en slibt dicht. Beslissen moet je doen op het spanningsveld tussen geloven en weten. Er zijn mensen die aan de slag willen. De minister weet nog niet wat ze wil beslissen. Je kunt niet verwachten dat je alles weet. Dit speelt bij allerlei besluitvormingsprocessen, ook in internationaal verband, zoals in het ICOA, over luchtvaart, subsidie van brandstoffen, internationaal level-playing-field. Dat is erg lastig.
van idee naar uitvoering
11.12.4
11.13 11.13.1
De sociale intelligentie, de combinatie van intelligentie en sociale vaardigheden bij mensen wordt steeds belangrijker, evenals emotionele intelligentie. Wat betekent het om een dienstverlenende organisatie te zijn? Bestuurlijke verhoudingen, rol en positie van de overheid Besluitvorming moet je niet met zijn allen willen doen. Dan kom je er niet uit. Het voorbereiden van beslissingen (ambtenarij) en knopen doorhakken (politiek) hebben we als maatschappij aan de overheid in handen gegeven. De maatschappij moet wel geraadpleegd en bij de zaak betrokken worden, maar moet niet meebesluiten. In dat proces kun je ICT-hulpmiddelen gebruiken. Dat zie ik ook wel gebeuren. Studenten gebruiken discussiearena's op internet om er informatie uit te halen voor hun scripties. Een homepage moet net als een video met beelden werken. Je presenteert je gedachten op een andere wijze dan via papier. Straks moet internet op je televisie, dan komt de informatie veel dichter bij de mensen. Op school doen kinderen al veel meer projecten. Hun ideeën willen ze kwijt en via IT-hulpmiddelen lukt dat. Voor het COB-II (2 e fase Centrum Ondergronds Bouwen) hebben we daarmee geëxperimenteerd. We hebben ideeën gevraagd via een site en daar is een programma uit gerold. Voor V&W betekent dat dat je intern de apparaten en de aansluitingen moet hebben en een en ander moet
157
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis integreren in je werkprocessen. Net als de postkamer de post rondstuurt, moet je je internetbox legen en er iets mee doen. Maak vaker gebruik van beelden, animaties, etc. Mensen willen plaatjes en beelden zien, iets wat emoties oproept. Zoals bijvoorbeeld de film Wegen naar de Toekomst.
~r
Kennis over bestuurlijke verhoudingen (hoe werkt het, hoe ga je daar mee om) is niet de sterke kant van V&W. Het is een technisch departement. De cultuur van 'wij doen het zelf wel' veranderde langzamerhand in de cultuur van open planproces 'wij doen het nu allemaal samen', maar daarin is V&W weer te ver gegaan. Iedereen mee laten doen getuigt van een gebrek aan zelfvertrouwen over eigen kennis. NW4 had bijvoorbeeld met minder inspanning gekund.
11.13.2
Burger en bedrijfsleven vragen van de overheid om normatieve strategische verkenningen en randvoorwaarden in wet- en regelgeving. De overheid moet steeds meer de maatschappelijke normen en waarden vaststellen waaraan personen en organisaties in het maatschappelijk verkeer moeten conformeren. Dit vraagt ook om meer kennis hierover.
11.13.3
Kwaliteit van dienstverlening van de overheid ligt nog op het niveau van een centraal geleide planeconomie, terwijl nu het publiek opgroeit met de kwaliteit van een markteconomie. Parallelverbindingen in het OV zijn volgens de overheid een verkwisting. Het publiek is het echter wel gewend om keuzes te kunnen maken. Die keuze krijg je nu niet. Dit werkt remmend op het gebruik. Daarom is echte marktwerking nodig: niet alleen concurrentie 'om de weg' maar ook 'op de weg'. Als er geen marktwerking komt, zal het beleid falen. Tot op heden ontstaat er geen product van voldoende kwaliteit, omdat overheden een product aanbesteden en de kenmerken ervan vooraf vastleggen. De consument kan dit wel of niet accepteren, maar hij kan niet kiezen. Dit kiezen is essentieel. Het Ministerie van V&W zit in een interessante periode. Op het terrein van verkeer en vervoer heeft de overheid door decentralisatie een periode afgesloten waarin zij operationele taken had. Er zal een nieuw besturingssysteem voor beleidsimplementatie ontwikkeld moeten worden. Met dit project kennisbeleid kan een belangrijk besturingsinstrumentarium ontwikkeld worden. De overheid wil een andere modal split en als eigenaar of subsidiënt van ondernemingen heeft ze altijd taken en doelstellingen ingevuld. Nu zal de overheid op een meer indirecte manier de modal split moeten gaan beïnvloeden. Vraag hoe dat te doen zal nu anders aangestuurd moeten worden. Dat vergt een ander soort kennis. Consumentenkennis is echter extra hard nodig voor de overheid omdat de bedrijven maar met een deel van het aanbod bezig zijn, nl. aanbod van het collectief vervoer tegenover privé-vervoer. De door het ministerie ingestelde OCV (overlegcommissie verkenningen) heeft inmiddels in het rapport Verkenningen 1996 aangegeven welke keuzes de overheid wil maken. De maatschappelijke organisaties moeten dit aangegeven beleid zichtbaar maken in hun strategische plannen. Onderzoeksinstituten moeten hun onderzoeksprioriteiten volgens dit beleid vaststellen. De overheid heeft een specifieke rol, zij reguleert en koppelt technologie aan maatschappelijke toepassingen ('assessment'). Daarin ligt het hart van de overheidstaken, i.c. V&W.
158
waarden en norntt
11.13.4 kwaliteit dienstverlening
11.13.5 anders sturen
11.13.6 beleid
11.13.7
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis Voor V&W is het belangrijk hiervoor een kennisnetwerk (met de meest vooraanstaande instituties, personen) te ontwikkelen, waaruit je voortdurend kunt aftappen. Daarom moet V&W niet zozeer investeren in technologische kennis, maar, gegeven de snel wijzigende omgevingscondities, juist in integrerende kennis en in kennisnetwerken. 11.13.8
Er moeten criteria ontwikkeld worden. Hoe ver moet je met privacy gaan? Moet je de marktpartijen op bepaalde terreinen toezicht laten houden op het naleven van afspraken. De overheid kan niet alles alleen. De marktpartijen moeten ook een rol spelen. Zij hebben een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Soms onttrekken marktpartijen zich aan afspraken. Er komt een onderzoek naar de rol van de overheid en marktpartijen in de telecommunicatie.
11.13.9
Wanneer de maatschappelijke rolverdeling verandert, zal dit een drastische verandering in ons kennisprofiel tot gevolg (moeten) hebben. Dit betekent dat wij hierop moeten inspelen met kennis en kunde.
11.13.10
We moeten nadenken over andere bestuursvormen. Het grote probleem zit niet in de (ontbrekende) technologische kennis, maar o.a. in de bestuurlijke hokjesgeest. Technologische kennis is er wel en als we gezamenlijk iets echt willen, komt het er wel (bijv. deltawerken, ruimtevaart). Dat gaat overigens niet vanzelf. De overheid zal wel leiding en sturing dienen te geven. Belangrijk is steeds dat je je doel bepaalt. De korte(re) termijn maatregelen, initiatieven, etc. moeten een plaats krijgen in het lange termijn beeld. Je moet Nederland gaan zien als een deelsysteem binnen het grotere systeem Europa. Dat is je focus.
11.13.11
De capaciteit van het openbaar vervoer, m.n. de trein, wordt groter door toepassing van ICT en door het opruimen van oude wetgeving. De wetgeving loopt achter bij de nieuwe mogelijkheden van de technologie. Nieuwe technologie is nodig om de betrouwbaarheid van de dienstverlening van de trein te verhogen. Om de spits in de ochtend en avond op te vangen heb je een hoge frequentie en betrouwbaarheid nodig. Mensen moeten het gevoel hebben dat ze goed door het openbaar vervoer worden bediend. Ook voor relatief korte afstanden, bijvoorbeeld Gouda - Den Haag, nemen mensen de auto. Dat zou met de trein moeten kunnen. Je zou ook een fijnmazig transportnetwerk voor korte afstanden in de steden willen. Kijk naar ontwikkelingslanden, in steden zoals Bangkok staan ze voor je klaar met goedkope tot zeer goedkope taxi's. Dat ondernemerschap is allemaal ontstaan uit armoede, maar ze verdienen er wel hun geld mee. Hier moet je een taxivergunning hebben en daar worden er maar een beperkt aantal van uitgegeven. Er zijn ook grenzen aan de tarieven. Wij hebben een heleboel dingen geregeld. Dat beperkt de vrijheid.
wetgeving updaten
11.13.12
Het dilemma is dat er centraal, bij V&W, vervoersbeleid wordt ontwikkeld om vervoerskilometers in de steden te verminderen, maar dat de gemeentes autonoom zijn en het zelf willen bepalen. Zo krijg je een versnipperd beleid. Wij hopen op meer centrale sturing.
11.13.13
Ik denk dat de rol van de Rijksoverheid op verkeer- en vervoergebied erg gaat veranderen. We zullen van een dienst Rijkswerken overgaan naar een bestuursdepartement. Bouwen kan iedereen dat is geen kerntaak van de overheid.
159
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis Ik vind dat de overheid geen keuzes maakt over het te voeren beleid. Het rapport 'verkenningen 96' draagt wel keuzes aan, maar die zijn vanuit de 'bottom-up' benadering gemaakt. De overheid moet de 'top down' benadering hanteren en zich bijvoorbeeld uitspreken over de wenselijkheid om de optie voor een eiland als vliegveld in zee te onderzoeken. V&W heeft meer kennis nodig over het afstemmen van beleid op gemeenschappelijke gebieden als ruimtelijke ordening, handhaving en BIZA. Zoek naar een win - win situatie, kijk naar wat de maatschappij vraagt, luister naar gemeentes (lagere overheden). Er moet meer samenspel zijn met de omgeving en er moet meer functioneel worden gedacht. Je moet anders tegen je werk aankijken, meer naar de doelen en de resultaten in relatie tot de functie.
•3-J
De kamerorganisatie stamt uit de vorige eeuw. Parlementariërs zijn te reactief, ze zouden meer zelf moeten ontwikkelen, maar daarvoor moet de organisatiestructuur van de kamer veranderen. Kamercommissies zouden vaker zelfstandig een onderzoek moeten laten uitvoeren en enquêtes laten doen om op politieke gronden een standpunt te kunnen bepalen voor grote problemen en te kunnen kiezen. Met ondersteuning van een aantal ambtenaren kan de kamer een beoordelingskader creëren en in dat kader moeten ze beslissingen nemen. De politieke keuzes moeten in de politiek gemaakt worden, waarbij politieke keuzes en informatieverstrekking een interactief proces moeten zijn. Zo'n kamercommissie moet onder politieke verantwoordelijkheid grote politieke concepten formuleren. Deskundigen uit de ministeries (economen, sociologen, landbouwdeskundigen, waterdeskundigen, etc.) moeten hier onderzoek naar doen en niet alleen wetenschappers van de universiteiten, want daar heerst een wetenschappelijke arrogantie. Parlementariërs moeten naast het lezen van rapporten ook met de ambtenaren praten over de onderwerpen die er spelen. Van ambtenaren op de departementen moet je meer verwachten dan van wetenschappers. Ze hebben niet alleen 'kennis', maar kunnen het geheel ook in een politiek perspectief plaatsen. De taak van het departement is de integratie van de ervaringsdeskundigheid in de wetenschappelijke deskundigheid. Het departement zou zich ook zelf moeten afvragen wat zijn functie is. Er is een hoge deskundigheidsgraad, ambtenaren zijn niet meer de 'ganzenveren uitvoerders' zoals vroeger. De bureaucratisering vind je overal terug in de maatschappij. Er is trend tot individualisering van mensen. In een steeds verdergaande diversificatie krijgen mensen steeds meer verschillende rollen. Als het zo ver gaat dat die verschillende rollen niet meer bij elkaar passen, raken mensen de draad kwijt. Ze weten niet meer waar ze terecht kunnen door een wirwar aan regels. Daar moet je rekening mee houden als het over kennis over kennisoverdracht en kennisvergaring gaat. Er worden organisaties opgericht die de belangen behartigen van groepen mensen, zoals bijv. patiënten- of milieuorganisaties, maar die zijn dan bureaucratisch georganiseerd, waardoor de belanghebbenden zelf niet meer worden gehoord. Iedereen weet over alles wel iets nuttigs te zeggen. Luister daar naar. Iemand zei eens: "Jullie kunnen van een Indiase deken alles analyseren, het aantal draadjes, de samenstelling, de kleuren, etc, maar na het uit elkaar halen voor de analyse kunnen jullie hem niet mee in elkaar zetten, dat kunnen alleen de mensen zelf, die heb je daar bij nodig.
160
11.13.14
11.13.15 afstemmen
11.13.16 parlement
11.13.17 burgers
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis 11.13.18
In Nederland wordt een discussie gevoerd over leefomgevingen in de binnensteden in relatie tot allochtonen en arbeidsmarkt. Dat is grote stedenbeleid. Ruimtebeleid, landelijk, krijgt ook aandacht. De ambtenaren van verkeer staan bekend als 'betonjongens', die moeite hebben om in een maatschappelijk debat. Het departement wekt een tamelijk defensieve indruk. Het moet een uitdaging zijn voor V&W goed in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe discussie los te krijgen zonder zelf direct als belanghebbende partij gezien te worden Wat fascineert is dat jullie enerzijds met allerlei nieuwe ideeën komen, infralab etc, anderzijds laten jullie je droge oren hangen naar Nederland Distributieland, Schiphol, Rotterdam etc. Zoals vroeger het landbouwschap bij LNV het beleid bepaalde. Dat beeld schaadt de positie van V&W als beleidsdepartement. Je wordt geassocieerd met één kant van de belangen. Ik heb de indruk dat zich dit voor de droge poot alleen maar slechter ontwikkelt. De natte poot met watersystemen doet dat veel beter.
11.13.19
Op dit moment lijken beslissingen genomen te worden zonder voldoende inzicht in de gevolgen van de gemaakte beleidskeuzes. Door marktwerking zijn mogelijk besparingen te realiseren, maar door de bestuurlijke decentralisatie kan ernstig afbreuk worden gedaan aan de ontwikkeling van een landelijk samenhangend OV-netwerk. Het is essentieel deze ontwikkelingen scherp te volgen, c.q. te monitoren, net als de ontwikkeling van een adequate informatiebasis. Dit vraagt ook om een betere toegang tot de relevante informatie (bijv. reizigersgegevens) bij de betrokken partijen (bijv. NS).
11.13.20
Het is een probleem dat het vervoersbeleid op gemeentelijk niveau wordt geregeld hetgeen per gemeente sterk kan verschillen. De ene gemeente heeft restricties voor vrachtwagens gebaseerd op wagenlengte, de andere op gewicht van de lading, etc. Een bedrijf kan onmogelijk aan al die verschillende eisen voldoen, dan komen we terug bij de oude situatie met een gigantische vloot aan auto's en dus heel veel vervoerkilometers. Winkels buiten de stadscentra brengen helpt ook niet want dan zorgen de klanten in de stedelijke centra voor meer mobiliteit door de grotere afstand tot de winkels.
11.13.21
De dissertatie van Nico Braakman verhaalt over de totstandkoming van ziekenhuizen in Gelderland. Dat illustreert goed hoe complex besluitvormingsprocessen zijn. Er zijn steeds meer actoren die iets kunnen vertragen, blokkeren, tegenhouden. Daartegenover staat geen macht om dat op te heffen. In het algemeen zijn er steeds meer actoren die een formele rol hebben, zoals andere overheden, raden, milieuorganisaties. Hun mensen treden op met het doel zich te committeren. De besluitvorming stagneert daardoor.
complex
11.13.22
Maak afwegingen vanuit nationaal gezichtspunt, niet vanuit de smalle V&W-optiek!
11.13.23
Beleid moet noodzaak aan voordeel koppelen. Processen zijn niet gesloten. Laat bijvoorbeeld een verzekeringsmaatschappij een veilige rotonde bouwen. Als V&W zulke economische koppelingen kan beheersen, dan slaan ze een brug. Er is kennis nodig van economie en menselijk gedrag.
11.14 11.14.1
Gebruik van kennis voor besluitvorming Vaak heerst er een monocausale visie. Kennis is waarheid en dat leidt tot nieuw beleid. Maar dat is gelukkig niet zo. Kennis is relatief. Het hebben van kennis maakt politieke
161
Tf*
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis keuzes mogelijk, maar ook normen en waarden spelen mee bij het kiezen. Dat leidt tot de onvoorspelbaarheid van de rol van kennis in beleidsprocessen. Wanneer speelt kennis een rol? Hoe is kennis te vertalen naar beleid? Bij alle adviezen zit er een politieke schakel tussen. Het gaat niet goed met een advies als het in de politiek niet gewaardeerd wordt. Er moeten mensen binnen of buiten het ministerie enthousiast worden, dan moeten de politici wel meedoen. Publiciteit en timing is belangrijker dan kennis. Kennis zelf is subjectief.
11.14.2
Er is een verschuiving van een normatieve naar een technocratische legitimering van beslissingen. Er ontstaat een discussie over feiten. Althans, keuzes worden gepresenteerd als feiten. Zo neemt de behoefte aan dit soort (feiten)kennis toe.
11.14.3
Beslissingen worden steeds meer voorgesteld als technocratische beslissingen en steeds minder als een politieke keuze. Er wordt minder gepraat over normatieve uitgangspunten dan over technische feiten, over wat onderzoek zegt. Daardoor is de vraag naar feiten enorm toegenomen. Dat zie je bijvoorbeeld in de trits Betuwelijn, HSL, Schiphol.
11.14.4
Veranderingen op vervoersgebied zijn zeer snel gegaan. Vroeger was de aanleg van infrastructuur vanzelfsprekend, nu niet meer: Het gaat niet alleen om de 'hoe?'-vraag maar ook om de 'of-vraag. A W is van oorsprong een adviesdienst van V&W die de antwoorden wist en weet op alle 'hoe'-vragen, 'of-vragen waren vroeger niet aan de orde bij AW
11.14.5
Effecten van stoffen en mengsels van stoffen in het milieu worden in de VS veel meer dan in Europa onderzocht. In de VS is een probleem pas een probleem als je het ziet. Wij gaan die kant ook op. Bij bodemwater en waterbodems zie je dat men van normmonitoring overgaat tot het specifiek kijken naar een situatie in de praktijk. Is het hier en nu nodig iets te doen? Met de theoretische doelstelling geen normoverschrijding toe te staan kost het misschien heel veel, terwijl geen merkbare effecten optreden op een bepaalde plek. Dat is reactief beleid, want je hebt het over al vervuilde bestaande situaties. Preventie kan goed bij nieuwe stoffen. De onderbouwing van huidige normen is vaak slecht en is voor veel stoffen zeer beperkt. Daar kun je ook in investeren. Dat kan met weinig geld veel opleveren, omdat je de norm scherper kunt vaststellen. Je hoeft dan geen grote marges te hanteren vanwege een slechte onderbouwing. Dat kan de samenleving uiteindelijk heel veel geld besparen. Met betrekking tot normstelling hoor je steeds meer discussie over wat acceptabele concentratieniveaus van stoffen in het milieu zijn en minder over nog verder terugbrengen van emissies of een kosten/batenanalyse over de gewenste mate van terugbrengen van emissies en toelaatbare niveaus in het milieu. De CO2-discussie gaat niet alleen over industrie, maar ook over verkeer. Dat gaat steeds duidelijker spelen. Je moet kennis hebben om de discussie te kunnen voeren. De discussie over het belang van biodiversiteit bijvoorbeeld is een maatschappelijke discussie, net als rond het begrip milieugebruiksruimte. De vraag is in dit soort discussies of de overheid faciliterend of belanghebbend is. Er is een heldere discussie nodig over het nut en de noodzaak van ingrepen in beleidsvelden die betrekking hebben op de infrastructuur van een watergebied.
162
11.14.6 specifiek beleid
11.14.7 positie overheid
11.14.8
Sociale, juridische, economische en bestuurlijke kennis Omdat bepaalde groepen hier geen belang bij hebben, is dit ook een politiek punt. Laat je niet gelijk in de oplossingssfeer dwingen door belangengroepen. Volgens mij is nodig: a) een open besluitvormingsproces voorafgaand aan de concrete investeringsbeslissing, waarin je het achterliggende doel moeten bekijken. Voorbeeld: voor beslissing over een spoorweg ook andere modaliteiten bekijken. b) goede kennis van machtsstructuren. Argumenten 'op basis waarvan' moeten open en bloot op tafel liggen. c) een controleerbaar besluitvormingsproces. 11.14.9 van supply naar demand
11.14.10 helderheid
RWS moet de transformatie van 'supply driven' naar 'demand driven' doormaken. RWS kan in dit proces leren van een vergelijkbare ontwikkeling in de voedingssector, de transportsector en de energiesector. De agrarische sector is veel te lang en nog steeds gericht op 'volume'. De vraag van de consument is belangrijk geworden. Niet de producent van koekjes bepaalt of zijn koekjes in de winkel liggen, maar de leiding van een supermarktketen op basis van de vraag van de consument. Rotterdam meet het prestatieniveau nog steeds af aan het aantal tonnen dat ze overslaan. Een ander voorbeeld van de transformatie is de energiesector. De macht lag bij de producenten van elektriciteit, nu bij de distributiesector. Het is van groot belang om geobjectiveerde, strategische langetermijnstudies te doen of te laten doen. Die zijn er niet. RWS had eerst de taak om 20 jaar vooruit te kijken. Waar gebeurt dit nog? De taak van het rijk is nu dit door een onafhankelijk instituut te laten doen. Er zijn transparante studies nodig, met helderheid over de feiten, een soort CPB op het beleidsterrein van V&W. Dit heeft met het geven van opdrachten te maken. De inhoud van een opdracht moet niet van de opdrachtgever afhangen. Er moet ook een vertaalslag van de studie naar het beleid worden gemaakt. Hierbij gaat het vaak mis. Vaak worden inzichten niet goed naar beleidsalternatieven vertaald die vervolgens in het maatschappelijke debat terecht komen. Want daar is het uiteindelijk steeds om te doen.
163
Niet alles laat zich indelen in categorieën. Dit is ook het geval bij een aantal teksten van deze bloemlezing. Deze teksten zijn echter wel degelijk belangrijk. Vandaar dat u ze hierna aantreft. Bij de verdere uitwerking, in de vorm van een probleem/oorzaak-analyse en het formuleren van beleidsopties, worden ze meegenomen.
Overig 12.1 12.1.1 beleid verkeer en vervoer
12.1.2 beleid
12.1.3 beleid
12.1.4 bijdragen
Overig De overheid heeft de taak om er voor te zorgen dat er een vervoersysteem is en bepaalt de prijs voor het gebruik van dit systeem. Nu er marktwerking komt, moet de overheid zich ook niet met prijsvorming bemoeien. De overheid stelt de prijzen te laag vast en blokkeert daardoor de ontwikkeling van vervoersystemen. Het werkterrein van V&W wordt veel internationaler. V&W is zich hiervan bij het nemen van haar verantwoordelijkheid voor het beleid en de financiering van activiteiten niet zo bewust. De onderzoekers op het terrein van de Waterstaatshoek bijvoorbeeld werken internationaal samen, maar de beleidslijn van het ministerie houdt op bij de Nederlandse grens. Wij hebben de indruk dat DGP (personenvervoer) veel belangrijker wordt gevonden dan DGG. Goederenvervoer heeft een lage prioriteit. Dit is ook tot uitdrukking gekomen bij de reorganisatie bij DGG. Ik heb samenwerking te bieden, kennis over ruimtelijke functies en kennis over integrale gebiedsgerichte aanpak. Ik verwacht van V&W dat de goede technische, inhoudelijke kennis wordt aangevuld met gebiedsgerichte proceskennis. .,;-..-,-,{•
12.1.5 communicatie
Goede communicatiemiddelen zijn belangrijk, net als goed onderwijs, internet en het leren communiceren.
i, 12.1.6 individualisering
12.1.7 inspanningen
12.1.8 ITgeen management-issue
12.1.9 leefomgeving
Massa-individualisering is een belangrijke trend met gedifferentieerde leefpatronen als gevolg. We eten niet meer allemaal 's morgens, er zijn meer één-persoonshuishoudens, we werken en winkelen op verschillende tijden. Dat heeft gevolgen voor onze (levensmiddelen) markt. Ik zou zelf kunnen bijdragen aan het Poldermodel van 'kennis en kunde ontwikkeling' en het goed kijken naar de maatschappelijke ontwikkelingen. Belangrijk is je te richten op relevantie, proberen om de juiste prioriteit te kiezen en te willen samenwerken op basis van gelijkwaardigheid en respect. V&W moet zorgvuldiger omgaan met IT-kennis. IT is nu geen management-issue en geen beleids-issue. Dat moet het wel worden. De stimulerende rol van het RWS-hoofdkantoor Kennis stemt mij zorgelijk. In plaats van een uitdaging tot het vergaren van kennis wordt IT meer gezien als een facilitaire manier om uit te voeren. Welvaart dient gekoppeld te worden aan milieu. Nederland is een klein land met veel mensen, veel activiteiten en weinig ruimte, maar onze leefomgeving moet wel goed blijven. De infrastructuur moet op onze leefomgeving worden afgestemd, er moeten milieuvriendelijke en duurzame bouwwerken gemaakt worden. Het milieu is er belangrijk. Onder milieu versta ik zowel de leefomgeving als cultuur. Cultuur is hoe je met elkaar omgaat en ook hoe je met kennis omgaat. Er moet ruimte zijn voor ontspanning naast kennis. Je vergaart kennis om bij te dragen aan de doelstelling van je bedrijf. Een gevaar is kennisstress. Dat houdt in dat je alles moet weten.
167
~
Overig Zijn er maatschappelijke organisaties die voldoende geëquipeerd zijn om onderzoek te doen? Ook die organisaties hebben een leerproces. De dynamiek is groot. De luchtvaart krijgt naar verhouding teveel aandacht. De geldstroom naar Fokker was veel te groot. Er bestaat weliswaar geen TWD op het gebied van de luchtvaart - RLD is een beleidsclub - maar dat betekent niet dat naar verhouding veel geld naar het NLR moet stromen. Dit staat niet in verhouding tot de bestedingen voor het 'gewone' verkeer en vervoer.
i
i
*
12.1.11 teveel kennis
Een RWS-dienstkring is als het ware een grotere directie in het klein. We zijn bereid om veranderingsprocessen, waarvan we allemaal kunnen leren, uit te proberen en te toetsen.
12.1.12
Aardobservatie wordt soms overgewaardeerd. Dat vind ik een te globaal beeld geven, je moet van dichterbij kijken.
12.1.13
Bij de Dienst Weg- en Waterbouw zijn we zelf ook bezig met de vraag wat we moeten versterken. Dat zijn lastige discussies want je kunt moeilijk bepalen wanneer mensen gaan of komen. Er moet indringender geëvalueerd worden zowel binnen DWW als binnen V&W. Men moet meer beoordeeld worden op prestaties. Dit betekent dat de cultuur zal moeten wijzigen. Het management moet hiermee leren omgaan. Als je iets afspreekt moet je er op afgerekend kunnen worden. Meer bedrijfsmatig werken dus.
1
12.1.10 onderzoek
12.1.14 bedrijfsmatiger
Binnen Schiphol ontbreekt ervaring ten aanzien van operationele veiligheid. De fabrikant van een vliegtuig zegt vaak dat iets kan, maar in de praktijk blijkt dat problemen op te leveren. Als een auto met 85 kilometer per uur door een bepaalde bocht kan, wil dat nog niet zeggen dat je dat dan ook zonder ongelukken werkelijk kunt doen.
12.1.15
De ANWB is medeverantwoordelijk voor kennisverspreiding en blijft dit conform haar eigen doelen (zie de non-commerciële uitgaven verkeerskunde, verkeersrecht) doen. Bij ruimere initiatieven wil de ANWB ook participeren, ik denk aan een kenniscentrum dat het accent legt op doelgerichte verspreiding van toepasbare kennis.
12.1.16
De ontwikkeling van een terugtredende overheid vind ik niet gunstig. Door het sluiten van convenanten, een soort herenakkoord tussen overheid en bedrijfsleven, krijg je geen echte doorbraken meer. Er is ook geen democratische controle mogelijk op eenmaal gesloten convenanten. Voor de Kamer is het stikken of slikken, discussies over details zijn niet mogelijk. De overheid moet veel duidelijker keuzes maken.
12.1.17 controle
De overheid is goed in wat ze traditioneel doet, maar star. De overheid is een te groot bedrijf voor innovaties. Je hebt te maken met individuen die niet zomaar veranderen.
12.1.18
De discussie over de transportsector is een publieke discussie. Luchtvaart is een technologisch hoogwaardige tak van transport, die verzand is in een publieke discussie. De echte experts komen vaak niet aan het woord.
12.1.19
De zwarte ster van Schiphol ging over procedures. De procedures zijn namelijk zo vormgegeven dat het veiligheidsniveau wordt aangetast.
12.1.20
168
Overig 12.1.21
Directie Kennis moet RWS-kennis naar buiten promoten en binnen RWS vooral mensen stimuleren om op kennis aangesproken te willen worden.
12.1.22
DGG wil meer diensten van A W gaan betrekken. Dat is een aanvulling/verbetering. Op het gebied van basisgegevens moeten we behouden wat we nu hebben.
12.1.23
Een voordeel van het V&W ministerie is dat het Milieu er ook bij hoort. Daardoor blijft V&W interessant en dat houdt V&W op de agenda.
12.1.24
Er bestaat een competitie tussen de SD'en onderling en anderzijds TNO/TPD die leidt tot onzekerheid over welke informatie wel of niet naar buiten mag.
12.1.25
Er is een verschil van mening tussen de RLD in Den Haag en de Luchtvaartinspectie over veiligheidsonderwerpen. Wij hebben de indruk dat de Luchtvaartinspectie onvoldoende doorgeeft aan de top van V&W. Zij hebben daardoor niet genoeg invloed op het beleid van de RLD. De veiligheidselementen worden ondergesneeuwd door andere belangen.
12.1.26
Er schuilt een gevaar in het scheiden (in plaats van onderscheiden) van beleid en uitvoering. Als de informatie-uitwisseling en samenwerking onvoldoende is, worden de verschillende overheden door het bedrijfsleven tegen elkaar uitgespeeld. Ze gaan met hun wensen gewoon naar een ander loket gaat waar wel ja wordt gezegd. De reorganisatie heeft de verkokering niet opgelost. V&W moet meer gebruiken wat het in huis heeft.
verkokering
12.1.27
Geef kennis vorm in projecten en niet in instituten. Je moet je richten op het proces en niet op de inhoud. Er moet een begin- en eindpunt afgesproken worden en je moet zorgen dat een project ook wordt afgemaakt.
12.1.28
Het is van belang om in de organisatiestructuur van V&W een belangrijke plek vrij te maken voor IT. Het is verkeerd om de IT bij HDTP neer te leggen omdat daar veel traditionele onderwerpen vallen. Er moet een aparte HDIT komen. Een voorbeeld van verschillen tussen de traditionele onderwerpen en IT is de Telecommunicatiewet. Deze wet gaat over spraak maar voor dataverkeer gelden hele andere uitgangspunten.
12.1.29
Het ministerie van LNV vind ik een voorbeeld van een ministerie waar beter gebruik van kennis had moeten worden gemaakt, waardoor veel leed had kunnen worden voorkomen. Zij zetten kennis verkeerd in. Ze hebben veel te veel geld in boeren gestopt en dat gaat nu mis. We wisten dat eigenlijk wel en hadden eerder moeten ingrijpen.
12.1.30
ISOC moet een kenniscentrum worden voor alle marktpartijen op internet.
12.1.31
Je moet kennis alleen gebruiken voor goede ontwikkelingen en niet voor foute. Niet alleen voor welvaart maar ook voor welzijn.
12.1.32
Je moet twee dingen onderscheiden: de maatschappelijke behoeften t.a.v. de waterkwaliteit en de veranderingen in de maatschappij die gevolgen hebben voor de waterkwaliteit.
169
Overig Kijk niet alleen naar de toekomst van het kennisveld, maar ook naar het verleden. Gelegenheid en noodzaak hebben vaak bepaald aan welke kennis behoefte was.
12.1.33
Onze aanpak is op de mens gericht: continuous descent approach. We hebben geprobeerd de air traffïc controllers een belangrijkere rol te geven door hen als teams oplossingen te laten zoeken.
12.1.34
Telecommunicatie wordt een geweldig breed terrein. Daarom wil iedereen zich ermee bemoeien. Iedereen heeft een visie over telecommunicatie. Wij hebben met veel partijen te maken.
12.1.35
In de luchtvaart zijn er emissie-eisen. De ontwikkelingen van nieuwe motoren heeft effect op de emissie. Milieu moet je echter op wereldniveau aanpakken. Een beperking van de groei van Schiphol heeft geen effect op het milieu. Als vliegtuigen hier niet mogen landen, dan landen ze wel in België of Duitsland.
12.1.36
Bij RWS is nooit een heel sterke sturing van bovenaf geweest. Dat zou ik wel doen. Bij de NW4 zou ik eerst centraal in de organisatie de inzichten bepalen en de grote problemen, dan de nota opstellen en vervolgens de wereld inlichten. Maar alles wordt aan de lagere onderdelen van de organisatie overgelaten: "Jij moet het doen en na twee jaar ligt er een product, en dat is dan wel goed".
12.1.37
V&W is aan de ene kant verantwoordelijk voor het aandragen van problemen, maar aan de andere kant ook voor het beleid, de oplossingen van diezelfde problemen. Dat speelt bijvoorbeeld heel duidelijk bij de baggerproblematiek. V&W constateert een duidelijk probleem, maar kan geen verantwoordelijke aanwijzen. Omdat V&W zelf de door haarzelf voorgestelde oplossingen moet betalen, bestaat de kans dat er normen opgerekt worden om niet te veel uit te hoeven geven.
12.1.38
V&W wil drie elementen in de luchtvaart aandacht geven: milieu, veiligheid en economie. VROM en de milieubeweging zitten vooral voor milieu in de Tweede Kamer. Bovendien worden kamerleden gestuurd door de media. Hierdoor komen veiligheid en economie te weinig aan de orde. Misschien is het beter om milieu aan VROM over te laten, zodat V&W zich kan richten op veiligheid van de luchtvaart om zo de discussie beter aan te kunnen. De drie elementen staan soms namelijk haaks op elkaar. Doordat V&W intern in strijd is over milieu, economie en veiligheid, kan men niet expliciet met informatie naar buiten treden. VROM kan dat wel. V&W moet een genuanceerd beeld geven maar andere partijen, zoals VROM, hebben maar één belang en komen daarmee naar buiten.
verantwoordelijkheid
12.1.39 taakverdeling
Ons bedrijf kan groeien dankzij de licentie die we van V&W hebben gekregen, Wel hebben we moeite met het feit dat we moeten concurreren met een bedrijf waar de overheid voor 50% in zit (KPN), maar daar zullen we mee moeten leven.
12.1.40
Wijzen op inzichten uit Questa zie ik als mijn bijdrage. Veel daarvan is vertaalbaar naar het kennisveld. Overigens moet men meer synergie zoeken bij inventarisaties en open planvorming binnen ons departement.
12.1.41
170
Overig 12.1.42 flexibiliteit van het kennisbeleid
Het kennisbeleid moet flexibel blijven. Het moet geen blauwdruk worden van hoe we met kennis moeten omgaan. Je moet monitoren. Wat loopt goed, wat is een goede benadering, wat wil je doorzetten en wat niet? Het is belangrijk dat er een visie uitkomt.
12.1.43
Belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen zijn toenemende mobiliteit, intensiever gebruik van ruimte, meer gebruik van mogelijkheden onder de grond, meer aandacht voor exploitatiedenken in plaats van investeringsdenken, de toenemende vraag naar een integrale benadering van problemen en mogelijkheden en een blijvend te lang verlanglijstje van wat we willen.
12.1.44
COPI's zijn goed. De impulsen voor nieuwe ontwikkelingen moeten daar gezocht worden.
12.1.45
De verkorting van de studieduur is een belangrijke ontwikkeling. De belangstelling voor exacte studies wordt minder. Dit is slecht voor V&W.
12.1.46
We gaan steeds meer van inspraak naar meespraak, geen inspraak achteraf als er al een voorstel ligt maar inspraak bij het maken van een voorstel. Het poldermodel ook voor de fysieke infrastructuur.
12.1.47
We willen te veel terwijl het beschikbare bedrag hetzelfde blijft. We willen allemaal vliegen maar eigenlijk geen vliegveld. Zelfs voor basiseisen is al te weinig geld, zoals het opknappen van woonwijken en het uitbreiden van havens.
12.1.48
Als je als uitzendorganisatie groot wordt, ga je je ook bezighouden met de doelgroepdiscussie zoals de discussie over de langdurig werklozen of allochtonen. Je hebt een sociale functie naast de bedrijfsmatige functie.
12.1.49
Door de 24-uurs-economie wordt de samenleving dynamischer. Dit heeft effect op de mobiliteit. Ook de enorme flexibilisering heeft effect op de mobiliteit. Als individu zul je steeds flexibeler willen of moeten worden ten opzicht van je werk. Willen werknemers datflexibelwerken nou zelf of is het iets dat door de werkgevers wordt opgedrongen? Volgens mij het laatste.
flexibilisering
12.1.50
De overheid moet de lijnen binnen de organisatie voor de samenleving transparanter maken.
12.1.51
De organisatiestructuur bij bedrijven verandert. Er is een vaste kern waar alles om draait, daarnaast is er een aantal personen met (hoogwaardige) kennis aanwezig, of die kunnen waar nodig ingehuurd worden, en als laatste zijn er de 'handjes en voetjes', dit zijn de vroegere uitzendkrachten. Wij bieden tegenwoordig ook mensen aan met (hoogwaardige) kennis.
12.1.52
Een maatschappelijke ontwikkeling is de groeiende vraag naar totale dienstverlening. We gaan van een productgerichte organisatie naar een meer klantgerichte organisatie. Ook V&W wordt daar mee geconfronteerd. Het gaat tegenwoordig om maatwerk en effectiviteit.
171
t.
Overig Er is sprake van intensivering van de voor het werk benodigde kennis. Werkgevers halen hooggeschoolde mensen waar nodig binnen, maar willen ze niet langer dan ongeveer een jaar gebruiken. Ze willen dan ook niet in die werknemers investeren. Daar is een taak voor het uitzendbureau weggelegd. Wij investeren wel in deze mensen en detacheren ze. Wij worden zelf steeds meer een werkgever. Moet ik me opmaken voor een arbeidswereld waarin ik continu van baan naar baan hobbel bij verschillende bedrijven? Flexibiliteit is ook het binnen een organisatie van baan wisselen. Vermeende zekerheden bij een baan bestaan niet meer, maar ik moet er niet aan denken om de drie jaar van baan te moeten veranderen.
•v*V' '
r
12.1.53 detachering
12.1.54 baanzekerheid
Ook ongeschoolde arbeid is kennisintensiever geworden.
12.1.55
Werknemers zijn steeds vaker onafhankelijk, maar het zich verbonden voelen met de werkgever en de beloning blijft belangrijk.
12.1.56
Wij gaan voor een deel over van hightouch (veel persoonlijke aandacht) naar hightech (geautomatiseerde systemen voor het koppelen vraag aan aanbod op de arbeidsmarkt). Daar moeten we nog een evenwicht in vinden. Een uitzendorganisatie heeft voor een deel van de uitzendkrachten die persoonlijke aandacht wel nodig.
12.1.57
*•*.
172
evenwicht
i
Supplement 1.1.10 soorten kennis
Als onderzoekscoördinator bij DG Goederenvervoer maak ik onderscheid tussen kennis die voortkomt uit beleidsonderzoek, anticiperend en uit fundamenteel onderzoek, en de kennis die in mensen zit. Aan beide soorten besteed ik aandacht, zij het met verschillende intensiteit.
1.3.10
Als de tijd er rijp voor is en er genoeg geld is, kan een relatief klein ministerie V&W, door het mobiliseren van bedrijven en instellingen, elk groot project aan. Zelfs als de kennis daarvoor nog ontwikkeld moet worden. Zo heeft President Kennedy een man op de maan gezet. Daar zijn maar liefst 40.000 uitvindingen voor gedaan. Om dat te bereiken zijn vanuit het NASA kantoor 20.000 bedrijven en instellingen aangestuurd waardoor in totaal 400.000 mensen de kennis en kunde hebben ingebracht. En dat kon alleen maar omdat de omstandigheden er geschikt voor waren: de koude oorlog. Nu lukt het de VS nauwelijks om een internationaal ruimtestation te realiseren, en dat is technisch veel gemakkelijker.
2.10.23
De aanbieders van kennis bij de DGG van Waterstaat zijn helaas niet onze steun en toeverlaat. De Adviesdienst Verkeer en Vervoer A W is zwak. Daar zitten niet de kenniscoryfeeën op ons terrein. Aanbesteding van onderzoek kunnen we zelf wel. Aannemers gaan de opdrachtgever al buiten de A W om zoeken, maar het zou wel heel makkelijk zijn als we bij A W terecht konden. Wij zoeken het nu bij bureaus en instituten buiten V&W. Dat leidt wel tot fundamentele vragen over de rol van A W op het gebied van goederenvervoer. Ze kunnen wel voor ons de kennisbankfunctie vervullen, als ze een structurele kennisbasis bieden. Zoals VROM kan terugvallen op het RIVM of EZ op het CPB, zo zou de A W die functie voor ons moeten hebben. Wij moeten wel onze vragen beter leren formuleren. Als we dat beter doen, kan A W daar ook beter op inspelen. Technische onderzoeksvragen kunnen we goed kwijt bij de Bouwdienst, of de RD-Zuid Holland, etc, maar geen vragen op algemeen strategisch en logistiek gebied. Misschien kan dat ook niet, moet je daar een bureau voor zijn met veel opdrachten, ook vanuit het bedrijfsleven. Daar heb je parttime hoogleraren voor nodig.
waar kun je terecht?
2.10.24
Ik verwacht van V&W dat ze samen met anderen de kennisvraag goed organiseren.
2.10.25
Het kennisaanbod reageert op de beleidsvraag, dus het loopt iets achter.
2.11.18
Er moet ook vanuit de beleidsmatige vraag worden aangestuurd (top-down). Er worden nu onvoldoende economische vraagstukken rond Nederland Distributieland gesteld.
2.14.2 verrassing!
2.14.3
Er is heel veel dat we niet weten, maar het is ook niet nodig alles te weten. Het is een illusie dat alles weten er toe leidt dat je alles kunt beheersen. We moeten leren accepteren dat dingen soms onbeheersbaar zijn. Durf je te laten verrassen! De kennisbehoefte zal nooit geheel vervuld zijn omdat er immers dagelijks nieuwe vraag ontstaat. Het antwoord loopt per definitie altijd achter. Een probleem voor V&W is ook dat mensen alles tegelijk willen. De werkdruk is hoog en alles móet gebeuren. Er is geen speerpuntenbeleid. Er zou meer gekozen moeten worden om ook eens iets niet te doen en alle gezamenlijke energie te zetten op één vraagstuk. Als er speerpunten zijn, dan kun je mensen meer bij elkaar brengen en ontwikkel je meer kritische massa.
175
Supplement
i
Eerst moeten we creatief zijn en dan, op basis van een kosten/baten analyse, keuzes maken. Het ontbreekt ons aan een bewuste inzet en goede timing van creativiteit en kritisch vermogen. Dat komt ook door de manier waarop onze klanten vragen stellen. Die vragen zijn meestal heel specifiek en specialistisch. Dat appelleert aan kennis van één persoon en is vaak gekoppeld aan belangstelling van één beleidsmaker. Dat leidt tot producten waar onderdelen niet goed afgewerkt zijn. Bij de studenten jaarkaart bijvoorbeeld is niet gekeken naar risico's op het gebied van verkeersveiligheid, terwijl die duidelijk aanwezig zijn. Projecten als W&T en ook het SW-III appelleren aan een bredere benadering. Bij onderzoek kijken we vaak te verfijnd, we doen berekeningen voor 35 varianten bij de Oranje sluizen, terwijl dat met 5 varianten ook heel goed had gekund. Je kunt van je onderzoeksgeld meer plezier hebben door het op een andere manier in te richten, door kritischer te kijken naar de vraagstelling en te leren uit vorige onderzoeken. Een kennisbank helpt daarbij. Daar wordt door verschillende diensten aan gewerkt, passend in Intranet.
2.15.23
Ik weet niet of je kritisch denken en creatief, synthetisch denken in een persoon kunt verenigen of dat je het moet zoeken in de samenstelling van een team, maar je moet in elk geval beide vermogens in je organisatie hebben. Ik vind een project als 'Wegen naar de Toekomst' daar een aardige leerschool voor. We waren niet in staat om dat soort projecten uit te voeren: veel gekissebis, een lange weg naar consensus en moeite om de echt creatieve ideeën er uit te pikken, zoals het idee voor variabele wegstroken. Dat komt ook door het 'nicht-hier-erfunden' effect en samenstelling van projectteams op basis van vertegenwoordiging van partijen in plaats van geschiktheid voor de klus. In de teams was men te veel gericht op consensus. De meest creatieve ideeën vallen dan snel af. Met alle aangewende mensen en middelen is nu een resultaat bereikt dat we, wanneer we kritischer geweest waren, ook met 30% daarvan hadden kunnen bereiken.
2.15.24
Beleid wordt te weinig teruggekoppeld naar onderzoek. Onderzoekers zijn als gevolg hiervan te weinig doordrenkt met de context van beleid en politiek.
2.15.25
creativiteit en kritisch vermogen afstemmen
creativiteit goed benutten
voorwaarde voor kennisontwikkeling
Bij het organiseren van kennisontwikkeling moeten we meer dan vroeger interdisciplinair gaan werken. Daarnaast moet meer gewerkt worden in structuren die een beperkte levensduur en een duidelijke taakomschrijving hebben. Bij de Europese Commissie werken wij met 'concerted actions' waarbij we pogen de beschikbare kennis te bundelen en samen te vatten. In Nederland worden Task Forces gebruikt voor beleidsontwikkeling en dit moeten we ook gaan doen in termen van onderzoek. Zoals b.v. bij het S W structuurschema: op een bepaald tijdstip moet je klaar zijn met je product.
2.15.26
De korte termijnvragen hebben wel belangstelling, maar de langere termijnvragen minder. Af en toe worden er commissies ingesteld, maar de resultaten van hun werkzaamheden hebben geen prioriteit.
2.15.27
Is kennisinfrastructuur echte infrastructuur, of is dit alleen maar een metafoor?
2.15.28
Is er eigenlijk een nationaal grondwaterbeleid? Zou dat nodig zijn? Dit soort vragen komt doorgaans niet eens aan de orde!
2.15.29
Onderwerpen die bij V&W weinig prioriteit krijgen, zijn de relatie tussen milieu en
2.15.30
176
werkwijze voor kennisontwikkeling
Supplement economie en het bevorderen van een duurzame ontwikkeling. Daar moet V&W actiever in zijn, maar het is de vraag of dat een kwestie is van kennis of van beleid, zoals bijvoorbeeld bij de problemen met het waterbeheer t.a.v. de kwaliteit van oppervlaktewater: moet het zoeken naar duurzame ontwikkelingen (ecologische landbouw) en kennis daarover gestimuleerd worden? 2.3.42 speerpunt
2.3.43 sturen = betalen?
V&W zou moeten kijken waarin geïnvesteerd moet worden: in verkeers- of in kennisinfrastructuur. Er wordt nauwelijks gekeken naar de baten van verkeerssystemen. Er is ook een betere methodiek nodig (en in de maak) voor projectbeoordeling. De rol van de overheid in de ontwikkelingen van ITS (informatietechnische systemen) is het vaststellen of men hierop wil sturen en daar zonodig een kader aan meegeven. De overheid wil daarop greep krijgen zonder direct naar de portemonnee te hoeven grijpen, terwijl de partners er alleen maar beter van willen worden.
2.3.44
De kennis( infrastructuur) is zeer verbrokkeld. Dat geldt op het terrein van de opleidingen, op het terrein van gebruikmaking van beschikbare kennis en fragmentatie in de kennisproductie. Duidelijke loketten ontbreken.
2.3.45
Door het wegvallen van grenzen is het moeilijk nog statistieken te maken. Er vallen bronnen weg. Ligt hier niet een rol voor V&W?
2.3.46
Het kennisinfrastructuurpatroon moet sporen met het grondpatroon tussen de departementen.
2.3.47
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat kan zeker in ruime mate bijdragen aan het kennisbeleid. In het nationale beleid moet men de Europese dimensie betrekken en het is van essentieel belang om deze weer terug te koppelen naar nationale discussies. Zo hangt het functioneren van de Betuwelijn sterk af van de aansluiting op het Duitse net en van het Europese spoorwegbeleid. Er is ook een Europees havenbeleid nodig, in hoeverre moet er concurrentie versus samenwerking zijn tussen zeehavens. De interactie van havens neemt toe. Over Schiphol wordt in Nederland alleen op nationaal niveau een discussie gevoerd. Door een uitbreiding van het hogesnelheidsnet kan dit veranderen en kan er een geïntegreerd systeem van luchthavens tot stand komen. Deze reflectie over de Europese dimensie is nu nog afwezig. Ook bij discussies over heffingen en dergelijke vindt geen strategische discussie plaats. Het genereren van een ruimer perspectief bij beleidsmakers door middel van kennis is heel nuttig.
2.3.48
Ondanks het cruciale belang van verkeer en vervoer voor Nederland is er nog steeds geen instituut voor de logistiek dat tussen universiteit en beleid in staat. En dat terwijl het van het grootste belang is om goederen op een slimme manier te verplaatsen. Oplossingen daarvoor komen niet uit de hoek van de transporteurs, want die hebben geen belang bij efficiënte goederenstromen.
2.3.49
Het is correct dat de overheid de kennisfunctie aanneemt, want je kunt niet alles aan de markt overlaten. De markt is vooral functioneel op deelterreinen waar een specifiek belang betaling rechtvaardigt.
177
Supplement
:\
<*-•
V&W moet zijn rol herijken op zuiverheid en consistentie. Bij water beoordeelt V&W zelfde effecten van het eigen beleid; bij verkeer niet. Ben je actor of restrictor? Tot op het hoogste niveau moeten alle invalshoeken bij de afwegingen betrokken worden. Dat lijkt lastig, omdat je bijv. als het om milieu gaat, ook verinnerlijking nastreeft; je wilt binnen de randvoorwaarden opereren. Het opstellen van die randvoorwaarden en het toetsen eraan moet elders gebeuren.
2.3.50
De organisatie van het departement (V&W) is ook in de relatie met andere departementen verkokerd. Hoe wil je dan bereiken dat alle neuzen van actoren dezelfde kant op gaan wijzen? Nu verkeersveiligheid bijvoorbeeld steeds minder extra geld gaat krijgen, wordt het belangrijker om het zichtbaar mee te wegen in alle sectoren.
2.4.22
Verkokering werkt remmend op de relatie tussen departementen, zoals tussen VROM en V&W.
2.4.23
In opleidingen is nog een sterke verkokering, die de integraliteit, nodig voor nieuwe oplossingen, beperkt.
2.5.2
Basisinformatie is heel belangrijk, ook al omdat daar veel kennis uit gehaald kan worden. Het is lastig de goede kentallen te genereren. We moeten tot betere afspraken komen over de aansturing vanuit Goederenvervoer, met name de financiën en de afstemming van vraag en aanbod.
2.6.23
Kennis zit in de hoofden van mensen. Voor een deel heb je andere kennis, andere netwerken, nodig. Er zijn meer generalisten nodig. Bestuurlijke handigheid is een zwak punt bij V&W. Het bespelen van het politieke toneel, daar zijn wij niet goed in en dat is wel nodig. We kunnen niet echt goed met onze strategische kennisvragen buiten de deur terecht. Op milieugebied heb je bijvoorbeeld het RIVM. Het KCW zou dat voor ons kunnen zijn. Op het strategisch logistieke gebied zijn er extern geen heldere concentratiepunten. Dat is versnipperd. Ik probeer de links met de kenniswereld wel op te bouwen. Rotterdam en Delft zijn belangrijk. TRAIL is interessant, maar daar doen wij nu nog vrij weinig mee, die zitten nog teveel aan de kant van de techniek. Daar hebben wij zelf ook weinig in geïnvesteerd. De RLD heeft dat wel met het NLR. Gouden koorden zorgen voor intensieve relaties. Kennis kost geld. We hebben nog geen expliciete strategie om de relatie met het kennisnetwerk in te vullen. We weten nog niet precies, wat we waar kunnen vinden. Wij hebben ook geen onderwijsbeleid, zoals bijvoorbeeld bij VROM wel. Milieu-educatie is bij VROM van de grond gekomen, met lespakketten voor scholen. Dat zou bij V&W ook kunnen. De verdeling van middelen bij V&W voor onderzoek lijkt me niet de goede, maar dat lijkt een niet te nemen bastion. Ik heb niet de indruk dat daar echt een discussie over mogelijk is. Gelden worden afgeschermd. Het lukt niet om financiering voor elkaar te krijgen voor onderzoek rond megaprojecten als de Maasvlakte II. Voor wateronderzoek heeft men veel geld over, terwijl er voor andere zaken geen geld is. Het lijkt alsof de verdeling vast zit. Programma-management is een stap in de goede richting. Ik heb niet voldoende greep op aansturing van onderzoek vanuit DGG. De Directie Kennis kan
178
aansturing kennis
2.6.24 generalisten
2.6.25 gouden koorden
2.6.26 verdeling middelen
Supplement daarin een belangrijke rol vervullen door de zaak in kaart brengen en alternatieve bestedingen zichtbaar te maken. Het geld staat nu nog op de waterstaatsbegroting. Je hebt er niet zoveel greep op als wanneer je zelf het geld hebt. Ondanks IBO. Het gaat nu om 1.5 tot 2 miljoen voor onderzoek op het gebied van goederenvervoer. De opdrachtgever moet het geld hebben. Het is knokken om schaarse middelen. In het kader van bijvoorbeeld Wegen naar de Toekomst is er opeens wel geld voor zaken rond goederenvervoer. Er zitten nog steeds gekke dingen in het systeem. We gaan vooruit, maar we zijn er nog niet. De prioriteitstelling voor onderzoek bij V&W is nog niet goed. We hebben er nog geen greep op met z'n allen. We zijn nog lang niet op het niveau van bewuste besluitvorming, op basis van goed overzicht, inzicht en gedegen afweging. 2.6.27
We hebben het Kennis Centrum Verkeer en Vervoer, waarin door de commissie Laan kennisbehoeften zijn geformuleerd. Nieuwe kennisvragen komen in de voorbereiding van het SW-III langzaam in beeld. Meer aandacht voor nieuwe zaken levert ook weer nieuwe vragen op. De vraag daarbij is steeds ook hoe we omgaan met onze middelen.
2.7.34
Op personeelsgebied kunnen we tot schaal 13 redelijk concurreren met het bedrijfsleven, daarboven wordt het lastiger. Als je spelbepaler wilt zijn, en dat moeten we willen, dan rijst de vraag hoe je dat doet. Dat kan volgens het 'Ajax-modeP, zoals dat onder Van Gaal werkte. Door jonge mensen heel goed op te leiden en ze dan te laten wegkopen, willen jonge getalenteerde lieden graag bij Ajax komen en zo heeft Ajax voortdurend instroom van goede en creatieve voetballers, waarmee je de concurrentie aankunt. Dat kun je vertalen naar ons personeelsbeleid bij AW. Doorstromen van goede mensen is niet erg, mits je dat gebruikt als middel om jezelf te profileren als dienst met een steengoede opleiding en werk. Dat is nog géén bewust beleid, al wordt het wel (onbewust) geprobeerd bij de AW. Dat heeft ook positief resultaat. We zouden dat model wat duidelijker kunnen hanteren. Dat betekent wel dat je een paar mensen moet hebben die iets te bieden hebben, enkele coryfeeën. Daar hebben we er wel een paar van, maar dat kan meer.
concurrentie op de arbeidsmarkt
2.7.35 losser worden
2.7.36 nieuwe instroom opleiden
2.7.37 omgaan met specialisten
Wat mij intrigeert is hoe je de organisatie losser, swingender kunt krijgen. Hoe laat je specialisten ook een nevenspecialisme ontwikkelen, zodat ze niet steeds de diepte ingaan in één gebied. Je moet mensen niet te lang (maximaal 5 jaar) op één specialisme laten zitten. Ik wil mijn kennis overdragen op jongere mensen dan ik. Nieuwe jonge instroom (laten) opleiden op verkeerskundig terrein. Zorgen voor overdracht van kennis. Mensen bewust maken van waar hun tekortkomingen liggen en ze dan helpen om die op te vullen, als ze daar gebruik van willen maken. Onze toekomstige specialisten moeten vaardig zijn om multidisciplinair en in samenwerkingsverbanden tussen publieke en private partijen te werken. Bij universiteiten zie je hier weinig aandacht voor, studenten worden afgerekend op individuele kennis op een betrekkelijk klein gebied. Gevolg is dat je eigenwijze en individualistische specialisten krijgt. Die moet je op de een of andere manier vaardig en samenwerkingsgericht krijgen. Daarbij moeten ze met behoud van hun kritisch vermogen leren elkaar de ruimte te geven voor nieuwe ideeën. De manier waarop wij nu met onze specialisten omgaan, leidt ertoe dat ze kritisch zijn op zichzelf en op anderen, waarmee we een stukje creativiteit
179
-e.
Supplement en vermogen tot synthetisch denken in de kiem smoren. Het vermogen tot samenwerking, creativiteit en synthese moeten we verbeteren. Er is een schaarste aan instroom bij civiele techniek. Er wordt veel gebouwd en er staat veel op stapel. Hiervoor is deskundigheid nodig, ook technische deskundigheid. Ik verwacht dat daar in de toekomst een tekort aan is. Als de spoeling dun wordt, kun je minder kwaliteit in huis halen. Ook een senior medewerker moet je in huis kunnen houden.
2.7.38
Europa gaat steeds meer bepalen op beleidsgebied. Dat betekent dat we aandacht moeten besteden aan taalvaardigheden, contactvaardigheden en culturele vaardigheden. Je moet je specialisten daarin trainen.
2.7.39
Kennis delen vergt wel strakke afspraken. Kennis genereren vergt ruimte.
2.8.8
V&W heeft een initiërende en stimulerende rol op gebied van kenniseconomie. Ze moeten het voortouw nemen, maar niet op de kennis gaan zitten. V&W moet kennis delen. Er moet een cultuur heersen die dat stimuleert. Creatieve geesten, managementstijl en een werkklimaat waardoor innovatie wordt gestimuleerd, gelieerd aan beleidsprioriteiten. Op lange termijn geldt dat V&W-breed.
2.8.9
Als Rijkswaterstaat zijn we heel goed als 'adaptor' van nieuwe technologie, we kunnen ons heel goed bestaande technieken eigen maken en toepassen. Daar kunnen we dan ook nog wel kennis aan toevoegen. Rijkswaterstaat komt dan in tweede instantie bij innovatie toch heel goed uit de bus. Kijk maar in het boek 'RWS 200 jaar'. Dat betekent wel dat de baten van dit soort ontwikkelingen wat later ter beschikking komen voor de samenleving. Waterstaat kan heel goed organiseren. RWS kan op het ogenblik ook goed met de buitenwereld omgaan. We worden als een goede overheidsorganisatie gezien door de buitenwereld. De manier waarop milieuonderzoek bij RIKZ en RIZA is ontwikkeld, is nu toonaangevend.
3.1.19 RWS is goede adaptor
Financiering en besluitvorming zijn soms een rem voor innovatie. Men beperkt vaak te snel het aantal alternatieven dat wordt bekeken. Bij de HSL moeten ondergrondse alternatieven bijvoorbeeld altijd meegenomen worden. Daar vraagt men om. Als je dat niet doet, moet je er later toch mee komen.
3.1.20
Soms belemmeren spelregels de ontwikkelingen, met name de Europese spelregels over aanbesteding. V&W hanteert die regels te streng.
3.1.21
Men moet niet iedereen steeds tevreden willen stellen, als is dat wel begrijpelijk. Als ergens twintig partijen aan meedoen, dan willen ze allemaal wat. Dat leidt tot versnippering die verhindert dat echte grote dingen gebeuren. Rond de grote instituten heeft geen V&W-onderwerp het gered. En met ICES2 gaat het weer net zo. V&W hanteert een 'verdeel-en-heers'-tactiek. We lopen het risico zo achterop te raken, doordat het geld naar overlegstructuren gaat.
3.1.22
De manier waarop de overheid optreedt is heel belangrijk bij nieuwe technologie. Het bedrijfsleven ontwikkelt nieuwe technologie meestal op individuele wensen, maar nog niet op collectieve wensen. Bij intelligente cruise-control in auto's wordt de afstand tot
3.3.21
180
eisen stellen
Supplement de voorliggende auto vrij lang gehouden. Dat is veilig voor de automobilist en makkelijker te realiseren dan een kortere afstand, die echter voor de doorstroming nodig is. Autoproducenten zullen geneigd zijn intelligentie in de auto te stoppen, terwijl het effectiever en efficiënter kan zijn om een stukje intelligentie in de weginfrastructuur te stoppen. De overheid moet daarom eisen stellen waaraan systemen moeten voldoen en met bedrijven kijken hoe dat dan technisch kan (in partnership). Dit speelt zeer zeker in Europees verband. Ik zie wat aarzeling bij de overheid, met name bij V&W, om met de auto-industrie in gesprek te raken. 3.3.22
Er moet meer worden gestimuleerd om met ideeën te komen, De stormvloedkering bij Hoek van Holland was heel vernieuwend. Maar aan het begin van de rit protesteerden werknemers van RWS, bang dat zoveel uit handen geven het einde van RWS zou betekenen.
3.4.6
De AW besteedt veel uit en is daar trots op. Dat is een nadrukkelijke keuze.
3.4.7
Het is de vraag of je zelf onderzoek moet doen om uit te kunnen besteden? Daar aarzel ik bij. Bij wetenschappelijk onderzoek denk ik van wel, om mee te kunnen praten. Bij toegepast onderzoek niet, daar moeten we meer de rol van kennistransfer spelen; een makelaars rol. Je kent immers de vragen, je kent de ontvangers en je kent de oplossers. Bij de kennistransfer-rol kun je impulsen geven aan nieuwe technieken. Er is bij de hoofdafdeling Emissies bijvoorbeeld geld besteed aan het ontwikkelen van nieuwe spuitdoppen (voor het spuiten van landbouwbestrijdingsmiddelen) om emissies te verminderen.
3.6.18
Door het aantal en type organisaties die voor V&W beschikbaar zijn is de kennisvraag wel gedekt.
3.6.19
Het verschil tussen de SD's van V&W en de universiteiten: universiteiten zijn gericht op nieuw. Ze staan vooraan in de wetenschap en maken zich geen zorgen over de toepasbaarheid van de kennis. Het gaat daar om fundamenteel onderzoek. En als dat bij de universiteiten zou blijven liggen is er misschien wel iets mis met het uitbestedingsbeleid. Voor de SD's van V&W moet het vertrekpunt de kennisbehoefte van beleid en beheer zijn. Hoe en waar zijn de nieuwe technieken toe te passen?
3.6.20
Hoe wil V&W op kennisgebied de tucht van de markt laten werken? Ik hoop dat men kiest voor samenwerking.
3.6.21
V&W moet zelf de kennis behouden om de effecten van een project te kunnen beoordelen. V&W moet de detailkennis overlaten aan anderen en daarnaast het proces van toetsen en ontwerpen meer inzichtelijk maken. Het gaat meer om kennismanagement dan alle kennis zelf in huis willen hebben. Er moet meer samenwerking met de markt tot stand komen en overleg en uitwisseling tussen V&W en de markt.
3.6.22
Bij de vraag welk deel van het onderzoek in de markt gezet kan worden, en wat RWS zelf moet doen, denk ik dat een rol van RWS/de overheid is: - zorgen dat de kennisinfrastructuur goed is - erkennen dat je het zelf onvoldoende kunt, dus 'innovatie stimuleren' - benutten en stimuleren van kennis 181
9
,\
Supplement Onderwerpen waar je goed in bent moeten op termijn uitbesteed worden. Dan is er daar ook aandacht voor, er zijn meer mensen die meedenken, je maakt de markt bewust, je schaft jezelf toegang tot kennis. Dat betekent dus dat er geld nodig is om die toegang te krijgen. Ik maak me zorgen over de grip die het beleid wil hebben op de uitkomsten. Meer anticiperend onderzoek zou V&W zeer helpen. Beleid en onderzoek moeten meer worden ontkoppeld, maar dat lijkt weer in strijd met top-downsturing, waarbij van bovenaf kennisvragen worden geformuleerd. Zijn er instituties die hierin voorzien, die deze paradox oplossen?
3.8.4
Informatie moet uit onafhankelijke bron komen. Als Schiphol zelf de informatie levert over vliegbewegingen, groei, e.d. dan komt dat in dienst te staan van het bedrijfsmatig politieke proces. De 'feitelijke werkelijkheid' wisselt steeds en is gekleurd.
3.8.5
Niet alles wat wij willen is gedekt door cijfers in de begroting van V&W. We willen meer doen aan monitoring van beleidseffecten, ook in samenspraak met de regio's. Ook voor anticiperend onderzoek is veel te weinig geld. Beleidsonderzoek gericht op Europa vraagt ook aandacht en financiën. We willen een soort kennissysteem voor goederenvervoer om informatie en kennis toegankelijk te maken voor management en beleidsmedewerkers binnen het DG Goederenvervoer.
4.1.6
In onderzoek, ook binnen SD's, mag je een deel van je tijd en geld 'verkwisten', als het maar een broedplaats voor nieuwe ideeën is. Er moeten risico's genomen kunnen worden. In het verleden is er onzorgvuldig met onderzoeksgeld omgesprongen, maar dat lag aan mismanagement.
4.1.7
Two thirds of the EAWAG-budget is a lumpsum (23 min CHF), the rest is targeted.
4.1.8
Een vakministerie moet invloed uitoefenen op de wetenschapsbeoefening.
4.2.6
Kruislingse bevruchting tussen onderzoekers en mensen in beleid op het gebied van infrastructuur is van groot belang. Dit was eerst in DGVII niet zo. Nu is er een band gelegd. Die structuur moet aangepast.
5.1.21
Er is management van de kennis die we al hebben nodig. Vaak vinden we opnieuw het wiel uit. We moeten goed documenteren en ontsluiten van kennis die we al hebben. Dat is vaak een attitude. Neem bijvoorbeeld speeches, die gaan mensen van A tot Z verzinnen, in plaats van het speech-bestand te raadplegen. Mensen gaan weer eerst 5 uur aan hun bureau zitten. Het gaat dan om dingen die je zelf maakt! Die documenteren en anticiperend benutten. Het eigen geheugen gebruiken is een opvallend zwak punt. Consultants halen hun winst uit het opnieuw gebruiken van de door jezelf gegenereerde kennis. Die vaardigheid moeten wij ook hebben. Eisen aan opzoekbaarheid nemen dan toe. Dat hangt nu vaak af van de aanwezigheid van specifieke medewerkers. Dat kost tijd en vraagt dat je informatie op orde is. Ook moet je dan je eigen kennisbehoefte goed kunnen benoemen. Als de kennis beschikbaar zou zijn waarom gaat het dan met het vervoer steeds slechter?
te weinig geld
benutten van kennis
5.1.22 documenteren en ontsluiten
5.1.23 gebruik van kennis voor bekid
182
Supplement Dat komt doordat de politieke wil er niet is om kennis om te zetten in acties of doordat de kennis onvoldoende is uitgewerkt. De oorzaak zit ergens tussen deze twee antwoorden in. Kinnock (EU) zegt ook dat een benadering met een modale aanpak geen oplossing is. De industrie denkt al in verkeers- en vervoersystemen. De vervoerspolitiek denkt nog steeds in termen van modaliteiten in plaats van systemen. Modaliteiten concurreren. Dit zie je ook in de vervoersondernemingen. Er zijn samenwerkingsvormen nodig om gezamenlijk tot een aanbod van vervoer te komen. De fusie tussen het Duitse en Nederlandse goederenvervoerbedrijf voor het spoor is een stap in deze richting. Er kan nu een offerte worden gemaakt voor het goederenvervoer in het hele gebied van Duitsland en Nederland. In de andere landen moet nog veel coördinatie tussen bedrijven plaatsvinden. Dit moet sneller als je wilt concurreren. We moeten komen tot aanbiedingen van door-to-door die intermodaal zijn. Dat de spoorwegen niet als onderaannemer willen fungeren, werkt verstorend. 5.1.24 ontwerpen versus vormgeving
5.1.25 prioriteiten stellen en beperken
5.3.49 vrije toegang basisgegevens
5.3.50
Wat betreft infrastructurele waterstaatwerken wil ik opmerken dat er de eigenaardige situatie bestaat dat civiel-technici de constructies ontwerpen en dat de bouwkundigen dan de vormgeving mogen doen. De civiel-technicus doet alsof hij - wat vormgeving betreft - twee linkerhanden heeft. Het kan ook te ver doorslaan naar de andere kant, wat is gebeurd bij de Erasmusbrug, die ontworpen is door een architect, met de bekende gevolgen. Waar we als V&W goed in zijn, is dat er op alle terreinen kennis aanwezig is. Dat is een groot goed. Dat moeten we behouden. Het gevaar bestaat van het 'vliegwiel effect' bij het inzetten van kennis voor allerlei vraagstukken, zonder dat prioriteren heeft plaats gevonden, gelet op wat we allemaal aankunnen. Er is een stuwmeer van zaken die gedaan moeten worden met begrensde financiële mogelijkheden, en het is de vraag of je alle onderzochte oplossingsrichtingen wel nodig hebt. Dat leidt tot een hoop frustraties. Lagere overheden denken dat er van alles gaat gebeuren. Maar ook intern, demotiveert dit projectmanagers en medewerkers die hun studieresultaten in de la zien verdwijnen. Blijven die mensen, of zoeken ze een plaats elders in de markt? Als er dan echt iets aan de hand is, heb je dan nog goede projectmanagers? Het is nodig dat je prioriteiten stelt en je beperkt tot een kleiner aantal goede projecten. Om projectmanagers aan de organisatie te binden, moet worden geïnvesteerd in het ontwikkelen van een projectorganisatie. Een traject van potentieel-indicaties voor projectmanagers zie je nu niet. We hebben een lijn-organisatie. We moeten van een klassieke lijn-organisatie ontwikkelen naar een project-organisatie. Je ziet nu dat projectmanagers van buiten gehaald worden. Daardoor raak je de opgebouwde kennis weer kwijt bij afloop van die projecten. De basisgegevens moeten we zeker behouden, die zijn een groot goed (basisgegevens AW, ongevallenregistratie, CBS). Wel moeten die gegevens vrij beschikbaar worden gemaakt, gratis op Internet. A W moet zich niet willen profileren, maar vooral een partner willen zijn! Het mondjesmaat verstrekken van gegevens is ouderwets, de angst voor onjuiste interpretatie van gegevens door derden is verkeerd. Probeer liever het gebruik van gegevens goed te begeleiden en verlaat deze terughoudendheid met het verstrekken ervan. Er valt veel te verbeteren aan de snelheid waarmee kennis wordt geleverd. Je wilt iets weten als vraagstukken actueel zijn.
183
•*•»-,.
Supplement Mijn bijdrage (c.q. van de SWOV) ligt vooral in anticiperend onderzoek, vernieuwing en laagdrempelige kennisverspreiding. Met laagdrempelig bedoel ik ook dat er niet nog eens betaald moet worden als dat door de belastingbetaler al is gedaan. Naast het hebben van kennis moet je ook de kunde hebben om wat met de kennis te doen. Wat we ook moeten kunnen is veranderingsmanagement, het in staat zijn veranderingen in te zetten en deze te managen. Vaak kunnen we dit niet zo goed, of we komen er laat achter dat er veranderingen zijn. De grootte van V&W maakt veranderingsprocessen in de organisatie zelf moeilijk te organiseren. In het kennisbeleid moet je opnemen dat de researcher verantwoordelijk is voor het disseminatieplan en het uitvoeringsplan. Hij moet zich dan richten op de slaagkansen van het doorvoeren van het plan, zich afvragen wat de institutionele problemen zijn als het idee op tafel komt. Bijv. het invoeren van een elektronisch document voor grensoverschrijdend vervoer. Controleurs moeten toegang krijgen tot de computer. Welke administratieve handelingen moeten door de autoriteiten als geldend gezien worden?
5.4.6 laagdrempelige verspreiding
5.4.7 veranderingsmanagement
5.4.8 verspreiden van kennis
Binnen het ministerie van Verkeer en Waterstaat is de kennis nog weinig geïntegreerd. We moeten meer dynamisch verkeersmanagement ook op het spoor toepassen bijvoorbeeld. AW zou de hele breedte van verkeer en vervoer moeten pakken, dus ook luchtvaart en spoor. Nu zitten die gebieden bij RLD en NS-Railinfra. Binnen het ministerie is de kennis over verkeer en vervoer gesplitst aanwezig. Luchtvaart wordt, in kilometers gerekend, in de komende decennia de belangrijkste vervoerstak. Als V&W moet je investeren in kennis op het gebied van luchtvaart als straks dominante vervoerstak. Strategisch gezien is dat heel belangrijk.
6.1.13
De Perspectievennota is hoopgevend omdat allerlei geledingen helpen nadenken, beter dan bij een Infra-lab aanpak.
6.1.14
Kennis moet gedynamiseerd worden. Wat hangt met wat samen en hoe kun je daar invloed op uitoefenen? We willen meer inzicht hebben in de samenhang tussen verschillende onderwerpen en processen. Verkeersveiligheid kost ongeveer 12 miljard. Hoe zorg je ervoor dat mensen zich verantwoordelijk voelen en zich verantwoordelijk gedragen? Hoe kun je ingrijpen in het proces zodat je de beleidsdoelen bereikt? De Betuweroute wordt gemaakt voor het vervoer van 110 miljoen ton. Er gaat straks maar 25 miljoen ton overheen. Hoe krijg je die goederen nou toch op het spoor?
6.1.15
Vernieuwing vindt meestal plaats op de grenzen van disciplines. Wij zetten milieu en infrastructuur bij elkaar en dat heeft vernieuwing opgeleverd.
6.2.11
Als er draagvlak voor is zal marktregulering bij introductie van nieuwe stoffen ook wel ingevoerd worden. De toelating wordt gestuurd door vier ministeries, vanuit allerlei overwegingen en belangen. V&W zit daar niet in. Daar zitten allerlei ontwikkelingen bij, bijvoorbeeld de ecologische landbouw. We maken meer dan we voor Nederland nodig hebben. Door die omvang is ecologische landbouw niet mogelijk Dat is een politieke keuze. Bij het doorzetten van de huidige situatie kun je alleen het gebruik van bestrijdingsmiddelen maar minimaliseren.
6.3.12
184
kennis gesplitst aanwezig
Supplement 7.1.9 oriënteren op het buitenland
7.1.10 oriënteren op het buitenland
Zelf kan ik vanwege mijn werk bij de Europese Commissie input leveren door te laten weten wat er bij de EU speelt en wat er voor beleid in voorbereiding is. Er is naast een groeiende mobiliteitsvraag en de verstorende effecten hiervan nog een tweede probleem voor Nederland, namelijk dat het een doorvoerland is. Door de globalisering zijn de industriepatronen in plaats van nationaal nu globaal. Men verandert standplaatsen steeds gemakkelijker. Dit kan althans steeds gemakkelijker. Vervoer is geen rem op deze globaliseringtrend. Productiestructuren gaan in de komende jaren verder veranderen. Dit heeft invloed op vervoerstromen. O.a. door dematerialisering van het productieproces. Coca Cola vervoert bijvoorbeeld alleen poeder. Flessen en water worden plaatselijk geproduceerd. Of men vervoert alleen een chip in plaats van een televisietoestel. Vervoer is een afgeleide vraag. Je moet daarom weten welke veranderingen er plaatsvinden in de vraag naar vervoer. Vervoer betaalt zijn reële kosten niet. Dit moet doorbelast worden. Vervoer is nu te goedkoop. Daarom: outsourcen. De producent zal kosten besparen. Hierdoor is er veel meer vervoer gekomen ten opzichte van de voorraadvorming. Hierdoor is de vraag naar vervoer onevenredig toegenomen en de kosten moeten doorberekend worden. In Europees verband moet men tot uniforme structuren komen om de infrastructuurkosten aan de gebruikers door te belasten en externe kosten intern te maken.
7.1.11
Ik ben het er niet mee eens (wat vaak vanuit kennisperspectief beweerd wordt) dat mensen (onderzoekers) niet goed werken. In Nederland kent men elkaar wel, op nationale schaal gaat het vergeleken met het buitenland goed. Wel laat de internationale gerichtheid te wensen over. Daar zou A W een rol in moeten hebben. Zij hebben al wel een jaarlijkse kennismarkt, maar ze kunnen aan verspreiding nog meer doen.
7.2.5
Nederland is koploper op het gebied van verkeers- en vervoersonderzoek. We moeten het licht niet onder de korenmaat zetten. Dat we hier zo sterk in zijn komt door de traditie bij de kenniscentra van Rijkswaterstaat en door de ernstige vervoersproblemen (Nederland is het Singapore van Europa met een eenvoudige vervoerstructuur: 2 systemen, een in de Randstad en een in de rest van het land).
kennis exporteren
7.2.6
A W gaat nu ook beginnen aan de markt(vraag)zijde en hier ontbreekt de verkennersrol: men moet nog leren van ervaringen in andere landen
7.2.7
Technologische kennis is in voldoende mate voorhanden, in de industrie, bij instellingen als TNO, grote ingenieursbureaus. Nederland speelt geen rol bij de ontwikkeling van nieuwe technologie. Dat zit bij grote ingenieursbureaus, aannemingsmaatschappijen, leveranciers van treinen, e.d. Dat is voldoende ontwikkeld. In de aannemerij op het gebied van rijdend materieel zijn straks 10 aanbieders in Europa. De Nederlandse overheid kan niet optornen tegen kenniscentra die in multinationale ondernemingen gaan ontstaan zoals de productie van materieel, consultancy, e.d.
7.3.10
We zijn nu bezig het 5e kaderprogramma voor te bereiden: een researchprogramma van de EU. Er zal worden gekeken naar socio-economische scenario's: waarom worden bepaalde goederen vervoerd? Er zal worden gekeken naar infrastructuur en de verbindingen die met vervoerwijzen gemaakt kunnen worden. Dit in relatie tot veiligheid/milieu. Ook zal er gekeken worden naar modale en intermodale systemen (ketenbenadering).
in internationaal verband kennis ontwikkelen
185
E
Supplement De Europese Unie zou eveneens moeten nagaan in hoeverre het mogelijk is om de groei van mobiliteit (zowel personen als goederen) te ontkoppelen van de economische groei. Een dergelijk beleid werd reeds met succes toegepast ten aanzien van het energieverbruik en waarom zou dit niet ook voor de vervoersector kunnen lukken? Een manier om dit te bewerkstelligen zou een betere land-use planning en betere urban planning kunnen zijn. De planning van locaties van fabrieken en wonen is nu veelal gescheiden. Kan een meer geïntegreerde planning leiden tot een kleinere behoefte aan mobiliteit en daardoor lager energieverbruik zonder economische groei te belemmeren? Het is niet zeker dat we oplossingen vinden. Maar er moet wel goed gezocht worden. De relatie tussen het Nederlandse kennisbeleid en het Europese kan beter. De resultaten van Europese onderzoeksprogramma's blijven in de lidstaten te vaak in de lade. De relatie tussen informatietechnologie en mobiliteit bijvoorbeeld is een internationaal probleem/thema. Dit zou je niet alleen internationaal moeten oppakken, maar kennis hierover zou je moeten uitwisselen. Waar nationale overheden algemene trends zien, zouden ze die moeten inbrengen in Europese programma's. De Europese Commissie kan gebruikt worden als vraagbaak. Er zou uitwisseling van kennis moeten plaatsvinden tussen ambtenaren en onderzoeksprogramma's moeten beter op elkaar afgestemd worden. In de afgelopen 5 jaar is er 250 min. ecu in vervoersonderzoek gestopt (4e kaderprogramma EU). Wordt er niet teveel naast elkaar gewerkt? Veel meer dan tot nu zou men databases moeten oprichten voor al degenen die interesse hebben. B.v. een homepage in het Cordisprogramma. Politieke documenten zouden hierin opgenomen moeten worden. Ook zouden er meer studies met meerdere uitvoerders in lidstaten moeten plaatsvinden. De EU doet dit nu. Met keywords kan men deze opzoeken. Aanvullende vragen kunnen via hetzelfde programma naar de projectcoördinator worden gezonden. Dit is niet alleen voor researchers maar ook voor industrieën. Industrieën moeten dan ook aan disseminatie doen. Dit creëert netwerken waardoor men meer met elkaar gaat spreken. Belangrijk is om veel samen te werken en samen meer te doen met je geld. Dus nationale research-programma's toegankelijk maken voor ons en andere lidstaten. Stedelijke vervoerervaringen moet je exporteren, er is geen commercieel belang mee gemoeid. Nationale en internationale programma's moet je beter op elkaar af proberen te stemmen. Uitwisselen van ervaringen en informatie is belangrijk.
af-*"
7.3.11 uitwisselen van kennis
7.3.12 uitwisselen van kennis
7.3.13 uitwisselen van kennis
De organisatie Transport en Logistiek Nederland heeft veel internationale kennis en wil die best delen met de overheid.
7.3.14
Het zal steeds makkelijker worden om met buitenlandse overheden samen te werken. Ik verwacht een meer open houding van V&W in Nederland en daarbuiten.
7.3.15
Internationale samenwerking is een nieuwe ontwikkeling. Je moet er wel voor zorgen dat het geen nieuwe hobby wordt, dus moet je een duidelijke doelstelling hebben. Een kennisinstituut is een belangrijk middel om internationaal mee te draaien. In de EU samenwerken zet je als SD op de kaart.
7.3.16
Kennisbeleid zal moeten inspelen op internationalisering. Je hebt niet meer te maken
7.3.17
186
Supplement met een RWS die enkel slimmer moet zijn dan Nederlandse aannemerscombinaties, maar met multinationals. De markt van aanbieders van infrastructuur, kennis en rijdend materieel internationaliseert. Kan ik dat als overheid alleen nog aan of moet ik met collega's van andere overheden in bijvoorbeeld de CEMT kennis gaan ontwikkelen? 7.3.18
Milieubelasting van goederenvervoer moeten op grotere dan Nederlandse schaal bekeken worden.
7.3.19
Nieuwe technieken/ontwikkelingen worden in sommige landen zeer actief bevorderd (Frankrijk). Wij doen dat niet.
7.4.5 internationaal samenwerken
7.4.6 samenwerken in kennisontwikkeling
7.4.7 samenwerken in kennisontwikkeling
7.4.8 samenwerken in kennisontwikkeling
7.4.9
Internationaal moeten we meer en gerichter gaan doen. Speerpunten stellen helpt daarbij, als AW, maar ook als bestuurskern. Meer ook samenwerken met andere internationale onderzoeksinstituten. Daar moeten we meer beleidsmatig mee omgaan. Dat betekent ook dat je andere dingen wat minder moet durven doen. Negentig procent van de kennis wordt buiten Nederland ontwikkeld, de kennisrijkdom ligt dus vooral buiten de grenzen. Het kost wel wat geld, voor reizen etc, maar je ontsluit een heel breed gebied. Ook zou men samen projecten moeten doen. Wij doen dit al met de Amerikanen. Nu gaan wij eerst informatie uitwisselen, zoals strategische research, dan workshops of seminars organiseren. Zo is er de follow-up van Kyoto: daar kunnen we de Amerikanen bij betrekken om samen een globaal probleem op te lossen. Daarna kun je aanbieden om in bepaalde concerted actions deel te nemen. En daarna zelfs tot gezamenlijke projecten komen. Dit kan ook met de Oost-Europese landen. De Russen zijn ook geïnteresseerd. Over de grenzen kijken met in het achterhoofd hoe de research te commercialiseren? Hier staan de lidstaten zeer achter. We moeten vermijden dat er in Europa veel overlap gaat plaatsvinden. Nederland is een doorvoerland, dus je moet wel over de grenzen heenkijken. Er is in Nederland een database van kennis over mobiliteit aanwezig. Er is ook kennis in het kader van de Europese Gemeenschap. Dit is maar een onderdeel van wat er op nationaal niveau plaatsvindt. Samen kunnen we echter meer dan ieder apart (15-plus effect). Dit zie je bij de zogenaamde concerted actions. Dit zijn acties door EU-organisaties, lidstaten en anderen met een gezamenlijk doel waarbij kennis wordt uitgewisseld en gezamenlijk verder ontwikkeld. Daarmee creëer je toegang tot het hele scala van internationaal onderzoek. Je kunt databases opzetten om kennis te ontsluiten. Nederland heeft voorbeelden van wat je kunt inbrengen in een dergelijke database. In de zeevaart is bijvoorbeeld een concerted action in het leven geroepen: shortsea-shipping. Of best practices in stedelijk personenvervoer. Nu zijn we bezig om databases met best practices op te zetten. Met adressen voor nadere, actuele informatie. V&W is op Europees niveau goed aanwezig, heeft het goed voor mekaar, zeker in vergelijking met andere departementen. V&W moet kennis hebben om een inbreng te hebben in de internationale beleidsvorming. Er zijn verstandige gesprekspartners nodig die vanuit internationale optiek mee kunnen denken en niet alleen aan de belangen van het eigen land denken. Dit is een tendens die steeds sterker wordt. De groeiende rol van Europa heeft tot gevolg dat er heel veel regels komen. Maar ook
187
fcft
Supplement dat het een gesloten circuit is, achterafkamertjes-overleg, zodat er geen invloed van maatschappelijke organisaties meer mogelijk is. Gek genoeg is er in Nederland juist een tegenoverliggende trend waarneembaar, dat van een open planproces, interactie met de maatschappij. Terwijl het op Europees niveau steeds meer gesloten wordt. Je moet vermijden dat je een programma ontwikkelt en dat dit rigide is. Problemen veranderen. Je moet voldoende flexibiliteit inbouwen om te kunnen bijsturen. Een klein deel van het onderzoeksgeld moet je besteden in een hoogrisicodragend vlak. Veel onderzoek loopt achter de markt aan. Men moet meer investeren in lange termijnvisies. Hoe ziet het vervoerssysteem er in 2050 uit en hoe is een ideaal systeem? Het is beter om voor de problemen uit te lopen in plaats van er achteraan. Dit klinkt utopisch, maar het is nuttig om hierover te brainstormen met mensen die visie hebben. Research moet rendabel zijn; maar dit kun je niet altijd van tevoren zeggen. Sommige initiatieven slagen, andere niet. Bij grote investeringen in de ontwikkeling van nieuwe medicijnen weet je het tevoren ook niet.
7.4.10
Tot de omgevingscondities behoort ook de mate, waarin Nederland nog een zelfstandige natie is, nationale bevoegdheden al dan niet overgedragen zijn aan supranationale organisaties, etc.
7.4.11
We moeten ons primair richten op de Nederlandse vragen. Vanwege de achtergrond van de financiering moet je voorkomen dat de politiek zegt dat vanwege vermeend exportbelang het bedrijfsleven moet meebetalen aan de oplossing. Dit is niet reëel omdat de vraagstelling zich richt op het voortbestaan van de hele Nederlandse maatschappij. Wat je wel van het bedrijfsleven mag verwachten is dat er geïnvesteerd wordt in kennis en materieel om de maatregelen te kunnen uitvoeren.
7.4.12
Onze interesse in stads- en streekvervoer wordt op Rijksniveau minder, maar moet overgeheveld worden naar de regionale overheden.
8.2.15
Wat leren we van eerdere pogingen om bijv. rekeningrijden in te voeren? We beginnen steeds opnieuw.
8.3.6
Op kennisgebied is ook TRAIL goed, ook voor V&W, dit moet behouden blijven. Een kenniscentrum Verkeer en Vervoer (KCW) vind ik overbodig.
8.7.5 TRAIL, KCW
Het informeel netwerk rond het V&W terrein moet behouden blijven. 8.7.6 Er is een discussie over infrastructuur, de financiering ervan, gebruikersheffingen en expansie en beheer. We moeten toe naar een rationeler systeem van heffingen. Met een grotere betrokkenheid van de private sector bij beheer en bouwen van infrastructuur (publiek-private samenwerking) en grotere efficiency door marktwerking. Je moet nu al beginnen met de vorming van Trans-Europese netwerken en herzieningen hiervan. Het (laten) betalen voor de kosten die je veroorzaakt. Voor deze terreinen is meer kennis nodig, vooral ten aanzien van implementatiekwesties. Politici kunnen de mobiliteitswensen niet inkorten. Wat is haalbaar? Er zijn mogelijkheden om de capaciteit beter te gebruiken: men zal minder in de spits reizen als prijzen in
188
9.1.70 beheer en financiering van infrastructuur
9.1.71 benutten van capaciteit
Supplement de spits hoger zijn. Of denk aan vrachtwagens die leeg rijden vanwege een slechte logistieke planning. 30% rijdt zonder lading. De rest is niet altijd vol. Wat gebeurt er wanneer je naar telematica gaat? Minimale en maximale snelheden. Met kleine investeringen kunnen soms enorme besparingen worden gerealiseerd. Een voorbeeld: bij de rondweg van Mengen, 150 km lang met veel files, wilde men een vierde baan aanleggen. Dit was niet nodig door het gebruik van telematische systemen: om de zoveel 100 meter worden de voertuigen geïdentificeerd, door berekening van de intensiteit kan zo het aantal auto's bepaald worden en worden richtsnelheden aangegeven die ook gerespecteerd worden. Hiermee kon een capaciteitsuitbreiding van 15/20% gerealiseerd worden. De kosten waren 26 min. D-mark. Niet alleen bleek de doorstroming groter, maar ook waren er minder ongelukken. De kosten als gevolg hiervan waren in 2 jaar met 27 min. gedaald. 9.1.72 beter beslissen met gedragsmodellen
9.1.73 betere toegang tot basale kennis
9.1.74 intermodaliteit in verkeer en vervoer
9.1.75 nieuwe technologieën
9.1.76 prognosemodellen voor verkeer en vervoer
We zullen nog een behoorlijke tijd met verkeers- en vervoersproblemen blijven zitten zoals we die nu ook hebben. Ik denk dan aan mobiliteit en milieu. In het algemeen kun je daarvan zeggen dat wat we collectief willen niet in overeenstemming is met wat we individueel willen. We willen individueel vaker en verder weg op vakantie, op een mooie plek wonen, die best wat verder van het werk mag liggen etc. Collectief willen we een goed milieu. Dat botst. Dat betekent dat we onze vaardigheden moeten vergroten om met dat probleem om te gaan. Dat zijn technische vaardigheden om het uiterste te halen uit het systeem en om nieuwe technieken snel in je systeem te kunnen toepassen; dat zijn ook gedragsvaardigheden om met die problemen om te gaan, bestuurlijk en juridisch. Denk bijvoorbeeld aan het toepassen van technieken als flexibele wegstroken; denk aan de vraag hoe mensen omgaan met vervoerssystemen en hoe dat in te passen in je systeem, en denk ook aan de slaagkans van je beleid, hoe je op basis van faalkansen die je tevoren kunt berekenen, kunt voorkomen dat je beleid mislukt. Er zijn gedragsmodellen die op basis van belangen en machtsrelaties van actoren kunnen helpen om hier beter in te beslissen. Nederland verdient veel aan mainports, doorvoer, overslag etc. Hoe kun je daar nog zaken aan toevoegen? Van mainport naar brainport. De overheid heeft een visie nodig en moet goed nadenken waar wij de komende 10 jaar heen gaan. Om dat goed in het vizier te hebben is basale kennis nodig. Marktpartijen willen wel met de overheid praten, maar ze verwachten wel een goed gefundeerde visie. Daar is kennis voor nodig. We hebben wel anticiperend onderzoek, maar de beschikbare kennis is niet goed toegankelijk. Op dat terrein mis ik iets in de kennisinfrastructuur. We weten met z'n allen wel veel, maar dat is fragmentarisch. Je zou al die kennis beter toegankelijk moeten maken en met elkaar in verband moeten brengen. Het Kennis Centrum Verkeer en Vervoer in oprichting zou voor zo'n match en toegang kunnen en moeten zorgen. Het is van belang om te weten wat de grote obstakels zijn voor intermodaliteit in het personenvervoer en in het goederenvervoer. Afhankelijk hiervan moeten we bekijken op welke niveau we zaken moeten aanpakken? De taakverdeling is onduidelijk. Er is meer kennis nodig van de nieuwe domeinen van vervoerstechnologieën. Onder de grond. Nieuwe technieken. Bijvoorbeeld in zachte bodem in Nederland. In het extrapoleren van verkeers- en vervoermodellen zijn we in Nederland sterker dan alle lidstaten samen. Verdere vooruitgang is niet zozeer nodig door verbetering van de 189
Supplement modeltechniek maar door het bestuderen van thema's die niet in die modellen zijn meegenomen. Over deze thema's of trends is vaak nog wel kennis beschikbaar, maar de echte zwakte zit in het verwerken van die informatie in de standaard rekenmodellen. De ontwikkelingen in de informatietechnologie kunnen niet in de huidige modellen worden meegenomen. Hoe integreer je dit in de ramingen en analyses? De hiaten in de huidige kennis zijn zorgwekkend omdat ons beleid hierdoor in hoge mate onderbouwd wordt. Dit speelt vooral bij het kijken naar de lange termijn. Dat dit nog niet gekoppeld of geïntegreerd is komt doordat er geen eenvoudige recepten voor zijn. Hier moet je sterk op inzetten. Het is van belang om zo goed mogelijk kennis te verwerven van ontwikkelingen die van invloed zijn op de vraag naar vervoer. Belangrijke ontwikkelingen in het personenvervoer zijn flexibilisering van de arbeidsmarkt, individualisering in ruime zin, toename van de vrije tijd, afname van de grootte van het gemiddelde huishouden. Een maatschappelijke stimulans is de toegenomen waarde die wordt toegekend aan de interface tussen milieu en vervoer, ruimtegebrek, niet alleen feitelijk, maar ook de beleving hiervan. Grote nieuwe infrastructuurprojecten boven de grond zullen daardoor steeds moeilijker te realiseren zijn. De bereidheid om te zoeken naar innovatieve oplossingen zal toenemen, zo zal het prijsbeleid meer geaccepteerd raken. De Europese Raad ('Cardiff') noemde 'vervoer en milieu' een cruciaal terrein waar het milieubeleid beter in het sectoraal beleid zou moeten worden geïntegreerd en wil de link met Kyoto niet uit de weg gaan. Ook de vervoersector zal een bijdrage moeten leveren.
9.1.77 verkeer en vervoer
9.1.78 vervoer en milieu
In de droge sector Verkeer en Vervoer is te weinig proceskennis. De vraag is hoe we het menselijke gedrag kunnen beïnvloeden. Ik zie bij het mobiliteitsprobleem een lacune in kennis.
9.1.79
Er is veel zeevervoer en er is zoiets als havengeografie, maar er zijn bijna geen gegevens over.
9.1.80
Afroming van winsten van ontwikkelaars en gebruik van twee al lang bestaande wetten levert het geld op voor de financiering van een wenslijst van nu nog bruto 65 miljard gulden.
9.1.81
Projecten worden niet ondersteund door fundamenteel lange termijnonderzoek. Mogelijk omdat de financiën pas vrijkomen na goedkeuring van een project. De tijdsdruk voor uitvoering is dan zodanig groot dat er geen ruimte meer is voor fundamenteel onderzoek. In het verleden hadden we dit niet. De twee diensten Zuiderzeewerken en Deltawerken hadden projecten met een meerjaren doorlooptijd. V&W zou een projectbureau moeten opstarten voor de ontwikkeling van de kust en de ontwikkeling van rivieren, vergelijkbaar met die twee diensten.
9.2.28
Bijvoorbeeld m.b.t. het telefoonnummer (waar hebben mensen recht op en wie garandeert dat?), wat weten we over kabel en satelliet, wie mag wat en wat doet de overheid?
9.4.6
Wat is de lange termijndynamiek van de telecommunicatiemarkt en wat moet de overheidsrol daarin zijn?
9.4.7
190
lacunes
Supplement 9.4.8 9.5.20 . effectief informeren publiek
Wat weten we van de beveiliging van telecommunicatie? Het KNMI moet zich naast wetenschappelijk onderzoek ter verbetering van modellen voor de weersverwachting richten op de verbetering van de informatievoorziening aan de burger: rekenmodellen leggen het af bij plotseling opkomend noodweer. Hoe breng ik de burger zo snel en effectief mogelijk op de hoogte van het naderend onheil? Hoe sneller de berichtgeving, des te meer schade kan worden voorkomen. ITC gaat logischerwijs een steeds grotere rol spelen bij de verbetering van de communicatie KNMI en publiek.
9.5.21
Meervoudig ruimtegebruik: welke technologieën zijn nodig, wat weten we van boren, zeppelins etc?
9.5.22
Wat zijn de natuur- en milieu-effecten van meervoudig ruimtegebruik?
9.6.5 informatietechnologie
9.7.9 bronnen van goederenvervoer
9.7.10 de Europese vervoermarkt
9.7.11 economie en transport
De ontwikkelingen in de informatietechnologie gaan erg hard en kunnen dienen als hulp binnen het vervoersysteem, zoals bij intermodaliteit bij personen- en goederenvervoer. Het is belangrijk om hier kennis van te hebben. Kennis over de bronnen en achtergronden van de verkeersmarkt en de goederenvervoermarkt zijn belangrijk. Voor het goederenvervoer speelt de ruimtelijke ordening een belangrijke rol, voor personenvervoer de arbeidstijden. Kun je daarin schuiven? Wat levert dat op en wat kost het bijvoorbeeld om de bedrijfstijden van overheidsgebouwen te verschuiven? Dat weten we niet eens. Dan kun je ook niet vergelijken met andere opties. Voor de toekomst is het nodig dat soort kennis te vergroten. Die sporen zie je terug in de commissie Laan. Onze huidige verhalen gaan toch teveel uit van dingen waar we al greep op hebben. Maar de bron van de mobiliteit zit juist in andere zaken. Je zou de achterliggende bepalende factoren van het vervoer kunnen beïnvloeden, maar die zijn nu buiten beeld. Het Kennis Centrum Verkeer en Vervoer K C W moet wel de goede vragen stellen. Specifieke vragen van de overheid moetje zelf aanpakken. Een probleemgebied is de interne spoormarkt waar een nieuw Europees kader moet komen. Naar welk model van marktordening moeten we toe? Waarbij een afgeleide vraag is hoeveel aan de lidstaten moet worden overgelaten. Moeten we meer stroomlijnen en het internationaal vervoer een kans geven? Een internationaal havenbeleid bestaat nu niet. Kijk ook naar de toekomst van de luchthavens en de luchtvaart: hoe gaan we als Europa met de groei om? Het optimaliseren binnen landen leidt wellicht tot een andere situatie dan het optimaliseren op Europees niveau. Op het interactievlak economie en transport weten we nog te weinig. Het is niet duidelijk welke uitstraling de transport-ontwikkeling moet hebben. Zoeken we bijvoorbeeld naar intermodaal transport of hogere efficiency van transport - terwijl het al redelijk efficiënt is? Wat betekenen zulke ontwikkelingen voor de economie in een gebied en wat betekent dat weer voor het transport, bijvoorbeeld op regionale schaal? Het gaat om systemen en systeemmodellen die je inzicht en informatie aanreiken. Dan kun je besluiten nemen om bepaalde dingen meer of minder te doen, dus: je beleid bijstellen. Dit speelt op lange termijn, maar ook op de korte termijn, bij actuele zaken. Je moet sneller relevante beleidsinformatie kunnen genereren.
191
Supplement Internationale ketens van vervoer worden langer. Markten liggen verder weg. Het spoor wordt daarmee interessanter, bijvoorbeeld voor transport naar Rusland. Overslag in verband met verandering van de spoorbreedte, douane etc, maakt dat monitoring van treinen nodig is voor de betrouwbaarheid van het transport. Een snellere afhandeling van zo'n traject en betere zekerheid is van belang. Sealand heeft hierin geïnvesteerd. Dat betekent dat je als overheid ook andere dingen gaat doen. Bijvoorbeeld onderzoek naar transportpreventie. Bij compact discs kun jefysieken digitaal aanleveren. De belemmering zit dan bij de consument. Wij hebben geen consumentenbeleid. Bij het beïnvloeden van vervoersstrategieën gaat het om het beïnvloeden van de grote jongens, zoals AKZO, Shell, etc. Waar kiezen die voor? Belemmeringen zitten daar aan de kant van de producenten. Dat ligt buiten de vervoerssector. Je moet op drie borden tegelijk schaken! Je kunt op de verkeersmarkt de goede prijs stellen, inclusief externe kosten, hetgeen doorwerkt in de markt. Dan ben je met 10 man klaar als overheid. Je kunt ook eisen stellen aan de logistieke inhoud van producenten. In de praktijk lukt dat niet. Daarom moet je beide doen. Op drie terreinen. Daar vloeien kennisvragen uit voort. Onze strategie komt binnenkort op papier. En daar vloeien ook weer vragen uit voort. Wat beïnvloedt de groei van het vervoer? Daar hebben we te weinig zicht op. Je kunt de beladingsgraad niet meer in gewicht uitdrukken, bijvoorbeeld als papieren luiers in plaats van zand vervoerd wordt. Wat is een goede maatstaf voor benutting? Daar moet je de factoren voor kennen en hoe je die kunt beïnvloeden? Daar hebben we geen instrument voor.
9.7.12
Ik zie als belangrijke ontwikkeling dat we naar één Europa gaan doordat de binnengrenzen verdwijnen. Zaken worden sowieso steeds meer op continentaal en internationaal niveau bezien. Die ontwikkelingen moet je volgen. Wat betekent dat voor vervoersstromen en voor Nederland? Douane-informatie valt weg, waardoor je niet meer weet wat er het land in en uit gaat. Probleem is dat je kentallen nodig hebt over veranderingen in economische stromen om die ontwikkelingen te kunnen volgen. Je mist dan het inzicht en hebt niet of te laat in de gaten dat goederenstromen een andere kant op gaan.
9.7.13
De grote beslissers over goederenvervoer zitten veelal in het buitenland. Vervoersknelpunten zitten ook in het buitenland. En het beleid zit ook steeds meer in het buitenland. Kennis daarover is essentieel.
9.7.14
Belangrijke ontwikkeling is het schaarser worden van de ruimte, milieueisen in de toekomst en mobiliteit als verhandelbaar product. Vernieuwing op vervoergebied verandert de economische positie van Nederland op het gebied van logistieke kwaliteit van de Nederlandse industrie en van de Mainports. Je kunt veel meer verdienen aan transport als je de toegevoegde waarde van transport beziet. Die kennis zit in een systeem dat wij niet beheersen. Dat moeten we ook niet willen. Het bedrijfsleven heeft nieuwe logistieke concepten. We moeten ons eigen schakeltje wel puik in orde hebben: hoe we met de verkeersmarkt omgaan en de wijze waarop en de mate waarin wij andere overheden kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen bij gemeenten en provincies. Een urgente vraag is: hoe kunnen we de spoorwegen, met name het goederenvervoer, uit het slop halen? Het gebruik van bestaande en nieuwe kennis kan dit wellicht doen. Een voorbeeld is het inzicht dat de spoorwegen hun product kunnen verbeteren door met andere modaliteiten tot een gezamenlijk product te komen en door meer samen te werken met bedrijven in andere lidstaten. 192
internationale ketens
kentallen
knelpunten goederenvervoer
9.7.15 logistiek
9.7.16 spoorwegen
Supplement 9.7.17
Kennis van A W (RWS) is OK. Maar de vakspecialisten waar wij naast A W contact mee hebben, zitten bij de sectie wegvervoer van DGG. De kennis van die mensen over de goederenvervoerbranche is bedenkelijk laag. In het bijzonder is de kennis over internationale zaken onvoldoende. Dit uit zich in de presentatie van het beleid, zoals toen op 11 juni jl. de minister een cijfermatig overzicht heeft gegeven van de situatie in het goederenvervoer. Dit overzicht was volstrekt onjuist. Een ander typerend voorbeeld is de methode om statistische gegevens over het goederenvervoer te rapporteren. De overheid hanteert (nog steeds) de massa-eenheid ton (duizend kilogram), terwijl in de branche het gebruik van volume-eenheden algemeen en feitelijk ook juister is.
9.7.18
De Europese interne markt, de herstructurering waarbij de markt als een geheel wordt gezien, geeft straks een extra impuls aan het goederenvervoer. De stijging, die de laatste jaren 20/30% was, wordt straks twee keer zo groot. De miniaturisering in de productie en de meer directe relatie tussen producent en finale consument leiden tot andere productieprocessen en andere logistieke en vervoersketens. Hier is tot nu toe nog niet voldoende over nagedacht.
goederenvervoer
9.8.16 effectiviteit
9.8.17 effectiviteit
9.8.18 effectiviteit
9.9.13 dynamiek kennis
9.9.14 kennis van marktwerking
Aan de bedrijfskundige kant is in het verleden te weinig aandacht besteed. Er is wel aandacht geweest voor rechtmatigheid maar niet voor doelmatigheid en effectiviteit. Bij de Beleidseffecten Rapportage (BER) is de relatie tussen maatregelen en effecten ver te zoeken. Er moet econometrisch onderzoek gedaan worden om die relatie te ontdekken. Je moet de maatregelen evalueren en niet de doelen bijstellen. Ook moet je de efficiëntie van de maatregelen bepalen. Het causale verband ontbreekt. Hiervoor is onderzoek nodig. We moeten te weten komen of ook bereikt wordt wat we willen. Er is meer bedrijfskundige kennis nodig. De Regionale Directies moeten gaan denken als bedrijf. Zij moeten meer evalueren en effectiviteit en efficiëntie onderzoeken en in de gaten houden. Er moeten meer bedrijfsmatige analyses van je uitvoeringsorganisaties als bedrijf gehouden worden. Wij zijn enorm innovatief bezig. Vaak is daar onvoldoende kennis over. Wij besteden het onderzoek uit. Er is veel overleg met consultants waarbij informatie wordt uitgewisseld. Wij maken veel gebruik van bestaande studies, maar de juiste en meest actuele informatie ontbreekt. Omdat de ontwikkelingen zo snel gaan is de informatie die je nodig hebt vaak nog niet voorhanden. Ik zie als ontwikkeling dat de overheid meer door de markt zal laten doen vanuit de financieringsbehoefte en door efficiency- overwegingen. De fundamentele kennis op het gebied van overheid en marktwerking is zeer beperkt. Marktwerking kan soms ongewenste effecten hebben, bijvoorbeeld voor klanten. Meer loketten voor het kopen van een vervoerskaartje geeft hogere prijzen. Meer kennis is nodig om te weten hoe je als overheid kunt zorgen voor goede marktwerking. De markt werkt onder drie voorwaarden: zij moet voor iedereen toegankelijk zijn, iedereen moet inzicht hebben in prijs en kwaliteit, en het aanbod moet zodanig zijn dat géén monopolievorming of versnippering optreedt. Op de verkeers- en vervoermarkt is dat lastig te realiseren. Je kunt niet 50 spoorwegbedrijven op de rails hebben, maar met 3 krijg je al snel dat onderlinge afspraken de markt verstoren. Een perfecte markt is daar niet te realiseren. Dat betekent dat de
193
Supplement overheid voorwaarden moet stellen om die markt goed te laten werken. Elke markt is ook weer anders. Je kunt wel van andere markten leren, maar je weet niet hoe de zaken op langere termijn uitwerken. Een voorbeeld is de vorming van het staatsbedrijf NS in het verleden uit meerdere private spoorwegmaatschappijen en de huidige poging tot marktwerking op het spoor. Theoretische kennis schiet tekort bij dergelijke vraagstukken. Bij het overnemen van elementen uit andere markten heb je wel zo'n theoretisch kader nodig, om te voorkomen dat ongewenste effecten optreden. Het verbeteren van de waarnemingsinfrastructuur, het monitoren van zaken, is nodig. Men moet inzien dat de infrastructuur voor monitoring (IT databasetechnologie, netwerken) net zo goed tot de basisinfrastructuur behoort als asfalt en beton.
9.9.15
Het opnemen in strategische nota's dat je vervuiling wilt terugdringen (met name puntlozing) geeft impulsen aan de technologie. We kennen maar een deel van de werkelijkheid en dat baart zorgen. Er zijn groepen van stoffen met toxische eigenschappen die we nog niet kennen. Effecten als bio-accumulatie kunnen verstrekkende gevolgen hebben, die zelfs bedreigend voor de mens kunnen zijn. Het opsporen van stoffen met een kwalijk karakter in de zin van erfelijkheidsbeïnvloeding is dan ook van groot belang.
9.9.16
We zijn gebaat bij een structurele verbetering van algemeen kennisniveau vooral op het gebied van telematica, klimaat, verkeer en vervoer en luchtvaart.
9.9.17
Wat is de dynamiek van veiligheidssystemen?
9.9.18
Overheden moeten zich oriënteren op demografische ontwikkelingen. De bevolking vergrijst: in het jaar 2000 zijn er 150.000 Fransen die 100 jaar of ouder zijn. Wat heeft dit voor invloed op de mobiliteitsvraag? 30% van de reizigers in het spitsuur doet dit om sociale redenen. Komen er meer ouderen in de spits in de toekomst? Moet je daarom differentiëren in de prijsvorming? Is rekeningrijden toepasbaar voor alle vervoerwijzen (ook openbaar vervoer)? Wat is dan het effect op sociaal vervoer? Hoe is het vervoerspatroon straks van mensen die werken tegenover mensen die niet-werken?
10.1.23
nieuwe infrastructuur, monitoring
technologie, en menselijk voortbestaan
demografische ontwikkelingen
Ons vervoerssysteem is steeds minder duurzaam. Het wordt duidelijk dat de huidige technieken niet meer toereikend zijn. We moeten naar nieuwe oplossingen zoeken, de industrie en burger meer mobiliteit geven, maar anderzijds is er de toenemende vraag rekening te houden met het milieu. Deze twee belangen moeten elkaar niet verstoren. Daar worstelen wij in Europa ook mee. In Nederland is dit probleem vanwege de kleine oppervlakte en intensiteit van het gebruik ervan heel duidelijk zichtbaar. Maar heel Europa worstelt hiermee. De capaciteit van ons vervoerssysteem houdt de vraag niet bij en dat heeft negatieve aspecten. Business 'as usual' is niet meer toereikend. Dit vraagt om kennis.
10.1.24
Wat zal het effect zijn van elektronische handel? Kopen per computer, via internet, of per televisie wordt mogelijk. Gaat men zich hierdoor minder verplaatsen? De producten moeten wel bij de consument komen. Geeft dit weer extra vervoer? Wordt er dan ook sneller gekocht? En heeft men daardoor weer meer tijd om te reizen? Bij telewerken is er daarom meer in plaats van minder mobiliteit. Men gaat in de avonduren werken en overdag andere dingen doen of de partner gebruikt de auto. Het doordenken van effecten van ontwikkelingen en maatregelen is belangrijk.
10.2.27
194
electronic commerce
Supplement 10.2.28 ICT en transport
10.2.29 informatiemaatschappij
Op lange termijn is technologische ontwikkeling belangrijk, met name informatie en Communicatie Technologie. We hebben nu nog weinig voeling met het belang hiervan voor het transport, laat staan dat we er inzicht in hebben. Uitspraken van deskundigen spreken elkaar tegen, dat maakt het ook lastig. Van belang voor het beleidsterrein van V&W is dat wij steeds meer naar een informatiemaatschappij gaan: de rol van kennis en informatie wordt steeds belangrijker. De overheid dient hierin ook een grote rol te spelen door er bijvoorbeeld voor te zorgen dat er een open markt komt en vrije concurrentie in de telecommunicatiebranche. Het gaat hierbij om internationale ontwikkelingen. Op het terrein van verkeer en vervoer speelt de telematica ook een steeds belangrijker rol. Het is van belang om je hierop als V&W goed te oriënteren. - electronic commerce. Van belang voor het beleidsterrein van V&W zijn ook electronic commerce en de beveiliging van systemen. Justitie wil meekijken en meeluisteren (vergelijk de telefoon) en tegelijkertijd moet de privacy gewaarborgd worden. Het gaat hierbij om het afwegen van belangen. V&W moet van dit soort zaken kennis hebben vanwege de verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein van de telecommunicatie. - convergentie. Een andere belangrijke ontwikkeling voor de telecommunicatie is de convergentie, d.w.z. dat het technische onderscheid tussen de systemen (telefoon, kabel, etc.) vervalt. Welke eisen stel je bijvoorbeeld aan internet-telefonie? Vraagt deze ontwikkeling niet om 1 kaderwet voor elke vorm van infrastructuur (waarbij het vanuit een bepaalde techniek om alle vormen van diensten gaat). Ander voorbeeld: moet web-tv onder de omroepwet vallen? - aansprakelijkheid voor informatie. Een andere ontwikkeling is de aansprakelijkheid voor de informatie. Welke rechten kan men op informatie laten gelden? Geldt de auteurswet? Wie is waarvoor aansprakelijk? Op deze ontwikkelingen moet V&W zich richten. Deze vragen spelen de komende 5 jaar; de actualisatie in de praktijk kan later. Dit vraagt om diverse disciplines: technisch, internationaal-politiek, juridisch, economisch, e.d. Zoals een recent rapport van de WRR heeft laten zien gaat het om internationale verschijnselen: electronic commerce, internationale netwerken. Dit terwijl de wet nu in de natiestaat is vastgesteld. Is een grotere rol voor de industrie mogelijk, b.v. door zelfregulering?
10.2.30
Als ontwikkeling op het terrein van ontwerp-automatisering denk ik dat er steeds minder mensen nodig zijn die tekeningen maken. Met CAD kunnen minder mensen steeds meer doen. Je hebt specialisten nodig om geavanceerde programma's te bedienen. Slimme ontwerp-programma's kun je dan aan andere ingenieursbureaus ter beschikking stellen waarmee zij zelf ook hun werk beter en slimmer kunnen doen. De Bouwdienst kan deze ontwikkelingen trekken; daar heeft de buitenwereld zelf minder baat bij.
10.2.31
Onze kennis en kennisindustrie wordt de toekomstige motor van de economie. Je hoort vaak dat Nederland nummer 1 is op de elektronische snelweg. Het wordt tijd om ook de daad bij het woord te voegen. Onze potentie op dit vakgebied is erg goed, ondanks het gevoerde beleid. Sinds de jaren '70 heeft de regering haar best gedaan het af te breken. Er is te weinig geïnvesteerd in onderwijs.
195
Supplement Het ouderenvraagstuk laat een belangrijke maatschappelijke ontwikkeling zien. Dit leidt namelijk tot een vergrijzing van de kennis. Jongere mensen hebben meer kennis te bieden aan de samenleving. In de IT-sector zijn veel meer jongeren, veel meer dan in bijvoorbeeld de bankensector. Vergrijzing zorgt voor schaarste. Het is moeilijk om hoog gekwalificeerde mensen te vinden. De kennisinfrastructuur inzake telecommunicatie is redelijk gedekt. De bredere onderwerpen zijn niet geheel gedekt, omdat zij niet in het hart van het V&W-terrein liggen. Ook de nieuwere onderwerpen zijn niet goed onderzocht, maar dit zit ook in het nieuwe en in de aard van de ontwikkelingen. Je moet er als V&W voor zorgen dat je zelf de kernkennis in huis hebt en dat je een netwerk hebt waar alle disciplines in vertegenwoordigd zijn. Je moet kennis hebben van studies en allerlei organisaties buiten V&W, zoals TNO, STB, buitenlandse instellingen zoals die in Montpellier, hoogleraren, industriëlen en soms consultants, onderwerpen laten uitdiepen. Om de goede vragen te kunnen stellen en antwoorden te kunnen beoordelen moet V&W echter wel zelf kennis hebben. Ik denk aan een capaciteit van tussen de 2 en 5 manjaren om deze vragen op een zinnige manier aan te kunnen.
10.3.5
10.4.7 telecommunicatie
Stel dat de hele wereld even mobiel wordt als wij: dat kan niet! Afbuigen van zo'n ontwikkeling is nodig. Onder welke condities kunnen virtuele en fysieke mobiliteit eikaars substituut zijn?
10.4.8
Je moet als overheid mensen in dienst nemen die de ontwikkelingen in de industrie kunnen volgen. Via de openbare literatuur kun je die ontwikkelingen vinden, geheime dingen kom je echter zo niet te weten. Je loopt als overheid dus nooit voor, maar je moet het algemene niveau bijhouden. Dat is nodig om te kunnen ingrijpen en ontwikkelingen te kunnen voorzien. Bestaande stoffen zijn gereguleerd. Voor nieuwe stoffen (vanaf ca. 1980) ligt dat anders. Dat vraagt om nieuwe tests. Het dilemma is dat je niet méér kunt meten dan je nu meet.
10.5.12
Ik twijfel aan de waarde van het gezegde 'Nederland Distributieland': autootjes rondleiden vind ik een beetje minderwaardig werk. Het is riskant dat Schiphol en de Rotterdamse Haven speerpunt blijven. Deze gebieden kunnen niet blijven groeien. Mijn motto luidt 'Nederland Kennisland'! Ik verwacht dat hightech zaken als dijkenbouw en waterkering een geduchte concurrent gaan worden voor de distributieproblemen. Dit hoogwaardige werk komt eraan, het wordt kabinetsbeleid en de BV Nederland moet zich internationaal meer profileren met de aanwezigheid van Philips, Shell, de universiteiten, WL, TNO, en dergelijke in Nederland. De ontwikkeling is dat we naar een steeds kennisintensievere maatschappij toegaan. Kennis wordt in discussies steeds meer als wapen gebruikt. Je hebt als wapens alleen tegenargumenten, en je kent de manipulaties van een ander, als je voldoende kennis hebt. Bovendien kent iemand die zelf met iets bezig is, zijn eigen zwakke punten beter.
10.6.36 Nederland Kennisland
10.6.37 noodzaak kennis
Wat heb je bij RWS nodig? Dat is afhankelijk van het ambitieniveau. Als dat hoog is, dan heb je ook een bepaald kennisniveau nodig.
noodzaak kei
Belangrijk is de vraag van de tijdshorizon. De belangrijkste ontbrekende kennis is het
10.6.39
196
10.6.38
Supplement beeld hoe de wereld er over pakweg 30 jaren uit ziet. Je moet 'schouwen' hoe het er over dertig jaar aan toe gaat. Dat is een vreselijk moeilijke opgave, maar wel cruciaal. Je moet het goede scenario kennen om de goede vragen op het terrein van kennis te kunnen stellen. 10.6.40
Ik denk aan de volgende kennis(vragen): - inzicht in ontwikkelingen en mogelijkheden om de mobiliteitsvraag te sturen - effecten van marktwerking - effecten van decentralisatie: enerzijds bedoeld om o.a. ruimtelijke ordening en vervoersbeleid op regionaal niveau beter op elkaar af te stemmen, maar anderzijds de vraag wat de mogelijke risico's zijn t.a.v. financiering, samenhang in de netwerken, etc.
10.6.41
Ik denk, dat we op Europees niveau nog lang jaarlijks 3% willen groeien. Dat betekent bijvoorbeeld voor verkeer en vervoer ook een vergelijkbaar of hoger groeipercentage. Het zou echter lucht geven als die groei juist minder zou worden. Wat betekent nu reductie van economische groei in termen van inkomensverhoudingen, welvaart, welzijn, etc. Is er ook een economie te ontwikkelen, die met minder groei toch 'gezond' is?
10.6.42
Ik zie internationalisering als ontwikkeling, denk aan één Europa, aan de fusiegolf in het bedrijfsleven.
11.1.18
We weten weinig van implementatie. Waarom lukt iets toch niet, wat technisch wel mogelijk zou moeten zijn?
11.2.7 juridische kennis
De V&W-kernterreinen als waterbeleid, milieu, telecommunicatie, verkeer en vervoer, luchtvaart, moeten zich meer gaan bezighouden met de daaraan gebonden juridische zaken (schade- en contractenrecht etc). Kerncompetenties op juridisch vlak, privaatrecht en bestuursrecht, spelen ook internationaal sterk, met name privaatrecht. Dat hebben we heel beperkt in huis en in elk geval zeer versnipperd. Dit is afhankelijk van toevallige vragen en de belangstelling van mensen. Die kennis krijg je ook niet meer, je krijgt adviezen, niet de kennis waar die op gebaseerd is. We hebben de mensen ook niet die zich dat eigen kunnen maken. Op het terrein van onteigeningen hebben we wel kennis, maar gebonden aan projecten, en ook wel kennis over luchtvaart, en een beetje mededingingsrecht.
11.2.8
Opgemerkt wordt (zie citaat 11.2.3, blz. 147 bloemlezing) dat er een gebrek is aan kennis op juridisch terrein. Gezien het aantal bestuurlijk-juridische medewerkers bij V&W, ongeveer 300, komt dit wat merkwaardig over. Welke juridische kennis ontbreekt dan, welke onderwerpen?
11.2.9
Bij CDJZ wordt gewerkt aan het opbouwen van een nieuwe organisatie. Een van de doelstellingen daarbij is het versterken van kennismanagement en kennisuitwisseling. Daarbij is de gedacht van een specialistische dienst aan de orde geweest. Bezwaar daarvan is dat je de kennisontwikkeling te veel isoleert. We zitten nu na te denken over mogelijkheden om in de organisatiestructuur voorzieningen te treffen die kennisontwikkeling en kennisuitwisseling stimuleren. Daar zou ook in het kader van het project kennismanagement bij RWS/V&W aandacht kunnen worden besteed.
197
Supplement Ook de contractenkennis is van belang. Zie het blad RSO (?) van RWS.
11.2.10
Ik heb de indruk dat V&W aan de natte kant van het milieu de maatschappelijke impulsen behoorlijk in de vingers heeft. Aan de droge kant, verkeer en vervoer, is het milieu veel minder bediend. Bijvoorbeeld bodemverontreiniging wordt aan de natte kant al aangepakt, terwijl ik aan de verkeerskant niet zie dat daar iets aan gedaan wordt of dat daar zelfs maar over gedacht wordt.
11.3.6 nat versus droog
Er is, meer dan in het verleden, bereidheid om mee te laten denken, maar dan wel vanuit wat men bij V&W belangrijk vindt.
11.3.7
We moeten ook meer nadenken over andere bestuursvormen. Meer in algemene zin zit het grote probleem niet in (ontbrekende) technologische kennis, maar o.a. in bestuurlijke hokjesgeest. Technologische kennis is er wel en als we gezamenlijk iets echt willen, komt het er wel (bijv. deltawerken, ruimtevaart). Dat gaat overigens niet vanzelf: de overheid zal daaraan wel leiding en sturing dienen te geven. Belangrijk is steeds het bepalen van het doel. Dit spoort ook met de eerdere opmerking over het kennen van het LT-beeld, waarbinnen de korte(re) termijnmaatregelen, initiatieven, etc. een plaats dienen te krijgen. We moeten Nederland gaan zien als een groot deelsysteem binnen het systeem Europa en ons daarop richten.
11.3.8
Meer capaciteit en deskundigheid met verankering op topniveau bij V&W zou een goede zaak zijn. Omdat zaken voor gehandicapten op diverse terreinen spelen. Anders houdt je niet automatisch rekening met gehandicapten, terwijl dit wel de bedoeling is. Dit moet in het beleid doorgevoerd worden. En je hebt kennis nodig om keuzen te kunnen maken in je beleid. Het is ook goed om voor de geheugenfunctie blijvende aandacht te hebben. Wat was ook weer afgesproken, en waarom? Bereidheid om innovaties in te passen in je beleid mag best nog wat meer. Daar is nog een inhaalslag nodig.
11.5.16 gehandicapten m het verkeer
De behoefte tot gedragsbeïnvloeding wordt groter. Kennis hiervan is er wel, maar is onvoldoende beschikbaar, en onvoldoende bruikbaar voor beleidsdoeleinden. Er is niet genoeg grip op de belangrijke gedragsprocessen. Maatregelen dragen daardoor vaak niet bij aan de beleidsdoelen.
11.5.17
Het waarom van mobiliteit: is een andere culturele inbedding van mobiliteit denkbaar?
11.5.18
Wat vinden reizigers belangrijk: gaat het echt alleen over adequaat vervoer of ook om andere zaken, zoals we zien in de ontwikkelingen in stations(omgevingen), waar in toenemende mate allerlei diensten en voorzieningen worden aangeboden. V&W acht dit een taak van de vervoersbedrijven. V&W geeft echter de concessies uit en dient hier dus kennis over in huis te hebben, hetgeen thans ontbreekt.
11.5.19 kennis over 'reizigerswensen'
Wat zijn de voorkeuren van mensen, hoe percipiëren zij hun fysieke omgeving, hoe kunnen ze dat uitdrukken/communiceren? Is dat te verbinden met beleid?
11.5.20
Wat zijn mogelijke maatschappelijke arrangementen voor de optimalisering van het vervoer?
11.5.21
198
Supplement 11.6.5
Het werk op het beleidsterrein van telecommunicatie en post is hectisch en dynamisch.
11.6.6
Momenteel is een geweldige verbreding van de telecommunicatie waar te nemen. Daarom wil iedereen er zich mee bemoeien. Iedereen heeft een visie over telecommunicatie. Wij hebben met veel partijen te maken.
11.9.12
In planning moeten ook de mensen voorkomen. De bureaucratie stelt de procedure vaak boven de mens. Geef mensen liever de ruimte om expert te zijn in plaats van daar angst voor te hebben. Kijk naar Human Resources, zie de mens als asset. Naast kennis zijn de houding en de vaardigheden van mensen belangrijk. Kennis is bagage, maar vaardigheden bepalen hoe die gebruikt wordt. Houding en karakter bepalen hoe het onder druk c.q. in moeilijke omstandigheden werkt. In tegenstelling tot wat er in Nederland vaak gebeurt, kun je karakter ook als een neutraal gegeven beschouwen in plaats van als bedreigend. In het werk zou je meer kunnen ondernemen als je minder beoordeeld en afgerekend wordt, dat is namelijk ongezond.
de mens centraal
11.9.13 heldere kaders
11.9.14 kracht van individu
11.9.15
Ik vindt het een goede zaak dat de Regionale Directie meer een V&W-brede rol gaat vervullen en ook taken krijgt die nu bij de Rijksluchtvaartdienst zitten. Als je dat verder vorm weet te geven kun je een wezenlijke rol vervullen als bestuursdienst. Valkuil daarbij, in het open planproces bijvoorbeeld, is naïef omgevingsgedrag. Niet of voorzichtig benoemen van kaders waarbinnen het open planproces plaatsvindt, maakt je positie lastig. Je hebt geen heldere uitgangspositie. Er komt veel informatie op je af vanuit belangengroepen en lagere overheden. Je moet voorkomen dat je in een laat stadium 'nee' moet gaan verkopen aan belangengroepen en lagere overheden. Dat er een beeld ontstaat dat elk alternatief uitgewerkt kan worden. Je moet duidelijk in dat proces keuzes maken. Helderheid bieden over de kaders. Anders leidt dat tot onbetrouwbaarheid van de rijksoverheid. Toepassing van open planprocessen vraagt om verdere uitwerking. Ik zie een ontwikkeling waarin de kracht van het individu weer meer wordt herkend. Neem bijvoorbeeld een studie van STT: er is een ontwikkeling dat Nederlandse huizen steeds zwaarder worden. Meer beton en meer ijzer. Moet dat wel? Kan dat niet anders, zodat je lichte en sterke constructies krijgt die flexibeler zijn, en daardoor duurzamer, want gemakkelijker aan te passen aan veranderende woonsituaties. Een huis van karton is duurzamer dan een huis van beton. Dat kun je opschrijven, maar je hebt iemand nodig die daaraan gaat trekken. Het idee van 'met zijn allen krijgen we het voor elkaar' daar geloof ik niet in. Ik geloof veel meer in individuen die als vaandeldrager van een project iets voor elkaar krijgen. Voor innovatieprojecten heb je iemand nodig die daarvoor gaat. Dat betekent iets voor het onderwijs. Onderwijs moet breed opleiden en individualiteit stimuleren. University College in Utrecht is een goed voorbeeld. Massaindividualiteit, herkenning van de kracht van het individu, dat zie ik als een ontwikkeling. Er moet een soort Center (EZ) komen dat een link legt tussen het bedrijfsleven en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit instituut moet weten wat er leeft en wat de beleidsbepalers willen. Het moet vraag en aanbod koppelen. Er moet via het open planproces gewerkt worden. Via het open planproces krijg je kennis binnen. Met die kennis moet je wat doen. De lerende organisatie moet vorm gegeven worden.
199
Supplement Hoe werkt dat bij V&W? Als ik een groot bord bij het Prins Clausplein zie staan met: 'de komende xx jaar leggen wij 27 viaducten voor u aan', dan vraag ik me altijd af: 'Wie beslist dat? Gaat de kamer daar over?' V&W regeert de infrastructuur op een 'betonmanier'. En als er straks geen beton meer nodig is, dan wordt het wel 'openbaar vervoerbe-
11.9.16
ton. V&W houdt vaak goed onderbouwde plannen af, die door belangenorganisaties worden aangedragen, met als argument dat het teveel kost, te ver vooruit is, etc. Zo is het concept voor de 'kniel-bus' t.b.v. gemakkelijk instappen van gehandicapten, destijds afgehouden, en nu is er wel een vergelijkbaar systeem. Terwijl het maar om 5 miljoen aan ontwikkelingsgeld ging. De overheid zou blij moeten zijn met een goedkoop alternatief om dit soort zaken onafhankelijk te laten uitzoeken. Op basis van inzicht daaruit kun je beter beleid uitstippelen. Dan hoor je het verweer dat dan alle groepen wel kunnen komen. Actueel voorbeeld is een aanvraag voor onderzoek naar onveilige situaties in het verkeer voor visueel gehandicapten: de aanvraag voor subsidie bleef maar in de laden liggen bij V&W. Na 5 maanden kwam er een brief terug dat grote onderzoeksinstellingen vast wel iets op de plank hebben liggen, of iets hebben lopen. Wat dan nauwelijks zo blijkt te zijn. Dat schrijf je dan terug, en dan wacht je maar weer af. Zelf kun je dat onderzoek niet betalen en het is mede een verantwoordelijkheid van de overheid om dat een keer in beeld te brengen. Je wilt ook commitment van de overheid.
11.9.17
Wat betekent klagen? Klaag je om respons te krijgen, om het verder te kunnen vertellen of om iets te verbeteren?
11.9.18
We hebben meer procesdeskundigen nodig. De kennis zit in de organisatie en die moet je bundelen. Je hebt proceskennis nodig over kosten en baten. Ook moet je weten welk proces nodig is om informatie uit de organisatie te halen. Je moet de goede mensen bij elkaar zetten.
11.10.8 proceskennis
Er is behoefte aan meer kennis over besluitvormingsprocessen: wat speelt er mee?
11.10.9
In algemene zin zouden er een aantal zaken moeten verbeteren. RWS heeft veel kennis op technisch inhoudelijk gebied. Dit moet worden aangevuld met kennis over de organisatie van gebiedsgerichte processen en kennis gericht op het water- en andere terreinen. RWS moet niet vasthouden aan eigen modellen.
11.10.10
Kennis past zich aan de omstandigheden aan, komt vanzelf. Er is bij RWS een mentaliteitsverandering nodig. Ze hebben een sterk normbesef, zijn technisch kundig, maar kijken niet om zich heen. Grote projecten zijn verstikkend geweest. Ze zijn als een stoomwals die zich door het landschap begeeft. Men kijkt niet of er andere oplossingen mogelijk zijn, dat doen andere instituten wel.
11.11.9 andere mentaliteit nodig
Meer denken in gemeenschappelijkheid is nodig. Je hebt met elkaar een probleem dat je gezamenlijk wilt oplossen. Dat is nodig voor het oplossen van verkeers- en vervoerproblemen. Je ziet nu teveel een wij-zij denken en een denken in meerdere bestuurslagen. Je zou meer openheid moeten geven aan instrumenten die sporen met een benadering vanuit gezamenlijkheid en zoeken naar samenwerkingspatronen in plaats van denken in structuurverandering, productgericht samenwerken. Dat gebeurt al meer, bijvoorbeeld
200
11.11.10 denken in gemeenschappelijkheid
Supplement in de actie 'Houd de Noordelijke Randstad Bereikbaar' en rond het Noordzeekanaal. De rijksoverheid moet daar niet eenzijdig doorheen gaan fietsen. Dat vraagt om een dynamisch instrumentarium voor het realiseren van gemaakte afspraken. Er ligt nog een groot terrein braak hoe je die samenwerking kunt verankeren in financieel en besluitvormingsopzicht. Snelheid van oplossingen is gewenst, want het is vijf voor twaalf wat betreft de congestieproblematiek. Vanuit de regisseursrol zoek je naar goede samenwerkingsvormen en een instrumentarium (open plan proces, Publiek Private Samenwerking PPS, etc). De beperkte financiële middelen moet je op een efficiënte manier inzetten. We zijn nu qua kennis niet goed toegerust om die zoektocht goed af te maken. We hebben nog weinig notie van wat er zou kunnen met PPS bijvoorbeeld. We weten nog niet goed welke rol we nu willen spelen en welke instrumenten daarbij horen. Dat is lastig. Daar moet nog een breder debat over ontstaan. 11.11.11 intelligenter oplossingen
11.11.12 kennis netwerk benadering
11.11.13
De volgende ontwikkelingen lijken me voor het V&W-kennisbeleid relevant. De samenleving is ingewikkelder geworden en dat geldt ook voor de besluitvorming. De burgers zijn mondiger geworden, de belangentegenstellingen zijn vaak scherper en dit alles op een beperkt aantal vierkante kilometers. Voor de kennisbehoefte op V&W-terrein betekenen deze ontwikkelingen dat er meer kennis en ervaring nodig zal zijn over besluitvorming, scenario's, maatschappelijke processen, e.d. op allerlei niveaus. In de consensussamenleving moet 'kennis' daar tussen nu en 2010 zijn weg in vinden. Dit is nodig om oorspronkelijke oplossingen aan te kunnen bieden. De tijd van het simpelweg bijbouwen van een extra rijstrook is voorbij. Er is een intelligenter soort oplossingen nodig. Er moet een verband worden gelegd tussen enerzijds ontwikkelingen die de verkeers- en vervoersvraag en andere maatschappelijke ontwikkelingen bepalen en anderzijds het prijsvraagstuk waaronder het internaliseren van de kosten voor veiligheid en milieu. Wat betekent dat voor de politieke besluitvorming? De gemeente Rotterdam bijvoorbeeld gaat thuiswerken stimuleren, vermoedelijk om de verplaatsingen te reduceren. Dat zijn belangwekkende zaken, die naar de wortel gaan. Ook voor oplossingen als meervoudig ruimtegebruik is kennis nodig: mag je aan een snelweg in een tunnel andere eisen stellen dan bovengronds? Inhoudelijk zijn er bij de Regionale Directie, met dienstkringen die uitvoerend werk doen, meer en meer regio overstijgende vraagstukken op verkeer en vervoer gebied. Wat in regio A gebeurt heeft consequenties voor regio B. Je moet meer naar een netwerkbenadering dan de klassieke dienstkringbenadering, want de dienstkringbenadering is gericht op het lokaal oplossen van problemen. Hoe zit een tracé in elkaar, wat zijn de verkeersstromen en hoe kun je die beïnvloeden zodat je geen congestie krijgt? Hier is een netwerkbenadering nodig, en die vraagt een andere uitvoeringsorganisatie. Daar wordt wel naar gekeken, maar daar is nog een hele slag nodig. Denk aan dynamisch verkeersmanagement. Je moet toe naar een totale tracébenadering en benutting daarvan. Je redt het niet om dat vanuit de traditionele organisatie te doen. Je moet je organisatie inrichten voor zo'n netwerkbenadering, zodat je aandacht kunt besteden aan de centrale regie van de benutting van een tracé. Juist de uitwisseling met organisaties buiten V&W levert nieuwe ideeën op. Tap de creativiteit af en ontwikkel nieuwe ideeën. Je moet niet al je onderzoek zelf uitvoeren. Je moet weten wat er buiten gebeurt en waar behoefte aan is.
201
Supplement Veranderingen op vervoersgebied zijn zeer snel gegaan. Vroeger was de aanleg van infrastructuur vanzelfsprekend, nu niet meer: Het gaat niet alleen om de 'hoe-vraag' maar ook om de 'of-vraag'. A W is van oorsprong een adviesdienst van V&W die alles wist en weet over de antwoorden op de 'Hoe vragen'. 'Of vragen' waren vroeger niet aan de orde bij AW.
11.11.14
RWS zou meer dan nu betrokken moeten zijn bij Decision Support Systemen. VROM laat dit een beetje afweten, dus er liggen kansen voor RWS.
11.12.5
Belangrijke kennislacunes betreffen o.a. het (niet) kunnen omgaan met onzekerheden. Als je naar het SW-2 kijkt, constateer ik, dat geen rekening is gehouden met onzekerheden ('politici willen zekerheden'). Het is echter juist belangrijk om alternatieve opties te verkennen, die vervolgens ook aan het parlement kunnen worden voorgelegd. Zowel beleidsmakers als onderzoekers/adviseurs dienen hierin (verder) opgeleid te worden. Flexibilisering is van grote invloed en wel in alle soorten: in de zin van arbeidscontracten, relaties tussen werkgevers en werknemers, het gebruik van infrastructuur, in de zin van werk- en leeftijden en consumentenpatronen. Deze tendensen betekenen dat een meer flexibele rol van de overheid vereist is. Kennis hiervan is van belang. Dit kan door middel van stages of uitwisselingen met het bedrijfsleven. Al is het maar voor een week: houding, hoe werk je, algemene zaken. Niet alleen praten, maar ook handelen. En je beperken tot de zaken waar je verantwoordelijk voor bent. Dit moet je ook helder maken. Een debat over ruimtelijke ordening is nodig, naar aanleiding van het recente rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid WRR. Debat over de verdeling van nationaal, regionaal en lokaal niveau moet verder vorm krijgen. Als dat debat niet plaatsvindt kom je niet verder. Je hebt bestuurlijk-politieke uitspraken nodig op dit terrein. Anders blijft het bij aanpassing van een tracéwet. Bij het projectmanagement op megaprojecten wordt ook veel geleerd. Dat moet je bij elkaar brengen. Op basis van het kader dat vanuit het rijk wordt gehanteerd op het gebied van verkeer en vervoer, het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport MIT, maak je bestuurlijke afspraken. Dan blijken op rijksniveau dingen te verschuiven in het MIT, met als gevolg dat je als Regionale Directie wordt gezien als een onbetrouwbare partner. Je moet goed vorm geven aan de bestuurlijke rol. Het MIT is daar niet het goede instrument voor. Wil je de regionale directie een behoorlijke positie geven, dan moet je recht doen aan het bestuurlijke krachtenveld. Het instrumentarium moet je daarop als smeerolie afstemmen. Het MIT vervult nog de dirigentenrol. Nieuwe rol met oude instrumenten werkt niet. In SW-III verband zou je daar aandacht aan moeten besteden. De functie van de Regionale Directies van RWS is als gevolg van maatschappelijke veranderingen aan het veranderen, met name richting een meer bestuurlijke rol. Van daaruit heb je meer contacten met provinciale en gemeentelijke overheden. Nadenken over de inhoud van die bestuurlijke rol is nodig. Het wensbeeld van de 'regisseur' leeft, maar als het spannend wordt zie je een terugval in de klassieke rol van dirigent. Dat levert spanning op, ook extern. Hoe komt dat?
202
decision support systemen 11.12.6 omgaan met onzekerheden
11.13.24 flexibilisering in brede zin
11.13.25 kennis van bedrijfsleven
11.13.26 debat nodig
11.13.27 dirigent?
11.13.28 ofregisseur?
Supplement 11.13.29
Bij een reorganisatie van de ministeries zou het niet onlogisch zijn LNV bij economische zaken te voegen en een apart ministerie voor Ruimte en Infrastructuur te hebben. V&W in stand houden is misschien wel te verantwoorden, maar dat is een drijfveer die maatschappelijk veel kwaad doet. Waarom bestaat LNV nog? Hoeveel mensen werken er in die sector? Dat zou toch gewoon bij Economische Zaken kunnen.
11.13.30
Het Rijk moet een grotere rol spelen in veiligheid want dat kost veel geld en de regionale directies hebben daar onvoldoende geld voor.
11.13.31
Is er een theorie over de rollen van de overheid, zoals de rol van toezichthouder. Waarom is er wel een OPTA voor telecommunicatie, maar bestaat er voor het vervoer niet zoiets?
11.13.32
Het is (aanvullend op citaat 11.13.16) belangrijk onderscheid te maken tussen 'ambtelijke' en 'politieke' verantwoordelijkheid. De ambtelijke verantwoordelijkheid is een professionele geworden, die dus ook door het bestuur serieus genomen moet worden. De ervaringsdeskundigheid bij de departementen moet in dit verband meer gezien worden in verband met de wetenschappelijke academische deskundigheid en meer gescheiden van de politieke verantwoordelijkheid.
11.13.33
In het citaat 11.13.17 moet waar sprake is van een 'indiase deken' in plaats daarvan 'indiaanse deken' gelezen worden.
12.1.58 afstemming met private sector
12.1.59 Uren van eerder beleid
De verhouding tussen TLN en V&W is goed en moet zo blijven. V&W moet investeren in menskracht en het leggen van contacten met de branche! De TLN wil graag meer samenwerking! Even informeel overleg plegen of iets afstemmen is niet 'des overheids', dat moet veranderen. Alleen al de kennisoverdracht die dan plaats vindt is het waard. V&W moet lessen uit het SW-II trekken. De kracht van het SW-II was het brede front, maar het was te ambitieus, V&W liep meteen achter. Dit is zich tegen V&W gaan keren. Men moet minder initiatieven nemen, maar de belangrijke er wel uit pakken en die goed doen.
12.1.60
De gemeenten willen een zelfde beleid voor alle vrachtvervoerders. Je kunt ons - de food sector - echter niet vergelijken met de non food sector bijv. een Blokker, die veel minder volume vervoert dan wij!
12.1.61
En hoe kijken al die ministeries (en al die onderdelen van ministeries) aan tegen de rol van de provincie? Allemaal verschillend!
12.1.62
Ik heb de indruk dat de gemeenten het personenvervoer meer tegemoetkomen, terwijl het levensmiddelenvervoer van grotere betekenis is, want daar gaat het toch om een eerste levensbehoefte.
12.1.63
Ik stel dat (tot 1994, daarna zijn er veranderingen te bespeuren) voor alle departementen geldt dat elke vorm van kennis wordt overgedragen langs bureaucratische weg. Bij iedere laag zijn er weer eigen belangen die meespelen. Zo worden dragers van wetenschappelijke kennis verkeerd en meestal te vroeg ingezet. De wetenschappelijke kennis
203
Supplement krijgt dan een onevenredig grote dominantie. Kritiek en bijvoorbeeld ervaringskennis is dan niet meer mogelijk naast de wetenschappelijke kennis. Ook de kennis vanuit het bedrijfsleven wordt meestal niet gebruikt. Kleine bedrijfjes vallen buiten de boot tegenover de dikke rapporten van ambtenaren en frisse inzichten krijgen daardoor geen kans meer. Privaat/publieke samenwerking kan de overheid helpen om kennis op te bouwen. Dit gebeurt echter nauwelijks, mogelijk doordat RWS bang is voor het afkalven van de organisatie en/of wettelijke belemmeringen. Ook bespeur ik grote angst bij de overheid om inventief met de Europese aanbestedingsregels om te gaan
12.1.64
Volgens mij bestaat er een overlap van allerlei diensten met V&W waar het zelfde gedaan wordt, zonder dat het bekend is. V&W draagt dat niet uit, zoekt geen samenwerking. Wij hebben de indruk dat subsidies voor mobiliteitsprojecten, zoals nu de verplaatsing van Friese scheepsbouwwerven buitendijks - i.v.m. de vraag naar bredere schepen - rechtstreeks uit Brussel gehaald moeten worden, in plaats van in Den Haag. ING heeft te weinig kennis van de Kennis die er zit bij V&W in Den Haag. Waarom werkt de overheid niet meer samen met ons, PTT was toch vroeger ook overheidsbedrijf en is nu geprivatiseerd. Het is echter vaak overheid TEGEN bedrijfsleven, al moet ik zeggen dat V&W zich nog het meest coöperatief opstelt van alle ministeries. Bel ons eens, overheid, en vertel waar je mee bezig bent, neem eens initiatief en stuur eens een rapport over de scheepsbouw in Friesland, zodat we kunnen samenwerken in plaats van te wachten op bedrijfsleven. Neem een voorbeeld aan Economische Zaken (EZ). EZ exploiteert bedrijven als de Staatsloterij en het Nederlands casinobedrijf, allebei 100% overheid, gefinancierd door de ING: een samenwerking die heeft geleid tot prima bedrijven. Laat V&W eens een BV'tje opzetten over bijvoorbeeld mobiliteit. Een ander voorstel: schrijf als V&W eens jaarlijks een beleidsnota met 10 punten over overheid en bedrijfsleven. Ik heb van marktwerking bij V&W niets gemerkt, ook niet de laatste jaren sinds Jorritsma minister is, er wordt veel beleden met de mond, maar...
12.1.65
Wat is infrastructuur, waar begint het en waar houdt het op? Er is binnen V&W vast geen sprake van een infrastructuur-begrip. Er zijn wel ideeën over, zoals collectiviteit/beschikbaarheid e.d. Het zit achter iets, maar wat zit er dan vóór?
12.1.66
Het is nodig dat er op hoofdlijnen een visie komt op de economische groei en op het verkeer- en vervoersysteem. Er moet een koers worden uitgezet voor de financiering daarvan, bijvoorbeeld Nederland in 2030, in welke richting aan de diverse ontwikkelingen wordt gewerkt, anders is het doelloos. Je kunt dit vergelijken met het project SW-II, toen dit afgerond was, bleef het verder stil. Als politiek op hoofdlijnen niet gekozen wordt blijft het beleid en dus ook de kennis zoekende. Neem de financiering als voorbeeld: waarom financieren we 'Schiphol in zee' niet uit de grondopbrengst van het oude Schiphol?
204
12.1.67 kennis volgt politiek
Lijst geïnterviewden en respondenten, supplement Democraten '66 Wetenschappelijk bureau drs. Chr. W. de Vries Europese Commissie, DG XIII dhr. R.F. de Bruine Europese Commissie, Kabinet Commissaris Kinnock dhr. G.J. Koopman Europese Commissie, DG VII dhr. W. Blonk Hoofdkantoor van de Waterstaat, Juridische zaken dhr. A.J. van den Hurk Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Goederenvervoer ir. J. Flipse Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Goederenvervoer drs. F. Heuer Ministerie van Verkeer en Waterstaat Centrale Directie Juridische Zaken CDJZ mr. H.P. Heida Raad voor Milieu en Natuur Onderzoek RMNO prof. dr. J. in't Veld RIVM prof. ir. N.D. van Egmond en drs. G.P. van Wee RWS Directie Noord Holland mr. drs. R.J. Hoek RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer A W ir. R. Filarski Stichting Toekomstbeeld der Techniek drs. F.G.J. van de Linde Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV ir. F.C.M. Wegman
m i
.1
Adviesraad voor Wetenschaps-en Technologiebeleid AWT dr. A. Van Heeringen Ballast Nedam Engineering B. V. Prof. ir. H, van Tongeren Boskalis ing. K.G. van Nes Cap Getnini dhr. C. Breed Centrum voor Transporttechnologie CTT ir. H. Van Baaren Democraten 66, Wetenschappelijk bureau drs. Chr. W. de Vries DTO, project Duurzame Technologie Ontwikkeling prof.dr.ir. J.L.A. Jansen EAWAG, Swiss Federal Institutefor Environment dhr. W. Wagner ESTEC Dr.W.Ockels Fietsersbond ENFB dhr. T. Godefrooij FUGRO Ingenieursbureau B.V. ir. L. de Quelerij Gemeente Rotterdam directeur Gemeentewerken dhr. ir, C. de Wijs Grondmechanica Delft ing. J.J. Wentink Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, Juridische Zaken mr. H.P. Heida Hoofdkantoor Rijkswaterstaat, Waterbeleid ir. G. Verwolf ING Groep N.V. mr.drs. E.D. Drok Internet Society Nederland, ISOC NL. Dhr. D. Blom (President) KNMI dr. H.M. Fijnaut Koninklijke AHOLD N. V. ing. R.J.L.M. Nicolaas Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB ir. P.H.R. Langeweg KPN Research de heer J. Wage Ministerie LNV dir. Wetenschap en Kennisoverdracht dr.ir. C.L.J. v.d. Meer/ drs. F. Fennema
Ministerie van OC&W Directie Wetenschapsbeleid dr. J. Marks/drs. RA. Eybergen Ministerie van Verkeer en Waterstaat Hoofddirectie Telecommunicatie en Post dr. A.G.M. Driedonks Ministerie van Verkeer en Waterstaat, DPO drs. J.M.B. Ploegmakers/T. Knoester Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Personenvervoer drs. HJ. Schartman Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat Generaal Personenvervoer drs. S. Riedstra Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Goederenvervoer drs. G.A. Dubbeld Ministerie van Verkeer en Waterstaat drs. J. Schuring bureau Questa Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rijksluchtvaartdienst dhr. J. De Wit Ministerie van Verkeer en Waterstaat, FEZ drs. H. Jesse Ministerie van Verkeer en Waterstaat, HDTP ir. M.S. Nasrullah Ministerie van VROM, RPD ir. R. Kuiper Natuur en Techniek, redactie dhr. G. Hendrickx Nijenrode Management Research Centre prof. Dr. E.J. Bomhoff mr. Drs. P.A. de Hoog NRC handelsblad drs. D. Van Eijk (redactie) NWO drs. W. Hutter Projectbureau IWS drs. J.F. Pommer Rabobank Nederland ir.drs. H.N.J. Smit Randstad Diensten Groep B. V. dr. J.H.F. Junggeburt Rijksdienst voor het Wegverkeer RDW drs. J. Hakkenberg Rijksinstituut voor Kust en Zee RIKZ dr. M. Knoester
V
RIVM Dr. J. de Bruijn RWS Bouwdienst ir. J. Jongedijk RWS Directie Noordzee dr. T.C. van Brummelen RWS Directie Oost-Nederland ir. H.T.C, van Stokkom RWS Directie Zuid-Holland Dienstkring Haringvliet ing. N.J. Bootsma RWS Meetkundige Dienst ir. G.W. van Willigen
RWSRIZA dr. S. Marca Schrap RWS Bouwdienst Zoetermeer ir. P.D. Boersma RWS Meetkundige Dienst dr. F.J.J. Brouwer
RWSRIZA ir. P.B.M. Stortelder
RWSRIZA dr.W.P.Cofïno RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer dr. H.J. van Zuijlen RWS Bouwdienst ir. G.C. Avontuur RWS Dienst Weg-en Waterbouwkunde DWW ir.J.A.W.deWit RWS Directie IJsselmeergebied mr. C. Plug RWS Meetkundige Dienst Advies Informatica Infrastructuur IBI/UVA dr.W.G.Vree Shell Nederland B.V. dr. E.A. Breunesse Stadsgewest Haaglanden Ir. R.A.H.M. Sangen Projectleider Verkeer en Vervoer Stichting CUR prof.ir. J. Stuip Stichting Greenpeace Nederland dhr. ƒ. Landman Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium NLR ir. J.T.M, van Doorn Stichting Samenwerkende Belangenorganisatie van Blinden en Slechtzienden SBBS dhr. G. Cornelissen
V
Stichting Toekomstbeeld der Techniek drs. F.J.G. van de Linde Technische Universiteit Delft prof.dr. H.W. Lintsen Technische Universiteit Delft afd. Waterbouwkunde Prof.ir, K. d'Angremond Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde prof.ir. C.J.M. Weeber Technische Universiteit Delft Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Subfaculteit Geodesie prof.dr.ir. G. Vosselman Technische Universiteit Delft prof.dr.ir. J. Blaauwendraad Technische Universiteit Delft Prof.dr.ir. P. Bovy Technische Universiteit Delft/Vb'-Amsterdam Prof. ing. W.C.L. Zegveld Technologiestichting STW dr. C. Le Pair TNO- Wegtransport ir. drs. P.D. v.d. Koogh/J.P.M. Driever Trafftc Test drs. LH. Veling UN-ESCAP, Transport, Communications and Tourism Division dr. M. Rahmatullah Unie van Waterschappen ir. J.J. de Graeff (dijkgraaf Schieland) Universiteit Utrecht, RITOX Prof.dr. W. Seinen Verenigd Streekvervoer Nederland VSN/ Union Internationale des Transports Publiques UITP drs.J.W.Rat Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers, P.P. Griffioen, president Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer drs. R. Schoonveld, voorzitter Vereniging Transport en Logistiek Nederland TLN mr. F.J.D. Wiegerink/ing. H.A. Ohm Vereniging van Waterbouwers in Bagger-Kust en Oeverwerken VBKO ir. H.J.M. Bijnsdorp Voetgangersvereniging drs. R. Methorst
V
Vrije Universiteit Amsterdam Instituut voor Milieuvraagstukken prof.dr.ir. P. Vellinga Waterloopkundig Laboratorium dr.ir. G.S. Rodenhuis R. Thiemann
Waterpakt ir. J. de Wit Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid prof.dr. W. Derksen Worldcom dhr. E. Nooder Zorgonderzoek Nederland mr. R.W. Schaafsma
Deze bloemlezing is gemaakt onder verantwoordelijkheid van Joost de Jong, Directeur Kennis. Het betreft een tussenproduct in het Project Kennisbeleid V&W. De bloemlezing bestaat uit citaten. Degenen die zijn geïnterviewd, hebben hun welwillende toestemming verleend om de uitspraken op te tekenen. Tekstredactie, vormgeving en productie In Essenza, Wassenaar Advisering Leo Klinkers, Klinkers Public Policy Consultants Erik Spaink, Adviesunit Resultaatgericht Beleid V&W Uitvoerend projectteam Robert Braam, Directie Kennis Bert van der Padt, Directie Kennis Henk Dirkx, Directie Kennis Annet Klijn, Directie Strategie & Coördinatie Gert van Willigen, Meetkundige Dienst Marca Schrap, RIZA Han van de Loop, Adviesdienst Verkeer en Vervoer Pieter Boersma, Bouwdienst Erik Spaink, Adviesunit Resultaatgericht Beleid Klankbordgroep Directie Kennis Jaap Poot, Programma management Herman ten Brinke, I&A beleid John van Gent, Buitenland René Vrugt, Innovatie & kennismanagement Pieter de Wilde, Historische Discipline Projectleiding Robert Braam, Directie Kennis tel: 070 - 351 8778 e-mail:
[email protected] Proj ectsecretariaat Nel den Hollander, Directie Kennis tel: 070 - 351 9457; fax 070 - 351 9344 Hoofdkantoor van de Waterstaat, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, augustus 1998
De ringband en cassette zijn vervaardigd volgens milieurichtlijnen. Het binnenwerk is gedrukt op Erasmus wit 90grs. en Calco 150 grs..