L Kmit1
Artikelen
¥oorstel Wet forensische zorg: wan kwaad tot erger 12 1.
Inleiding "Sommige mensen hebben psychiatrische of ernstige psychische problemen en leveren gevaar op voor anderen. Het betreft mensen die lijden aan schizofrenie of een antisociale persoonlijkheidsstoornis die anderen schade berokkenen of strafbare feiten plegen. Goed omgaan met deze mensen is een moeilijke opgave. Ze maken deel uit van twee werelden, die van de zorg en die van justitie, die zich in praktijk moeizaam tot elkaar verhouden."
Deze samenvatting van de lastige context waarbinnen de forensische zorg opereert, is afkomstig uit het in 2007 verschenen advies 'Straf en zorg: een paar apart' van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)2. De RMO - een adviescollege dat tot taak heeft de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over sociale verhoudingen in Nederland - bespreekt in dit rapport een oplossing in drie stappen waarmee de verhouding tussen justitie en de zorgsector verbeterd kan worden. Nuttig leesvoer voor een kabinet dat zich ten doel heeft gesteld om de forensische zorg beter te laten aansluiten op de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Dit via het inmiddels bij de Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Wet forensische zorg (Wfz).3 Deze wet beoogt alle vormen van geestelijke gezondheidszorg aan verdachten of veroordeelden ten tijde van het strafproces, of daarna, tijdens de ten uitvoerlegging van sancties, op eenzelfde manier binnen de invloedssfeer van de Minister van Veiligheid en Justitie (MvVJ) te brengen. De wetgevingsjuristen die betrokken zijn geweest bij de vormgeving van de Wfz lijken het genoemde RMO-rapport echter niet te hebben gebruikt. In deze bijdrage zal het rapport wel de aandacht krijgen die het verdient, maar vooreerst is het zaak vast te stellen welke problemen voortkomen uit de niet optimaal afgestemde werelden van de geestelijke gezondheidszorg en justitie. Blijkens de toelichting op de Wfz schrijnen vooral de recidivecijfers; psychiatrische patiënten die anderen schade berokkenen, vervallen te vaak in (delict)herhaling. De Wfz beoogt vooral dit recidiveprobleem te verminderen.4 Een ander probleem dat in de toelichting op het wetsvoorstel aandacht krijgt, betreft de moeilijkheid om patiënten op de juiste plek behandeld te krijgen en ze aldaar goede zorg te verlenen.5 Uit de beperkte en versnipperde toelichting hieromtrent, valt helaas niet op te maken of de wet mede tot doel heeft om de zorgverlening aan patiënten te verbeteren, of dat de eventuele zorgverbetering slechts als middel kan worden ingezet voor zover het zal bijdragen aan de beperking van recidive. Wat hiervan ook zij, verondersteld wordt dat met een betere aansluiting tussen het strafrecht en de geestelijke gezondheidszorg, (delict)herhaling voorkomen kan worden.6 1.
"é e, %e*r
Mevr. mr. Inge Kruit is senior stafjurist bij de Rooyse Wissel; de auteur heeft dit artikel op eigen titel geschreven. 2. Straf en zorg: een paar apart. Passende interventies bij delictplegers met psychische en psychiatrische problemen (advies 41), uitgeverij SWP, Amsterdam 2007. 3. Zie voor het (oorspronkelijke) wetsvoorstel: Kamerstukken II2009/10, 32 398, nr. 2. 4. Kamerstukken II2009/10, 32 398, nr. 3, p. 1. 5. Zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2009/10, 32 398, nr. 3, p. 3. 6. Kamerstukken II 2009/10, 32 398, nr. 3, p. 5. In deze toelichting worden de gestelde verbeteringen vooral gedragen door de oorspronkelijk bedoelde aansluiting tussen de Wfz en het voorstel Wvggz. Dit laatste voorstel heeft echter vanwege grote praktische bezwaren ertegen dermate veel vertraging opgelopen dat de Wfz hiervan is losgekoppeld en dus voorlopig zonder evenknie verder moet.
Sancties
Afl.2-mei2012
69
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
Deze veronderstelling is niet nieuw; het Eerste Kamerlid Van de Beeten zag hierin in 2004 aanleiding voor een motie waarin hij het kabinet opriep de snelle terugval in het gedrag van gedetineerden met psychiatrische problemen of geestelijke handicaps te beperken door een betere afstemming te bewerkstelligen tussen justitie- en zorginstellingen.7 Ook het in 2006 verschenen eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar de TBS bevatte voorstellen om een betere door- of uitstroom van TBS-patiënten te bewerkstelligen opdat recidivedelicten beperkt zouden kunnen worden.8 Het kabinet hield zich niet doof voor deze verzoeken en kwam eind 2008 met een consultatieversie Wfz. Deze conceptversie van het latere wetsvoorstel werd ter becommentariëring voorgelegd aan verschillende instanties, waaronder de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ)9 en verschillende koepelorganisaties van hulpverleners en ggz-instellingen. De kritieken waren niet mis te verstaan; hoewel de bedoeling van het wetsontwerp - de verbetering van de aansluiting tussen justitie en zorginstellingen mede ter vermindering van recidivegevaar - veelal op instemming kon rekenen, werden de uitvoeringsvoorstellen grotendeels naar de prullenbak verwezen. Ondanks deze storm aan kritiek werd de consultatieversie van de Wfz niet fundamenteel gewijzigd. De Raad van State (RvS) die vervolgens over het wetsontwerp adviseerde, gaf ongezouten kritiek,10 maar ook dit weerhield de regering er niet van om de vaart erin te houden. De door de RvS verzochte fundamentele revisie van het wetsontwerp werd niet uitgevoerd, in tegendeel; het wetsvoorstel werd - door de (nota bene) demissionaire regering Balkenende IV - in juni 2010 bij de Tweede Kamer ingediend. Maar ook bij de behandeling ervan in de Tweede Kamer riep het wetsvoorstel vele kritische vragen op. Pas na deze ervaring vond de regering het rempedaal. In alle stilte werd ruim een jaar gewerkt aan een gewijzigd wetsvoorstel. Niets werd in die tijd prijsgegeven over de aanpassingsvoorstellen, waardoor de Tweede Kamer, maar vooral ook alle veldpartijen (gespannen) moesten afwachten of de (fundamentele) kritiek ter harte zou worden genomen. Vlak voor de jaarwisseling naar 2012 werd het gewijzigde wetsvoorstel publiek bekend gemaakt via een Nota van Wijziging die bij de Tweede Kamer werd ingediend.11 Het resultaat is op zijn zachtst gezegd opzienbarend; het kabinet blijkt zich niets van de kritiekpunten te hebben aangetrokken: het merendeel van de verguisde onderdelen van het wetsvoorstel is ongewijzigd gebleven of zelfs uitgebreid. Tijd om de belangrijkste oorspronkelijke commentaren af te stoffen en opnieuw voor het voetlicht te brengen. Thematisch gestructureerd zullen ze aan bod komen, waarna wordt afgesloten met de essentie van het genoemde RMO-rapport. Tezamen biedt het (een verge)zicht op verbetermogelijkheden.
2.
Kritiekpunten ten aanzien ¥an het wetswoorstel Wfz
2.1
Gebrek aan samenhang tussen het wetsvoorstel en de problemen in de praktijk
Opvallend is dat er in de toelichting op de Wfz geen goede analyse is gemaakt van de problemen in de forensische zorg. Ook bij het recent gewijzigde wetsvoorstel is dit nagelaten. Er wordt in de toelichting slechts vastgesteld dat psychiatrische patiënten tijdens of na het justitiële circuit vaak in delictherhaling of hernieuwde overlastsituaties vervallen en veron7. 8. 9.
Kamerstukken I 2003/04, 28 979, E. Tbs, vandaag over gisteren en morgen', zie ook: Kamerstukken II2005/06, 30 250, nr. 5. Zorg voor forensische zorg. De Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg en de Wet forensische zorg, advies d.d. 30 januari 2009. 10. Zie voor dit advies: Kamerstukken II 2009/10, 32 398, nr. 4. 11. Kamerstukken II 2011/12, 32 398, nr. 10.
70
Afl.2-mei 2012
Sancties
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
dersteld wordt dat dit voortvloeit uit een gebrekkige aansluiting tussen de werelden van de zorg en van justitie. Maar welke gebreken een gewenste aansluiting belemmeren en in welke mate deze gebreken in een causale relatie staan tot het recidivegedrag, wordt nergens in de toelichting op het wetsvoorstel verhelderd. De Raad van State concludeerde daarom dat het onduidelijk blijft hoe de voorgestelde nieuwe wet bijdraagt aan de realisering van de gestelde doelen (te weten het terugdringen van recidive en eventueel; meer of betere zorg voor psychiatrische patiënten).12 Dit kritiekpunt klemt temeer, omdat het wetsvoorstel slechts een centraal, vanuit de MvVJ gestuurde en gecontroleerde organisatie van forensische zorg vormgeeft (en dus met name regels stelt aangaande de inkoop, bekostiging en het beheer van de forensische zorgcentra). Maar verder wordt er niets geregeld. Of de recidivecijfers ten gevolge van deze wettelijke regeling zullen dalen, is dus zeer de vraag. Op voorhand is het in elk geval niet aannemelijk dat organisatorische veranderingen automatisch individuele gedragingen van patiënten doen verbeteren. 2.2 Wetsystematische problemen De Wfz beoogt kaders te scheppen voor de forensische zorg(instellingen). De kaderstelling wordt verwezenlijkt, in elk geval voor zover het de taken en bevoegdheden van de MvVJ in het forensische veld betreft. Wat onder forensische zorg wordt geschaard, heeft het wetsvoorstel grotendeels inzichtelijk gemaakt. Waar het oorspronkelijke wetsvoorstel nog een opsomming van strafrechtelijke of penitentiairrechtelijke titels kende, wordt inmiddels volstaan met definities.13 Samengevat betreft de forensische zorg de geestelijke gezondheidszorg of verslavingszorg aan volwassen justitiabelen met een psychiatrische aandoening, een verslaving, beperking of verstandelijke handicap, die onderdeel uitmaakt van een (eventueel voorwaardelijke) sepotbeslissing, schorsing voorlopige hechtenis, straf, maatregel of gratieverlening.14 Een belangrijk wetsystematisch probleem dat hierbij opdoemt, betreft de reikwijdte van de wet. In artikel 1.1, tweede lid, wordt namelijk de mogelijkheid geschapen om andere vormen van zorg, via een AMvB aan te merken als forensische zorg. Evenzeer kunnen, krachtens een AMvB vormen van zorg weer buiten de reikwijdte van de forensische zorg worden gebracht. Dit betekent dat de zorg en de patiëntcategorieën die onder de wet zullen vallen, gemakkelijk, snel en zonder democratische toets, kunnen variëren. De regering maakt in de Wfz overigens veelvuldig gebruik van de mogelijkheid om via een AMvB nadere regels te stellen. In het gewijzigde voorstel zelfs nog meer dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. Ook ten aanzien van onderwerpen die niet eens behoorlijk ingekaderd zijn door de Wfz. Een problematisch voorbeeld hiervan is dat nadere regels kunnen worden opgesteld over de behandeling en beveiliging van patiënten en daarmee over de verdere inperking van (grond) rechten.15 De Raad van State kwam vanwege dit wetsystematische probleem tot het advies alle delegatiebepalingen te schrappen.16
12. Kamerstukken II2009/10, 32 398, nr. 4, onder A2. 13. Zie met name art. 1.1 lid 2 Wfz. 14. De combinatie van deze begripsbepaling met een nieuw toegevoegde definitie van 'strafrechtelijke titel' levert overigens direct verwarring op; de laatste definitie omvat namelijk niet alle zorg die de definitie van forensische zorg juist wel onder de reikwijdte van de wet brengt. Verstandelijke handicaps en besluiten van de Kroon (bij gratieverlening) vallen er buiten. Dit is problematisch wanneer men het nieuwe artikel 2.2 in ogenschouw neemt. Hieruit blijkt dat een patiënt slechts forensische zorg krijgt waarop hij blijkens zijn strafrechtelijke titel is aangewezen. Nu de laatste definitie enger is, lijkt de ten uitvoer te leggen forensische zorg, vermoedelijk onbedoeld, navenant beperkt. 15. Zie artikel 3.5 Wfz. 16. Kamerstukken II, 32 398, nr. 4, onder F2.
Sancties
Afl.2-mei 2012
71
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
;
!
;i ï; ji j: j; j! i; [ :• \ ! j |
K I j 1
Een ander wetsystematisch pijnpunt is gelegen in de discrepantie tussen de opzet van het wetsvoorstel - dat stelt in één wet alle bepalingen op te nemen die betrekking hebben op alle vormen van forensische zorg17 - en de uiteindelijk voorgestelde wetswijzigingen aan het slot van het wetsvoorstel, die zichtbaar maken dat van de huidige wet- en regelgeving op het terrein van forensische zorg niets volledig verdwijnt. Regels met betrekking tot de forensische zorg blijven dus verdeeld over steeds meer verschillende wetten. De overzichtelijkheid en consistentie van al deze zorggerelateerde regelgeving loopt daarmee gevaar. 2.3 Concentratie van taken en bevoegdheden Veel kritiek is geuit op de concentratie van taken en bevoegdheden bij de Minister van vj. Op het gevaar af dat de opsomming niet compleet is of de lezer duizelig afhaakt, hieronder een overzicht van deze taken en bevoegdheden. De minister is allereerst inkoper van behandelplaatsen en daarmee klant bij de zorginstellingen. De indicatie van de zorgbehoefte van patiënten gebeurt ook vanwege de minister, door justitiële indicatieorganen. De minister beslist voorts over de plaatsing van iedere patiënt in een instelling en de minister is verantwoordelijk voor de financiering van de zorg en bepaalt (via de nieuw onder zijn macht te brengen NZa) de tarieven. Het toezicht op de zorg gebeurt bovendien vanwege de minister en verder krijgt de minister de bevoegdheid om boetes uit te delen aan zorginstellingen. En last but not least; de minister krijgt verregaande bevoegdheden in private instellingen, waaronder de mogelijkheid tot het geven van aanwijzingen aan bestuurders of het overnemen van het bestuur van private ondernemingen. Het bestuur mag bovendien niet langer zonder toestemming over eigendommen beschikken en behoeft daardoor onder andere toestemming van de minister voor de verkoop van haar registergoederen. Eén van de eerste instanties die bezwaar aantekende tegen deze alles omvattende invloed van de minister, was de koepelorganisatie van ggz-instellingen, GGZ Nederland. Zij wees er bij de consultatieversie van het wetsvoorstel op dat veel van de genoemde bevoegdheden zich niet verhouden met het privaatrechtelijke karakter van de betrokken zorgorganisaties. Het autonome karakter van private instellingen (krachtens het private recht) en de van toepassing zijnde zorgbrede Governancecode wordt immers fors doorkruist met de Wfz. Nadien uitte ook de Raad van State stevige kritiek op de onbegrensde overheidsinvloed op de bedrijfsvoering van private instellingen.18 Het is onbegrijpelijk dat het wetsvoorstel ook op dit punt ongewijzigd is gebleven; patiënt-, organisatie- en hulpverlenersbelangen zijn er niet mee gediend. Een denkbare verklaring kan zijn dat de Minister van vj een machtsmonopoly nastreeft. Mogelijk vanuit het gevoel dat slechts op deze wijze veiligheid in de samenleving zou kunnen worden gegarandeerd. Maar geen zorgondernemer kan lang kwalitatief goede producten afleveren als de voornaamste klant, de bestuurder dwingende aanwijzingen kan geven over de bedrijfsvoering en daarnaast de prijzen bepaalt. Albert Heijn zou bij een dergelijk construct de deuren spoedig moeten sluiten.
1
2.4
De zorgverlening
| I
Al eerder is aan bod gekomen dat niet duidelijk is of het kabinet de zorgverlening in het forensisch veld voor verbetering vatbaar vindt en het daarmee tot een zelfstandig nastrevenswaardig doel heeft gemaakt van de Wfz of dat de zorgverlening aan patiënten slechts de aandacht heeft (vooralsnog in de Memorie van Toelichting en niet in het wetsvoorstel) in combinatie met de wens tot recidivevermindering. Dit belangrijke thema is dus niet goed uitgewerkt. Terwijl het alle aandacht verdient: zonder zorg is er immers geen forensische 17. Kamerstukken II, 32 398, nr. 3, p. 6. 18. Kamerstukken II 2009/10, 32 389, nr. 4, onder B.4.3.
72
Afl.2-mes 2012
Sancties
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
zorg voorstelbaar! Met name de RSJ heeft forse kritiek geuit op de onduidelijkheden in het wetsvoorstel aangaande de zorgverlening aan psychiatrische patiënten. Bij haar beoordeling van het wetsvoorstel vraagt zij zich af of de invoering van deze wet een betere zorg aan justitiabelen garandeert en of de wet daarmee een basis legt voor zorg en indicatie van een gelijkwaardig niveau, ongeacht waar en onder welke titel de patiënt gehuisvest is.19 Het antwoord op deze vraag - en daarmee het rapport - is kort samen te vatten: het wetsvoorstel Wfz biedt onvoldoende aanknopingspunten om de gewenste toekomstige zorgverlening te beoordelen. De RSJ doet daarom vooral verbetervoorstellen die het voorstel moeten doordringen van het equivalentiebeginsel: de zorg in het strafrecht dient gelijkwaardig te zijn aan de zorg voor patiënten die elders in een gesloten setting verblijven. De RSJ raadt bijvoorbeeld aan om aansluiting te zoeken bij het wetsvoorstel Wet verplichte GGZ (Wvggz), alwaar zorggerelateerde onderwerpen onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel.20 In de Wfz heeft het equivalentiebeginsel echter geen betekenis gekregen. Heel expliciet blijkt dat bijvoorbeeld bij de rechtspositieregelingen voor patiënten (waarover meer in 2.5). Maar ook ten aanzien van de zorgindicatie, worden eigen (van de Wvggz gescheiden) justitieorganen aangewezen en eigen werkwijzen nagestreefd.21 De zorg aan psychiatrische patiënten zal daarmee vermoedelijk ingeklemd raken tussen de beveiligingskaders en niet gelijk zijn aan de zorg aan elders verblijvende psychiatrische patiënten. Hulpverleners kunnen hieraan helaas weinig veranderen; hun autonomie ten aanzien van de behandeling zou wel eens beperkt kunnen worden. Uit de Wfz blijkt namelijk het voornemen om per AMvB nadere eisen aan de behandeling van patiënten te stellen. Blijkbaar acht het kabinet de beroepsgroepen daartoe niet zelf in staat. 2.5 Versnipperde en ongelijke rechtsbescherming De RvS toont uitvoerig aan dat het wetsvoorstel een versnipperde en onvolledige rechtsbescherming creëert ten aanzien van de indicatie en (over)plaatsing.22 Zo blijkt dat tegen de oplegging van een straf of maatregel de procedurele voorschriften uit het Wetboek van Strafvordering gelden en de bevoegde rechter de strafrechter is. Tegen het indicatiebesluit staat bezwaar en beroep open volgens de AWBZ. De bevoegde rechter is dan de Centrale Raad van Beroep. Tegen sommige plaatsingsbesluiten staat beroep open bij de RSJ, krachtens de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) of Penitentiaire beginselenwet (Pbw), maar tegen andere plaatsingsbesluiten is juist geen beroep opengesteld. De RvS acht het van belang deze verscheidenheid te herzien zodat bij dit ene traject van indicatie en plaatsing, zoveel mogelijk één rechter bevoegd wordt. Het gewijzigd wetsvoorstel voorziet hierin echter niet. De verdere rechtspositie van patiënten blijft dankzij de Wfz evenzeer onoverzichtelijk geordend en ongelijk geregeld; het wetsvoorstel behoudt de huidige interne rechtsposities, zoals geregeld in de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) en de Wet bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Tijdens de consultatieronde is er vanuit de forensische praktijk sterk op aangedrongen de rechtspositieregelingen te harmoniseren. Dit enerzijds vanuit het belang van een gelijke bejegening van alle forensische patiënten, maar anderzijds ook vanwege het voordeel van een betere aansluiting op een vervolginstelling, omdat daarmee op eenzelfde wijze de patiënt kan worden bejegend, geactiveerd en begrensd. Hoewel het kabinet hier niet op 19. Zorg voor forensische zorg. De Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg en de Wet forensische zorg, advies d.d. 30 januari 2009, p. 3. 20. Zie voor de stand van zaken m.b.t. dit wetsvoorstel; voetnoot 5. 21. Zie artikel 5.2. en 5.3 Wfz. 22. Kamerstukken II 2009/10, 32 398, nr. 4, onder D3.
Sancties
Aft. 2 - mei 2012
73
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
tegen is, wil het de harmonisatie van de rechtspositie van patiënten pas op lange termijn mogelijk maken. Met name de RvS, de RSJ en GGZ Nederland bevelen aan niet te wachten met deze harmonisatie en dringen aan op een gelijktijdig met de stelselherziening, doorgevoerde geharmoniseerde rechtspositieregeling voor alle onvrijwillige patiënten.23 Veel extra werk hoeft dat overigens niet te betekenen; een aantal jaren terug hebben enkele juristen uit het zorgveld onder leiding van GGZ Nederland een volledig uitgewerkte geharmoniseerde rechtspositieregeling ontworpen voor alle onvrijwillige patiënten in de ggz. Deze nieuwe rechtspositieregeling bevat het beste uit de bestaande regelingen en zal daarmee herkenbaar en uitvoerbaar zijn.
3,
EMO-rapport Straf en zorg: een paar apart
Om tot een definitieve conclusie te komen over het huidige wetsvoorstel Wfz is het aanbevelenswaardig meer uitvoerig stil te staan bij het RMO-rapport Strofen zorg: een paar apart. De RMO heeft immers de problemen van de forensische psychiatrie nauwkeurig geanalyseerd en heeft op basis daarvan een stappenplan voorgesteld om tot oplossingen te komen voor de gebrekkige aansluiting tussen de zorgsector en het strafrecht. Voordat dit oplossingsvoorstel aan bod komt, eerst enige aandacht voor de RMO-analyse van de problemen in de forensische psychiatrie.24 De verklaring voor het bestaan van gescheiden werelden wordt gevonden in het gegeven dat zorginstellingen in beginsel pas in actie kunnen komen na een duidelijke hulpvraag van de patiënt, terwijl die hulpvraag nogal eens ontbreekt bij de betrokkenen. Gedwongen hulp is dan het enige alternatief, maar dat is volgens het rapport in Nederland nog onvoldoende mogelijk gemaakt. Als de psychiatrische patiënt vervolgens delicten pleegt of anderszins met justitie in aanraking komt en zodoende in de wereld van het strafrecht belandt, is er vooral aandacht voor vergelding van de daad en veel minder voor behandelinterventies. Mensen met psychiatrische problemen die tevens delictgevaarlijk zijn, zitten klem in deze aparte systemen: nu eens komen ze in de zorg terecht, terwijl ze daar niet de benodigde begrenzing krijgen, dan weer belanden ze in het justitiële circuit terwijl ze eigenlijk in een regulier zorgprogramma thuishoren. De systemen zijn naar binnen gericht. Ieder systeem, zowel het zorg- als het strafrechtssysteem, bepaalt op basis van de eigen doelstelling (respectievelijk behandeling en vergelding) passende interventies ten aanzien van de patiënt. Interventies buiten de grenzen van het eigen systeem zijn nauwelijks ingebed in het wettelijk kader en daardoor hooguit mogelijk, afhankelijk van goedwillende, creatieve en doortastende professionals. Concrete problemen die uit deze scheiding tussen het zorg- en het strafsysteem voortvloeien zijn dat overlastveroorzakende patiënten niet altijd tijdig in behandeling komen, dat gedetineerden in gevangenissen niet altijd de noodzakelijke behandeling krijgen, dat er knelpunten zijn in het begeleiden van (ex-)gedetineerden bij hun terugkeer in de samenleving en dat de recidivecijfers van deze forensische patiënten hoog zijn. Om verbeteringen mogelijk te maken, beveelt de RMO een oplossing in drie stappen aan. Allereerst moet het basisprincipe van doelstellingen worden gekozen. Niet de keuze tussen het straf- en het zorgsysteem moet de interventie bepalen, maar de vraag naar de gewenste doelstellingen: wat willen we met deze groep patiënten bereiken? Vergelding, recidivever23. Voor wat betreft de RvS, zie: Kamerstukken II 2009/10, 32 398, nr. 4, onder E5 en t.a.v. het RSj-advies, zie: Zorg voor forensische zorg. De Wet verplichte geestelijke gezondheidzorg en de Wet forensische zorg, advies d.d. 30 januari 2009, p. 5. 24. Het merendeel van de hieronder weergegeven samenvatting, is geciteerd uit het RMO-rapport, met name zijn de pagina's 10 tot en met 12 hiervoor gebruikt.
74
Afl.2-mei 2012
Sancties
•
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
mindering of algemene preventie? Wanneer helder is welk gezamenlijk doel prioriteit heeft, kunnen daarbij passende zorg- en strafinterventies worden gezocht. Om deze zorg- en strafinterventies beter te laten aansluiten, zal de zorg bijvoorbeeld meer activerend en begrenzend moeten zijn en het strafsysteem meer ruimte bieden voor passende zorginterventies. De gewenste aansluiting is volgens de RMO mogelijk te maken via drie verschillende varianten (met ieder eigen voordelen en beperkingen). De eerste variant gaat uit van meer zorg in het strafrecht. Dit middels ontwikkeling of versterking van alternatieve straffen, voorwaardelijke veroordelingen, verplichte nazorg en preventieve maatregelen als onderdeel van het justitiële proces. De tweede variant streeft naar een geïntegreerd straf- en zorgsysteem; de keuze tussen straf en zorg vindt niet langer volgtijdelijk plaats, maar de interventies worden gelijktijdig door een multidisciplinair team bepaald en uitgevoerd. De derde variant beoogt de systemen van zorg en straf terug te brengen tot hun oorspronkelijk kerntaken, waarbij de strafrechter zich toelegt op leedtoevoeging en vrijheidsontneming terwijl een 'zorginstantie' de vorm en interventies bepaalt waarbinnen de zorg gestalte krijgt. Een keuze maken voor één van deze varianten betreft de tweede stap op weg naar een oplossing voor de problemen in de forensische zorg. De derde stap betreft het advies aan het kabinet om goede, objectieve informatie over de doelen van de forensische psychiatrie en de daarbij gekozen interventies structureel in te brengen in het publieke debat. En dus niet alleen na ernstige incidenten. Met andere woorden, de keuzes die gemaakt worden en in wetgeving terugkeren, moeten structureel uitgelegd en verdedigd blijven. Hoe kan dit stappenplan uit het RMO-rapport helpen om de Wfz te verbeteren? Vooralsnog ontbreekt het in het wetsvoorstel aan een heldere visie over de doelstelling(en) met betrekking tot de forensische psychiatrie. Dat dit funest is, blijkt uit de hierboven behandelde kritiekpunten die veelal verband houden met een gebrek aan aandacht voor problemen en doelstellingen. Indien er alsnog een visie over de forensische zorg wordt uitgewerkt, kan aansluitend worden bekeken welke daarbij passende straf- en/of zorginterventies mogelijk moeten zijn. Deze keuzes moeten dan helder in wetgeving en voorts in de media (blijvend) worden uitgelegd, om geen misverstanden of irreële verwachtingen te scheppen. Het is immers onmogelijk om alle doelstellingen voor straffen en zorgen gelijkelijk na te komen. De meest belangrijke doelstelling moet het meest zichtbaar zijn in wetgeving en de praktijk, de verdere doelstellingen met lagere prioritering, in mindere mate. Concreet kan dat voor een nieuw wetsvoorstel Wfz betekenen dat de hoofddoelstelling 'specifieke preventie' wordt (gezien de evidente wens van het kabinet tot recidivevermindering bij bestaande patiënten). De daarbij passende interventies liggen dan vooral op het terrein van de zorg. Indien de psychiatrische patiënt daartoe geen instemming verleent, zal een dwangkader tot de mogelijkheden moeten behoren, uiteraard na rechterlijke toetsing. Afhankelijk van de verdere doelstelling(en) voor de forensische zorg (bijvoorbeeld beveiliging van de samenleving), kunnen de noodzakelijke zorginterventies dan in een geïntegreerd strafsysteem plaatshebben (bijvoorbeeld in een penitentiair psychiatrisch centrum PPC),25 dan wel (indien vooral de beste zorg beoogd wordt) in een van het strafrecht gescheiden (civielrechtelijk) systeem van gespecialiseerde psychiatrie. De Wfz dient in dit laatste voorbeeld de (private) forensische instellingen te positioneren als (beveiligde) zorginstellingen met daarbij passende uitgebalanceerde bevoegdheden voor zowel de minister als de instellingsbesturen en uiteraard een gelijke rechtspositie voor de forensische patiënt.
25. Alhoewel daar in de huidige vormgeving nog van alles op aan te merken is.
Sancties
Afl.2 - mei 2012
75
VOORSTEL WET FORENSISCHE ZORG: VAN KWAAD TOT ERGER
4
Conclusie
Hoewel het wetsvoorstel na afloop van de eerste kritische behandeling ervan in de Tweede Kamer eindelijk in alle rust kon worden heroverwogen, is het resultaat daarvan bedroevend gebleken. Alle belangrijke kritiekpunten van adviesorganen worden genegeerd en op tal van punten is de Wfz zelfs verder gepolitiseerd geraakt. Gelukkig is het traject van wetgeving nog niet afgerond: de Tweede en Eerste Kamer zijn nog aan zet. Hopelijk wordt ingezien dat de Wfz in zijn huidige opzet niet zal bijdragen aan het gewenste doel van een verbeterde verhouding tussen justitieorganen en de zorgsector. In tegendeel welhaast; de verhouding tussen de Minister van vj en de zorgsector kan in elk geval gemakkelijk verslechteren met de fors toegenomen overheidsmacht in private organisaties. En of de Wfz nu daadwerkelijk goede en gelijkwaardige zorg aan forensische patiënten wil bewerkstelligen, blijkt nog steeds niet afdoende uit het huidig wetsvoorstel. Veel aandacht krijgt de (kwaliteit van) zorgverlening in elk geval niet. Laten we hopen dat het RMO-rapport bij de verdere behandeling van de Wfz betrokken wordt en dat daardoor ruimte ontstaat voor fundamentele wijzigingsvoorstellen die recht doen aan de kritieken op de voorliggende wettelijk regeling.
76
Afl. 2 - mei 2012
Sancties