1 WARME ONTHAAL
Dit verhaal gaat over een incident dat me twee jaar geleden is overkomen toen ik een bezoek bracht aan een zwarte mbo in Amsterdam. Wat hier gebeurde heeft op mij een enorme emotionele impact gehad. Om duidelijk te maken hoe ik daar stond en hoe ik er mee omging moet ik een reis terug maken naar mijn jeugd. Als zeven jarig rooms Katholiek Gronings jongetje woonde ik in een volksbuurt in Groningen. Tussen de zogenaamde betere buurt en onze buurt liep een spoorlijn. Twee hoofdstraten werden doorkruist door een spoorwegovergang. Het kwam vaak voor dat jongetjes van de “andere” kant achter de spoorbomen stonden als die gesloten waren. Het was nog zo’n oude overgang waar een man handmatig de bomen open en dicht maakte. De jongens durfden naar ons te schreeuwen zolang de spoorbomen dicht waren. Maar als de trein voorbij was waren ook zij snel weer verdwenen. Veel te bang voor de jongens van onze kant. We wisten van elkaars bestaan maar er was geen echt contact. Ons gezin leefde in een oud huis. De woonkamer was ongeveer vier bij vier met een kolenkachel in het midden. Vaak hing er in de winter ook de wasgoed te drogen. De achterkamer was de mooie kamer. Daar kwamen we alleen als er bezoek was. De keuken had de grootte van een telefooncel en de wc was buiten op het balkon. Als het winter was leek het wel een Elfstedentocht om naar de wc te gaan. Dus bedacht je je wel voordat je ging. Juist in de winterperiode had ik al een enorme behoefte aan een multiculturele samenleving. Dat gevoel werd alleen maar sterker als Sint Maarten voorbij was. Na elf november. Dan was namelijk Sinterklaas in aantocht. Ach, die man kon me niet zoveel schelen maar hij kwam met een stoomboot vol Zwarte Pieten uit Spanje. Ik geloof dat ik een van de weinige kinderen was die de behoefte had om in de zak meegenomen te worden naar Spanje. Soms lag ik in mijn koude slaapkamer met een kruik met een sok erom in bed en deed af en toe mijn ogen open in de hoop dat Zwarte piet naast mijn bed zou staan en me mee zou nemen. Het enige dat ik van hem te zien zou krijgen was een zwarte handschoen achter een deur die op vijf december met pepernoten strooide. Mijn andere grote wens was leraar worden. Ik wilde net als mijn meester voor de klas staan en verhalen vertellen. Op 28 jarige leeftijd werden beide dromen werkelijkheid. Ik ging in de Bijlmer wonen. Nu heet dat Amsterdam Zuid/Oost.
2 Ook ging ik als leraar werken op een mbo juist in de plaats waar de Verkade chocoladeletters werden gemaakt. Zaandam. De school was weliswaar wit maar de Bijlmer maakte veel goed. Het onderwijs zorgde in de jaren tachtig voor een warm welkom voor nieuwe jonge, frisse leerkrachten. Je kreeg klassen waar niemand les aan wilde of durfde te geven. Ik kreeg deeltijd detailhandel, bouw en hout, motorvoertuigen en wegenbouw toegewezen. Vooral de leerlingen van de technische afdeling hadden al het jaar ervoor drie leerkrachten tot overspannenheid gebracht. Tot overmaat van ramp ging de eerste lessenserie over relatievorming. Het uit de kast gevoel kwam vet in mijn onderbuik te zitten. Tijdens de eerste les in een klas stratenmakers, stak zowaar een jongen een gretige vinger op. Ik had nog lichtjes de hoop dat het over de lesstof zou gaan. Ik zei, wat wil je weten jongen? He, ben je homo? Ondanks de schok zei ik, ja ik ben een homo want op deze school worden alleen maar homoseksuele leerkrachten aangenomen. Kijk, dat is nou leuk aan het leraarschap. Die verwarring en de grote, angstige ogen die me aan zaten te kijken. Je ziet ze denken. HIJ ook? Rap bijgekomen zei een ander. He man, doe normaal, ben je homo? Ja, ik ben een homo. Zo begon op mijn school de eerste voorlichtingsles en zeker niet mijn laatste. Mocht er iemand denken dat stratenmakers niet roddelen, nou, ze hadden een pauze van een kwartier nodig om de hele school op de hoogte te brengen. Vanaf dat moment had ik geen roze tutu meer nodig om mijzelf te profileren. Dat deden de leerlingen wel. Als ik in de kantine liep zag ik alle leerlingen mij met de ogen volgen. In elke klas die volgde, kwam weer die vinger en wist ik zeker dat het niet over de lesstof zou gaan. Telkens weer kreeg ik een coming out gevoel. Ik ben geen hetero die, zonder veel nadenken, kan vertellen dat ze een relatie hebben, getrouwd en kinderen hebben. Ik was voor hen een gaylien waar ze niks of zeer weinig van af wisten. Steeds moest ik weer snel nagaan of de klas het aankan, of er problemen te verwachten vallen, of het effect heeft op mijn verdere werk op school? Elke keer gaf ik antwoord op alle vragen van de leerlingen. Het verbaasde ze vooral dat ik er zo gemakkelijk over praatte. Wel zo gemakkelijk dat op een keer een jongen opstond en schreeuwde, je bent geen echte homo. Je doet maar alsof. Je praat er te gemakkelijk over. JIJ moet MIJ bewijzen dat je homo bent. Als IK JOU moet bewijzen dat IK homo ben wordt IK ontslagen, was mijn antwoord.
3 Toen ik zei dat ik alles na de les nog wel even persoonlijk wilde uitleggen schrok hij enorm. Bij de bel was hij de eerste die weg vluchtte. De directie vond mijn openheid niet zo’n goed idee. Het leek ze verstandiger dat ik de afdeling techniek zou inruilen voor de afdeling speciale doelgroepen. De afdeling waar vooral moeilijk lerende jongeren zaten. Daar kon ik toch niet zoveel kwaad doen. Alleen hadden ze geen rekening gehouden met het feit dat al gauw deze afdeling bezocht zou worden door leerlingen van de hele wereld. Jongeren uit vluchtelingenkampen, Turken en Marokkanen. De Islam kwam in school. Hun komst gaf de leiding weer aanleiding tot een gesprek. “Je begrijpt toch wel dat deze jongens vanwege hun geloof jou niet accepteren dus zwijg maar” was hun mededeling. “Anders lopen ze allemaal weg”. Ik leek wel een groter gevaar dan deze jongens. De eerst groep waren jongens die vooral voor de taal kwamen en het aanleren van sociale vaardigheden. Ook deze jongens hadden ook maar een pauze nodig om van mijn roze kleur op de hoogte gesteld te worden. Je zag het aan hun gezichten. Eerst vriendelijk en beleefd en na de pauze vol haat. Dus zat er niks anders op dan ook deze groep voor te lichten. Het zal iedereen niet verbazen dat ze dezelfde vragen hadden als de autochtone Nederlandse leerlingen. Juist die openheid en eerlijkheid veranderde hun houding. Vanaf dat moment begonnen ze me te omhelzen als ik de school binnenkwam. Kort, als een respectvolle begroeting. Alleen dat werd weer gezien door de schoolleiding als een vorm van seksuele intimidatie. Dus kwam er weer een gesprek. Peter, je zit aan de leerlingen, dat kunnen we niet toestaan. Goh, zijn de jongens eindelijk enthousiast is het weer niet goed. Van deze leerlingen leerde ik de woorden Zemmel, ibne, kunda, boeler, go mang pedder, mariku wat liefkozend, maar niet heus, flikker betekent. Juist over deze leerlingen schreef ik het boek, mijn meester is een homo. Zij waren trots op mij. Wanneer ze me aan hun vrienden voorstelden zeiden ze, “kijk, dat is mijn meester, hij is homo”. Mijn boek kreeg veel media aandacht vanwege het positieve karakter ten aanzien van islam en homoseksualiteit. Juist in een tijd waar veel geschreven werd over de agressie van Islamitische leerlingen tegen homoseksuele leerkrachten. Ondertussen was ik ook vertrokken uit de Bijlmer. Sommige bewoners hadden namelijk het idee dat IK Sinterklaas was. Tot zes keer toe werd onvrijwillige een zeer aantrekkelijk deel van mijn bezittingen zoals tv, stereo, camera, kleding en zo als cadeautjes verdeeld over de buurt. Dus leek het me verstandig om te verhuizen naar een was rustigere buurt. De Diamantbuurt.
4 Dat ik juist was gaan wonen tussen mensen met een Noord Afrikaans uiterlijk werd door AT5 als moedig en positief ervaren en wilde er een uitzending aan wijden. Een gesprek met mij en Marokkaanse jongens van het jongerencentrum, waar ik wat vrijwilligerswerk deed. Zij waren positief en wilden meewerken. Die uitzending werd zes keer uitgezonden en een maand later nog eens zes keer. Vanwege het positieve karakter. Alleen had het tot gevolg dat veel Marokkaanse jongens, die ook naar AT5 kijken, mij gingen bedreigen en uitschelden. Soms had ik liever gehad het woord zemmel niet te kennen. Juist op dat moment belde de voorzitter van de voorlichtingsgroep van het COC mij om in te vallen voor een voorlichter. Ik schreef het adres op zonder er bij na te denken. Ik had al vaker voorlichting gegeven over culturele, seksuele en religieuze diversiteit op zwarte scholen. Altijd leuk om te doen. De avond, voordat ik de voorlichting zou geven keek ik op de plattegrond waar de straat lag van de school. Tot mijn grote schrik bleek het in mijn buurt te staan. De kans was dus erg groot dat veel van de jongens, die me kenden, daar op zaten. Met zweet in mijn bilnaad ging ik om twaalf uur naar de school toe. Binnengekomen vroeg ik aan de conciërge waar de docentenruimte was. Hij duidde me de weg en ging naar de eerste etage. Ik passeerde een jongen met een Noord Afrikaans uiterlijk. Hij keek me smerig aan en riep, zemmel. Dit betekent flikker. Zo wist ik dat hij Marokkaan moest zijn. Ik wenste hem ook goede middag en liep verder de trap op. Op mijn weg naar boven passeerde ik grote borden met schoolregels over respect en tegen geweld, discriminatie en pesten. In de docentenkamer ontmoette ik de medevoorlichtster en de leerkracht die ons naar het klaslokaal zou brengen. Toen ik de reactie van de leerling meldde kreeg ik het antwoord, “ach, je weet hoe die jongeren uit die culturen zijn. Het is zo goed van jullie dat jullie die voorlichtingen geven. Het is zo nodig”. Toen we eenmaal in de klas waren zag ik tot mijn grote verbazing veel multiculti kids enthousiast te schreeuwen en te zwaaien voor mijn raam. Meester u woont toch in onze buurt he? Schreeuwden ze. Meester u was toch op AT5? Ik knikte verbaast en begon aan mijn voorlichting. Ook hier merkte ik dat bij het woord homo weinig reactie kwam uit de klas. Op het moment dat ik de woorden, die ik van mijn leerlingen geleerd had, gebruikte, ging de doos van Pandorra open. Haram, halal, boeler, zemmel, ibne, Jehennem, Jenna, Halal, Haram. In alle verwarring waren er zelfs leerlingen die dachten dat ik een Hollandse Moslim was. Uit de reacties kon ik opmaken uit welke culturen ze kwamen. Een en al herkenning en associaties. De les was echt gaaf. De leerlingen bleven nog even hangen om me nog wat persoonlijke vragen te stellen.
5 Daarna liep ik tevreden naar beneden om een sigaretje te roken. Toen ik in het trappenhuis aankwam hingen ineens op twee etages leerlingen over de railing, stonden leerlingen op de begane grond en op de trappen keihard te schreeuwen, homo, homo, flikker, homo. Ik voelde een giga vermoeidheid over me heenkomen en liep rustig door. Ondertussen passeerde ik weer zo’n respecteisend bord aan de muur. Ik rookte buiten mijn sigaretje en dacht: Mijn hemel. Ik moet ook weer terug. De wens om weg te rennen was groot maar vanwege mijn volksbuurt achtergrond wist ik dat wegrennen geen optie was. Op het moment dat de leerlingen mij weer in de gaten kregen op de trap begon de heftige begroetingsuitingen weer. Achter en voor me en boven me. Omringd door geroep, versterkt door het gegalm van de hal. Ik dacht angstvallig na. Of heel snel naar de docentenkamer rennen of iets met deze HELE school doen? Ik koos voor het laatste. Ik draaide me om. Gooide mijn armen omhoog en riep…. Oke, is er wat? Alle leerlingen zwegen. Doodse stilte. Een donkere jongen kwam stoer lopend op me af. Zette zijn neus bijna tegen mijn neus, keek diep in mijn ogen en vroeg met grote nadruk, He, ben je een homo? Hij zei dat op een enorme agressieve manier. Ik keek hem recht in de ogen aan en zei, JA, ik ben een homo. Zijn gezicht klaarde ineens op en riep, he gaaf man, vanmorgen hebben we voorlichting gehad en dat was echt vet gezellig. Hij was net uitgesproken toen tussen de menigte een dikke, pokdalige Turkse jongen aan kwam lopen. Hij keek naar boven en om zich heen vroeg de donkere jongen, he, wat is hier aan de hand? De jongen antwoordde terwijl hij naar me wees, HIJ is homo. De jongen trok een vies gezicht, maakte een schopbeweging en wrong zich tussen de leerlingen door naar beneden. Toevallig zat hij bij de volgende voorlichting van mij. Van hem verwachtte ik een agressieve houding. Dus tijdens de les stonden alle alarmbellen aan. Kort voordat die les begon kwam een Marokkaans jongetje uit de Diamantbuurt naar binnen. Hij was klein en had een rugzak om. Ik kende hem en zijn vele broers. Hij vroeg, meester? U bent toch op AT 5 geweest? Ik zei JA. Hij vroeg, U woont toch bij ons in de buurt? Ik zei wederom JA. Hij vroeg, bent u homo? Is zei Ja. Hij zei OKE, draaide zich om en verliet huppelend het lokaal. Zijn te grote rugzak zwiepte heen en weer. Ook deze les verliep net zo als de eerste. Tot mijn grote verbazing was de Turkse jongen zeer geïnteresseerd in mijn verhaal. Na de les liep ik het trappenhuis in van de school. Even met een gevoel van angst. Wat gaat er nu weer gebeuren? Wederom zaten de leerlingen in grote getale op me te wachten. Maar nu was de sfeer merkbaar anders. De klanken waren verbazingwekkend opgewekt.
6 Ze liepen naar me toe en wilden boksen. Een vuist op jouw vuist en de vuist naar de borst. Een teken van respect. Tot aan de begane grond voldeed ik aan de vele verzoeken. Toen ik even naar boven keek zag ik de Turkse jongen tevreden naar beneden kijken. Hij knikte naar me op een manier om te zeggen, het was goed man. Ik verliet de school met het gevoel van trots. Een gevoel van weer iets bereikt te hebben. Een week later hoor ik dat mijn medevoorlichtster voor die school door een groep jongens was bekogeld met opgerolde kranten, uitgescholden voor hoer en bedreigd. Blijkbaar moet er nog veel werk verricht worden. Niet door de homoseksuele alleen maar door iedereen. Als je veiligheid wilt moet je niet in de docentenkantine zitten en de leerlingen aan hun lot overlaten. Bescherming, veiligheid en respect moeten we samen voor iedereen garanderen. Want samen sta je niet alleen. Peter van Maaren Toomler theater Echte verhalen middag 18 januari 2009