Neuschwanstein Neuschwanstein in Beieren is een kasteel in het dorp Hohenschwangau in de gemeente Schwangau bij Füssen in de Allgäu, gebouwd in de tweede helft van de 19e eeuw in opdracht van (de later krankzinnig verklaarde) koning Ludwig of Lodewijk II van Beieren. Het is het beroemdste bouwwerk van Lodewijk II en met zo'n 1,3 miljoen bezoekers per jaar een van de populairste toeristische attracties van Duitsland. De bouw werd door Ludwig gestart in 1869 en zijn bedoeling was het oprichten van een middeleeuws ridderslot. Het ontwerp van de burcht werd gemaakt door de theaterarchitect en decorontwerper Christian Jank en voor de uitvoering waren Eduard Riedel en Georg von Dollmann verantwoordelijk. De werken aan het kasteel werden bij het overlijden van Lodewijk in 1886 onmiddellijk stilgelegd. Het kasteel werd oorspronkelijk de Neue Burg Hohenschwangau genoemd, zijn huidige naam kreeg het in 1886 na de dood van Lodewijk. De eerste naam ging terug op de burcht van de heren van Schwangau die zich op dezelfde plaats bevond. De middeleeuwse burcht Schwanstein bevond zich op de plaats van het huidige slot Hohenschwangau. Ironisch genoeg werd het kasteel, dat gebouwd werd voor één enkele bewoner, zes weken na de dood van Lodewijk II geopend voor bezoekers, en sindsdien is het een Europese topattractie geworden. Toeristen kunnen te voet naar boven of (zoals de koning) zich per koets naar boven laten voeren. Dat men Neuschwanstein dikwijls een sprookjeskasteel noemt, kan te maken hebben met het feit dat het kasteel van Doornroosje in Disneyland in Californië is gebaseerd op Slot Neuschwanstein. Walt Disney heeft Neuschwanstein zelf bezocht voordat de bouw van zijn eerste themapark begon. Tussen de bergen werd rond 1850 iets hogerop de bekende Marienbrücke gebouwd door koning Maximiliaan II, de vader van Lodewijk. Vanaf dit bouwwerk heeft men een mooi zicht op het kasteel. In de middeleeuwen bevonden zich op de rots waarop het slot gebouwd werd twee kleine burchten, de Vorderhohenschwangau en aan de andere kant van een diepe gracht, een donjon die men de Hinterhohenschwangau noemde. Deze dubbelburcht was de vestingplaats van de heren van Schwangau die als leenmannen van de Hohenstaufen en Welfen het gebied bestuurden. Het geslacht van de heren van Schwangau stierf uit in de zestiende eeuw. Vanaf de 15e eeuw ressorteerde het gebied onder het huis Wittelsbach. In 19e eeuw bleven er van de burchten alleen nog ruïnes over, de toren van Hinterhohenschwangau was omgevormd tot een uitzichtplatform dat men de Sylphenturm noemde. De ruïnes werden afgebroken voor de aanleg van Neuschwanstein. Lodewijk II bracht een deel van zijn jeugd door op Hohenschwangau, de middeleeuwse burcht Schwanstein die zijn vader Maximiliaan II van Beieren omstreeks 1837 had laten ombouwen naar een kasteel om in te wonen. Het was na de verbouwing dat de naam gewijzigd werd. De ruïnes van Hohenschwangau waren voor de kroonprins een doel van zijn tochten in de omgeving, hij maakte er in 1859 een tekening van in zijn dagboek.
Als hij in 1864 zijn vader opvolgt op de troon wordt de wederopbouw van het middeleeuwse Hohenschwangau zijn eerste grote bouwproject. Na de ridderburcht die later Neuschwanstein zal genoemd worden, volgden het lustslot Linderhof (1870-1886) in rococostijl, zijn lievelingsverblijf en daarna het slot Herrenchiemsee (1878-1885) een paleis in barokstijl, dat hij liet bouwen na een bezoek aan Versailles in 1874, het Beierse Versailles waar hij reeds lang van droomde. De inspiratie voor het te bouwen kasteel deed Lodewijk op tijdens twee reizen. In mei 1867 bezocht hij met zijn broer Otto de heropgebouwde Wartburg in Eisenach en in juli van dat jaar bezocht hij in Frankrijk het Kasteel van Pierrefonds dat in die tijd gerestaureerd en heropgebouwd werd door Eugène Viollet-le-Duc. Deze kastelen belichaamden voor de koning zijn dromen van middeleeuwse ridderkastelen en van de plaatsen die beschreven werden in de opera’s van Richard Wagner. Diens Tannhäuser - ook Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg genoemd - en de opera Lohengrin hadden een blijvende indruk gemaakt op de koning. De koning wou zich met dit kasteel een privétoevluchtsoord bouwen waar hij ver weg van München zijn middeleeuwse fantasieën kon beleven in de vertrouwde omgeving van zijn kindertijd. Door het overlijden van zijn grootvader Lodewijk I van Beieren die in 1848 afgetreden was als koning ten gunste van zijn zoon, omwille van een liefdesaffaire met danseres Lola Montez, kwamen de apanages van zijn grootvader terug aan de kroon, wat hem financieel meer armslag gaf. Lodewijk gaf opdracht aan Christian Jank voor het maken van een ontwerp dat door de architect Eduard Riedel werd omgezet in concrete bouwplannen. Aanvankelijk wilde de koning de ruïnes in het gebouw integreren, maar hiervan werd afgezien omwille van de technische moeilijkheden. De eerste plannen die stilistisch op de Nürnberger Burg waren gebaseerd met een slanke burcht op de plaats van de vroegere Vorderhohenschwangau, werden afgewezen en de ontwerpen werden groter en groter om uiteindelijk in een grote burcht met de Wartburg als model te resulteren. De koning was van zeer nabij bij de bouw betrokken en liet zich alle ontwerpen ter goedkeuring voorleggen, vandaar wordt wel eens geopperd dat Neuschwanstein zijn eigen werk is veel meer dan dat van de architecten. Men begon met de bouw van het kasteel in 1869. Terwijl de bouwwerken vorderden werden de wensen van de koning steeds groter en de plannen en budgetten moesten meermaals herzien worden. Bijvoorbeeld waar later de grote troonzaal werd gebouwd was oorspronkelijk slechts een werkkamer voorzien en de gastenkamers uit het originele ontwerp werden afgevoerd om plaats te maken voor een grote Moorse zaal die uiteindelijk wegens geldgebrek niet gebouwd werd. Oorspronkelijk was de oplevering van het slot voorzien voor 1872, maar zoals we uit de feiten weten was het kasteel zelfs niet afgewerkt in 1886. Vanaf 1884 kon de koning het kasteel bewonen maar in totaal bracht de koning tot zijn dood in 1886 slechts 186 dagen in het kasteel door, dat trouwens nog altijd meer op een grote bouwwerf dan op een kasteel leek. In 1885 ontving hij zijn moeder, de voormalige koningin Marie, op Neuschwanstein ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag.
Het slot was voor Lodewijk een soort bewoonbare schouwburg opgericht ter ere van het leven en het werk van Richard Wagner die echter het kasteel nooit heeft bezocht. Ondanks zijn grootte was het kasteel niet geschikt om er hof te houden, buiten de privévertrekken van de koning en kamers voor het personeel was er geen geschikte plaats voor een hofhouding. De bouw van een kemenade bijvoorbeeld was een directe verwijzing naar het tweede bedrijf van Lohengrin waar een van de taferelen zich in een dergelijke plaats afspeelt, maar had verder geen praktisch nut. Lodewijk financierde zijn bouwprojecten uit eigen middelen en putte niet uit de staatskas. De bouwkosten voor het kasteel waren bij de dood van de koning opgelopen tot 6.180.047 Goudmark, waar oorspronkelijk op 3,2 miljoen goudmark was gerekend. Om de kosten te dekken ging Lodewijk meer en meer kredieten opnemen en in 1883 had hij al een schuld van zeven miljoen goudmark opgebouwd. In 1885 dreigden zijn schuldeisers met inbeslagname van zijn privégoederen. De schuldproblemen van Lodewijk II verschaften de Beierse regering in 1886, naast de zogezegde krankzinnigheid van Lodewijk, de kans om de koning af te zetten. Op dat moment bevond Lodewijk zich in Neuschwanstein, het was het laatste van de kastelen die hij had laten bouwen dat hij bewoonde. De regeringscommissie die op 10 juni 1886 naar Neuschwanstein was gekomen om de koning af te zetten, liet Lodewijk opsluiten in het poortgebouw. Nadat de commissieleden waren vrijgelaten en terug naar München waren gereisd, kwam er op 11 juni een tweede commissie onder de leiding van Bernhard von Gudden die als belangrijk en gerespecteerd medicus jarenlang psychiater was van de Koninklijke familie van Beieren. De koning moest het kasteel in de nacht van 11 op 12 juni verlaten. Op 13 juni werden de koning en Von Gudden na een wandeling dood aangetroffen in het meer van Starnberg. Van 1886 tot heden Het was nooit Lodewijks bedoeling geweest dat het slot zou worden opengesteld voor een breed publiek niettemin werd het kasteel door de regering voor betalende bezoekers geopend amper zes weken na de dood van Lodewijk. Met de toegangsgelden werden de uitstaande kredieten afbetaald. In 1899 waren alle schulden van Lodewijk vereffend. Om het bezoek zonder problemen te laten verlopen werd het slot verder afgewerkt waar nodig. Neuschwanstein kwam beide wereldoorlogen onbeschadigd door. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het gebruikt als opslagplaats voor in Frankrijk geroofde kunstwerken die netjes werden gefotografeerd en gecatalogiseerd. Op het einde van de oorlog werden 35 fotoalbums gevonden die een beeld gaven van de omvang van de georganiseerde diefstal. Die albums worden nu bewaard door de National Archives and Records Administration in de Verenigde Staten. Ook de goudvoorraden van de Deutsche Reichsbank werden in het kasteel opgeslagen op het einde van de oorlog, maar ze verdwenen enkele dagen voor de geallieerden het kasteel overnamen en zijn tot op heden niet teruggevonden. Neuschwanstein wordt wereldwijd gezien als de verzinnebeelding van de romantiek. Het stond model voor het kasteel van Doornroosje in de Disneyland parken en het was ook de draaiset voor films zoals Ludwig II uit 1955 van Helmut Käutner en de gelijknamige film uit 1972 van Luchino Visconti. Kunstenaars zoals Andy Warhol gebruikten het als thema. Er is
ook een meteoriet naar het kasteel genoemd, die op 6 april 2002 in de directe omgeving neerviel. Van die meteoriet is tot op heden ongeveer 6 kg geborgen.
Toen in 2007 de zeven nieuwe wereldwonderen werden gekozen strandde Neuschwanstein op de achtste plaats. Neuschwanstein is vandaag een van de belangrijkste toeristische trekpleisters in Duitsland. Tijdens de vakantiemaanden juli en augustus bezoeken ca. 10.000 mensen per dag het kasteel. Beschrijving van het slot Gezien vanuit het zuidoosten: links ziet men het paleis, met daarnaast de gebouwen rond de binnenplaats met de kemenade en de ridderzaal. Rechts daarvan ziet men de toren en het poortgebouw. Slot Neuschwanstein bestaat uit meerdere gebouwen die over een lengte van ongeveer 150 meter aaneensluitend gebouwd werden op een rotsplatform. Het lang uitgetrokken gebouw is met talrijke torens, siertorentjes, puntgevels, balkonnen, kantelen en beeldhouwwerk versierd. De vensteropeningen van het hoofdgebouw zijn in romaans aandoende dubbelbogen of drievoudige bogen uitgevoerd. Het gebouw met de Tegelberg en de kloof van de Pöllat op de achtergrond of voor het decor van de Voor-Alpen met zijn talrijke meren tussen de heuvels, biedt vanuit alle richtingen gezien een schilderachtige aanblik. In tegenstelling tot de meeste middeleeuwse ridderburchten die over eeuwen groeiden en werden uitgebouwd, werd deze ideale ridderburcht in een keer ontworpen en in elkaar opvolgende fases uitgevoerd. De burcht was bedoeld als het prototype van een middeleeuws kasteel, maar de bouwelementen die essentieel waren voor de verdediging van een middeleeuwse burcht ontbraken volledig in Neuschwanstein. De gebouwen Men komt het kasteel binnen via het poortgebouw dat uit twee symmetrische vleugels bestaat die elk aan de buitenzijde geflankeerd worden door een ronde toren. Het poortgebouw is het enige onderdeel van het kasteel dat afwijkend is van kleur. De muren langs de buitenkant zijn met rode tegels bezet en langs de binnenhof is de gevel met gele kalksteen bekleed. De kroonlijst is van kantelen voorzien langs beide zijden van het gebouw. In de verdieping boven de poort, voorzien van een trapgevel, werd de eerste woning voor Lodewijk ingericht, zodat hij van daar de bouwwerken kon volgen. De wapens van het Beierse koningshuis waren aangebracht in de gevel boven de poort. De poortgebouwen zelf waren bedoeld als stallingen. De binnenhof aan het poortgebouw wordt aan de noordzijde begrensd door een arcade en de grote vierkante toren, de zuidzijde werd open gelaten met zicht op het achterliggende berglandschap. Langs de westzijde wordt het binnenhof begrensd door een pui, die de vorm heeft van het koor van de geplande kapel die echter nooit werd gebouwd, en een trap die naar het bovenste binnenhof leidt. De 45 meter hoge vierkante toren achteraan de noordzijde van het eerste binnenhof heeft vooral een decoratief doel. Van op het uitzichtplatform bovenaan de toren heeft men een prachtig uitzicht op het omringende landschap.
De bovenste binnenhof wordt aan de noordzijde begrensd door de ridderzaal of het ridderverblijf, de plaats waar de mannen zich ophielden en gevestigd waren in de middeleeuwse burcht, maar de naam dekt de functie niet want dit deel van het gebouw bestond eigenlijk uit dienstvertrekken. Aan de zuidzijde vindt men de kemenade of de vrouwenkamer en vrouwenvertrekken. De kemenade in Neuschwanstein werd evenmin ooit in die functie gebruikt. Deze indeling moest de Antwerpse burcht Het Steen in herinnering brengen die in het eerste bedrijf van Wagners Lohengrin de plaats van handeling was. Aan de westelijke zijde van de binnenhof bevond zich het paleis, het eigenlijke woongedeelte. Het gebouw telt vijf verdiepingen en bestaat uit twee balkvormige ruimtes die in een kleine hoek op elkaar aansluiten en op die manier het beschikbare grondoppervlak van de rots volgen. De gebouwen hebben allebei een hoog zadeldak. In de hoeken waar de beide gebouwen op elkaar aansluiten zijn twee torens gebouw met binnenin een wenteltrap. De noordelijke toren vormt het hoogste punt van de burcht. In de westelijke gevel is een groot balkon met zicht op de Alpsee uitgebouwd. Het kasteel was al grotendeels klaar, toen Lodewijk II de plannen veranderde en een grote troonzaal in het kasteel wilde hebben. Dat vereiste nogal wat inventiviteit van de bouwers, en resulteerde vanwege de stabiliteitseisen in de toepassing van nieuwe technologie, namelijk een ommantelde staalconstructie. Het hoogste punt van het kasteel werd bereikt in januari 1880 en de decoraties en technische infrastructuur waren op details na gereed medio 1884. In 1880 werd Dollmann bedankt voor zijn diensten en werd de leiding over de bouwwerken overgedragen aan Julius Hofmann. Lodewijk II heeft zijn kasteel nooit 'af' gezien; de laatste onderdelen werden pas (in sterk vereenvoudigde vorm ten opzichte van de originele plannen) voltooid in 1892, zes jaar na zijn dood, onder de leiding van Hofmann. Het kasteel werd in baksteen gebouwd en later met andere steensoorten bekleed en afgewerkt. De witte kalksteen waarmee de gevelbekleding werd uitgevoerd komt uit de nabij gelegen steengroeve Alter Schrofen'. De zandsteen waarin de portalen en de erkers werden uitgevoerd komt uit Schlaitdorf in het Schönbuchgebied bij Stuttgart. Voor de vensters, de gewelfbogen, de zuilen en de kapitelen werd marmer uit de Untersberg bij Salzburg gebruikt. Om de bouwmaterialen aan te voeren werd een met stoom aangedreven kraan gebouwd en een andere stoomkraan zorgde voor verplaatsing van materialen op de bouwwerf zelf. De bouwplaats was gedurende twintig jaar de grootste werkverschaffer in de streek, omstreeks 1880 werkten dagelijks ongeveer 200 mensen op de werf, leveranciers en indirect betrokken werkkrachten niet meegerekend. Bij dringende opdrachten van de koning kon dit oplopen tot 300 mensen per dag en werd er ’s nachts onder het licht van olielampen doorgewerkt. Statistieken uit 1879-1880 geven een idee van de hoeveelheden bouwmateriaal die gebruikt werden: 465 ton marmer uit Salzburg, 1550 ton kalksteen, 400.000 tegels en 2050 kubieke meter hout. In 1870 werd een soort ziekte- en ongevallenverzekering opgericht waardoor mits een kleine bijdrage van de werknemer aangevuld met een substantiële bijdrage van de koning, het loon van zieke of gekwetste arbeiders verder uitbetaald werd. Ook voor de familie van de arbeiders die omkwamen bij een ongeval was een rente voorzien wat in die tijd
zeker niet gebruikelijk was. In totaal zouden 39 mensen bij de bouw zijn omgekomen wat voor een dergelijk project in de toenmalige arbeidsomstandigheden zeer weinig is.
Bouwkundig gezien behoeft het kasteel continu aandacht: de steile rotswanden heeft men al meerdere keren extra moeten borgen, er doen zich bewegingen voor in de fundering van het kasteel, en het harde klimaat heeft een dusdanige invloed op de kalkstenen façade dat regelmatig restauraties nodig zijn. De toestand na de dood van Lodewijk Bij de dood van Lodewijk was het slot niet afgewerkt zoals hiervoor al meermaals gezegd werd. Het torengebouw en het paleis waren aan de buitenzijde nagenoeg volledig afgewerkt, de grote vierkante toren was in opbouw en aan de kemenade moest men nog beginnen. Ook met de voorziene slotkapel en de geplande bergfried was nog geen aanvang gemaakt. De kemenade werd nog gebouwd, in vereenvoudigde vorm, tussen 1886 en 1892, maar de arcade die de kemenade moest verbinden met het poortgebouw werd afgevoerd. Ook de slotkapel en de verdedigingstoren (bergfried) werden niet meer gebouwd. De tuin en de terrassen die voorzien waren aan de westzijde van het kasteel werden evenmin gerealiseerd. Van de bouw van het ridderbad dat voorzien was bij het ridderverblijf en van de bruidskamer in de kemenade werd afgezien. De eerste en de tweede verdieping van het paleis waar een banketzaal en gastenkamers waren gepland werden nooit afgewerkt, maar voor het als privaatwoning bestemde kasteel bestonden ook ten tijde van Lodewijk II geen volledige afwerkingplannen en was over de bestemming van een groot aantal ruimtes in de burcht nog niet nagedacht. Stijlkenmerken In de 19e eeuw kan men in Duitsland spreken van een periode van de burchtenromantiek met bouwwerken zoals Slot Hohenschwangau, Slot Lichtenstein, de Burg Hohenzollern en talrijke burchten uit de Rijnstreek zoals slot Stolzenfels bij Koblenz. Ook het door Lodewijk II geplande, maar niet gerealiseerde Falkenstein, kan men in deze strekking onderbrengen. Door architectuurcritici werd Neuschwanstein dikwijls als kitsch afgedaan maar tegenwoordig worden de kastelen gebouwd door Lodewijk II gerekend tot de belangrijkste werken van het historisme. Het slot is een typisch voorbeeld van de 19e-eeuwse architectuur. Het is een eclectische vermenging van verschillende stijlen. De romaanse rondbogen zijn gecombineerd met de naar de hoogte strevende lijnen van de gotiek en de troonzaal is ingericht in Byzantijnse stijl. Dat alles wordt ondersteund door de technische mogelijkheden van het einde van de negentiende eeuw. De buitengevel langs de binnenhof is dan weer versierd met gevelschilderingen van Maria, de patrones van Beieren en de Heilige Joris in de typische stijl van de Lüftlmalerei uit de Allgäu. Niet uitgevoerde ontwerpen voor het ridderhuis verwezen op hun beurt al naar de Jugendstil. De binneninrichting Toen het slot afgewerkt was telde het meer dan 200 verschillende kamers en zalen waarvan er
slechts 15 volledig werden afgewerkt. In het paleis vindt men op de laagste verdiepingen slechts dienstruimten en kamers die bedoeld waren voor het personeel. Tegenwoordig zijn daar ook de kantoren van de diensten die het kasteel uitbaten gevestigd. Op de bovenste verdiepingen (derde en hoger) vindt men de pronkkamers en de ruimtes die voor de koning bestemd waren. De totale oppervlakte van alle verdiepingen bedraagt bijna 6.000 m². Het grondplan hieronder geeft een overzicht van de derde verdieping. Men vindt de volgende kamers op de derde verdieping (De zangerzaal op de vierde verdieping is rood ingekleurd): 1.Troonzaal. 2.Voorplaats. 3.Hoofdtrap. 4.Antichambre. 5.Werkkamer. 6.Woonkamer. 7.Antichambre. 8.Eetkamer. 9.Slaapkamer. 10.Kleedkamer. 11.Wintertuin. 12.Grot. 13.Huiskapel. Het kasteel was voorzien van de modernste snufjes van die tijd, zoals centrale heteluchtverwarming, telefoon in de koninklijke vertrekken en een elektrisch belsysteem om het personeel op te roepen. In de gigantische keuken was warm en koud stromend water voorhanden, evenals een liftje (ten behoeve van maaltijden). Op elke van de vier verdiepingen was stromend water beschikbaar en de wc’s waren voorzien van automatische spoelsystemen, een nieuwigheid voor die tijd. De troonzaal en de zangerzaal De grootste zalen van het slot zijn de troonzaal op de derde verdieping van het paleis en de zangerzaal op de vierde verdieping. De grootste van beide is de zangerzaal van 27 bij 10 meter en hij is gelegen boven de appartementen van de koning. De zangerzaal en de feestzaal van de Wartburg stonden model voor de zangerzaal van Neuschwanstein en het was een van de lievelingsprojecten van Lodewijk. De zaal werd versierd met taferelen uit de opera's Lohengrin en Parsifal. Een van de lange zijden van de rechthoekige zaal wordt afgesloten met een galerij met een tribune bovenaan, zoals de gelijknamige zaal op de Wartburg. Deze zaal was niet bedoeld voor hoffeesten, hij was veeleer een gedachtenismonument voor de ridderen minnekultuur waar de mensenschuwe koning kon vertoeven. Het eerste concert dat in de zaal plaatsvond was een herdenking van het overlijden van Richard Wagner in 1933. Troonzaal. De troonzaal gelegen in de westelijke vleugel van het paleis op de derde verdieping meet 20 x 12 meter. Door zijn hoogte van 13 meter neemt hij eveneens de ruimte van de vierde
verdieping in. Het voorbeeld voor deze ruimte was de vroegere hofkerk, de Allerheiligen-kerk in de koninklijke Residenz in München, de zaal was een ontwerp van Julius Hofmann. Hij werd aan drie zijden door arcades omgeven en in de apsis was de plaats voor de troon voorzien, de troon werd echter nooit gemaakt. De wandschilderingen zijn van Wilhelm Hauschild. Het vloermozaïek heeft Lodewijk zelf nooit gezien. Voor Lodewijk was de troonzaal de verzinnebeelding van de zaal op de mystieke burcht Monsalvat waar de graal getoond werd aan de graalridders en een symbool voor het Droit divin, waarover Lodewijk als staatshoofd van een constitutionele monarchie niet meer beschikte. De woon- en dienstruimten. De appartementen die voor de koning werden ingericht op de derde verdieping van de oostvleugel van het paleis waren nagenoeg voltooid voordat de koning overleed. Hoewel de kamers luxueus werden ingericht lijken deze ruimtes door hun beperkte grootte en het veelvuldig gebruik van sofa’s en zitbanken tamelijk modern. Zoals reeds eerder gezegd bestemde Lodewijk dit woongedeelte strikt voor privégebruik en hadden ze geen representatieve functie. De wandtapijten, meubelen en andere kunstwerken die gebruikt werden voor de versiering van de kamers van de koning gaan zoals steeds terug op zijn lievelingsthema’s, de legende van de Graal, de werken van Wolfram von Eschenbach en de bewerkingen ervan door Richard Wagner in zijn opera’s. De werkkamer. De woonkamer tegen de oostelijke gevel aan, is versierd met thema’s uit de Lohengrinlegende. De doorgang naar de werkkamer van de koning wordt gevormd door een grot die oorspronkelijk met een waterval en een verlichtingsinstallatie was uitgerust, die een regenboog kon doen verschijnen. De grot vormt ook de verbinding tussen de woonkamer en de wintertuin. Deze grot verwees naar Tannhäuser en de legende van de grot in de Venusberg. Lodewijk had nog een dergelijke grot laten bouwen, maar dan groter, in het Slotpark van Linderhof. Ook de decoratie van de werkkamer borduurt verder op het Tannhäuserverhaal in de versie van Wagner. De eetkamer naast de werkkamer gelegen is dan weer versierd met werken die verwijzen naar de minnezangers. De keuken. De keuken lag drie verdiepingen lager dan de eetkamer en het was dus technisch quasi onmogelijk om de tafel tot in de keuken te laten zakken om ze dan gedekt terug naar boven te brengen. Een dergelijke mechaniek was wel voorzien in Linderhof en Slot Herrenchiemsee. In de plaats hiervan was een dienstlift voor de schotels voorzien. De slaapkamer. De slaapkamer die aansloot op de eetkamer en de huiskapel waren de enige kamers die in neogotische stijl waren ingericht. Het bed is uitbundig versierd met houtsnijwerk. Aan het bed met zijn talrijke pinakels en de houten lambrisering werkten veertien houtsnijders gedurende vier jaar. Het was in deze kamer dat Lodewijk in de nacht van 11 op 12 juni 1886 in hechtenis werd genomen. Naast de slaapkamer bevindt zich een kleine huiskapel gewijd aan de Heilige Lodewijk, de patroonheilige van de Koning.