Ooit komt er een dag dat de hemel openbreekt en de doden zullen opstaan. Ooit komt er een dag dat U terug komt op een wolk en dat U kijkt met ogen, stralend als de zon Ooit zal het zo zijn dat we leven in een stad waar geen pijn en geen verdriet is Ooit zal het zo zijn als we komen in die stad dat de Vader onze tranen wist. Ik verlang zo naar de dag dat ik neer kniel aan Uw voeten en ik U mag herkennen aan Uw stem. Als we samen hand in hand het hemelsparadijs betreden, zal ik eeuwig mogen zijn waar U bent.
14 Als
wij geloven dat Jezus is gestorven en is opgestaan, moeten wij ook geloven dat God door Jezus de doden naar zich toe zal leiden, samen met Jezus zelf. 15 Wij zeggen u met een woord van de Heer: wij, die in leven blijven tot de komst van de Heer, zullen de doden in geen geval voorgaan. 16 Wanneer het signaal gegeven wordt, de aartsengel zijn stem verheft en de bazuin van God weerklinkt, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen. Dan zullen eerst de doden die Christus toebehoren opstaan, 17 en daarna zullen wij, die nog in leven zijn, samen met hen op de wolken worden weggevoerd en gaan we in de lucht de Heer tegemoet. Dan zullen we altijd bij hem zijn. 1 Tessalonizensen 4
Toen zag ik zeven gouden lampenstandaards, 13 en daartussen iemand die eruitzag als een mens. Hij was gekleed in een lang gewaad en had een gouden band om zijn borst. 14 Zijn hoofd en zijn haren waren wit als witte wol of als sneeuw, en zijn ogen waren als een vlammend vuur. 15 Zijn voeten gloeiden als brons in een oven. Zijn stem klonk als het geluid van geweldige watermassa’s. 16 In zijn rechterhand had hij zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard. Zijn gezicht schitterde als de felle zon. 17 Toen ik hem zag viel ik als dood voor zijn voeten neer. Maar hij legde zijn rechterhand op me en zei: ‘Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. 18 Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk. Openbaringen 1
1 Ik zag
een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. 2 Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. 3 Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. 4 Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ Openbaringen 21
Tot aan die dag wil ik weten wie U bent, wil ik leven dicht bij U en mij geven in aanbidding. Tot aan die dag wil ik horen wat U zegt en Uw woorden tot mij nemen. als een kostbaar geschenk. Tot aan die dag!
Tot aan die dag hoop ik te horen wie u bent, probeer ik te leven dicht bij u zal ik mijn best doen in aanbidding. Tot aan die dag wil ik soms horen wat U zegt en sommige woorden tot mij nemen als een gratis geschenk. Tot aan die dag!
Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf!
Hij wilde dat de mensen gelukkig zouden zijn: We schrijven u deze brief om onze vreugde volkomen te maken. 1 Joh 1 : 4 Hij wilde dat de mensen zonder zonde zouden zijn : Kinderen, ik schrijf u dit opdat u niet zondigt. Hij wilde dat de mensen veilig zouden zijn:
1 Joh. 2 : 1
Bestaat er een grotere leugenaar dan iemand die ontkent dat Jezus de christus is. 1 Joh. 2 : 22 Hij wilde dat de mensen zeker van hun zaak waren: Dit alles schrijf ik u omdat u moet weten dat u eeuwig leven hebt, u die gelooft in de naam van de Zoon van God. 1 Joh. 5 : 13
15 Heb de
wereld en wat in de wereld is niet lief. Als iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem, 16 want alles wat in de wereld is – zelfzuchtige begeerte, afgunstige inhaligheid, pronkzucht –, dat alles komt niet uit de Vader voort maar uit de wereld. 17 De wereld met haar begeerte gaat voorbij, maar wie Gods wil doet blijft tot in eeuwigheid 1 Johannes 2
Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, 13 want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt. 14 Doe alles zonder morren en tegenspreken, 15 opdat u zuiver en smetteloos bent, onberispelijke kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen u schittert als sterren aan de hemel. 16 Houd daarbij vast aan het woord dat leven brengt. Filippenzen 2