Oogst en oogstverwerking B
Antwoorden Oogsten, bewaren en afzetklaar maken
P. Admiraal Th. de Geus W. Hendrix J. Janssen N. Vollebregt
eerste druk, 2004
Artikelcode: 27134.2 & 27134.1
2004 Ontwikkelcentrum, Ede, Nederland
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, hetzij mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Ontwikkelcentrum.
2
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
1
Vragen 1.1
a b
c d
e f
Fysiologie van het gewas rondom afrijping en oogst
De formule van dissimilatie: suikers + zuurstof → koolzuurgas + water + energie. De formule van assimilatie: water + koolzuurgas + zonlicht → suiker + zuurstof. De processen zijn volkomen tegengesteld. Bij fotosynthese worden koolzuurgas en water opgenomen en komt zuurstof vrij als ‘afvalproduct’. Bij dissimilatie wordt zuurstof opgenomen en komen koolzuurgas en water vrij. Bij fotosynthese wordt energie opgeslagen, bij ademhaling wordt energie verbruikt. Door een goede stikstofbemesting, door beregenen, en door het bestrijden van ziekten en plagen. Als zetmeel of suikers in bijvoorbeeld wortelstokken, knollen en bollen; in de vorm van olie of vetten (koolzaad en vlas) of als houtstof (bomen en heesters) of andere vormen van droge stof. In de vruchten zitten onder meer vruchtsuikers (fructose) en andere suikers die gevormd zijn uit glucose afkomstig van het proces van fotosynthese. In vegetatief stadium: aardappelen, bloembollen, suikerbieten, prei, wortelen. In generatief stadium: granen, bloemkool, broccoli en sperziebonen.
❑ FYSIOLOGIE VAN HET GEWAS RONDOM AFRIJPING EN OOGST
3
2
Vragen 2.1
a b c d
e
f g h
4
Het moment van oogsten
Granen, maïs, zetmeelaardappelen en suikerbieten. Granen en maïs: graanpremie; zetmeelaardappelen: toeslag per ton; suikerbieten: exportsubsidie in combinatie met een quotum per teler. Alle groentegewassen, bloembolgewassen en boomkwekerijgewassen. In de akkerbouw consumptie- en pootaardappelen en uien. Door een gewas te vervroegen of te verlaten. In de boomkwekerij door het telen van containerplanten. Aardbeien in de kas, asperges onder plastic, aardappelen voorkiemen, gewassen onder folie, telen in Zeeland of Frankrijk. Het oogsten met de hand vraagt zeer veel arbeid en is dus duur. De afzetkosten zijn hoger (verpakken product, kosten veiling), meer oogstrisico (slecht weer), hogere teeltkosten (plantmateriaal, ziektebestrijding, beregenen of irrigatie). Droge periode: lage ziektedruk, hoog zetmeel- en suikergehalte, weinig grondtarra. Natte periode: hoge ziektedruk, lager zetmeel- en suikergehalte, veel grondtarra. Spruiten, prei, schorseneren, wortelen en loofbomen.
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
3
Vragen 3.1
a b c
Vragen 3.2
a b c
❑ HANDMATIG EN MACHINAAL OOGSTEN
Handmatig en machinaal oogsten
Handmatig oogsten is relatief duur; geschikt voor beperkte oppervlaktes; selectie en schoning bij oogst zijn mogelijk; oogsten in meerdere keren mogelijk. Peulen worden handmatig geoogst, omdat niet alle peulen gelijktijdig plukrijp zijn. Daarom zijn ze relatief duur. Sperziebonen, asperges (witte steken, groene maaien), aardappelen (Opperdoezer Ronde handmatig, rest machinaal), coniferen, laanbomen. Door gebruik te maken van hulpmiddelen als afvoerbanden, oogstwagens en dergelijke. Zie tekst werktuigen uit de sector. De grond op de rooimat beschermt het product.
5
4
Vragen 4.1
a
b c
d
e f
Vragen 4.2
a
b
6
Arbeid en Arbowet
De Arbo-arts kan een werknemer mogelijk uitnodigen voor het spreekuur, de Arbodienst krijgt inzicht in het verzuim binnen een bedrijf en kan eventueel al gaan werken aan terugkeer van een werknemer binnen het bedrijf. Instroom van werknemers in de WAO zo veel mogelijk voorkomen, zoeken naar aangepast werk binnen een bedrijf. Een plan waarin aangegeven staat op welke manier een werknemer na langdurige afwezigheid weer kan terugkeren in een bedrijf, bijvoorbeeld door aangepast werk, aangepaste arbeidstijden, vrijstellen van bepaalde werkzaamheden. Een bedrijf moet periodiek een risicoinventarisatie en -evaluatie uitvoeren. Dat wil zeggen dat onveilige situaties op een bedrijf in kaart worden gebracht en dat er verbeterplannen worden gemaakt op het gebied van arbeidsveiligheid. Een werkgever moet een risico-inventarisatie uitvoeren, ongevallen melden en binnen zijn bedrijf voorlichting geven over veilig werken. Meer aandacht voor voorlichting op het gebied van veiligheid; het aantal bedrijven met een risicoinventarisatie moet omhoog; per sector gaan werkgevers en werknemers knelpunten aanpakken. Een taaktijd is een standaardtijd voor een bepaalde handeling op een bedrijf, bijvoorbeeld het handmatig oogsten van kool. Hierbij wordt rekening gehouden met bijkomende handelingen, zoals afvoer van product, en met korte rusttijden. Een ondernemer kent het arbeidsaanbod van het bedrijf. Met behulp van taaktijden kan hij een arbeidsfilm of arbeidsplanning maken waaruit is af te lezen of vraag en aanbod van arbeid op het bedrijf met elkaar in evenwicht zijn.
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
5
Vragen 5.1
a
b
c d Vragen 5.2
a b c d
Het geoogste product transporteren en klaarmaken voor de opslag
Er zijn per jaar wel afwijkingen van 20 % mogelijk. Deze verschillen worden veroorzaakt door de groeiverschillen per jaar, maar ook rasverschillen zijn hierop van invloed. Die factoren zijn: – de te overbruggen afstand; – de beschadigingsgevoeligheid van het geoogst product; – de vraag of het product gelijk in opslag kan of dat het eerst nog geschoond moet worden; – de vraag of het gewenst is dat het product eerst wordt gesorteerd. Vanwege zijn grote spoelcapaciteit. Tijdelijke opslag van bomen. Kwaliteitshandhaving. Tussen de 1 en 4 °C. Door voorsorteren tijdens het inschuren wordt de basispartij regelmatiger en is het bewaarregime beter te bewaken. Hiervoor is het noodzakelijk om een gelijkmatige temperatuur tussen het product te realiseren. Wanneer het product is opgeslagen in kisten of fust kun je dit bereiken door: – voldoende ruimte te laten tussen de wanden en het plafond; – een goede luchtcirculatie; – fust/kisten overal even hoog te stapelen. Wanneer het product los gestort is kun je dit bereiken door de boxen gelijkmatig te vullen met een zwenkende boxenvuller.
❑ HET GEOOGSTE PRODUCT TRANSPORTEREN EN KLAARMAKEN VOOR DE OPSLAG
7
6
Vragen 6.1
a b c
Schoksorteermachines, wijkende bandsorteermachines en weegtelsorteermachines. Met schoksorteermachines. Een pelmachine ontdoet de bol of knol van wortelresten. Een pelcombine is een machine die klisters van de bollen afbreekt.
Vragen 6.2
a b
Dit hangt voornamelijk af van de indeling van de schuur. Transportafstanden kort houden en ervoor zorgen dat de transportwegen elkaar niet of zo min mogelijk kruisen.
Vragen 6.3
a b
Hun doel is verschil aan te brengen tussen beste, matige en slechte partijen. Aan de Landbouwkwaliteitswet en de daarop gebaseerde Algemene Maatregel van Bestuur. Door vertegenwoordigers van organisaties van producenten en handelaren in groenten en fruit. Die factoren zijn: – handelingen die bedrijven verrichten met het product; – de grootte van het bedrijf; – controleresultaten van het bedrijf; – de kwaliteit van producten.
c d
Vragen 6.4
a
b
c
Vragen 6.5
8
Het geoogste product sorteren en kwalificeren
a b
Maatregelen zijn: – het optimaliseren van een systeem van kwaliteitszorg; – het bewust en medeverantwoordelijk maken van medewerkers voor hun inbreng in de kwaliteit; – het motiveren van medewerkers om de toepassing van kwaliteitszorg tot een succes te maken; – het nastreven van kwaliteitscertificaten. Het is over het algemeen zo dat de medewerkers meer plezier in hun werk krijgen, doordat ze precies weten waar ze verantwoordelijk voor zijn. Dit werk willen ze over het algemeen zo goed mogelijk uitvoeren. Je moet je goed realiseren op welk niveau je medewerkers functioneren, want afhankelijk van hun niveau (1,2,3 of 4) kan een medewerker meer of minder verantwoordelijkheid dragen binnen je bedrijf. Dan kun je grove fouten voorkomen. Beige.
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
7
Vragen 7.1
a
b c d e
Het product klaarmaken voor de afzet
Dat zijn: – het product beschermen tegen kwaliteitsverlies; – het product goed en aantrekkelijk presenteren; – het product bundelen tot verkoopbare handelseenheden. In de Warenwet. Het is de Europese artikelnummering. Dit is een internationaal coderingssysteem dat gebruikt wordt voor het coderen van producten. Dat is: 87. De EU.
Vragen 7.2
a b
Om uitval van machines tijdens de top van het seizoen te voorkomen. In dit onderhoudsplan moet ten minste staan: – na x uren doorsmeren; – na x uren controle op de werking/functioneren machine; – na x uren vervanging vitale onderdelen.
Vragen 7.3
a b
Marktordening. Gevolgen zijn: – Producten die niet aan bepaalde minimumeisen voldoen, kunnen van bepaalde markten geweerd worden. Ook kan voorkomen worden dat producten die niet aan de ondergrens van de laagste klasse voldoen in de handel komen en de markt bederven. – Het indelen van producten in klassen aan de hand van minimumeisen per klasse is de eerste stap om producten naar kwaliteit in te delen en daardoor naar kwaliteit betaald te krijgen. Van: bloemen, bloembollen, bomen, hoveniers en groenten en fruit. Spillen zijn jonge laan-, sier- of vruchtbomen met een centrale as en liefst horizontaal ingeplante zijtakken.
c d
Vragen 7.4
a b c
d
Afzetklaar maken is niets anders dan het product klaarmaken naar de wensen van de koper. Zie figuur 7.1. Een verklaring hiervoor is dat de warmteproductie door vele factoren wordt beïnvloed zoals ras, bemesting, conditie van het product, oogsttijdstip en beschadigingen tijdens de oogst. Veldwarmte. Dit is de warmte die afgevoerd moet worden om product en fust van de inbrengtemperatuur tot de bewaartemperatuur af te koelen. – Ademhalingswarmte. Dit is de warmte die vrijkomt als gevolg van de ademhaling van het product. – Instralingswarmte. Er is meestal een verschil tussen de bewaartemperatuur en de buitentemperatuur. Wanneer de temperatuur buiten hoger is dan in de bewaarruimte stroomt er warmte de koelcel in. – Circulatiewarmte. De warmte geproduceerd door ventilatoren die noodzakelijk zijn voor de luchtbeweging in de cel.
❑ HET PRODUCT KLAARMAKEN VOOR DE AFZET
9
–
–
–
10
Ventilatiewarmte. Bij het openen van deuren, door lekken en bewust aangebrachte openingen in de wanden stroomt buitenlucht de cel in. Omdat de buitenlucht meestal warmer is dan de lucht in de cel is er sprake van warmtetoevoer naar de cel. Ontdooiwarmte. Door het koelen van het product slaat vocht neer op de verdamper. Dat vocht wordt daar omgezet in ijs. Door het toevoeren van warmte ontdooit dit ijs en wordt dan afgevoerd. Een deel van de toegevoerde warmte wordt echter niet benut voor de ontdooiing en komt in de bewaarruimte terecht. Overige warmtebronnen. Het gaat om warmte die afkomstig is van mensen, machines en verlichting.
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
8
Vragen 8.1
a
b
c Vragen 8.2
a b
c d Vragen 8.3
a
b
❑ ORGANISEREN VAN DE AFZET
Organiseren van de afzet
Redenen zijn: – om een goed beeld te krijgen van de oogst; – om verschillende jaren met elkaar te kunnen vergelijken; – om het effect van verschillende teelt handelingen te meten. Voordelen zijn: – een nauwkeurige registratie; – uitwisseling van gegevens tussen de modules voor financiële/boekhoudkundige, teeltverzorging, schuurverwerking, fust en veilingregistratie. Zie figuur 8.2. Dat zijn aanhangwagen, vrachtwagen, aanhangwagencombinatie, trekker + oplegger. Dat zijn: – je kunt de vrachtwagen op ieder gewenst moment starten; – je kunt snel reageren op opdrachten, bijvoorbeeld van het bemiddelingsbureau; – bij een luxe auto met aanhanger kun je de wagen ook privé gebruiken; – bij contact met de ‘handel’ kun je inspelen op hun wensen; – bij contact met collega-telers kun je nieuwtjes doornemen; – je kunt kijken wat collega’s aanvoeren en hoe zij hun producten verpakken. Dat zijn temperatuur, vochtigheid en ventilatie. Door het ademhalingsproces van het product. Door: – de technische inrichting van de werkplek; – de taakbelasting van je medewerkers; – de ervaring en de routine van je medewerkers; – de capaciteiten van je medewerkers; – de motivatie van je medewerkers. Gegevens: – naam van de afzender; – naam van de geadresseerde; – plaats van de afzending; – plaats van de bestemming; – omschrijving van de goederen; – merken waarin bij voorkeur de plaats van lossing is opgenomen, evenals de nummering van de colli; – bruto- en nettogewicht en afmetingen; – wie de vracht betaalt; – wat verder door voorschriften wordt opgelegd; – waarmerking van ontvangst respectievelijk vervoer van de vervoerder.
11
9
Vragen 9.1
a b c d e
Vragen 9.2
a
b
c
Vragen 9.3
a b c d
12
Productkennis en afzet
Je weet welke eigenschappen een product heeft en welke gebruiksmogelijkheden er voor het product zijn. De handel in graan- en tuinbouwproducten. Bij groente-, fruit-, bollen- en boomteeltproducten. Het moet systematisch zijn zodat herhalen op dezelfde wijze mogelijk is. Het moet objectief zijn om geloofwaardig te zijn. Eigenschappen van het product: houdbaarheid, voedingswaarde, uiterlijk, smaak, versheid, verpakking, aanwezigheid van ziekteverwekkers, schadelijke stoffen, presentatie van het product. Eigenschappen van het productieproces: de milieubelasting, diervriendelijkheid, goede controle, de arbeidsomstandigheden tijdens de productie, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Die toont dat er in een bedrijf vier soorten activiteiten nodig zijn voor kwaliteitsverbetering: een plan, de uitvoering, controle en actie naar aanleiding van de controle. Zie figuur 9.4. Differentiatie in de bedrijfskolom is het gevolg van het zelfstandig uitvoeren van onderdelen van de activiteiten in een schakel. De bedrijfskolom wordt langer. Dat zijn: – het garanderen van een betere kwaliteit van het product; – een beter gebruikmaken van productiefactoren; – een minimale hoeveelheid afvalstoffen produceren; – beter inspelen op de kwaliteit die de markt vraagt.
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
10
Fysiologie van de bewaring
Vragen 10.1
a b
Door een plotselinge verstoring van het evenwicht in de plant. De vochtdruk in de cel die ontstaat door osmose.
Vragen 10.2
a
Koolzuurgas, water en energie.
Vragen 10.3
a b
Zie tekst: drogen, wondhelen, koelen, bewaren, opwarmen. De temperatuur die vooraan of onder in de hoop veel lager is dan bovenin of achterin, gelijk maken. Om de temperatuur- en vochtigheidsverschillen op te heffen. Geen antwoord aanwezig. Geen antwoord aanwezig.
c d e
❑ FYSIOLOGIE VAN DE BEWARING
13
11
Vragen 11.1
a
b c
Redenen kunnen zijn: – hij wil de levering uitsmeren over een grotere of latere periode; – hij wil de kwaliteit verhogen door rijping, veranderingen in het product zoals fermentatie enzovoort; – hij wil er later een hogere prijs voor krijgen. Bewaren is het overbruggen van de tijd tussen de fysiologische (nood)rijpheid van het product en het afleveren aan de klant of verwerkende industrie. Handhaven temperatuur, toevoeren van zuurstof en afvoeren van ademhalingsproducten.
Vragen 11.2
a
Bewaartemperatuur van lelies is onder 0 °C, de gemiddelde minimumtemperatuur is veel te hoog.
Vragen 11.3
a
De koele lucht kan door het doek binnenstromen, zakt door het stro naar beneden en komt in het product. De lucht wordt vervolgens wat opgewarmd, zet uit en wordt lichter. De lucht stijgt op in de hoop en verlaat de hoop door het doek aan de bovenkant.
Vragen 11.4
a b
Door vermijding van stortkegels, tarra, regenwater en zieke planten(delen). Tijdens het inbrengen en de droging van het product.
Vragen 11.5
a
Redenen zijn de volgende. – Poederen kun je alleen maar doen tijdens het inschuren, gassen tijdens het gehele traject. – De verdeling van de werkzame stof is bij gassen veel beter dan bij poederen (grote deeltjes verspreid over het oppervlak). Bij vernevelen is de verdeling van de actieve stof beter, bovendien stuift het niet (beter voor de mens).
b
14
Omstandigheden rondom het bewaren van producten
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
12
Vragen 12.1
a b c d e
Vragen 12.2
a b c d e
De bewaarruimte
Tijdens de inschuring en drogingsfase is veel lucht nodig, de tijdsduur van deze fase mag niet lang zijn. Om de grootte van de bewaarplaats te kunnen schatten (stort- en stapelhoogte). Geen antwoord aanwezig. Dit zijn plaatselijke gebiedjes waar de temperatuur sterk kan afwijken, omdat er weinig isolatie zit. Neiging tot vroegere kieming, bevriezing, bederf. Een lijn die op een kaart of tekening een gebied met dezelfde temperatuur aangeeft. Deze heeft aan beide kanten een harde laag om te voorkomen dat ongedierte er doorheen komt. Door te vegen met een bezem verspreid je schimmelsporen door de hele bewaarplaats. Na iedere bewaring moet je dagenlang luchten om alle sporen van gassen (ethyleen, chemische verouderingsremmers) te verwijderen. Een (dure) geijkte thermometer samen met de voelers van de apparatuur in een emmer met water zetten. Door warm en koud water bij te vullen kun je temperaturen maken en vergelijken.
Vragen 12.3
a b c
(500/650) × 100 = 77%. De inhoud is dan 77% van 1,88 m3 = 1,45 m3. De doorgeblazen lucht heeft kenmerken van het product in de cel aangenomen. De kisten en pallets nemen ruimte in en de kisten kunnen ook niet naadloos tegen elkaar staan.
Vragen 12.4
a
Om te vermijden dat je het achterste gedeelte van de bewaarplaats het eerst moet afleveren. Belangrijke punten zijn: – aantal hectaren product en de geschatte opbrengst; – ruimte voor uitbreiding; – aantal rassen en soorten; – keuze van het bewaarsysteem; – bestaand gebouw of nieuwbouw; – sterkte en constructie van bestaand gebouw; – geluidsnorm (omgevingslawaai voor huizen in de buurt); – maximale lengte van de kanalen; – manier van in- en uitschuren; – lengte van de bewaarperiode.
b
❑ DE BEWAARRUIMTE
15
13
Vragen 13.1
a
b
Vragen 13.2
a b c d e
Vragen 13.3
a b c
Vragen 13.4
16
a
Optimale bewaaromstandigheden
Die factoren zijn: temperatuur, RV en afvoer ademhalingsproducten. Temperatuur hoger betekent een hogere ademhaling, dus gewichtsverlies. RV te hoog geeft grote kans op bacterierot. Te veel CO2 geeft een kwaliteitsverlies (reducerende suikers et cetera). Eisen: – een geïsoleerd gebouw om temperatuurschommelingen en langdurig te hoge of te lage temperaturen van de omgeving op te vangen; – een koel- of opwarmingssysteem om de producttemperatuur op het juiste peil te houden (dit kan best een ventilatiesysteem met buitenlucht zijn); – een systeem dat het natte geoogste product in korte tijd kan drogen; – een systeem om de relatieve luchtvochtigheid in de bewaarruimte te beheersen (meestal is een geïsoleerd gebouw met (interne) ventilatie voldoende); – de apparatuur om de bovenstaande voorzieningen meer of minder geautomatiseerd te bedienen. Drogen, wondhelen, koelen, bewaren, opwarmen, afleveren. Een beschermende laag kurkcellen die gevormd wordt over de wond van een plant. Het vormen kost energie, de kwaliteit gaat achteruit, het weefsel is tarra. Kleine, vlakke wond, relatief hoge temperatuur en hoge RV. Het product droogt uit. Regelmatig intern ventileren (vocht weer in de hoop blazen). Boven in de schuur een afzuigventilator plaatsen. Zie tekst. Lucht van 0 °C en 50 procent RV bevat 2,8 g vocht/kg lucht. Lucht van 20 °C en 100 procent RV bevat 15,0 g vocht/kg lucht. Opnamevermogen is dan 15 − 2,8 = 12,2 gram vocht. Lucht bevat waterdamp. Als de lucht afkoelt, wordt het verzadigingspunt bereikt en condenseert de damp tot fijne druppeltjes die in de lucht blijven zweven.
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN
14
Vragen 14.1
a
b c Vragen 14.2
a b
Vragen 14.3
a b
Vragen 14.4
a
b
❑ BEWAAROMSTANDIGHEDEN INSTELLEN
Bewaaromstandigheden instellen
Bij een thermostaatkraan hoef je de kraan alleen maar op een bepaalde stand te zetten. De thermostaat meet de omgevingstemperatuur. Is de temperatuur te laag dan wordt de kraan wat opengezet. Is de temperatuur te hoog, dan wordt de kraan wat dichtgezet. Zie onder figuur 14.1 voor de zes onderdelen. Zie figuur 14.1, maar nu met een cel erbij getekend. Je kunt oefenen zonder dat je gevaar loopt iets verkeerd te doen. Het is vaak ook veel goedkoper. Doordat de druk aan één kant groter is, zal er een kracht op het luik ontstaan. Hierdoor wordt de zwaartekracht overwonnen en gaat het luik open. Valt de druk weg dan sluit het luik automatisch. Het verschil in de actuele dampspanning en de maximale dampspanning die mogelijk is bij die temperatuur. CA = Controlled Atmosphere, beheerste gassamenstelling in de lucht. MA = Modified Atmosphere, aangepaste gassamenstelling. ULO = Ultra Low Oxygen, heel laag zuurstofgehalte ofwel heel lage ademhaling. Een wat hogere temperatuur betekent alleen een wat hogere ademhaling. Bij een wisselende temperatuur is de kans groot dat het product een volgende levensfase gaat beginnen, bijvoorbeeld kiemen. Minimum temperaturen van de komende vijf dagen bepalen. Inschatten per dag hoeveel uren de temperatuur lager zal zijn dan de producttemperatuur minus 2 graden. Is het aantal uren ruim voldoende, dan inschatten bij 3 graden temperatuurverschil et cetera.
17
18
❑ OOGSTEN, BEWAREN EN AFZETKLAAR MAKEN