Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Termenlijst tweede graad Nederlands klank klinker gedekt
Deze klinkers worden gevolgd (gedekt) door een medeklinker in dezelfde lettergreep: kast.
ongedekt
Lange klinkers (worden soms gevolgd door een medeklinker: kaas, soms niet: keu)
medeklinker stemloos stemhebbend
Stemband trilt niet mee bij uitspraak p,t,k,… Stemband trilt wel mee bij uitspraak b,d,g,…
tussenklank
Klank die we horen tussen twee woorddelen in sommige samenstellingen en afleidingen: pannenkoek, vruchteloos.
tussenletter
Letter of lettercombinatie die we spellen in een woord waar we een tussenklank horen –en in eikenboom Een woord dat hetzelfde klinkt als een ander woord, maar een andere betekenis heeft. Wij-wei/lijdenleiden. Het gebruik van leestekens in een tekst Vormverandering die nodig is om een woord bij andere woorden te doen passen. Groot grote/ boom bomen Vormverandering bij werkwoorden (tijd, getal, persoon, wijs) Woord dat in alle opzichten tot onze taal behoort (Nederlandse klanken, uitspraak, …) Woord dat uit een vreemde taal geleend is (computer, fauteuil) Geslacht van een woord Woordsoort – het zijn woorden die meer informatie geven over bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, telwoorden of andere bijwoorden Dit werkwoord is het belangrijkste ww van de zin en zegt wat de hoofdactie is in de hele zin. In elke (enkelvoudige)zin is er maar één hoofdwerkwoord. Hoofdwerkwoorden die iets zeggen over de toestand waarin het onderwerp zich bevindt. Ze worden gecombineerd met een nwg (zijn, worden, blijven, blijken, heten, dunken, voorkomen, lijken, schijnen) werkwoorden die alleen (dus zelfstandig) de betekeniskern van een wwg vormen. (zij speelt alleen, zij heeft alleen gespeeld) Gebiedende wijs zo kan een bevel gegeven worden. Ga naar huis. Kom niet te laat Voornaamwoord dat verwijst naar het onderwerp van de zin zelf. (ik was me, hij scheert zich) altijd zelfstandig gebruikt ‘het’ Voornaamwoord dat verwijst naar het meervoudige onderwerp van de zin. (Zij haten elkaar, ze zijn elkaars vijanden) kan zowel zelfstandig als bijvoeglijk gebruikt worden) Woord dat twee deelzinnen met elkaar verbindt Hoofdtelwoorden zijn telwoorden die een aantal of nummer aangeven: twee, vijfendertig, beide, veel,
homofoon
interpunctie verbuiging
vervoeging inheems woord leenwoord genus bijwoord
hoofdwerkwoord
koppelwerkwoord
zelfstandig werkwoord
imperatief wederkerend voornaamwoord
onpersoonlijk voornaamwoord wederzijds voornaamwoord
voegwoord hoofdtelwoord
Nederlands
Termenlijst tweede graad
1/6
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
weinig,…) Rangtelwoorden zijn telwoorden die een rangorde in een reeks aangeven (eerste, tweede, middelste, laatste,…) Een woordgroep waarvan de kern een zelfstandig naamwoord is. Bij de kern kunnen andere bepalingen, bijvoeglijke naamwoorden, voornaamwoorden,… staan (de rok, de rok van Sarah,…) De werkwoordgroep bevat alle werkwoorden in de hoofd- of bijzin Zin met één hoofdzin (geen bijzinnen) en met dus één pv Zin met meerdere hoofdzinnen en/of bijzinnen en met meerdere pv’s. Samengestelde zinnen die uit meer hoofdzinnen bestaan. (Ik ben blij, want ik heb net een leuk cadeau gekregen.) Samengestelde zinnen die uit een hoofdzin en één of meerdere bijzinnen bestaan (Ik ben blij omdat ik net een leuk cadeau gekregen heb.) Zin die geen zinsdeel of zinsdeelstuk in een andere zin is. Een kenmerk van een hoofdzin is dat onderwerp en pv altijd naast elkaar staan. Je kan er ook geen woord/zinsdeel tussenplaatsen. (Ik ben blij omdat ik net een leuk cadeau gekregen heb.) De zin zonder de bijzinnen Zin die een zinsdeel of zinsdeelstuk in een andere zin is. Een kenmerk van een bijzin is dat onderwerp en pv niet naast elkaar staan of dat je er een woord/zinsdeel kan tussenplaatsen. (Ik ben blij omdat ik net een leuk cadeau gekregen heb.) Een zin bestaat uit twee delen: het onderwerp: dit is waarover iets gezegd wordt predicaat: wat er over het onderwerp gezegd wordt. Vb. Hij geeft bloemen aan de juf. Onderwerp = hij Predicaat= geeft bloemen aan de juf.
rangtelwoord
zelfstandig naamwoordgroep
werkwoordgroep enkelvoudige zin samengestelde zin nevengeschikte zin
ondergeschikte zin
hoofdzin
rompzin bijzin
predicaat
delen van wwg afgescheiden deel van de pv (adpv) voltooid deelwoord (vd) infinitief (inf) werkwoordelijke uitdrukking (ww. uitdr.) wederkerend voornaamwoord (wed.vn.) delen van nwg de werkwoorden (zie wwg) naamwoordelijke deel van het (naamwoordelijk) gezegde (nwd) voorzetselvoorwerp (VV)
bijwoordelijke bepaling
soorten zinnen zinnen met inversie bevestigende zin
Nederlands
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Zij rekenen wel met hem af. Ze hebben me bloemen gegeven. De kinderen zullen liedjes zingen. De dieven namen gisteren snel de benen. Ze hebben zich goed gedragen.
Hij is gisteren ziek geweest. Zinsdeel dat met een vast voorzetsel begint. In de zin heb je ook een werkwoord dat samen met dat voorzetsel gebruikt wordt. (Wij luisteren naar de radio) Een zinsdeel dat meer informatie geeft over tijd, richting, plaats, middel,… . Ze zijn gisteren naar de dierentuin geweest met de trein. Pv staat voor onderwerp in de zin: (Ben jij hier geweest?) Houdt bevestiging in: (We zagen hem gisteren.)
Termenlijst tweede graad
2/6
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Ontkenning: (Hij is hier niet geweest.) ontkennende zin Bevel: (Neem nu je agenda.) gebiedende zin Uitroep en uitroepteken! (Ik wil je nooit meer zien!) uitroepende zin beeldspraak vergelijking personificatie metafoor
metonymie
gevoelswaarde van woorden
modaliteit van de zin
tekstsoort
teksttype
tekstdoel
tussentitel bladspiegel structuuraanduiders
- verbindingswoord - signaalwoord
Nederlands
Een manier om iets figuurlijk uit te drukken. Het begrip wordt omgezet in een beeld. Iets wordt vergeleken met iets anders m.b.v. het woord (zo)als. (Hij zag zo rood als een kreeft.) Een dier/ding/… krijgt menselijke eigenschappen: (De regen tikt tegen de ramen.) Een stijlfiguur: een vorm van beeldspraak waarbij geen vergelijkingswoord wordt gebruikt, gebaseerd op een gelijkenis (Hij is net een kreeft.) In plaats van een begrip rechtstreeks te noemen, wordt een tweede begrip gebruikt dat iets te maken heeft met het eerste. In tegenstelling tot de metafoor is er geen gelijkenis maar een ander verband. O.a. deel van het geheel (vb. We tellen de koppen (van de mensen)), maker of uitvinder wordt genoemd (vb. In de hal hangt een (schilderij van) Rembrandt. De positieve of negatieve bijbetekenis van bepaalde woorden, zonder de echte woordenboekbetekenis. (volslankwoordenboek: dikpositief gevoel) (moddervetwoordenboek: diknegatief gevoel) Modaliteit drukt de verhouding uit tussen de beschrijving en de werkelijkheid, bijvoorbeeld het oordeel van de spreker ten opzichte van de waarschijnlijkheid, mogelijkheid, wenselijkheid van de inhoud van de zin. Modaliteit kan onder meer worden uitgedrukt door bijwoorden, modale hulpwerkwoorden en de verleden tijd. Vb. Ik zou dit (eventueel) kunnen doen. De tekstsoort hangt samen met het tekstdoel. Er zijn slechts vijf tekstsoorten: informatieve: geeft informatie ontspannende/diverterende: ontspannen activerende: beïnvloeden, aansporen persuasieve/overtuigende: overtuigen emotieve/expressieve: wil gevoelens uitdrukken Per tekstsoort zijn er verschillende teksttypes mogelijk. Heeft te maken met waar je de tekst terugvindt: bv. krantenartikel, pamflet, liefdesbrief, lezersbrief, gedicht, liedjestekst,… Waarom de tekst geschreven wordt – hangt samen met de tekstsoort: Informatie geven: informatieve tekst Ontspannen: ontspannende/diverterende tekst Aansporen, beïnvloeden: activerende tekst Overtuigen: persuasieve/overtuigende tekst Gevoelens uitdrukken: emotieve/expressieve tekst Titeltjes boven alinea’s in een tekst De indeling van de pagina de verhouding tussen de witruimte en de bedrukte ruimte van een pagina/ Woorden die zorgen voor de structuur in een tekst Woord dat zinnen/alinea’s met elkaar verbindt (ten eerste, …) Woord dat een verband uitdrukt van een zin/woord/… met de rest van de tekst (bijvoorbeeld,
Termenlijst tweede graad
3/6
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
- verwijswoord verband - middel-doel - oorzaak-gevolg - als-dan - voordelen-nadelen - voor-tegen - gevolgaanduidend - chronologisch feit mening objectief subjectief standaardtaal
Standaardnederlands
tussentaal
(taal)register
verbale/non verbale communicatie
lichaamstaal
verhaal fictie/non-fictie thema ik-verteller hij-verteller
tijd
ruimte
spanning
flashback
Nederlands
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
bijgevolg, hoewel,…) Woord dat verwijst naar een ander woord uit de tekst (haar, zijn, die,…)
Hoe? Waarom?
Waarom? Volgens de tijd Gebeurtenis/omstandigheid die vaststaat/wat gebeurd is Persoonlijke opinie/wat iemand ergens over denkt -feit: zoals het gebeurd is, zonder eigen mening toe te voegen (zoals een verslag in het nieuws) -mening: je eigen mening vertellen (bv waarom je een film goed of slecht vond: recensie) Een taal die algemeen bruikbaar is in een land die je vooral gebruikt als je met mensen spreekt die je niet kent Het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in België (Vlaanderen), Nederland, Suriname,…. Het is een taal die je vooral gebruikt als je met mensen spreekt die je niet kent Het Nederlands dat in Vlaanderen eigenlijk gebruikt wordt. Het bevindt zich tussen het Standaardnederlands en het dialect en wordt daarom tussentaal genoemd. (bv. ge/gij i.p.v. je/jij) Een bepaald soort taalgebruik dat afhangt van de situatie/mensen. Bij een gesprek met de directeur gebruik je formelere (=plechtigere) taal. Bij een gesprek met vrienden informele (=vertrouwelijke) taal. Bij verbale communicatie gebruik je woorden of afgesproken signalen. Bij non-verbale communicatie gebruik je geen woorden, maar gebaren, gelaatsuitdrukkingen,… Een voorbeeld van non-verbale communicatie. Met je lichaam kan je ook communiceren. (iemand die ineengedoken in een hoekje zit, toont dat hij ongelukkig is) Weergave van echte of verzonnen gebeurtenissen Verzonnen (bv. roman)/niet-verzonnen (bv. krantenartikel) Het onderwerp van een verhaal Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van een ik-persoon die alles beleeft. Het verhaal wordt verteld vanuit het standpunt van een hij-persoon. Die hij persoon kan het verhaal zelf beleven (personeel) of niet (alwetend/auctorieel). De tijd waarin het verhaal zich afspeelt (heden/verleden/toekomst) De ruimte waarin het verhaal zich afspeelt (de stad, een huis, Zwitserland,…). De ruimte kan symbolisch of functioneel gebruikt worden. spanningsopbouw in verhalen/films/…. Als er veel spanning is in een verhaal, wil je bv. weten hoe het afloopt. teruggaan in de tijd om iets te verduidelijken i.v.m. het verhaal, sprong naar het verleden
Termenlijst tweede graad
4/6
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
flashforward
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
vooruitwijzen in de tijd om iets te verduidelijken i.v.m. het verhaal, sprong naar de toekomst
teksttype -
strip
Bv. Jommeke, Suske en Wiske
-
cursiefje
Humoristisch stukje prozatekst over dagelijks leven dat eindigt met een pointe (=leuke, onverwachte wending in het verhaal)
-
column
Kort stukje tekst waarin de auteur zijn mening geeft over een actueel onderwerp (in de krant of in een tijdschrift)
-
kortverhaal
Een prozatekst die niet langer is dan 20 pagina’s en een beperkt aantal personages heeft.
-
(jeugd)roman
Prozatekst, fictie, die een bepaalde omvang heeft (moet een bepaald aantal pagina’s hebben)
-
mythe
Epische verhaalvorm waarin goden een belangrijke rol spelen. Dikwijls wordt er iets verklaard a.d.h.v. gebeurtenissen uit de godenwereld
-
fabel
Epische verhaalvorm waarin dieren (die zich gedragen als mensen) de hoofdrol spelen. Men wil ons een les leren a.d.h.v. gebeurtenissen uit de dierenwereld.
-
sprookje
Epische verhaalvorm waarin een heleboel fantasieelementen zitten (heksen, dwergen, tovenarij,…)
-
sage
Epische verhaalvorm: traditioneel volksverhaal met landelijk karakter.
-
stadssage
Epische verhaalvorm: modern volksverhaal met stedelijk karakter. (speelt zich af in de stad) = broodjeaapverhaal Fase in de culturele ontwikkeling gelijkaardige ideeën, kenmerken,… Kunststroming in de 19de eeuw: alle kunst moest zoveel mogelijk de werkelijkheid weergeven
kunststroming
-
realisme
-
romantiek
gedicht klank
rijm
vers ritme strofe poëzie
toneeltekst
Nederlands
Kunststroming in de 18de-19de eeuw: alle kunst moest het gevoel, emoties als uitgangspunt nemen. Literaire tekst die tot de poëzie wordt gerekend. Vaak wordt het in versvorm geschreven. De klank van een gedicht heeft te maken met de klinkers/medeklinkers die gebruikt worden (alliteratie en assonantie) Twee woorden in beklemtoonde lettergrepen die een klankgelijkheid hebben. (alliteratie=medeklinkerrijm/assonantie=klinkerrijm) Een regel in een gedicht De manier waarop je een zin/een versregel uitspreekt Een blokje tekst dat deel uitmaakt van een gedicht. Dichtkunst: emotieve teksten die gevoelens willen uitdrukken en de lezer willen ontroeren, over iets na laten denken,… De tekst die de personages in een toneelstuk hebben. In de toneeltekst staat ook vermeld wat er
Termenlijst tweede graad
5/6
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
(jeugd)theater
tv-drama
soap
klanknabootsing / onomatopee alliteratie assonantie/klinkerrijm humor
ironie
Nederlands
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
daarrond nog allemaal gebeurt (bv. wie er op de scène komt, welk geluid je hoort, hoe de acteurs hun tekst moeten brengen,…) verzamelnaam voor kunstvormen die levende voorstellingen maken voor een publiek. (bv. drama, jeugdtheater voor de jeugd, poppenspel, cabaret,…) een dramareeks (dus geen komedie) op de televisie waarbij elke aflevering een op zich staand geheel vormt. (Grey’s Anatomy, Salamander, Quiz me Quick,…) tv-reeks waar de afleveringen geen op zich staand geheel vormen. Ze eindigen vaak met een cliffhanger zodat de kijker de volgende aflevering zeker zou willen zien. (Familie, Thuis, Home and Away, Days of our Lives,…) Stijlfiguur waar in één of meerdere woorden een geluid wordt nagedaan (vb. koekoek) Binnen één versregel beginnen minstens twee woorden met dezelfde medeklinker Binnen één versregel vind je dezelfde klinkers Iets wat grappig is kunnen aanvoelen of zelf tot uitdrukking brengen. Er zijn verschillende soorten en vormen humor. Een soort humor: het tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt.
Termenlijst tweede graad
6/6