Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Basiskennis Kernbegrippen voor zes jaar geschiedenisonderwijs Over de zes jaren heen wordt een inhoudelijke leerlijn gevolgd die inzichten in de historische samenhang geleidelijk opbouwt, met verankering in het historisch referentiekader.
Algemene begrippen: aanpassen actie/reactie context (dis)-continuïteit discriminatie elite emancipatie (r)-evolutie feit/mening gelijkheid generatie globalisering hypothese homogeen heterogeen ideologie pragmatisch instiutionalisering intern extern jaar decennium eeuw millennium kern (centrum) periferie kritisch lokaal regionaal nationaal internationaal transinternationaal macht onmacht mobiliteit multicultureel objectief subjectief oorzaak aanleiding gevolg prehistorie geschiedenis primaire bron secundaire bron progressief conservatief reactionair receptief reconstrueren rechten plichten sociaal economisch statisch dynamisch tijdvak vooruitgang vrijheid Politiek adel bondgenoot democratie staat intern conflict multilateraal politiek geweld grootrijk multipolariteit
afhankelijkheid onafhankelijkheid ambtenaar belastingen vijand burger centralisering decentralisering autocratie eenheid versnippering gemeenschap gezag macht hiërarchie imperialisme extern conflict kolonisatie dekolonisatie militaire macht unilateriaal oorlog/vrede overheid onderdaan regels en wetten regime soevereiniteit staat wereldrijk staatsvorming staatsontbinding unipolariteit wetgevende uitvoerende en rechterlijke macht
Sociaal-economisch arbeid kapitaal armoede rijkdom inflatie demografie vrije economie gelijkheid recessie grondstof huishouden inkomsten massa individu gesloten economie: autarkie ruileconomie geldeconomie stad platteland jager landbouwer vrij/onvrij zekerheid Cultureel concreet kunstenaar wetenschap integratie multicultureel rationeel secularisering
Geschiedenis
grondbezit ambtenaar arbeider bezit conjunctuur deflatie emigratie immigratie geleide economie ongelijkheid groei crisis afgewerkt product handel uitgaven landbouw industrie nataliteit mortaliteit open economie overleven productieoverschotten sedentair nomade sociale piramide standen klassen voedselverzamelaar handwerklui handelaars vraag en aanbod onzekerheid
abstract cultuur filosofie religie gelovigen ongelovigen segregatie kerk en geloof mythe orthodox emotioneel realistisch verdraagzaamheid
tegencultuur kerk & staat fundamentalisme geloof informatie desinformatie monotheïsme polytheïsme priester natuurgodsdienst idealistisch ritueel wereldbeeld mensbeeld
Historia 5 - Woordenlijst
1/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Historisch referentiekader: situeer historische gebeurtenissen in ruimte, tijd en socialiteit. Ruimte: maritiem (zee) en continentaal (land) Continentaal: landelijk, stedelijk, regionaal en mondiaal Tijd: indeling in periodes: Voorgeschiedenis Geschiedenis: oude Nabije Oosten, klassieke oudheid, middeleeuwen, nieuwe tijd, nieuwste tijd en eigen tijd. Tijdrekeningen: Joodse, islamitische en christelijke tijdrekening. Tijdeenheden: decennium – eeuw – millennium Socialiteit: politiek-territoriaal, sociaal, economisch en cultureel domein Politieke domein: zodra een groep groter is, zijn afspraken nodig. De groep moet bestuurd worden. Dit kan democratisch (iedereen heeft inspraak) of ondemocratisch (de dictatuur bepaalt alles). De leiding van een stam of een land moet zonodig ook conflicten oplossen met andere stammen of landen. Grondwet: een document waarin de grondrechten en/of de organisatiestructuur van de staat in een bepaald land beschreven staan. Hier staan de fundamentele rechten en vrijheden van de Belgen. Scheiding van de machten: Elke macht controleert en beperkt de andere machten. Wanneer de uitoefening van de wetgevende en van de uitvoerende macht aan één persoon of aan één instantie toebehoort, dan is er geen vrijheid omdat men kan vrezen dat de alleenheerser of instantie naar willekeur wetten kan geven, die hij ook willekeurig kan uitvoeren. Wetgevende macht: maakt de wetten en controleert de uitvoerende macht. Ze wordt uitgeoefend door het parlement en de koning. Het parlement bestaat uit twee kamers, de Senaat en de Kamer van volksvertegenwoordigers. Uitvoerende macht: bestuurt het land. Ze zorgt ervoor dat de wetten in concrete gevallen worden toegepast en nageleefd. De uitvoerende macht wordt uitgeoefend door de koning en zijn regering van ministers en staatssecretarissen. Rechterlijke macht: doet uitspraak over geschillen en wordt uitgeoefend door hoven en rechtbanken. Ze controleert ook de wettelijkheid van de daden van de uitvoerende macht. Meerderheid: Een gewone meerderheid van stemmen is een meerderheid die is bereikt wanneer er in een stemprocedure meer voorstemmen zijn dan tegenstemmen. De helft plus één. Coalitie: In de politiek is een coalitie een samenwerking tussen verschillende politieke partijen. Hierdoor wordt het mogelijk een regering te formeren, die door een deel van de volksvertegenwoordiging wordt ondersteund. Links: Linkse partijen vinden dat de staat een belangrijke rol moet spelen, vooral bij het beschermen van de zwakken in de samenleving. Gelijkwaardigheid, eerlijke verdeling van de rijkdom, de kennis en de macht. Minderheden beschermen en mensen zoveel mogelijk de vrijheid geven hun eigen
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
2/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
ethische keuzes te maken; welvaart spreiden; het belang van de groep heeft uiteindelijk voorrang op dat van het individu. De samenleving moet veranderen, de verhouding tussen de mensen moet veranderen. Rechts: Rechtse partijen vinden dat er zoveel mogelijk moet worden overgelaten aan het particulier initiatief. Vrijheid, persoonlijke vrijheid, economische vrijheid. Benadrukt de belangen van het individu en de private onderneming Veranderingen in kleine stappen en langzaam Een elite geeft die leiding; het is onrechtvaardig de vruchten van de arbeid van sterke mensen te gaan spreiden over de hele maatschappij; belastingen moeten zo laag mogelijk om individuele ondernemers te stimuleren tot het genereren van welvaart Economisch domein: Mensen moeten in de eerste plaats zien te overleven. In de prehistorie was dat een dagelijkse zorg. Duizenden jaren lang leefden onze verre voorouders van de jacht, visvangst en vruchtenpluk. Nu gaan de meeste mensen uit werken om in hun levensonderhoud te voorzien. • Jager-voedselverzamelaar • Agrarische samenleving (agrarische en neolithische revolutie ca. 8000v.C.) • Industriële samenleving (Industriële Revolutie ca. 1750) • Postindustriële samenleving (Elektronische en informaticarevolutie ca. 1960) Sociale domein: In een groep of land heeft niet iedereen dezelfde rechrten of dezelfde status. Vaak ontstaat discriminatie. Dit betekent dat bepaalde mensen minder rechten of een lagere status krijgen. Binnen de groep kunnen aparte groepen ontstaan die gebaseerd zijn op leeftijd, huidskleur, afkomst, geslacht… Culturele domein: Mensen genieten van een film, doen aan sport, willen uit nieuwsgierighied weten hoe iets in elkaar zit, hebben behoefte aan religie… Deze behoeften zijn niet levensnoodzakelijk, maar toch zeer belangrijk om een aangenaam en interessant leven te leiden. Zo meten we ook de graad van beschaving van een stam of een land. Bronnen: geschreven en ongeschreven bronnen. Geschreven bronnen: resten uit het verleden van de mens waarop teksten of informatie via beelden of afbeelden voorkomen. Bijv.: dagboek, contract, wet, boekhouding, stadsplan, kranten, teksten of tekeningen op een gebouw of grafmonument, recept, kalender… Ongeschreven bronnen: materiële overblijfselen en gesproken bronnen. Gesproken bronnen: interview van getuigen, liedjes, mondelinge overleveringen, verhalen van oudere mensen, stoeten… Materiële bronnen: resten of overblijfselen uit het verleden van de mens die ons een beeld geven van hoe deze mens leefde of wat hij deed, zoals: gebouwen, ruïnes, werktuigen… Bronnenonderzoek: primair en secundair onderzoek. Primaire bron: deze bron geeft uit eerste hand informatie over een gebeurtenis, persoon of periode uit het verleden. De informatie wordt dus rechtstreeks geleverd, zonder tussenpersonen.
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
3/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Secundaire bron: deze bron komt van iemand die geen getuige was. De bron werd achteraf gemaakt en gaat ‘over iets’ dat in het verleden is gebeurd of gemaakt. Bronnenanalyse: zoek naar wie? Wat? Wanneer? Waar? Waarom? Specifieke vakterminologie van eerste en tweede graad Archeologie :Bestudeert vooral de materiële overblijfselen uit het verleden van de mens. Cultus: verering van een godheid Dynastie: regerende familie of vorstenhuis, de macht gaan veelal over van bijv. vader op zoon. Evolutieleer: alle levende wezens stammen af van een veelal uitgestorven en primitievere soort. Frontaal: zich in de voorzijde bevindend, vooraanzicht, je ziet enkel de voorzijde van het beeld, geen achterzijde Geschiedenis: 1 wat gebeurd is 2 wetenschap die het verleden bestudeert aan de hand van geschreven bronnen Hiërogliefen: teken van het beeldschrift van de oude Egyptenaren Idealiseren: gunstiger of zelfs als ideaal beoordelen; zich mooier laten weergeven dan in de werkelijkheid Imperialisme: politiek van staatkundige en economische expansie, gebiedsuitbreiding door verovering, erfenis of aankopen van gronden. Monopolie: uitsluitend recht dat men bezit tot het verhandelen of het verrichten van iets Nabije Oosten: is een term die soms wordt gebruikt door archeologen, geografen en historici en in mindere mate door journalisten en verslaggevers om te verwijzen naar het gebied dat de Levant (het huidige Israël, Jordanië, Syrië en Libanon), Turkije en Mesopotamië (Irak en oostelijk Syrië) omvat. Natuurgodsdienst:godsdienst waarbij natuurkrachten en natuurverschijnselen worden gepersonifieerd Prehistorie: voorhistorische periode, die periode uit het verleden van de mens voordat hij kon schrijven en waarvan we enkel via materiële overblijfselen of ongeschreven bronnen ons een beeld kunnen vormen. Profiel: zijaanzicht van het menselijk gelaat is bij dit beeld eveneens zichtbaar Reliëf (bas-; haut) het uitsteken of uitkomen boven iets anders is reliëf, je kan als het ware het beeld voelen door de oneffenheden die uitsteken of dieper liggen dan de rest. Een schilderij is net het tegengestelde want dat is vlak. Revolutie (pol.) omverwerping van een staatsgezag en/of omwenteling van de politieke, sociale en economische verhoudingen. Een revolutie kan al dan niet met geweld of geweldloos zijn.
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
4/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Het omwerpen van het regime van Khadafi gebeurde met geweld. De val van de Berlijnse Muur gebeurde geweldloos. Spijkerschrift: schrift met tekens die lijken op spijkers en wiggen, uitgevonden door de Soemeriërs en ontwikkeld door de Assyriërs en Babyloniërs Stadstaat: Een stadstaat is een staat bestaande uit een enkele stad met een eigen onafhankelijke rechtspraak, belastinginning, verdediging en buitenlandse diplomatie. Gewoonlijk liggen er nog wat buitengebieden omheen met wat dorpjes of gehuchten. Vaak woonde de meerderheid van de bevolking in deze dorpen, maar het bestuur was altijd in de stad geconcentreerd. Stand: Een groep waartoe je behoort door geboorte, met alle rechten en plichten daaraan verbonden. Tweestromenland: is het gebied tussen de rivieren Tigris (ca. 1900 km) en Eufraat (ca. 3600 km lang). Het is het kerngebied van de huidige staat Irak, met een prehistorie tot 3500 v.C. en historisch gegroeid vanaf dan tot ca. 1300 v.C. Verre Oosten: is een term die veel wordt gebruikt om Zuid-Azië, Oost-Azië en ZuidoostAzië aan te duiden. Vruchtbare Sikkel: Is een gebied in het Midden-Oosten, gelegen tussen de Eufraat en de Tigris in, dat (delen van) het huidige Israël, Palestijnse Autoriteit, Jordanië, Libanon, Syrië, Irak, Iran en Turkije omvat. De term wordt meestal gebruikt om het archeologische gebied aan te geven waar zeer vroeg landbouw is ontstaan. Dit en de verspeiding van de landbouw staat bekend als de Neolithische revolutie. Aristocratie de voorname families van een land of een stad hiertoe behoren de edelen of de grondbezittende klasse; zij gaan ervan uit dat zij, als de besten, het bestuur horen waarnemen. - fijne beschaving - regering van de besten, de adel, de patriciërs, de aanzienlijken, de voorname families van een land Burgerrechten uit het staatsburgerschap voortvloeiend recht burgerrechten verkrijgen ingeburgerd raken het recht van een staatsburger; dit bestaat zowel uit privé-rechten als politieke rechten. Privé-rechten: het recht op grondbezit, het recht op vrije uiting van mening, keuze van godsdienst. Politieke rechten: stemrecht, recht op deelname aan politieke vergaderingen, recht op deelname aan het bestuur. Cultus verering van een godheid eredienst, bijzondere verering; verering van een godheid met feestelijke handelingen (gebeden, offers enz.) ook rondom mensen en zaken kan men een cultus scheppen en hen als het ware als godheden aanbidden. (bijv. voetbalspelers, wielrenners, zangers, tennisspelers, ...) Democratie staatsvorm waarbij het volk wordt geregeerd door gekozen vertegenwoordigers uit eigen gelederen Geldadel: De adel is een gesloten maatschappelijke klasse met een aanzienlijke positie in een standenmaatschappij steuned op geldbezit. De huidige Europese adel is historisch ontstaan in standenmaatschappijen van voor de Franse Revolutie .
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
5/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Grondadel* De adel is een gesloten maatschappelijke klasse met een aanzienlijke positie in een standenmaatschappij steuned op grondbezit. Imperium wereldrijk bevel, gebod: vandaar het recht iemand te bevelen, de macht of de opperste heerschappij de bevoegdheid om namens de staat te handelen; wereldrijk, met delen op verschillende werelddelen; Klassiek 1 behorende tot de Griekse of Romeinse oudheid 2 voorbeeldig in zijn soort, met blijvend gezag 3 van vroeger, maar niet verouderd behorende tot de Griekse of Romeinse Oudheid voortreffelijk, volmaakt, wat als ideaal model kan dienen en waaraan blijvend gezag wordt verleend – van vroeger maar niet verouderd. Monarchie staatsvorm waarbij het staatshoofd (koning of keizer) wordt aangeduid door erfopvolging. bijv. het koningschap gaat over van vader op zoon/dochter Natuurgodsdienst godsdienst waarbij natuurkrachten en natuurverschijnselen worden gepersonifieerd Oligarchie staatsvorm waarbij de politieke macht in handen is van een kleine afgesloten groep; regering van weinig personen, van een kleine, bevoorrechte klasse polis Griekse stadstaat - stadstaat: een stad vormde met haar grondgebied een onafhankelijke politieke eenheid - contract tussen een verzekeringsmaatschappij en een verzekerde. progressief vooruitstrevend, gericht op vooruitgang Spartaanse opvoeding was het collectieve en staatsgeleide opvoedingsmodel van het klassieke Sparta uit de zesde en vijfde eeuw v.Chr. De opvoeding leidde de jongeren op tot geharde militairen en overtuigde staatsburgers. Theater Daar waar voorstellingen gegeven worden, in de oudheid een gebouw in de vorm van een halve cirkel met schuin omhoog oplopende zitplaatsen. De verschillende soorten artistieke producties die voor een publiek opgevoerd worden, zoals drama, cabaret, opera experimenteel theater Volksvergadering is een vorm van directe democratie waarbij de burgers van wijken, gemeenten en provincies regelmatig bijeenkomen om over wetsvoorstellen te beraadslagen en te stemmen. Fries (friezen)
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
6/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
band met beeldwerk in reliëf, tussen architraaf en kroonlijst; door reliëf of schildering versierde horizontale strook Hellenisme vermenging van Griekse beschaving en beschavingen uit het oude Oosten of Nabije Oosten; Grieksachtig - de Griekse beschaving zoals deze zich in Europa, Azië en Afrika verspreidde Amfitheater rond of ovaal theater met oplopende rijen zitplaatsen; toeschouwerruimte voor gevechtssporten en -spelen; (half-)rond opgaand bouwsel Aquaduct Romeinse waterleiding, lopend over stenen of gemetselde bogen brug waarmee een kanaal of waterleiding over een uitholling in het terrein geleid wordt. Burgeroorlog oorlog tussen burgers of inwoners van een staat onderling. Dictator buitengewoon magistraat, benoemd voor de duur van zes maanden om een politieke noodsituatie op te lossen; politicus die alle macht in zijn persoon verenigde in het oude Rome; dit gebeurde meestal uit noodzaak (bijv. oorlog, ramp) of in buitengewone omstandigheden; gezaghebber met onbeperkte macht, die zich tot alleenheerser over een volk heeft uitgeroepen. Gallo-Romeins Men gebruikt de benaming Gallo-Romeins, omdat bij de kolonisatie van Gallië de plaatselijke Gallische bevolking geassimileerd is en de Romeinse cultuur er daardoor enkele eigen trekken kreeg. Bijvoorbeeld werden naast Romeinse ook Gallische (Keltische) goden aanbeden en zijn veel plaatsnamen uit de Romeinse periode niet zuiver Latijn. Proletariër bezitloze arbeider, is enkel de staat dienstig dankzij het vermeerderen van zijn kroost (kinderen), is gedwongen in dienst te treden bij anderen. Republiek staatsvorm waarbij het staatshoofd voor een aantal jaren gekozen of benoemd wordt Romanisering was het proces waarbij de door de Romeinen onderworpen volken geleidelijk de Romeinse cultuur, gewoonten en taal (het Latijn) overnamen. Staatsgodsdienst is de officiële godsdienst van een bepaald land. Gewoonlijk heeft deze godsdienst meer rechten en minder plichten in dit land dan andere niet-officiële godsdiensten. Ancien Régime: oorspronkelijk de aanduiding van de politieke en sociale organisatie van de (Franse) samenleving vóór de Franse Revolutie (1789). Meer algemeen: de Europese landbouwsamenleving vóór de grote economische, sociale, politieke en culturele veranderingen vanaf ongeveer 1750. clerus: Stand van de geestelijken (= gewijde personen, in dienst van de Kerk). dynastie: vorstenhuis; een reeks opeenvolgende koningen uit éénzelfde familie.
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
7/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
feodaliteit (= leenstelsel): organisatie van de samenleving vanaf de 8ste eeuw waarbij de betrokken personen door persoonlijke banden met elkaar verbonden zijn. Hogergeplaatsten (leenheren) bieden daarbij aan lagergeplaatsten (leenmannen) bescherming en onderhoud (grond) in ruil voor trouw, en militaire en bestuurlijke hulp. Het leenstelsel bepaalde sterk de economische, sociale en politieke organisatie van de agrarische samenleving. Een beperkte groep heren had de grond, en dus de macht in handen. Zij overheersten de massa boeren, die hen met hun werk onderhielden. gilde: vereniging van handelaars uit één stad. grondwet (= constitutie): wet waarin de basisprincipes van de regering van een staat en de basisrechten en -plichten van de onderdanen vastgelegd zijn. Vanaf de 13de eeuw hebben vorsten in een aantal Europese landen beloofd een aantal rechten van hun bevolking te respecteren. De akten waarin deze beloftes werden vastgelegd, worden daarom beschouwd als een vroege vorm van grondwet. ideologie: geheel van ideeën om een samenleving te organiseren. monarchie: oorspronkelijk een regeringsvorm waarbij de macht bij één persoon behoorde, de monarch (= koning). parlement: oorspronkelijk een vergadering waarin de Engelse koning met vertegenwoordigers van de drie standen overlegde over belastingen of allerlei te nemen maatregelen. In de late middeleeuwen ontstonden dergelijke volksvertegenwoordigingen ook in andere Europese staten (bvb Staten-Generaal in Frankrijk). stand: afgesloten groep in de maatschappij, bepaald door geboorte, met eigen (voor)rechten en plichten Anglicaanse kerk: de Engelse staatskerk, stichter is Hendrik VIII. Engelse koningin is nog steeds hoofd van de Anglicaanse kerk antropocentrisme: wereldbeeld waarbij de mens centraal gesteld wordt barok: kunststijl in het 17de-eeuwse Europa. Het woord komt van het Portugese 'barocco' en betekent grillig gevormde parel concilie: vergadering van hoge geestelijken, vooral bisschoppen, onder leiding van de paus, waarin beslissingen genomen worden betreffende de geloofsleer en organisatie van de kerk genocide: volkerenmoord. Stelselmatige uitroeiing van een volk of volksgroep globalisering: alle economieën in de wereld zijn verbonden en met elkaar verweven. Dit gebeurde voor het eerst in de 16de eeuw: door de integratie van de Atlantische Oceaan en Amerika ontstond er een economie die de hele aardbol (globe) omvatte parlementair systeem: politiek systeem waarin een volksvertegenwoordiging controle uitoefent op de ministers. De ministers zijn verplicht hun beleid te verantwoorden voor het parlement presidentieel regime: een republiek waarin de president de leiding heeft van de uitvoerende macht rechtsstaat: een staat waarin burgers beschermd worden tegen de absolute macht van de vorst (staat) door wetten. Ze genieten rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
8/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
renaissance: letterlijk wedergeboorte, een kunststijl van de 14de tot de 16de eeuw waarbij teruggegrepen werd naar de kunstvormen en opvattingen van de GrieksRomeinse tijd volkssoevereiniteit: de hoogste macht ligt bij het volk. Het volk kiest vertegenwoordigers die in de wetgevende macht (parlement) zetelen Specifieke vakterminologie voor dit schooljaar.
Alliantie: Bondgenootschap Antiklerikaal: Tegen de invloed van de Kerk op het bestuur, in de politiek Atheïsme: Levensbeschouwing die het bestaan van God niet erkent Autocratie of éénmansdictatuur: Een bestuursvorm waarbij de macht toebehoort aan 1 persoon; alleenheerschappij Beurscrash: Plotse daling van de aandelenkoersen op de beurs Conjunctuur: Evolutie van de economie binnen het kapitalistisch systeem Conservatief: Behoudsgezind, afkerig van ingrijpende hervormingen (rechts) Constitutie: Grondwet, bevat de rechten van de burgers en de bestuursprincipes van de staat Dictatuur: Regering van of door een dictator of onbeperkt gezaghebber die zich tot heerser over een volk heeft uitgeroepen Democratie:Staatsvorm waarbij de macht uitgaat van het volk, tenzij rechtstreeks, tenzij onrechtstreeks via gekozen vertegenwoordigers Devaluatie: Algemene prijsdaling Economische depressie: Het lang aanhouden van een economische achteruitgang Economische recessie: Het achteruitgaan van de economie Economisch liberalisme: Het streven naar volledige vrijheid in de economie, volgens het vrij spel van de wet van vraag en aanbod Imperialisme: Het streven van staten naar onbeperkte uitbreiding, de neiging tot het vormen van een wereldrijk Indoctrinatie: Een politieke leer inprenten Inflatie : Algemene prijsstijging Mechanisatie: Het in gebruik nemen van machines Migratie: Het verhuizen van een gebied naar een ander gebied Monarchie: Een staatsvorm met een erfelijk koningschap Politieke partij: Groep personen die zich verenigen om gemeenschappelijke belangen te verdedigen op politiek vlak
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
9/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Productiemiddel: Middel tot economische productie. Arbeid, grondstoffen en kapitaal zijn de 3 productiemiddelen. Progressief: Vooruitstrevend, op vooruitgang gericht (links) Republiek: Een staatsvorm met een gekozen staatshoofd Terreur: Politiek van georganiseerde geweldpleging , beleid waarbij de bevolking leeft in een voortdurende angst voor moord en geweld Verzorgingsstaat: Maatschappij waarin de overheid de welvaart en het welzijn van zijn burgers verzekert door allerlei sociale voorzieningen (sociale zekerheid, sociale diensten) Vrije markteconomie: Systeem waarbij de overheid zich niet mengt in het economisch leven ( tegengesteld aan: geleide economie) en de economische vrijheid het basisprincipe is Specifieke historische begrippen Blitzkrieg: ‘Bliksemoorlog’, oorlogsvoering die gekenmerkt is door een bliksemsnelle en verrassende aanval om snel door te stoten in het gebied van de vijand; van toepassing op de Duitse aanval in WOI en WOII Bourgeoisie: Burgerij, term gebruikt door Marx in de 19de eeuw voor de kapitaalkrachtige ondernemers Centralen: Duitsland en Oostenrijk-Hongarije in WOI Christen-democratie: Politieke en sociale beweging ontstaan in de 19de eeuw die de principes van de christelijk-sociale leer wil toepassen, zoals die verwoord zijn in Rerum Novarum. Basisprincipes zijn vooral sociale rechtvaardigheid en verzoening tussen de klassen. Collectivisme: Economisch stelsel dat alle productiemiddelen tot gemeenschappelijk eigendom wil maken Communisme: Ideologie met als doel totale gelijkheid. Alle productiemiddelen zijn er eigendom van de staat. Coöperatie: Vereniging van personen, in de 19de eeuw arbeiders, met als doel voordeliger in hun materiële behoeften zoals voedsel, kleding … te voorzien. Corporatie: Vereniging die werkgevers en werknemers van een bepaald beroep verenigt zoals de middeleeuwse ambachten. In fascistische staten beschouwd als middel tot samenwerking tussen de verschillende maatschappelijke groepen, in dienst van de grootheid van de staat Cijnskiesrecht: Kiesrecht voorbehouden aan de burgers die een bepaalde cijns of belasting betalen Demografische transitie: Overgang van het pre-industrieel bevolkingspatroon met hoog geboorte- en sterftecijfer naar een modern bevolkingspatroon met laag geboorte – en sterftecijfer
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
10/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Diktat: Duitse benaming voor het Verdrag van Versailles Extraterritorialiteit: Een bepaald gebied wordt niet beschouwd als behorend tot de staat waarvan het normaal deel uitmaakt. De inwoners zijn bijgevolg niet onderworpen aan de rechtspraak van die staat. Fascisme: Oorspronkelijke naam van de Italiaanse politieke en sociale beweging onder Mussolini; sindsdien ook algemeen gebruikt verzamelwoord voor een autoritaire en antidemocratische levensbeschouwing in de 20e eeuw Geallieerden: Van toepassing op de samenwerking tussen GrBr, Fr en Rusland e.a. in WOI tegen Duitsland en Oostenrijk-Hongarije Informeel imperialisme: Imperialisme dat zich kenmerkt door economische invloed op gebieden in de invloedssfeer Intercontinentale migratie: Migraties tussen continenten Intracontinentale migratie: Migraties binnen een continent Isolationisme: Buitenlands beleid dat erop gericht is zich zo weinig mogelijk in te laten met de ontwikkelingen op wereldvlak; voorbeeld: Monroedoctrine Formeel imperialisme: Imperialisme gekenmerkt door agressieve expansie en brutale verovering Gun Boat Diplomacy: Een diplomatie die haar doelstellingen nastreeft door de gesprekspartner te chanteren met geweld. Toegepast door de westerse industriestaten in de 19de eeuw t.a.v. China en Japan. Kapitalisme: Economisch systeem dat steunt op de vrijemarkteconomie. In dit systeem zijn privé-personen eigenaar van de productiemiddelen in een onderneming en worden de prijzen bepaald door de wet van vraag en aanbod. Het winststreven is het belangrijkste principe. Klassenstrijd: Strijd die volgens Marx heel de geschiedenis door heerst tussen twee klassen, de onderdrukkers en onderdrukten; in de 19de eeuw tussen kapitalisten en proletariërs Kolonisatie: Het afhankelijk maken van gebieden op politiek en economisch vlak Legitimiteitsbeginsel: De vorst, de staat heeft wettelijk gezag over het gebied als die algemeen aanvaard wordt Liberalisme: Stelsel dat de vrijheid van de enkeling nastreeft en wil beschermen tegen absolute macht en ingrijpende staatsbemoeienis Nationalisme: Het streven van een natie (volk) naar een eigen staat Ongelijke verdragen: Verdragen afgesloten in de 19de eeuw tussen westerse industriestaten en Japan/China waarbij militaire druk werd gebruikt om een toegang tot hun markten af te dwingen. Paternalisme: Neerbuigende houding in de 19de eeuw van de ondernemers t.o.v. hun werknemers; eigen aan de conservatief-katholieken in België Planeconomie: Een economisch beleid dat steunt op economische planning door de overheid via voorschriften aan de bedrijven
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
11/12
Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk
Lycipedia: Beter leren
http://lycipedia.lyceumgenk.be
Pauperisme: Benaming voor de massale armoede bij de arbeiders of proletariërs, vooral in de eerste helft van de 19e eeuw Proletariaat: Arbeidersklasse die niets bezit behalve haar kinderen (Latijn: proles = kroost) Rerum Novarum: Encycliek van paus Leo XIII over de Sociale Kwestie (1893) Restauratie: Naam voor het herstel van het absolutisme en het Ancien Régime na de val van Napoleon Revisionisme: Politieke beweging die de leer van Marx herzag en koos voor sociaaleconomische hervormingen via parlementaire weg Revolutie: Omwenteling, fundamentele veranderingen in een bepaald onderdeel van de maatschappij vb. culturele revolutie, industriële revolutie, politieke revolutie,… Scheiding van de machten: Een scheiding tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht in een democratische staat Sociaal-democratie of socialisme: Politieke beweging ontstaan in de 19de eeuw op basis van het marxisme maar verkoos te streven naar sociaal-economische hervormingen via parlementaire weg Sociale Kwestie: Geheel van sociale problemen die zich stelden vanaf het midden van de 19e eeuw met betrekking tot de werk- en leefsituatie van de arbeiders Sociale zekerheid: Stelsel van sociale voorzieningen dat toelaat iedere burger van een land een minimum aan inkomen en voorzieningen te garanderen Sovjet: Raad van arbeiders en boeren in Rusland; ontstaan binnen het marxisme Stakhanovisme: De mijnwerker Stakhanov was in de periode van Stalin in de USSR het symbool van de arbeider die zich totaal inzet voor de gemeenschap. Syndicaat: Vakbond, beroepsvereniging van één bepaalde beroepsgroep Totalitaire staat: Een regime dat de totaliteit van het leven van zijn burgers controleert, dus ook de privé sfeer Tsaar: Vorst (keizer) van Rusland Weimarrepubliek: Politiek regime in Duitsland van 1919 tot 1933 Wet Le Chapelier: Wet die tijdens en na de Franse revolutie sociaal-economische verenigingen en staken verbood
Geschiedenis
Historia 5 - Woordenlijst
12/12