Rubrics
Onderzoeksplan
Bronnen
Onderzoek
….
Naam leerling:
onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4
Er is een onderzoeksplan, maar de hoofdvraag is onduidelijk.
Er is een onderzoeksplan, maar de Er is een onderzoeksplan, maar de Er is een onderzoeksplan, met deelvragen kunnen niet leiden tot een deelvragen zijn niet concreet genoeg duidelijke hoofdvraag en concrete goed antwoord op de hoofdvraag. . deelvragen.
Sommige bronnen worden niet Er is géén bronnenlijst of er is een gespecificeerd weergegeven volgens bronnenlijst, maar die is niet specifiek twee aspecten uit richtlijen (b.v. boek, google, gemeentehuis). bronvermelding.
Alle bronnen worden gespecificeerd weergegeven volgens drie aspecten uit richtlijen bronvermelding.
Alle bronnen worden geordend en gespecificeerd weergegeven volgens de vier aspecten uit richtlijen bronvermelding.
De kandidaat zoekt samenhangen in de bronnen en slaagt er meestal in deze aan te geven.
De kandidaat gebruikt de bronnen voortdurend in hun samenhang en verwijst in de tekst volgens voorschrift naar de bronnenlijst.
Verwerken van bronnen (aanhalen, citeren)
De kandidaat gebruikt de bronnen voortdurend afzonderlijk en/of zonder verwijzing naar bronnenlijst.
De kandidaat zoekt samenhangen in de bronnen, maar slaagt er meestal niet in deze aan te geven. Verwijst niet op juiste manier naar de bronnenlijst.
Feiten en meningen
De kandidaat maakt bij het gebruik van bronnen géén onderscheid tussen feiten en meningen.
De kandidaat geeft bij het De kandidaat geeft bij het gebruik van bronnen altijd gebruik van bronnen niet altijd aan of uitdrukkelijk aan of het gaat om feiten het gaat om feiten of meningen. of meningen.
De kandidaat geeft bij het gebruik van bronnen altijd uitdrukkelijk aan of het gaat om feiten of meningen en gaat daarop in.
Rubrics
Samenwerking
….
Naam leerling:
onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4
De kandidaat stemt de uitvoering van de eigen taken niet af op de werkzaamheden van de partner.
De kandidaat stemt de uitvoering van de eigen taken soms af op de werkzaamheden van de partner.
De kandidaat stemt de uitvoering van de eigen taken regelmatig af op de werkzaamheden van de partner.
De kandidaat pleegt regelmatig overleg over de afstemming van de eigen werkzaamheden met die van de partner.
Verantwoordelijk De kandidaat laat voortdurend blijken dat hij/zij alléén verantwoordelijk is heid voor de eigen activiteiten.
De kandidaat laat blijken dat hij/zij alléén verantwoordelijk is voor de eigen activiteiten in het geval het werk van de partner niet voldoet.
De kandidaat laat blijken dat hij/zij mede-verantwoordelijk is voor alle werkzaamheden.
De kandidaat laat blijken dat hij/zij mede-verantwoordelijk is voor alle werkzaamheden en werkt mee aan verbeter-punten in het werk van de partner waar nodig.
De kandidaat neemt soms initiatieven in de samenwerking, maar laat die meteen weer varen als de partner niet instemt.
De kandidaat neemt regelmatig initiatieven in de samenwerking, maar laat die meteen weer varen als de partner niet instemt.
De kandidaat neemt regelmatig initiatieven in de samenwerking en probeert de partner te overtuigen van het nut.
Afstemming
Initiatieven nemen
De kandidaat neemt (bijna) géén initiatieven in de samenwerking.
Rubrics
Tijdplanning
Proces
….
Naam leerling: onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4
De begeleider moet de kandidaat steeds herinneren aan de tijdplanning.
Omgaan met De kandidaat werkt (bijna) niet onderzoeksplan volgens het onderzoeksplan.
De begeleider moet de kandidaat regelmatig herinneren aan de tijdplanning.
De kandidaat werkt volgens het De kandidaat werkt volgens het onderzoeksplan, maar “springt daarbij onderzoeksplan, maar past dit niet van de hak op de tak”. waar nodig aan
Duidelijkheid, overzicht
De kandidaat werkt overzichtelijk en De kandidaat werkt niet overzichtelijk kan de begeleider altijd en kan de begeleider alléén duidelijk duidelijk maken wat hij/zij tot dan toe maken waar hij/zij op dit moment mee heeft gedaan en waar hij/zij mee bezig is. bezig is.
Begeleidingscontacten
De kandidaat werkt niet mee aan het maken van afspraken of komt gemaakte afspraken (bijna) niet na.
Bespreking van De kandidaat doet géén verslag de van het verloop van de werkzaamheden werkzaamheden. / Logboek
De begeleider moet de kandidaat soms herinneren aan de tijdplanning.
De kandidaat werkt overzichtelijk en kan de begeleider altijd duidelijk maken wat hij/zij tot dan toe heft gedaan, waar hij/zij mee bezig is en wat het verband daarvan is met eerdere werkzaamheden.
De kandidaat houdt zich zonder hulp van de begeleider aan de tijdplanning.
De kandidaat werkt volgens het onderzoeksplan en past dit waar nodig aan.
De kandidaat werkt heel overzichtelijk en kan de begeleider altijd duidelijk maken wat hij/zij tot dan toe heeft gedaan, waar hij/zij mee bezig is en wat zijn/haar plannen zijn.
De begeleider neemt het initiatief, de kandidaat werkt mee aan het maken van afspraken, maar komt gemaakte afspraken (bijna) niet na.
De kandidaat werkt mee aan het De kandidaat neemt zelf het initiatief maken van afspraken, komt gemaakte tot het maken van afspraken en komt afspraken soms niet na. gemaakte afspraken altijd na.
De kandidaat geeft een gebrekkig beeld van het verloop van de werkzaamheden.
De kandidaat geeft een volledig beeld van het verloop van de werkzaamheden, maar reflectie blijkt niet.
De kandidaat geeft een volledig beeld van het verloop van de werkzaamheden. Geeft blijk van reflectie door beschrijven van verbeterpunten.
Rubrics
Verslag
….
Naam leerling: onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4 De kandidaat weet hoe de structuur van een werkstuk is en - kan een logische structuur aanbrengen - zorgt voor een soepele overgang tussen de onderdelen.
Structuur De kandidaat weet niet hoe de (inleiding, structuur van een werkstuk is en kern, conclusie) begint gewoon met schrijven.
De kandidaat weet hoe de structuur van een werkstuk is: - maar kan het niet toepassen.
De kandidaat weet hoe de structuur van een werkstuk is en - kan het toepassen - soepele overgangen ontbreken.
Antwoord geven op de De kandidaat geeft géén antwoord op vragen en de deelvragen. conclusies trekken
De kandidaat geeft - onduidelijke antwoorden op de deelvragen en - kan daardoor de hoofdvraag niet beantwoorden.
De kandidaat geeft -antwoord op de deel-vragen - maar kan géén conclusie trekken. - en daarmee de hoofdvraag niet voldoende beantwoorden.
De kandidaat geeft: - een volledig antwoord op de hoofdvraag door, - alle deelvragen goed te beantwoorden en - is in staat om een conclusie te trekken.
De kandidaat schrijft: - correct Nederlands, - maar gebruikt géén signaalwoorden om overgangen duidelijk te maken.
De kandidaat schrijft: - correct Nederlands - gebruikt signaalwoorden voor natuurlijke overgangen.
De kandidaat levert een net werkstuk in met: - een voorkaft, - een overzichtelijke lay-out, - in een snelhechter (o.i.d.), - met inhoudsopgave en - met adequate plaatjes.
De kandidaat levert een net werkstuk in met: - een voorkaft, - een overzichtelijke lay-out, - in een snelhechter (o.i.d.), - met inhoudsopgave en - met plaatjes die de tekst ondersteunen.
Correct taalgebruik
De kandidaat gebruikt: De kandidaat controleert niet op spel- - de spellingscontrole op de en grammaticafouten. computer, - maar controleert zelf verder niets.
Verzorging
De kandidaat levert materiaal in, als: - een stapeltje papier met een nietje erdoor en/of - in een verkeerd lettertype en/of zonder voorkaft.
De kandidaat levert alles in: - in een correct lettertype, - in een snelhechter (o.i.d.) - met een voorkaft, maar: - zonder duidelijke lay-out en/of - met niet-functionele plaatjes.
Rubrics
Duidelijkheid onderwerp
Poster onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4
Het onderwerp is alléén duidelijk na bestudering van alle onderdelen van de poster.
Afstemming inhoud en De inhoud en het taalgebruik van de taalgebruik op poster zijn niet afgestemd op de doelgroep. de doelgroep Niveaus van belangrijkheid
Samenhang
….
Naam leerling:
Er zijn meerdere opvallende onderdelen in de poster; niet duidelijk is welk onderdeel het onderwerp aangeeft.
Het onderwerp van de poster is redelijk herkenbaar.
Het grootste deel van de poster is niet Het grootste deel van de poster is afgestemd op de doelgroep. afgestemd op de doelgroep.
Er zijn wel verschillende lettergroottes, De niveaus in belangrijkheid zijn lettertypen,enz., maar Op de poster lijkt alles even belangrijk. redelijk zichtbaar in lettergrootte, die hebben géén verband met de lettertype,enz. belangrijkheid.
De poster bestaat uit teksten en figuren waartussen géén samenhang lijkt te bestaan.
De poster bestaat uit teksten en figuren waartussen in veel gevallen géén samenhang lijkt te bestaan.
Het onderwerp van de poster is duidelijk herkenbaar.
De inhoud en het taalgebruik van de poster zijn afgestemd op de doelgroep.
De niveaus in belangrijkheid zijn duidelijk zichtbaar in lettergrootte, lettertype,enz.
De samenhang in de poster is redelijk De samenhang in de poster is duidelijk duidelijk gemaakt d.m.v. lijnen, gemaakt d.m.v. lijnen, kleuren, enz. kleuren, enz.
Rubrics
Vak Specifiek onvoldoende 1
NWO-cyclus en NWO-verslaglegging bij Biologie voldoende 2
goed 3
Naam leerling: … uitstekend 4 Er worden: - uitstekende en relevante waarnemingen of overdenkingen genoemd. - Deze worden met theorie verbonden. - De probleemstelling en de hypothese zijn hierop gebaseerd. - Hierruit kunnen logische en originele onderzoeksvragen en verwachtingen geformuleerd worden. - Geheel is uitnodigend.
Introductie of inleiding
Er worden: - geen waarnemingen of overdenkingen genoemd waar de probleemstelling en de hypothese op gebaseerd zijn. - De vorm van beiden is onjuist.
Er worden: - enkele relevante waarnemingen of overdenkingen genoemd. - De probleemstelling en de hypothese zijn hierop op gebaseerd. - De vorm van beiden is juist, maar niet uitnodigend.
Er worden: - relevante waarnemingen of overdenkingen genoemd. - De probleemstelling en de hypothese zijn hierop gebaseerd. - Hieruit kunnen logisch de onderzoeksvragen en verwachtingen geformuleerd worden. - Geheel is uitnodigend.
Onderzoeksvraag en verwachting
De onderzoeksvragen: - zijn fout geformuleerd qua vorm - geven niet of nauwelijks aan waar het onderzoek zich op richt. De verwachtingen: - zijn fout geformuleerd qua vorm en - qua inhoud.
Het onderwerp in de onderzoeksvraag: - geeft globaal aan waar het onderzoek zich op richt. De verwachting: - geeft niet duidelijk aan wat er uit dit onderzoek kan komen. - beiden zijn qua vorm juist.
Het onderwerp in de onderzoeksvraag: - geeft duidelijker aan waar het onderzoek zich op richt. - Het is een specificering van de probleemstelling. De verwachting: - is inhoudelijk beter geformuleerd. - Het is duidelijk(-er) wat er ‘gemeten’ wordt.
Het onderwerp in de onderzoeksvraag: - geeft duidelijk en afgebakend aan waar het onderwerp over gaat. - De verwachting is volledig en juist geformuleerd. - Het is duidelijk wat ‘gemeten’ wordt.
Werkplan niet reproduceerbaar.
Werkplan met veel nadenken reproduceerbaar.
Werkplan grotendeels reproduceerbaar.
Werkplan kompleet reproduceerbaar. - benodigdheden zijn compleet - alle aanwijzingen zijn duidelijk.
De gegevens zijn: - niet voldoende om onderzoek mee te De kwaliteit van kunnen doen. de verzamelde - Ze zijn niet of onvoldoende verwerkt. gegevens - De waarnemingen zijn onbetrouwbaar. - Er is geen controleproef.
De gegevens zijn: - voldoende om onderzoek mee te kunnen doen. - Er is een poging gedaan deze te verwerken. - In de verwerking zitten fouten. - Er is geen of een onjuiste controleproef.
De gegevens zijn: - voldoende/goed om onderzoek mee te kunnen doen. - Ze zijn juist verwerkt. - Er is geen opmerking over de betrouwbaarheid van de gegevens gemaakt. - Er is een controleproef.
De gegevens zijn: - goed. - Ze zijn goed verwerkt, er kan onderzoek mee gedaan worden. - Er is duidelijkheid over de betrouwbaarheid van de gegevens. - Er is een juiste controleproef.
De conclusie is: - onjuist a.g.v. de resultaten en/of - heeft niet of nauwelijks te maken met de De kwaliteit van onderzoeksvraag en/of de verwachting te de conclusie(s). maken. - Terugkoppeling naar probleemstelling en hypothese ontbreekt of is onjuist.
De conclusie is: - op zich juist op grond van de resultaten. - maar heeft weinig te maken met de onderzoeksvraag, verwachting, probleemstelling en/of hypothese.
De conclusie is: - juist op grond van de onderzoeksvraag en de verwachting. - Past redelijk bij probleemstelling en hypothese. - Maar er is geen uitspraak over de betrouwbaarheid.
De conclusie is: - geheel passend bij de onderzoeksvraag en de verwachting. - Past ook bij probleemstelling en hypothese. - Er wordt een juiste uitspraak over de betrouwbaarheid gedaan.
Werkplan
De discussie: De kwaliteit van - is afwezig of de discussie. - sluit helemaal niet aan bij het onderzoek.
Vormgeving
Het verslag heeft niet de vorm van een onderzoeksverslag. Het geheel is onduidelijk en/of niet goed geordend. Het geheel nodigt niet uit tot lezen.
De discussie: - sluit wel aan bij het onderzoek. - wijst niet in de richting van nieuwe hypothesen of onderzoeksmogelijkheden.
De discussie: - sluit goed aan bij het onderzoek - verwijst naar relevante verschijnselen. - wijst niet (voldoende) naar nieuwe hypothesen of onderzoeksmogelijkheden.
De discussie: - sluit goed aan bij het onderzoek - verwijst naar relevante verschijnselen. - wijst naar juist nieuwe hypothesen of onderzoeksmogelijkheden.
Het verslag heeft enigszins de vorm van een onderzoeksverslag. - er zijn geen paginaverwijzingen. - het is moeilijk om snel achter alle weergegeven informatie te komen.
Het verslag heeft de vorm van een onderzoeksverslag. - de indeling is juist, - er is een paginaverwijzing opgenomen. - het is makkelijk om achter alle weergeven informatie te komen.
Het verslag heeft de vorm van een onderzoeksverslag - de indeling is juist, - er is een paginaverwijzing opgenomen. - het is makkelijk om achter alle weergeven informatie te komen. - het nodigt zeer uit tot lezen qua vorm en inhoud.
Rubrics
Vak Specifiek onvoldoende 1
Interviewvaardigheden voldoende 2
Naam leerling: goed 3
…..
uitstekend 4
Voorkennis mobiliseren.
De leerling heeft zich niet of nauwelijks De leerling heeft zich wel, maar onvoldoende afgevraagd of hij al iets weet of denkt te weten afgevraagd wat hij zeker weet over het over het onderwerp. onderwerp.
De leerling heeft zich wel afgevraagd wat hij De leerling heeft uitvoerig onderzocht wat hij zeker weet over het onderwerp, maar niet wat weet of denkt te weten over het onderwerp. hij denkt te weten.
Het onderwerp van het onderzoek kennen.
De leerling weet niet of nauwelijks wat met het De leerling weet in grote lijnen wat hij met het interview moet worden onderzocht. interview wil/moet onderzoeken.
De leerling weet precies wat hij met het interview wil/moet onderzoeken.
De leerling weet precies wat hij met het interview wil/moet onderzoeken en heeft hiervan een schema gemaakt.
De leerling weet welke doelgroep hij bij het interview wil/moet betrekken.
De leerling weet welke doelgroep hij bij het interview wil/moet betrekken en heeft een lijstje gemaakt van geschikte partners.
Doelgroep.
Inleiding.
Inhoud van de vragenlijst.
De leerling heeft géén idee wie de doelgroep is voor het interview.
De leerling kan wel een aantal mogelijke doelgroepen noemen, maar weet niet welke passend is.
Het interview heeft geen inleiding aan de geïnterviewde.
Het interview heeft een inleiding aan de Het interview heeft een inleiding aan de Het interview heeft een inleiding aan de geïnterviewde waarin de leerling vertelt wie hij geïnterviewde waarin de leerling vertelt wie hij geïnterviewde waarin de leerling vertelt wie hij is en wat hij al weet of denkt te weten over het is. is en waarom hij het interview wil doen. onderwerp.
De vragenlijst bevat (bijna) géén vragen die het onderwerp onderzoeken.
De vragenlijst bevat te weinig vragen die het onderwerp onderzoeken.
Opbouw van de De leerling springt in de vragenlijst van de hak De leerling valt met de deur in huis. vragenlijst. op de tak. Doorvragen.
De vragenlijst bevat geen doorvraagmogelijkheden.
Manier van afname.
De vragenlijst bevat te weinig doorvraagmogelijkheden.
De vragenlijst bevat genoeg vragen die het onderwerp onderzoeken, maar er zijn doublures of omissies.
De vragenlijst heeft precies genoeg vragen om het onderwerp te onderzoeken.
De vragenlijst gaat afwisselend van algemeen De vragenlijst gaat van algemeen naar naar gedetailleerd en omgekeerd. gedetaileerd. De vragenlijst bevat voldoende doorvraagmogelijkheden.
De vragenlijst bevat genoeg doorvraagmogelijkheden.
Het interview is niet aangepast aan de manier Het interview is onvoldoende aangepast aan van afname (mondeling, telefonisch, via de manier van afname (mondeling, internet). telefonisch, via internet).
Het interview is redelijk aangepast aan de manier van afname (mondeling, telefonisch, via internet).
Het interview is goed aangepast aan de manier van afname (mondeling, telefonisch, via internet).
Uitproberen.
De leerling heeft het interview niet uitgeprobeerd.
De leerling het interview één keer uitgeprobeerd.
De leerling heeft het interview enkele keren uitgeprobeerd, maar niet zonodig bijgewerkt.
De leerling heeft het interview voldoende uitgeprobeerd en zonodig bijgewerkt.
Verwerking antwoorden.
De leerling heeft de antwoorden niet verwerkt.
De leerling heeft de antwoorden in chronologische volgorde achter elkaar gezet.
De leerling heeft de antwoorden verwerkt, maar de samenhang is niet logisch.
De leerling heeft de antwoorden van het interview overzichtelijk en samenhangend verwerkt.
Conclusies.
De leerling heeft géén conclusies getrokken.
De leerling heeft wel enkele conclusies getrokken, maar niet aangegeven hoe die verband houden met de antwoorden.
De leerling heeft wel alle mogelijke conclusies De leerling heeft alle mogelijke conclusies getrokken, maar niet aangegeven hoe die getrokken en aangegeven hoe die verband verband houden met de antwoorden. houden met de antwoorden.
Verband met bestaande kennis.
De leerling heeft een poging gedaan om de De leerling heeft de getrokken conclusies in De leerling heeft verder niets met de conclusie conclusie te koppelen aan zijn kennis over het verband gebracht met wat hij al wist over het gedaan. onderwerp, maar is hierin niet geslaagd. onderwerp.
De leerling heeft de getrokken conclusies (zeer) goed in verband gebracht met wat hij al wist over het onderwerp.
Rubrics
Vak Specifiek
Enquete
….
Naam leerling:
onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4
De leerling heeft zich niet of nauwelijks Voorkennis over afgevraagd of hij al iets weet of denkt te het onderwerp. weten over het onderwerp.
De leerling heeft zich wel, maar onvoldoende De leerling heeft zich wel afgevraagd wat hij De leerling heeft uitvoerig onderzocht wat hij afgevraagd wat hij zeker weet over het zeker weet over het onderwerp, maar niet wat weet of denkt te weten over het onderwerp. onderwerp. hij denkt te weten.
Doel van de enquête.
De leerling weet niet wat hij met de enquête wil onderzoeken
Doel van enquête is gemeld, maar vaag
Doelgroep.
De leerling kan wel een aantal mogelijke De leerling heeft géén idee wie de doelgroep doelgroepen noemen, maar weet niet welke is voor de enquete. passend is.
Inleiding van de enquête.
De enquete bevat geen inleiding aan de geïnterviewde.
De enquete bevat een inleiding aan de De enquete bevat een inleiding aan de De enquete bevat een inleiding aan de geïnterviewde waarin de leerling vertelt wie hij geïnterviewde waarin de leerling vertelt wie hij geïnterviewde waarin de leerling vertelt wie hij is en wat hij al weet of denkt te weten over is. is en waarom hij het interview wil doen. het onderwerp.
Aantal vragen.
Aantal vragen veel te weinig of teveel.
Aantal vragen iets te weinig of teveel.
Aantal vragen goed, maar onvoldoende om onderwerp te onderzoeken.
Algemeen > gedetailleerd.
De leerling springt in de vragenlijst van de hak op de tak.
De leerling val met de deur in huis.
De vragenlijst gaat afwisselend van algemeen De vragenlijst gaat van algemeen naar naar gedetailleerd en omgekeerd. gedetailleerd.
Er is een check in de vragenlijst, maar deze is niet betrouwbaar.
Er is een check in de vragenlijst, maar deze is niet volledig betrouwbaar.
In de vragenlijst komen vragen voor waarmee de leerling nagaat of de geënquêteerde tot de doelgroep behoort. De vragen zijn betrouwbaar.
Behoort de In de vragenlijst is geen check of geënquêteerde geënquêteerde bij de doelgroep hoort. bij de doelgroep.
Doel van enquête is vermeld.
De leerling weet wat hij met de enquête wil/moet onderzoeken en vermeld dit..
De leerling weet welke doelgroep hij bij de enquete wil/moet betrekken.
De leerling weet welke doelgroep hij bij de enquete wil/moet betrekken en heeft een lijstje gemaakt van geschikte partners.
De vragenlijst heeft precies genoeg vragen om het onderwerp te onderzoeken.
Doorvragen.
De vragenlijst bevat géén doorvraagmogelijkheden.
De vragenlijst bevat te weinig doorvraagmogelijkheden.
De vragenlijst bevat voldoende doorvraagmogelijkheden.
De vragenlijst bevat genoeg doorvraagmogelijkheden.
Manier van enquêteren.
De enquete is niet aangepast aan de manier van afname (mondeling, telefonisch, via internet).
De enquete is onvoldoende aangepast aan de manier van afname (mondeling, telefonisch, via internet).
De enquete is redelijk aangepast aan de manier van afname (mondeling, telefonisch, via internet).
De enquete is goed aangepast aan de manier van afname (mondeling, telefonisch, via internet).
Uitproberen.
De leerling heeft het interview niet uitgeprobeerd.
De leerling het interview één keer uitgeprobeerd.
De leerling heeft het interview enkele keren uitgeprobeerd, maar niet zonodig bijgewerkt.
De leerling heeft het interview voldoende uitgeprobeerd en zonodig bijgewerkt.
Verwerking.
De leerling heeft de antwoorden niet verwerkt.
De leerling heeft de antwoorden in De leerling heeft de antwoorden verwerkt, chronologische volgorde achter elkaar gezet. maar de samenhang is niet logisch.
De leerling heeft de antwoorden van het interview overzichtelijk en samenhangend verwerkt.
Conclusies.
De leerling heeft géén conclusies getrokken.
De leerling heeft wel enkele conclusies getrokken, maar niet aangegeven hoe die verband houden met de antwoorden.
De leerling heeft wel alle mogelijke De leerling heeft alle mogelijke conclusies conclusies getrokken, maar niet aangegeven getrokken en aangegeven hoe die verband hoe die verband houden met de antwoorden. houden met de antwoorden.
Verband met bestaande kennis.
De leerling heeft verder niets met de conclusie gedaan.
De leerling heeft een poging gedaan om de conclusie te koppelen aan zijn kennis over het onderwerp, maar is hierin niet geslaagd.
De leerling heeft de getrokken conclusies in De leerling heeft de getrokken conclusies verband gebracht met wat hij al wist over het (zeer) goed in verband gebracht met wat hij al onderwerp. wist over het onderwerp.
Rubrics
Presentatie
…..
Naam Leerling:
onvoldoende
voldoende
goed
uitstekend
1
2
3
4
De kandidaat heeft: - soms oogcontact met - éénzelfde of enkele lid/leden van het publiek.
De kandidaat heeft: - regelmatig oogcontact met - éénzelfde of enkele lid/leden van het publiek.
De kandidaat heeft: - afwisselend oogcontact met - alle leden van het publiek.
De kandidaat onderneemt niets om het publiek bij de presentatie te betrekken.
De kandidaat onderneemt een of twee maal iets om het publiek bij de presentatie te betrekken.
De kandidaat onderneemt regelmatig iets om het publiek bij de presentatie te betrekken.
De kandidaat betrekt het publiek voortdurend bij de presentatie.
Spreekstijl
De spreekstijl van de kandidaat mist alle eigenschappen genoemd in de cel “expert”.
De spreekstijl van de kandidaat mist twee van de eigenschappen genoemd in de cel “expert”.
De spreekstijl van de kandidaat mist één van de eigenschappen genoemd in de cel “expert”.
De kandidaat gebruikt: - géén leestoon, - spreekt niet te snel - spreekt verstaanbaar.
Audio-visuele ondersteuning (PPT, Prezi oid)
De audiovisuele ondersteuning sluit niet aan bij de mondelinge presentatie.
De audiovisuele ondersteuning sluit redelijk De audiovisuele ondersteuning sluit goed De audiovisuele ondersteuning sluit goed aan bij de aan bij de mondelinge presentatie, maar de aan bij de mondelinge presentatie en de mondelinge presentatie, maar de kandidaat kandidaat legt niet de verbinding. kandidaat legt voortdurend de verbinding. legt niet de verbinding.
Oogcontact met het De kandidaat heeft: publiek - géén oogcontact met het publiek.
Bevorderen actief luisteren
Correct taalgebruik De presentatie bevat: in audio-visuele - drie of meer typefouten of grammaticale ondersteuning fouten
De presentatie bevat: - twee typefouten of grammaticale fouten.
De presentatie bevat: - één typefout of grammaticale fout
De presentatie bevat: - geen enkele typefout of grammaticale fout.
Gebruik afbeeldingen in audio-visuele ondersteuning
In de presentatie missen alle drie de criteria.
In de presentatie missen twee van de genoemde criteria.
In de presentatie mist één van de drie criteria ten aanzien van illustraties.
In de gehele presentatie zijn alleen maar: - passende illustraties, - van goede kwaliteit, - verhelderend voor mondelinge presentatie.
Vakinhoudelijke opbouw
De kandidaat presenteert de inhoud van het eindproduct: - springt van de hak op de tak - geeft geen samenhang aan.
De kandidaat presenteert de inhoud van het eindproduct: - springt van de hak op de tak - probeert de samenhang aan te geven.
De kandidaat presenteert de inhoud van het eindproduct: - in een vakinhoudelijk verantwoorde opbouw - geeft de samenhang onvoldoende aan.
De kandidaat presenteert de inhoud van het eindproduct: - in een vakinhoudelijk verantwoorde opbouw - geeft de samenhang aan
Omgaan met de vakinhoud
De kandidaat: - overschrijdt de grenzen van zijn kennis over de vakinhoud met onjuistheden.
De kandidaat geeft: - de grenzen van zijn kennis over de vakinhoud niet aan.
De kandidaat geeft: - duidelijk aan waar de grenzen van zijn kennis over de vakinhoud liggen - doet geen suggesties voor nader onderzoek
De kandidaat geeft: - duidelijk aan waar de grenzen van zijn kennis over de vakinhoud liggen - doet suggesties voor nader onderzoek