Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91
Opdrachtgever: Kinderopvang Pinkeltje Familie Strik Hoofdweg 15 7707 RB Balkbrug
Opdrachtnemer: Eelerwoude Mossendamsdwarsweg 3 7472 DB GOOR Postbus 53, 7470 AB GOOR T (0547) 26 35 15 F (0547) 26 37 77 E
[email protected] www.eelerwoude.nl
Project nr. 4139 © Eelerwoude, Goor
Opgesteld door
Gecontroleerd
Datum
Erwin Stevens Vera van Kalsbeek
Inge Lansink
06-05-‘10
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................2 1. INLEIDING ...................................................................................................................................2 1.1 KINDEROPVANG ZANDSPEUR 91........................................................................................................2 1.2 ONTWIKKELINGSPLAN NOODZAKELIJK.................................................................................................2 2. OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT ........................................................................................3 2.1 HUIDIGE SITUATIE ............................................................................................................................3 2.2 ONTWIKKELING TOT KINDEROPVANG ..................................................................................................3 2.3 FILOSOFIE ‘GROENE’ KINDEROPVANG .................................................................................................4 3. BELEIDSKADER .........................................................................................................................5 3.1 PROVINCIAAL BELEID........................................................................................................................5 3.2 GEMEENTELIJK BELEID .....................................................................................................................8 4. ONDERZOEKSKADER..............................................................................................................10 4.1 ARCHEOLOGIE...............................................................................................................................10 4.2 BODEM .........................................................................................................................................10 4.3 EXTERNE VEILIGHEID .....................................................................................................................10 4.4 FLORA EN FAUNA ...........................................................................................................................10 4.5 GELUID ........................................................................................................................................11 4.6 LUCHTKWALITEIT ...........................................................................................................................11 4.7 VERKEER ......................................................................................................................................12 4.8 W ATER.........................................................................................................................................12 5. ANALYSE EN VISIE OP HET LANDSCHAP..............................................................................14 5.1 KENMERKEN OMGEVING .................................................................................................................14 5.2 VISIE EN UITGANGSPUNTEN ............................................................................................................15 6. LANDSCHAPPELIJKE INPASSING ..........................................................................................16 6.1 INRICHTINGSSCHETS ......................................................................................................................16 6.2 MEERWAARDE VAN DE ONTWIKKELING .............................................................................................19 6.3 BEPLANTINGSPLAN ........................................................................................................................20 BIJLAGEN .......................................................................................................................................21
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 2
1. INLEIDING
1.1 Kinderopvang Zandspeur 91 Op 11 mei 2009 heeft de familie Strik een principeverzoek ingediend bij de gemeente Dalfsen voor het starten van een ‘groene’ kinderopvang op het perceel Zandspeur 91 te Nieuwleusen. Voor het starten van een kinderopvang is het noodzakelijk een vervangend gebouw van 228 m2 bij te bouwen. Hiermee hebben de kinderen, naast een plezierige groene buitenspeelgelegenheid, ook voldoende binnenruimte tot hun beschikking. Per kindplaats dient minimaal 3,5 m2 aan binnenspeelruimte aanwezig te zijn. Voor deze omgeving is een norm van 4 m2 eigenlijk gewenst ook om te anticiperen op eventuele wijzigingen in de wet. Dit betekent dat naast een brutto binnenspeelruimte van 154 m2 er nog 74 m2 overblijft voor toiletten, hal, opslag en ontvangstruimte. De kinderopvang gaat uit van het concept dat een groene omgeving, waarin een kind kan leren en beleven, goed is voor de ontwikkeling van opgroeiende kinderen.
Figuur 1: ligging plangebied
1.2 Ontwikkelingsplan noodzakelijk Door de gemeente Dalfsen is aangegeven dat, alvorens er besloten kan worden over de realisatie van de kinderopvang, er een deugdelijk ontwikkelingsplan aan ten grondslag moet liggen. In dit plan dient minimaal; • een schetsplan van het erf met landschappelijke analyse; • een beplantingsplan van het erf; • een korte ruimtelijke onderbouwing; • een kostenraming/begroting van de ontwikkeling. Dit ontwikkelingsplan bevat de gevraagde onderdelen en geeft inzicht in de ruimtelijke, landschappelijke en financiële haalbaarheid van de ontwikkeling aan de Zandspeur 91.
Figuur 2: zicht op locatie vanaf de Zandspeur
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 3
2. OMSCHRIJVING VAN HET PROJECT
2.1 Huidige situatie
2.2 Ontwikkeling tot kinderopvang
Ten zuiden van De Meele bij Nieuwleusen in de gemeente Dalfsen is een kwekerij van coniferen, heesters en vaste planten gelegen. Er is een koopovereenkomst getekend tussen de kwekerij en de familie Strik. Het erf maakt onderdeel uit van een veenontginningslandschap. Ten behoeve van turfwinning is het veen ontgonnen in lineaire structuren. Het landschap kenmerkt zich dan ook door lineaire bebouwings-, verkavelings- en ontwateringstructuren. De beplanting bestaat uit bomen langs de linten, erfbeplanting en singels langs de perceelsscheidingen. Hoe verder van de bebouwingslinten, hoe opener het landschap.
De familie Strik is op dit moment eigenaar van gastouderbureau en kinderopvang Pinkeltje. Op dit moment is reeds een kinderopvang met veel buitenruimte aanwezig in Balkbrug. De familie Strik wenst dit succesvolle concept uit te breiden naar Nieuwleusen. Voor het realiseren van een kinderopvang aan de Zandspeur 91 wordt in de eerste fase de bestaande woning met bijgebouw verbouwd en geschikt gemaakt voor de opvang van 24 kinderen. Maximaal 49% van de woning zal als kinderopvang worden ingericht, de rest van de woning houdt een woonfunctie. In de tweede fase worden de bestaande bedrijfsgebouwen gesloopt en herbouwd in één gebouw van 228 m2 Bij het gereedkomen van dit gebouw bevinden zich hier een binnenspeelgelegenheid en 44 opvangplaatsen. Na gereedkomen van deze fase bevinden zich in totaal 68 opvangplaatsen aan de Zandspeur 91 (33 0-4 jaar, 35 BSO).
Figuur 3: detail topkaart
Locatie huidige kwekerij
Figuur 4: te verwijderen kwekerij
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 4
Onderdeel van het plan is de sloop van aantal voormalige bedrijfsgebouwen. Deze gebouwen hebben een totaal oppervlak van 228 m2. Op figuur 5 is de te slopen bebouwing en overige te verwijderen terreinelementen aangegeven.
B A
Figuur 5: te slopen bebouwing
Te verwijderen bebouwing Te verwijderen boogkas en bassin
A: te slopen bebouwing
B: te slopen bebouwing
2.3 Filosofie ‘groene’ kinderopvang Het plan is een ‘groene’ kinderopvang te realiseren. Dit houdt in dat kinderen in een natuurlijke omgeving opgroeien, waar ze hun eigen grenzen leren bepalen en ze respect voor de natuur en andere personen kunnen krijgen. De bewegingsarmoede en vetzucht nemen op het ogenblik alleen maar toe, kinderopvang Pinkeltje wil daar verandering in brengen. Iedereen weet dat buitenspelen belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Buiten spelen kinderen op een andere manier doordat de ervaring van ruimte, weer, natuur, licht, grond en ondergrond verschilt van de ervaringen binnen. Binnen en buiten spelen vraagt andere vaardigheden en biedt andere mogelijkheden. Om een paar voorbeelden te noemen: Buiten zijn andere geuren en kleuren. Buiten nodigt uit tot grotere, grovere en snellere bewegingen (rennen, hinkelen, fietsen), tot ontdekken van levende en dode natuur (insecten, vogels, planten, vlinders, vallende bladeren, dorre bloemen), tot omgaan met en ontdekken van de mogelijkheden van wisselende en minder te beïnvloeden omstandigheden zoals licht, schaduw, zon, koude, regen, sneeuw en wind (over je schaduw springen, sneeuw eten, regen op je tong, blaadjes vangen, windmolentjes, slingers in de boom). Buiten liggen de materialen voor het oprapen en verschillen de associaties met die van binnenshuis, wat inspireert tot fantasiespel, tot grote dingen ondernemen en met je handen creëren. Er ontstaat bekendheid met natuurlijke bouwstoffen, kinderen leren meten en schatten. Zodoende wordt spelenderwijs technisch, mathematisch en ruimtelijk inzicht verworven.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 5
3. BELEIDSKADER
3.1 Provinciaal beleid Omgevingsvisie Overijssel (2009) De omgevingsvisie Overijssel is in juli 2009 vastgesteld als structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening. De omgevingsvisie is opgebouwd uit twee documenten, namelijk de omgevingsvisie zelf en de omgevingsverordening. Kort samengevat is de omgevingsvisie het integraal provinciaal beleidsplan. De omgevingverordening borgt de provinciale belangen en voorziet daarmee ten opzichte van de omgevingsvisie niet in nieuw beleid. In dit hoofdstuk komt in eerste instantie de omgevingsvisie aan bod en vervolgens de omgevingsverordening. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een conclusie van de omgevingsvisie. Ontwikkelingsperspectieven De beleidsambities van de provincie zijn verwoord in de ontwikkelingsperspectieven. Uit de ontwikkelingsvisie blijkt dat het plangebied niet binnen de Ecologische hoofdstructuur (EHS) of ander natuurgebied valt. Op circa 1700 meter van de locatie is een symbool op de kaart ingetekend met de aanduiding ‘kansrijk zoekgebied windenergie’ Op de kaartuitsnede van afbeelding 6 staat weergegeven dat de locatie onderdeel uitmaakt van het ‘buitengebied accent productie’ met als specificering ‘schoonheid van de moderne landbouw’. Hoofdaccent van de visie ligt hier op de landbouw die bij draagt aan de kwaliteit van de grote open cultuurlandschappen. Dit ontwikkelingsperspectief omvat voornamelijk de gebieden waar het ruimtelijk raamwerk van lanen, waterlopen, lintbebouwingen en beplantingen in overeenstemming is met de schaalvergroting in de moderne landbouw. De kwaliteitsambitie van de provincie is om de diverse landschappen herkenbaar te houden ten opzichte van elkaar en verschillen en contrasten binnen deze landschappen te accentueren.
Afbeelding 6: omgevingsvisie
Ontwikkelingsperspectief
Ontwikkeling in de groene omgeving is wat betreft de provincie niet langer gebonden aan strikte voorschriften van welke functie op welke plek moet plaatsvinden. Zij wil ruimte bieden aan economische dynamiek en de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Meervoudig ruimtegebruik en creatieve en-en oplossingen worden gestimuleerd. De provincie biedt ruimte voor sociaaleconomische ontwikkeling als deze vanuit zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik verantwoord is, past in het ontwikkelingsperspectief ter plekke en volgens de catalogus gebiedskenmerken wordt uitgevoerd. Gebiedskenmerken De gebiedskenmerken zijn opgebouwd uit een viertal lagen: de natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust en leisurelaag.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 6
Natuurlijke laag De natuurlijke laag is ontstaan door abiotische processen. Daarbij valt te denken aan weersinvloeden, waterstromen, vestiging plant en dier, etc. De locatie valt qua natuurlijke laag in zijn geheel binnen de hoogveengebieden (in cultuur gebracht). Afbeelding 7 bevat een uitsnede van de natuurlijke laag.
Laag van het agrarisch cultuurlandschap In het agrarisch cultuurlandschap speelt de mens in op natuurlijke omstandigheden en maakt hier gebruik van. Ten aanzien van het agrarisch cultuurlandschap valt de locatie in zijn geheel binnen het veenkoloniaal landschap (zie afbeelding 8).
Afbeelding 8:: laag cultuurlandschap Afbeelding 7: natuurlijke laag Hoogveengebieden zijn van oorsprong natte gebieden. Nog bestaande hoogveenrestanten worden aangemerkt als gebieden met een hoge natuurkwaliteit. De waterkwantiteit en -kwaliteit is essentieel voor veenvorming. Vanuit de gebiedencatalogus geldt als norm samengevat dat hoogveenrestanten beschermd worden en de waterhuishouding daarop is afgestemd. In de nabijheid van de locatie bevinden zich geen hoogveenrestanten, zodat ook de ontwikkelingsrichting van herstel en tegengaan van verdroging hier niet gevolgd kan worden.
van
het
agrarisch
In het veenkoloniaal landschap is het hoogveen op grote schaal afgegraven en is het landschap ontgonnen. Waterlopen, kanalen, bebouwinglinten geven de maat van ruimte aan. Het gebruik heeft grote open ruimte en vergezichten opgeleverd. Voor het veenkoloniaal landschap geldt dat de grote open ruimtes, de vergezichten en het contrast tussen deze ruimtes en bestaande verdichte zones in stand gehouden moeten worden. Ontwikkelingen dienen bij te dragen aan de versterking van bijzondere architectuur, de linten door het landschap en de open ruimtes. De beoogde ontwikkeling draagt bij aan de versterking van de open ruimte door het verwijderen van de opgaande niet inheemse beplanting van de kwekerij. Singels markeren de karakteristieke structuur van de verkaveling
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 7
en accentueren het erf. De openheid die aan het einde wordt gecreëerd versterkt de grote open ruimte ten zuiden van het perceel. Stedelijke laag In de stedelijke laag is het verbindende netwerk van wegen, paden, spoorwegen en kanalen een belangrijk en ordenend principe. Vestiging werd bepaald door efficiëntie en nabijheid. Steden zijn economische motors van de provincie. Uit afbeelding 9 blijkt dat de projectlocatie in het buitengebied is gelegen en dus niet in de stedelijke laag terug komt. Wel is de locatie in de nabijheid van het bebouwd gebied van De Meele en Nieuwleusen gelegen.
weer. Het contrast tussen lichte en donkere, stille en drukke gebieden is groot. De donkere gebieden hebben een rustig en onthaast karakter en vormen daarmee een eigen kwaliteit voor mens en dier.
Afbeelding 10: kaart lust en leisurelaag
Afbeelding 9: uitsnede kaart stedelijke laag Specifieke normen en richtingen uit deze laag zijn dan ook voor deze ontwikkeling niet van toepassing. Lust en leisurelaag De lust en leisurelaag kenmerkt zich door het welbehagen, trots en beleving. In deze laag komen gebiedskenmerken voor zoals bijvoorbeeld een landgoed, recreatiepark of recreatieve route. De lust en leisurelaag maakt daarbij gebruik van de gebiedskwaliteiten uit de andere lagen. Uit deze laag zijn tevens economische impulsen te halen De locatie valt in deze laag in zijn geheel binnen het ‘donkerte’ gebied, maar kent verder geen bijzondere waarde. Afbeelding 10 geeft dit
De realisatie van een kinderopvang staat de kwaliteit donkerte uit de lust- en leisurelaag niet in de weg. Een kinderopvang functioneert overdag waardoor er geen lichttoename in de nachtelijke uren zal plaatsvinden ten opzichte van het huidige gebruik. Omgevingsverordening (2009) Het toetsingskader binnen voor de omgevingsvisie is de omgevingsverordening. De verordening dient als juridisch instrument tot de onderdelen van het beleid waarvoor inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Generieke beleidskeuzes Belangrijkste aspect uit de omgevingverordening is de sturing op ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Voor dit plan bestaat de ruimtelijke kwaliteit uit het hergebruiken van een voormalige agrarische
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 8
locatie voor een maatschappelijke functie. Daarbij worden de principes van zuinig ruimtegebruik toegepast aangezien er niet meer bebouwing bij komt dan nu het geval is. Verder levert de ontwikkeling een economische en sociale impuls op voor de directe omgeving. Het verwijderen van de ontsierende beplanting draagt vervolgens bij aan de versterking van de herkenbaarheid van het landschap. Op het gebied van sociale duurzaamheid draagt het project vooral bij door kinderen vanaf de eerste levensfase in contact te brengen met de natuurlijke omgeving. Begrip en kennis van de buitenruimte wordt hiermee bevorderd. De fysieke duurzaamheid bestaat uit het gedeeltelijk geschikt maken van de bestaande woning voor een nieuwe functie. Het plan voldoet ook aan de principes van de SER ladder aangezien er herstructurering van een bestaand erf plaatsvindt en de bebouwingsoppervlak in het buitengebied niet toeneemt. Daarnaast vindt de ontwikkeling niet in een kwetsbaar gebied (EHS, Natura 2000 of drinkwaterwinning) plaats Ontwikkelingsperspectieven Gezien het ontwikkelingsperspectief accent landbouw ligt de realisering van een kinderopvang niet direct voor de hand. Wanneer het plangebied op gebiedsgerichte wijze wordt benaderd blijkt dat er geen extra ruimtebeslag komt op de agrarische grond, het terrein is nu immers in gebruik als kwekerij. Daarbij komt dat de ligging in de nabijheid van het bebouwd gebied van de Meele en Nieuwleusen maakt dat het erf minder geschikt is voor de ontwikkeling van een nieuw agrarisch bedrijf. In de wijde omgeving van het plangebied zijn ook geen bedrijven die belemmerd zullen worden door deze ontwikkeling. Om bovenstaande redenen past de ontwikkeling van een kinderopvang op deze specifieke locatie binnen het ontwikkelingsperspectief. Gebiedskenmerken Als er ontwikkelingen plaats vinden in de hoogveenontginningen is vanuit de catalogus gebiedskenmerken bepaald dat deze bij horen te dragen aan behoud en versterking van het kleinschalige karakter en de kenmerkende wegen kavelgrensbeplanting en de diverse
bebouwingslinten. Het toevoegen van bebouwing dient dan ook voornamelijk plaats te vinden aan bestaande linten en op bestaande erven. De bebouwing vindt plaats op het bestaande erf en past dan ook binnen de uitgangspunten van de gebiedskenmerken. De herontwikkeling van de locatie draagt bij aan de versterking van het landschappelijk beeld op de locatie door het terugbrengen van karakteristieke beplanting langs de kavels.
3.2 Gemeentelijk beleid Plattelandsvisie Dalfsen 2007 In de plattelandsvisie is voor het deelgebied Nieuwleusen beleid opgesteld. Voor het overgrote gedeelte is het streven erop gericht het open agrarisch landschap te behouden. In beginsel is er ruimte in dit deelgebied voor de ontwikkeling van nieuwe functies op nieuwe locaties, zoals intensieve veehouderij, vernieuwende vormen van dagof verblijfsrecreatie, bosaanplant en windenergie. De plattelandsvisie zet hierbij in op clustering van dergelijke nieuwe ontwikkelingen in een beperkt gedeelte van dit deelgebied. Op voorhand wordt in de visie opgemerkt dat in ieder geval de omgeving van de bebouwingslinten Meele, Oosterveen en Ruitenveen niet geschikt zijn voor een dergelijke geclusterde vestigingslocatie. De ontwikkeling aan de Zandspeur bevindt zich in de nabijheid van het bebouwingslint Meele en staat daardoor de ontwikkeling van nieuwe geclusterde functies elders in het gebied niet in de weg. VAB beleid gemeente Dalfsen 2007 Door de gemeenteraad van de gemeente Dalfsen is op 26 november 2007 het beleidskader VAB vastgesteld. VAB staat voor Vrijkomende Agrarische Bebouwing. Het kader gaat in op de mogelijkheden voor hergebruik van agrarische gebouwen die hun functie verloren hebben. Het beleid geeft richtlijnen en criteria voor de mogelijkheden van hergebruik. In feite is bij deze ontwikkeling ook sprake van een vorm van VAB met dien verstande dat de bedrijfsgebouwen zo verspreid, klein en slecht van kwaliteit zijn dat hergebruik niet mogelijk is. In paragraaf 4.6 van het beleid wordt onder de criteria aangegeven, dat in sommige situaties sloop en nieuwbouw gewenst is. Hierbij moet
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 9
gedacht worden aan situaties waarbij de ruimtelijke kwaliteit beter gediend wordt met slopen en herbouwen overeenkomstig de opgenomen kwalitatieve criteria. Daarnaast is het mogelijk ter herbouwen wanneer dit noodzakelijk is vanwege functionele en of bouwtechnische redenen. Beide situaties zijn op dit plangebied van toepassing, de gebouwen zijn zowel qua uitstraling als kwalitatief en bouwtechnisch zo slecht dat ze niet geschikt zijn voor hergebruik. Daarnaast heeft de huidige kwekerij een uitstraling die het gebied niet ten goede komt. De beoogde functie past daarnaast binnen de hergebruiksmogelijkheden uit de plattelandsvisie. Voor het buitengebied Nieuwleusen zijn ruime ontwikkelingsmogelijkheden met betrekking tot VAB, alle functies zijn in dit gebied mogelijk. Kinderopvang valt onder het aspect zorg, voor deze functie geldt dat er een voorkeur wordt uitgesproken voor hergebruik in lintbebouwing. De gemeente Dalfsen heeft voor 2010 nieuw beleid vastgesteld, aangezien de aanvraag in 2009 is ingediend blijft het zoals hierboven beschreven oude beleid uit 2007 nog van toepassing.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 10
4. ONDERZOEKSKADER
In deze fase zijn op hoofdlijnen de verschillende onderzoeksaspecten bekeken. De haalbaarheid van de ontwikkeling op de plande locatie is daarmee duidelijker.
4.1 Archeologie In het kader van het verdrag van Valetta dienen in een vroeg stadium van ruimtelijke planvorming de belangen van de archeologie te worden meegenomen. Uitgangspunt is het behoud van het archeologisch erfgoed in de bodem ter plekke. Het plangebied zelf heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. Ook in de omgeving zijn geen archeologische vondsten bekend. Vanwege de beperkte verstoring van de bodem, 228 m2 op een bestaand erf, is een nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
4.2 Bodem Gelet op het huidige gebruik en het toekomstig gebruik is een bodemonderzoek noodzakelijk. In de toekomstige situatie zullen hier kinderen verblijven en is contact met de grond zeer waarschijnlijk. Eventuele gezondheidsrisico’s moeten uitgesloten worden door het uitvoeren van een bodemonderzoek. Door Kruze Milieu BV is een onderzoek conform NEN 5740 uitgevoerd naar de bodemkwaliteit op de Zandspeur 91 te Nieuwleusen. In bijlage 4 is het volledige rapport opgenomen. De hoofdconclusie luidt dat uit milieukundig oogpunt er geen bezwaar is tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico’s voor de volksgezondheid opleveren. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen, kinderdagverblijf en tuin).
4.3 Externe veiligheid In het “Besluit kwaliteitseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer” (Bevi) zijn normen voor de maximaal toelaatbare/aanvaardbare
risico’s als gevolg van de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen vastgelegd. Voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water zijn normen vast gelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Voor buisleidingen die gevaarlijke stoffen vervoeren gelden een tweetal oude circulaires van 1986 en 1991. Hiervoor in de plaats is een nieuw ontwerp-besluit externe veiligheid buisleidingen in de maak. Volgens de risicokaart van Overijssel valt de het plangebied niet binnen een risicocontour van een Bevi inrichting. Wel loopt ten zuiden van het perceel op meer dan 300 meter afstand een aardgastransportleiding. Gezien de grote afstand tot deze leiding wordt niet verwacht dat hiervoor nader onderzoek noodzakelijk is.
4.4 Flora en fauna In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet. De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet is gericht op de bescherming van leefgebieden. Ruimtelijke plannen dienen in overeenstemming te zijn met de Flora- en faunawet. Vanwege de locatie en het huidige gebruik is er een grove eerste indicatie gemaakt van het mogelijk voorkomen van beschermde soorten. Door Eelerwoude is een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd, deze is als bijlage 5 toegevoegd aan dit plan. Op basis van de quickscan is vastgesteld dat de ontwikkeling van een kinderdagverblijf met belevingstuin niet in strijd is met de Flora- en faunawet. Er worden geen negatieve effecten verwacht op (strikt) beschermde soorten. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden of een ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Wel blijft de zorgplicht van de Flora- en faunawet (zie bijlage) van toepassing. De geplande
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 11
werkzaamheden dienen echter wel buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. Rekening houden met verlichting Ondanks dat geen negatieve effecten worden verwacht op vleermuizen, wordt aanbevolen om rekening te houden met nachtactieve dieren (vleermuizen en uilen). Zij zijn erg gevoelig voor verlichting. Beperk verlichting daarom tot een minimum. Indien gewerkt wordt met verlichting maak dan gebruik van naar beneden gerichte en strooilichtbeperkende armaturen. Werkzaamheden uitvoeren buiten het broedseizoen. In het plangebied kunnen diverse vogelsoorten tot broeden komen. Omdat het verstoren van broedende vogels verboden is door de Floraen faunawet, moeten werkzaamheden zoals het verwijderen van bomen buiten het broedseizoen worden uitgevoerd (tenzij met zekerheid kan worden aangetoond dat er geen vogels broeden in te verwijderen bomen). Het broedseizoen ligt voor de meeste soorten tussen maart en medio juli. Natuurbeschermingswet Er bevinden zich geen Natura 2000 gebieden binnen een straal van 5 kilometer van de projectlocatie. Negatieve effecten op de instandhoudingdoelen van Natura 2000 gebieden zijn dan ook vanwege de afstand uit te sluiten.
4.5 Geluid Voor een kinderdagverblijf zal in ieder geval moeten worden gezorgd voor een goed binnenklimaat, in het kader van goede ruimtelijke ordening. Dit geldt ook voor een (buiten)speelplaats, maar deze is gesitueerd aan de geluidluwe zijde van de gebouwen. Door Alcedo is een onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 6 toegevoegd aan dit ontwikkelingsplan. Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Zandspeur op de voorgevel voor een beoordelingshoogte van 1,5 meter maximaal 47 dB bedraagt, inclusief 5 dB correctie conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde van 48
dB wordt niet overschreden. De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai van de Jagtlustallee op de zijgevel voor een beoordelingshoogte van 1,5 meter maximaal 48 dB bedraagt, inclusief 5 dB correctie conform artikel 110g van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB (afgerond) wordt niet overschreden. Geconcludeerd wordt dat het aspect geluid ten gevolge van wegverkeerslawaai geen bezwaren oplevert voor de bestemmingsplan wijziging en de realisatie van het kinderdag verblijf. Mocht de gemeente het noodzakelijk achten dat er een onderzoek naar het binnenklimaat plaatsvindt, dan zal dit tijdens de bouwvergunning procedure opgepakt worden. Op basis van de modelberekening op de gevelwaarden is hiervoor geen aanleiding.
4.6 Luchtkwaliteit In Europees verband zijn normen vastgelegd voor de maximum concentratie van een aantal stoffen in de buitenlucht. Deze normen zijn voor de Nederlandse situatie sinds 15 november 2007 vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit (voorheen het Besluit Luchtkwaliteit 2005). Deze wetgeving is vastgelegd in de Wet milieubeheer welke gelijktijdig is aangepast. Het doel van de luchtwetgeving is om mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. Het bevat luchtkwaliteitsnormen voor zwavelen stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. De wet geeft aan op welke termijn de normen gelden en gehaald moeten worden en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen. In Nederland dient iedere ruimtelijke ontwikkeling getoetst te worden aan de luchtwetgeving. Op basis van de nieuwe wetgeving is er een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld welke aangeeft welke ontwikkelingen als "niet in betekenende mate" gezien kunnen worden en waarvoor verdere toetsing aan de normen niet hoeft plaats te vinden. Het realiseren van een kinderopvang wordt zonder meer toelaatbaar geacht.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 12
Een kinderopvang wordt ook aangemerkt als een kwetsbaar object door de GGD richtlijn ‘Luchtkwaliteit en gezondheid’. In deze richtlijn wordt aangegeven dat het gewenst is dat er minimaal 300 meter tussen kwetsbare objecten en een snelweg zit. De afstand van de kinderopvang tot de N377 bedraagt meer dan 600 meter, waardoor negatieve effecten van de N377 op de kinderopvang niet waarschijnlijk worden geacht.
brengen van kinderen en verkeersbewegingen voor het personeel.
4.7 Verkeer
4.8 Water
Op basis van de ervaringscijfers van de locatie Balkbrug wordt geconcludeerd dat voor elke kindplaats een halve verkeersbeweging ’s morgens en een halve ’s middags plaatsvindt. De oorzaak hiervoor is dat er meerdere kinderen uit één gezin gebracht worden en er in sommige gevallen gecarpoold wordt. De auto’s komen ‘s morgens in een periode van 6:45 tot 9:00 uur en ‘s middags van 16:00 tot 18:45. De bezettingsgraad van de kinderopvang bedraagt maximaal 80%, zodat gemiddeld 55 kinderen per dag aanwezig zijn. Dit resulteert in 55 verkeersbewegingen voor het halen en brengen van kinderen en 15 verkeerbewegingen voor het personeel. Voor dit ontwikkelingsplan ook een ‘worstcase’ berekend met de gegevens uit de CROW publicatie 272. Voor de berekening is uitgegaan van volgende punten:
Aan de hand van een reactie van het Waterschap Groot Salland kan in dit geval worden volstaan met een standaard waterparagraaf.
Kinderen • 55 kinderen die gelijktijdig aanwezig zijn (bezettingsgraad 80%); • 4 ritten per kind per dag (brengen en halen elk twee ritten); • 70% van de kinderen wordt gebracht met de auto; • In elke auto zitten 1,17 kinderen. Werknemers • Maximaal 10 werknemers die gelijktijdig aanwezig zijn; • 2 ritten per werknemer per dag; • 70% van de werknemers komt met de auto, overige met fiets of OV; • Een werknemer zit alleen in de auto. Met bovenstaande gegevens als ‘worstcase’ blijkt dat er 132 verkeersbewegingen plaatsvinden ten aanzien van het halen en
14
De capaciteit van de Zandspeur lijkt ruim voldoende om deze extra verkeersbewegingen te kunnen dragen. Aangezien de woonfunctie gelijk blijft is deze niet mee genomen in de berekening. Ook het verdwijnen van de verkeersbewegingen van de kwekerij zijn in deze berekening niet meegenomen.
Watertoets In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Relevant beleid Het beleid van het Waterschap Groot Salland staat beschreven in het Waterbeheersplan 2006-2009, de beleidsnota Leven met Water in Stedelijk Gebied, Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, Visie Beheer en Onderhoud 2050 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik. Daarnaast is de Keur van het Waterschap Groot Salland een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde beleidsdocumenten liggen ter inzage op het hoofdkantoor van het Waterschap Groot Salland. Ook zijn deze te raadplegen op de internetsite: www.wgs.nl. Op gemeentelijke niveau is het in overleg met het waterschap opgestelde gemeentelijk Waterplan en het (verbreed) gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van belang. Invloed op de waterhuishouding Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 10 wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beekdal, primair watergebied of een stedelijke watercorridor. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 13
Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en het maaiveld. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Grondwateroverlast als gevolg van afwijkende aanleghoogten is voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers. Om een goed inzicht te krijgen in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om in overleg met het waterschap zo spoedig mogelijk te starten met een grondwateronderzoek. Dit kan in eerste instantie op basis van bestaande peilbuizen binnen of in de omgeving van het plangebied. Indien noodzakelijk kunnen nieuwe peilbuizen worden geplaatst. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Bij de aanleg van kelderconstructies dient aandacht te worden geschonken aan de toepassing van waterdichte materialen en constructies. Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een watergang van het Waterschap Groot Salland. De functie van deze watergang moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergang zoals in de Keur van het Waterschap Groot Salland beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur van het Waterschap Groot Salland opgenomen gebodsen verbodsbepalingen. Werkzaamheden binnen de beschermingszone zijn ontheffingplichtig. Ten behoeve van het beheer en onderhoud geldt langs de watergang (vanaf de insteek) een obstakelvrije zone van 5 meter. Het rioleringssysteem grenzend aan het plangebied bestaat uit een drukrioleringssysteem met een beperkte capaciteit waarop alleen huishoudelijk afvalwater mag worden aangesloten. Op het drukrioleringssysteem mag geen drainage of
regenwater worden aangesloten, omdat het rioleringssysteem daar niet op is berekend. Voorkeursbeleid hemel- en afvalwater Bij de afvoer van overtollig hemelwater is infiltratie in de bodem het uitgangspunt. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's geniet daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Watertoetsproces De initiatiefnemer heeft het Waterschap Groot Salland geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van www.dewatertoets.nl. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding en de afvalwaterketen. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Groot Salland geeft een positief wateradvies.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 14
5. ANALYSE EN VISIE OP HET LANDSCHAP
5.1 Kenmerken omgeving Historie De locatie is gelegen in het veenkoloniale landschap. Hier is het hoogveen grootschalig afgegraven en het landschap ontgonnen (zie figuur 11, historische kaart). Topografie Tegenwoordig bepaalt het stelsel van kanalen en waterlopen, wegen en bebouwingslinten de maat en de ruimte van het landschap (zie figuur 12). Kenmerkend zijn de grote open ruimtes en de daarmee contrasterende verdichte zones (bebouwingslinten, wegen en kanalen). De locatie waar de ontwikkeling plaats gaat vinden is gelegen aan een kleinschalig bebouwingslint. Aan de weg (die voorzien is van een eikenlaan) liggen meerdere (woon)erven. De erven bevatten erfbeplanting, en aan de randen van de percelen bevindt zich kavelgrensbeplanting. De meeste erven vormen een ensemble van hoofdgebouw met een of enkele bijgebouwen. Daarbij zijn de woningen dichterbij de weg gelegen en de bijgebouwen (‘het werkgedeelte’) ligt verder van de weg af, richting landschap. Dit geheel van massa vormt een contrast met de grootschalige openheid in het (overwegend bebouwingloze) landschap.
Figuur 11. Historische kaart (ca. 1900) van het plangebied en de omgeving.
Figuur 12. Luchtfoto van het plangebied en de omgeving.
Bodem Het terrein is gelegen op een laarpodzolgrond, een fijne zandgrond met een kleine fractie leem (zie figuur 13). De oorspronkelijke veenbodem is vergraven. Ecologie De huidige ecologische waarde van het plangebied is niet groot. De coniferenkwekerij is puur functioneel ingericht en was voorheen intensief in gebruik. De beplanting aan de perceelsgrenzen is uitheems (coniferen) en de ecologische waarde van deze beplanting is laag.
Figuur 13. Bodemkaart van het plangebied en de omgeving.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 15
5.2 Visie en uitgangspunten De structuur van het omringende landschap is de landschappelijke basis voor de visie en het ontwerp. Hiermee wordt aangesloten bij het huidige beleid en het advies van het Oversticht, om het landschap en de linten beter beleefbaar te maken. In de omgeving is rond bebouwing / erven erfbeplanting aanwezig, en langs kavelgrenzen veelal elzensingels. De bebouwing is vormgegeven als een ensemble. Het erf aan de Zandspeur 91 wordt ook op deze manier ingericht. Tevens is de overgang van de dichtheid van bebouwing naar de grote openheid van de omgeving van belang. De nieuw te vestigen kinderopvang en bijbehorende activiteiten worden voor een groot deel gesitueerd in de directe omgeving van de woning en het nieuwe bijgebouw. Van daaruit vindt een overgang plaats, waarbij in het midden van het perceel nog activiteiten plaatsvinden. In het zuiden is de invloed van activiteiten minimaal en de openheid van het landschap optimaal. Er vindt geen extra ruimtebeslag plaats (zie omgevingsvisie) op het perceel en de beleving van het landschap wordt vergroot.
Figuur 14. Aansluiten bij de landschappelijke structuren.
Figuur 15. landschap.
Overgang
gebruiksintensiteit
en
beleving
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 16
6. LANDSCHAPPELIJKE INPASSING
Voor de landschappelijke inpassing van de kinderopvang aan de Zandspeur is een inrichtingsschets gemaakt, zie bijlage 2. In de schets is weergegeven hoe de ruimtelijke inrichting zal plaatsvinden. Daarbij staat de situering van het nieuwe gebouw en de erfbeplanting centraal. Verder wordt in deze schets aangegeven welke landschappelijke verbeteringen zullen plaatsvinden ten opzichte van de huidige situatie. De inrichtingsschets is onder andere op basis van het beleid, het advies van het Oversticht en de wensen van de kinderopvang tot stand gekomen. Tevens heeft er na het maken van de schets nog terugkoppeling plaatsgevonden met het Oversticht. De schets is hierbij goed bevonden behoudens een kleine aanpassing in variatie in verharding bij de parkeerplaatsen.
6.1 Inrichtingsschets Het erf In de ruimtelijke basis voor het ontwerp staat zowel het huidige landschap als het landschap van vroeger centraal. Het nieuwe gebouw is haaks op de weg gesitueerd ter vervanging van oude schuren die gesloopt worden. Het erf heeft een sobere, transparante inrichting, met in de nabijheid van de bebouwing enige erfbeplanting, om het ensemble te versterken. Dit geheel past in het ontginningslandschap van Nieuwleusen. Dit ontwerp sluit aan bij de traditionele indeling van boerenerven. Deze bestaat uit een voor-, zij- en achtererf. Hoofdgebouw en bijgebouw vormen een ensemble, waarbij het bijgebouw een ondergeschikte uitstraling heeft. Het bijgebouw wordt een stenen gebouw, dat qua vorm en uitstraling past bij de bestaande woning. Zo worden er matte rode dakpannen gebruikt en een rood/bruine steen voor de muren. Het dak steekt ca. 70 cm. over. In het gebouw is voldoende lichtinval nodig, waardoor ook enkele dakramen gewenst zijn. Het geheel heeft een simpele en functionele vormgeving, waardoor de ondergeschikte uitstraling t.o.v. het hoofdgebouw gewaarborgd is.
figuur 16: Inrichtingsschets Zandspeur 91
Het voor- en zijerf werden gebruikt voor de siertuin, de moestuin en de boomgaard. Het achtererf was functioneel en had een open karakter naar het omliggende landschap. Het erf op de inrichtingsschets is op een dergelijke manier opgebouwd. De siertuin bevindt zich aan de voor- en zijkant van de woning en een deel hiervan is bestaand. Het deel ten noordoosten van de woning wordt opnieuw aangelegd, met een haag en enkele fruitbomen
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 17
in het gras. Hier worden ook de parkeerplaatsen opgenomen. De parkeerplaatsen voor lang parkeren (met name voor personeel) zijn aan de zijkant (oostzijde) van het perceel gesitueerd. Door ze hier te situeren vallen ze het minst op. Ouders die hun kinderen halen en brengen staan vaak slechts enkele minuten geparkeerd met hun auto. Deze parkeerplaatsen liggen dicht bij de bebouwing zodat kinderen gemakkelijk gehaald en gebracht kunnen worden. Om de doorstroom van deze auto’s te bevorderen is een tweede uitrit gerealiseerd (het zgn. kissand-ride principe). Grootste verandering van het voorerf is de mogelijkheid om rond te rijden en het creëren van een nieuwe uitrit. De grote coniferen die het erf nu markeren worden verwijderd, waardoor er weer zicht ontstaat op de bebouwing. Door het kiss-and-ride principe toe te passen met twee uitritten heeft de woning aan de overzijde van de Zandspeur 91 de minste last van eventueel geluid van het optrekken van auto’s. Tevens is heel belangrijk dat de veiligheid op het erf ten aanzien van de kinderen hiermee ook wordt vergroot omdat auto’s niet hoeven te keren. De overgang naar het landschap Een belangrijk uitgangspunt in het ontwerp is het behouden van openheid en doorzichten naar het landschap. Deze openheid wordt groter naar het zuiden toe. Het erf met de woningen en de erfbeplanting is meer naar de weg gericht en vormt samen met de andere erven en de (beplante) wegen een sterke structuur. De overgang naar het landschap wordt gemaakt door singels met inheemse soorten aan beide zijden van het perceel, op de kavelgrenzen. Deze benadrukken de ontginningsstructuur van het landschap en creëren een geleidelijke overgang naar het open landschap. Deze geleidelijke overgang wordt gesterkt door aan het eind van de singels enkele open plekken tussen de beplanting te creëren, zodat de singel niet abrubt stopt. In het midden van het perceel wordt een belevenistuin ontwikkeld. Deze tuin achter het erf wordt door de singels, aan de randen van het perceel, aan het zicht van de omgeving onttrokken. De singels nemen het zicht op de belevenistuin geheel weg doordat de singels vier meter breed zijn. De singels zijn zowel vrij dicht (door het
toepassen van onderbeplanting als vuilboom, zomereik en vogelkers en regelmatig beheer van de elzen) als opgaand (elzen uit laten groeien tot bomen). Bijgevoegd zijn enkele afbeeldingen ter illustratie van de elzensingel en de belevenistuin. De belevenistuin zal de inpassing in het landschap niet belemmeren, doordat zicht op de belevenistuin zo veel mogelijk door de singels wordt weggenomen. Voor de ontwikkeling van de belevenistuin zal passende beplanting gebruikt worden, passend bij de beplanting van deze schets, zodat er één geheel ontstaat, en er vanuit het landschap geen opvallende (uitheemse) beplanting zichtbaar is. Met de ontwikkeling van de belevenistuin krijgen de kinderen van de opvang een vrijwel unieke kans om op te groeien met buiten spelen en het zelf doen van ontdekkingen buiten en in de natuur.
Figuur 17 en 18 Voorbeelden van een elzensingel; een half jaar na aanleg en een aantal jaren na aanleg.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 18
Het zuiden van het perceel wordt geheel omgevormd naar grasland, en de singels verdwijnen in het landschap. Vanaf hier is er een weids uitzicht op de omgeving. Het klassieke ontginningslandschap is vanaf het perceel goed beleefbaar. Bekeken van buitenaf vormen de singels een goede, natuurlijke inpassing in het landschap, die de overgang van massa (langs de beplante weg) naar de grote openheid markeert. Conclusie De enorme verbetering voor het landschap heeft met name betrekking op het verwijderen van de coniferenkwekerij, die, door zijn massa en uitheemse uitstraling heel markant aanwezig was in het landschap. Door deze coniferen (zowel aan de randen als op het perceel zelf) geheel te verwijderen, en er aan de randen van het perceel gedeeltelijk elzensingels voor terug te planten, vindt een grote kwaliteitsslag plaats.
Figuur 19 t/m 22 Voorbeelden van een belevenistuin.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 19
6.2 Meerwaarde van de ontwikkeling De voorgestelde ontwikkelingen leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied van de gemeente Dalfsen. Deze meerwaarde vertaalt zich in het volgende: 1. Aan de Zandspeur 91 verdwijnen landschapontsierende bedrijfsbebouwing, zware uitheemse beplanting aan de perceelsgrenzen en uitheemse beplanting die voornamelijk ten zuiden van de bebouwing staat. 2. De economische functie kwekerij wordt omgezet in een nieuwe economische drager voor het buitengebied, te weten zorg. 3. Het nieuwe erf en gebouw sluiten aan bij de gebiedskenmerken van het veenontginningslandschap en zorgen hiermee voor een versterking van de landschappelijke kwaliteit.
Ontwikkelingsplan Kinderopvang Pinkeltje Zandspeur 91 20
6.3 Beplantingsplan Na het ontwerpen van de inrichtingsschets is deze schets vastgelegd in het beplantingsplan. Het beplantingsplan is een uitwerking waarbij de maatvoering, het sortiment en de beplantingsaantallen zijn opgenomen. De aan te planten elementen zijn genummerd en hieronder uitgewerkt. 1 Singels Op de perceelsgrenzen worden singels geplant. De hoofdsoort hierin is de zwarte els. Deze komen zowel als struik- en als boomvormers in de singel voor. De singels zijn overwegend 4 meter breed. Met name ter hoogte van de belevenistuin is dit een belangrijk punt, zodat de belevenistuin door de dichte randbeplanting niet zichtbaar is vanuit de omgeving. 2 Fruitbomen Op het voorerf worden een drietal fruitbomen geplant. De fruitbomen markeren het voorerf en maken het contrast met de openheid achter het erf groter. 3a Belevenistuin De belevenistuin (5000 m2) betreft een afwisseling van open en gesloten beplanting en zal in fases aangelegd worden. Voor de ontwikkeling van de belevenistuin zal passende beplanting gebruikt worden. Door de ontwikkeling in fases zal een deel van de belevenistuin in eerste instantie ingezaaid worden met gras. Na de weide toelopend zal de belevingstuin minder beplant en een meer open karakter krijgen. 3b Weide Een groot deel van het perceel wordt omgevormd van coniferenkwekerij naar weide. De belevenistuin zal zich hier passend in het landschap qua vorm en soorten ontwikkelen. De oppervlakte van de weide is in totaal ca. 6.000 m². 4 Haag De voortuin wordt aan de wegzijde begrensd door een beukenhaag. Deze markeert de entree van het erf.
BIJLAGEN
Bijlage 1:
Bedrijfsplan
Bijlage 2:
Inrichtingsschets 1:1000
Bijlage 3:
Beplantingsplan 1:1000
Bijlage 4:
Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 5:
Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 6:
Geluidsonderzoek
Bijlage 1:
Bedrijfsplan
Bijlage 2:
Inrichtingsschets
Bijlage 3:
Beplantingsplan
Bijlage 4: Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 5:
Quickscan Flora en Fauna
Bijlage 6:
Geluidsonderzoek