Inspraakreacties op
ONTWERPBESLUITEN WKC CORUS
Inspraakpunt Bureau Energieprojecten Postbus 223 2250 AE VOORSCHOTEN www.bureau-energieprojecten.nl
INHOUDSOPGAVE
WOORD VOORAF………………………………………………………………………………………………………. 1 KENNISGEVING………………………………………………………………………………………………………….. 2 MONDELINGE, SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE REACTIES.………………………………………………. 3 NUMERIEK OVERZICHT ……………………………………………………………………… 3 ALFABETISCH OVERZICHT ORGANISATIES…………………………………………… 4 INSPRAAKREACTIES NUMMER 1 TOT EN MET 10 ……….……………………… 5
Augustus 2010
WOORD VOORAF Algemeen Van maandag 5 juli 2010 tot en met maandag 16 augustus 2010 hebben de ontwerpbesluiten voor warmtekrachtcentrale WKC Corus ter inzage gelegen. Naast deze besluiten is er nog een aantal besluiten nodig. De Minister van Economische Zaken zal als aangewezen minister in een later stadium tevens de coördinatie van deze nieuwe ronde van besluiten op zich nemen. Op de ontwerpbesluiten voor “warmtekrachtcentrale WKC Corus” zijn in totaal 10 inspraakreacties binnengekomen, waarvan alle uniek. Deze 10 reacties zijn opgenomen in de bundel. U kunt de bundel downloaden van www.bureau-energieprojecten.nl. Registratie en verwerking De ontvangen reacties zijn geregistreerd en aan de insprekers is een ontvangstbevestiging toegezonden. De inspraakreacties zijn integraal in deze bundel opgenomen. Verdere procedure De bestuursorganen zullen, rekening houdend met de ingebrachte zienswijzen, naar verwachting binnen enkele maanden na 16 augustus 2010, de besluiten nemen. Deze besluiten zullen te zijner tijd ter inzage gelegd worden op dezelfde locaties als waar tot en met 16 augustus 2010 de ontwerpbesluiten ter inzage lagen. Voor een belanghebbende die over een ontwerpbesluit een zienswijze heeft ingebracht, staat dan tegen dat besluit beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
1
Ministerie van Economische Zaken
Kennisgeving Inspraak ontwerpbesluiten WKC Corus Met ingang van maandag 5 juli 2010 tot en met maandag 16 augustus 2010 liggen de ontwerpbesluiten voor warmtekrachtcentrale WKC Corus ter inzage. Achtergrond Corus Staal BV heeft het voornemen om een gasgestookte warmtekrachtcentrale (WKC) met een netto elektrisch vermogen van circa 525 MW te bouwen en te exploiteren op de locatie van Corus in IJmuiden (Velsen-Noord). De warmtekrachtcentrale zal bestaan uit drie ketelen turbogeneratorinstallaties, welke het bij de staalproductie vrijkomende productiegas zullen gebruiken om onnodige affakkeling van dit gas te voorkomen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om aardgas bij te mengen. Dit leidt tot een schoner productieproces en tot efficiencyverbeteringen binnen Corus. De opgewekte elektriciteit zal grotendeels voor eigen gebruik van Corus zijn. Een eventueel overschot aan elektriciteit zal door Corus aan het landelijk net worden geleverd. Naast elektriciteit zal de WKC ook warmte in de vorm van stoom gaan leveren, welke ingezet zal worden bij diverse productieprocessen binnen Corus. Ruimtelijk gezien past de warmtekrachtcentrale binnen het vigerende bestemmingsplan van de gemeente Velsen. Gezien het vermogen van de WKC valt deze centrale onder de rijkscoördinatieregeling. Dat houdt onder meer in dat een groot deel van de voor dit project benodigde besluiten in één procedure worden voorbereid onder coördinatie van de Minister van Economische Zaken. Voor de vergunningen in het kader van onder andere de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet is een milieueffectrapport (MER) opgesteld om in beeld te brengen welke gevolgen de WKC heeft voor het milieu en om te waarborgen dat het milieubelang een volwaardige rol speelt in de besluitvorming. Dit MER heeft in het kader van de m.e.r.-procedure in maart 2010, al ter inzage gelegen bij het bevoegd gezag, te weten de provincie Noord-Holland. Heemskerk
College van Gedeputeerde - Besluit als bedoeld in artikel 16, lid 1 en 19d lid 1 NatuurStaten van Noord-Holland beschermingswet ten behoeve van de warmtekrachtcentrale. - Besluit als bedoeld in artikel 14, lid 1 Grondwaterwet voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de warmtekrachtcentrale. -B esluit als bedoeld in artikel 8.4 Wet milieubeheer (veranderingsvergunning) ten behoeve van de nieuw te bouwen warmtekrachtcentrale. Minister van Verkeer en Waterstaat
- Besluit als bedoeld in artikel 1, lid 1 Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 24, lid 1 Wet op de waterhuishouding, voor het lozen van (bedrijfs)afvalwater en koelwater, respectievelijk de lozing op en onttrekking van water aan het oppervlaktewater, ten behoeve van de nieuw te bouwen warmtekrachtcentrale.
Naast deze besluiten is er nog een aantal besluiten nodig. De Minister van Economische Zaken zal als aangewezen minister in een later stadium tevens de coördinatie van deze nieuwe ronde van besluiten op zich nemen. Waar kunt u de ontwerpbesluiten inzien? De ontwerpbesluiten en andere relevante stukken zullen met ingang van 5 juli 2010 tot en met 16 augustus 2010 tijdens reguliere openingstijden ter inzage liggen bij: - het Ministerie van Economische Zaken, Informatiecentrum, Bezuidenhoutseweg 30 te Den Haag, T (070) 379 89 11; - de gemeente Velsen, Dudokplein 1 te IJmuiden, T (0255) 567 200; - de provincie Noord-Holland, Houtplein 33 te Haarlem, T (023) 514 31 43. Alle stukken zijn ook op internet beschikbaar via www.bureau-energieprojecten.nl, onder het kopje Energiecentrales, WKC Corus.
Wijk aan Zee
Hoe kunt u uw zienswijze kenbaar maken? Tot en met 16 augustus 2010 kan eenieder schriftelijk zienswijzen ten aanzien van de ontwerpbesluiten kenbaar maken bij:
Beverwijk
WKC Corus
A22
Velsen Noord
A9
IJmuiden
Ontwerpbesluiten Voor de aanleg en exploitatie van WKC Corus zijn diverse vergunningen (en andere besluiten) van verschillende bestuursorganen nodig. Binnenkort wordt een deel van de voor het project WKC Corus benodigde ontwerpbesluiten ter inzage gelegd. De aanvragen om vergunning in het kader van de Grondwaterwet, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en Wet op de waterhuishouding worden conform art. 2.29 Waterwet, afgehandeld volgens oud recht vóór inwerkingtreding van de waterwet op 22 december 2009. De Minister van Economische Zaken legt naast het MER, de ontwerpen van de volgende besluiten ter inzage: Bestuursorgaan
Besluit
College van burgemeester - Besluit als bedoeld in artikel 40 jo. 56a Woningwet en wethouders van Velsen ‘bouwvergunning (fase I)’, ten behoeve van de nieuw te bouwen warmtekrachtcentrale. College van burgemeester - Besluit als bedoeld in artikel 40 jo. 56a Woningwet en wethouders van Velsen ‘bouwvergunning (fase I)’, ten behoeve van het oprichten van een hoofdverdeelstation (4F) ten behoeve van de warmtekrachtcentrale.
Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten U wordt verzocht duidelijk te vermelden op welk(e) ontwerpbesluit(en) uw zienswijze betrekking heeft. U kunt ook mondeling inspreken door te bellen met Bureau Energieprojecten, T (070) 379 89 79. Bureau Energieprojecten zorgt ervoor dat alle zienswijzen worden doorgestuurd naar het bevoegde bestuursorgaan. Informatieavonden Er wordt één informatieavond georganiseerd om een toelichting te geven op het project. Medewerkers van de verschillende betrokken overheden en van Corus Staal BV zijn daar aanwezig om uw vragen te beantwoorden. De informatieavond vindt plaats van 19.00 uur tot 21.00 uur op de volgende datum en locatie: - donderdag 8 juli 2010 in het Thaliatheater aan de Breesaapstraat 52 te IJmuiden, T (0255) 514 217. Wat gebeurt er met uw reactie? De bestuursorganen zullen, rekening houdend met de ingebrachte zienswijzen, naar verwachting binnen enkele maanden na 16 augustus 2010, de besluiten nemen. Deze besluiten zullen te zijner tijd ter inzage gelegd worden op dezelfde locaties als waar tot en met 16 augustus 2010 de ontwerpbesluiten ter inzage liggen. Voor een belanghebbende die over een ontwerpbesluit een zienswijze heeft ingebracht, staat dan tegen dat besluit beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nadere informatie Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Bureau Energieprojecten, T (070) 379 89 79.
2
MONDELINGE, SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE REACTIES NUMERIEK OVERZICHT
Nr.
Naam
1
NUON, ir. Wouter Smit, AMSTERDAM
2
NUON, ir. Wouter Smit, AMSTERDAM
3
VvE appartementencomplex "De Grote Burgemeester", H. Mors, IJMUIDEN
4
MOB, Johan G. Vollenbroek, NIJMEGEN
5
Milieudienst IJmond, B&W, de heer P.Groot / mevrouw D.E. Hunsche, BEVERWIJK
6
Milieufederatie Noord-Holland, R. van Arendonk/L. Savornin Lohman, ZAANDAM
7
Corus Strip Products, Mr. M.H. Verweij, Advocaat, IJMUIDEN
8
Corus Strip Products, Mr. M.H. Verweij, Advocaat, IJMUIDEN
9
Corus Strip Products, Mr. M.H. Verweij, Advocaat, IJMUIDEN
10
B.P. van den Born, WIJK AAN ZEE
3
MONDELINGE, SCHRIFTELIJKE EN DIGITALE REACTIES ALFABETISCH OVERZICHT ORGANISATIES
Nr.
Naam
7
Corus Strip Products, Mr. M.H. Verweij, Advocaat, IJMUIDEN
8
Corus Strip Products, Mr. M.H. Verweij, Advocaat, IJMUIDEN
9
Corus Strip Products, Mr. M.H. Verweij, Advocaat, IJMUIDEN
5
Milieudienst IJmond, B&W, de heer P.Groot / mevrouw D.E. Hunsche, BEVERWIJK
6
Milieufederatie Noord-Holland, R. van Arendonk/L. Savornin Lohman, ZAANDAM
4
MOB, Johan G. Vollenbroek, NIJMEGEN
1
NUON, ir. Wouter Smit, AMSTERDAM
2
NUON, ir. Wouter Smit, AMSTERDAM
3
VvE appartementencomplex "De Grote Burgemeester", H. Mors, IJMUIDEN
4
0001
ONTVANGEN 06 AUG 2010 N.V. Nuon Ene rgy
Locatie rHA.13SO. Postbu s 4r920, rOO9 oe Amsterdam
Btzoe k"dru Spnklerweg 20
1096 BA Amste rdam
Inspraakpun! WKC Corus Bureau Energieprojecte n Postbus 223 2250AE VOORSCHOTEN
'111, 11 111" ,,111 111,11, '111, 11 11' I1
POStad~5
Locatie IHAJ350 P~tbus 41 920
1009 oe Amsterdam
Fax 0 30 247 2255
Behlrldeld door
Datum
ir. WoUter Smit Telefoon +316 IJ 03 43 08
[email protected]
4 augustus 2010
Ons ke nmerk
Nuon/H5E& I/ WS/ 201026
Belren
Zienswijze op Gro ndwatenvetvergunning WKC Corus
Geachte heer, mevrouw, Middels deze brief delen wij u de zienswijze van Nuon Power Generation B.V. (verder te noemen "Nuon") mee op de vergunning als bedoeld in artikel 14 van de Grondwate .......el voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de bouw van een 525 MWe gasgesrookte wanmekrachtcentra le voor Com s gelegen aan de Wenckebachsrraat I te Velsen· Noord . Nuon heeft in de naburighe id van het project van COntS een installatie in bedrijf, genaamd IJmond -oI. Deze e nergiecentrale verstookt productiegassen van Corus. De beoogde grondwaterverlaging ten behoeve van de bouw van WKC Coms bedraagt voor IJmond-Oi ongeveer 90 tOt 100 cm. In de vergunningaanvraag adviseert het adviesbureau om een inventarisatie van de funderingwijze van de nabijgelegen gebouwen uit te voeren_ Dit wordt in de voorschriften van de ontwerpvergunning verplicht gesteld. Naar mening van Nuon biedt de ontwerpvergunning onvoldoende bescherming voor de fundering van de installatie IJmo nd-ol van Nuon. Weliswaar is de verplichting tOL het uitvoeren van een inventarisatie opgelegd, maar uitsluitend een inventarisatie biedt geen garantie dat de fun dering van IJmond-ol geen gevaar loopt_ In de vergunning dien! tevens aan COntS te worden opgelegd dat, indien de inventarisatie daartoe aanleiding geeft, Corus verplicht is om afdoende maatregelen te nemen teneinde schade bij nabijgelegen gebouwen, zoals IJmond-ol, te voorkomen.
0001
...... 4 a u guSlUS2010
Ons k.nm.rt
Nuon/HSE&VWS/ :zolo:z6 '81 1na 2- van 2-
Op d it moment is Nuon niet overmigd van de borging van haar belangen in de huidige vorm van de vergunning. Nuon verzoekt om in de definitieve \'ergunning concretere voorschriften, in overeenstemnting met het hielVoor vermeldde, te stellen die gevaar in de vorm van verzakking en dus schade voor Nuon voorkomen. Hoogachtend , Nuon Power Generation B.V 0'
wer Heat & SelVices
0002
ONTVANGEN 06 AUG 2010
N.V. Nuon Energy
Loouie IHA3JSO. Poslbus 41920, ' 009 OC AmSlerdolll
BtI~"cltts
Spaklerweg 20 1096 BA Amsterdam
Inspraakpunt WKC Corns Bureau Energieprojecten Postbus 223 22soAE VOORSCHOTEN
.,I' ·,1',,", ,11,',', 11 ",1"11', ,'1
Postad~s
Locatie IHAJ3So
Postbus 41920 1009
oe Amsterdam
Fax 030 247 2255
Behandeld dOOf
Datum
ir. Wouter Smit Telefoon +316 11 0343 08
[email protected]
'I augustUS 2010 Ons kenmerk
Nuon/HSE&VWS/ 201027
Betren
Zienswijze op Wvo-vergunning WKC Corns
Geachte heer, mevrouw, Middels deze brief delen wij u de zienswijze van Nuon Power Generation B.V. (verder te noemen "Nuon") mee op het ontwerpbesluit om de vigere nde Wvo-vergunningen als bedoeld in artikel I , eerste lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) te wijzigen ten behoeve van de bouw van een 525 MWe gasgestookte warmtekrachtcentrale voor Coms gelegen aan de Wenckebachstraat I te Velsen-Noord . Nuon heeft in de naburigheid van hct project van Corns ecn installatie in bedrijf, genaamd IJmond-Oi. Deze energiecentrale verstookt productiegassen van Corns en gebrnikt koelwa ter uit hetzelfde waterlichaam als ten aanzien van de toekomstige WKC Corns is voorzien. Ten gevolge van deze voorgenomen koelwaterlozing van WKC Corns stijgt de koelwaterinlaauemperaruur voor IJmond-Oi met 1,71 K. Door de stijging van de koelwaterinlaauemperaruur dienen de koelwaterpompen van IJmond-ol op hogere capaciteit te draaien om hetzelfde temperatltluverschil over de condensor te verkrijgen. Hierdoor treedt een rendementverlies van de gehele installatie op. Niet alleen betekent dit een direct productieverlies voor Nuon per geproduceerde MW elektriciteit, maar ook zullen de koelwaterpompen, door verhoogde inzet en bijbehorende snellere slijtage, eerder dan voorzien hun maximale levensduur hebben bereikt, waardoor zij eerder vervangen zullen moeten worden. Voorts zal de stijging van de koelwaterinlaanemperamur in warme perioden een beperking opleveren voorde bedrijfsvoering met IJmond-OI. Dit wordt veroorzaakt door het kleiner wordende verschil russen de door WKC Corns gestegen inlaattemperaruur en de maximale uitiaattemperanlUr die in de vergunning van Nuon IJmond-Oi is vastgelegd. Daardoor worden de gre nzen in de vergunning van IJmond-OI eerder bereikt.
0002
..... ... augustus 2010 Ons ullm,riI Nuon/HSE&VWS/ZOI027
'a,ln. 2 van 2
Samenvattend beperkt WKC Com s de installatie IJ mond-OI van Nuon in haar koelmogelijkheden, waardoor de bedrijfsvoering van Nuon o nevenredig negatief wordt beïnvloed. Wij verlangen van ti dat ti in deze vergunning voor COnJS afdoende maatregelen voorschrijft, zodat de stijging van de koelwaterinlaanemperamur van de insrallatie van Nuon zal worden voorkomen.
Hoogachtend, Nu n Power Generation B.V.,
D~,ite".,..powe r
Heat & Services
0003
ONlVANGEN
1U AUG WO Bewoners VvE appartementencomplex ~ Oe Grote Burgemeester" p/a Bik en Amoldkade 34. 1975 eH Ijmuiden
Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten
Tevens per gewone post
IJmuiden, 5 augustus 2010
Onderwerp: Zienswijze met betrekking tot de Wet milieubeheer ootwerobeschikking WKC Ccrus Staal av. nummer 2010-xxxxxx
Geachte heer/mevrouw,
Als direct omwonenden en derhalve belanghebbenden zetten wij hieronder uiteen onze zienswijze met betrekking tot de Wet milieubeheer ontwerpbeschikking WKC met nummer 20lD-xxx, waarbij Gedeputeerde Staten van Noord-Holl and (hierna te noemen "GS") aan Ccrus Staal BV (hierna te noemen "Ccrus" ) een Wm vergunning wenst te verlenen op grond van artikel 8.1 , eerste lid, sub b en c en tweede lid van de Wet milieubeheer voor het veranderen en het in werking hebben van die verandering van de aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord gelegen inrichting en aanpassing van voorschrift O.4.1.H van de revisievergunning van 16 januari 2007, kenmerk 2007-00001. Corus is een IPPC-bedrijf en de nieuw te bouwen WKC daarmee een gpbv-installatie. Een Elektriciteitscentrale. Op dergelijke installaties zijn mi lieu-eisen van toepassing zoals is op te maken uit de oplegnotitie uit de NER, behorend bij de Bref LCP, en de recente uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Zelfs uit een uitspraak n.a.v. de revisievergunning van Corus. Alle relevante Bref's dienen geraadpleegd te worden bij het vergunningverleningstraject. GS heeft verzuimd de relevante Bref Raffinaderijen te betrekken bij dit traject. Deze Bref bevat veel informatie over het ontzwavelen en nuttig toepassen van gassen afkomstig van diverse processen in die branche en het gebruik van low NOx branders voor gassen met een relatief hoog gehalte aan waterstof. Gassen qua samenstelling vergelijkbaar met die bij de Yzer & Staal Industrie vrijkomen en worden ingezet. GS geeft aan dat de ontzwaveling van kooksovengas bij Corus voldoet aan B.B.T .. Ondanks het feit dat wij geen gebruik hebben kunnen maken van de door GS gebruikte meetgegevens van de continu metende zwavelmonitoren van het kooksoven- en hoogovengas van Corus (niet in een bijlage ter visie bijgevoegd), zijn wij het niet eens met de stelling dat de ontzwaveling vol doet aan het toepassen van B.B.T.
0003
In de Ontwerpbeschikking is GS voorneme ns een daggemiddelde van 1000 mg zwavel per Nm3 kooksovengas op te nemen als emissie-eis. In de vigerende vergunning zijn ook nog voorschriften opgenomen voor storin g, onderhoud en stilstand. Volgens Corus bevat het ongereinigde kooksovengas 6000 mg 5 / Nm3. Het verwijdering srendement is dan 83,3 %. Nemen we de componenten "sto ri ng" en "onderhoud" ook mee in een de berekening dan resulteert dat in een rendement va n ca. 75 %. Het toepassen van de mengregel is ook niet gewenst, met deze regel wordt bij sommige gasverhoudingen de emissie-eis met 15% opgerekt , hetgeen het rendement nog verder verslechtert. (Nb. aardgas getal 35 mg 502 /Nm3 rookgas bij 3%, is een fout in het Bee5). In de Brefen Draft 2 Yzer en Staa l worden ontzwavelingspercentages genoemd van >90, 94 en 99,9% . Het BeeS en de installaties va n Corus voldoen niet aa n B.B.T. Indien er een storing optreedt (en dit j aar al 2 maal, voor zeer lange tijd) of groot onderhoud aan de zwavelzuurfabriek (een onderdeel van de ontzwavelingsinstallatie) wordt uitgevoerd, wordt het hoogzwavelige kooksovengas wel gereinigd in de MEA-wasser, maar wordt het geconcentreerde H2S , afkomstig van de MEA-wasser geïnjecteerd in het kooksovengas dat op de batterijen van de kooksfabriek wordt verstoo kt. Bij deze situatie worden aanzien lijke hoeveelheden (1500 à 2000 kilogram per uur) zwaveld ioxiden uitgebraakt, hetgeen een gevaar oplevert voor de volksgezondheid (omwonenden). Deze situaties zij n ongewenst en deze werkwijze voldoet naar onze mening niet aan het toepassen va n B.B.T. Een kooksfabriek, eenmaal opgestart, kan in principe niet uitgezet worden, zoals dat bij een kolengestookte centrale, voorzien van een rookgasontzwavelingsinstallatie (ROl) wel het geval is. Een kooksfabriek blijft continu hoogzwavelig gas produceren. Om die reden moet een kooksfabri ek dan ook minimaal zijn voorzien van twee zwavelwassers en zwavelzuurfabriek units of va n andere vergelijkbare BBTinstall aties. GS is voornemens om op verzoek va n Corus het voorschrift OA.1.H van de revisievergunning van 16 januari 2007, kenmerk 2007-00001, aa n te passen. GS wil de tota le zwaveldioxide emissie van de inrichting van 3941 naar 4320 ton verhogen. Wij maken daar bezwaar tegen omdat wij hebben aangegeven dat de ontzwavelingsinsta llaties van Corus niet voldoen aan het toepassen van de best beschikbare technieken. Wij daarentegen vragen om een verlaging van de 502 em issie voor de gehele inrichti ng van minim aal 2000 ton/jaar tot 1941 ton. Voorschrift 1.12.7 van de vigerende vergunning dient te worden verwijderd. Op basis van de uitspraak van AbRv5 ( vele punten om te herstellen), de vergunning en de bijgevoegde stukken bij het concept OB komen wij tot de conclu sie dat G5 geen IPPC-toets heeft uitgevoerd op de Corus- installaties en processen om vast te stellen of deze voldoen aan het toepassen van de best beschikba re technieken. Wij zijn va n mening dat de Bee5 installaties en niet BeeS in stallaties die gestookt worden met kooks- en/of hoogovengas of een mengsel met andere gassen niet IPPC-proof zijn. Corus vraagt voor koolmonoxide (CO) een daggemiddelde waarde van 100 mg/Nm3 bij 3 vol. % 02 aan op basis van de Bref LCP en een jaargemiddelde van 80 mg. G5 wil dit honoreren en heeft die waarde in het OB opge nom en. De Draft 2 Y & S geeft daarentegen een geheel ander waarde voor CO, nl. 7,7 mg/Nm3 bij 3 vol. % 02 als jaargemiddelde, gebaseerd op de meetgegevens van 20 in stall aties binnen de branche. Daar het een jaargemiddelde waarde betreft vinden wij dat deze component continu gemeten dient te worden. De Nbw, andere wetgeving en NER geven aan dat de emissiebeperkende maatregelen bij voorkeur aan de ingaande zijde dienen te worden genomen, dan de procesgeïntegreerde maatregel en uiteindelijk als het voorgaande niet mogelijk blijkt te zijn, de "en d of pipe" oplossing. Wij maken bezwaa r tegen de opgenomen daggemiddelde waarde va n 70 mg/Nm3 bij 3 vol.% voor NOx. Nieuwe E-centrales moeten voldoen aa n 50. Het installeren va n SCR'en en Aardgasbranders met low NOx nozzles is naar onze mening niet voldoe nde. Ook zullen er low NOx kooksoven - en hoogoven gasbranders geïn stall eerd moeten worden. De problemen met NH3 inspuiting zoals Corus beschrijft zijn dan verdwenen en er za l geen NH3 geëmitteerd worden.
2
0003
Wij vinden tevens dat het kooksovengas dat in de WKC verstookt gaat worden niet meer dan 10 mg 5 per Nm3 kooksovengas als daggemiddelde mag bevatten. Daarnaast vinden wij dat het Hoogovengas (+ oxygas) dat in de WKC verstookt gaat worden niet meer dan 5 mg 5 per Nm3 mag bevatten, In de aanvraag en aanvu llin g geeft Corus aan dat ze een aantal Starts en Stops gelegaliseerd wil hebben. In het OB wordt hier niet op ingegaan, De aanvraag maakt deel uit van de vergun ~ ning, GS doet geen uitspraak, dus gaat akkoord , Wij maken daar bezwaar tegen, Het aantal Starts en Stops moet gelimiteerd worden, Er zullen definities in de vergunning moeten worden opgenomen, Wanneer begint een start en wan neer eindigt deze, wanneer begint een stop en waar eindigt deze, Hoe vaak dat per jaar mag plaat svinden etc. , Hoogachtend, Namens de bewoners van de WE appartementencomplex "de Grote Burgemeester", Voorzitter H, Mors, Bik en Arnoldkade 34, 1975 CH IJmuiden,
3
0004
Per fax (070 379 74 23) met bewijs van verzending en per email (
[email protected]) Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten
Uw referentie: Onze referentie: Betreft:
Warmtekrachtcentrale Corus CorusWKCZienswijze Zienswijze met betrekking tot ontwerpbeschikking WKC Corus
Nijmegen, 10 augustus 2010 Geachte dame/heer, Hierbij dienen wij mede namens de Stichting Natuur en Milieude volgende zienswijzen in die met name betrekking hebben op de vergunde SO2 emissie. Onvoldoende onderzoek gedaan naar zwavelverwijdering In de BREF raffinaderijen wordt ontzwaveling van productiegas met minimaal 99,5% als BBT beschouwd. In de bijzondere regeling E6 van de NER wordt sinds 1992 een BBT niveau van 99,8% genoemd. Dit verwijderingsrendement wordt al meer dan 10 jaar dag in dag uit gehaald in tenminste 2 Nederlandse raffinaderijen waaronder Shell. Aangaande cokesovengas en hoogovengas zijn er ook grote vorderingen gemaakt bij de katalytische zwavelverwijdering. Wij missen een adequate evaluatie of met moderne ontzwavelingstechnieken de zwavelconcentraties van hoogovengas en/of van cokesovengas niet verder kunnen worden teruggebracht. Zie ook de bijlagen 2 en 3. Kosteneffectiviteit Een KE van € 2,30/kg SO2 verwijdering was 20 jaar gelden wellicht te verdedigen maar is niet meer van deze tijd. Bovendien dwingt het NEC plafond Nederland om aan de scherpe kant van de BBT range te gaan zitten. Een kosteneffectiviteit van tenminste € 10/kg SO2 is daarom verdedigbaar. Wij verzoeken u om zowel (1) de mogelijkheden van zwavelverwijdering uit hoogovengas en/of van kooksovengas opnieuw te bezien, evenals (2) een (semi-)droog systeem om SO2 uit de rookgassen te verwijderen. Totale jaarvracht Corus is na Shell de grootste emittent van SO2 van Nederland. U verhoogt de totale jaarvracht nu ook nog eens met 379 ton tot 4.320 ton/jaar. Dit kan niet zonder een evaluatie van mogelijkheden om de SO2 emissie van andere bedrijfsonderdelen van Corus te verminderen. MOB, Waldeck Pyrmontsingel 18, 6521 BC Nijmegen email:
[email protected]; website: www.mobilisation.nl Tel: 024 3230491, Fax: 084 745 11 93
0004
De SO2 emissie van Corus is in de afgelopen 8 jaar niet afgenomen ondanks dat er sinds 2001 volgens umaatregelen zouden zijn genomen zoals “optimalisatie van de hogedrukwasser en het plaatsen van een loogwasser bij de zwavelzuurfabriek”. De bijdrage van SO2 aan de immissieconcentratie van 6 microgram/m3 betekent meer dan een verdubbeling van de achtergrondconcentratie als gevolg van de activiteiten van Corus. Uit de vergunde emissies in de Wm-vergunning blijkt dat de sinterfabriek nog steeds circa 35% van de totale SO2 emissie voor zijn rekening neemt. Dit bevestigt dat de hogedrukwasser ook op dit punt niet voldoende presteert. Als een ander voorbeeld noemen we de SO2 emissie van de pelletfabriek met een norm van 50 mg/m3 terwijl BBT 20 mg/m3 bedraagt. In de considerans van de revisievergunning stelde u zelf ook dat een optimalisatie van de rookgasreiniging van de pelletfabriek nog niet is uitgevoerd. Ook de in de SIFA vergunde SO2 emissie is niet BBT conform. De vergunde SO2 emissie van bijvoorbeeld EL 218 van 200 mg/m3 bij de zwavelzuurfabriek is mogelijk ook geen BBT. Deze norm is voor zover ons bekend niet getoetst aan de van toepassing zijnde BREF voor zwavelzuurproductie. Een vergunde totale SO2 emissie voor het gehele bedrijf van 4.320 ton/jaar is niet conform BBT en leidt tot niet getoetste en mogelijk onacceptabel hoge immissies en zuurdepositie in natuurgebieden. Uit de literatuur is bekend dat dit vooral in combinatie met fluoride extra negatief doorwerkt. Er is geen sprake van voldoende invulling van de in de BREF genoemde minimalisatieverplichting voor SO2 emissies.Er is voor zover ons bekend ook geen of onvoldoende onderzoek uitgevoerd naar een verdergaande SO2 emissiebeperking van de inrichting 1. Het is waarschijnlijk dat elders voldoende ruimte kan worden gevonden om een verlaging van de totaal vergunde SO2 jaarvracht te accommoderen. Wij verzoeken u om: De totaal vergunde SO2 vracht van de gehele inrichting niet te verhogen; Een onderzoeksverplichting op te leggen om na te gaan in hoeverre de totaal vergunde SO2 vracht kan worden verlaagd op basis van een actuele waarde van tenminste € 10/kg SO2 voor de kosteneffectiviteit. Hoogachtend,
Johan G. Vollenbroek Bijlagen: 1. Machtiging van de Stichting Natuur en Milieu 2. Kopie voorpagina m.b.t. H2S verwijdering uit cokesovengas 3. Kopie voorpagina m.b.t. COS verwijdering
Kopie: Stichting Natuur & Milieu 1
Voorschrift 0.4.7 van de Definitieve beschikking en 0.4.7.H van het Herstelbesluit bepaalt dat er onderzocht moet worden hoe de SO2 emissie verder gereduceerd kan worden bij o.a. de fluorwassers, de zwavelzuurfabriek, kooksfabriek 1 en 2 en bij de hogedrukwasser van de sinterfabriek. Is een dergelijk onderzoek al uitgevoerd? In dat geval verzoeken wij u om een kopie hiervan. Zo nee, waarom is dit onderzoek nog niet uitgevoerd?
2
0004
MOB T.a.v. de heer J.G. Vollenbroek Waldeck Pyrmontsingel 18 6521 BC NIJMEGEN
Utrecht, ons kenmerk contactpersoon onderwerp
10 augustus 2010 MRo/MH/060453.011 mr. M.A. Robesin Machtiging inzake Staalbedrijf Corus Staal BV te IJmuiden
MACHTIGING
Hierbij machtigt ondergetekende de heer Drs. ing. Johan G. Vollenbroek woonachtig te Nijmegen om met recht van substitutie, namens hem/haar over te gaan tot het indienen van een bezwaarschrift/voeren van alle noodzakelijke bestuursrechtelijke procedures met als doel het verminderen, dan wel beëindigen van overlast, risico’s en schade veroorzaakt door Staalbedrijf Corus Staal BV te IJmuiden.
Hoogachtend, Natuur en Milieu
Mirjam de Rijk algemeen directeur Bijlagen: - statuten - uittreksel KvK
Stichting Natuur en Milieu, Postbus 1578, 3500 BN UTRECHT
0004
Catalysis Today 44 (1998) 73±79
Selective removal of H2S from coke oven gas Dae Won Parka,*, Sung Woo Chuna, Jae Yeol Janga, Hyo Sun Kima, Hee Chul Woob, Jong Shik Chungc a
Department of Chemical Engineering, Pusan National University, Jangjun Dong, Kumjung-Ku, Pusan 609-735, South Korea b Department of Chemical Engineering, Pukyung National University, Pusan 608-739, South Korea c Department of Chemical Engineering, School of Environmental Engineering, Pohang University of Science and Technology, Pohang 790-784, South Korea
Abstract The catalytic performance of some metal oxides in the selective oxidation of H2S in the stream containing water vapor and ammonia was investigated in this study. Among the catalysts tested, V2O5/SiO2 and Fe2O3/SiO2 catalyst showed good conversion of H2S with very low selectivity to undesired SO2. Hydrogen sul®de could be recovered as harmless solid products (elemental sulfur and various ammonium salts), and distribution of solid products was varied with types of catalyst and compositions of reactant. XRD and FT-IR analysis revealed that the salt was mixture of ammonium±sulfur±oxygen compounds. It was noteworthy that V2O5/SiO2 catalyst produced elemental sulfur and ammonium thiosulfate, and that elemental sulfur was principal product on Fe2O3/SiO2 catalyst. Small amount of ammonium sulfate was obtained with the Fe2O3/SiO2 catalyst. In order to elucidate the reaction path, the effects of O2/H2S ratio and concentration of NH3 and H2O are also studied with the V2O5/SiO2 catalyst. # 1998 Elsevier Science B.V. All rights reserved. Keywords: Hydrogen sul®de; Ammonia; Water; Ammonium thiosulfate; Elemental sulfur; Catalytic oxidation
1.
Introduction
Developing SOx emission control technology has received signi®cant attention since legal regulation becomes more severe. Now, a large amount of SOx results from H2S that is released from re®neries of crude oil, natural gas and coke oven of steel industry. The coal liquefaction process is considered to be the major source of H2S emissions in the near future. H2S is usually recovered as elemental sulfur by the wellknown Claus process [1,2] in which H2S is partly oxidized to SO2 and their mixture is further converted *Corresponding author. Tel.: 82 51 510 2399; fax: 82 51 512 8563; e-mail:
[email protected] 0920-5861/98/$32.00 # 1998 Elsevier Science B.V. All rights reserved. PII S0920-5861(98)00175-8
to elemental sulfur. However, the sulfur recovery rate in Claus plant is only 95±98% due to thermodynamic limitations. Since SOx emission limits have been more strict over the years, it is necessary to treat supplementary residual gas of Claus installation, so-called tail gas. Although various tail gas treatments (TGT) have been developed, the majority of them are based on sorption technology. Those have need to treat secondary wastes and to regenerate the sorbent. From view point of environmental concern, the best choice would be the selective oxidation of H2S to elemental sulfur which is readily to treat, handle and transport [3,4]. High conversion can be obtained in the selective oxidation of H2S because it is not a thermodynamic reversible reaction.
0004
74
D.W. Park et al. / Catalysis Today 44 (1998) 73±79
calcined under an air ¯ow at 5008C for 5 h. The loading was ®xed at 10 wt% on their oxide form basis. 2.2.
Fig. 1. H2S emission control in steel production process.
On the other hand, H2S in the coke oven gas released from the steel smelting process is scrubbed and concentrated using aqueous ammonia as shown in Fig. 1. Concentrated H2S that is separated from aqueous ammonia is transferred to Claus plant to convert it into elemental sulfur, and remaining aqueous ammonia is usually incinerated. However, the separation of H2S from the aqueous ammonia is not perfect. Remaining aqueous ammonia stream contains about 2% H2S which in turn causes the SOx emission problem during the incineration. In this case, the control of SOx emission is dif®cult because the stream contains not only excess water vapor but also high concentration of ammonia. In this study, we investigated the development of catalysts for selective removal of H2S in the stream containing both of ammonia and water. Hydrogen sul®de was completely converted to the mixture of ammonium salt and elemental sulfur without considerable sulfur dioxide emission. This offers a new solution for the treatment of emission gas released from coke oven in steel production. 2. 2.1.
Experimental Preparation of catalysts
Metal oxides (g-Al2O3, TiO2, V2O5, Fe2O3, SnO2) were used as purchased without further puri®cation. All supported catalysts were prepared by impregnating aqueous solutions of metal salts (ammonium metavanadate, iron citrate) onto SiO2 support (JRCSIO-6) followed by drying. The impregnated catalysts were dried in a vacuum oven at 1308C for 12 h and
Measurement of catalytic activity and analysis
Catalytic activities were checked using a continuous ¯ow ®xed-bed reactor that is made of a Pyrex glass tube. A condenser was attached at the ef¯uent side of the reactor, and its temperature was constantly maintained at 1108C to condense only solid products (elemental sulfurammonium salt). A line ®lter was installed after the condenser to trap any solid mist which had not been captured by the condenser. From the condenser up to gas chromatography, all the lines and ®ttings were heated above 1208C to prevent condensation of water vapor. The ¯ow rate of gas was controlled by a mass ¯ow controller (5850E, Brooks). Water vapor was introduced to the reactant stream using a steam evaporator ®lled with small glass beads, and its amount was controlled by a syringe pump (301A, Sage). In a typical experiment the reactant mixture is consisted of 5 vol% H2S, 2.5 vol% O2, 10 vol% NH3, 60 vol% H2O (vapor) and balance helium. The content of ef¯uent gas was analyzed by a gas chromatography (HP5890, Hewlett Packard) equipped with a thermal conductivity detector and Te¯on column of Porapak T. The exit gas from the analyzer was passed through a trap containing a concentrated NaOH solution and vented out to a hood. Solid products were ®rst dissolved into distilled water then ®ltered to separate elemental sulfur, remaining water solution was dried in a vacuum drying oven at room temperature to obtain solid salts. The solid products were identi®ed by X-ray diffraction crystallography with Cu K radiation (Rigaku, DMAX 2400) and FT-IR (React IR 1000, ASI). Selectivity to solid products is calculated by subtracting selectivity of SO2 (S±SO2) from 100% (X-H2S depicting the conversion of H2S). 3. 3.1.
Results and discussion Screening test
In order to ®nd active components for the selective removal of H2S, screen tests were carried out for some
0004
D.W. Park et al. / Catalysis Today 44 (1998) 73±79
75
Table 1 Catalytic performance of various metal oxides at 2608C
Table 2 Effects of temperature on catalytic activity
Catalyst
Temperature (8C)
10% V2O5/SiO2
10% Fe2O3/SiO2
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
260 280 300 340 360
81.4 80.9 78.5 70.6 69.1
0.0 0.0 0.0 0.0 0.0
94.7 92.1 88.8 82.5 79.5
0.0 0.0 0.0 0.0 0.8
g-Al2O3 TiO2 V2 O 5 Fe2O3 SnO2 SiO2±Al2O3 ZnO
Run (A)
Run (B)
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
94.0 94.7 95.1 94.6 57.6 27.8 28.3
1.9 2.0 2.5 5.2 4.7 17.7 32.3
50.5 53.1 78.7 69.0 64.8 Ð Ð
48.7 10.5 0.0 0.0 21.6 Ð Ð
(5% H2S, 2.5% O2, 10% NH3, 60% H2O, GHSV60 000 hÿ1).
Run (A): 5% H2S, 2.5% O2, 92.5% He, Run (B): 5% H2S, 2.5% O2, 10% NH3, 60% H2O, 22.5% He.
metal oxides. Table 1 shows the catalytic performance of various metal oxides at two different reaction conditions: Run: (A) 5 vol% H2S and 2.5 vol% O2; (B) 5 vol% H2S, 2.5 vol% O2, 10 vol% NH3 and 60 vol% H2O. Bulk metal oxides of g-Al2O3, TiO2, V2O5 and Fe2O3 showed good conversion of H2S without any considerable amount of SO2 emission. TiO2 and g-Al2O3 are main components of commercial catalysts for sulfur recovery process. However, in the coexistence of water and ammonia, TiO2 and gAl2O3 showed remarkable decrease of H2S conversion and great increase of SO2 emission. It is interesting to note that H2S with concentration over 60% can only be removed on metal oxide such as V2O5, Fe2O3 and SnO2 at 2608C. Relatively strong acidic and basic support, like SiO2±Al2O3 and ZnO, respectively, showed very low conversion of H2S even in the absence of water and ammonia. 3.2.
Solid product distribution
Table 2 shows the variation of catalytic activity with temperature for 10 wt% Fe2O3/SiO2 and 10 wt% V2O5/SiO2 catalysts. The conversion of H2S decreased with increasing the reaction temperature. This is in accordance with the results of thermodynamic calculation for selective oxidation of H2S. 2H2 S O2 !
2=nSn 2H2 O
(1)
It is noteworthy that SO2 was not emitted at all even up to 3408C for the two catalysts. It is believed that all the produced SO2 are consumed to form solid product (elemental sulfur and white salts) in the presence of
Fig. 2. Solid product distribution for: (a) 10% Fe2O3/SiO2 and (b) 10% V2O5/SiO2 catalysts. (Reactant composition5% H2S; 2.5% O2; 10% NH3; 60% H2O; T2608C; GHSV60 000 hÿ1.)
ammonia and water. XRD and FT-IR analysis revealed that the salt was mixture of ammonium±sulfur±oxygen compounds. It had a molecular formula of (NH2w)xSyOz, where the values of w, x, y and z were dependent upon the catalyst employed. Fig. 2 shows the distribution of solid products (elemental sulfur and white salt) with 10 wt% V2O5/SiO2 and 10 wt% Fe2O3/SiO2 catalysts. Distribution portion of solid products was varied with the types of catalyst, and the portion of salts was higher for 10 wt% V2O5/SiO2 than 10 wt% Fe2O3/SiO2. The XRD patterns in Fig. 3 con®rmed the formation of ammonium thiosulfate ((NH4)2S2O3). Therefore, in all the following experiments ®ltrate was carefully dried
0004
76
D.W. Park et al. / Catalysis Today 44 (1998) 73±79 Table 3 Effect of oxygen concentration on the conversion of H2S and selectivity to SO2 with 10% V2O5/SiO2 catalyst at 2608C O2 (vol%)
O2/H2S ratio
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
2.5 5 10 20
0.5 1.0 2.0 4.0
81.4 93.2 100 100
0.0 1.7 2.0 2.6
(5% H2S, 2.5±20% O2, 10% NH3, 60% H2O, GHSV60 000 hÿ1).
Fig. 3. XRD patterns of solid salt for Fe2O3/SiO2 and V2O5/SiO2 catalysts.
in a vacuum oven below 308C since ammonium thiosulfate is easily decomposed into ammonium sulfate ((NH4)2SO4) above 458C. It is interesting to note that the salt produced with V2O5/SiO2 and Fe2O3/SiO2 catalyst is almost pure ammonium thiosulfate. Only trace amount of ammonium sulfate was observed in the Fe2O3/SiO2 catalyst. 3.3.
1=nSn O2 ! SO2
(2)
2H2 S 3O2 ! 2SO2 2H2 O
(3)
Therefore, higher amount of SO2 production could be expected as it was the case of our previous work [5] on the selective oxidation of H2S in the absence of NH3 and water. But the selectivity to SO2 was very low in the present work. Fig. 4 shows the distribution of solid product for 10% V2O5/SiO2 catalyst at various O2 concentrations. The portion of ammonium thiosulfate in solid products increased with increasing the O2 concentration up to 10 vol% and it was maintained constant over this range. Hartley and Matteson [6] and Hsunling et al. [7]
Effect of oxygen concentration
To study the in¯uence of the partial pressure of oxygen, oxygen concentration in the feed was varied from 2.5 to 20 vol% while maintaining the concentration of other gases at the standard condition (5 vol% H2S, 10 vol% NH3, 60 vol% H2O). Table 3 shows the conversion of H2S and selectivity to SO2 for 10 wt% V2O5/SiO2 catalyst at various O2/H2S ratio. The conversion increased with increase of O2/H2S ratio and it reached up to 100% with O2/H2S ratio of higher than 2.0. When the O2/H2S ratio was 0.5, no SO2 was produced. However, when O2/H2S ratio was greater than 0.5, undesirable SO2 emission was increased with increasing the O2/H2S ratio. With an excess amount of oxygen in the feed, the production of SO2 was inevitable according to the following consecutive (Eq. (2)) or parallel reaction (Eq. (3)).
Fig. 4. Effect of O2 concentration on solid product distribution for 10% V2O5/SiO2 catalyst. (Reactant composition5 vol% H2S; 10 vol% NH3; 60 vol% H2O; T2608C; GHSV60 000 hÿ1).
0004
D.W. Park et al. / Catalysis Today 44 (1998) 73±79
77
Table 4 Effect of ammonia concentration on the conversion of H2S and selectivity to SO2 with 10% V2O5/SiO2 catalyst at 2608C NH3 (vol%)
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
5 10 20 30
80.5 81.4 83.0 85.4
0.0 0.0 0.0 0.0
(5% H2S, 2.5% O2, 5±30% NH3, 60% H2O, GHSV60 000 hÿ1).
reported that SO2 and NH3 reacted in humid air to form ammonium sul®te (Eq. (4)) and ammonium sulfate (Eq. (5)) at room temperature: SO2 2NH3 H2 O !
NH4 2 SO3
(4)
NH4 2 SO3
1=2O2 !
NH4 2 SO4
(5)
Ammonium thiosulfate is commercially produced by the reaction of ammonium sul®te with excess sulfur [8]:
NH4 2 SO3 S !
NH4 2 S2 O3
(6)
Therefore, it is believed that SO2 formed during the reaction may be consumed to form ammonium thiosulfate. 3.4.
Fig. 5. Effect of NH3 concentration on solid product distribution for 10% V2O5/SiO2 catalyst. (Reactant composition5 vol% H2S, 2.5 vol% O2, 60 vol% H2O; T2608C; GHSV60 000 hÿ1).
Effect of ammonia content
To reveal the effect of partial pressure of ammonia on catalytic activity, reaction tests were carried out at different NH3 concentrations using 10% V2O5/SiO2 catalyst. As shown in Table 4, the conversion of H2S increased with increasing the partial pressure of NH3 but SO2 was not produced at all. This also explains that SO2 produced by the consecutive or parallel reaction is converted to ammonium thiosulfate with excess ammonia. However, Fig. 5 shows that the portion of ammonium thiosulfate in solid products decreased with increasing the partial pressure of NH3. It was contrary to the effect of O2 concentration on the salt distribution. Therefore, it can be suggested that excess ammonia reacts with H2S to form an intermediate which ®nally decomposes to elemental sulfur. The intermediate may be a certain sort of ammonium sul®de. Ammonia is known to react easily with H2S to form ammonium sul®de (NH4)2S by Eq. (7), which can be oxidized to produce
elemental sulfur (Eq. (8)) [9]. H2 S 2NH3 $
NH4 2 S
(7)
NH4 2 S
1=2O2 ! S 2NH3 H2 O
(8)
Different nature of the intermediate, formed by H2S and NH3 or that from SO2 and NH3, was examined by checking the distribution of solid product at various H2S concentrations with ®xed O2 concentration of 2.5 vol%. As presented in Fig. 6, the ammonium thiosulfate portion in solid product was decreased with increasing the partial pressure of H2S. The increase of H2S concentration showed the same effect on the salt distribution as that of NH3 concentration. Thus, one can conclude that ammonium thiosulfate is produced via an intermediate from NH3 and SO2, and that elemental sulfur can be produced via an intermediate from NH3 and H2S. 3.5.
Effect of water
The effect of partial pressure of water vapor on the H2S conversion and selectivity to SO2 is shown in Table 5. Both the conversion and selectivity to SO2 decreased with increasing H2O concentrations. It is
0004 78
D.W. Park et al. / Catalysis Today 44 (1998) 73±79
Fig. 6. Effect of H2S concentration on solid product distribution for 10% V2O5/SiO2 catalyst. (Reactant composition2.5 vol% O2, 10 vol% NH3, 60 vol% H2O; T2608C; GHSV60 000 hÿ1).
Fig. 7. Effect of H2O concentration on solid product distribution for 10% V2O5/SiO2 catalyst. (Reactant composition5 vol% H2S, 2.5 vol% O2, 10 vol% NH3; T2608C; GHSV60 000 hÿ1).
Table 5 Effect of water vapor on the conversion of H2S and selectivity to SO2 with 10% V2O5/SiO2 catalyst at 2608C
4.
H2O (vol%)
X-H2S (%)
S±SO2 (%)
0 30 60
93.0 87.5 81.4
4.5 0.6 0.0
(5% H2S, 2.5% O2, 10% NH3, 0±60% H2O, GHSV60 000 hÿ1)
generally known that H2O can react with elemental sulfur by reverse Claus reaction to form H2S.
3=nSn H2 O ! 2H2 S SO2
(9)
If H2O affects only on this reaction the selectivity to SO2 will increase with the H2O concentration, but selectivity to SO2 was decreased in Table 5. Fig. 7 shows the effect of water content on the salt distribution. The portion of ammonium thiosulfate was increased with the increase of H2O content. This means that excess water vapor not only acts as a catalytic poison but also plays an important role in the production of ammonium thiosulfate probably by accelerating the reaction of NH3 and SO2 as pointed out by Hsunling et al. [7].
Conclusion
In this study, we investigated the development of catalysts for selective removal of hydrogen sul®de in the stream containing both of ammonia and water. As a result of the present studies one can conclude that Fe2O3 and V2O5 supported on silica are promising catalysts for the effective removal of H2S containing the excess water and ammonia. We found the formation of ammonium thiosulfate, ammonium sulfate and elemental sulfur during the oxidation of H2S in the presence of ammonia and water. Distribution of solid products varied with types of catalyst and compositions of reactant. SO2 emission was closely dependent on the O2/H2S ratio and SO2 formed during the reaction was consumed to produce ammonium salts with NH3. Excess ammonia reacted with H2S to form an intermediate which ®nally decomposed to elemental sulfur. Water vapor decreased H2S conversion but it contributed to the formation of ammonium thiosulfate. Clarifying the salt product distribution and further kinetic studies would be very helpful to reveal essential features of the reaction mechanism.
0004
D.W. Park et al. / Catalysis Today 44 (1998) 73±79
Acknowledgements This work was supported by the Research Center for Catalytic Technology and POSCO through the Chair Professor Fund of Pusan National University. References [1] J. Wieckowska, Catal. Today 24 (1995) 105±465. [2] J.A. Lagas, J. Borsboom, P.H. Berben, J. Oil and Gas (1988) 68±71.
79
[3] T. Chopin, J.L. Hebrard, E. Quemere, European Patent 422 999 (1990). [4] P.J. Brink, J.W. Geus, European Patent 409 353 (1990). [5] S.W. Chun, J.Y. Jang, D.W. Park, H.C. Woo, J.S. Chung, Appl. Catal. B. Environmental 16 (1998) 235±243. [6] E.M. Hartley, M.J. Matteson, Ind. Eng. Chem. Fundam. 14 (1975) 67±71. [7] B. Hsunling, B. Pratim, C.K. Tim, Ind. Eng. Chem. Fundam. 31 (1975) 88±94. [8] K.H. Henke, G. Weiner, Ger Offen. 2 635 649 (1978). [9] D. Chang, M.C. McGaugh, US Patent 4 765 969 (1988).
0004 process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
Contents lists available at ScienceDirect
Process Safety and Environmental Protection journal homepage: www.elsevier.com/locate/psep
Modification of Fe–Mn mixed oxide COS removal sorbent by rare-earth oxides addition Hai Zhao a,b , Dexiang Zhang a , Fangfang Wang a , Tingting Wu a , Jinsheng Gao a,∗ a
Department of Chemical Engineering for Energy Resources, East China University of Science and Technology, Key Laboratory of Coal, Gasification of Ministry of Education, Shanghai, China b Department of Thermal Power Engineering, Shenyang Institute of Engineering, Liaoning, China
a b s t r a c t In order to develop highly active sorbent for COS removal, Fe–Mn mixed oxides doped with CeO2 , La2 O3 or Sm2 O3 were studied. The effects of these promoters on the structural properties of Fe–Mn oxides were investigated by XRD, BET, TPR and TEM techniques. XRD results revealed that the degree of crystallinity of Fe–Mn oxide phase decreased due to the addition of rare-earth oxides. Doping with CeO2 , La2 O3 or Sm2 O3 led to an increase in BET surface area of the sample. TPR studies showed that the reactivity of the reduction of doped samples increased in the temperature range of 300–450 ◦ C. In addition, the desulfurization test was performed at 325 ◦ C with a gas hourly space velocity of 1000 h−1 . It was found that the addition of 3% La2 O3 greatly improved the absorption sulfur capacity of the sorbent, while the sorbent doped 3% CeO2 achieved a sufficiently high purifying degree before breakthrough. © 2008 The Institution of Chemical Engineers. Published by Elsevier B.V. All rights reserved. Keywords: COS removal; Fe–Mn sorbent; Doping; Rare-earth oxides
1.
Introduction
Recently, many countries have been researching techniques for the use of coal as clean energy such as the Integrated Gasification Combined Cycle (IGCC), solid oxide fuel cells and methanol production. Gas cleaning is a key process component for these clean coal technologies (Ruth, 2001). In all cases, the development of these techniques depends on the ability to remove sulfur compounds (mainly H2 S and COS) from the feed gases. If H2 S and COS concentration in gases is reduced to less than 20 ppm the process may be used with the IGCC, and if reduced to less than 1 ppm the gas can be used with fuel cells (Heesink and van Swaaij, 1995). Moreover, synthesis gases used in catalytic processes must usually be almost sulfur-free because some synthesis catalysts are extremely sensitive to sulfur poisoning (Eiji, 1996; FETC, 1999; National Energy Technology Laboratory, 2001; Peter Williams et al., 1991; Wu et al., 2005). H2 S is easily removed by metal oxides and the highly efficient removal of H2 S from several thousand ppm down to ca.1 ppm or sub-ppm has been reported (Lee, 1987). On the contrary, the removal of COS is difficult since COS is inac-
∗
tive due to its neutrality. Many kinds of metal oxides or mixed metal oxides have been examined as candidate solids for COS removal such as Zn, Ca, Mn, and Fe. Among them, from an economic point of view, iron oxide is more attractive than others in that it has high capacity and reactivity (Kouichi et al., 1992; Bhatia, 1971; Wakker et al., 1993). Also, manganese-based sorbent can remove H2 S and COS simultaneously (Wakker et al., 1993). For these reasons, many efforts have been drawn to remove COS from gas using iron oxide or manganese oxide. A few studies on adsorption of COS and H2 S simultaneously have also been conducted. Wakker et al. investigated MnO and FeO acceptors efficiency and regenerability of removal of H2 S and COS at high temperatures. It showed that the acceptor effectively removed both H2 S and COS from the fuel gas and could be regenerated after sulfidation with a gas containing steam. However, these papers mainly considered the use of the fuel gas in IGCC or CGCC power plant. In order to develop highly efficient sorbent for COS removal, much more efforts are needed. There are some papers reported that rare-earth oxides can affect the structural and catalytic properties of catalysts (Qi and Yang, 2004; Poston, 1996; Kobayashi and Flytzani-
Corresponding author. Tel.: +86 21 64252058; fax: +86 21 64253409. E-mail address:
[email protected] (J. Gao). Received 22 March 2008; Received in revised form 24 September 2008; Accepted 17 October 2008 0957-5820/$ – see front matter © 2008 The Institution of Chemical Engineers. Published by Elsevier B.V. All rights reserved. doi:10.1016/j.psep.2008.10.001
0004 process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
275
Stephanopoulos, 2002; Lee et al., 2005; Sekke et al., 1993; Sibu et al., 2002). Those results showed that catalyst reacitivity was improved when rare-earth oxide added to single element or mixed oxides. In this paper, CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 were selected as the promoters for the Fe–Mn mixed oxide to remove COS from syngas. The purpose of the paper is to investigate the effects of these promoters on the structural properties and desulfurization performances of the Fe–Mn mixed oxide sorbent.
2.
Methods and materials
Fe–Mn oxide sorbent was prepared by coprecipitation method. Fe(NO3 )3 and Mn(NO3 )2 were dissolved in deionized water (Fe/Mn in molar ratio = 1:0.2). This mixture and Na2 CO3 solution (1.0 mol/L) were simultaneously added dropwise into a flask containing 50 mL of water at 70 ◦ C under vigorous stirring. The pH was controlled at 8.0 by varying their addition rate. After coprecipitation occurred, the solution containing the precipitated product was maintained at 70 ◦ C with stirring for 1 h. Further, the product was filtered and washed several times with deionized water to eliminate the sodium ions, then was dried at 80 ◦ C for 16 h. The doped solid samples were prepared with the same method with solutions containing different amounts of Ce(NO3 )3 , La(NO3 )3 or Sm(NO3 )3 . CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 particles were prepared by the thermal decomposition of Ce(NO3 )3 , La(NO3 )3 and Sm(NO3 )3 . All precursors were crushed and ground to a powder of 200 mesh. Distilled water was added to make this powder into slurry forms and extruded in a syringe to cylindrical shapes of 1.5 mm in diameter and 1.5 mm high. The extrudates were dried overnight at 80 ◦ C and then calcined in a muffle at 500 ◦ C for 4 h. XRD study was carried out using a Rigaku D/max-rA 12KW powder X-ray diffractometer with a scanning range from 10◦ to 80◦ and a Nickel-filtered Cu K␣ radiation source at 40 kV and 100 mA. The mean crystallite size of the cubic phase was calculated from the Scherrer equation, where the Scherrer constant (particle shape factor) was taken as 0.89. BET analyses were performed with a Micromeritics ASAP 2010 instrument. The surface areas of samples were determined from nitrogen adsorption isotherms measured at 77 K. The experimental error for textural properties is considered less than ±5%. TPR measurements were conducted with a Micromeritics AutoChem 2920 Automated catalyst Characterization System, equipped with a thermal conductivity detector (TCD). About 0.1 g of sample was used for measurement. The samples were pre-treated with a mixture of 5% O2 /He at 50 mL/min, heating up to 400 ◦ C and holding for 30 min. After lowering the temperature down to 50 ◦ C, the gas mixture of 5% H2 /Ar was introduced at 30 mL/min into the sample tube. During the analysis, the temperature was increased up to 900 ◦ C at a rate of 10 ◦ C/min. The effluent gas was analyzed with TCD equipment. TEM were recorded as a JEOL JEM-2100F transmission electron microscope, operating at an accelerating voltage of 200 KV. Desulfurization tests were carried out in the setup depicted in Fig. 1. Tests were performed in a fixed-bed quartz reactor with a diameter of 1.2 cm placed in an electric furnace. 3 g or 3.5 mL of sorbent was packed into the reactor, working at atmospheric pressure and the space velocity was maintained
Fig. 1 – The experimental apparatus of removing COS.
Fig. 2 – X-ray diffractograms of Fe–Mn based sorbents with various loadings of Ce. at 1000 h−1 . COS concentration in the exit gas was measured on-line, using a quadrupole mass spectrometry. Data from runs at 325 ◦ C were presented here, using a gas of composition 65 vol.% H2 , 25 vol.% CO, 5 vol.% CO2 , 1.5 vol.% COS, balance N2 , and was considered to be completed until the COS exit concentration was 50 mg/m3 .
3.
Results and discussion
3.1.
X-ray diffractograms of the samples
The crystalline phases of Fe–Mn oxide and doped mixed solids calcined at 500 ◦ C were determined from XRD measurements. X-ray diffractograms of Fe–Mn oxide sorbent and different rare–earth oxides doped samples are given in Figs. 2–4. Fig. 2 revealed that Fe–Mn mixed solids employed in the investigation consisted of the well-crystallized ␣-Fe2 O3 phase. The characteristic peaks of manganese oxide could be hardly detected. This indicates that manganese oxide may exist in
Fig. 3 – X-ray diffractograms of Fe–Mn based sorbents with various loadings of La.
0004 276
process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
Table 2 – Effect of rare-earth oxide doping on surface area for Fe–Mn mixed oxide solids. Samples
Fig. 4 – X-ray diffractograms of Fe–Mn based sorbents with various loadings of Sm.
FM FMC1 FMC3 FMC6 FML1 FML3 FML6 FMS1 FMS3 FMS6
3.2. a high dispersion degree due to low content. Inspection of Figs. 2–4 showed that, the absence of diffraction line of CeO2 , La2 O3 or Sm2 O3 phase in the samples suggested its presence in an amorphous state or the existence of very fine particles of CeO2 , La2 O3 or Sm2 O3 whose crystallite size became very small below the detection limit of X-ray diffractometer. The peak heights of diffraction lines of Fe2 O3 phases for pure and doped samples were determined and given in Table 1. Table 1 showed that the height of the main diffraction lines (at d = 2.70 Å) of Fe2 O3 present in Fe–Mn oxide sorbent was 280 a.u. The values decreased to 129 a.u. for the solids doped with 6% CeO2 and measured 79 a.u. for the solids doped with 6% La2 O3 , and 100 a.u. for 6% Sm2 O3 . Furthermore, the crystallite size of the Fe2 O3 phase present in pure sample calcined at 500 ◦ C was 150 Å and decreased to 128, 110 and 112 Å for the samples doped with 6.0% CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 , respectively. It can be seen that doping of Fe–Mn oxide solids with small amounts of CeO2 , La2 O3 or Sm2 O3 resulted in a decrease of the peak height of diffraction lines of Fe2 O3 phase. The results indicated that the values of mean crystallite sizes of the particles were reduced by the addition of CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 . This indicated that rare-earth oxides doping led to a significant decrease in the crystallite size of Fe2 O3 phase. Also, the formation of small sized crystallites increased the degree of dispersion of Fe–Mn oxide solids. The observed changes in the degree of crystallinity and particle size of Fe2 O3 phase due to the doping of rare-earth oxides were expected to modify the structural properties and desulfurization performance of the Fe–Mn oxide sorbent.
Dopant concentration (wt %)
BET surface area (m2 g−1 )
0 1% CeO2 3% CeO2 6% CeO2 1% La2 O3 3% La2 O3 6% La2 O3 1% Sm2 O3 3% Sm2 O3 6% Sm2 O3
60 64 66 71 65 73 79 63 66 72
BET study of the samples
The different surface characteristics of pure and various doped solids were determined from nitrogen adsorption isotherms conducted at 77 K. The data obtained are given in Table 2. Table 2 illustrated that addition of rare-earth oxide affected the BET surface area of the sorbent. It was seen that sorbents doped with rare earth oxides followed by calcination at 500 ◦ C resulted in significant increases in their BET surface area to an extent proportional to the amount of rare earth oxides added. From the results it can be concluded that, within the investigated range, the promoter content has a significant effect on the structural properties of the sorbent, and the increase in the BET surface area of solids might be attributed to the effective observed decrease in the crystallite size of iron oxide (manganese oxide). The significant decrease in the particle size of Fe–Mn oxide solids and the increase in their surface area due to doping with CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 were expected to modify the desulfurization properties of the sorbent.
3.3.
TPR study of the samples
The reducibility of the samples with H2 was measured by TPR method. Fig. 5 shows temperature-programmed reduction profiles for Fe–Mn oxide and for the samples doped with 3% CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 . From the figure it can be seen that all the samples showed a three-step reduction process: (1) a first step was characteristic of the reduction of Fe2 O3 phase to Fe3 O4 ; (2) a second one took place at higher temperatures due
Table 1 – Effect of rare-earth oxide doping on the heights of diffraction lines of Fe2 O3 phase for Fe–Mn mixed oxide solids. Samples
Dopant concentration (wt %)
Peak height (a.u.) ␣-Fe2 O3 (2.70 Å; 100%)
FM FMC1 FMC3 FMC6 FML1 FML3 FML6 FMS1 FMS3 FMS6
0 1% CeO2 3% CeO2 6% CeO2 1% La2 O3 3% La2 O3 6% La2 O3 1% Sm2 O3 3% Sm2 O3 6% Sm2 O3
280 240 202 129 265 139 79 210 193 100
Fig. 5 – Temperature-programmed-reduction spectra of pure sample and different rare-earth oxide doped samples.
0004 process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
277
Fig. 6 – TEM images of Fe–Mn oxide and 3% rare-earth oxide doped solids. to the reduction of Fe3 O4 to FeO; and (3) a third one should be ascribed to the reduction of FeO to Fe. The three reduction steps can be explained by the following reaction equations: 3Fe2 O3 + H2 → 2Fe3 O4 + H2 O
(1)
Fe3 O4 + H2 → 3FeO + H2 O
(2)
FeO + H2 → Fe + H2 O
(3)
Two well defined H2 -consumption peaks at 405 and 730 ◦ C, and an overlapping peak at about 480 ◦ C, can be distinguished for un-doped sample. TPR profiles of the CeO2 , La2 O3 or Sm2 O3 doped sample showed three clear peaks, respectively. The first TPR profiles for H2 -consumption peak of the doped samples shifted from 20 to 25 ◦ C toward lower temperatures compared with that of Fe–Mn oxide sample. The tests revealed that the doped samples could be more easily reduced at lower temperature. Taking into account the changes of the peaks at lower temperatures of the doped samples, it was inferred that the rate of the reduction of the Fe–Mn oxide solids was affected by the addition of rare-earth oxides. Furthermore, the samples could be easily reduced at lower temperature, indicating that the ability to adsorb H2 was enhanced due to the smaller sizes and better dispersion of the particles by doping with rareearth oxides. Thus, it was suggested that addition of rare-earth oxides increased the sorbent active sites. The desulfurization performance might be controlled by the number of the active centers which were related to the amount of iron oxide and manganese oxide species having different surface vacancies by doping rare-earth oxides.
3.4.
TEM observation of the sorbents
TEM images of Fe–Mn oxide and 3% rare-earth oxide doped solids are presented in Fig. 6. The image (a) shows the fine particles (10–40 nm) of crystalline phase in Fe–Mn oxide solids. The average size of crystallites is around 20 nm. The image (b–d) of rare-earth oxide doped solids reveals that the particles show smaller size surrounded by fine particles. Also, it can be seen that the surface of the rare-earth oxide doped solids is irregular due to rare-oxide doping. As no rare-earth oxide reflections were found by XRD, it can be concluded that rare-earth oxide exists in a highly dispersed form. The smaller crystal size leads to greater number of sites on anion ion vacancies. It is supposed the vacancies of electro-affinity in the crystalline lattice influence the promotional action of desulfurization in a subtle way. The vacancies on the active site may be responsible for catalytic or desulfurization activity.
3.5.
Desulfurization tests of the sorbents
Here, the pre-reduced sorbents were selected in order to avoid the severe exothermic reaction occurs in treating the fresh sorbents in the presence of COS. The sorbents were reduced by H2 in H2 –N2 gas mixture at heating rate of 3 ◦ C/min from room temperature to reaction temperature. The sorbents underwent reduction under the syngas atmosphere, Fe2 O3 is reduced to Fe3 O4 and MnO2 is reduced to Mn2 O3 and Mn3 O4 . Figs. 7–9 show the COS breakthrough curves of various sorbents at 325 ◦ C and space velocity of 1000 h−1 . Fe–Mn mixed oxide sorbent showed a breakthrough time for 6.8 h, the dop-
278
process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
Fig. 7 – COS breakthrough curves of Fe/Mn based sorbents with various loadings of Ce promoter.
Fig. 8 – COS breakthrough curves of Fe/Mn based sorbents with various loadings of La promoter. ing of Fe–Mn oxide solid with CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 resulted in a progressive increase of the breakthrough time, except for the sample doped with 6% CeO2 . In the case of sorbents promoted with Ce, the sulfur removal capacity gradually decreased as the loading amount of Ce increased. As shown in Fig. 7, the Ce-doped sorbent with 1% attained the larger sulfur capacity. When more than 1% of Ce was loaded to solids the
0004
Fig. 10 – COS breakthrough curves of CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 . sulfur removal capacity decreased, suggesting that addition of 1% of Ce was enough for the increase of the sulfur capacity of the sorbent. From Fig. 9 and Fig. 10, it was also found that 3% of La or Sm should be added to the solid sample. The increase in the amounts of Sm or La added to the Fe–Mn oxide sample from 3 to 6% resulted in a decrease in sulfur capacity and the sorbent doped with 3% La2 O3 showed the maximum increase in the breakthrough time. From these results it was confirmed that the promotion ability in sulfur capacity increased in the following order: Ce < Sm < La. Tabulated values of S adsorbed per unit surface area of the sorbents were listed in Table 3. The sorbent doped with La2 O3 exhibited a markedly higher S adsorption per unit surface area than that of sorbent doped with CeO2 and Sm2 O3 . The data suggest that the capture ability of La2 O3 doped sorbent by S is higher than that of sorbent doped with CeO2 and Sm2 O3 . Also, the promoter content has a significant effect on the sulfur capacity. This result may be attributed partly to the difference between surface structures attained during the adsorption. The replacement of O by S for relatively inactive rare-earth oxide at the surface of the crystal may effectively block unconverted sites, thus making them unavailable for reactions. In the case of 6% rare-earth oxide doped sorbents, the time of pre-breakthrough is affected by a relatively small S adsorption per unit surface area. The increase in the desulfurization performance of sorbents due to the addition of CeO2 , Sm2 O3 and La2 O3 could be an effective increase in the concentration of desulfurization active sites, which took part in the absorption process.
Table 3 – S adsorbed per unit surface area for Fe–Mn mixed oxide solids. Samples
Fig. 9 – COS breakthrough curves of Fe/Mn based sorbents with various loadings of Sm promoter.
FM FMC1 FMC3 FMC6 FML1 FML3 FML6 FMS1 FMS3 FMS6
Dopant concentration (wt %) 0 1% CeO2 3% CeO2 6% CeO2 1% La2 O3 3% La2 O3 6% La2 O3 1% Sm2 O3 3% Sm2 O3 6% Sm2 O3
S adsorbed per unit surface area (g S m−2 ) 0.023 0.026 0.023 0.020 0.028 0.029 0.022 0.027 0.028 0.023
0004 process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
279
The observed changes in the desulfurization activity of doped sample solids could result from the induced changes in their surface areas and a decrease in their particle size leading to a decrease in the degree of crystallinity. The desulfurization reaction of COS by metal oxides can be expressed as follow reaction: MO + COS → MS + CO2
(4)
If COS is converted to H2 S, then H2 S can be removed according to the following steps: COS + H2 → H2 S + CO
(5)
MO + H2 S → MS + H2 O
(6)
The desulfurization reaction is for MO (M = Fe, Mn) to lose oxygen atom to form MS. The tendency of MO to lose oxygen by interacting with COS or H2 S should be an important factor in determining the desulfurization activity of the sorbent. TPR studies have showed that the dispersion or surface vacancies of metal oxides due to adding CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 played an important role in the enhancement of reduction activities of the sorbents. It was deduced that, the existence of iron oxide and manganese oxide species, to which COS adsorbs preferentially active centers formed by the oxygen vacancies of rare-earth oxides may be an important driving force leading to the desulfurization activity. To investigate the desulfurization performance of the promoted metal oxide, CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 were used to remove COS from syngas alone. It can be seen from Fig. 10 that the breakthrough time of Sm2 O3 is less than 0.1 h, while that of CeO2 or La2 O3 is no more than 0.55 h. The experimental results indicated that the sulfur removal capacity of rare-earth oxides was very small compared with that of Fe–Mn mixed oxide sample. On one hand, proper amounts of promoters played a positive role in desulfurization reactions for COS removal. On the other hand, excess amounts of CeO2 added to the pure sample from 1 to 6% (from 3% to 6% for La2 O3 and Sm2 O3 ) led to an enrichment on the surface of Fe–Mn oxide solids which lead to a lower effective active surface towards COS removal and that is responsible for observed decrease in its desulfurization activity when excess amount of rare-earth oxide solids were added to the pure sample. The expanded scale COS breakthrough curves of Fe–Mn oxide sample and different rare-earth oxide doped samples were shown in Fig. 11. It was found that the Fe–Mn oxide sample showed the lowest purifying degree. Among them, Ce-doped sorbent achieved a sufficiently higher purifying degree than those of La-doped and Sm-doped samples. The differences of desulfurization activities towards COS removal indicated that the desulfurization active sites were different from each others caused by doping with rareearth oxides. La or Sm played an important positive role in increasing the sorbent sulfur capacity, while sorbent added with Ce additive showed better COS removal efficiency than La and Sm doping. Probably the promoters could be not only play the role of structural promoter but also the electronic promoter in desulfurization reactions. The reasons for these results are needed to be investigated further.
Fig. 11 – COS breakthrough curves of pure sample and different rare-earth oxide doped samples (expanded scale).
4.
Conclusions
1. To develop highly useful COS removal sorbent, modification of Fe–Mn oxide by adding rare-earth oxides was studied. The doping of iron oxide and manganese oxide solids with rare-earth oxides (CeO2 , La2 O3 and Sm2 O3 ) resulted in an effective decrease in the degree of crystallinity of iron oxide phase and its particle size. 2. The surface area of Fe–Mn oxide sample was found to increase progressively by increasing the amount of dopant added. 3. TPR studies suggest sufficiently high contribution from iron oxide reduction in the presence of rare-earth oxides at lower temperature. 4. The promoters played an important role in the COS removal from syngas. The increase of the amount of La2 O3 and Sm2 O3 from 1% to 3% added to the FM solids brought about an increase in sulfur uptake capacity. The sulfur capacity increase was more pronounced in case of La2 O3 doping. Opposite effect was observed by increasing the La or Sm content from 3% to 6%. The better purifying degree was found in case of 3% Ce doping, but the sulfur capacity was found to decrease progressively to an extent proportional to the amount of Ce dopant added.
Acknowledgements The authors thank Major State Basic Research Development Program of China for financial support for this work under Project No.2005CB221203. This study is also supported by Program for Changjiang Scholars and Innovative Research Team in University (PCSIRT).
References Bhatia, S.P., 1971, Removal of organic sulfur from coal gas. Can J Chem Eng, 49: 605–610. Eiji, Sasaoka., 1996, Characterization of reaction between ZnO and COS. Ind Eng Chem Res, 35: 2389–2394. Federal Energy Technology Center., (1999). Vision 21 Program Plan: Clean Energy Plants for the 21st Century. (FETC office of Fossil Energy, US Department of Energy). Heesink, A.B.M. and van Swaaij, W.P.M., 1995, The sulphidation of calcined limestone with hydrogen sulphide and carbonyl sulphide. Chem Eng Sci, 50(18): 2983–2996.
280
process safety and environmental protection 8 7 ( 2 0 0 9 ) 274–280
Kobayashi, M. and Flytzani-Stephanopoulos, M., 2002, Reduction and sulfidation kinetics of cerium oxide and Cu-modified cerium oxide. Ind Eng Chem Res, 41: 3115–3123. Kouichi, M., Kazuhiro, M., Tomohiko, I., Tomoyuki, Y., Hiroyuki, N. and Kenji, H., 1992, Simultaneous removal of COS and H2 S from coke oven gas at low temperature by use of an iron oxide. Ind Eng Chem Res, 31: 415–419. Lee, A.L., 1987, Internal reforming development for solid oxide fuel cells-final report, Department of Energy Report MC/220045-2364. U.S. Government Printing Office: Washington, DC. Lee, Soo Jae, Hee, Kwon Jun and Suk, Yong Jung., 2005, Regenerable MgO-based SOx removal sorbents promoted with cerium and iron oxide in RFCC. Ind Eng Chem Res, 44: 9973–9978. Vision 21 Technology Roadmap, 2001. National Energy Technology Laboratory. US Department of Energy, Pittsburgh, PA 15236. Peter Williams, B., Younga, Nicola C., Westb, John, Rhodesb, Colin, Hutchingsb, Graham J. and Satterfield, C.N., (1991). Carbonyl Sulphide Hydrolysis Using Alumina Catalysts. Heterogeneous Catalysis in Industrial Practice. (McGraw-Hill, New York), pp 378 Poston, James A., 1996, A reduction in the spalling of zinc titanate desulfurization sorbents through the addition of lanthanum oxide. Ind Eng Chem Res, 35(3): 875–882. Qi, Gongshin and Yang, Ralph T., 2004, Characterization and FTIR studies of MnOx –CeO2 catalyst for low-temperature selective
0004
catalytic reduction of NO with NH3 . J Phys Chem, 108: 15738–15747. Ruth, L.A., 2001, Vision 21: Fossil fuel-based energy for the 21st century. In Proceedings of the Workshop on Clean Energy Utilization Technology Seoul, Korea, Sekke, C., Garin, F., Belot, G., et al., 1993, reactivity of Pt/Al2 O3 and Pt-CeO2 /Al2 O3 catalysts for the oxidation of carbon oxidation of carbon monoxide by oxygen. J Catal, 141(1): 1–8. Sibu, C.P., Rajesh Kumar, S., Mukundan, P. and Warrier, K.G.K., 2002, Stuructural modifications and associated properties of lanthanum oxide doped sol–gel nanosized titanium oxide. Chem Mater, 14(7): 2876–2881. Wakker, J.P., Gerritsen, A.W. and Moulijin, J.A., 1993, High temperature H2 S and COS removal with MnO and FeO on ␥-Al2 O3 acceptors. Ind Eng Chem Res, 32(1): 139–149. Wu, Jinhu, Fang, Yitian and Wang, Yang., 2005, Combined coal gasification and methane reforming for production of syngas in a fluidized-bed reactor. Energy Fuels, 19: 512–516.
Further reading Bakker, W.J.W., van Rossen, J.C.P., Mugge, J.M., Kapteijn, F. and Moulijn, J.A., 1998, Performance of manganese-based sorbents in high temperature coal gas desulfurization, In Atimtay, A. and Harrisson, D.P., Harrisson, D.P. (Eds.), Desulfurization of Hot Coal Gas, NATO-ASI Series G (Springer, Berlin), pp. 243–268.
0005
••• ...
Ontvangen
Milieudienst ijinond
16 augustus 2010
AANTEKENEN MET BERICHT ONTVANGST
Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus
Postbus 223 2250 AE VOORSCHOTEN
co ntact pe rsoon
12 augustus 2010 Zienswijze ontwerp-besluiten warmtekrachtcentrale Ccrus Staal B.V. Kennisgeving Staatscourant 2010, nr. 10270, 1 juli 2010 pgr/dhu/eam/2010-30764 de heer P. Groot/mevrouw D.E. Hunsche
doorkiesnumm er
0251 -263813
datum
o nderwer p uw r efer entie o nl:e r eferen tIe
bIj l agen
c.c.
Provincie Noord - Holland en gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Velsen
Geachte mevrouw, mijnheer, Corus Staal B.V. heeft het voornemen binnen haar inrichting een gasgestookte
warmtekrachtcentrale te real iseren. De benodigde ontwerp-besluiten zijn met de kennisgeving in Staatscou rant 20 10, nr. 10270 van 1 juli 2010 bekendgemaakt.
vermindering milieubelasting, cumulatie en evenwichtig leefklimaat De milieuruimte in de IJmond is beperkt. Diverse initiatieven zijn of worden op korte termijn in procedure genomen . Genoemd kunnen bijvoorbeeld worden de mitieueffectstudie Lichteren Buitenhaven IJmuiden en aanleg/vervanging van de zeesluis. Cumulatief, zonder passende vergunningen, maatregelen en beleid, zal de milieudruk toenemen. Een rechtmatige verdeling van beschikbare milieu ruimte en daadwerkelijke verm indering van de mi lieubelasting, is van groot belang om een evenwicht te kunnen realiseren tussen economische groei en leefklimaat (gezondheid, wonen, natuur en recreatie). Bestudering van deze ontwerp-besluiten in het licht van voornoemde uitgangspunten, heeft de colleges van Burgemeester en Wethouders van Beverwijk, Heemskerk en Velsen aanleiding gegeven zienswijzen in te dienen. Dit betreffen zienswijzen inzake de volgende ontwerp-besluiten:
1. Besluit als bedoeld in de artikelen 8.1 lid 1 sub b en c en 8.24 Wet mil ieubeheer 2.
Besluit als bedoeld in artikel 16 lid 1 en 19d lid 1 Natuurbeschermingswet.
Wijckermolen 2, Beverwijk Postbus 325. 1940 AH Beverwijk
T (0251) 263 863 f (0251) 263 888
[email protected] www.miliet dienst-ijmond.nl
0005
••• ••• •••
Milieudienst lJrnond
Hierna treft u onze zienswijzen aan. Z ienswiizen
Ad , 1 Besluit als bedoeld in de artikelen 8.1 lid 1 sub b en c en 8.24 Wet milieubeheer
Voorafgaande aan onze inhoudelijke reactie wijzen wij u op de bekendmaking waarin sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 8.4 Wet milieubeheer. Als grondslagen van het ontwerp-besluit zijn echter in het dictum de artikelen 8, 1 lid 1 sub b en c en 8.24 Wet milieubeheer genoemd. Deze bekendmaking is hierdoor onduidelijk. Wij wijzen u op artikel 3:47 lid 2 Algemene wet bestuursrecht en gaan er hierna van uit dat u de artikelen 8.11id 1 sub b en c en 8.24 Wet milieubeheer voor ogen heeft gehad .
Restwarmte Met onze reacties van 24 maart 2010 en 8 april 2010 hebben wij aandacht gevraagd voor het benutten van restwarmte. Voorschrift 5.1.1 van het
ontwerp ~b esluit
bevat een
onderzoeksverplichting o.a. naar verdergaande toepassing binnen de Inrichting en mogelijkheden tot warmtelevering aan derden. Op pagina 15 van het
ontwerp ~ besluit
merkt u op dat uit BREF's kan worden geconcludeerd
dat gebruik van restwarmte moet worden overwogen en gestimuleerd, maar nog niet als BBT ~ maatregel geldt. Op pagina 16 van het
ontwerp~besluit
merkt u tevens op de mening
van Corus te delen dat restwarmtebenutting van water met een lage temperatuur op dit moment in het kader van de afgifte van deze vergunning geen bruikbare en economisch haalbare toepassing is. Deze stelling wordt echter niet nader onderbouwd. Wij missen in de motivering van het on twerp ~besluit
en in het onderliggende milieueffectrapport een zorgvuldig onderzoek,
onderbouwing en afweging dat benutting van restwarmte niet mogelijk zou zijn. Het o ntwerp ~besluit
staat hierdoor op gespannen voet met de artikelen 3: 2 en 3 :46 van de
Algemene wet bestuursrecht. Wij merken op dat onder andere de kosteneffectiviteit van maatregelen (pas) relevant zijn voor zover het maatregelen betreft die (nog) niet in een BREF of andere aangewezen richtlijn als BBT zijn aangemerkt. Zie hiertoe de Nota van Toelichting bij artikel Sa.1 van het Inrichtingen ~
en vergunningenbesluit milieubeheer. In een situatie dat beoordeling op
sectoraal niveau (de bedrijfstak) niet mogelijk is (de inrichting is uniek in zijn soort) en voar de betrokken activiteit geen
BBT~ document
is aangewezen, moet de economische
haalbaarheid van een techn iek worden geobjectiveerd.
2
0005
••• ••• •••
Milieudienst lJmond
Wij missen een objectieve onderbouwing dat restwarmtebenutting van water met een lage temperatuu r op d it moment in het kader van de afgifte van deze vergunning geen bruikbare en economisch haalbare toepassing zou zijn en verwijzen naar het artikel "Van alara naar BBT: Hoe is het gesteld met het bescherm ingsniveau?", van Hans Paul Nijhoff, www.stab.nl U merkt in het ontwerp+besluit op ook zelf onderzoek te hebben gedaan naar de mogelijke benutting van restwarmte. U re fereert naar onderzoeksresultaten . In dit kader wijzen wij op artikel 3.11 lid 1 van de Algemene wet bestuu rsrecht. Bij de ter inzage gelegde stukken hebben wij deze onderzoeksresul taten niet gevonden. Hierdoor is het voor ons niet mogelijk de kwaliteit - en resultaten van dit door u genoemde onderzoek, te beoordelen . Wij vinden uw motivering op dit punt dan ook summier. Een goede motivering, In overeenstemming met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht, verschaft handvaten voor de beoordeling van mogelijkheden res twarmte te benutten. Het onderzoek van Corus Staal B.V. van B november 2005, genoemd op pagina 14 zien wij niet als voldoende actueel. Ook dit onderzoek heeft niet ter inzage gelegen. Wij maken ons tevens zorgen over innerlijke tegenstrijdigheid, althans de schijn daarvan, van uw gegeven motivering. Corus Staal B.V. stelt in de aanvraag dat er op dit moment geen reële toepassingsmogel ijkheden aanwezig zouden zijn voor benutting van restwarmte, mede gezien de grote afstand tot potentiële afnemers. Warmtelevering aan derden of andere toepassingen zijn da n ook niet aangevraagd. Het is correct dat jurisprudentie uitwijst dat aan een milieuverg unning geen voorschrift ka n worden verbonden die vergunninghouder verpl icht restwarmte aan derden te leve ren. In het ontwerp-besluit stelt u echter dat, hoewel de levering van warmte (of stoom) aan derden milieuhygiënisch een gunstig effect heeft en dit door u wordt gestimu leerd, " dit buiten de directe invloedsfeer van de Wm-wetgeving voor de WKC valt". In uw hierop volgende motivering wordt dit echter ontkracht gezien de in het ontwerp-besluit voorgeschreven onderzoeksverplichting. Wij wijzen u op de in artikel 4.2 van het KlimaatEnergieakkoord, gesloten tussen Rijk en Provincies, opgenomen inspanningsverplIchting via vergunningverlening het benutten van res twarmte te bevorderen. Wij concluderen dat de aan het ontwerp-besluit ten grondslag liggende aanvraag en milieueffectrapport inzake het benutte n van restwarmte niet volledig zijn. Het voorsch rijven van nader onderzoek brengt met zich mee dat de mogelijkheden voor benutting van restwarmte na realisatie van de warm tekrachtcentrale wellicht worden beperkt. Gezien de omvang van de te lozen warmte dient voorafgaande aan het nemen van het definitieve besluit (het beslu it inzake het verlenen van de gevraagde vergunning) nader onderzoek te worden uitgevoerd. Wij denken graag met u mee om res twarmte in de lJmond daadwerkelijk te benutten.
3
0005
••• ••• •••
Milieudienst lJrnond
Aanpassing S02 koepei 4
Op pagina 28 van het ontwerp- besluit merkt u op een verhoging van de S02-emissie acceptabel te achten omdat de warmtekrachtcentrale een verschuiving van de S02-emissie van NUON (Velsen 24 en Velsen 25) naar Coru5 te weeg zou brengen. Een materiële verhoging van 379 ton S02-emissie zou aan de orde zijn. U merkt tevens op dat de oprichting van de warmtekrachtcentrale geen significante negatieve effecten zal hebben voor de omvang en effecten van de S02-emissies omdat de productiegassen niet meer in de eenheden van NUON gestookt zullen worden, maar door de warmtekrachtcentrale . Cumulatie met andere bestaande en in ontwikkeling zijnde initiatieven moet hierbij zorgvuldig worden betrokken. Wij wijzen u op de vigerende milieuvergunning(en) van voornoemde NUON-centrales en inherente bestaande rechten. Voorzover ons bekend, zijn er nog geen aantoonbare initiatieven en maatregelen ondernomen en procedures in gang gezet om de vergunde emissie van deze centrales te veranderen (dit kan een beperking of uitbreiding zijn) . Het bereiken van de door u geschetste afwezigheid van significante effecten en inherente milieu kwaliteit lijkt mede afhankelijk te zijn van de medewerking van een derde, een andere inrichting waarover Corus Staal B.V. geen zeggenschap heeft. Uw motivering wordt eveneens weersproken, althans lijkt te worden weersproken door Nuon Power Ge neration B.V . (zie hiervoor haar inspraakreactie van 25 maart 2010). Cumulatief is het derhalve niet uitgesloten dat de daadwerkelijke milieubelasting hoger is dan de door u geschetste materiële verhoging van 379 ton S02-emissie. Wij zijn van mening dat het ontwerp-besluit hierdoor in strijd is met de systematiek van de Wet milieubeheer, artikel 8.11 derde lid en 5.16 Wet milieubeheer en artikel 3.2 en 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (zorgvuldige voorbereiding en belangenafweging en motivering). Wij vragen u in de IJmond een daadwerkelijke vermindering van de milieubelasting na te streven en te realiseren.
Wij hebben kennisgenomen van uw reactie op pagina 51 van het ontwerp-besluit op onze reacties van 24 maart 2010 en 8 april 2010 inzake de recent geactualiseerde GeN-kaarten. Wij wijzen u wederom op de noodzaak aan uw besluitvorming - ten tijde van het nemen van het besluit omtrent het verlenen van de mi lieuvergunning - actuele en representatieve gegevens ten grondslag te leggen. Slechts dan kan in overeenstemming met artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8.8 van de Wet milieubeheer een zorgvuldig besluit worden genomen. Mede gezien de grote taakstellingen die erop onder andere de
4
0005
• •• ••• •••
Milieud ienst IJmond
bevoegde gezag en in de IJmond rust om de luchtkwaliteit waar mogelijk te verbeteren, kunnen wij dan ook niet instemmen met uw onderbouwing van motivering de recent geactualiseerde GeN-kaarten niet bij uw besluitvorming te betrekken. Wij herhalen dan ook als zienswijze - kort samengevat - onze reactie van 8 april 2010: "Recent heeft het RIVM berekeningen uitgevoerd waardoor de IJmond nu op een correcte manier in de GeN-kaarten is opgenomen. Hierbij blijkt dat er substantiële verschî1len optreden de fijn stof concentraties. Met name in de gebieden op relatief korte afstand van de Ccrus-inrichting is sprake van hogere fijn stof achtergrond concentraties. Uit de resultaten van de Monitoringstool (juli 2010) blijkt dat er overschrijdingen van de fijn stof normen uit de Wet luchtkwaliteit (milieukwaliteitseisen hoofdstuk 5 Wet milieubeheer) optreden. Het is zeer de vraag of in 2011 kan worden voldaan aan de fijn stof normen. Om een in een latere fase een zorgvuldig besluit te kunnen nemen, is het van belang te beschikken over actuele en representatieve gegevens. Wij gaan ervan uit dat in het milieueffectrapport deze nieuwe GCN-gegevens bij de berekeningen zijn/worden betrokken." Ad . 2 Besluit als bedoeld in artikel 16 [jd 1 en 19d lid 1 Natuurbeschermingswet Wij hebben ook kennisgenomen van het ontwerp-besluit in gevolge artikel 16 lid 1 en 19d lid 1 Natuurbeschermingswet. Met onze reactie van 8 april 2010 hebben wij reeds aandacht gevraagd voor de effecten van stikstofdepositie, cumulatie met andere initiatieven/projecten in de omgeving van de inrichting, alternatieve oplossingen en de relatie van onderhavige voorgenomen vergunning met een eventuele vergunning voor de gehele Corus-inrichting. Ook hierna gaan wij op deze elementen in. Wij verzoeken u onze reactie van 8 april 2010 op dit punt als ingelast te beschouwen. Bij de beoordeling van de aanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet is het van belang te toetsen of aan de ADC-criteria. Hierbij moeten drie vragen worden beantwoord: • • •
zijn er i;llternatieven die geen of minder schade toebrengen aan een Natu ra 2000-gebied zijn er ~wi ngende redenen van groot openbaar belang en indien er geen alternatieven zijn, maar wel dwingende redenen van groot openbaar belang, dan zal men moeten compenseren .
Er is in feite uitsluitend aandacht geweest voor compensatie, maar er is onvoldoende onderbouwd of er sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. Het is hierdoor niet duidelijk of het belang van Corus Staal B.V. kan worden beschouwd als een groot openbaar belang.
5
0005
...
••• •••
Milieudienst l]mond
Ook aan de eventuele alternatieven is onvold oende aandacht besteed. Punt E op pagina 44/45, naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. achten wij te summier. Om een weloverwogen afweging te kunnen maken, is het belangrijk deze punten zorgvuldig te onderbouwen. Inzake cumulatie merken wij het volgende op. De bestaande effecten van stikstofdepositie van Corus Staal B.V. zijn onvoldoende beschouwd. Onder C op pagina 11/12, overweegt u dat duidelijkheid moet worden verschaft over de effecten van het bestaand gebruik. Ook de andere effecten - geluid, licht, maar vooral ook verdroging - zijn niet meegenomen bij de effectafweging en bepaling van de cumulatieve effecten. De bestaande Nuon-centrales in Velsen-Noord zullen in gebruik blijven, echter gestookt op aardgas. In zoverre is er sprake van een toename van de emissies in het IJmond -gebied . Dit aspect is niet meegenomen bij de cumulatiebeoordeling. Op pagina 14 van het ontwerp-besluit gaat u kort in op het rapport van de Taskforce Trojan "Stikstof/ammoniak in relatie tot Natura 2000". Gezien het kabinetsstandpunt (d.d. 24 november 2008) inzake dit rapport mag verwacht worden dat hier nader op wordt ingegaan, bijvoorbeeld voor wat betreft door het rijk en de provincie te treffen generieke maatregelen in relatie tot de toename van de stikstofdepositie. Wij dringen er bij u op aan dit nader uit te leggen. Wij verzoeken u ook meer duidelijkheid te verschaffen ove r de toename van de stikstofdepositie op het Noord-Hollands duinreservaat (en andere Natura 2000 gebieden) als gevolg van de emissies van de warmtekrachtcentra le in relatie tot te treffen generieke maatregelen die de stikstofdepositie op natuurterreinen juist zullen verlagen. Wij wijzen u hierbij ook op de mogelijke gevolgen die de toename van de stikstofdepositie (als gevolg van de warmtekrachtcentrale) heeft voor de uitvoering/realisatie van andere kleinschalige particuliere en gemeentelijke initiatieven waarbij reeds vanwege (zeer) kleine toenamen van de stikstofemissies vergunningen ingevolge de Natuurbeschermingswet moeten worden aangevraagd. Het is niet bij alle habitattypen in het Noord-Hollands Duinreservaat duidelijk of negatieve effecten zullen worden uitgesloten. Bijvoorbeeld bij het habitattype Grijze duinen kalkrijk (sence of urgency beheersdoelstelling) zijn bijdragen boven de 2,5 mmol berekend. Oe mogelijke effecten van deze bijdragen worden verrekend met in 2008 gestart begrazingsbeheer. Daarbij is niet inzichtelijk gemaakt welk effect het begrazingsbeheer zal hebben op de instandhoudingdoelstellingen (welk netto effect blijft er optreden als gevolg van de warmtekrachtcentrale). Het begrazingsbeheer is beschouwd als mitigerende/compenserende maatregel in verband met het in de bedrijf nemen van warmtekrachtcentrale. Het begrazingsbeheer dient echter te worden beschouwd als een zelfstandige beheersmaatregel waarvan de eventuele positieve effecten niet (zomaar) kunnen worden verrekend ten bate van de warmtekrachtcentrale. Voor wat betreft de effecten van de warmtekrachtcentrale kan er als compenserende/mitigerende maatregel toe worden overgegaan om het bestaande begrazingsbeheer te intensiveren (zie pagina 114 van de passende beoordeling) .
6
0005
••• •••
•• •
Milieudienst lJmond
Wij dringen er bij u op aan deze voornoemde elementen mede In relatie tot de artikelen 19f en 199 van de Natuurbeschermingswet 1998 en artikelen 3.2 en 3.46 van de Algemene wet bestuursrecht nader te onderzoeken en te onderbouwen voordat In overeenstemming met artikel 16 lid 1 en 19d lid 1 Natuurbeschermingswet 1998 een vergunning voor de warmtekrachtcentrale kan worden verleend. Wij zijn graag bereid een eventuele toelichting te geven .
't
Hoogachtend, Namens de colleges van Burgemeester en Wethouders van Beverwijk, Heemskerk en Velsen,
et reet
7
Do
~""''-lU''
0006
N_d·HadaM!" __ on.fh8n..
.....Jb~."..........,
'l1$li
... ~",.,...., .... -V'*~ ...
011•...-1"",
.'''jdl..,." ...,~ m~ ...
~1lQ~"""" Do 1e
ptOIII _ _ "'·HIIoIIand
~2OD~.1"""""
Milieufe d e ra .
\N~-HOlland
~ ... ""'" 100 000 NODoahoIIIr>d.... Hun~_·_"""ntM
~1~1IfI door b.-.cI'--I"II.~. wisie-ot,\..u.k~ 11IIQ"'~o.g
um........llQ· 1I.....tI dit
l~
ONTVANGËN
12 AlI6 2010 Aan: Bu reau Ene rgiezaken Insp raa kpu nt WKC Corus Postb us 223 2250 AE Voorscho ten
Onde rwerp: zienswijze ontwerpve rgun ning WM/ NB WKC Co rus te Ij muiden Stationsstraat 38 Uw ke nmerk: 1506 DH Zaandam Ons kenmerk: 100810 Telefoon: 075 . 635 1598 8ehandeld door: R. va n Arendonk/ L. Savorni n Lohman Fax: 075 - 670 46 36 E-mail:
[email protected] Datum: 11 augus tu s 2010 Internet: www.mll ieufederatienoordholland.nl
Geachte heer / mevrouw, Hierb ij dient de MIlieu federatie Noord-Holla nd een zienswij ze in tegen de ontwerpvergu n ning In het kader van de Wet Milieubeheer en de Na tuurbeschermingswet voor de ni euwe Warmte krachtce nt ra le (WKC) van Corus te Ijmu iden. Wet Milieubeheer
Over het algemeen staan wij pos itief tege nover deze nieuwe WKC omda t hi erdoor het milieuonvriend elijke affakkelen za l worden vermi nderd. Ook z ijn de milieu - en energiep resta ti es van de nieuwe WKC per eenheid Gigajoule over het a lgemeen beler In ve rgelij king me t de oude situa ti e, maar doordat er meer produc tiegassen in deze nieuwe cen trale zu lle n worden verbrand za l de tota le uitstoot van en aan tal stoffen toch weer gaan toeneme n. De uits toot van NOx zal daaren tegen ste rk verminderen, maar ondanks da t neemt de zuu r- en s tikstofdeposItie op de Natura 2000 gebieden echter licht toe, met als gevolg dat in som migen dele n van het Noord -Hollands d uinreservaat sig nifi cante effec ten ni el ku nnen worden uitgesloten. Ook op het gebied van fij n s tof vin d t er weI nig ve rbeteri ng plaats. Fij n stof met de daaraan gebonden zwa re metalen , d ioxi nes ed. ne men zelfs licht toe in verge lijking met de hu idige situatie en dat In een gebied waar de fijn stof belasti ng toch al zo hoog is. En voor S02 veranderd er ook niet veel, aa ngezien er geen ontzwave lingsmethode n wo rde n toegepas t. Verder is het nog ondu idelijk wat er gaal gebeuren met de bes taande NUON cent rale. Als deze centrale open blijft en overgaa t naar het stoken o p aa rdgas, dan komt de daarbij behorende milieubelasti ng In deze al zwaa r milieu be laste regio er nog eens bovenop. Vandaar dat wij van meni ng zij n dat zee r kritisch gekeken moet worden naar nieuwe milieubelaste nde activiteiten in deze regio. Tegen deze achtergrond hebben wij een aantal bezwa re n/op merki ngen aangaande de ontwerpvergunning.
Emissies fün stof en z ware metalen. In het algemee n vinden wij dat de mil ie udruk van ge hee l Corus voor de omgevi ng al erg hoog Is en da t deze door ingebru ikname van deze nie uwe WKC ni et zou moge n toenemen. De verschu iving van de emi ssies van NUON naar de nieuwe WKC van Corus zoud en in pri ncipe niet mogen leiden to t ee n verhoging van de emi ssiep lafond s van ge heel Corus. Voo r wat be lreft S02 vraagt Corus middels deze vergunning een verhoging van het SO-emiss iep lafond aan, hetgeen ten dele ook ve rgund wo rdt
...
0. M . .I~ N
~_"""IIbm>wl0tI~ '(j.1iI)IIM
pt
~200~~.I"'\""'-
Milieufedera .
\N~-HOlland
0006 1 . : - 01*1 _ _
"'"*"~.
100 000 N,,,,,,,,,aItvo
... n IU/I!
-.bMr."*IInv. ""'Q ondtIfzoH....."'~
1Il10 .... ___
1~
(waarover later meer). Voor wat betreft fijn stof en de zwa re meta len word t echte r geen ve rhoging van het emissiep lafond aangevraagd. Klopt de constatering derha lve dat de emissies van fijn stof en de daarbij behorende zware metalen van de WKC moeten passen binnen de voor de gehele in richting Corus vigerende emissieplafonds voor fijn stof en zware me talen, zoals deze resp. In voo rschrijft 004.2 van de Def[nltieve Beschikking en In voorsch rift OA.l.H van het Herstelbesluil ziJn vastgeste ld? En als de bovengenoemde cons tatering klopt, dan zal de uitsloOI van fijn stof en de zware metalen ook gemonitord en getoets t moeten worden . Wij missen echter een moniloring van zware melalen in de ontwerpvergunning. Dil zou alsnog moeten worden opgenomen In de definitieve vergunning. Met een daggemiddelde em issiegrenswaarde van 4 mg/m3 (en een jaargemiddelde van 0,7 mg/m3) voldoet deze eis, vo lgens de overwegingen, aan de concept BREF ijzer en Staal; aan de BREF LCP en aan de NER. Een verde rgaande reinigingtechniek voor fijn stof is, zo lezen wij uit de aanvraag en ontwerpvergunning, niet kos teneffec tief (270 euro per vermeden kg fijn slof) en wordt dan ook niet voorgeschreven. Maar ondanks dat aan de BREF en NER wordt voldaan en verdere reiniging niet kosteneffectief Is, stoot de WKC wel jaarlijks 7,8 Ion fijn s tof uit. De regio is momenteel al zwaar belast me i fijn stof en op basis van de nieuwste GCN -kaarten (apri l 2010) is de kans groot dan na 2011 en bij een aantrekkende economie de fijn stof normen in deze regio op sommige plaatsen overschreden blijven worden. Extra uitstoot van fijn stof door nieuwe Industriële activiteiten moet dan ook vermeden worden en indien dat nie t mogelijk C.q. kos teneffectief Is, gecompenseerd worden door elders extra uitSloot va n fijn stof te verm inde ren. Ook Minister Cramer adviseert in haar brief n.a.v. hel RIVM · gezondheidsonderzoek dat binnen de IJmond ·regio extra gekeken moel worden naar een verdergaande sanering van de fijn stof bronnen. Hoe staa t he t me t deze sanering en zou he t niet te rechtvaardige n zijn dat elders bij Corus ex/ra maatregelen getroffen om de jaarl ijkse ui tstoot van 7,8 ton fijn stof van de WKC teniet te doen? Emissies 502 Voor wa t betreft 502 worden er in deze vergunning geen reinigingstechnieken voorgesch reven en wo rd t het 502 emissieplafond voor geheel Corus derhalve ve rhoogd met 379 ton tot 4320 ton 502. Ook voo r wat betreft dil emisstep lafond zijn wij van mening dat het 502 em iss iepla fond niet zomaar weer verhoogd kan worden. Gekeke n zal moeten wo rden of deze extra S02 ·uitstoot niet elders binnen de inrichting gecompensee rd kan worden, zodat het plafond niet omhoog hoeft te gaan. Voorschrift 004.7 van de Definitieve beschi kking en 0.4.7.H van het Herstelbes lu it bepalen dat er onde rzocht moe t worden hoe de S02 ·uitstoot verder reduceert kan worden bij o.a. de nu orwassers, de zwave lzuurfabriek, de kooksfab rieken 1 en 2 en bij de Hoged ru kwasser van de Si nte rfabriek. Is ee n de rgelijk onderzoe k al uitgevoerd? De resulta ten van deze onderzoe ken moeten betrokken worden bij de vraag of het emissie plafond van Co rus verhoogd moet worden. Zolang deze onderzoeken nog niet bekend zij n. zou het emissie plafond van Corus niet zomaar ve rhoogd mogen worden. Dit is vo lgens ons nu ook ni et nodig. daar Corus momenteel met haar totale 502· uitstoot van 2100 ton in 2009 (zie mjv 2009) zeer ruim onder het totale emissieplafond van 3941 ton 502 zit. In de MER/aa nvraag en ontwerpvergunning wo rd t geconcludee rd dat voorrei nigi ng van het hoogovengas en/of kooksovengas (de productiegassen) danwel na· rei niging van het rookgas niet kostene ffectlef is . Op basis van deze constatering wordt het em issteplafond voor 502 verhoogd. Voor wat betreft de ond erbouwing van deze
-2-
De 1.1' ..........0". _Cl "IaIIanCI1S .... _ " ~1I'IlI" _<mIQ'''IJ, c.- - . , '1109 QI'I.~_ ttn"n _ naIUl.fIo.IIOuII. mi ~ .n lII~ro.mIng
_
~Noor
...
de
Qeft8ItI _ , ..,U"
~ 2!11 (pII.I~
n.""",
Milieufedera .
\N~'HOlland
mdleu~
0006IIUI'
kh'. . . . .,... ' ....... 100!lOO N,IOf
H"" 0'I'"~1>8IiI~ _ ftn o,,,.un ............."11· ...,.... de"'~.!._ tI<de<
<1o.
l~
conclusie hebben wij nog we l de nodige vraag tekens. Zo wordt met betrekking tot de vraag wat wel of niet kosteneffectief is, gerekend met een kengeta l uit de NER van 2,30 € per kg ve rmeden kg S02. Zoa ls u weet zijn dit al zeer verouderde getall en. Wij zijn van mening dat getoe tst had moeten worde n aan meer realistische kosteneffectiviteitsgetalien voor ee n kg vermeden S02. Volgens onze inschatting ligt een dergelijk getal in de buurt van de 9 -12 € per vermeden kg S02. Als onze inschatting juist. graag hore n wij de men ing van de provi ncie hierover, dan komen er ons inziens we l reinigingstec hni eken in aanmerking. Zoals een noodwasser bij de kooksfabriek 1. Uit de MER (b ijlage E) wordt voorgereke nd dat de kosteneffec ti viteit van een dergelijke insta ll atl e 9.4 € per vermeden kg S02 is. Ook vragen wij ons af of de op ti e van ontzwave ling va n he l hoogovengas in hel kader va n deze vergun ning bestudeerd is. Volgens ons wo rdt dit niet behandeld in hel MER. In 2008 hee ft DHV In opdracht van VROM (In het kader van het halen van het NEC plafond voor S02) nog eens gekeken naar de inzet van gaswassers achter de hoogovens. Uit deze studie bleek dat plaatsing va n gaswassers zeer kosteneffectlef te zijn (de kostene ffectiv iteit lag in de buurt van de 3 € per vermede n kg S02). Deze studie is voo r het berekenen va n de totale S02 jaarvracht voo r Co rus in het kader van het Hers telbes luit toen tertijd niet meegenomen. Deze studie had dus nu wel meegenomen moe ten worden. Weliswaar heeft Corus vraagtekens geze t bij de gehanteerde investeringskosten in deze s tu die, maar volgens ons Is deze mogelijkheid, met eventu eel aangepaste cijfers, helemaal nie t meer onderzoch t. Klopt het dat aan deze op ti e geen aandach t besteed is in deze procedu re? De in bijlage N ond erzochte rein igings technieke n gaan alleen over nageschakelde reinigingstechnie ken voor de WKC rookgassen en dus niet voor het hoogovengas? En indien dat zo is, dan zou een dergelijke optie alsnog onderzocht dienen te worden. Verder zijn wij ve rbaasd ove r hoe de nageschakelde tech ni ek, wassi ng met zeewater, in de onlwerpvergu nnlng wo rdt ~afgeservee rd". Hoewel deze techniek wel toepasbaar zou zij n volgens de BREF LCP, heeft Corus momentee l geen toestemmi ng om hiervoor ext ra zeewate r te onttrekke n. Vanwege het niet beschikbaa r hebben va n de benodigde capaciteit, is deze techniek , aldus de onlwerpbeschikking, daarom niet toepasbaar. Wij vind en dit een zwa kke motive ring; als deze technie k toepasbaar is, dan moe t toch gekeken wo rden of extra onttrek king van het zeewater moge lijk is! Resumerend ziJn wij van meni ng dat voo rdat het S02 plafond ve rhoogd gaat worden het zond er meer duidelijk moe t zijn dat er gee n kos teneffecti eve reinigingstechnieken va n de product ie- danwel rookgassen voorhanden is. Tevens moeten de resu ltaten van de a ndere S02 redu ctie-onderzoeken hi erin betrokken worden. Wij zien voora lsnog ni et in dat hel S02 -emissieplafond voor geheel (orus nu plotsklaps verhoogd moet worden. De noodzaak hiertoe on tbreekt momenteel. gezien het feit dat ze In 2009 nog zeer ruim onder het S02-plafond van 3941 [on bleven. ReSlwarmrebenulling
BIJ deze nieuwe WKC kom t er ook nog erg veel onbenutte res twa rmte vrij . [n het kader van onze reac ti e op het MER hebben wij onze verbazing uitgesproken dat deze res twarmte niet nuttig gebruikt wo rdt. Wij zijn verheugd te leze n dat de provincie in prin cipe met ons va n mening is dat res twa rmte beter benu t zou moeten wo rden en dat zij daartoe ee n haa lbaarheidsonderzoek heeft voorgeschreven ter benutting van de restwa rmte binnen dan wel buiten de inrichting van Co ru s.
·3 .
~
0006
_1I\arI.
De ~M.u!8(Wa!'e Noord-Hollend ~ een k"'tk" _'0"'11 11.. ......., 19651 on~,Da.or aln)ll1 VOQI netuurb
onvev-
.... m,lle''"''' Q'In/o.au... IUII""'" goM! _
Mi Ii
eUfeder!!:Jj}N~.HOlland 1~
......." ....,no
streelt d .. M'''.uIOIderah. door _ _ vIOl(jlno. ondenoek. ylale-ot>! ...~~. Uno en >'OOr1ICIlII"ll
\
Natuurbeschermingswet Kritische depositie waarden stiksrof te hoog vos/geteld
Bij de kritische deposHiewaarden voor stikstof voor de verschillende Habitattypen is in de ontwerpvergunning, in navolging van Van Dobben e.a. (2004)\ de publikatie waarin deze waarden zijn afgeleid, uitgegaan van ee n achtergrond depositie van zwaveldioxide van 400 mo l S/ha. [n het Noord -Holland s Duinreservaat is deze waarde echter hoger, te weten 465 5 mol/ha (Passende Beoordeling, pag. 100). De kritische depositiewaarden zijn derhalve in he t ontwerpbesluit te hoog vastgesteld en dienen voor dit verschil gecorrigeerd te worden. Beheersovereenkomst Corus-PWN uitbreiden naar habiratlype Grijze Duinen A bij de Papenberg
Om significante effecten op het prioritaire Habitatsubtype Grijze duinen B (H2130B) in het Noord-Hollands Duinreservaat (NHD) te kunnen uitsluiten is voorzien in (t.o.v. het huidige beheer) aanvullend, door Corus te betalen maaibeheer ter plekke (e n in aangrenzend gebied), bij wijze van mirigerende maatregel. Op z ich is het de vraag of een dergelijke vorm van mitigatie. door middel van een maatregel d ie los staat van de aangevraagde activiteit, juridisch stand kan houden. Of dat hier sprake is van compensa tie , waarvoor dan ook de ADC-toets zou moeten worden doorlopen De Milieufederatîe Noord-Holland wil thans in het kader van deze (ontwerp-)ve rgunning deze principië le juridische kwestie niet aan de orde stellen. Wel zijn wij van mening dat de gehanteerde criteria voor het kie zen van deze mitigerende maatregel dan ook gehanteerd dienen te worden voor andere HabHat{sub-)typen en Natura 2000 gebieden waarop de WKN van invloed is. Met name voor het prioritaire subtype H 2130 A in het NHD, zoals voorkomend bij de Papenberg, zou naar onze opvatting voorzien moeten worden in aanvulle nd behee r door middel van intensive ring van de begrazing . Aldaar is immers, net als bij Habitatsubtype H 2130 B, voldaan aan de volgende criteria: • Overschrijding van de kritische deposIt iewaarde; LL nu deze toch al te hoog is vastgeste ld (zie bovenstaande, geen rekening gehouden met hogere achtergronddepositie zwave ldioxide); • Een forse depos itie van 7,5 mol/hectare van de WKN, die in ieder geval significant de onde rgrens van 2,5 mol/hectare overschrijdt; • Een zeer ongunstige staat van instandhouding van een priori tair Habitat(sub)type; • Een ins tand houd In gsd oei stelling ge richt op uitbreiding ; • Bes taand beheer (I.c. extensieve begraz ing) dat verdere achte ruitgang van het Habitat(s ub-) type niet kan voorkomen; • De mogelijkheid om door aanvu ll end beheer, Lc. intensivering van de begrazing (zie de Passende Beoo rdeling, pag. 112), uit te slui ten dat er significante effecten zijn op de ins tand ho ud in gsd oei stelling. De in de ontwerpvergunning betrokken stell ing dat het bes taande beheer de depositie door de WKN teniet doet is zowe l nie t onderbouwd als irrelevant, want het gaat in deze vergunning om de effecten van de WKN-depositie op zich.
I Van Dabben e.a.: Simlilation of criticalloads for nitrogen for terreslrial plant comll/llnities in Ihe Netherlands, Alterra-rapport 953. Alterra Wageningen.
-4 -
Hf!
ac.t>tllltNwl ...... ' ....... 100 000 N_II~ Hun lJIII"_h.,poj~k doel - . duw-u....
0006 1"""""' __
De~.Ii."""~,,_~ ~-..gono " , _ I I H I I I f l. . " 'bol1ItrI!CIt _ _ .. ~~
.. oeIM11':IIIltll_"."'_o...-r-
......... '-·~Doo ........ ~
....-JDl.........,... -....
M i Ii
eUfeder! :1. M\N~.HOlland
.. 1nIIw~ ~n ........... IIXLOOII Nooidl_", ......~_.-.....--
WI_lIoi4oe
_11 dil M ......... IIII!Saor
.......*h~.~ ............
. . . . . ~1fIQ
l~
De intensivering van de begrazlng zou. net zoals Is geschied m.b.t. maai beheer voor Habltatsub lype H 2130 B. vastgelegd dienen te worden In een overeenkomst tussen Corus en de beheerder van het geb ied in kwestie (de Papenbe rg). Los van deze Juridische redenering is de MIlIeufederatie va n mening dat he t voor Corus passend zou zijn. gegeven de ja renlange schadelijke deposities van bestaande activiteiten. in hel kader van Maatschappelijk Verantwoord Onderneme n. ter plekke ee n bijdrage te leveren aan herste l van juist de maatschappelijk als waardevol ervaren zeedorpenvegetatie.
Hoogachtend.
-
~Ru..sr MilIeufederatie Noord-Holland Ernest Brl!t. directeur
·5·
0007
Onze ref:
Zienswijzen Nbwet 1998 TRUST
Uw ref:
2010-
Aangetekend met handtekening retour Gedeputeerde Staten van Noord-Holland p/a Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten
13 augustus 2010
C corus
Ontvangen 16 augustus 2010
Corus Strip Producjs
Services Ijmuiden
Environmental Management Korenveld 4D08 Postbus 10.000 1970 CA Ijmuiden Nederland T <-31 (0) 251 492643 (rechtstreeks) F +31 (0) 251 470390 [email protected]
Betreft: Zienswijze ontwerpbesluit Nbw ten behoeve van warmtekrachtcentrale
Geacht College, Op 4 december 2009 heeft Corus Staal BV (hierna: "Corus:') bij de provincie Noord-Holland vergunningaanvragen ingediend te behoeve van de bouw van een warmtekrachtcentrale (WKC) Bij deze brengt Corus haar zienswijze naar voren op het ontwerpbesluit Natuurbeschermingswet WKC Co rus.
I.
Passende beoordeling .
Natura 2000, WKC Corus heeft vastgesteld , dat de tekst en de uitleg van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: "Nbwet 1998") zijn gewijzigd ten opzichte van de vvet zoals die luidde ten tijde van de indiening van de aanvraag. Corus wUst in het bijzonder op de uitleg van Nbwet 1998 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ("de Afdeling ") op 31 maart 2010 (M&R 2010/5, 41 m.n!. Versehuuren). De uitspraak betreft de wet, zoals die luidde van februari 2009 tot 31 maart 2010. Voor zover relevant voor de vergunningsituatie van de WKC is deze uitspraak naar het oordeel van Corus eveneens van toepassing op de huidige wet (zoals die geldt sedert 31 maart 2010). De uitleg van de Afdeling komt erop neer, dat activiteit, die ten tijde van de aanwijzing van een gebied werd uitgeoefend en die - al dan niet gewijzigd - na die datum wordt voortgezet voor verlening' van een vergunning niet behoeft te wo rden getoetst, zolang maar vaststaat dat de Corus Staal BV Nederland Postbus 10,000 1970 CA IJmuiden
0007
C corus (effecten van de) depositie van die activiteit nergens in enig Natura 2000 gebied toeneemt ten opzichte van de referentiedatum . De volgende referentiedata zijn in dit verband van belang: 7 december 2004: voor de gebieden, die op die dag zijn geplaatst op de communautaire lijst van habitatgebieden (art. 4 lid 5 Habitatrichtlijn) en die niet eerder waren aangewezen op grond van de Vogelrichtlijn . Dat zijn de volgende gebieden: Noordhollands Duinreservaat; Kennemerland-Zuid Polder Westzaan Voor de gebieden , die (eventueel voorafgaande aan plaatsing op de lijst van habitatgebieden) zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied geldt als referentiedatum : 10 juni 1994 (de datum waarop de implementatie van de Habitatrichtlijn had moeten zijn voltooid (einde "omzettingstermijn")) of de datum van aanwijzing als Vogelgebied, als die na 10 juni 1994 ligt. Dat betreft de volgende gebieden: Ilperveld, Varkensland , Oosterveld en Twiske (24 maart 2000) Polder Zeevang (aanwijzing als vogelrichtlijn gebied 29 september 2005, dus geldt ook hier 7 december 2004 als de eerste relevante datum) Wormer- en Jisperveld en Kalverpolder (24 maart 2000) Eilandspolder (24 maart 2000). In haar vergunningaanvraag voor de WKC heeft Corus uiteengezet, dat de oprichting en ingebruikname van de WKC niet (in ieder geval: niet wanneer men daarbij de mitigerende maatregelen in aanmerking neemt waartoe Corus zich heeft verplicht) leidt tot een toename van de (effecten van de) deposities van stikstof op enige plaats in het Noordhollands Duinlandschap of in enig ander Natura 2000-gebied. Corus verwijst naar de passende beoordeling van de WKC. Corus acht de beschrijving in de conceptvergunning van de WKC , van de wijze waarop de WKC zal worden gebouwd en geëxploiteerd , van de effecten van de WKC op de omgeving en van de mitigatie juist. Corus sluit zich aan bij de constatering in het ontwerpbesluit (p. 11 ), dat er buiten stikstofemissies geen effecten uitgaan van de WKC op enig Natura 2000-gebied, die mogelijk significant zou kunnen zijn . Vanwege de rol die stikstofemissies spelen bij de WKC legt Corus over een overzicht van de stikstofemissies op de relevante referentiedata en nadat de WKC in werking zal zijn . Corus voegt voorts bij deze zienswijze de door U gevraagde gegevens met betrekking tot de emissie van S02.
0007
C corus Uit deze vergelijking blijkt reeds dat ingebruikname van de WKC geen toename meebrengt van de stikstofemissies en derhalve van (effecten van) deposities, uitgaande van de situatie ten tijde van de referentiedatum. Daarnaast heeft Corus er voor gekozen om mitigerende maatregelen te treffen , zodat ook op die wijze vaststaat dat er geen sprake is van toename van (effecten van) stikstofdeposities vanwege de WKC . Corus gaat eNan uit dat in de vergunning wordt vastgelegd wat de WKC is, hoe die zal (mag) worden geëxploiteerd en welke mitigerende maatregel-zal (moet) worden getroffen. Corus stelt voor, dat GS daarbij in de preambule voor de vergunning uitdrukkelijk vaststellen , dat de WKC geen gevolgen heeft voor de stikstofdepositie; de stikstofemissie het enige Qevolg is van de WKC , dat een nellatief effect had kunnen hebben op enig Natura 2000-gebied; de inrichting van Corus als gevolg van de oprichting en ingebruikname van de WKC niet in - voor de Nbwet 1998 relevante wijze - verandert. Inriohting Corus, Vergunningplicht onder de Nbwet 1998 Corus vermeldt dat haar vergunning op 24 maart 2000 resp. 7 december 2004. (de relevante referentiedata van art, 19kd lid Nbwet 1998) voldoende ruimte bood vOor de feitelijke emis?ies v;3n haar inrichting toen en nu , voor zover relevant voor het type Natura 2000-gebied dat binnen de "invloedssfeer" van Corus ligt. Voor zover van belang vermeldt Corus, dat - andersom - de vergunde ruimte op die data grosso modo ook werd gebruikt. De exploitatie van (enig ander deel dan de WKC van) de inrichting van Corus behoeft derhalve ingevolge art. 19d Nbwet 1998 (zoals uitgelegd door de Afdeling op 31 maart 2010, voor de overige effecten) in het kader van de Nbwet 1998 niet aan een passende beoordeling te worden onderworpen. Corus zal een vergunning onder art. 19d Nbwet 1998 aanvragen voor haar gehele inrichting (inclusief de WKC). Zij verwacht dat te zullen doen vóór 1 september 2010. Bij die aanvraag za l zij voegen een beschrijving van de vergunde en feitelijke situatie (installaties en bedrijfsvoering) - voor zover in dit verband relevant - op de referentiedata (24 maart 2000 en 7 december 2004) en op de datum waarop de WKC in b'edrijf zal zijn genomen. De passende b.eoordeling van de WKC is reeds uitgevoerd in het kader van de onderhavige aanvraag. In het kader van de vergunningaanvraag voor de hele inrichting eist de Nbwet -in het licht van de hiervoor geschetste ontwikkelingen en het feit, dat uitgesloten is, dat de WKC enig significant effect zal hebben OP enig Natura 2000-gebied - verder geen (passende) beoordeling van de inrichting van Corus. Het vO.orgaande houdt in dat U zult beschikken over de bedoelde beschrijving van de inrichting van Corus op de genoemde drie data ten tijde van het definitieve besluit op de aanvraag van Corus met betrekking totde WKC.
0007
C corus 11.
Mitigatie met betrekking tot overgangs- en trilvenen veenmosrietlanden.
In het ontwerpbesluit (p. 3 laatste bulletpoint) is onder meer voorgeschreven: "Op hel habitattype H7140_B Overgangs- en tri/venen veenmosrietlanden wordt in het Natura 2000-gebied IIpeNeld, Varkensland, OostzaneNeld & Twiske een toename van stikstofdepositie van meer dan 0,5% van de tussenwaarde van 1400 mol N/ha/jr (3, 5 mol) veroorzaakt door de WKC. Voordat de WKC in werking treedt, moet CORUS met de beheerder van dit Natura 2000-gebied (Staatsbosbeheer en Landschap NoordHolland) afspraken maken over de effectbeperkende maatregelen om de effecten van deze stikstofdepositie op te heffen. De afspraken moeten uiterlijk 6 maanden voor de inwerkingtreding van de WKC ter goèdkeuring aan gedeputeerde staten van NoordHolland gezonden worden. "
De bijdrage van de WKC op het Natura 2000-gebied IlpeNeld etc. is geringer dan hier wordt gesteld. Zij bedraagt maximaal 1,7 mol N/ha/j. Dit is fors minder dan 0,5% van de tussenwaarde voor veenmosrietland (1400 mol N/ha/j ("de tussenwaarde") ; 0,5% hieNan is 7 mol N/ha/j) . In het ontwerpbesluit (p. 35, met een verwijzing naar de passende beoordeling , p. 165-168) is dan ook - naar het oordeel van Co rus: met recht - vastgesteld, dat de netto bijdrage van de WKC geen merkbaar of meetbaar negatief effect op dit habitattype heeft. Het voorschrijven van deze mitigeren de maatregel strijdt voorts met het gelijkheidsbeginsel. In het gedeelte van het Natura 2000-gebied waar de cumulatieve depositie 7 - 10 mol N/ha/j bedraagt, wordt deze bijdrage voor 69% tot 78% door de bijdrage van een melkveehouderij bepaald en voor 22 tot 31 % door de overige projecten . GS heeft grotere deposities van deze veehouderij op hetzelfde habitattype in hetzelfde gebied vergund zonder vergelijkbare voorwaarde . In dat verband valt het op , dat GS voor de cumulatieve depositie van de WKC , de inrichtingen van NUON en DSM en de melkveehouderijen in de polder Purmerend de grenswaarde van 0,5% van de tussenwaarde hanteren en in de vergunning voor de melkveehouderijen de grenswaarde van 1% van de tussenwaarde. Een ongelijke behandeling van de depositie van de WKC ten opzichte van die van de melkveehouderij is temeer onbegrijpelijk, daar de bijdrage van de melkveehouderij hoger is dan die van de WKC en daarnaast leidt tot een piekbelasting op een klein deel het Natura 2000gebied, terwijl de depositie van de WKC verspreid en overal verwaarloosbaar is.
~,
0007
C corus Samenvatting Corus geeft U ter overweging om de aanvraag om een vergunning onder de Nbwet 1998 voor de WKC te honoreren. Corus verwijst naar de bijlage die een beschrijving bevat van de vergunde (en grosso modo ook feitelijke) situatie - voor zover in dit verband relevant - op de referentiedata (24 maart 2000 en 7 december 2004) en op de datum waarop de WKC in bedrijf zal zijn genomen. In de voorschriften kan worden vastgelegd dat Corus de WKC zal exploiteren zoals in de aanvraag omschreven en dat zij zorg zal dragen voor uitvoering van de voorgestelde maatregel ter mitigering van de (zonder mitigatie dreigende) toevoeging aan de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied , ook al blijkt reeds uit de bijlage dat er na ingebruikname van de WKC geen sprake is van toename van de stikstofemissies en derhalve (effecten van) deposities ten opzichte van de relevante peildata. Corus ziet geen basis voor het voorschrijven van een mitigerende maatregel met betrekking tot de overgangs- en trilvenen van IIperveld etc. Corus zal - zo spoedig mogelijk doch uiterlijk op 31 augustus 2010 - en mede op de basis van een beschrijving van de vergunde (en grosso modo ook feitelijke) situatie op de referentiedata (24 maart 2000 en 7 december 2004) en op de datum waarop de WKC in bedrijf zal zijn genomen, een aanvraag indienen voor een vergunning onder de Nbwet 1998, art. 19d voor haar gehele inrichting, inclusief WKC .
0007
C corus Slot Graag verzoekt Corus Staal BV u met bovenstaande zienswijzen rekening te houden bij de vaststelling van de definitieve beschikking(en) , Wij gaan ervan uit u hiermee thans voldoende te hebben geïnformeerd en hopen op een spoedige (gecoördineerde) afhandeling van de lopende vergunningprocedures voor de warmtekrachtcentrale , Indien noodzakelijk zullen wij deze zienswijzen mondeling danwel schriftelijk nader aanvullen en/of toelichten, Hoogachtend, Namens
,~órus st7a~
{f~
Ir, H,E, Regfuit , General manager Environmental Management
0007
C corus
BIJLAG E 1
0007
Vergelijking van relevante emissies in kader van Trust met Peildatum In het kader van de vergunningaanvraag voor Trust is enkel voor stikstofoxide een mogelijk effect op het Natura 2000 gebied Noord Hollands duinreservaat niet bij voorbaat uit te sluiten . Onderstaande cijfers ondersteunen de bewering in de zienswijze dat de stikstofemissies, en de daarmee samenhangende depositie, van Corus bij de ingebruikname van de WKC niet zul len toenemen in vergelijking tot de emissies op de relevante referentiedata 7-12-2004 en 24-3-2000. Voor een koppeling van deze data aan de betreffende Natura 2000 gebieden wordt verwezen naar de zienswijze . In de vergelijking is naast stikstofoxide (NOx) ook zwaveldioxide (S02 ) in de beschouwing meegenomen. Belangrijkste reden hiervoor is de toename van S02 emissies bij de ingebruikname van de WKC en de uitbreiding van het vergunde plafond onder de Wet Milieubeheer vergunning die hiermee gepaard gaat. Het potentiële verzurende effect van S02 heeft in de passende beoordeling die is uitgevoerd voor Trust geen aanleiding gegeven tot het nemen van mitigeren de maatregelen . Vergunde emissies op of rond de referentiedata ; 7 december 20041 24 maart 2000 • •
Stikstofoxiden I NO,i 7400 ton per kalenderjaar inclusief NOx bijdrage uit ammoniak (NH 3 ). Voor ammoniak is geen plafond vergund Zwaveld ioxide ISO,): 4400 ton per kalenderjaar
Vergunde emissies bestaande inrichting inclusief Trust •
Stikstofoxiden (N0.x1 Voor stikstofoxide is geen plafond verg und . De maximale emissie wordt gecontroleerd aan de hand van N02 milieukwalIteitsnormen in de WM vergunning . Dit is als volgt gereguleerd:
"de berekende bijdrage aan de jaargemiddelde N02-concentrafie door de inrichting bepaald met behulp van hel Nieuw Nationaal Model (Uur bij uur-methode, meteo Schiphol 1995-1999) mag niet meer bedragen dan: 3,5 fJg/m3/er plaatse van meetpunl Wijk aan Zee (coördinaten X:101.701 ; Y:500.986) 3,0 fJg/m3 Ier plaatse van meetpunt IJmuiden (coördinaten X: 101 .642; Y:497.549)" Om een vergelijking te kunnen maken met de vergunde situatie op 7-12 -2004/23-3-2000 is op basis van bovenstaande bepaling uit de WM vergunning een indicatief NOx plafond bepaald . Hierbij zijn de volgende stappen doorlopen : Opschalen van de werkelijke emissies in 2007 naar 8 miljoen ton productie inclusief Trust emissies; bepa len van de N02 b'ijdrage in de omgeving bij 8 miljoen ton productie inclusief trust voor meetpunt Ijmuiden (dit is het limiterende meetpunt); bepa len of dit past binnen de vergunde waarden op immissieniveau; opnemen van het effect van de extra NH3 emissies t.g .v. Trust en dit optellen bij de opgeschaalde NOx emissies; vergel ijken van het indicatieve plafond (gebaseerd op de opgeschaalde emissies 2007 inclusief Trust I maximale N02 bijdrage + bijdrage vanuit NH3 emissie) met het vergunde NOx plafond op 7-12-2004 / 24-3-2000. Onder de huidige WM vergunn Ing kan 8 miljoen ton staal worden geproduceerd. Het opschalen van de werkelijke emissies van 2007 (productie 7.36 miljoen ton staal) naar een productie van 8 miljoen ton inclusief trust resulteert in een virtuele NOx emissie van 6.935 ton . Op basis hiervan is met een verspreidi ngsmodel de N02 bijdrage van de inrichting berekend: •
Ijmuiden (coördinaten X:101.642; Y:497.549): 2.96
~g/m3
0007
Geconcludeerd kan worden dat met de opschaling van de werkelijke emissies In 2007 naar 8 miljoen ton de vergunde ruimte nog niet geheel is gebru ikt. Het indicatief berekende maximale plafond bedraagt: Meetpunt Ijmuiden: (3,0 IJg/m3 / 2.96
~g/m3 )"
6.935 ton NOx = 7030 ton NOx
Daarnaast dient er reken ing te worden gehouden met een stikstofbijdrage voortkomend uit de extra ammoniak (NH3) emissies van Trust. De Totale NH3 emissie van Trust is 58,6 ton per jaar. Onderstaande bereken ing laat zien dat 58,6 ton NH3 equivalent is aan 158,6 ton N02. NH3 omgerekend in N02 - molmassa N02 = 14 + 2 * 16 = 46 g - molmassa NH3 = 14 + 3*1 = 17 g - 1 g NH3 is equivalent aan 46/17 g N02 - (46/17) · 58621 kg NH3 = 158622 kg N02 Wanneer de stikstof bijdrage vanuit NH3 emissie uitgedrukt als N02 wordt opgeteld bij de naar 8 miljoen ton opgeschaalde NOx emissie inclusief Trust, resulteert dit In een totale NOx emissies van 7094 ton NOx. (6935 ton NOx + 158,6 ton NOx). Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het thans vergunde NOx plafond inclusief Trust emissies van totaal 7094 ton , dat is bepaald door het combineren van werkelijke emissies, de maximale N02 bijdrage in de omgeving en de NH3 bijdrage, past binnen het vergunde NOx plafond op de referentiedata 7-12-2004 / 24-3-2000 van 7400 ton NOx. •
Zwaveldioxide (80,1
3941 ton + 379 (449 ton - 70 ton ) = 4320 ton S02
Via het herstelbesluit WM vergun ning heeft corus 3941 ton 802 vergund gekregen . Voor Trust is een uitbreiding van het plafond aangevraagd van 449 ton 802 . Met de ingebruikname van Trust wordt centrale 1 (70 ton 802) uit bedrijf genomen. Dit betekent een netto uitbreiding van het plafond van 379 ton 802 . Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het thans vergunde 802 plafond inclusief Trust emissies van in totaal 4320 ton 802 past binnen het vergunde 802 plafond op de referentiedata 7-12-2004 /24-3-2000 van 4400 ton 802.
0008
C corus
Ontvangen 16 augustus 2010
Onze ref: Zienswijzen WM Gww TRUST 2010-
Uw ref:
Aangetekend met handtekening retour Gedeputeerde Staten van Noord-Holland p/a Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten
13 augustus 2010
Corus Strip Products
Services Ijmuiden
Environmental Management Korenveld 4008 Postbus 10.000 1970 CA Ijmuiden Nederland T +31 (0) 251 492643 (rechtstreeks) F +31 (0) 251 470390
[email protected]
Betreft: Zienswijze ontwerpbesluiten Wm en Gww ten behoeve van warmtekrachtcentrale
Geacht College, Op 4 december 2009 heeft Corus Staal B.V. (hierna: "Corus") bij de provincie Noord-Holland vergunningaanvragen ingediend ten behoeve van de bouw van een warmtekrachtcentrale (WKC) . De ontwerpbesluiten op grond van de Wet milieubeheer (Wm), de Grondwaterwet (Gww) en de Natuurbeschermingswet (Nbw), die naar aanleiding van onze aanvragen zijn opgesteld, hebben wij in goede orde ontvangen. Deze ontwerpbesluiten geven ons op een aantal punten reden tot het plaatsen van opmerkingen c.q. het indienen van zienswijzen . In het navolgende zullen wij deze aspecten waar het de Wm en de Gww betreft puntsgewijs aan de orde stellen. Onze reactie op het ontwerpbesluit Nbw zullen wij bij afzonderlijke zienswijze indienen.
CorU$ Staal BV Nederland Postbus 10.000 1970 CA IJmufden
0008
C corus Ontwerpbesluit Wet milieubeheer; considerans BREF's Corus stelt zich op het standpunt dat bij de besluitvorming inzake de WKC uitsluitend getoetst mag worden aan de vigerende verticale sector-BREF (in dit geval de BREF I&S) en eventuele van toepassing zijnde horizontale BREF's, zijnde de beste beschikbare technieken voor de relevante sector. Corus meent dan ook dat, anders dan vermeld op onder meer p'agina 11/68 van het ontwerpbeslu it, bij de besluitvorming geen eindconcept-BREF's, BREF's die (nog) niet zijn opgenomen in tabel 1 van de Regeling aanwijzing BBT-documenten en BREF's die voor andere sectoren gelden mogen worden betrokken (zie ook AbRS 23 september 2009, 200805176/1) nu die niet de relevante beste beschikbare technieken bevatten . Corus acht dit bovendien in strijd met in ieder geval het beginsel van rechtszekerheid . BEES Mengrege/ S02 In de considerans (pag. 22/68) wordt aangegeven dat voor aardgas is uitgegaan van een zwavel concentratie van 13 mg S/Nm 3 . Voorts wordt opgemerkt (pag. 27/68) dat aardgas nagenoeg geen zwavelverbindingen bevat omdat het ontzwaveld wordt aangeboden. Deze premisse is simpelweg onjuist en deze waarde en constatering staan in schri l contrast met de maximale aansluitwaarde die Gasunie Transport SeNices (GTS) hanteert; volgens GTS mag er maximaal 45 mg/kg zwavel (S) in aardgás aanwezig zijn. Omgerekend komt dit overeen met 36,7 mg/Nm 3 (dit is inclusief de zwavel die voortkomt uit de odorant die aardgas zijn typische herkenbare geur geeft). Gezien het voorgaande ligt het niet in de rede om voor aardgas een strengere aanpak te hanteren dan die welke regulier binnen de mengregel uit BEES-A voor S02-emissies wordt gehanteerd (namelijk 35 mg/Nm 3) zodat wij U verzoeken het besluit hierop aan te passen. Continue emissiemetingen Onder Wm-16 van de aanvullende informatie d.d. 8 april 2010 is een nadere beschrijving opgenomen van het beoogde meet- en registratiesysteem . Hierin is nadrukkelijk aangegeven dat het continu uitvoeren van stofmetingen , in tegenstelling tot hetgeen abusievelijk in paragraaf 3.2.5. van de Wm-aanvraag was aangegeven , niet beoogd is. Wij hebben dan ook bedenkingen tegen het continue moeten uitvoeren van stofmetingen zoals in het ontwerpbesluit is voorgeschreven .
0008
C corus De concentratie voor stof voor de WKC wordt vergund op 0,7 mg/Nm 3 als jaargemiddelde emissiegrenswaarde (7.800 kg stof per jaar). Conform onze aanvraag is een daggemiddelde emissiegrenswaarde vergund van 4 mg/Nm 3. Conform de NeR (pa r. 3.7.2) kan door het bevoegd gezag, ondanks dat voor deze situaties een controle regime 0 geldt, toch een meetverplichting worden opgelegd, indien de grensmassastroom wordt overschreden. Het meten van de emissie van de WKC dient conform het ontwerpbesluit continu te gebeuren volgens de zwaarste categorie (4), waarbij in de voorschriften alleen een continumeter en niet de twee mogelijke alternatieve meetwijzen van de categorie 4 zijn opgenomen (dat betreft ERP's en standaard stofmetingen) . De verwachte, uiterst lage concentratie van circa 0,7 mg stof/Nm 3 is uitenmate moeilijk te meten met een conti nu meter (de opgegeven foutmarge is altijd een minirnum van 1 mg/Nm 3 ) . Met name is het onze ervaring dat er voor het kalibreren van deze meters verscheidene concentraties stof nodig zijn, óók hogere concentraties buiten de verwachte span . Die laatste concentraties zijn zeker niet te verwachten tijdens het kalibreren van meetapparatuur aangezien er nauwelijks stof in de aangevoerde productiegassen zit. Fluctuaties in concentraties zullen van nature dan ook hooguit enkele tienden van mg/Nm 3 rondom de vergunde waarde van 0,7 mg/Nm 3 zijn en daarmee ruim onder de vergunde daggemiddelde emissiegrenswaarde. Daarbij kan worden opgemerkt dat de kosten van een continumeter circa 80.000 tot 100.000 Euro per emissiepunt C.q . schoorsteen bedragen. Jaarlijkse kalibratie/validatie , onderhoud en verwerking conform NEN 14181 kost minimaal 15.000 euro per meetpunt. Dit betekent dat Corus circa 300.000 Euro per jaar kwijt is aan het monitoren van de hoeveelheid stof. Wij ervaren een bedrag van 3 ton voor het monitoren van 7,8 ton stof als extreem hoog en concluderen dat deze uitgave niet in verhouding staat met het beoogde doel. Het bevoegd gezag wijkt in haar voorschrift niet alleen af van het conform de NeR toegestane categorie 0 meetregime, maar schrijft zelfs binnen de zwaarste categorie (4) de zwaarste methode voor. Deze roept op praktische gronden vraagtekens op. Een dergelijk zwaar meetvoorschrift is vanwege de constanIlage en beheerste concentratie stof in de productiegassen ongegrond. Wij zijn van oordeel dat het periodiek uitvoeren van halfuur- (of bij deze zeer lage concentraties liever uur-) gemiddelde enkelvoudige standaard stofmetingen zeer nauwkeurige concentratieresultaten oplevert. In combinatie met wel continu gemeten emissierelevante procesparameters (ERP's) voor de bepaling van het volume rookgas , is daaruit zeer
0008
C corus nauwkeurig de vracht aan stof te monitoren.
Tekstueel In de considerans is sprake van een beperkt aantal tekstuele onjuistheden. Deze worden hierna puntsgewijs benoemd , zodat deze in de definitieve beschikking kunnen worden gecorrigeerd: • • • •
pag. 8/68 bij variant 4 wordt verwezen naar § 5.3 i.p.v. § 5.2; pag. 9/68 het eerste tekstblok verwijst naar hoofdstuk 10 i.p.v. hoofdstuk 9; pag . 10/68 Ministerie van LNV is Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwa/iteit; pag . 17/68 verwijst naar een rapport Jacobs Consultancy. De inhoud van de passage klopt tekstueel , doch betreffend rapport is niet ingediend (als aanvulling) op de aanvraag. Verzocht wordt de zinsnede " ... (Bijlage B bij aanvulling op aanvraag) ... " te schrappen.
Ontwerpbesluit Wet milieubeheer: voorschriften T.a.v. voorschrift 4. 1. 1 Onder tabel 4.1 wordt inhoud gegeven aan de meng regel voor S02, waarbij voor aardgas een waarde van 13 mg/Nm 3 wordt aangehouden. Verzocht wordt deze waarde op te hogen , zodat wordt aangesloten bij de aansluitwaarden die GTS in deze hanteert (zie ook de eerdere opmerking hierover ten aanzien van de considerans).
T. a. v. voorschrift 4.2. 1 Op grond van wat hiervoor is aangeven betreffende het uitvoeren van stofmetingen wordt aan het bevoegd gezag voorgesteld om voorschrift 4.2.1 aan te passen en voor stof in te stemmen met het doen van twee (of drie) stofmetingen per jaar op basis van uurgemiddelde waarden . Uit de controle op de daadwerkelijke emissies (voorgeschreven op basis van voorschrift 4.3.6) , waarbij gekeken wordt naar sterke fluctuaties in de stofconcentratie en de relevantie van de stofvracht, kan dan blijken of met de WKC steeds aan de vergunning wordt voldaan of niet. Indien overduidelijk blijkt dat meten in deze frequentie zinloos is, dan kan de frequentie van standaard stofmetingen teruggebracht worden .
T.a. v. voorschrift 4.3.2 In het verlengde van het voorgaande is in voorschrift 4.3.2 voorgeschreven dat een meetplan ter beoordeling aan hei bevoegd gezag moet worden toegezonden . Gesteld wordt dat dit
0008
C corus binnen 6 maanden na inwerkingtreding van de Wm-vergunning moet geschieden. Gezien de bouwduur van de WKC (tot 5 jaar na in werking treden van de vergunning) ligt het meer voor de hand om bij de totstandkoming van het meetplan aan te sluiten bij de actuele projectplanning voor de WKC . Verzocht wordt de zinsnede 'binnen 6 maanden na het in werking treden van de Wmvergunning' te wijzigen in 'uiterlijk 6 maanden voor ingebruikname van een van de installaties'. T. a. v. voorschrift 4.3.4 Voorschrift 4.3.4 bepaalt dat rookgassen afkomstig van de ketels eerst behandeld moeten worden in een goed werkende SCR, alvorens deze gassen in de buitenlucht worden gelaten. Wij achten de formulering van dit voorschrift te strikt en niet overeenkomstig uitzonderlijke bedrijfssituaties.
Verzocht wordt de volgende zinsnede aan dit voorschrift toe te voegen : " .... met uitzondering van eventuele storingen als bedoeld onder voorscl1rift 4.3.8 van dit besluit." T. a. v. voorscl1rift 4.3. 7 Ondef voorschrift 4.3.7 wordt voorgeschreven dat onderzoek uitgevoerd dient te worden naar de optimalisatie van de werking van de DeNOx-installatie. Het principe van het uitvoeren van een dergelijk onderzoek onderschrijven wij ; het is ook in het belang van Corus dat betreffende emissiebeperkende voorzieningen optimaal functioneren. Wel merken wij op dat de leverancier van de installatie een garantieperiode hanteert van twee jaar.
Verzocht wordt om dit voorschrift in verband met deze garantieperiode aan te passen en de termijn genoemd onder 4.3.7a te stellen op anderhalf jaar (in plaats van 6 maanden) , zodat het onderzoe k ruim binnen de garantieperiode wordt afgerond. Ontwerpbesluit Grondwaterwet; considerans Het Gww-ontwerpbesluit is geheel conform onze verwachtingen. Wel merken wij op dat er een onjuistheid is geslopen in pagina 4/7 van de considerans. Ten aanzien van de maximale pompcapaCiteit voor de bemal ing ten behoeve van de koelwaterleiding wordt uitgegaan van 8 m3/uur. Onzes inziens dient hier 85 m3/uur te staan, confo rm tabel 4 uit het bemalingsadvies van De Ruiter Boringen en Bemalingen B.V. d.d. 2 december 2009. Verzocht wordt dit in het definitieve Gww-besluit aa n te passen.
0008
C corus Slot Graag verzoekt Corus Staal BV u met bovenstaande zienswijzen rekening te houden bij de vaststelling van de definitieve beschikking(en) . Wij gaan ervan uit u hiermee thans voldoende te hebben geïnformeerd en hopen op een spoedige (gecoördineerde) afhandeling van de lopende vergunn ingprocedures voor de warmtekrachtcentrale. Indien noodzakelijk zullen wij deze zienswijzen mondeling danwel schriftelijk nader aanvullen en/of toelichten. Hoogachtend ,
N,m:),~
"L.w"
General manager Environmental Management
0009
Onze ref:
Zienswijzen Wvo Wwh TRUST
Uw ref;
2010
Aangetekend met handtekening retour Ministerie van Verkeer en Waterstaat RWS , directie WRSI p/a Bureau Energieprojecten Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten
C corus
Ontvangen 16 augustus 2010
Corus Strip Products
Services Ijmuiden
Environmental Management Korenveld 4008 Postbus 10.000 1970 CA Ijmuiden Nederland
13 augustus 2010 T +31 (0) 251 492643 (rechtstreeks) F +31 (0) 251 470390 [email protected]
Betreft: Zienswijze ontwerpbesluiten Wvo en Wwh ten behoeve van warmtekrachtcentrale Geachte Directie, Op 4 december 2009 heeft Corus Staal BV (hierna: ' Corus") bij de Minister van Verkeer en Waterstaat althans de Directie Water, Scheepvaart en Realisatie Infrastructuur van Rijkswaterstaat, vergunningaanvragen ingediend ten behoeve van de bouw van een warmtekrachtcentrale (WKC). De ontwerpbesluiten op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en de Wet op de waterhuishouding (Wwh), die naar aanleiding van onze aanvragen zijn opgesteld, hebben wij in goede orde ontvangen. De ontwerpbesluiten gevent ons op een aantal punten reden tot het plaatsen van opmerkingen c,q. het indienen van zienswijzen .
Conditionering koelwater Om aangroei van organ ismen In het koelwatersysteem van de WKC te voorkomen dienen passende preventieve maatregelen getroffen te worden. In onze vergunningaanvraag hebben wij verzocht om pulschlorering te mogen toepassen . Hierbij wordt in warmere perioden met een interval gechloreerd, waarbij de dosering zodanig wordt ingesteld dat de concentratie vrij chloor direct na de condensor 0,1 mg /l bedraagt (maximaal 0,2 mg/l) . Uit de overwegingen bij het ontwerpbesluit blijken zowel de door ons beoogde pulschlorering als het alternatief thermoschocken als BBT te kunnen worden aangemerkt. Beide technieken hebben echter specifieke voor- en nadelen. U geeft aan dat er een voorkeur is om het Corus Staal BV Nederla nd
Postbus 10,000 1970 CA Ijmuiden
0009
C corus preventieve spoor te volgen. Omdat er bij pulschlorering sprake is van de vorming van bromoform wordt het toepassen van methode van thermoschock in de voorschriften opgenomen. Eerst indien er een nadere verifieerbare/gelijk-waardige beschouwing van beide tec.hnieken heeft plaatsgevonden mag pulschlorering alsnog voor de WKC worden toegepast. Bij uw .beoordeling wordt met name ingegaan op de immissietoets die in het kader van het project is uitgevoerd. Wij merken hierover op dat deze toets is uitgevoerd om een indicatie te geven van de gemiddelde concentraties ten opzichte van het verwaarloosbaar risico. Wij zetten dan ook vraagtekens bij "het gewicht" dat nu aan de uitkomsten wordt gegeven en wel om het volgende. De gehanteerde methodiek laat niet toe Qat het ontvangende oppervlaktewater als "zee of zout" wordt gekarakteriseerd. Uit de website van Helpdesk Water blijkt ook nadrukkelijk dat er "voor zoute (en overgangs-) wateren een dergelijke toets (nog) niet beschikbaar is" . Dit houdt in dat er geen rekening wordt gehouden met het feit dat er sprake is van het lozen in een bestaand zout milieu, waardoor de conclusie gerechtvaardigd is dat de gepresenteerde uitkomsten te zwaar worden gewogen. De uitkomst van de irilmissietoets wordt derhalve ten onrechte als "hard" criterium meegewogen. Bovendi~n is er sprake van een zeer dynamisch systeem , waarbij de invloed van de spuisluis , het sluizencomplex en de. eb- en vloedbewegingen in ogenschouw genomen dienen te worden. Het is dus niet aannemelijk dat het verwaarloosbaar risico voor bromoform wordt overschreden. In paragraaf 4.5.9 van het MER is nadrukkelijk aandacht geschonken aan de beide technieken . Belangrijke nadelen die samenhangen met de methode van thermoshock zijn het periodieke rendementsverlies en de nadelige mechanische consequenties .die samenhangen met de plotselinge temperatuurverhogingen . Daarnaast is bekend dat een koelwatersysteem bij gebru ikmaking van chlorering in het algemeen schoner is, hetgeen de bedrijfszekerheid ten goede kornt. Wordt daarnaast rekening gehouden met de financiële aspecten (zie MER pag. 4.94), dan is de door Co rus in het kader van de totstandkoming van het project gemaakte keuze alleszins te rechtvaardigen . De jaarlijkse kosten voor thermoschocken bedragen circa € 1,09 miljoen, ten opzichte van circa € 0,15 miljoen per jaar voor pulschlorering. Zeker binnen de huidige marktomstandigheden is een dergelijk financieel verschi l als zeer significant aan te merken. Gezien het feit dat pulschlorering nadrukkelijk in BREF-ICS is aangemerkt als BBT en op basis van bovengenoemde (bedrijfseGonomische) argumenten tegen de methode van thermoshock , verzoekt Corus aan Rijkswaterstaat om deze alsnog in de overwegingen te betrekken en met de "angevraagde methodiek van onderhoud van het koelwatersysteem in te stemmen. In het yerlengde hiervan wordt verzocht voorschrift nO.02A aan te passen, zodanig dat de leden 5 tlm 8 komen te vervallen en een gehalte aan vrij chloor van 0,2 mg/I als etmaalgemiddelde waarde wordt vergund.
0009
C corus Terugregelen WKC
In het ontwerpbesluit is voorschrift nO.02B opgenomen waarin is bepaald onder welke omstandigheden Rijkswaterstaat van Corus kan verlangen dat de WKC wordt teruggeregeld. Corus kan zich voorstellen dat er landelijk gezien specifieke omstandigheden kunnen ontstaan waardoor het noodzakelijk wordt dat de industrie haar activiteiten terugregelt om te voorkomen dat er lokaal een te hoge warmtebelasting van het oppervlaktewater ontstaat. Deze situaties doen zich voor zodra er op natuurlijke wijze al een hoge warmtevracht in het oppervlaktewater aanwezig is, zoals een combinatie van lage waterdoorvoer en langdurige warme buitentemperaturen. Waar het de lozingssituatie van de WKC betreft ligt een dergelijke voorschrift ons inziens niet voor de hand, zeker niet op de wijze waarop dat nu is vormgegeven . Hierin ligt de volgende motivatie ten grondslag : 1) De gesch.etste situatie waarin natuurlijke opwarming hoog is komt voor in rivieren en meren met lage verversingsgraad . De Noordzee is een groot ontvangend oppervlaktewater, waarbij er nauwelijks sprake is van een lange periode van lage waterstanden en daarmee van langdurige opwarming; er is blijvend invloed van eb- en vloedstromen ter plaatse waardoor er continue afvoer van warmte en aanvoer van vers (koel)water plaatsvindt; 2) Bij langdurige warm weer perioden is er sprake van een verdere opwarm ing van het oppervlaktewater in het Noordzeekanaal. Het spuien van dit kanaal op de Buitenhaven heeft in dergelijke perioden aanzienlijk meer invloed op de lokale watertemperatuur, dan de spui afkomstig van de WKC; 3) Rijkswaterstaat legt in haar voorschrift een lineaire relatie tussen haar meetpunt Noordwijk2 (gelegen op een afstand van 60 tot 70 km vanuit het lozingspunt) en de temperatuur van de Buitenhaven. Deze relatie is voor Corus niet vanzelfsprekend . Getijdenstromen en de temperatuur van de spui van het Noordzeekanaal hebben een te grote invloed om de relatie één op één te leggen . Een gemeten waarde bij Noordwijk2 is niet representatief voor de omstandigheden rond het lozingspunt van de WKC . Daarnaast kan worden opgemerkt dat het terugregelen va n de WKC direct tot gevolg heeft dat er minder capaciteit beschikbaar is voor het behandelen van de vanuit de inrichting vrijkomende productiegassen. Dat houdt in dat in betreffende perioden meer productiegassen via de fakkelinstallatie gevoerd moeten worden . Met beoogde maatregelen wordt in dat geval een positief effect beoogt waar het gaat om de waterkwaliteit, terwijl het negatieve effecten met zich brengt waar het gaat om de lucht- en geluidemissies. Op grond van het voorgaande verzoeken wij u voorschrift nO.02B te schrappen.
0009
C corus Onderzoek visinzuig In de vergunningaanvraag is aangegeven dat maatregelen worden getroffen om de inzuig van vis in de koelwaterinlaat tot een minimum te beperk"en. Het gaat daarbij met name om roosters , he! beperken van de inzuigsnelheid en het toepassen van een zeef- en retoursysteem , waardoor de overlevingskansen van vissoorten worden vergroot. Met deze maatregelen zijn wij van oordeel dat een onderzoek naar aquatische organismen , zoals voorgeschreven onder het vervangende voorschrift 6 behorend bij de Wwh-vergunning van 5 juli 2004, niet zinvol is. Daarbij merken wij op dat wij in het kader van deze vergunn ing al eerder onderzoek hebben gedaan naar de inzuig van vissen (kwantitatief en op soortniveau) bij de bestaande koelwaterinlaat van Corus. Het onderzoeksrapport "Eindrapportage onderzoek Visinzuig Wwh", is in februari 2007 aan Rijkswaterstaat toegezonden. Voor de goede hebben wij de samenvatting van dit rapport 'hierna weergegeven .
Samenvatting Tijdens de inname van oppervlaktewater als koelwater wordl vis meegezogen. die bij de zeef/rammels wordt afgevangen. In de WWh-vergunning is opgenomen dal dit effect moet worden gekwantificeerd. Met RWS is overeengekomen' dat naast het bepalen van de hoeveelheid vis die het betreft ook een globale kwalificatie van de aangetroffen vissoorten dient plaats te vinden. zoals beschreven in het onderzoeksvoorstel dat in 2004 is ingediend en door RWS is goedgekeurd. In een gezamenlijke aanpak is in het najaar van 2005 en voorjaar van 2006 bij Gorus in IJmuiden en de NUON-cenrrales Velsen en Hemweg onderzoek uitgevoerd. Via telling. weging en determinatie is vastgesteld dat: S - gemiddeld over alle metingen werd bij Gorus O. 19 vissen per /.000 m ingenomen koelwatel' afgevangen (variatie O.Ot - 0.92 waarbij hel maximum werd veroorzaak I door de aanwezigheid van een school jonge witvis) : 3 gemiddeld over alle metingen werd bij de Generale Velsen 0,37 vissen pel t.OOO m ingenomen koelwater afgevangen (variatie 0.01 - /,86 waarbij ook hier het maximum werd veroorzaakt door de aanwezigheid van een school jonge witvis): gemiddeld over alle metingen werd bij de Gentrale Hemweg 0,29 vissen per 1.000/))3 ingenomen koelwa ter afgevangen (variatie 0.05 - 0,72). " Vergeleken met de bekende gegevens uit de literatuur en onderzoeksrapporten van RIZA is de visinzuig bij de onderzochte bedrijven van Nuon en Gorus minimaal. Over een mogelijk effect op de visstand van de oppervlaktewateren waaraan Ilet koelwater wordt onttrokken. het Noorzeekanaal en de Buitenhaven. wordt in dit rapport geen uitspraak gedaan.
Bij brief van 29 maart 2007 is voornoemd onderzoek door u goedgekeurd, Omdat het nu beoogde onderzoek ten minste onder dezelfde condities zal plaatsvinden als het al uitgevoe rde onderzoek twijfelen wij aan de meerwaarde ervan. W ij verzoeken u dan ook met klem om de voorschrift 6 en 7 van het ontwerpbesluit te schrappen. Tekstueel Voorschrift n1.4 03 bevat een verschrijving. De tekst luidende: "De vergunninghouder dient uiterlijk 1 mei 2002 ... " Client te worden aangepast.
0009
C corus Slot
Graag verzoekt Corus Staal BV u met bovenstaande zienswijzen rekening te houden bij de vaststelling van de definitieve beschlkking(en). Wij gaan ervan uit u hiermee thans voldoende te hebben geïnformeerd en hopen op een spoedige (gecoördineerde) afhandeling van de lopende vergunning procedures voor de warmtekrachtcentrale. Indien noodzakelijk zullen wij deze zienswijzen mondeling danwel schriftelijk nader aanvullen en/of toelichten. Hoogachtend,
...---.
.
J
Namens COJus~~:)t,!al BV /
,
~/
/L.
'
I
( ....-
?-----
Ir. H.E. Regtuit, General manager Environmental Management
0010 Ontvangen 16 augustus 2010
Betreft: zienswijze ontwerpvergunning WM/NB WKC Corus te Ijmuiden Bureau Energiezaken Inspraakpunt WKC Corus Postbus 223 2250 AE Voorschoten Geachte heer/mevrouw,
Wijk aan Zee, 15 augustus 2010
Bij de ontwerpvergunning plaats ik de volgende bedenkingen: De vervuiling die, op dit moment bij de opwekking van 525MW vrij komt, gaat via de schoorstenen van Nuon bij Velsen de lucht in. Als de WKC in bedrijf komt op het Corus terrein, dan gaat die hoeveelheid vervuiling via 3 zeer lage schoorsteentjes de lucht in. Weliswaar is de hoeveelheid vervuiling die de schoorsteen verlaat ongeveer het zelfde, maar mijn zorg gaat uit naar de menging met de omgevingslucht. Standaard C02 gehalte is ongeveer 400ppm. Een verdubbeling is al zorgelijk . Een maximum concentratie van 880ppm C02 wordt gehanteerd bij scholen en ziekenhuizen. C02 concentratie percentage zijn zeer eenvoudig te meten, en zodanig ook naar te handelen zijn, zoals evacuatie bij overschrijden van maximum waarden . Vooral bij ongunstige weersomstandigheden zoals weinig wind en een temperatuursinversie, zal de vervuilinguitstoot zeer slecht mengen met de omgevingslucht. Terstond en direct zal dit resulteren in een zeer scherpe verhoging van ondermeer de C02 concentraties. Waren de WKC pijpjes net zo hoog als de huidige van Nuon Velsen zal de menging zeker 4 maal beter zijn (logaritmisch). Dus zodoende ook minder slecht voor in de nabije gelegen woonkernen . De angst is ook dat - zoals het er nu uitziet - Nuon gewoon stroom blijft opwekken, dat via de Corus WKC nog eens 2 tot 3 miljoen ton C02 extra in mijn nabije omgeving wordt gestort. Dit zijn ongeveer 100.000 vrachtwagens vol. Ik concludeer dan ook dat ik liever een schoorsteen van 180 meter hoog zie. aangevraagde 3 van 80 meter, aan de kosten mag het niet liggen.
dan de
Ik behoud mijn het recht voor om deze bedenking in de toekomst aan te vullen of te wijzigen. Tevens behoud ik het recht om nadere) bedenkingen en bezwaren te maken. Met vriendelijke groet, B.P. van den Born Rijckert Aertszweg 47 1949BO Wijk aan Zee