GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN
Ontwerp-beschikking Wet Bodembescherming
Onderwerp:
Beschikking 'instemming deelsaneringsplan'
Locatie:
Meidoornlaan te Winschoten
Globiscode:
GR005200001
Aanvrager:
NV Nederlandse Gasunie
Datum:
oktober 2009
Zaaknr.: Corr. nr.:
, MB
Behandelend ambtenaar:
De heer R.W.G. van der Zwaag, afdeling Milieubeleid en Bodemsanering (tel. 050-3164283)
Bijlage:
Verzendlijst beschikking 2
Begrippenlijst
1. MELDING 1.1 Melding voornemen tot sanering Gedeputeerde Staten (GS) van Groningen ontvingen op 17 augustus 2009 van de N.v. Nederlandse Gasunie te Groningen een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb). Het betreft het voornemen van de Gasunie om ten zuiden van de stortplaats Meidoornlaan in de ondergrond een N2-leiding aan te leggen waardoor een noodzaak bestaat een bemaling uit te voeren. Door deze bemaling zal een deel van de aanwezige grondwaterverontreiniging, die onderdeel uitmaakt van een geval van ernstige verontreiniging, worden onttrokken. In dit kader wordt met onderhavige melding het verzoek aan GS gedaan in te stemmen met het ingediende deelsaneringsplan. De melding is voorzien van een aanvraagformulier voor instemming met het deelsaneringsplan en een separate kostenraming. Voorts zijn de beschikbare bodemonderzoeksrapporten onderdeel van deze aanvraag. Omdat de Gasunie een deel van de aangetoonde grondwaterverontreiniging gaat onttrekken, beschouwen Gedeputeerde Staten deze melding als een verzoek om in te stemmen met een deelsaneringsplan, conform artikel40 Wet bodembescherming (Wbb). De vaststelling of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging vindt niet plaats in deze beschikking. GS van Groningen hebben namelijk bij besluit van 22 september 2006 (met kenmerk 2006-16.200/38/B.10, MB) al vastgesteld dat ter plaatse van de stortplaats Meidoornlaan te Winschoten sprake is van een geval van ernstige verontreiniging en dat spoedige sanering van de bodem noodzakelijk is. Een gering deel van de grondwaterverontreiniging, dat onderdeel uitmaakt van het genoemde geval van ernstige verontreiniging, bevindt zich ook binnen de grenzen van het terrein waar de deelsanering zal worden uitgevoerd. De instemming met het saneringsplan, waarbij GS goedkeuring gegeven hebben aan het voornemen om de bodemverontreiniging ten gevolge van de voormalige stortplaats Meidoornlaan te Winschoten te beheersen en een klein deel van de bodem en het grondwater te saneren, heeft plaatsgevonden bij besluit van 1 april 2008 (kenmerk 2008-16.708/13, MB). In de projectadministratie van de provincie Groningen is dit project opgenomen onder nummer GR005200001.
2. BESLUIT 2.1 Hoofdpunten De verstrekte gegevens zijn beoordeeld op volledigheid en op juistheid. Op basis van deze gegevens besluiten GS van Groningen: 1.
Met toepassing van artikel 40, lid 1, Wbb toe te staan dat ten behoeve van de uitvoering van deze deelsanering wordt volstaan met het verstrekken van de resultaten van de beschikbare onderzoeken voor het betrokken gedeelte en een deelsaneringsplan;
2.
Met toepassing van artikel 40, lid 2 Wbb in te stemmen met het ingediende deelsaneringsplan.
Aan de instemming met het deelsaneringsplan zijn de volgende voorwaarden verbonden: a. Conform de Provinciale Milieuverordening dient de initiatiefnemer van de sanering de startdatum en de verwachte einddatum van de werkzaamheden uiterlijk 10 dagen voorafgaande aan de feitelijke start van de sanering te melden. Het formulier "melding start saneringswerkzaamheden" is te downloaden via www.provinciegroningen.nl. De mededeling moet schriftelijk dan wei per fax worden gedaan bij de afdeling Milieutoezicht (MTZ) van de Provincie Groningen, Postbus 610, 9700 AP Groningen. (fax 050-3164632); b.
De initiatiefnemer van de sanering of degene die de sanering feitelijk uitvoert dient de afdeling Milieutoezicht tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in kennis te stellen van zogenaamde
kritische momenten van de sanering, zoals het bemonsteren van depots, het aanvulien van ontgravingen, het herschikken van grond op de locatie e.d., minimaal twee werkdagen voordat de einddiepte van de ontgraving plaatsvindt en tot aanvulling van de ontgraving wordt overgegaan; c.
Indien zich tijdens de sanering onvoorziene omstandigheden en/of afwijkingen voordoen ten opzichte van het voorliggende deelsaneringsplan, dient de initiatiefnemer van de sanering of degene die de sanering feitelijk uitvoert direct contact op te nemen met de afdeling Milieutoezicht (tel. 050-3164323);
d.
De initiatiefnemer van de sanering of degene die de sanering feitelijk uitvoert dient afdoende maatregelen te nemen om hinder en overlast voor de omgeving als gevolg van de werkzaamheden tot een minimum te beperken;
e.
Eventuele -ook onbedoelde- gevolgen van de sanering vallen onder de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van de sanering, evenals het maken van afspraken met en het informeren van direct betrokkenen en omwonenden. Het verplaatsen van verontreiniging naar de schone ondergrond als gevolg van het aanbrengen van een fundering (met o.a. palen) is niet toegestaan;
f.
De initiatiefnemer van de sanering of degene die de sanering feitelijk uitvoert dient de afdeling Milieutoezicht schriftelijk in kennis te stellen van de einddatum van de sanering, uiterlijk binnen een week na beeindiging van de saneringswerkzaamheden;
g.
Uiterlijk dertien weken na uitvoering van de sanering dient de initiatiefnemer van de sanering of degene die de sanering feitelijk uitvoert in vijfvoud een saneringsverslag van de sanering als bedoeld in artikel 39c van de Wbb ter instemming te overleggen aan GS van Groningen. De aanvraag voor instemming met het saneringsverslag dient te geschieden door middel van het formulier "aanvragen van een besluit over instemming met een saneringsverslag". Dit formulier is te downloaden: www.provinciegroningen.nl;
h.
Indien noodzakelijk dient degene die de bodem heeft gesaneerd tegelijk of zo spoedig mogelijk na afronding van de sanering in vijfvoud een nazorgplan aan GS in ter instemming. In dit nazorgplan worden de beperkingen in het gebruik van de bodem of de maatregelen in het belang van de bescherming van de bodem beschreven, als bedoeld in artikel 39d van de Wbb;
3. MOTIVERING EN TOEUCHTING 3.1 Ingediende stukken Door de initiatiefnemer van de sanering zijn de volgende stukken bij de melding ingediend: Een meldingsformulier voor het aanvragen van een besluit instemming met een deelsaneringsplan als bedoeld in artikel 40 Wbb; o Het deelsaneringsplan geval van bodemverontreiniging aan de Meidoornlaan te Winschoten, Oranjewoud te Heerenveen, kenmerk 11191-195726-DSP, d.d. 23 juli 2009; o Rapport aanvuliend grondwateronderzoek nabij voormalige stortplaats aId Meidoornlaan te Winschoten, aanleg N2 - leiding Zuidbroek - Heiligerlee, Oranjewoud, kenmerk 11191 - 195726, d.d. 8 juni 2009 o
De beschikbare informatie is beoordeeld op volledigheid en inhoud en voldoende bevonden om de voorgestelde saneringsaanpak te kunnen beoordelen.
3.2 Verontreinigingssituatie Uit de beschikbare bodemonderzoeken is op te maken dat het grondwater binnen de contouren van de stortplaats plaatselijk verontreinigd is met een breed scala aan stoffen: verschillende zware metalen, olieverbindingen en overige componenten. De sterke verontreinigingen betreffen vooral de metalen barium, arseen, zink, nikkel en koper. Deze worden met name aan de zUidzijde aangetroffen. Benzeen, een stof die tot de olieverbindingen behoort, wordt sterk verhoogd aangetroffen aan de west- en zuidwestzijde van de stortplaats. Hier is tevens monochloorbenzeen sterk verhoogd aangetroffen. Aan de noordzijde van het stort zijn ftalaten aangetoond boven de interventiewaarde.
Het totale volume verontreinigde grond waarbij het gemiddelde gehalte aan zware metalen, PAK, minerale olie en asbest hoger is dan de interventiewaarde wordt geschat op circa 25.000 m3 . Het verontreinigde gebied wordt afgebakend door de Meidoornlaan, de westelijke sloot en de 2 zuidelijke sloot. Het totale oppervlak is circa 100.000 m . Op een diepte van gemiddeld 6 m-mv wordt in de bodem een potkleilaag aangetroffen. Er vindt geen grondwaterstroming door deze laag plaats; aangenomen wordt dat er ook geen verontreiniging in is doorgedrongen. Het totale volume 3 verontreinigd grondwater is circa 400.000 m . Vanwege de grote omvang van deze verontreiniging is de hoeveelheid waarin de interventiewaarde wordt overschreden niet in detail vastgesteld. 3 Aangenomen wordt dat in tenminste 20.000 m (circa 5% van het totaal) de interventiewaarde overschreden wordt. Uit het door Oranjewoud verrichte aanvullend bodemonderzoek (mei 2009) ter plaatse van het toekomstige leidingtrace is gebleken dat het grondwater ten zuiden van de watergang niet verontreinigd is.
3.3 Vaststelling geval van ernstige verontreiniging De vaststelling of (binnen de contour van het werkgebied) sprake is van een geval van ernstige verontreiniging vindt niet plaats in deze beschikking. GS van Groningen hebben bij besluit van 22 september 2006 (met kenmerk 2006-16.200/38/B.1 0, MB) namelijk al vastgesteld dat ter plaatse van de stortplaats gelegen aan de Meidoornlaan te Winschoten sprake is van een geval van ernstige verontreiniging en dat spoedige sanering van de bodem noodzakelijk is. Een gering deel van dit geval van ernstige verontreiniging, namelijk een deel van de grondwaterverontreiniging, overlapt de onderhavige locatie waar een stikstofleiding door heen zal worden gelegd. De instemming met het saneringsplan, waarbij GS goedkeuring hebben gegeven aan het voornemen om de bodemverontreiniging ten gevolge van de voormalige stortplaats Meidoornlaan te Winschoten te beheersen en een klein deel van de bodem en het grondwater te saneren, heeft plaatsgevonden bij besluit van 1 april 2008 (kenmerk 2008-16.708/13, MB). Onderhavige deelsanering vindt plaats buiten de contour van de stortplaats. Een klein gedeelte, namelijk het laatste deel van de N2-leiding, wordt aangelegd binnen de grondwaterverontreinigingscontour. In het deelsaneringsplan zijn de analysecertificaten opgenomen van het uitgevoerde grondonderzoek. Daaruit blijkt dat de grond ter plaatse van de voorgenomen ontgravingen niet verontreinigd is.
3.4 Saneringsdoelstelling Op 1 januari 2006 zijn belangrijke wijzigingen in het saneringshoofdstuk van de Wet bodembescherming in werking getreden. Deze wetswijziging bevat onder andere een nieuwe saneringsdoelstelling. Nadere regels hierover zijn vastgelegd in de Circulaire Bodemsanering 2009. In artikel 38 Wbb is bepaald dat degene die de bodem saneert, de sanering zodanig uitvoert dat: a. de bodem tenminste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant en dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt; b. het risico van de verspreiding van verontreinigde stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt; c. de noodzaak tot het nemen van (nazorg)maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem na sanering zoveel mogelijk wordt beperkt. De onderhavige deelsanering heeft betrekking op het deel parallel aan de watergang zuidzijde, het deel ter plaatse van de zinker en het gedeelte binnen het al eerder door GS vastgestelde geval van ernstige verontreiniging. Het doel van de sanering is het verlagen van de grondwaterstand door het tijdelijk onttrekken van grondwater om het mogelijk te maken een N2-leiding aan te leggen zonder dat: • de aanwezige grondwaterverontreiniging zich verspreidt tot buiten het geval van ernstige verontreiniging; • er een wezenlijk andere situatie (verslechtering) ontstaat voor wat betreft de concentraties aan verontreinigende stoffen.
Het gebruik zal na de uitvoering van de deelsanering onveranderd blijven. De saneringsdoelstelling voldoet hiermee aan artikel 38 van de Wbb.
3.5 Saneringsmaatregelen Om het laatste deel van de stikstofleiding binnen circa 2 a 3 weken te kunnen aanleggen, zal gedurende 7 dagen een bemaling plaatsvinden om de grondwaterstand ter plaatse zodanig te verlagen dat de N2-leiding kan worden aangelegd. Voor de werkzaamheden binnen het hekwerk van het huidige Akzo-terrein dient rekening te worden gehouden met een (open) bemaling gedurende 4 weken. Vooruitlopend op het bemalen van het grondwater vindt eerst een proefbemaling plaats. Er wordt dan nagegaan wat de kwaliteit van het vrijkomende grondwater is en of dit water kan worden overgepompt naar het oppervlaktewater (ten westen van de locatie). De resultaten van de proefbemaling worden eerst besproken met het bevoegde gezag alvorens dit vrijkomende grondwater kan worden overgepompt naar het oppervlaktewater. De hydrologische en milieuhygienische effecten van de bemaling zijn berekend en vastgelegd in het deelsaneringsplan. Uit de berekeningen voigt dat de verplaatsing van het grondwater in de omgeving minimaal is en binnen de bandbreedte van de contouren van het verontreinigde grondwater van de voormalige stortplaats valt. Ondanks dit gegeven wordt het bemalingswater vooruitlopend (2 weken, 1 week en 1 dag voor 6 aanvang), tijdens (dagelijks) en na de bemaling(1 dag.na1week en na 2 weken) bemonsterd en geanalyseerd. Om er zeker van te zijn dat er geen verontreinigd grondwater zal verspreiden buiten de contouren van de stortlocatie, vindt voor en na de bemaling grondwatermonitoring plaats. Om te kunnen monitoren worden nieuwe peilbuizen geplaatst. Voor meer gedetailleerde informatie over de (uitgangspunten en randvoorwaarden van de) saneringswerkzaamheden wordt verwezen naar hoofdstuk 3 en 4 van het deelsaneringsplan. De uitvoering van de deelsanering vindt plaats conform het deelsaneringsplan. De in het deelsaneringsplan beschreven saneringsmaatregelen zijn beoordeeld en voldoende geschikt bevonden om de beschreven werkzaamheden toe te staan en de eerder genoemde saneringsdoelstellingen te realiseren.
3.6 Wijzigingen van het deelsaneringsplan Degene die de bodem saneert, meldt wijzigingen op het (deel)saneringsplan, waarmee GS van Groningen hebben ingestemd, door middel van het formulier "melden van een wijziging van het saneringsplan", uiterlijk 10 dagen voorafgaand aan de uitvoering van de sanering schriftelijk aan GS van Groningen. Dit formulier is te downloaden via www.provinciegroningen.nl. GS van Groningen kunnen vervolgens aanwijzingen geven voor de verdere uitvoering van de gefaseerde sanering (artikel 39, lid 4 en 5 Wbb). Binnen twee weken beoordelen GS van Groningen of de afwijkingen nog passen binnen de gekozen saneringsoplossing en ook overigens acceptabel zijn. Ais dat niet het geval is zullen GS van Groningen aan de saneerder aangeven dat ofwel het oorspronkelijke deelsaneringsplan moet worden gevolgd ofwel een herzien saneringsplan noodzakelijk is. Indien tijdens de deelsanering blijkt dat door onvoorziene omstandigheden een wijziging van het deelsaneringsplan noodzakelijk is, dan dient dit vooraf met de afdeling Milieutoezicht te worden afgestemd.
3.7 Evall.latie van de sanering en nazorg Na de uitvoering van de deelsanering dient zo spoedig mogelijk schriftelijk verslag aan GS van Groningen te worden gedaan conform artikel 39c Wbb. Gedeputeerde Staten zullen slechts met het verslag instemmen indien gesaneerd is in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens artikel 38 Wbb. Deze instemming is een beschikking in de zin van de Aigemene wet bestuursrecht en wordt
bekend gemaakt in de gebruikelijke bladen. Het besluit (c.q. de beschikking) op het evaluatieverslag wordt aan de Open bare Registers van het Kadaster ter inschrijving aangeboden. Indien na de deelsanering sprake is van beperkingen in het gebruik van de bodem dient gelijktijdig met of zo spoedig mogelijk na het indienen van het evaluatierapport een nazorgplan te worden ingediend. Dit nazorgplan dient te voldoen aan artikel 39d Wet bodembescherming en behoeft ook instemming van GS. De beschikking op het nazorgplan wordt tevens aan de Open bare Registers van het Kadaster ter inschrijving aangeboden.
3.8 Tijdsduur/aanvang van de gefaseerde sanering Volgens planning van de Gasunie zullen de werkzaamheden worden uitgevoerd in het voorjaar en de zomer van 2010. De werkzaamheden met betrekking tot het aanleggen van de leiding (gedeelte parallel aan de watergang, de zinker en het gedeelte binnen het geval van ernstige verontreiniging) zullen 2 a 3 weken in beslag nemen, waarvan 7 dagen bemaling. De werkzaamheden binnen het hekwerk van het Akzo-terrein zullen enkele maanden in beslag nemen, waarvan circa 4 weken bemaling.
4. PROCEDURE Het onderhavige besluit heeft betrekking op het project 'Stikstofbuffer Heiligerlee'. Op grand van artikel 39b, eerste lid, van de Gaswet en artikel 141 a, eerste lid, van de Mijnbouwwet gelezen in samenhang met het besluit van de Minister van Economische Zaken op grond van artikel met 39b, derde lid, van de Gaswet en artikel 141 a, derde lid, van de Mijnbouwwet van datum kenmerk [.1, is op de voorbereiding van het project 'Stikstofbuffer Heiligerlee' artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. Minister van Economische Zaken is de aangewezen minister, in de zin van artikel 3.35 Wro, die deze coordinatie van de besluitvorming op zich neemt. Op grand van het besluit van de Minister van Economische Zaken op grond van artikel 39d, tweede lid, van de Gaswet of artikel 141 a, tweede lid, van de Mijnbouwwet is het onderhavige besluit een besluit als bedoeld in artikel 3.35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening. Uit het voorgaande voigt dat op dit besluit de Rijkscoordinatieregeling van toepassing is. Op grand van artikel 3.31, derde lid in samenhang met artikel 3.35, vierde lid van de Wro is dit besluit daarom voorbereid met toepassing van de uniforme open bare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Aigemene wet bestuursrecht en de bijzondere regels in artikel 3.31, derde lid in samenhang met artikel 3.35, vierde lid Wro. De Minister van Economische Zaken heeft als aangewezen minister een gecoordineerde voorbereiding van de besluiten voor het project Stikstofbuffer Heiligerlee bevorderd. Onderhavig besluit is samen met het Rijksinpassingsplan en de andere besluiten op aanvraag als voigt voorbereid: 49 Op 26 augustus 2009 is een kennisgeving van het voornemen een rijksinpassingsplan vast te stellen gepubliceerd in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen (nl. het Dagblad van het Noorden, Regio 2, Streekblad I Pekelder Streekblad, Tussenklapper) en in de Staatscourant; III op [_1 is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp van het rijksinpassingsplan en de overige benodigde besluiten gepubliceerd in de Staatscourant; kennisgeving heeft ook Plaa.onden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen; 49 op [ 1is door de minister van Economische Zaken een ontwerp van het besluit aan de initiatiefnemer [N.v. Nederlandse Gas.ezonden; 49 het ontwerp van het besluit heeft van [ 1tot en met ter inzage gelegen bij het ministerie van EZ en de gemeenten Menterwolde, Scheemda en Winschoten; III er zijn informatieavonden georganiseerd, op waarbij de mogelijkheid werd geboden mondeling zienswijze naar voren te brengen. 49 Op grand van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35 Wro worden dit besluit en de andere besluiten die vereist zijn voor het project Stikstofbuffer Heiligerlee gelijktijdig door de minister van
Economische Zaken bekendgemaakt. Tevens doet de minister van Economische Zaken daarvan mededeling in de Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs de elektronische weg.
5. ZIENSWIJZEN Zienswijzen over het ontwerp van het besluit kunnen worden ingediend bij Inspraakpunt Stikstofbuffer Heiligerlee, Postbus 304, 2270 AH Voorburg.
Hoogachtend, Namens Gedeputeerde staten van Groningen,
ing. G. te Rijdt, hoofd afdeling Milieubeleid en Bodemsanering.
BIJlAGE 1:
VERZENDUJST BESCHIKKING
Van dit besluit wordt een afschrift gezonden aan: 11II Ministerie van Economische Zaken, pia Bureau Energieprojecten te Den Haag, t.a.v. mevrouw C.H. Krijger, Postbus 93144, 2509 AC Den Haag; 11II College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Winschoten, Postbus 175 9670 AD Winschoten; 11II Waterschap Hunze & Aa's, postbus 195, 9640 AD Veendam; 11II Oranjewoud Nederland te Heerenveen, Postbus 24, 8440 AA Heerenveen.
BIJLAGE 2:
BEGRIPPENUJST
In deze beschikking kunnen de volgende begrippen zijn gehanteerd.
Wat is bodemverontreiniging ? Sommigen vinden de bodem verontreinigd als er iets in zit dat er van nature niet thuishoort. Deze definitie is echter te breed als we verontreiniging benaderen als een milieuprobleem. Niet aile vreemde stoffen die in de bodem voorkomen, zijn schadelijk. Sommige zaken worden om allerlei redenen bewust in de bodem ondergebracht, bijvoorbeeld funderingen, opslagtanks, riolen en onze overledenen. In de Wet bodembescherming is verontreiniging beperkt tot een aantal stoffen. De wet is erop gericht om verontreiniging te voorkomen en problemen van verontreinigingen die desondanks zijn ontstaan, op te lossen. Hoe ontstaat bodemverontreiniging? Vaak wordt gedacht dat bodemverontreiniging slechts een vervelende erfenis is uit vroeger tijden. Zeker, we zijn nog druk bezig verontreiniging uit het verleden te saneren. Maar ook nu ontstaat dagelijks wei ergens nieuwe bodemverontreiniging die om aandacht vraagt. Dat is onvermijdelijk; denk aan oorzaken zoals lekken,morsen, bemesten, bestrijdingsmiddelen, afval en ongelukken. Meestal wordt de verontreiniging veroorzaakt door (onvolkomenheden in) ons eigen doen en laten. Wat is het probleem van bodemverontreiniging? Bodemverontreiniging wordt vanuit twee invalshoeken als een probleem gezien: risico en stagnatie. Risico: Bodemverontreiniging kan tot gevolg hebben dat onze gezondheid nadelig wordt beInvloed wanneer we eraan worden blootgesteld. Men spreekt dan van het humane risico. Bodemverontreiniging kan ook een nadelige invloed hebben op planten en dieren die op en in de bodem leven. Dit is eveneens het gevolg van blootstelling. Men spreekt dan van het ecologische risico. Bodemverontreiniging kan zich ook via het grondwater in het milieu verspreiden. Het milieu is in eerste instantie de bodem zelf, maar uiteindelijk ook het oppervlaktewater, als gevolg van uitstroming. Men spreekt dan van het verspreidingsrisico. Stagnatie: De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan bepaalde maatschappelijke processen vertragen: de bouw van woningen en de aanleg van groenvoorzieningen, infrastructuur en bedrijventerreinen.
Maakt het uit wanneer verontreiniging is ontstaan? Er wordt bij bodemverontreiniging onderscheid gemaakt tussen historische (oude) en nieuwe verontreiniging. Nieuwe verontreiniging is verontreiniging die na 1987 is ontstaan, het jaar dat de Wet bodembescherming van kracht werd. Nieuwe verontreiniging moet, ongeacht de mate van verontreiniging, zo snel en zo volledig mogelijk worden verwijderd. Dit vloeit voort uit de zorgplicht. Wat is de maat bij bodemverontreiniging? Bepalend voor de gevolgen van bodemverontreiniging is de concentratie, de hoeveelheid verontreiniging per hoeveelheid grond of grondwater. De concentratie die aanwezig is, wordt door meting bij een bodemonderzoek vastgesteld. Een circulaire bij de Wet bodembescherming onderscheidt voor aile verontreinigingen twee grenswaarden voor de concentratie in de grond en het grondwater: de streefwaarde en de interventiewaarde. De streefwaarde is een lage concentratie, de interventiewaarde een hoge.
Wat betekenen de achtergwndwaarde en streefwaarde? De streefwaarde markeert de grens tussen schoon en verontreinigd. De bodem is schoon wanneer in zowel de grond als het grondwater de concentratie van aile door de Wet bodembescherming aangewezen stoffen lager is dan de achtergrondwaarde (grond) en de streefwaarde (grondwater). Eigenlijk is schoon niet de juiste omschrijving. Er kan immers wei enige verontreiniging aanwezig zijn. Een betere omschrijving luidt dat bij de achtergrondwaarde en de streefwaarde het humane risico te verwaarlozen is. Wat betekent de interventiewaarde? De interventiewaarde markeert de grens tussen verontreinigd en ernstig verontreinigd. Verontreiniging is dus ernstig wanneer de concentratie groter is dan de interventiewaarde. Dit hoeft maar voor een stof in de grond of het grondwater het geval te zijn. Wei moet het ten minste gaan om de concentratie 3 in een zeker bodemvolume. Voor grond is dat 25 kubieke meter (m ) bodem, voor grondwater 100 kubieke meter bodem. Het hanteren van een minimaal bodemvolume is bedoeld om te voorkomen dat een aileen zeer plaatselijk aanwezige verontreiniging maatgevend wordt voor een heIe locatie. Het ligt voor de hand te denken dat ernstige verontreiniging moet worden aangepakt. Oat is echter lang niet altijd zoo Het constateren van ernstige verontreiniging is een sein om na te gaan hoe groot de risico's werkelijk zijn en zo de spoedeisendheid van de bodemsanering te bepalen. Wanneer is bodemsanering spoedeisend? Ais ernstige verontreiniging is aangetoond, moeten het humane, ecologische en verspreidingsrisico volgens een standaardmethode worden berekend. Het uitgangspunt daarbij is het huidige bodemgebruik. Gestandaardiseerde vormen van bodemgebruik zijn bijvoorbeeld wonen met tuin, openbaar groen en industrie. Bij het humane risico is de blootstelling van mensen aan verontreiniging maatgevend. We kunnen, afhankelijk van het bodemgebruik, op verschillende manieren aan verontreiniging blootstaan. Men spreekt daarbij van blootstellingroutes. Voorbeelden zijn het eten van gewas en het inademen van lucht. Bij het ecologisch risico is het oppervlak van het gebied waarin bepaalde bodemorganismen worden aangetast, maatgevend. Bij het verspreidingsrisico is de toename per jaar van het bodemvolume met een gemiddeld ernstige verontreiniging maatgevend. De uitkomsten van de berekeningen worden getoetst aan normen voor blootstelling, oppervlak en verspreiding. Ais de norm wordt overschreden, spreekt men van een actueel risico. De bodemsanering is dan urgent. Er is al sprake van spoedeisendheid als bij een soort risico voor een stof sprake is van een actueel risico. Wat betekent spoedeisend? Spoedeisende verontreiniging moet worden gesaneerd. Het woord spoedeisend betekent echter niet: morgen beginnen. Afhankelijk van het risico moet voor 2015 met de bodemsanering zijn begonnen. Wat is bodemsanering? Bodemsanering heeft tot doel de risico's te verkleinen. Een aanpak is het volledig verwijderen en vervangen van grond en het afpompen van grondwater. Deze grondige aanpak is echter technisch niet overal mogelijk en vaak erg duur. Tegenwoordig vervangt men vaak aileen de bovenste meter grond door een schone leeflaag. Een andere aanpak is het in de bodem verlagen van de concentratie schadelijke stoffen, bijvoorbeeld door micro-organismen bepaalde stoffen te laten afbreken. Men noemt dit in-situ reiniging. Een laatste optie is het isoleren (opsluiten) van de verontreiniging, zodat contact en verspreiding niet meer mogelijk zijn.