2015-013514 Afdeling Publiekscontacten
Ontvangstbevestiging Aanvraag ontheffing Flora en faunawet - Ruimtelijke ingrepen ................................................................................................................................................. 5190015922909 Formuliernummer 26-6-2015 Ontvangstdatum 10:57 Ontvangsttijd .................................................................................................................................................
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Mandemaat 3 Assen Postbus 40225 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl 088 042 42 42 (lokaal tarief)
Formuliergegevens Relatiegegevens Relatienummer
202175994
KvK-nummer
38014985
Naam
Tauw B.V.
Adres
Postbus 133 7400AC DEVENTER
Rekeningnummer
631605460
IBAN
NL50ABNA0631605460
BIC
ABNANL2A
Contactgegevens Naam contactpersoon
A.J.A. van Hooff
Aanhef
Dhr.
E-mailadres
[email protected]
Mobiel telefoonnummer
0611375814
Telefoonnummer
0206063212
Ontheffing ruimtelijke ingrepen Wat is de naam van uw project?
Stroomlijn IJssel Tranche 1
Geplande startdatum project
01-07-2015
Geplande einddatum project
31-12-2016
Gemeente waar u uw werkzaamheden uitvoert 1
Zie natuurtoets
Pagina 1 van 5
Provincie waar u uw werkzaamheden uitvoert
Gelderland
Coördinaten plangebied
Lengte (X): - ; breedte (Y): -
Werkzaamheden en planning Heeft u uw werkzaamheden beschreven in het format Projectplan?
Ja
Planning Heeft u de planning van uw werkzaamheden in het format Projectplan beschreven?
Ja
Over de ontheffing Waarvoor vraagt u ontheffing aan?
Vogels Zoogdieren en overige diersoorten
Vogels Buizerd (Buteo buteo )
Beschadigen en vernielen van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Overige dieren Bever (Castor fiber ssp. albicus)
Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Das (Meles meles)
Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Bittervoorn (Rhodeus amarus)
Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Kleine modderkruiper (Cobitis taenia)
Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Kleine modderkruiper (Cobitis taenia)
Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Waterspitsmuis (Neomys fodiens ssp. fodiens)
Verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen
Verbodsbepalingen Heeft u in het format Projectplan beschreven hoe uw Ja werkzaamheden leiden tot overtreding van de aangevraagde verbodsbepalingen? Ecologische inventarisatie Heeft u de ecologische inventarisatie laten uitvoeren Ja of begeleiden door een deskundige? Wie heeft de inventarisatie uitgevoerd? Naam deskundige 1
Tauw, Royal Haskoning, Ravon, Zoogdiervereniging, Sovon
Heeft deze persoon voor de aangevraagde werkzaamheden in combinatie met de soorten aantoonbare ervaring en kennis op het gebied van soort specifieke ecologie?
Ja
Heeft u de gebruikte methoden en technieken bij deze inventarisatie in het format Projectplan
Ja
5190015922909
Pagina 2 van 5
beschreven? Resultaten ecologische inventarisatie Heeft u de resultaten van de ecologische Ja inventarisatie in het format Projectplan beschreven? Effecten werkzaamheden Heeft u de effecten van uw werkzaamheden op de aangevraagde soorten in het format Projectplan beschreven?
Ja
Staat van instandhouding Heeft u het effect van uw werkzaamheden op de staat van instandhouding van de aangevraagde soorten in het format Projectplan beschreven?
Ja
Maatregelen Heeft u in het format Projectplan beschreven welke maatregelen u gaat nemen?
Ja
Alternatieven Heeft u in het format Projectplan beschreven welke alternatieven u voor uw werkzaamheden heeft afgewogen?
Ja
Wettelijk belang Wettelijk belang van uw project
Volksgezondheid of openbare veiligheid Dwingende reden van groot openbaar belang
Op welke manier dragen uw werkzaamheden bij aan Zie natuurtoets de volksgezondheid en openbare veiligheid? Op welke manier dragen uw werkzaamheden bij aan Zie natuurtoets een algemeen, breed maatschappelijk belang? Bijlagen Ik ga de bijlagen op de volgende manier versturen
Per post
Bijlage per post Voor het versturen van de bijlage per post gebruikt u het formulier Melding Bijlagen via de post. U ontvangt dit formulier bij deze ontvangstbevestiging. Stuur bij deze aanvraag in ieder geval de volgende verplichte bijlage mee:
Een projectplan of vergelijkbare document(-en) met alle verplichte onderdelen.
Betaalgegevens Totaalbedrag voor de aangevraagde ontheffing
€ 300,-
Betaalwijze
Na ontvangst van de factuur
U ontvangt van ons een aparte factuur voor dit bedrag. U heeft vervolgens 14 dagen de tijd om dat bedrag aan ons over te maken. Naam
Tauw B.V.
5190015922909
Pagina 3 van 5
Adres
Postbus 133 7400AC DEVENTER
Instemmingverklaring U ontvangt over deze aanvraag altijd digitaal bericht van ons. Dit zetten wij in Mijn dossier. U ontvangt van ons een email om u te attenderen op statuswijzigingen. Controleer daarom regelmatig uw e-mailberichten en berichten in Mijn dossier. Uw e-mailadres
[email protected]
Ik ga ermee akkoord dat RVO.nl alleen:
- berichten over mijn aanvraag plaatst in Mijn dossier - mij een e-mail stuurt over een statuswijziging van mijn aanvraag Ook verklaar ik dat ik voldoende bereikbaar ben via e-mail en via Mijn dossier.
5190015922909
Pagina 4 van 5
Waarom dit voorblad U heeft via internet een Aanvraag ontheffing Flora en faunawet - Ruimtelijke ingrepen ingediend en wilt één of meerdere bijlagen met de post naar Rijksdienst voor Ondernemend Nederland versturen. Voeg altijd dit voorblad toe. Wij weten dan welke documenten van u zijn en hoeveel documenten u stuurt. Meer informatie vindt u op mijn.rvo.nl. Of bel met ons.
Uw gegevens Naam Adres Relatienummer KvK Formuliernummer Trajectcode
Tauw B.V. Postbus 133 202175994 38014985 5190015922909 BPDN
Bijlagen Ik stuur met dit voorblad de volgende bijlagen mee:
_________________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________________________
Toelichting __________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________
Ondertekening Naam: Datum ondertekening:
Handtekening: Stuur dit voorblad samen met de bijlagen naar:
5190015922909
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Postbus 40225 8004 DE Zwolle
Pagina 5 van 5
Rapportage
Flora- en faunawet Tranche 1 Stroomlijn perceel 5 - IJssel Zaaknummer: 31091368
Kenmerk
Datum Revisienummer Revisiedatum Status Werkpakket Activiteit
31091368-ECOL-RAPP-0047520150625-AIH-Flora- en faunawet Tranche 1 26 juni 2015 1 25 juni 2015 definitief
Naam
Paraaf
Datum
Opgesteld
Adrie van Hooff
26 juni 2015
Akkoord
Luc Bruinsma
25 juni 2015 b.a.
Vrijgegeven
Eric Versteeg
25 juni 2015
Document historie Revisie
Omschrijving
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Datum
Pagina 1
Inhoudsopgave 1 INLEIDING .................................................................................................... 3 1.1 1.2
AANLEIDING EN DOELSTELLING ........................................................................... 3 LEESWIJZER................................................................................................. 4
2 WETTELIJK KADER ........................................................................................ 5 3 PLANGEBIED EN WERKZAAMHEDEN .............................................................. 7 3.1 3.2
BESCHRIJVING PLANGEBIED ............................................................................... 7 OMSCHRIJVING WERKZAAMHEDEN........................................................................ 7
4 VERANTWOORDING EFFECTBEOORDELING ................................................... 9 4.1 4.2
VERZAMELDE GEGEVENS................................................................................... 9 TOETSING ................................................................................................. 11
5 RESULTATEN EFFECTBEOORDELING ............................................................ 15 5.1 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.4 5.2.5 5.3 5.3.1 5.3.2
RESULTATEN FLORA EN FAUNA INVENTARISATIE ...................................................... 15 EFFECTBEOORDELING EN UITVOERINGSVOORWAARDEN .............................................. 15 Broedvogels ............................................................................................ 15 Buizerd .................................................................................................. 15 Bever ..................................................................................................... 18 Waterspitsmuis........................................................................................ 18 Vissen: bittervoorn en kleine modderkruiper ................................................ 21 ONVERWACHTE SITUATIES .............................................................................. 22 Zoogdieren ............................................................................................. 22 Jaarrond beschermde nesten ..................................................................... 24
6 OVERZICHT TE TREFFEN MAATREGELEN ...................................................... 26 7 ONTHEFFING ............................................................................................... 27 7.1 7.2
SOORTEN WAARVOOR ONTHEFFING WORDT AANGEVRAAGD ......................................... 27 BELANG EN ANDERE BEVREDIGENDE OPLOSSING ..................................................... 27
BIJLAGE A FACTSHEETS TRANCHE 1 BIJLAGE B DEFINITIEF ONTWERP
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 2
1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doelstelling Project Stroomlijn De afgelopen jaren is in het winterbed van de grote rivieren de hydraulische weerstand toegenomen door de ontwikkeling van bos, struweel en riet/ruigte. Door deze verruwing wordt het water minder gemakkelijk afgevoerd, wat leidt tot hogere waterstanden. In het Nationaal Waterplan voor de periode 2009-2015 is aangekondigd dat het Rijk het initiatief zal nemen tot het ontwikkelen van een visie op het vegetatiebeheer van het rivierbed in relatie tot riviernatuur en hoogwaterveiligheid. In de Beleidsbrief vegetatiebeheer rivierbed van de grote rivieren is hier gevolg aan gegeven. In deze Beleidsbrief is het programma Stroomlijn opgenomen. Binnen het programma Stroomlijn wordt ruwe vegetatie verwijderd op plaatsen waar dit het meeste effect sorteert, in de zogenaamde stroombanen. Er wordt gewerkt conform het principe ‘Stroombaan glad, tenzij’. Beschermde natuur kan een ‘tenzij’-reden zijn om ruwe vegetatie te laten staan. Het programma moet in 2016 zijn uitgevoerd. Het programma Stroomlijn wordt uitgevoerd in drie fasen. In fase 1 en 2 zijn projecten op terreinen van natuurbeherende organisaties en terreinen in eigendom van de Staat uitgevoerd. Fase 3 moet nog worden uitgevoerd en omvat de overige terreinen in de uiterwaarden van de grote rivieren. Het betreft terreinen van particulieren, bedrijven en overheden. Voor de derde fase van Stroomlijn is het rivierengebied opgedeeld in circa acht deelgebieden. Het voorliggende rapport heeft betrekking op het deelgebied IJssel. Het deelgebied IJssel is opgedeeld in een aantal tranches: - Quicktranche - Tranche 1 - Tranche 2 - Tranche 3 Voor de quicktranche is al een ontheffing aangevraagd. Het voorliggende rapport behandeld Tranche 1. Voor Tranche 1 zijn de Stroomlijn-ingrepen beschreven in een Definitief Ontwerp. Dit is als bijlage bijgevoegd (zie bijlage B). Voorliggend rapport beschrijft: De activiteiten die worden ondernomen (de Stroomlijningrepen) De effecten van deze activiteiten op beschermde soorten De maatregelen om deze negatieve effecten te voorkomen Vervolgens wordt geconcludeerd of een ontheffing aangevraagd moet worden en of deze conform de Flora- en faunawet (Ffwet) te verlenen is.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 3
Ligging plangebied Tranche 1 omvat 26 clusters met te verwijderen vegetaties. Deze clusters liggen verspreid langs de IJssel van Doesburg tot en met Kampen. Tranche 1 vindt plaats in de volgende provincies en gemeenten: Provincies Gelderland Overijssel Gemeenten Doesbug Zuphen Lochem Olst-Wijhe Zwolle Hattem Kampen De werkzaamheden beginnen op zijn vroegst in juli 2015. De werkzaamheden zullen uiterlijk 31 december 2016 afgerond zijn. In bijlage A staat een overzichtskaart van de ligging van de clusters in Nederland. Tevens staan in deze bijlage de clusters op detailkaarten weergegeven.
1.2 Leeswijzer Het rapport volgt het Model activiteitenplan van Rijkswaterstaat. In hoofdstuk 2 wordt het wettelijk kader beschreven. In hoofdstuk 3 wordt kort ingegaan op de werkzaamheden die uitgevoerd worden (Stroomlijningrepen) en het gebied waar deze plaatsvinden. Een gedetailleerde beschrijving van de ingrepen is opgenomen in het als bijlage B toegevoegde document Definitief Ontwerp. In hoofdstuk 4 wordt de methode toegelicht en verantwoord welke informatie daarvoor is gebruikt. In hoofdstuk 5 worden de effecten op beschermde soorten besproken, waarbij wordt aangegeven of een ontheffing aangevraagd moet worden en of door de effecten de gunstige staat van instandhouding in het geding komt. In hoofdstuk 6 zijn de mitigerende en/of compenserende maatregelen en uitvoeringsvoorwaarden op een rijtje gezet. Hoofdstuk 7 vat samen voor welke soorten een ontheffing aangevraagd dient te worden, van welke verbodsbepalingen en of ontheffingverlening mogelijk is.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 4
2 Wettelijk kader De bescherming van planten- en diersoorten is geregeld in de Ffwet. In deze wet is het soortenbeschermingsregime uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geïmplementeerd. Op grond van de Ffwet geldt dat iedereen voldoende zorg in acht dient te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2). Daarnaast kent de wet een aantal verbodsbepalingen. Voor ruimtelijke ingrepen zijn de volgende verbodsbepalingen relevant: Artikel 8: Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen Artikel 9: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen Artikel 10: Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rustof verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren Artikel 12: Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te zoeken, te rapen, uit het nest te nemen, te beschadigen of te vernielen Bij ruimtelijke ingrepen die gevolgen voor beschermde planten en/of dieren kunnen hebben, wordt vooraf getoetst of deze kunnen leiden tot overtreding van verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, wordt onderzocht of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen of om de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Indien niet voorkomen kan worden dat een verbodsbepaling wordt overtreden, dan wordt in principe een ontheffing van de verbodsbepaling(en) aangevraagd, tenzij sprake is van een vrijstelling van de verbodsbepalingen (zie hieronder). Van overtreding van de verbodsbepaling in art. 10 Ffwet is in geen enkel geval sprake, omdat het verontrusten van beschermde soorten niet het doel is van het project is. Op grond van het Besluit en de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet zijn de soorten aangewezen die door de verbodsbepalingen beschermd worden. Op grond van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten geldt vervolgens voor bepaalde soorten (de zogenaamde ‘tabel 1-soorten’) een vrijstelling van de verbodsbepalingen, omdat deze soorten algemeen voorkomen en de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet snel in het geding zal zijn. Als geen vrijstelling geldt, moet een ontheffing aangevraagd worden als een verbodsbepaling wordt overtreden. Als het een ‘tabel 2-soort’ betreft, dit zijn nationaal aangewezen soorten, dan kan volstaan worden met een ‘lichte toets’: aangetoond moet worden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort (art. 75, lid 5, Ffwet). Ook kan bij tabel 2-soorten gewerkt worden op basis van een goedgekeurde gedragscode; in dat geval is geen ontheffing nodig.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 5
Als het een ‘tabel 3-soort’ betreft, dit zijn soorten die op Europees niveau zijn aangewezen aangevuld met nationaal aangewezen soorten, dan is sprake van een ‘zware toets’: aangetoond moet worden dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat, dat er sprake is van een in de regelgeving genoemd belang en dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort (art. 75, lid 6, Ffwet). In de uitleg ”aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen” van het voormalig Ministerie van LNV is een lijst opgenomen waaruit volgt onder welke tabel de beschermde soorten vallen en dus welk beschermingsregime op hen van toepassing is. Voor vogels geldt een enigszins afwijkend regime, dat vergelijkbaar is met het beschermingsregime voor tabel 3-soorten. Alle vogels zijn beschermd. Deze bescherming geldt echter in de meeste gevallen feitelijk alleen in het broedseizoen. Alleen dan is immers sprake van een ‘vaste rust- en verblijfplaats’, het nest, zoals opgenomen in art. 11 van de wet. Indien het niet mogelijk is alle werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, is het mogelijk een ontheffing aan te vragen. Deze wordt alleen verleend als voldaan wordt aan de drie criteria die ook gelden voor de tabel 3-soorten. Een verschil met de tabel 3-soorten is dat er minder belangen in de regelgeving zijn opgenomen om een ontheffing voor werken in het broedseizoen te kunnen krijgen. Stroomlijn wordt uitgevoerd voor de ‘openbare veiligheid’, welk belang ook is opgenomen in de regelgeving aangaande vogels. Voor enkele vogelsoorten geldt dat zij het gehele jaar beschermd zijn. Dit zijn vogels die hun nest meerdere keren gebruiken, waardoor het nest in principe het gehele jaar beschermd is op grond van art. 11 Ffwet. Welke vogelsoorten in deze groep vallen is te vinden in de “aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten” uit 2009. Voor deze soorten zal dus ook buiten het reguliere broedseizoen een ontheffing aangevraagd moeten worden indien de verbodsbepalingen uit art. 11 kunnen worden overtreden.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 6
3 Plangebied en werkzaamheden 3.1 Beschrijving plangebied Tijdens Tranche 1 wordt langs de IJssel van Doesburg tot en met Kampen vegetatie verwijderd. In bijlage A staat een overzichtskaart van de te verwijderen vegetatie weergegeven. De gebruikte gegevens staan in hoofdstuk 4 toegelicht. De toetsing beperkt zich niet tot uitsluitend de locaties met te verwijderen vegetatie. Binnen de gehele invloedsfeer van de ontwikkeling zijn de aanwezige soorten geïnventariseerd. Vervolgens is gekeken (onder andere aan de hand van verstoringsafstanden) of deze hinder kunnen ondervinden van de werkzaamheden, inclusief de aan- en afvoerroutes. Voor een nadere beschrijving van het plangebied wordt verwezen naar het Definitief Ontwerp (bijlage B).
3.2 Omschrijving werkzaamheden Voor een uitgebreide omschrijving van de Stroomlijn-ingrepen en de manier waarop rekening is gehouden met de natuur wordt verwezen naar het Definitief Ontwerp (bijlage B). In het algemeen gelden de hierna volgende beschrijvingen. In de Tranche 1 worden 26 clusters aan vegetatie verwijderd, in totaal maximaal 23 ha aan vegetaties. Niet in alle clusters wordt alle vegetaties verwijderd. In bepaalde clusters wordt bijvoorbeeld bos behouden, of wordt alleen struweel uit riet verwijderd. Dit staat in bijlage B in de Definitieve Ontwerpen nader toegelicht. Het betreft bos, struweel, riet en ruigte en heggen of hagen. Hiervoor worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd. Werkzaamheden Bos, struweel, heg of haag: kappen, stobben 30 cm beneden maaiveld wegfrezen, stamhout afvoeren, takhout versnipperen en afvoeren. Er wordt gebruik gemaakt van een mobiele- of rupskraan met sorteergrijper of mobiele- of rupskraan met Wesstech bomenknipper. Voor het uitrijden van begroeiing, stam en takhout wordt gebruik van een trekker met uitrijkar/forwarder. Voor het versnipperen van de takken wordt gebruik gemaakt van een trekker met chipper. Het uitrijden gebeurt met een trekker met carrier. Voor het frezen van stobben wordt gebruik gemaakt van een trekker met Rodungsfrees/Hemos. Riet en ruigte: maaien en afvoeren. De werkzaamheden worden uitgevoerd door gebruik te maken van een wetlandtrekker met maaiapparatuur, kleine landbouwtrekkers met dubbellucht met maaiapparatuur, kranen met maaikorven en voor de grote percelen wetlandtrekkers met maaiapparatuur.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 7
Planning De doorlooptijd is vijf werkdagen per hectare. Doorlooptijd voor de Tranche 1 zal ongeveer vijf weken bedragen, waarbij het werk door vier ploegen verzet wordt. De werkzaamheden worden uitgevoerd tussen 7.00 uur en 19.00 uur van maandag tot en met zaterdag. Daarnaast is er de mogelijkheid om extra te werken (7 dagen per week, 24 uur per dag voor bijvoorbeeld calamiteiten, kans op hoogwater, veel werkvoorraad et cetera). De periode waarin gewerkt kan worden is afhankelijk van onder andere hoogwater en de kwetsbare periode van de aanwezige soorten. In de factsheets (bijlage A) staat per cluster aangegeven met welke kwetsbare periode rekening gehouden moet worden. De totale uitvoeringsduur van vijf weken is daarom een indicatie. Door hoogwater of slecht weer kunnen de werkzaamheden vertraging oplopen. De werkzaamheden zijn uiterlijk 31 december 2016 afgerond en beginnen op zijn vroegst in juli 2015. Beheer Na afronding van bovengenoemde activiteiten vinden geen werkzaamheden meer plaats. De locaties worden wel beheerd zodat geen hoge vegetaties meer terugkeren. In het merendeel van de locaties betekent dit dat ze worden opgenomen in het aangrenzende grasland beheer. Voor een aantal locaties worden duurzaam beheermaatregelen uitgevoerd. Dit zijn locaties die moeilijk bereikbaar zijn waardoor geen (grasland)beheer mogelijk is. Hier worden eenmalig maatregelen uitgevoerd zodat er geen hoge vegetatie zich kan ontwikkelen. In bijlage B staat per cluster aangegeven of en zo ja welke duurzaam beheermaatregelen worden uitgevoerd. Voorbeelden van duurzaam beheermaatregelen zijn: plaatsen van een raster opzetten van oever aanleggen van vooroever herprofileren van de bodem Uitvoeringsvoorwaarden In bijlage A staan de uitvoeringsvoorwaarden per cluster vastgelegd. De volgende uitvoeringsvoorwaarden gelden altijd: Er wordt rekening gehouden met de kwetsbare perioden van aanwezige soorten. De werkzaamheden worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de betreffende soorten. Er wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin ten behoeve van de betreffende soorten de te nemen maatregelen worden vastgelegd. Dit ecologisch werkprotocol is op de locatie aanwezig en bekend onder betrokken werknemers. De werkzaamheden worden aantoonbaar volgens dit protocol uitgevoerd.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 8
4 Verantwoording effectbeoordeling 4.1 Verzamelde gegevens In het plangebied is in 2012 door Royal Haskoning/Waardenburg een flora en fauna inventarisatie uitgevoerd naar de voor Stroomlijn relevante soorten. In 2013 heeft aanvullend nog in 18 uiterwaarden een inventarisatie naar vleermuizen plaatsgevonden. Deze inventarisatie vormt de basis voor de effectbeoordeling en staat beschreven in de eindrapportage “Flora en Fauna inventarisaties Stroomlijn” (Royal Haskoning/Bureau Waardenburg, 2013). De onderzoeksstrategie voor dit onderzoek is in 2012 afgestemd en op 31 juli 2012 goedgekeurd door het bevoegd gezag (Ministerie van Economische Zaken). In sommige gevallen is hiervan tijdens de inventarisatie afgeweken. Deze afwijkingen zijn besproken met het bevoegd gezag op 26 februari 2013. Daarnaast hebben van december tot en met april 2015 veldbezoeken plaatsgevonden waarbij de habitat van soorten is geverifieerd en de onbekende delen zijn ingevuld. Tevens zijn de verspreidingsgegevens van de NDFF (2010-2015) gebruikt. Voor Stroomlijn IJssel werken wij samen met RAVON, SOVON en de Zoogdiervereniging. Zij hebben op basis van verspreidingsgegevens, expert judgement en veldbezoeken (in 2015), de aanwezigheid bepaald van amfibieën, steenuilen en bevers. In het definitief ontwerp voor Tranche 1 is rekening gehouden met de natuur. Uitgangspunt is dat een overtreding van de verbodsbepalingen zoveel mogelijk wordt voorkomen. In de situaties waar een integrale afweging van de belangen natuur en veiligheid vraagt om een ingreep waarbij een verbodsbepaling wordt overtreden, wordt hiervoor een ontheffing aangevraagd. Ook is het denkbaar dat een verbodsbepaling wordt overtreden doordat onverwachts soorten worden aangetroffen. In dit document wordt aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan. Voor de mitigerende en compenserende maatregelen, uitvoeringsvoorwaarden en de als-dan-regels voor het geval onverwachts nog een soort wordt aangetroffen is gebruik gemaakt van het achtergronddocument. De relevante waarnemingen uit voorgenoemde onderzoeken zijn in Bijlage A op de factsheets weergegeven. Op de factsheets staan behalve de clusters ook de begrenzing van Perceel 5 aangegeven. Perceel 5 is het plangebied voor Stroomlijn IJssel, voor dit plangebied zijn de inventarisatiegegevens verzameld (zie figuur 4.1).
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 9
Figuur 4.1. Voorbeeldkaart. De witte lijn is de perceelgrens, hierbinnen zijn de relevante inventarisatiegegevens verzameld. De roze lijnen geven de vegetaties weer die worden verwijderd
Zoals hiervoor vermeld zijn de clusters door RoyalHaskoning/Waardenburg onderzocht op de aanwezigheid van beschermde soorten. In een aantal gevallen waren de clusters tijdens dat onderzoek (2012/2013) kleiner dan de huidige clusters. In het rapport van RoyalHaskoning/Waardenburg (2013) staat het volgende uitgangspunt opgenomen: “Gegevens uit gerichte veldinventarisaties naar soorten beschermd onder de Flora- en faunawet betreffen waarnemingen binnen de relevante vegetatiestructuren en hun directe omgeving.” Wij zijn er daarom van uitgegaan dat voor de volgende clusters geen aanvullend onderzoek nodig is: Vegetaties die in zijn geheel overeenkomen met onderzochte vegetatiestructuur Vegetaties die direct grenzen aan het onderzochte vegetatiestructuur Voor de clusters die niet aan bovenstaande voldoen zijn van december 2014 t/m april 2015 aanvullende veldbezoeken uitgevoerd. Afbakening vegetaties grenzend aan onderzocht gebied Bomen, struweel en ruigtes die direct grenzen aan de door Royalhaskoning/Waardenburg onderzochte locaties, hoeven niet nader onderzocht te worden. Deze zijn namelijk door Royalhaskoning/Waardenburg onderzocht. In onderstaande figuur wordt hiervoor een voorbeeld gegeven. Hierin staan de onderzochte vegetatiestructuren in geel omlijnd. Volgens RoyalHaskoning is ook de directe omgeving hiervan onderzocht. Wij gaan daarom ervan uit dat alle bomen op deze luchtfoto zijn onderzocht, aangezien zij direct grenzen aan het object
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 10
of tussen onderzochte locaties liggen. Dit blijkt ook uit de waarnemingen, bijvoorbeeld in de aangrenzende bomenrij is een zwarte kraai waargenomen.
Figuur 4.2 Voorbeeld aangrenzende vegetaties die tevens zijn onderzocht
Algemene uitgangspunten Tenslotte gelden de volgende algemene uitgangspunten voor de inventarisatiegegevens: Alleen de tabel 2 en tabel soorten van de Flora- en faunawet zijn relevant. Voor tabel 1 soorten geldt een vrijstelling. Van vogels zijn alleen soorten met een jaarrond beschermd nest weergegeven. Alleen relevante waarnemingen zijn gebruikt, dat wil zeggen waarnemingen die duiden op een vaste verblijfplaats. Van deze verblijfplaats of de functionele leefomgeving is bepaald of deze in de invloedsfeer van de werkzaamheden liggen. Bijvoorbeeld een overvliegende aalscholver is niet relevant, een buizerd met nest-indicerend gedrag wel. Voor vleermuizen zijn de criteria en resultaten van het vleermuisonderzoek van RoyalHaskoning/Waardenburg (2013) aangehouden. Verspreidingsgegevens zijn niet ouder dan 3 jaar (2012).
4.2 Toetsing De toetsing in het rapport is per soortgroep op hoofdlijnen. De conclusies worden in dit rapport voor de gehele Tranche 1 samengevat. In de factsheets (bijlage A) staat per te verwijderen cluster aangegeven welke soorten relevant zijn en welke voorwaarden of maatregelen op deze locatie gelden. Het plangebied van de IJssel is visueel opgedeeld in 32 even grote factsheets. Naar de naam van de uiterwaard of het nummer (en de dichtbij
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 11
liggende grote stad/dorp) van een factsheet wordt verwezen in de toetsing voor de locatie waar een effect plaatsvindt of een maatregel wordt uitgevoerd. In de factsheet wordt een effect of maatregel meer in detail behandeld. Activiteitenplan Rijkswaterstaat Voor het project Stroomlijn zijn door Rijkswaterstaat de volgende rapporten opgesteld: Model activiteitenplan Flora- en faunawet t.b.v. fase 3 Stroomlijn (17 september 2013) Achtergronddocument bij de passende beoordeling en het activiteitenplan voor het programma Stroomlijn (17 september 2013) Beide rapporten zijn ter beoordeling naar het bevoegd gezag gestuurd. Het bevoegd gezag (RVO) heeft aangegeven met de rapporten in te stemmen. De rapporten zijn daarom als basis gebruikt voor de toetsing aan de Flora- en faunawet. In deze rapporten staan de kaders van de uitvoering aangegeven. Het voorliggende rapport volgt zowel in structuur als in inhoud het Model activiteitenplan. De voorwaarden en maatregelen in het voorliggend rapport, zijn overgenomen uit Model activiteitenplan. Voor vissen worden wel aanvullende maatregelen genomen. Het Model activiteitenplan had namelijk als uitgangspunt dat niet in het water wordt gewerkt. In Tranche 1 worden echter op zeven locaties werkzaamheden aan de oever uitgevoerd. Dit zijn duurzaam beheer maatregelen waarbij een vooroever wordt aangelegd of de oever opnieuw wordt opgezet. Op deze locaties zijn effecten op vissen daarom niet uitgesloten. Welke soorten een mogelijk effect ondervinden wordt hierna toegelicht. Aanvulling op activiteitenplan: vissen Het doel van het Stroomlijn is om structureel een bijdrage te leveren aan de afvoer van rivierwater bij hoogwatersituaties. Dit betekent dat na de werkzaamheden voor Stroomlijn de betreffende percelen niet weer mogen begroeien met riet/ruigte, struweel of bos. Voor sommige locaties is het noodzakelijk om aanvullende maatregelen te treffen, bovenop het verwijderen van de vegetaties, om deze situatie tegen een normale beheerinspanning (en -kosten) te kunnen garanderen. Er is in deze gevallen sprake van duurzaam beheermaatregelen. De maatregelen hebben allen (met uitzondering het plaatsen van afrastering ten behoeve van beweiding) betrekking op werkzaamheden aan water- of moeraszones. Het uitvoeren van de duurzaam beheermaatrelen in het water heeft mogelijk een effect op vissen. Deze soortgroep is in de reeds uitgevoerde inventarisaties niet meegenomen. In Nederland zijn de volgende vissoorten beschermd (tabel 2 of 3): rivierdonderpad, beekdonderpad, kleine modderkruiper, grote modderkruiper, bittervoorn, elrits, steur, beekprik en gestippelde alver. Beekdonderpad, elrits, steur, beekprik en gestippelde alver Al deze soorten zijn niet te verwachten binnen (het uiterwaardengebied van) de IJssel. Deze soorten komen in Nederland beperkt voor en de verspreiding is bekent. Elrits, beekdonderpad en beekprik zijn specifieke soorten van beeksystemen en komen in de omgeving van de IJssel enkel voor in de Veluwse beken. Van de gestippelde alver zijn slechts enkele waarnemingen bekent in Limburgse beken en riviertjes. De steur was tot voorkort uitgestorven in Nederland. Momenteel loopt er een uitzetprogramma in de Waal. In de IJssel komt de soort niet voor.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 12
Rivierdonderpad, kleine modderkruiper, grote modderkruiper en bittervoorn Van al deze soorten is bekend dat deze in de IJssel of de wateren in de uiterwaarden van de IJssel voorkomen. Rivierdonderpad De rivierdonderpad komt langs de gehele IJssel voor. De oevers en kribben met stortstenen zorgen voor geschikt (schuil)habitat voor deze soort. Beschutting wordt altijd gecreëerd achter of onder een obstakel in het water. Donderpadden geven hierbij de voorkeur voor een kaal en kiezelig of stenig substraat, boven substraat met vegetatie. Duurzaam beheermaatregelen hebben geen betrekking op de oevers van de hoofdloop rivieren. Bovendien is het leefgebied van deze soort beperkt tot harde onbegroeide bodems zoals stortstenen. De stroomlijn maatregelen richten zich uitsluiten op dichtbegroeide oevers. Geschikte leefgebieden van de rivierdonderpad blijven daarom onaangetast. Effecten op deze soort zijn op voorhand uitgesloten Kleine en grote modderkruiper De kleine modderkruiper en bittervoorn komen langs de gehele IJssel als algemene soorten voor in strangen, zandwinplassen en watergangen. Uit onderzoeken in het kader van de uitvoering van de KRW maatregelen voor de IJssel (Anthea, 2012, Ecogroen, 2013, Tauw 2014), de pilotprojecten voor Stroomlijn (Tauw, 2013) blijkt dat bittervoorn en/of kleine modderkruiper in nagenoeg alle onderzochte wateren voorkomt. De algemene verspreiding van deze soorten wordt eveneens ondersteund door diverse literatuur, zoals de Vissenatlas Gelderland (Van Kessel & Kranenbarg, 2012) en Vissen in Gelderse Natura 2000, Voorkomen en status van doelsoorten langs rivieren in Gelderland (Van Kessel et al., 2009). Gezien de algemene verspreiding van soorten dienen de werkzaamheden aan oevers en wateren ten alle tijden getoetst te worden op de aanwezigheid van deze soorten. Grote modderkruiper De grote modderkruiper kent een beperkt verspreidingsbeeld in de uiterwaarden van de IJssel. Gezien het karakteristieke habitat van deze soort en beperkt aanwezige (actuele) verspreidingsdata kan op voorhand niet bepaald worden waar deze soort voorkomt. Op basis van historische verspreidingsgegevens (zie figuur rechts) en literatuur (de Bruin & Kranenbarg, 2009) van deze soort is het onderzoeksgebied bepaald worden. Langs de IJssel zijn slechts twee trajecten bekent waar de grote modderkruiper vanuit historisch perspectief voorkomt. Indien duurzaam beheermaatregelen getroffen worden in de trajecten Zwolle - Kampen (rivierkilometer 970 t/m 1002) en Deventer - Olst (rivierkilometer 940 t/m 955). Indien op deze trajecten duurzaam beheermaatregelen getroffen worden én het betreft potentieel geschikt habitat voor deze soorten (moeras- en/of
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 13
rietvegetaties), dan is nader onderzoek uitgevoerd op de aanwezigheid van de grote modderkruiper. Voor tranche 1 is op één locatie nader onderzoek uitgevoerd voor de grote modderkruiper (Factsheet Zwolle 8). Het nader onderzoek is uitgevoerd op 12 mei 2015 met twee personen met een schepnet én met elektrisch visapparatuur. Op deze locatie zijn geen grote modderkruipers of ander beschermde soorten vissen gevangen.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 14
5 Resultaten effectbeoordeling 5.1 Resultaten flora en fauna inventarisatie In de volgende tabel staan de soorten die binnen de invloedsfeer van Tranche 1 aanwezig zijn. Effecten op deze soorten zijn niet op voorhand uitgesloten en worden in de paragraaf 5.2 nader onderzocht. In de paragraaf wordt per soort nader ingegaan op het voorkomen binnen het plangebied, de effecten door Stroomlijn en de toe te passen uitvoeringsvoorwaarden. Voor algemene informatie over een soort, zoals kenmerken, leefgebied, leefwijze, gunstige staat van instandhouding etc. wordt verwezen naar het achtergronddocument (Rijkswaterstaat, 2013). Voor Stroomlijn wordt tevens rekening gehouden met soorten die onverwacht op de locaties opduiken. Deze soorten worden in paragraaf 5.3 behandeld. Tabel 5.1 Relevante soorten, nadere toetsing noodzakelijk soort
Tabel 2
Tabel 3
Alleen tijdens
Jaarrond
broedperiode
beschermde nesten
beschermd Broedvogels (alle soorten)
X
Buizerd
X
Waterspitsmuis
X
Bittervoorn
X
Kleine modderkruiper
X
5.2 Effectbeoordeling en uitvoeringsvoorwaarden 5.2.1 Broedvogels In de clusters en omgeving kunnen een groot aantal soorten vogels broeden. Door rekening te houden met het broedseizoen zijn effecten op voorhand uitgesloten. Het broedseizoen verschilt per soort. In de uitvoeringsvoorwaarden wordt rekening gehouden met laat of vroeg broedende soorten. Dit staat in de factsheets per cluster aangegeven.
5.2.2 Buizerd Nesten buizerd Er is één buizerdnest aanwezig in de te verwijderen vegetaties (factsheet Kampen 3). Tevens liggen twee buizerdnesten binnen 75 meter afstand van een cluster (factsheet Zwolle 7 en Dieren 27). De werkzaamheden zorgen niet voor een permanent effect op het leefgebied van deze laatst genoemde nesten. De nestbomen van deze soorten en een zone van 25 meter rondom blijven onaangetast. Omdat buiten het broedseizoen wordt gewerkt, worden effecten op deze verblijfplaatsen voorkomen. Deze nesten blijven daarom verder buiten beschouwing. Overige buizerdnesten liggen op meer dan 75 meter van de werkzaamheden. Werkzaamheden op meer dan 75 meter (Soortenstandaard Buizerd) worden niet als verstorend beschouwd.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 15
De volgende opties uit het Model activiteitenplan van Rijkswaterstaat zijn van toepassing voor het te verwijderen buizerdnest: Optie 1. Nesten behouden De bomen met nesten blijven gespaard inclusief een zone van minimaal 25 meter. Hiermee wordt beschadiging van de verblijfplaats voorkomen. Omdat er mogelijk wel verstoring optreedt is wel een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Optie 2. Nesten verwijderen De buizerd is in staat een eigen nest te bouwen. De nesten kunnen verwijderd worden indien uit een omgevingscheck blijkt dat geschikte locaties aanwezig zijn. Deze locaties moeten in het territorium van de buizerd liggen en niet worden bezet door andere buizerds of andere soorten roofvogels. Hierdoor wordt geen afbreuk gedaan aan de staat van instandhouding. Er is wel een ontheffing van de Flora- en faunawet nodig. Om te bepalen of optie 1 of optie 2 van toepassing is, zijn de volgende stappen doorlopen. 1. Bepalen territoriumgrootte buizerd Voor een buizerdterritorium is een straal van 500 m aangehouden. Deze afstand is bepaald aan de hand van de fusieafstand. Deze bedraagt 1000 m voor de buizerd. De fusieafstand is een arbitraire afstand tussen 2 niet-uitsluitende waarnemingen op basis waarvan kan worden besloten tot één of meer territoria. De fusieafstand is ook van toepassing op niet gelijktijdig aangetroffen nesten (van Dijk & Boele, 2011). Referentie: van Dijk A.J. & Boele A. 2011. Handleiding SOVON Broedvogelonderzoek. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. 2. Bepalen of alternatieven aanwezig zijn In een straal van 500 meter is bepaald aan de hand van een luchtfoto uit 2014 of bosjes aanwezig zijn. Deze bosjes mogen niet in de buurt van menselijke bebouwing liggen en niet bezet zijn door buizerds of andere roofvogels. Als er geen alternatieven aanwezig zijn dan wordt gekozen voor optie 1: het betreffende buizerdnest wordt gespaard. Als er wel alternatieven zijn dan wordt gekozen voor optie 2: het verwijderen van het nest. Voor het buizerdnest is vastgesteld dat voldoende alternatieven binnen 500 m aanwezig zijn. Het nest kan daarom worden vernietigd. In de volgende figuur staat dit op detailkaart weergegeven.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 16
Figuur 5.1 Detail uit factsheet Kampen 3: te vernietigen buizerdnest (omcirkeld) en de aanwezige alternatieve nestlocaties (blauw gearceerd).
Functioneel leefgebied buizerd De werkzaamheden hebben geen effect op het functioneel leefgebied van de buizerd. Na afronding van de werkzaamheden is het gehele territorium onveranderd geschikt als foerageer- en rustgebied voor deze soort. Onverwachte situaties Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuw nest wordt aangetroffen op een locatie waar vegetatie zal worden verwijderd, wordt allereerst een omgevingscheck uitgevoerd. Als de omgevingscheck uitwijst dat de soort een nieuw nest in de omgeving kan maken of dat er geschikte nesten in de omgeving aanwezig zijn, zal de vegetatie worden verwijderd. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11 Ffwet. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding Als de omgevingscheck uitwijst dat dit niet het geval is, blijft de vegetatie gespaard inclusief een zone van 25 meter er omheen. Toe te passen uitvoeringsvoorwaarden Voor de uitvoering van de werkzaamheden gelden de volgende uitvoeringsvoorwaarden (naast de al in par. 3.2 genoemde): Nest vernietigen
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 17
Werkzaamheden vinden plaats buiten broedperiode van de buizerd: maart t/m juli Pas nadat vastgesteld is dat de verblijfplaats verlaten is, wordt gestart met de werkzaamheden
Conclusie buizerd Er is één buizerdnest aanwezig in de te verwijderen vegetatie. Uit een omgevingscheck is gebleken dat voor het nest voldoende alternatieve locaties aanwezig zijn. Het nest kan daarom worden vernietigd. Op de locatie wordt buiten het broedseizoen van de buizerd gewerkt (maart t/m half juli) en pas nadat is vastgesteld dat de buizerd de het nest heeft verlaten. De staat van instandhouding van de buizerd komt daarom niet in gevaar. De ontheffing van de Flora- en faunawet kan worden verleend.
5.2.3 Bever Verblijfplaatsen en foerageergebied. De werkzaamheden vinden niet in een territorium van een bever. Er is één locatie (Factsheet Olst 13) waar een beverterritorium nabij ligt. De burcht van het territorium ligt op enkele honderden meters afstand van de te verwijderen vegetatie. De vegetatie is evenmin van essentieel belang als foerageergebied van de bever. Een effect op verblijfplaatsen of foerageergebieden is daarom uitgesloten. Onverwachte situaties Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuwe verblijfplaats wordt aangetroffen op een locatie waar vegetatie zal worden verwijderd, dan zullen de volgende stappen worden doorlopen: Eerst zal worden bekeken of het mogelijk is om de verblijfplaats inclusief de vegetatie binnen een cirkel met een straal van 30 meter hier rondom heen alsnog te laten staan Als dat niet kan, dan zal de verblijfplaats worden afgebroken. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11 Met het afbreken van de burcht zal worden gewacht tot na augustus en geschieden in overleg met een deskundige Bij het ongeschikt maken van een verblijfplaats gelden de aanvullende uitvoeringsvoorwaarden zoals genoemd onder “Toe te passen uitvoeringsvoorwaarden” in het Model Activiteitenplan van Rijkswaterstaat Conclusie bever Verblijfplaatsen of leefgebieden van bevers worden niet aangetast evenmin is sprake van verstoring. Een ontheffing is daarom eigenlijk niet nodig. Echter er wordt alsnog een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd voor onverwachte situaties.
5.2.4 Waterspitsmuis Leefgebied In het plangebied bevindt zich leefgebied van de waterspitsmuis op locaties waar Stroomlijningrepen zijn gepland (factsheet Zwolle 8). De soort is hier te verwachten vanuit historische verspreidingsgegevens (RoyalHaskoning, 2013). Het is een honkvaste soort die moeilijk te inventariseren is. In april 2015 heeft een veldbezoek uitgewezen dat geschikt
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 18
habitat aanwezig is. Het leefgebied, zijnde oevers en dichte gras- en moerasvegetaties, blijft gespaard. Wel worden bomen verwijderd. Het verwijderden van bomen zorgt niet voor een permanent effect op het leefgebied van de waterspitsmuis. Omdat er mogelijk wel verstoring optreedt tijdens de werkzaamheden, is er wel sprake van een overtreding van art. 11 uit de Ffwet. Hiervoor wordt ontheffing aangevraagd.
Figuur 5.2 Ligging leefgebied waterspitsmuis (gearceerd). De omcirkelde (delen van) clusters 21330 en 21320 liggen in of direct nabij leefgebied van waterspitsmuis en hebben (deels) geschikt habitat voor deze soort (zie figuur 5.3).
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 19
Figuur 5.3 Detail uit Defintief ontwerp (zie bijlage B). Leefgebied van waterspitsmuis blijft behouden: dichte gras- en moerasvegetaties blijven onaangetast. Wel kan uit struweel uit riet worden verwijderd, bos worden verwijderd en kan riet gefaseerd worden gemaaid.
Toe te passen uitvoeringsvoorwaarden Voor de uitvoering van de werkzaamheden gelden de volgende uitvoeringsvoorwaarden (naast de al in par. 3.2 genoemde): Handhaven van het in definitief ontwerp (bijlage B) aangegeven te handhaven leefgebied, de bomen uit figuur 5.3 kunnen worden verwijderd Augustus wordt gerekend tot de kwetsbare voortplantingsperiode van de waterspitsmuis. In de gebieden die aangewezen zijn als potentieel leefgebied voor de waterspitsmuis worden geen werkzaamheden uitgevoerd in augustus. Binnen de potentiële leefgebieden wordt tijdens de werkzaamheden één kant op gewerkt, in de richting van geschikt leefgebied, zodat de waterspitsmuis in staat gesteld wordt te vluchten.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 20
Conclusie waterspitsmuis Het leefgebied van de waterspitsmuis blijft onaangetast. Door maatregelen wordt verstoring tijdens de werkzaamheden zo veel mogelijk voorkomen. De staat van instandhouding van de waterspitsmuis komt daarom niet in gevaar. De ontheffing van de Flora- en faunawet kan worden verleend.
5.2.5 Vissen: bittervoorn en kleine modderkruiper In het plangebied komen de volgende vissen voor: bittervoorn en kleine modderkruiper. Leefgebied van deze soorten worden mogelijk nadelig beïnvloed door de werkzaamheden. Leefgebied bittervoorn en kleine modderkruiper In onderstaande tabel staan de clusters aangegeven met duurzaam beheermaatregelen in het water. De tabel geeft het oppervlakte van het aanwezige leefgebied van bittervoorn en kleine modderkruiper. Tevens staat aangegeven in welk oppervlak van dit leefgebied wordt gewerkt zowel in oppervlakte als in percentage van het bestaande leefgebied. Factsheet
Cluster
Aanwezig leefgebied
Werkzaamheden
Kampen 4
21510
8,2 ha
0,2 ha (<5% van het leefgebied)
Zwolle 8
21320
> 25 ha
< 3 ha (< 12 % van het leefgebied)
Olst 13
12650
10 ha
21180 21190
1,5 ha
0,1 ha (1% van het leefgebied) 0,1 ha (6% van het leefgebied)
Deventer 17
21160
0,3 ha
0,03 ha (10% van het leefgebied)
Deventer 19
21075
1 ha
0,01 ha (10% van het leefgebied)
Effectbeoordeling Alleen werkzaamheden in het water hebben een mogelijk effect op het leefgebied van vissen. Het doel van het programma Stroomlijn is om structureel een bijdrage te leveren aan de afvoer van rivierwater bij hoogwatersituaties. Dit betekent dat na de werkzaamheden voor Stroomlijn de betreffende percelen niet weer mogen begroeien met riet/ruigte, struweel of bos. Voor sommige locaties is het noodzakelijk om aanvullende maatregelen te treffen, bovenop het verwijderen van de vegetaties, om deze situatie tegen een reguliere beheerinspanning te kunnen garanderen. Er is in deze gevallen sprake van zogeheten duurzaam beheermaatregelen. De maatregelen hebben alle (met uitzondering het plaatsen van afrastering ten behoeve van beweiding) betrekking op werkzaamheden aan water- of moeraszones. Dit betekent dat riet en struweel aan de oever wordt verwijderd en dat aan de oever graafwerkzaamheden plaatsvinden. Tevens kan grond worden aangebracht. Deze werkzaamheden duren enkele dagen. Het vindt alleen plaats aan de oevers, het open water blijft onaangetast. De maatregelen vinden hoofdzakelijk plaats op locaties met riet en
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 21
struweel. Dit zijn niet de locaties met een rijke vegetatie van ondergedoken waterplanten. Deze voor de vissen belangrijke ondergedoken waterplanten blijven daarom zowel tijdens als na afloop van de werkzaamheden in het leefgebied aanwezig. Effecten beperken zich tot een lokale en tijdelijk verstoring tijdens de werkzaamheden. Toe te passen uitvoeringsvoorwaarden De werkzaamheden vinden plaats volgens de gedragscode Flora- en faunawet van Rijkswaterstaat. Hierdoor wordt de tijdelijke verstoring zo veel mogelijk beperkt. De te volgen voorwaarden voor vissen zijn: Werkzaamheden in het water in één richting uitvoeren zodat vissen kunnen vluchten Werkzaamheden in het water vinden zo veel mogelijk plaats in de periode septemberoktober. In de maanden november-maart kan alleen gewerkt worden wanneer: De luchttemperatuur boven de 0°C is; Een deskundige aangeeft dat de betreffende populaties zich niet ter plaatse van de werkzaamheden bevinden, of wanneer deze zo nodig effectief kunnen worden weggevangen en verplaatst; Onder begeleiding van een deskundige. Werkzaamheden in het water worden in één richting uitgevoerd, zodat de vissen kunnen wegvluchten. Er wordt nooit meer dan 75% van het leefgebied aangetast door de werkzaamheden. Conclusie bittervoorn en kleine modderkruiper De staat van instandhouding van de bittervoorn of kleine modderkruiper komt niet in gevaar. De ontheffing van de Flora- en faunawet kan worden verleend.
5.3 Onverwachte situaties In deze paragraaf worden de soorten behandeld die in de huidige situatie niet in het plangebied voorkomen. Voor een aantal soorten is het denkbaar dat een verbodsbepaling wordt overtreden doordat onverwachts deze soorten alsnog worden aangetroffen. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe hiermee in Tranche 1 wordt omgegaan.
5.3.1 Zoogdieren Vleermuizen Uit de verspreidingsgegevens blijkt dat geen verblijfplaatsen of belangrijke leefgebieden van vleermuizen aanwezig zijn. Er wordt evenmin verwacht dat deze soorten alsnog in het plangebied aanwezig zijn. De te verwijderen vegetaties zijn namelijk niet geschikt voor verblijfplaatsen of als belangrijk foerageergebied of vliegroutes. Das Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuwe burcht wordt aangetroffen in de stroombaan op een locatie die jaarlijks overstroomt (inundatieduur > 20 dagen per jaar), wordt er bij deze locaties van uitgegaan dat de das elders een verblijfplaats heeft die geschikt is als alternatieve rust- en verblijfplaats. Bij hoogwater is hij hier immers ook van afhankelijk. Omdat er zich weinig dassenburchten in de stroombaan bevinden (verreweg de meeste
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 22
dassenburchten liggen hoog en droog), en de betreffende dassen hoogstwaarschijnlijk kunnen uitwijken naar een andere burcht, wordt er bij deze locaties voor gekozen de vegetatie op en rondom deze burchten volgens plan te verwijderen, tenzij de dassenburcht net buiten de stroombaan, maar de betreffende vegetatie (deels) wel binnen de stroombaan ligt. Wel moet worden aangetoond worden of en zo ja waar een alternatieve, voor de familie beschikbare burchtlocatie gelegen is. Wanneer er geen geschikte alternatieve burchtlocatie voorhanden is, wordt de vegetatie op en rond de burcht gespaard, of wordt de burcht gespaard, of wordt gewerkt volgens aanvullende uitvoeringsvoorwaarden uit het Model Activiteitenplan van Rijkswaterstaat. De vegetatie op en rond de burcht wordt verwijderd. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11 Ffwet. Doordat het gebied regelmatig overstroomt, treedt er op natuurlijke wijze ook verstoring op. Bij het niet meer functioneren van de vaste rust- en verblijfplaats is het aannemelijk dat de das elders een verblijfplaats heeft die geschikt is als alternatieve vaste rust- en verblijfplaats. Bij hoogwater is hij hier immers ook van afhankelijk. Omdat er zich weinig dassenburchten in de stroombaan bevinden (verreweg de meeste dassenburchten liggen hoog en droog), en de betreffende dassen hoogstwaarschijnlijk kunnen uitwijken naar een andere burcht, wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding. ls bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuwe burcht wordt aangetroffen op een locatie die niet jaarlijks overstroomt (inundatieduur < 20 dagen per jaar), dan zullen de volgende stappen worden doorlopen: Eerst zal worden bekeken of het mogelijk is om de burcht inclusief de vegetatie binnen een cirkel met een straal van 30 meter rondom heen alsnog te laten staan. Als dat niet kan, moet aangetoond worden of en zo ja waar een alternatieve, voor de familie beschikbare burchtlocatie gelegen is. Als deze beschikbaar is, dan zal de vegetatie op en rond de burcht worden verwijderd, waardoor het functioneren van de burcht niet meer zeker is. Wanneer geen alternatieve burchtlocatie voorhanden is, wordt de burcht gespaard, of wordt gewerkt volgens aanvullende uitvoeringsvoorwaarden. Voor het ongeschikt maken van een burchtlocatie wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11. Met het afbreken van de burcht zal worden gewacht tot na augustus en geschieden in overleg met een deskundige. Bij het ongeschikt maken van een burcht gelden de aanvullende uitvoeringsvoorwaarden zoals genoemd onder “Toe te passen uitvoeringsvoorwaarden”. Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuwe burcht wordt aangetroffen (net) buiten de stroombaan, dan blijft de burcht in tact en blijft de vegetatie binnen een cirkel met een straal van 30 m rondom de burcht gespaard. Omdat er mogelijk wel verstoring optreedt tijdens de werkzaamheden, is er wel sprake van een overtreding van art. 11 uit de Ffwet. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd. Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een migratieroute wordt aangetroffen op een locatie waar vegetatie zal worden verwijderd, zal de vegetatie gehandhaafd blijven, wordt er bij deze locaties voor gekozen de vegetatie op en rondom deze burchten volgens plan te verwijderen, tenzij de dassenburcht net buiten de stroombaan, maar de betreffende vegetatie (deels) wel binnen de stroombaan ligt. Wel moet worden aangetoond worden of en zo ja waar een alternatieve, voor de familie beschikbare burchtlocatie gelegen is. Wanneer er geen geschikte alternatieve burchtlocatie voorhanden is, wordt de vegetatie op en rond de burcht gespaard, of wordt de burcht gespaard, of wordt gewerkt volgens aanvullende uitvoeringsvoorwaarden.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 23
De vegetatie op en rond de burcht wordt verwijderd. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11 Ffwet. Doordat het gebied regelmatig overstroomt, treedt er op natuurlijke wijze ook verstoring op. Bij het niet meer functioneren van de vaste rust- en verblijfplaats is het aannemelijk dat de das elders een verblijfplaats heeft die geschikt is als alternatieve vaste rust- en verblijfplaats. Bij hoogwater is hij hier immers ook van afhankelijk. Omdat er zich weinig dassenburchten in de stroombaan bevinden (verreweg de meeste dassenburchten liggen hoog en droog), en de betreffende dassen hoogstwaarschijnlijk kunnen uitwijken naar een andere burcht, wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding. Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuwe burcht wordt aangetroffen op een locatie die niet jaarlijks overstroomt (inundatieduur < 20 dagen per jaar), dan zullen de volgende stappen worden doorlopen: Eerst zal worden bekeken of het mogelijk is om de burcht inclusief de vegetatie binnen een cirkel met een straal van 30 meter rondom heen alsnog te laten staan. Als dat niet kan, moet aangetoond worden of en zo ja waar een alternatieve, voor de familie beschikbare burchtlocatie gelegen is. Als deze beschikbaar is, dan zal de vegetatie op en rond de burcht worden verwijderd, waardoor het functioneren van de burcht niet meer zeker is. Wanneer geen alternatieve burchtlocatie voorhanden is, wordt de burcht gespaard, of wordt gewerkt volgens aanvullende uitvoeringsvoorwaarden. Voor het ongeschikt maken van een burchtlocatie wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11. Met het afbreken van de burcht zal worden gewacht tot na augustus en geschieden in overleg met een deskundige. Bij het ongeschikt maken van een burcht gelden de aanvullende uitvoeringsvoorwaarden zoals genoemd onder “Toe te passen uitvoeringsvoorwaarden”. Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuwe burcht wordt aangetroffen (net) buiten de stroombaan, dan blijft de burcht in tact en blijft de vegetatie binnen een cirkel met een straal van 30 m rondom de burcht gespaard. Omdat er mogelijk wel verstoring optreedt tijdens de werkzaamheden, is er wel sprake van een overtreding van art. 11 uit de Ffwet. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd. Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een migratieroute wordt aangetroffen op een locatie waar vegetatie zal worden verwijderd, zal de vegetatie gehandhaafd blijven. Voor alle andere soorten blijkt uit de verspreidingsgegevens dat de verblijfplaatsen ruim buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden liggen. Bovendien zijn de betreffende soorten vooral in de nacht actief. Hierdoor is er geen overlap met de werkzaamheden en foeragerende of migrerende dieren.
5.3.2 Jaarrond beschermde nesten Als bij controle vlak voor de werkzaamheden nog een nieuw nest wordt aangetroffen op een locatie waar vegetatie zal worden verwijderd, wordt allereerst een omgevingscheck uitgevoerd. Als de omgevingscheck uitwijst dat de soort een nieuw nest in de omgeving kan maken of dat er geschikte nesten in de omgeving aanwezig zijn, zal de vegetatie worden verwijderd. Hiervoor wordt op voorhand ontheffing aangevraagd van art. 11 Ffwet. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding. Als de omgevingscheck uitwijst dat dit niet het geval is, blijft de vegetatie gespaard inclusief een zone van een door een deskundige vast te stellen aantal meters er omheen.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 24
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 25
6 Overzicht te treffen maatregelen Algemene maatregelen De werkzaamheden worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de relevante soorten Er wordt een ecologisch werkprotocol opgesteld waarin alle ten behoeve van de beschermde plant- en diersoorten te nemen maatregelen worden vastgelegd. Dit ecologisch werkprotocol is op de locatie aanwezig en bekend onder alle betrokken partijen. Werkzaamheden worden aantoonbaar conform dit protocol uitgevoerd Maatregelen Vogels Er wordt buiten de broedperiode gewerkt. Of tijdens als een deskundige heeft vastgesteld dat geen broedende vogels aanwezig zijn Voor twee locaties wordt buiten de broedperiode van buizerd gewerkt (factsheet Kampen 3 en Zwolle 7). Op de locatie van Kampen 3 kan het nest worden vernietigd onder de volgende voorwaarden: Werkzaamheden vinden plaats buiten broedperiode van de buizerd: maart t/m juli Pas nadat vastgesteld is dat de verblijfplaats verlaten is, wordt gestart met de werkzaamheden Waterspitsmuis Handhaven van het in definitieve ontwerp (Bijlage B) aangegeven te handhaven leefgebied, de bomen kunnen worden verwijderd Augustus wordt gerekend tot de kwetsbare voortplantingsperiode van de waterspitsmuis. In de gebieden die aangewezen zijn als leefgebied voor de waterspitsmuis worden geen werkzaamheden uitgevoerd in augustus. Binnen de potentiële leefgebieden wordt tijdens de werkzaamheden één kant op gewerkt, in de richting van geschikt leefgebied, zodat de waterspitsmuis in staat gesteld wordt te vluchten. Maatregelen Vissen De werkzaamheden vinden plaats volgens de gedragscode Flora- en faunawet van Rijkswaterstaat. Hierdoor wordt de tijdelijke verstoring zo veel mogelijk beperkt. De te volgen voorwaarden voor vissen zijn: Werkzaamheden in het water in één richting uitvoeren zodat vissen kunnen vluchten Werkzaamheden in het water vinden zo veel mogelijk plaats in de periode septemberoktober. In de maanden november-maart kan alleen gewerkt worden wanneer: De luchttemperatuur boven de 0°C is; Een deskundige aangeeft dat de betreffende populaties zich niet ter plaatse van de werkzaamheden bevinden, of wanneer deze zo nodig effectief kunnen worden weggevangen en verplaatst; Onder begeleiding van een deskundige. Werkzaamheden in het water worden in één richting uitgevoerd, zodat de vissen kunnen wegvluchten. Er wordt nooit meer dan 75% van het leefgebied aangetast door de werkzaamheden (voor tranche 1 is dat het geval)
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 26
7 Ontheffing 7.1 Soorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd Soorten Zoals uit dit rapport blijkt is voor de Tranche 1 Stroomlijn IJssel een ontheffing nodig voor: Buizerd Waterspitsmuis Bittervoorn Kleine modderkruiper Onverwachte situaties Zoals in hoofdstuk staat toegelicht wordt voor een aantal soorten die op dit moment niet aanwezig zijn toch een ontheffing aangevraagd. Voor deze soorten is het denkbaar dat een verbodsbepaling wordt overtreden doordat onverwachts deze soorten alsnog worden aangetroffen. Het gaat om: Bever Das Jaarrond beschermde nesten Gunstige staat van instandhouding In hoofdstuk 5 is aangegeven dat bij geen van deze soorten afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding door het uitvoeren van de werkzaamheden. In sommige gevallen is deze conclusie mede te danken aan de mitigerende maatregelen die getroffen zullen worden. Cumulatie Bij de beoordeling of de werkzaamheden afbreuk doen aan de gunstige staat van instandhouding is, waar relevant, ook rekening gehouden met cumulatieve effecten als gevolg van andere plannen en projecten die in het gebied zullen worden uitgevoerd. Aangezien dit voor de relevante soorten sprake is van een tijdelijk en lokaal effect, is er geen risico op een cumulatief effect op de instandhouding van de soort zijn er in dit geval geen andere plannen en projecten waar rekening mee gehouden hoeft te worden.
7.2 Belang en andere bevredigende oplossing Belang De ontheffing wordt aangevraagd in het belang van de hoogwaterveiligheid van Nederland, zie ook paragraaf 1.1. Dit is een in de regelgeving genoemd belang voor alle dier- en plantensoorten, inclusief vogels: openbare veiligheid. Geen andere bevredigende oplossing Om een ontheffing van een verbodsbepaling te kunnen krijgen waarbij een tabel 3-soort of vogelsoort in het geding is, moet aangetoond worden dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat voor het project. In dit geval bestaat er geen beter alternatief om het doel
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 27
te bereiken. Zoals in de inleiding is geschreven, wordt het programma Stroomlijn daar uitgevoerd waar dit het meeste effect sorteert: in de zogenaamde stroombanen. Hiermee is het effectgebied van Stroomlijn al zo klein mogelijk gehouden. Verder wordt gewerkt conform het principe ‘glad, tenzij’. In principe moeten de stroombanen ‘glad’ gemaakt worden, zodat het water hier makkelijk kan doorstromen. Dit hoeft echter niet ten koste van alles. Er wordt een integrale afweging gemaakt, waarbij ook de natuurbelangen worden betrokken, of de ruwe vegetatie in de stroombaan daadwerkelijk verwijderd kan worden. In de bijlage B staan de Definitieve Ontwerpen hierin staat beschreven hoe rekening is gehouden met de natuur. Daaruit blijkt dat er geen andere, voor de natuur meer bevredigende oplossing is om te voldoen aan de doelstelling van het programma Stroomlijn.
Stroomlijn Perceel 5 (IJssel) Zaaknummer: 31091368
Pagina 28
Bijlage A Factsheets Tranche 1
Bijlage B Definitief ontwerp