© REUTERS/Beawiharta
Jan Van De Poel
11.11.11 • november 2014
11.DOSSIER
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
1
Inhoud Inleiding
3
Hoofdstuk 1: De wereld wordt ongelijker. So what?
4
De ontdekking van ongelijkheid Ongelijkheid heeft vele gezichten Wat drijft ongelijkheid? Ongelijkheid nefast voor armoedebestrijding en ontwikkeling De argumenten voor ongelijkheid ontkracht
4 5 6 6 7
Hoofdstuk 2: To Gini or to Palma? Meten is weten
8
Hoofdstuk 3: Beleid voor een wereld in evenwicht
9
Ambitieuze, mondiale doelstellingen Concrete actie: drie fundamentele shifts
11.DOSSIER Colofon: Redactie:
Jan Van de Poel, met medewerking van Bart Tierens, Wiske Jult, Thijs Van Laer, Koen Detavernier, Sarah Lamote en Rudy De Meyer.
Eindredactie: Myriam Keustermans Vormgeving: Bart Missotten
2
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
9 9
Inleiding Ongelijkheid neemt toe en in grote delen van de wereld neemt die ongelijkheid schrikbarende proporties aan. Van gelijke kansen voor iedereen is absoluut geen sprake. Daarom neemt 11.11.11 de handschoen op tegen ongelijkheid. De strijd tegen ongelijkheid vormt de rode draad in alle aspecten van ons werk, of we nu ijveren voor een rechtvaardige internationale fiscaliteit, een duurzaam klimaatbeleid of voor evenwichtige handels- en investeringsakkoorden. 11.11.11 zette in 2013 al tien vaststellingen over ongelijkheid op een rij.1 We wilden toen een paar mythes ontkrachten aan de hand van duidelijke en recente cijfers. In deze bijdrage willen we een stapje verder gaan en onze kijk op ongelijkheid scherpstellen: waarover gaat het precies, waarom vinden we dat een probleem en wat kunnen we eraan doen.
© REUTERS/Ricardo Moraes
Ongelijkheid is geen natuurwet maar een ‘gemaakt’ probleem. Dat is de centrale boodschap van dit dossier. Ongelijkheid is door mensen gemaakt en kan dus ook door mensen gerepareerd worden. Ongelijkheid tackelen vergt een flinke portie moed en wil van onze beleidsmakers. Ongelijkheid gaat met andere woorden over meer dan enkel cijfers, ongelijkheid gaat over een keuze. Een politieke keuze. Dit 11.dossier wil daarom niet alleen analyseren, maar ook oproepen tot een krachtdadig beleid voor een wereld in evenwicht.
1
http://www.11.be/downloads/events/ThinkGlobalDay-19_april_2013/TGD_20130419_10-vaststellingen-ongelijkheid.pdf
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
3
Hoofdstuk 1: De wereld wordt ongelijker. So what?
“
De 85 rijkste mensen bezitten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking.” 2
De ontdekking van ongelijkheid Ongelijkheid werd de laatste jaren ‘ontdekt’ door beleidsmakers, van het IMF over de Wereldbank tot de OESO. Ook de jongste samenkomst van regerings- en bedrijfsleiders op het Wereld Economisch Forum in Davos, eind januari 2014, wees ongelijkheid aan als één van de grootste bedreigingen. De cijfers spreken dan ook voor zich. Het recentste rapport van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties toont aan dat tussen 1990 en 2010 de inkomensongelijkheid in ontwikkelingslanden toenam met 11%.3 Drie vierde 2 3
Oxfam (2014), Even it up. Time to end extreme inequality, http://www. oxfam.org/sites/www.oxfam.org/files/file_attachments/cr-even-it-upextreme-inequality-301014-summ-en.reviewed.pdf UNDP (2014), Humanity Divided: Confronting inequality in developing countries, http://www.undp.org/content/undp/en/home/librarypage/poverty-reduction/humanity-divided--confronting-inequality-in-developingcountries.html
Bron: UNDP (2014)
4
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
van de huishoudens leeft vandaag in een maatschappij waar het inkomen ongelijker verdeeld is dan in de jaren 1990. In landen als Namibië of Bolivia verdient het rijkste tiende van de bevolking meer dan honderd keer meer dan het armste tiende. In de armste landen is de ongelijkheid de laatste twintig jaar het sterkst gestegen, met 12 procentpunt tegenover 9 procentpunt in de hoge-inkomenslanden.4 Maar ook in midden- en hoge-inkomenslanden is de inkomensongelijkheid van huishoudens de laatste decennia sterk toegenomen. De onderstaande grafiek toont de evolutie van ongelijkheid tussen 1990 en 2010 op basis van de Gini-index, waarbij 0 staat voor perfecte gelijkheid en 100 voor perfecte ongelijkheid. Ook in de ‘ontwikkelde’ wereld neemt ongelijkheid toe. Al in 2011 stelde de OESO een ‘convergentie van ongelijkheid naar een gemeenschappelijk en hoger niveau’ vast.5 Half oktober voegde de Zwitserse bankgroep Credit Suisse nog een dimensie toe aan die analyse. Hoewel de globale rijkdom het voorbije jaar nooit sneller groeide (met 8.3%), plukken steeds minder mensen de vruchten van die groei. Zo bezit de helft van de ‘aardbewo4 Ibid. 5 OECD (2011), Divided We Stand. Why inequality keeps rising?, http:// www.oecd.org/social/soc/dividedwestandwhyinequalitykeepsrising.htm
ners’ minder dan 1% van de globale rijkdom. De rijkste 1% ter wereld bezit bijna de helft (48.2%) van de globale activa. Wetenschappers zijn het met elkaar eens. Hoewel de ongelijkheid tussen landen de laatste jaren is afgenomen, neemt ze binnen landen duidelijk toe. Als we de wereld als één land zouden beschouwen dan zien we dat de inkomens ongelijker verdeeld zijn dan in Zuid-Afrika, het meest ongelijke land ter wereld.6 Tegelijkertijd moet de afnemende ongelijkheid tussen landen gerelativeerd worden. Tussen de allerrijkste en de allerarmste landen is de kloof de laatste dertig jaar in absolute termen eerder toegenomen. Zo was België per hoofd van de bevolking 9,8 keer rijker dan Congo in 1960, en meer dan 270 keer rijker in 2010.7
Ongelijkheid heeft vele gezichten Wanneer we over ongelijkheid praten, hebben we het vaak over inkomensongelijkheid of ‘inequality of outcomes’. Even belangrijk zijn de ongelijkheden die daarachter liggen, de zogenaamde ‘inequalities of opportunity’ of ongelijke kansen. Een bepaalde mate van inkomensongelijkheid is normaal, omdat mensen de kansen die ze krijgen anders benutten. De extreme inkomensongelijkheid die we vandaag zien, is dat niet meer. Die kan niet verklaard worden door anders omgaan met kansen. Die ongelijkheid is het gevolg van een ongelijke verdeling van kansen door ongelijke toegang tot essentiële basisrechten als onderwijs, waardig werk of een veilige leefomgeving. 6 7
Watkins, K. (2013), Inequality. Barrier to human development, Kapuscinski Development Lectures, http://kapuscinskilectures.eu/wpcontent/uploads/2013/03/Kevin_Watkins_lecture.pdf 11.11.11 (2013), 10 vaststellingen over ongelijkheid, http:// www.11.be/downloads/events/ThinkGlobalDay-19_april_2013/ TGD_20130419_10-vaststellingen-ongelijkheid.pdf
Extreme inkomensverschillen hebben dus ook te maken met waar je bent geboren, of je als jongen of meisje opgroeit, of je al dan niet met een handicap bent geboren of met de naam van je etnische groep. Ondanks de vooruitgang van de afgelopen decennia, gaat nog steeds één kind op tien niet naar school in ontwikkelingslanden.8 Armoede is een van de verklarende factoren – kinderen uit arme gezinnen gaan drie keer minder vaak naar school dan kinderen uit rijke gezinnen. Naar schatting de helft van de kinderen die niet naar school gaan, leeft in door conflicten getroffen gebieden. Ook wie op het platteland woont, maakt minder kans om naar school te gaan. Meisjes uit de armste gezinnen of kinderen met een beperking gaan minder vaak naar school dan jongens. Onderstaande grafiek toont de band tussen inkomensongelijkheid en ongelijke verdeling van onderwijskansen in Nigeria. In landen met een sterke inkomensongelijkheid zijn factoren als etniciteit, (gender)achtergrond en woonplaats doorslaggevend voor de plaats die je inneemt binnen de verdeling van het nationale inkomen.9 Zo kan je met grote zekerheid zeggen dat een dochter van laagopgeleide ouders op het platteland in Zuid-Afrika zich later onderaan de sociale en inkomensladder zal bevinden. In landen met een lage inkomensongelijkheid is dat verband er veel minder. Herverdeling compenseert in die landen voor de ‘pech’ van een afgelegen geboortedorp of laaggeschoolde ouders, met een sterkere sociale mobiliteit als gevolg.
8 9
http://www.un.org/millenniumgoals/2014%20MDG%20report/ MDG%202014%20English%20web.pdf, pp. 16-17 Ferreira, F. (2013). Can we increase mobility by reducing inequality? http://www.economist.com/blogs/freeexchange/2013/02/mobility-1
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
5
Wat drijft ongelijkheid? Hoewel ongelijkheid vele gezichten heeft, bepaalt de economische inkomensongelijkheid in grote mate de ongelijkheid op vlak van onderwijs, gezondheidszorg of cultuurbeleving. Waarom de economische ongelijkheid stijgt is minder duidelijk. Het gaat om een complex samenspel van politieke, sociale en economische factoren op globaal en lokaal niveau die elkaar onderling versterken. Op globaal niveau zien we dat een verregaande deregulering van de financiële sectoren en van de wereldhandel de vruchten van de groei vooral concentreert in de handen van een klein aantal winnaars. Op lokaal vlak worden de compensatiemechanismen voor de verliezers (minimumlonen, collectieve onderhandelingen) afgebouwd waardoor vaak de middenklasse inlevert. Die trend wordt nog versterkt door dalende investeringen in publieke diensten en een fiscaliteit die vooral weegt op arbeidsinkomens en veel minder op kapitaal.10 Inkomensongelijkheid kan ook verklaard worden vanuit politieke ongelijkheid. In heel wat landen, zeker in ontwikkelingslanden, blijven grote groepen van de bevolking verstoken van participatie aan het politieke leven. Hun belangen worden niet gehoord en vertalen zich niet in een beleid dat hen kan versterken.11 Inkomensongelijkheid, politieke ongelijkheid en ongelijke toegang tot diensten zoals gezondheid en onderwijs gaan dan vaak hand in hand.
Ongelijkheid nefast voor armoedebestrijding en ontwikkeling Ongelijkheid is eerst en vooral een ethisch probleem. Het eerste artikel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens stelt dat ‘alle mensen vrij en gelijk in waardigheid en rechten worden geboren’. Zonder een zekere economische gelijkheid kan geen sprake zijn van gelijkheid in ‘waardigheid en rechten’. Dat ethische uitgangspunt vertaalde zich in bindende juridische bepalingen. Alle belangrijke mensenrechtenverdragen12 bevatten bepalingen over ongelijkheid en non-discriminatie. Een staat is juridisch niet enkel verplicht om zelf niet te discrimineren, maar moet ook maatregelen nemen om ongelijkheid actief weg te werken, zowel bij de overheid als in de privésector. Naast dat ethische argument zijn er ook economische argumenten waarom ongelijkheid nefast is voor ontwikkeling. Decennialang gaat het ontwikkelingsdebat in essentie om het reduceren van armoede via economische ontwikkeling. Dat was de idee achter het eerste ontwikkelingsdecennium 10 UNDP (2014), op. cit., Chapter 3, http://www.undp.org/content/dam/ undp/library/Poverty%20Reduction/Inclusive%20development/Humanity%20Divided/HumanityDivided_Ch3_low.pdf 11 Zie een bijzonder interessante opiniebijdrage van Daron Acemoglu (MIT) en James Robinson (Harvard University) in The Huffington Post (03-11-2012), http://www.huffingtonpost.com/daron-acemoglu/usinequality_b_1338118.html 12 Zie onder meer ICESCR art. 1-3, ICCPR art. 1-3, CEDAW art. 1-5, ICERD art. 2 en CRPD art. 5.
6
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
van president Kennedy in de jaren 1960 en het was ook de idee achter de Millenniumdoelstellingen, waartoe de wereldgemeenschap zich engageerde in 2000. Maar hoewel het Bruto Nationaal Product in de lage- en middeninkomenslanden is verdubbeld sinds de jaren 1990, leven toch nog 1,2 miljard mensen in extreme armoede.13 Een toename van de welvaart vertaalt zich niet noodzakelijk in een daling van de armoede. Stijgende inkomensongelijkheid betekent dan ook dat een toplaag het groeiende inkomen op zak steekt. In de VS ging 95% van de inkomensgroei sinds de financiële crisis naar de top 1%, terwijl negen op de tien Amerikanen verarmden. In een land als India kan een betere verdeling van de groei 55 miljoen mensen bijkomend uit extreme armoede halen.14 De Britse ngo Save the Children rekende voor dat het erg onwaarschijnlijk is om absolute honger of kinder- en moedersterfte volledig uit te bannen en universele toegang tot zuiver drinkwater en basisonderwijs te garanderen, zonder ook ongelijkheid te reduceren en ‘goed en inclusief bestuur’ te versterken. Hun analyse toont een spectaculaire vooruitgang wanneer ook op ongelijkheid wordt gewerkt.15 Uit steeds meer studies blijkt dat ongelijkheid nefast is voor economische groei.16 Daarvoor zijn verschillende verklaringen. Meer ongelijkheid betekent een verzwakking van de middenklasse en dus van de vraag. Sterk ongelijke landen investeren ook minder in een verhoging van de productiviteit via onderzoek en ontwikkeling of onderwijs. Bovendien blijkt dat sterk ongelijke economieën ook op politiek en sociaal vlak veel meer gepolariseerd zijn.17 Ook dat heeft een negatieve impact op de economische ontwikkeling. Onderzoek in rijke samenlevingen wijst bovendien op een sterk negatief verband tussen welbevinden en ongelijkheid. Mensen in landen met een grote ongelijkheid blijken relatief minder welzijn te ervaren dan mensen in egalitaire landen.18
13 Cijfers van de Wereldbank, zie: http://www.worldbank.org/en/topic/ poverty/overview 14 Watkins, K. (2013), op. cit. 15 Save the Children (2013), Going to Zero. How we can be the generation to end poverty?, http://www.savethechildren.org.uk/sites/default/ files/images/Getting_to_Zero.pdf 16 Stiglitz, J. (2012), The Price of Inequality, Norton & Company; IMF (2014), Redistribution, inequality and growth, http://www.imf.org/external/pubs/ft/sdn/2014/sdn1402.pdf 17 OECD (2014), All on board: making inclusive growth happen, http:// www.oecd.org/inclusive-growth/reports/All-on-Board-Making-InclusiveGrowth-Happen.pdf 18 Wilkinson, R. & Pickett, K. (2010), The Spirit Level. Why equality is better for everyone, London, Penguin Books.
De argumenten voor ongelijkheid ontkracht Sommige economen en commentatoren verdedigen ongelijkheid. We zetten hun belangrijkste argumenten op een rijtje. 1. Ongelijkheid doet er niet toe zolang er groei is die mensen uit de armoede tilt Er is geen bewijs dat ongelijke samenlevingen sneller zouden groeien. Integendeel, ongelijke landen hebben doorgaans meer groei nodig om dezelfde resultaten op vlak van armoedebestrijding te boeken dan meer egalitaire landen. Ook vanuit ethisch oogpunt kiezen we beter voor groei die gepaard gaat met dalende ongelijkheid. Bovendien zorgt grotere ongelijkheid voor een dalende consumptie en dus een lagere vraag. 2. Ongelijkheid is ‘fair’ omdat mensen met grote individuele verdiensten ook veel verdienen De positie van mensen op de inkomensladder is naast persoonlijke verdiensten ook het resultaat van vooraf bepaalde factoren als maatschappelijke klasse, afkomst of geslacht. Volgens Branko Milanovic zou 60% van de ongelijkheid te verklaren zijn door verschillen tussen landen. In landen met een grote ongelijkheid is sociale mobiliteit trouwens veel kleiner dan in meer egalitaire landen.19 3. Ongelijkheid is het noodzakelijk gevolg van het verschil in vaardigheden tussen mensen De ‘theorie van de marginale productiviteit’20 waar dit argument op gebaseerd is, is niet vol te houden als je kijkt naar de enorme boom in de inkomens van CEO’s en topmanagers. Het is onwaarschijnlijk dat de productiviteit van een CEO significant hoger is wanneer hij tien miljoen euro in plaats van vijf miljoen euro verdient. Volgens economen als Piketty en Stiglitz hebben die groeiende topinkomens veel meer te maken met ‘rent-seeking’ en de onderhandelingsmacht van een topelite.
19 Milanovic, B. (2011), The haves and the have-nots. A brief and idiosyncratic history of global inequality, Basic Books. 20 Economische theorie die ervan uitgaat dat de hoogte van het loon altijd een perfecte weerspiegeling is van de productiviteit van een werknemer.
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
7
Hoofdstuk 2: To Gini or to Palma? Meten is weten In het ontwikkelingsdebat ligt de klemtoon vaak op armoede. Ook de Millenniumdoelstellingen focussen vandaag enkel op de ‘absolute’ armoede, gedefinieerd volgens de relatief arbitraire inkomensstandaard van 1,25 dollar per dag. Nationale armoedestandaarden zijn vaak meer relatief en worden be-
© Peter Parks/AFP
paald op basis van een percentage van het ‘mediaan inkomen’, het middelste inkomen binnen een populatie. In Europa legt men bijvoorbeeld de armoedegrens op 60% van het mediaan inkomen. Dat is in essentie een maat voor ongelijkheid. Armoede bestrijd je dus niet door alleen naar de onderkant van de verdeling te kijken. Je moet ook zien wat er aan de bovenkant gebeurt. Het is dan ook cruciaal om het debat rond de ontwikkelingsuitdagingen van vandaag en morgen ook over ongelijkheid te doen gaan. Daarom moeten we ook op zoek naar nieuwe indicatoren, ‘verklikkers’ die ons vertellen welke kant we uitgaan. Ongelijkheid wordt meestal gemeten aan de hand van de Gini-index, genoemd naar de Italiaanse statisticus (en overtuigd fascist nota bene) die hem ontwikkelde. De Ginicoefficiënt geeft het verschil weer tussen de werkelijke situatie in een bepaald land en de situatie van perfecte gelijkheid waarin iedereen precies evenveel heeft. Een Gini met waarde 0 betekent perfecte gelijkheid en een Gini met waarde 1 betekent dat één iemand alle rijkdom in handen heeft en de rest niets. Stel je voor dat we twee landen met elkaar vergelijken: land A met een Gini van 0,40 en land B met 0,45. We kunnen met zekerheid stellen dat land A een beetje meer gelijk is dan land B. Meer niet. We weten niet of land B meer extreem armen telt of een smalle middenklasse heeft. De berekening van de Gini houdt meer rekening met veranderingen in het midden van de inkomensverdeling en veel minder met veranderingen aan de top en de basis van de piramide.21 De Gini helpt je niet om verschillen, zoals die tussen land A en B in het voorbeeld, te achterhalen. Terwijl dat soort verschillen wel essentieel zijn als we een adequate oplossing willen formuleren voor het probleem van ongelijkheid. Daarom werd een nieuwe maatstaf ontwikkeld, de Palma-ratio. Die maatstaf vertrekt vanuit het werk van de Chileense econoom Gabriel 21 Cobham, A. & Sumber, A. (2013), Putting the Gini back in the bottle? The Palma as a policy relevant measure of inequality, https://www.kcl. ac.uk/aboutkings/worldwide/initiatives/global/intdev/people/Sumner/ Cobham-Sumner-15March2013.pdf
8
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
Palma. Palma ontdekte dat de middenklasse steeds ongeveer de helft van de rijkdom in een land naar zich toe trekt. Onder middenklasse vallen de huishoudens tussen het vijfde en het negende tiende van de inkomensverdeling. Dat betekent dat er nog eens de helft overblijft voor de 10% rijksten en 40% armsten. Grote ongelijkheid zie je dus in landen waar de rijkste groepen beslag leggen op het inkomensdeel dat ze delen met de onderste 40%. Herverdeling is dan ook de inzet van een politieke ‘strijd’ tussen rijk en arm waarbij de middenklasse beslissend is voor de uiteindelijke uitkomst. De meetlat gebaseerd op de vaststellingen van Palma, een idee van Andy Sumner, biedt dus een groter inzicht in de specifieke, onderliggende dynamieken van ongelijkheid. De Palmaratio vergelijkt de rijkdom van de rijkste 10% met de armste 40%. Een Palma-ratio van 7 betekent dat de rijkste 10% zeven keer meer verdienen dan de armste 40%. Wanneer de Palmaratio van een land stijgt van 2 naar 3, betekent dit dat de rijkste 10% haar inkomen zag stijgen van het dubbele naar het drievoud van het inkomen van de armste 40%. Dergelijke nieuwe meetlat is niet alleen een speeltje voor statistici. Ze maakt ook duidelijk welk medicijn nodig is: het inkomen van de armste 40% verhogen of dat van de rijkste 10% beperken? Onderzoek leert bovendien dat landen die erin slaagden de Palma-ratio te doen dalen, beter scoren voor de Millenniumdoelstellingen. Vergeleken met landen met een stijgende Palma-ratio gaan ze drie keer meer vooruit in de bestrijding van extreme armoede en honger, verminderen ze twee maal meer het aantal mensen zonder toegang tot drinkbaar water en hebben ze een derde meer succes in het bestrijden van kindersterfte.22 De focus op de rijkste 10% heeft ook nadelen. Op wereldschaal gaat dat nog altijd over 700 miljoen mensen, waartoe ook het grootste deel van de Westerse middenklasse behoort. Met een spaarrekening van om en bij de € 60 000 behoor je al tot de 10% rijkste mensen ter wereld.23 Daarom wordt de jongste jaren, onder invloed van onder meer Thomas Piketty, de focus meer gelegd op de absolute toplagen van de inkomensverdeling, de top 1% en zelfs 0.1%. Die absolute toplaag trekt trouwens een steeds groter deel van de koek naar zich toe, en niet alleen in de VS. Volgens de Europese Centrale Bank zou de top 1% in landen als Duitsland en Oostenrijk al meer dan 30% van de nationale rijkdom bezitten.24 Die cijfers onderschatten vaak nog de realiteit vermits grote delen van de rijkdom van de top 1% verstopt zitten in ondoorzichtige offshore structuren. 22 Ibid. 23 Credit Suisse (2014), Global Wealth Report, https://publications. credit-suisse.com/tasks/render/file/?fileID=60931FDE-A2D2-F568B041B58C5EA591A4 Op de website van het Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck staat een handige module waarmee je kan zien waar je je bevindt binnen de Belgische inkomensverdeling: http://www.centrumvoorsociaalbeleid.be/inkomensverdeling/ 24 Vermeulen, P. (2014), How fat is the top tail of the wealth distribution?, ECB Working Papers 1692, http://www.ecb.europa.eu/pub/pdf/scpwps/ecbwp1692.pdf
Hoofdstuk 3: Beleid voor een wereld in evenwicht Ongelijkheid is geen natuurwet, maar het gevolg van keuzes die overheden en andere maatschappelijke spelers maken. Dat bedoelt ook James Galbraith wanneer hij zegt dat ongelijkheid ‘net zoals de bloeddruk onder controle kan gebracht worden’. Er zit bijzonder veel waarheid in die vergelijking want net zoals een verhoogde bloeddruk is ook ongelijkheid een ‘silent killer’ die het maatschappelijke weefsel aantast. Voor 11.11.11 is (on)gelijkheid een politieke keuze. Onze politici moeten daarom keuzes maken die ongelijkheid zowel op internationaal als nationaal niveau aanpakken.
Ambitieuze, mondiale doelstellingen Momenteel lopen de onderhandelingen over een opvolgkader voor de Millenniumdoelstellingen, die in 2015 aflopen. De wereld staat voor de uitdaging om de ‘oude’ ontwikkelingsagenda voor armoedebestrijding te verruimen tot een inclusieve agenda die zowel de ecologische, economische als sociale pijlers van duurzame ontwikkeling omvat. De strijd tegen ongelijkheid moet een cruciale pijler zijn van deze nieuwe ‘duurzame ontwikkelingsdoelen’. Dat moet op twee manieren:
2. Rode draad in alle doelen 11.11.11 ziet de strijd tegen ongelijkheid als rode draad in de formulering van alle doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. Meer gelijkheid versterkt de haalbaarheid van de andere doelen op het gebied van armoede, onderwijs, gezondheid, veiligheid, klimaatverandering, enzovoort. Bijzondere aandacht moet gaan naar doelstellingen die de inkomens van de basis van de piramide kunnen versterken: onderwijs en waardig en productief werk. De reductie van ongelijkheid moet ook de toetssteen zijn van nieuwe vormen van internationale samenwerking, die noodzakelijk zijn voor structurele veranderingen zoals meer evenwichtige handelsrelaties en een stabiel en inclusief financieel systeem.
1. Een doel op zich In opvolging van de Rio+20 conferentie werd afgesproken dat de “future goals should be action oriented, concise, easy to communicate, limited in number, aspirational, global in nature, universally applicable to all countries.”25 Een afzonderlijk doel om ongelijkheid aan te pakken is bij uitstek actiegericht. Het vergt immers concrete maatregelen op internationaal en nationaal vlak voor progressieve en effectieve belastingsystemen, voor de aanpak van kapitaalvlucht via belastingparadijzen en voor migratie en handel. 11.11.11 steunt het voorstel van Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz voor een ambitieuze doelstelling. Stiglitz stelt voor om extreme inkomensongelijkheid te beperken, zodat het inkomen na belasting van de top 10% niet groter is dan het inkomen na transfers van de armste 40%. Daarenboven moeten landen publieke commissies oprichten die de effecten van nationale ongelijkheid evalueren en daarover rapporteren.26 Dit voorstel gaat verder dan het voorstel van de intergouvernementele ‘working group’ van de Algemene Vergadering van de VN. Dat voorstel biedt onvoldoende garanties om ongelijkheid aan te pakken omdat het blind is voor de top van de piramide.27 25 The Future We Want, A/RES/66/288, §247. 26 Doyle, M.W. & Stiglitz, J.E. (2014), ‘Eliminating extreme inequality: a sustainable development goal 2015-2030’, in: Ethics and International Affairs, March 20th. 27 ‘by 2030 progressively achieve and sustain income growth of the bottom 40% of the population at a rate higher than the national average’. In: Open Working Group on Sustainable Development Goals,
© We are the 99%
Concrete actie: drie fundamentele shifts Hoe kunnen we dergelijke ambitieuze, mondiale doelstellingen vertalen naar concrete acties, zowel internationaal als nationaal. 11.11.11 stelt drie fundamentele shifts voor die noodzakelijk zijn om ongelijkheid aan te pakken.
1. Een shift naar duurzame en inclusieve ontwikkeling Ongelijkheid is geen probleem dat we eenvoudigweg kunnen ‘ontgroeien’. In heel wat ontwikkelde landen kondigt zich een langere periode van lage groei aan, terwijl de sterke groei in heel wat ontwikkelingslanden zeer onevenwichtig wordt verdeeld. Om ongelijkheid Outcome Document, http://sustainabledevelopment.un.org/content/ documents/4518SDGs_FINAL_Proposal%20of%20OWG_19%20 July%20at%201320hrsver3.pdf
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
9
aan te pakken zijn niet alleen ‘groeibevorderende’ maar ook ‘herverdelende’ maatregelen een must. Inclusieve en duurzame ontwikkeling heeft dus groei nodig die evenwichtig is gespreid. Enkele noodzakelijke pistes om die spreiding te realiseren: •
Progressieve belastingsystemen versterken. Initiatieven die de capaciteit van ontwikkelingslanden inzake progressieve fiscaliteit, effectieve inning en beheer van de internationale dimensies van fiscaliteit versterken, kunnen daarbij helpen.
•
De internationale fiscale spelregels fundamenteel herdenken. Elk jaar verliezen ontwikkelingslanden $ 160 miljard aan belastinginkomsten, vooral door belastingontwijking van bedrijven die internationaal actief zijn.28 Ook in de Europese Unie bedraagt de belastingontwijking en –ontduiking 1000 miljard euro.29 Het zwaartepunt van de strijd tegen grensoverschrijdende belastingontwijking en –ontduiking ligt vandaag bij de OESO, dat in het kader van haar BEPS-actieplan ook multinationals viseert.30 Maar de ontwikkelingslanden, die de grootste slachtoffers zijn van de fiscale ‘race to the bottom’, zijn daarbij te weinig betrokken. De komende internationale conferentie rond financiering voor ontwikkeling in Addis Abeba, in juli volgend jaar, vormt een uitgelezen kans om daar stappen vooruit te zetten en te pleiten voor een meer inclusief samenwerkingsplatform in fiscale zaken.
•
De lasten verschuiven naar activiteiten die ongelijkheid in de hand werken. Daarbij valt te denken aan taksen op vermogens, op speculatie (het idee van de Financiële Transactietaks), op monopoliewinsten uit dominante machtspositie of inelastische inkomensbronnen zoals olie en andere minerale grondstoffen.
•
Een grondige hervorming van het financieel systeem met sterkere regulering, verhoogde transparantie en meer inclusief bestuur.
Duurzame en inclusieve groei betekent niet alleen een betere spreiding van de middelen. Duurzame groei moet ook de capaciteit voor toekomstige generaties om die middelen te genereren intact houden. Dat betekent dat de keuze van een land om groei inclusief te maken en ongelijkheid te reduceren moet losgekoppeld worden van het stijgend gebruik van primaire grondstoffen en de milieu-impact van productie en consumptie. Daarom zijn investeringen in koolstofarme technologieën broodnodig en moeten de mogelijkheden van innovatieve financieringsmechanismen, zoals 28 Christian Aid, Death and taxes. The true tool of tax dodging, http:// www.christianaid.org.uk/images/deathandtaxes.pdf 29 http://ec.europa.eu/taxation_customs/taxation/tax_fraud_evasion/ index_en.htm 30 BEPS staat voor ‘Base Erosion en Profit Shifting’ en wil de meest voorkomende mechanismen aanpakken waardoor multinationale ondernemingen aan belastingen ontsnappen. Het gaat vooral over misbruik van de verschillen tussen nationale belastingsystemen en het doorschuiven van winsten naar belastingparadijzen waar geen of weinig belasting moet betaald worden.
een CO2-taks, verder verkend worden. Daarbij kunnen we lessen trekken uit het Europees systeem van emissierechten.
2. Een shift naar waardig werk en volwaardige sociale bescherming Werkloosheid en gebrekkige arbeidsbescherming bestendigen ongelijkheid. Ook James Galbraith pleit voor jobcreatie en een versterking van de lonen als wapen tegen groeiende ongelijkheid. Productieve tewerkstelling en waardig werk zijn sleutels in de strijd tegen ongelijkheid. Overheden moeten dan ook werk maken van de volledige uitvoering van de waardig werkagenda van de Internationale Arbeidsorganisatie. Die
© We are the 99%
agenda steunt op vier strategische zuilen: jobcreatie, bescherming van arbeidsrechten, sociale bescherming en een versterkte sociale dialoog. Sociale bescherming is een universeel basisrecht en onderdeel van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Toch beschikt 73% of vijf miljard mensen niet over een volwaardige sociale bescherming.31 De meesten daarvan leven in armoede, behoren tot de ‘working poor’ of zijn actief in de informele sector in ontwikkelingslanden. Zowel nationale als internationale overheden moeten het recht op sociale bescherming in hun wetgeving en normatieve kaders verankeren. Samen met de relevante en representatieve sociale actoren moet elke overheid een globaal beleid van sociale bescherming bepalen en realiseren. Volwaardige sociale bescherming herverdeelt rijkdom binnen de samenleving en voorkomt dat ongelijkheid groeit door gebeurtenissen tijdens het leven of economische risico’s. Overheden moeten de financiering van systemen van sociale bescherming garanderen. Daarom is een actief loon- en inkomensbeleid noodzakelijk dat aan iedereen een waardig inkomen verzekert en toelaat om belastingen en/of sociale bijdragen te innen. Bijkomend zijn ook aanvullende internationale financieringsmechanismen wenselijk, die onder meer kunnen bestaan uit een mondiaal fonds voor sociale bescherming. 31 IAO, World Social Protection Report 2014
10
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
3. Een shift naar een beleid gebaseerd op mensenrechten Een beleid voor duurzame en inclusieve ontwikkeling dat ongelijkheid aanpakt, moet ook de mensenrechten respecteren en actief promoten en een mensenrechtenbenadering hanteren. Ongelijkheid bestrijden kan immers alleen mits voldoende verantwoording, transparantie, gebruik van juridisch afdwingbare instrumenten, maar vooral ook participatie van alle groepen, ook kwetsbare groepen, aan het beleid. Zowel hier als in het Zuiden.
het beleid en het respect voor publieke vrijheden. Er moet een geschikt klimaat zijn, een ‘enabling environment’, om een inclusief publiek debat te voeren over ongelijkheid, haar maatschappelijke gevolgen en de maatregelen om hier iets aan te doen. Deze verantwoordelijkheid om genoeg politieke ruimte te creëren ligt vooral bij de nationale overheid, maar ook internationale actoren zoals België kunnen hieraan bijdragen, langs haar ontwikkelingssamenwerking en diplomatieke kanalen.
Alle individuen moeten voldoende ‘empowered’ worden om deel te nemen aan het publieke debat over ongelijkheid. Dit vereist dat die individuen hun rechten kennen, maar vooral ook dat overheden hun plichten kennen op vlak van participatie van hun burgers aan
© REUTERS/Danish Siddiqu
(On)gelijkheid: niets aan te doen?
11
11.11.11 vzw Vlasfabriekstraat 11 - 1060 Brussel www.11.be
CONTACT Jan Van De Poel Beleidsmedewerker fiscaliteit & private sector
[email protected] Tel. +32 (0)2 536 11 74