Onderzoeksrapport naar de juridische mogelijkheden van het verharden van een weg
Renee Heerkens 9962868 Evelien van Hout 9962684 Joyce Matthijssen 9962862 U-R2HT Beroepsproduct K4 Docent: Kim Teeuwen Tilburg, juni 2007
Onderzoeksrapport naar de juridische mogelijkheden van het verharden van een weg
Renee Heerkens 9962868 Evelien van Hout 9962684 Joyce Matthijssen 9962862 U-R2HT Beroepsproduct K4 Docent: Kim Teeuwen Opdrachtgeefster: Mevrouw Hendrikx Tilburg, juni 2007
1
Voorwoord De aanleiding voor dit rapport is de opdracht die ons is gegeven in de K4 van de opleiding HBO-Rechten. Hiervoor zijn wij op zoek gegaan naar een gemeenteraadslid. Dit gemeenteraadslid heeft gefungeerd als opdrachtgeefster en heeft ons de benodigde informatie verstrekt. Hiervoor willen wij mevrouw Hendrikx vriendelijk bedanken. Renee Heerkens Evelien van Hout Joyce Matthijssen Tilburg, juni 2007
2
Inhoudsopgave Samenvatting Afkortingenlijst 1.
Inleiding
7
2. 2.1 2.2 2.3
Probleembeschrijving De gemeente Hilvarenbeek 6 Kernen Belang Gemeentekwestie
8 8 8 8
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Onderzoeksopdracht Doelstelling Vraagstelling Toelichting doelstelling en vraagstelling Onderzoeksvragen Begrenzing
10 10 10 10 10 10
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Onderzoeksopzet Onderwerp Plaats Eenheden Tijd Soort van onderzoek Methoden van onderzoek Middelen Verwerking van de gegevens Betrouwbaarheid Validiteit
11 11 11 11 12 12 12 13 13 13 14
5.
Gevonden gegevens
15
6. 6.1 6.2
Habitat-richtlijn Definities en doel Instandhouding van de natuurlijke habitats
16 16 16
7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7. 6
Natuurbeschermingswet 1998 Definities Gedeputeerde Staten Aanwijzing van Habitat-gebieden Vergunning Vergunning verlening Beroep
17 17 17 17 17 18 18
8. 8.1 8.2
Streekplan Regionale natuur- en landschapseenheden Bescherming van de regionale natuur- en landschapseenheden 8.2.1 Zwaarwegende maatschappelijke belangen 8.2.2 Alternatieven 8.2.3 Compensatie 8.3 Afwijking van het streekplan
19 19 19 19 20 20 20
3
9. 9.1 9.2 9.3 9.3.1 9.3.2 9.3.3
Bestemmingsplan Bestemmingsplan Hilvarenbeek Definities Bestemming Artikel 11 Wet RO ‘Reconstructie’ in de zin van de Wet geluidhinder Procedurebepaling artikel 24 Bestemmingsplan Buitengebied
22 22 22 22 22 23
10.
Roovertsedijk
24
11. 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5 11.6
Conclusie Habitat-richtlijn Natuurbeschermingswet 1998 Streekplan Bestemmingsplan Roovertsedijk Eindconclusie
25 25 25 26 27 27 27
23
Reflectie
28
Literatuurlijst
29
4
Samenvatting De Habitat-richtlijn bepaalt dat als de gemeente Hilvarenbeek een weg wil verharden die niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten veelbetekende gevolgen voor het gebied kan hebben, zij een passende beoordeling moet maken van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen1 van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied2, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor het verharden van de weg nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.3 De gemeente is niet gemachtigd om zonder een vergunning, op grond van de Natuurbeschermingswet 1998, van Gedeputeerde Staten of van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een weg te verharden die de kwaliteit van de Habitat-gebieden kan verslechteren of een verstorend effect kan hebben.4 Aan het verlenen van deze vergunning is een procedure verbonden. Volgens het streekplan moeten de regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE) groen en landelijk blijven. Het beleid voor de RNLE is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische (landschaps)waarden, recreatie met een groen karakter en een bij de schaal en de aard van het gebied passende landbouw.5 Binnen een RNLE is uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag6 dan ook uitgesloten. Een uitzondering op deze regel is echter de fysieke (van onverhard naar verhard) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur. Wil de gemeente gebruik maken van deze uitzondering dan zal zij de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb moeten volgen. Een onverharde weg valt onder de bestemming infrastructuur.7 Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg onverhard’ te wijzigen in de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg verhard’ ten behoeve van de verharding van een dergelijke weg. Bij het wijzigen van een bestemming moeten zij bepaalde regels in acht nemen. De Roovertsedijk in de gemeente Hilvarenbeek is een onverharde weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. Binnen dit onderzoek is moeilijk aan te geven of deze weg verhard kan worden. Het is in beginsel juridisch mogelijk om een onverharde weg binnen een RNLE-gebied en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is, te verharden. Of de weg daadwerkelijk verhard kan worden, hangt van diverse factoren af. Per situatie moet dus bekeken worden of een weg verhard kan worden.
1
Instandhoudingsdoelstelling: de doelstelling ten aanzien van de instandhouding van habitats. Doelstellingen kunnen betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van habitats. 2 Gebied: een geografisch bepaalde zone, waarvan de oppervlakte duidelijk is afgebakend. 3 Art. 6 lid 3 Habitat-richtlijn 4 Art. 19d Nbw 5 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 87-88 6 Uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag: uitbreiding van steden en dorpen, de aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen en de aanleg en (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur 7 Art. 18.1.1 Bestemmingsplan Buitengebied Hilvarenbeek
5
Afkortingenlijst 6KB Art. Artt. Awb Nbw RNLE(-gebied) Wet RO
6 Kernen Belang Artikel Artikelen Algemene wet bestuursrecht Natuurbeschermingswet 1998 Regionaal natuur- en landschapseenheid gebied Wet op de ruimtelijke ordening
6
1. Inleiding Op dit moment doet de Roovertsedijk, die in een beschermd natuurgebied ligt, veel stof opwaaien in de gemeente Hilvarenbeek. De partijen Gemeenschapslijst en CDA willen deze onverharde weg laten verharden terwijl 6 Kernen Belang, PvdA en VVD het daar niet mee eens zijn. Deze laatste drie partijen staan voor het behoud van de natuur. Deze situatie heeft geleid tot de opdracht om onderzoek te doen naar de juridische mogelijkheden tot het verharden van (land)wegen. Het resultaat van dit onderzoek is dat de gemeente Hilvarenbeek op de hoogte is van de juridische mogelijkheden die er zijn met betrekking tot wegverharding. Dit rapport is opgesteld met behulp van verschillende documenten zoals wetten, richtlijnen en plannen. Deze documenten hebben voor dit onderzoek de benodigde informatie verschaft. Als eerst wordt in het rapport de Habitat-richtlijn besproken. Hierna komt de Natuurbeschermingswet 1998 aan bod. Omdat het streekplan een rol speelt bij het verharden van wegen, wordt ook hier aandacht aan besteed. Aangezien onverharde wegen behalve in het streekplan ook worden opgenomen in het bestemmingsplan, wordt ook hier dieper op ingegaan. Ten slotte wordt de Roovertsedijk besproken. In dit rapport worden geen aanbevelingen gedaan omdat de vraagstelling van dit onderzoek zich daar niet voor leent. Het onderzoeksteam is niet verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van het onderzoek.
7
2. Probleembeschrijving 2.1 De gemeente Hilvarenbeek De gemeente Hilvarenbeek telt ruim 15.000 inwoners en bestaat uit de dorpskernen Hilvarenbeek, Diessen, Esbeek, Haghorst, Biest-Houtakker en Baarschot. Hilvarenbeek is een groen dorp gelegen tussen de stad Tilburg en de Belgische grens. Het landschap bestaat veelal uit bossen waarin onder andere fiets- en wandelgebieden zijn gelegen.8 2.2 6 Kernen Belang De politieke partij waartoe de opdrachtgeefster, mevrouw Hendrikx, behoort, is 6 Kernen Belang (6KB). Deze partij is eind 2001 ontstaan doordat de Algemene Diessense Belangenpartij (ADB) en Dorpenbelang zijn samengegaan. 6KB is een echte dorpspartij, zij heeft geen binding met een landelijke partij of stroming. Hierdoor kan zij opkomen voor de plaatselijke belangen van alle kernen van de gemeente. Deze partij staat voor een ieder open en haar doel is om op een open wijze politiek te bedrijven.9 2.3 Gemeentekwestie In de gemeente Hilvarenbeek zijn nog vele onverharde wegen gesitueerd. Deze zijn veelal gelegen temidden van de verschillende natuurgebieden. Verschillende partijen in de gemeenteraad vragen zich af of deze wegen verhard mogen worden. 6KB is echter mordicus tegen het verharden van onverharde wegen die temidden van een natuurgebied liggen en daarom wil zij graag weten of het überhaupt juridisch wel mogelijk is om zo’n weg te verharden. Een van de onverharde wegen waar de gemeenteraad zich nu over buigt is de Roovertsedijk. Een aantal partijen in de gemeente zou deze weg graag verhard zien. Dit omdat de Roovertsedijk de meest logische en kortste verbinding naar de buurgemeente in België, Poppel, is. Daarnaast is het niet meer van deze tijd om over onverharde wegen te reizen. Bovendien ondervinden veel wandelaars en fietsers last van het opwaaiende stof door passerende voertuigen. De Roovertsedijk is gelegen in een regionaal natuur- en landschapseenheid gebied (hierna te noemen RNLE). Een RNLE omvat de meest waardevolle landschappen en natuurgebieden van Noord-Brabant. Alle RNLE-gebieden samen vormen een provinciale groenstructuur. Via ecologisch-recreatieve zones zijn de verschillende RNLE-gebieden aan elkaar geschakeld. Deze gebieden vormen als het ware de groene tegenhangers van de stedelijke regio’s.10 De bepalingen over RNLE-gebieden zijn opgenomen in het streekplan van Noord-Brabant. Daarnaast is ook de Habitat-richtlijn van toepassing op de Roovertsedijk. Deze richtlijn is opgesteld door de Europese raad en heeft als doel het vormen van een coherent Europees ecologisch netwerk van speciale beschermingszones. Dit netwerk wordt Natura 2000 genoemd. Het netwerk bestaat uit gebieden met natuurlijke habitats11 en uit gebieden met habitats van soorten12. De verschillende natuurlijke habitats worden genoemd in bijlage I van de habitat-richtlijn. De habitats van soorten worden genoemd in bijlage 2 van de Habitatrichtlijn. In de Natuurbeschermingswet 1998 wordt de Habitat-richtlijn uitgewerkt.13 8
Gemeente Hilvarenbeek, ‘Toeristisch Hilvarenbeek’,
, 21 mei 2007 9 6 Kernen Belang, ‘Profiel’ en ‘Programma’, <www.6kb.nl>, 21 mei 2007 10 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002-2020’, , 21 mei 2007 11 Art 1 sub b Habitat-richtlijn. Natuurlijke habitat: land- of waterzones met bijzondere geografische, abiotische en biotische kenmerken, en die zowel geheel natuurlijk als halfnatuurlijk kunnen zijn. 12 Art. 1 sub f Habitat-richtlijn. Habitat van een soort: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. 13 D. van der Meijden, Milieurecht in de praktijk, Groningen: Wolters-Noordhoff bv 2006, p. 235
8
De Roovertsedijk is opgenomen in het bestemmingsplan van de gemeente Hilvarenbeek. Hierin heeft de Roovertsedijk de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg onverhard’. De vraag van de opdrachtgeefster aan ons is of het juridisch mogelijk is om de Roovertsedijk te verharden en indien mogelijk, welke procedures de gemeente hiervoor zal moeten doorlopen.
9
3. Onderzoeksopdracht 3.1 Doelstelling Voor acht juni 2007 wordt er een beleidsnotitie opgesteld voor de gemeente Hilvarenbeek, waarin advies wordt gegeven over de juridische mogelijkheden tot het verharden van een onverharde weg binnen de gemeente Hilvarenbeek, in het bijzonder de Roovertsedijk, die binnen een RNLE-gebied is gelegen en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. 3.2 Vraagstelling Welke juridische mogelijkheden zijn er om een onverharde weg binnen de gemeente Hilvarenbeek, in het bijzonder de Roovertsedijk, die binnen een RNLE-gebied gelegen is en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is, te verharden? 3.3 Toelichting doelstelling en vraagstelling De vraag van de opdrachtgeefster is of er juridische mogelijkheden zijn om de Roovertsedijk te verharden. In dit onderzoek wordt het wat algemener aangepakt, zodat de gemeente in de toekomst dit onderzoek ook kan gebruiken voor andere onverharde wegen. In de conclusie wordt wel aangegeven of dat het juridisch mogelijk is om de Roovertsedijk te verharden. 3.4 Onderzoeksvragen - Welke artikelen uit de Habitat-richtlijn zijn van toepassing op het verharden van een weg? - Welke artikelen uit de Natuurbeschermingswet 1998 zijn van toepassing op het verharden van een weg? - Wat staat er in het streekplan van Noord-Brabant dat van toepassing kan zijn op het verharden van een weg? - Welke artikelen uit het Bestemmingsplan Buitengebied zijn van toepassing op het verharden van een weg? 3.5 Begrenzing Indien er juridische mogelijkheden zijn tot het verharden van een weg, dan is het projectteam niet verantwoordelijk voor het uitvoeren van die juridische mogelijkheden.
10
4. Onderzoeksopzet Voordat het onderzoek aanvangt moet helder zijn op welke manier het onderzoek uitgevoerd zal worden. 4.1 Onderwerp Het onderzoek betreft het vinden van de juridische mogelijkheden tot het verharden van een onverharde weg binnen de gemeente Hilvarenbeek, in het bijzonder de Roovertsedijk, die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. 4.2 Plaats Het onderzoek vindt plaats in Hilvarenbeek. 4.3 Eenheden Er zijn drie soorten onderzoekseenheden, namelijk: een situatie/locatie, een groep en een individu. Een situatie/locatie bestaat uit een geheel van omstandigheden waarin zich een bepaald verschijnsel voordoet. De locatie is hierbij de plek waar een bepaalde situatie zich afspeelt. Een situatie/locatie is een abstract iets. Daarom is het belangrijk om vast te stellen welke elementen je aan een situatie/locatie kunt onderscheiden. De situatie/locatie die wordt onderzocht, kan het beste worden beschreven aan de hand van de volgende vragen: - Wie? De personen die handelen. Oftewel: Welke personen kun je tegen komen in de situatie/locatie? - Wat? Welke handelingen worden er verricht bij de situatie/locatie? - Waar? Op welke plaatsen worden deze handelingen verricht? - Wanneer? Op welk tijdstip en tijdens welke periode worden deze handelingen verricht? - Welke voorwerpen? Dit zijn de gehanteerde/geproduceerde objecten of producten die kenmerkend zijn voor de situatie/locatie.14 Bij een groep gaat het om interactie- en communicatieprocessen tussen leden van een groep. Een groep die wordt onderzocht, kan het beste worden beschreven aan de hand van een aantal vragen: - Wie? Wie zijn de groepsleden? Wie betrek je in het onderzoek en waarom? - Wat? Wat is de functie van de groep? - Waar? Waar vinden de groepsactiviteiten plaats? - Wanneer? Wanneer vinden de groepsactiviteiten plaats?15 Er wordt van een ‘respondent’ gesproken wanneer de onderzoekseenheid een individu is. Er is sprake van een respondent wanneer iemand wordt geïnterviewd of geobserveerd met als doel informatie over die persoon zelf of over zijn situatie te verkrijgen. Bij een respondent worden de volgende vragen gesteld: - Wie? Wie wordt of worden de respondenten? - Wat? Wat doen deze respondenten? - Waar? Waar bevinden zij zich?16 Een situatie/locatie is in dit onderzoek de onderzoekseenheid. In dit onderzoek wordt namelijk een geheel van omstandigheden (de onverharde weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is) onderzocht, waarbij zich een situatie 14
D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 144-146 15 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 147-149 16 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 150-151
11
(het verharden van de weg) afspeelt. De personen die een rol kunnen spelen tijdens dit onderzoek zijn de gemeente Hilvarenbeek, omwonenden van een onverharde weg, andere belanghebbende burgers en de provincie. 4.4 Tijd Wat Begin Eind Duur Probleembeschrijving 16 april 2007 9 mei 2007 - Doelstelling 16 april 2007 9 mei 2007 - Vraagstellling - Onderzoeksvragen Onderzoeksopzet 16 april 2007 9 mei 2007 Onderzoek doen 9 mei 2007 30 mei 2007 - Conclusie 30 mei 2007 3 juni 2007 - Aanbevelingen Onderzoeksrapport 3 juni 2007 7 juni 2007 samenstellen en beleidsnotitie schrijven Onderzoeksrapport 7 juni 2007 7 juni 2007 voor inleveren 12.00 uur Beleidsnotitie, 14 juni 2007 14 juni 2007 voor burgerversie, 12.00 uur reflectie inleveren
24 dagen 24 dagen 24 dagen 23 dagen 5 dagen 5 dagen
1 dag 1 dag
4.5 Soort van onderzoek Er bestaat beschrijvend, explorerend en toetsend onderzoek. Bij beschrijvend onderzoek worden de aard of kenmerken van onderzoekverschijnselen beschreven of benoemd en meestal ook geïnventariseerd of gecategoriseerd. In beschrijvend onderzoek kunnen ook nadrukkelijk de meningen en gezichtspunten van de betrokkenen worden beschreven.17 Explorerend onderzoek is gericht op de ontwikkeling van begrippen, hypothesen en/of een theorie. Exploratie kan ook de verdere ontwikkeling of invulling van begrippen inhouden. Eveneens kan de exploratie betrekking hebben op het zoeken naar mogelijke verbanden tussen begrippen.18 Bij toetsend onderzoek is er al een theorie, begrip of hypothese aanwezig en wordt er nagegaan of deze van toepassing is op de onderzoekssituatie. Dit wordt ook wel empirische toetsing genoemd.19 In dit onderzoek is er sprake van een toetsend onderzoek. Dit omdat het verharden van een onverharde weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is, getoetst zal worden aan de wetgeving en richtlijnen die hierop van toepassing zijn. 4.6 Methoden van onderzoek Een onderzoek bestaat uit deskresearch, fieldresearch of een combinatie van beide. Terwijl er bij deskresearch gebruik wordt gemaakt van bestaande gegevens, gaat de onderzoeker 17
D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 93-94 18 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 90-91 19 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 101-103
12
bij fieldresearch zelf op zoek naar de gegevens die hij nodig denkt te hebben door middel van een interview of observatie. Dit onderzoek bestaat uit deskresearch. Dit omdat de vraagstelling beantwoord kan worden aan de hand van bestaande gegevens. Een interview leent zich niet voor dit onderzoek, omdat er geen onderzoek gedaan wordt naar meningen, attitudes, kennis en gevoelens van een of meerdere personen. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van een observatie, omdat er geen onderzoek wordt gedaan naar gedrag.20 4.7 Middelen Tijdens dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van verschillende middelen. Ten eerste wordt het internet gebruikt. De sites die gebruikt zullen worden zijn sites van de centrale overheid en van de decentrale overheden. Deze sites zijn betrouwbaar, omdat alleen de overheden deze aan kunnen passen. Ook zullen deze sites altijd up-to-date zijn. De informatie die gezocht wordt op deze sites zal bestaan uit wetten, richtlijnen, streekplannen en bestemmingsplannen. Een nadeel van deze sites kan wel zijn dat de informatie die wordt gezocht niet snel te vinden is, omdat sites van een overheid vaak omvangrijk zijn. Het volgende middel zijn de wettenbundels van Kluwer van het jaar 2006-2007. In deze bundels staat de huidige wetgeving en zijn daarom betrouwbaar. Nadeel van deze bundels is wel dat niet alle wetten die nodig zijn om de vraagstelling op te lossen, in deze bundels staan. Dit is echter geen probleem, omdat alle huidige wetgeving te vinden is op het internet. Een ander middel dat wordt gebruikt, is literatuur. De literatuur die gebruikt zal worden is de literatuur die door de Juridische Hogeschool Avans-Fontys wordt voorgeschreven voor de opleiding HBO-Rechten. Deze literatuur is recent en daardoor betrouwbaar. Een nadeel van literatuur is dat niet alle schrijvers het met elkaar eens kunnen zijn. Daarom worden er in dit onderzoek geen meningen overgenomen van schrijvers. 4.8 Verwerking van de gegevens De bestaande gegevens die worden gebruikt in dit onderzoek worden uitgeschreven in het tekstverwerkingsprogramma Word. Vaak zullen deze documenten al volledig zijn uitgetypt omdat ze digitaal te verkrijgen zijn via internet. Wanneer dit is gebeurd, wordt de tekst die niet relevant is voor het beantwoorden van de vraagstelling geschrapt. Hierbij wordt er ook op gelet dat er geen meningen of emoties in de tekst blijven staan. Of informatie relevant is of niet wordt bepaald aan de hand van de deelvragen. Draagt de informatie bij aan het antwoord op een van de deelvragen, dan wordt die informatie bewaard, doet het dit niet dan wordt de informatie verwijderd.21 De gevonden antwoorden op de deelvragen zullen aan elkaar worden gekoppeld, waardoor er een antwoord ontstaat op de vraagstelling. 4.9 Betrouwbaarheid Betrouwbaarheid bij kwantitatief onderzoek houdt in dat een derde het onderzoek precies zo over moet kunnen doen om te kijken of hij/zij dezelfde resultaten krijgt. Wel moet bij kwantitatief onderzoek duidelijk zijn waar de onderzoeksconclusies op gebaseerd zijn. Deze moeten controleerbaar en inzichtelijk zijn.22 In dit onderzoek wordt er van alle gebruikte 20
D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 191 21 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 302 22 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 193
13
informatie een voetnoot gemaakt, waardoor de onderzoeksresultaten controleerbaar en inzichtelijk worden. Bij kwantitatief onderzoek speelt de nauwkeurigheid van een instrument bij de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten een belangrijke rol. Binnen dit onderzoek vormen de onderzoekers zelf het belangrijkste instrument. Om de betrouwbaarheid van dit onderzoek te vergroten is het dan ook belangrijk dat de onderzoekers hun mogelijke vooroordelen van tevoren uitschrijven. Hierdoor komen de verschillende onderzoekers achter hun ‘gekleurde visies’ en kunnen zij hiermee rekening houden. De betrouwbaarheid van dit onderzoek wordt ook vergroot doordat dit onderzoek door meerdere personen wordt uitgevoerd. Dit voorkomt vooroordelen en een eenzijdige benadering. Verder wordt er tijdens dit onderzoek op meerdere momenten naar eerder verzamelde gegevens gekeken, omdat er niet op ieder moment op dezelfde manier ergens tegenaan wordt gekeken.23 4.10 Validiteit Validiteit heeft te maken met de juistheid van de onderzoeksbevindingen. Het gaat hierbij om de vraag in hoeverre de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen van datgene wat zich feitelijk in de praktijk afspeelt. Eenvoudiger gezegd gaat het om de vraag: ‘Is er gemeten wat de onderzoeker wilde weten?’. De validiteit wordt niet alleen bepaald door de manier waarop gegevens worden verzameld, maar ook door de plekken waar en de tijdstippen waarop dit gebeurt.24 De interne validiteit wordt bepaald door de mate waarin de gekozen opzet passende en adequaat is. De externe validiteit heeft betrekking op de eventuele generalisatie van je resultaten naar andere vergelijkbare onderzoekseenheden. Naarmate de onderzoekssituatie meer lijkt op de bestaande situatie, kunnen de resultaten meer van toepassing worden geacht op andere min of meer vergelijkbare situaties.25 Doordat de doelstelling en vraagstelling van dit onderzoek overeenstemmen, wordt er gericht naar informatie gezocht. Verder zijn er goede afspraken gemaakt met de opdrachtgeefster, waardoor er geen onduidelijkheden bestaan over hetgeen zij van ons verwacht. De bestaande situatie wordt tijdens dit onderzoek niet verstoord, omdat de onderzoekers onafhankelijk van de opdrachtgeefster onderzoeken en omdat er verder niemand binnen de gemeenteraad van Hilvarenbeek benaderd wordt. Hierdoor kunnen de resultaten uit dit onderzoek van toepassing zijn op vergelijkbare situaties.
23
D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 194-195 24 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 197-198 25 D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005, p. 200
14
5. Gevonden gegevens Habitat-richtlijn Deze EU-richtlijn is gebruikt omdat de onverharde wegen waarnaar onderzoek is gedaan, binnen een Habitat-gebied gelegen zijn. In deze richtlijn zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot de Habitat-gebieden en daarom wordt deze richtlijn besproken. Natuurbeschermingswet 1998 De Habitat-richtlijn moest verwerkt worden in een nationale wet, dit is de huidige Natuurbeschermingswet 1998. Deze wet is specifieker dan de Habitat-richtlijn en is daarom bruikbaar voor dit onderzoek. Ook bepaalt deze wet of er uitzonderingen gemaakt mogen worden op de wettelijke regels met betrekking tot beschermde natuurgebieden zoals de Habitat-gebieden. Streekplan Noord-Brabant Regionale natuur- en landschapseenheden zijn opgenomen in het streekplan. Dit plan omvat enkele bepalingen omtrent deze eenheden. Daarom is het van belang om dit plan te betrekken in het onderzoek. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan bepaalt onder andere de bestemmingen van de verschillende soorten infrastructuur. Ook bepaalt zij of deze bestemmingen gewijzigd mogen worden. Daarom is het belangrijk om het bestemmingsplan nader te bekijken.
15
6. Habitat-richtlijn In de probleembeschrijving is uitgelegd wat de Habitat-richtlijn inhoud. Voordat er gekeken kan worden naar de juridische mogelijkheden tot het verharden van een weg is het belangrijk om te weten welke artikelen uit de verschillende richtlijnen en wetgeving van toepassing zijn. Daarom wordt er verder ingegaan op de artikelen uit de Habitat-richtlijn. De artikelen van de Habitat-richtlijn die niet worden behandeld, zijn niet van toepassing op het verharden van een weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. 6.1 Definities en doel In art. 1 van de Habitat-richtlijn worden er verschillende definities gegeven van begrippen die in de richtlijn voor komen. Deze definities zijn van belang om de artikelen uit deze richtlijn te begrijpen. Het belangrijkste begrip met betrekking tot onverharde wegen uit de richtlijn is het begrip ‘natuurlijke habitats’. Onder natuurlijke habitats wordt verstaan: ‘land- of waterzones met bijzondere gegografische, abiotische en biotische kenmerken, en die zowel geheel natuurlijk als halfnatuurlijk kunnen zijn’26. Het doel van de richtlijn wordt uiteengezet in art. 2. De Habitat-richtlijn heeft tot doel ‘bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna’27. Het doel maakt duidelijk wat er bereikt moet worden met deze richtlijn. Ook wordt in art. 2 beschreven wat de maatregelen beogen, die worden genomen op grond van de richtlijn. 6.2 Instandhouding van de natuurlijke habitats Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten veelbetekende gevolgen voor het gebied kan hebben, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen28 van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen29, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor dat plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.30 De Lid-Staten waarbinnen deze richtlijn geldt, moeten toezien op de staat van instandhouding van natuurlijke habitats, waarbij zij bijzondere aandacht schenken aan de prioritaire typen natuurlijke habitats31 en de prioritaire soorten32.33
26
Art. 1 sub b Habitat-richtlijn Art. 2 lid 1 Habitat-richtlijn 28 Instandhoudingsdoelstelling: de doelstelling ten aanzien van de instandhouding van habitats. Doelstellingen kunnen betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van habitats. 29 Gebied: een geografisch bepaalde zone, waarvan de oppervlakte duidelijk is afgebakend. 30 Art. 6 lid 3 Habitat-richtlijn 31 Prioritaire typen natuurlijke habitats: op een grondgebied voorkomende typen natuurlijk habitats die gevaar lopen te verdwijnen en voor welker instandhouding de Gemeenschap een bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun verspreidingsgebied op dit bedoelde grondgebied ligt. 32 Prioritaire soorten: soorten op een grondgebied voor welker instandhouding de Gemeenschap een bijzondere verantwoordelijkheid draagt omdat een belangrijk deel van hun verspreidingsgebied op dit bedoelde grondgebied ligt. 33 Art. 11 Habitat-richtlijn 27
16
7. Natuurbeschermingswet 1998 De Habitat-richtlijn is verwerkt in de Natuurbeschermingswet 1998 (in het vervolg te noemen Nbw). Het is daarom van belang om te onderzoeken welke artikelen uit deze wet van toepassing zijn binnen dit onderzoek. De artikelen uit de Nbw die niet worden behandeld, zijn niet van toepassing op het verharden van een weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. 7.1 Definities Net zoals bij de Habitat-richtlijn geeft art. 1 Natuurbeschermingswet definities van begrippen die voor komen in deze wet. Ook hier zijn deze definities nodig om de wettekst te begrijpen. 7.2 Gedeputeerde Staten Art. 2 Nbw geeft een aantal regels met betrekking tot de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten op grond van deze wet. De leden 3 t/m 5 van dit artikel geven beperkingen ten aanzien van het verlenen van vergunningen. Gedeputeerde Staten mogen op grond van deze leden niet beslissen op de aanvraag van een vergunning op grond van de Nbw, wanneer delen van het gebied waarop de vergunning van toepassing is, gelegen zijn binnen een andere provincie. Wanneer het gebied gedeeltelijk in de ene provincie ligt en gedeeltelijk in een andere provincie, moeten de Gedeputeerde Staten van beide provincies gezamenlijk een beslissing nemen op de aanvraag van een vergunning.34 7.3 Aanwijzing van Habitat-gebieden Art. 10a Nbw geldt voor het verharden van een weg. Hierin staat dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gebieden aanwijst ter uitvoering van de Habitatrichtlijn. Het aanwijzen van zo een gebied bevat de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. Dat wil zeggen dat er een zorgplicht op een gebied ligt om zoveel mogelijk de habitats in stand te houden. De genoemde instandhoudingsdoelstelling kan betrekking hebben op doelstellingen ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied. Het besluit van de Minister gaat samen met het opstellen van een kaart, waarop de begrenzing van het gebied nauwkeurig wordt aangegeven en toegelicht. 7.4 Vergunning Het is verboden om zonder een vergunning van Gedeputeerde Staten of van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, projecten of andere handelingen te realiseren die de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.35 Bij het verlenen van een vergunning moeten Gedeputeerde Staten rekening houden met de gevolgen die een project of handeling kan hebben op het Habitat-gebied.36 Ook moeten ze rekening houden met een vastgesteld beheersplan. In een beheersplan wordt beschreven welke maatregelen er worden getroffen om de instandhouding van de Habitat-gebieden te bewerkstelligen.37 Voordat de aanvraag van een vergunning wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, moet de aanvrager een passende beoordeling maken van de gevolgen voor het gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.38 Art. 19g Nwb bepaalt dat Gedeputeerde Staten pas een vergunning mogen verlenen wanneer ze zich ervan hebben verzekerd dat de natuurlijke kenmerken van het habitat34
Art. 2 Nbw Art. 19d Nbw 36 Art. 19e Nbw jo. art. 10a Nbw 37 Art. 19e Nbw jo. art 19a lid 1 Nbw 38 Art. 19f Nbw 35
17
gebied, waarvoor de vergunning is aangevraagd, niet zullen worden aangetast. Of dit zo is of niet baseren Gedeputeerde Staten op de passende beoordeling van de aanvrager. 7.5 Vergunning verlening De procedure om een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aan te vragen verloopt op de volgende manier. De aanvrager moet bij de aanvraag van de vergunning zijn belangen motiveren. Wanneer Gedeputeerde Staten of de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de aanvraag hebben ontvangen, wordt dit schriftelijk bevestigd aan de aanvrager.39 Op de vergunningsaanvraag moet binnen dertien weken na de datum van ontvangst worden beslist. Het orgaan dat tot de verlening van de vergunning bevoegd is, kan de termijn eenmaal met dertien weken verlengen. Deze verlening moet bekend worden gemaakt aan de aanvrager en aan de Burgemeester en Wethouders van de gemeente, waarin de handeling, waarvoor de vergunning wordt verlangd, zal geschieden. Wanneer de vergunning wordt verleend, moeten Gedeputeerde Staten of de Minister hiervan kennis geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze.40 Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden of de vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Een vergunning kan ook worden ingetrokken of gewijzigd indien: - De houder van de vergunning handelt in strijd met de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen. - De gegevens op grond waarvan de vergunning is verleend zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. - De vergunning in strijd met de wettelijke voorschriften is gegeven. - De omstandigheden sinds het tijdstip waarop de vergunning is verleend zodanig zijn gewijzigd, dat deze niet, niet zonder beperkingen of voorwaarden of slechts onder andere beperkingen of voorwaarden zou zijn verleend indien deze omstandigheden op het tijdstip waarop de vergunning is verleend zouden hebben bestaan. 41 Wanneer de Minister bevoegd is tot het verlenen van een vergunning zendt hij een afschrift van zowel het verzoek om een vergunning als van de ontvangstbevestiging aan Gedeputeerde Staten van de provincies en Burgemeester en Wethouders van de gemeenten, waarin de handeling, waarvoor de vergunning wordt verlangd, zal geschieden. Wanneer Gedeputeerde Staten echter bevoegd zijn tot verlening sturen zij een afschrift van beide stukken naar de Minister en naar de Burgemeester en Wethouders.42 De organen die niet de bevoegdheid hebben om de vergunning te verlenen, maar waar wel de afschriften naar toe zijn gestuurd, kunnen binnen acht weken na de op de ontvangstbevestiging vermelde datum bij het tot de verlening bevoegde orgaan hun zienswijze naar voren brengen.43 7. 6 Beroep Tegen een besluit op grond van de Nbw kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.44 Een belanghebbende is op grond van art. 1:2 Algemene wet bestuursrecht: ‘degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’.
39
Art. 41 Nbw Art. 42 Nbw 41 Art. 43 Nbw 42 Art. 44 lid 1 en 2 Nbw 43 Art. 44 lid 3 Nbw 44 Art. 39 Nbw 40
18
8. Streekplan In het streekplan wordt bepaald waar de regionale natuur- en landschapseenheden liggen en wat er met deze gebieden mag gebeuren. Daarom wordt het streekplan bekeken om na te gaan wat hiervan van toepassing is op een te verharden weg. Hetgeen wat niet behandeld wordt van het streekplan, is niet van toepassing op het verharden van een weg die binnen een RNLE ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. 8.1 Regionale natuur- en landschapseenheden RNLE zijn gebieden van ten minste enkele duizenden hectaren die voor ongeveer tweederde deel uit bos en natuur bestaan met daaromheen landbouwgronden. Door versterking van de onderliggende relaties tussen deze gebieden, kunnen ze zich op termijn ontwikkelen tot zelfstandige eenheden waar natuur, landschap en landbouw centraal staan. Deze gebieden moeten groen en landelijk blijven. Er zijn in Brabant in totaal twaalf RNLE. In een paar van deze gebieden liggen een of meer kleine stedelijke kernen. De meeste gebieden liggen echter buiten de stedelijke regio’s. De kern van RNLE bestaat uit een of meer ‘begeleid natuurlijke eenheden’. Dit zijn aaneengesloten natuur- en bosgebieden met een oppervlakte van ten minste 1.000 hectaren. Rondom de begeleid natuurlijke eenheden zijn kleine natuur- en landbouwgebieden als buffer opgenomen. Het beleid voor de RNLE is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische (landschaps)waarden, recreatie met een groen karakter en een bij de schaal en de aard van het gebied passende landbouw. Voor elke RNLE moet een visie en een uitvoeringsplan worden ontwikkeld, dat voorziet in een samenhangende inrichting en beheer.45 8.2 Bescherming van de regionale natuur- en landschapseenheden In een RNLE is uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag46 uitgesloten. Een uitzondering op deze regel is het aanleggen en de (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur. Hiervoor geldt dat er geen infrastructuur mag worden aangelegd of aangepast, tenzij daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen en pas nadat een onderzoek heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties zijn buiten de RNLE of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen. Wanneer er echt geen andere oplossingen zijn, moet er worden verzekerd dat de aantasting van de natuur tot een minimum wordt beperkt en wordt gecompenseerd.47 8.2.1 Zwaarwegende maatschappelijke belangen Openbare belangen zijn in ieder geval zwaarwegende maatschappelijke belangen. Ook veiligheids-, volksgezondheids- en wezenlijke milieubelangen zijn zwaarwegend. Belangen die worden gediend door de aanleg van (inter)nationale, provinciale en regionale infrastructuur zijn eveneens zwaarwegend, indien nut en noodzaak daarvan zijn komen vast te staan. Sociale en economische belangen kunnen zwaarwegend zijn. Louter financiële belangen van een overheidslichaam zijn in het algemeen niet als een zwaarwegend maatschappelijk belang te beschouwen.48
45
Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 87-88 Uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag: uitbreiding van steden en dorpen, de aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen en de aanleg en (fysieke) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur 47 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 104 48 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 105 46
19
8.2.2 Alternatieven Er mag niet te snel worden aangenomen dat alternatieve locaties of oplossingen ontbreken. Hierbij gelden de volgende beleidslijnen: - Bij het zoeken van alternatieve locaties moet over de gemeentegrenzen heen worden gekeken. - Een alternatieve locatie moet ongeveer dezelfde functie kunnen vervullen, maar enig functieverlies kan geen reden zijn om het alternatief als niet-realistisch aan te merken. - Het enkele gegeven dat de ontwikkeling van een alternatieve oplossing tot tijdverlies leidt, kan zelden een reden zijn om het alternatief als niet realistisch aan te merken. - Het kostenaspect kan pas een rol spelen als de projectkosten met meer dan 100% zouden toenemen als gevolg van de alternatieve oplossing.49 8.2.3 Compensatie De compensatie van natuur- en landschapswaarden, die bij aantasting van de RNLE verloren gaan, moet voldoen aan de volgende vereisten: - Er moet een nieuwe gelijkwaardige ecologische samenhang worden bereikt. - De nieuwe natuur- en landschapswaarden moeten van gelijke aard zijn. - De functie die de RNLE vervult voor de natuur moet in stand blijven. - De compenserende maatregelen moeten een gebied beslaan dat ten minste even groot is als het gebied waarover de ingreep zich uitstrekt. - De aard en de omvang van de compensatie worden mede bepaald door de invloeden die de ingreep uitoefent op zijn omgeving en de aard van het gebied waar de compensatie plaatsvindt. - De compenserende maatregelen moeten in beginsel plaatsvinden in de omgeving van de ingreep. - De compenserende maatregelen moeten passen binnen (inter)gemeentelijke landschapsbeleidsplannen. - Een duurzame inrichting en beheer van het compensatiegebied moeten gewaarborgd zijn. - Er moet worden gestreefd naar robuustheid in groene structuren. De compenserende maatregelen moeten worden zeker gesteld voorafgaand aan de instemming van de provincie met de ingreep, zowel op het punt van de planologische regeling als op het punt van de feitelijke uitvoering.50 8.3 Afwijking van het streekplan Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om infrastructuur (fysiek) aan te passen. Wanneer zij dit willen, moeten zij bij de voorbereiding van een afwijkingsbesluit de volgende procedureregels in acht nemen. Zij moeten de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb volgen. Deze afdeling geeft regels over de procedure ter voorbereiding van een besluit. Het bestuursorgaan moet het ontwerp van het te nemen besluit samen met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage leggen. Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten, verstrekt het bestuursorgaan een afschrift van de ter inzage gelegde stukken. De stukken liggen zes weken ter inzage.51 Voordat het bestuursorgaan het besluit ter inzage legt, geeft het in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere wijze kennis van het ontwerp. In deze kennisgeving moet worden vermeld: - waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen - wie in de gelegenheid zullen worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen
49
Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 105 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 105-106 51 Art. 3:11 Awb 50
20
- op welke wijze dit kan geschieden52 Wanneer het bestuursorgaan beschikt over nieuwe relevante stukken en gegevens met betrekking tot het besluit, moet zij de ter inzage gelegde stukken aanvullen.53 Belanghebbenden kunnen bij het bestuursorgaan zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan kan worden bepaald dat ook anderen hun zienswijzen naar voren mogen brengen.54 Belanghebbenden en eventuele anderen moeten binnen zes weken na de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd hun zienswijzen naar voren brengen. De zienswijze is tijdig ingediend indien het voor het einde van de zes weken is ontvangen. Wanneer de zienswijze schriftelijk wordt ingediend, is het tijdig ingediend indien het voor het einde van de zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de zes weken is ontvangen.55 Van een mondelinge zienswijze wordt een verslag gemaakt.56 Gedeputeerde Staten moeten over het voorgenomen afwijkingsbesluit advies vragen aan de Provinciale Planologische Commissie. Gelijktijdig verzenden Gedeputeerde Staten het voorgenomen besluit, tezamen met bijbehorende adviezen en andere stukken, aan de Statencommissie belast met de ruimtelijke ordening. Van deze commissie moet toestemming worden verkregen. Wanneer de Statencommissie niet vergadert over het besluit, wordt geacht toestemming te hebben verkregen.57
52
Art. 3:12 Awb Art. 3:14 Awb 54 Art. 3:15 Awb 55 Art. 3:16 Awb 56 Art. 3:17 Awb 57 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 151 53
21
9. Bestemmingsplan Het bestemmingsplan speelt een rol bij het verharden van een weg. Daarom worden de artikelen van dit plan nader bekeken. De artikelen van het bestemmingsplan, of een andere wet die in dit hoofdstuk wordt genoemd, die niet worden behandeld zijn niet van toepassing op het verharden van een weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitatrichtlijn van toepassing is. 9.1 Bestemmingsplan Hilvarenbeek Een bestemmingsplan is een gemeentelijk plan met voorschriften, betreffende de bestemming van een bepaald terrein. Het bestemmingsplan dat rust op onverharde wegen binnen de gemeente Hilvarenbeek is het bestemmingsplan ‘Buitengebied’. Dit plan omvat voorschriften die van toepassing zijn op de te verharden weg. Aan de inhoud van een bestemmingsplan zijn vergunningen gekoppeld. Deze vergunningen kunnen worden geweigerd wanneer het verharden van een weg in strijd is met de bestemming of met de voorschriften uit het bestemmingsplan. Ook kan een bestemmingsplan gebruiksverboden inhouden. Een gebruiksverbod is een bevel waardoor het verboden wordt ergens gebruik van te maken. 9.2 Definities Art. 1 van het bestemmingsplan bevat definities van veel voorkomende begrippen in het plan. Deze definities zijn nodig om de tekst van het bestemmingsplan te begrijpen. 9.3 Bestemming Een onverharde weg valt onder de bestemming ‘infrastructuur’.58 Volgens art. 18.3 Bestemmingsplan Buitengebied zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd om de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg onverhard’ overeenkomstig art. 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna te noemen Wet RO) te wijzigen in de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg verhard’ ten behoeve van de verharding van een dergelijke weg. Wel moeten de Burgemeester en Wethouders de volgende bepalingen in acht nemen: - Bij wijziging dient een belangenafweging plaats te vinden waarbij enerzijds rekening wordt gehouden met de mate waarin verharding noodzakelijk is voor een verantwoorde verkeersontsluiting en anderzijds de mate waarin eventueel aanwezige omringende landschappelijke, natuur(wetenschappelijke), recreatieve waarden/belangen en/of belangen van derden door verharding van de weg (kunnen) worden geschaad. - Voorafgaand aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient onderzocht te worden of bij verharding sprake zal zijn van een ‘reconstructie’ in de zin van de Wet geluidhinder. - Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient de ‘Procedurebepaling’ (artikel 24) in acht genomen te worden.59 9.3.1 Artikel 11 Wet RO Art. 11 Wet RO bepaalt dat bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat Burgemeester en Wethouders volgens bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen. Het bestemmingsplan moet aangeven op welke wijze belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijzen over de wijziging naar voren te brengen. Het besluit tot wijziging van het bestemmingsplan behoeft wel de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen de wijziging pas goedkeuren nadat Burgemeester en Wethouders het besluit met betrekking tot de wijziging en de ontvangen zienswijzen aan Gedeputeerde Staten hebben gegeven. Het besluit betreffende goedkeuring wordt binnen acht weken na de verzending ter goedkeuring aan de gemeenteraad bekend gemaakt. Het nemen van het besluit omtrent goedkeuring kan eenmaal voor ten hoogste vier
58 59
Art. 18.1.1 Bestemmingsplan Buitengebied Hilvarenbeek Art. 18.3 Bestemmingsplan Buitengebied Hilvarenbeek
22
weken worden verlengd. De goedkeuring kan niet worden gegeven wanneer er strijd is met een goede ruimtelijke ordening. 60 Het besluit van Gedeputeerde Staten wordt door Burgemeester en Wethouders bekendgemaakt door terinzagelegging daarvan met het wijzigingsplan en het bestemmingsplan ter gemeentesecretaire. Iedereen mag dit besluit inzien. Burgemeester en Wethouders moeten het besluit ook bekendmaken door plaatsing hiervan in de Staatscourant.61 9.3.2 ‘Reconstructie’ in de zin van de Wet geluidhinder Art. 1 Wet geluidhinder geeft een definitie van ‘reconstructie’. Het gaat om wijzigingen op of aan een aanwezige weg, waardoor de geldende maximaal toelaatbare geluidbelasting zonder extra maatregelen met 2 dB of meer omhoog gaat. Dit moet blijken uit akoestisch onderzoek. De gemeenteraad beslist of er tot akoestisch onderzoek wordt overgegaan. Bij akoestisch onderzoek gaat het om onderzoek naar de geluidsbelasting die de gewijzigde weg zonder maatregelen zou opleveren in relatie tot de gemeten waarde in het jaar voor de reconstructie. Is er volgens het onderzoek sprake van een reconstructie, dan is onderzoek nodig naar maatregelen om de nieuwe geluidbelasting terug te dringen.62 9.3.3 Procedurebepaling artikel 24 Bestemmingsplan Buitengebied Artikel 24 Bestemmingsplan Buitengebied bepaalt dat afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (in het vervolg te noemen Awb) van toepassing is bij een wijzigingsbevoegdheid van Burgemeester en Wethouders. Afdeling 3.4 van de Awb gaat over de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze afdeling is al uitvoerig besproken in 8.3. Daarom wordt er hier niet verder op ingegaan.
60
Art. 11 lid 1-4 Wet RO Art. 11 lid 5 Wet RO 62 Ministerie van VROM, ‘Informatieblad Wijziging Wet geluidhinder’, Den Haag: december 2006 61
23
10. Roovertsedijk Hieronder wordt aangegeven dat de Roovertsedijk binnen een RNLE-gebied ligt en dat de Habitat-richtlijn van toepassing is op deze weg. Kaart K geeft de RNLE-gebieden aan en kaart M geeft de Habit-gebieden aan. De rode cirkel geeft het gebied aan waar de Roovertsedijk is gelegen.
63
63
Beide afbeeldingen zijn afkomstig uit het streekplan van Noord-Brabant.
24
11. Conclusie Alle benodigde informatie is verzameld. In dit hoofdstuk gaat het om de vraag; welke juridische mogelijkheden zijn er om een onverharde weg binnen de gemeente Hilvarenbeek, in het bijzonder de Roovertsedijk, die binnen een RNLE-gebied gelegen is en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is, te verharden? 11.1 Habitat-richtlijn Wanneer de gemeente Hilvarenbeek een weg wil verharden die niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten veelbetekenende gevolgen voor het gebied kan hebben, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen64 van dat gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied65, geven de bevoegde nationale instanties slechts toestemming voor het verharden van de weg nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten en nadat zij in voorkomend geval inspraakmogelijkheden hebben geboden.66 11.2 Natuurbeschermingswet 1998 Het is verboden voor de gemeente om zonder een vergunning van Gedeputeerde Staten of van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een weg te verharden die de kwaliteit van natuurlijke habitats en habitats van soorten kan verslechteren of een verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.67 Bij het verlenen van een vergunning moeten Gedeputeerde Staten rekening houden met de gevolgen die het verharden van de weg kan hebben op het Habitat-gebied.68 Ook moeten ze rekening houden met een vastgesteld beheersplan.69 Voordat de aanvraag van een vergunning wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, moet de gemeente Hilvarenbeek een passende beoordeling maken van de gevolgen voor het gebied, waarbij rekening moet worden gehouden met de instandhoudingsdoelstelling van dat gebied.70 De procedure om een vergunning aan te vragen verloopt als volgt: De gemeente moet bij de aanvraag van de vergunning haar belangen motiveren. Wanneer Gedeputeerde Staten of de Minister de aanvraag hebben ontvangen, wordt dit schriftelijk bevestigd aan de gemeente.71 Op de vergunningsaanvraag moet binnen dertien weken na de datum van ontvangst worden beslist. Het orgaan dat tot de verlening van de vergunning bevoegd is, kan de termijn eenmaal met dertien weken verlengen. Deze verlening moet bekend worden gemaakt aan de gemeente en aan de Burgemeester en Wethouders van de gemeente, waarin de verharding van de weg, waarvoor de vergunning wordt verlangd, zal geschieden. Wanneer de vergunning wordt verleend, moeten Gedeputeerde Staten of de Minister hiervan kennis geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze.72 Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden of deze kan onder beperkingen worden verleend.73 64
Instandhoudingsdoelstelling: de doelstelling ten aanzien van de instandhouding van habitats. Doelstellingen kunnen betrekking hebben op behoud, herstel en ontwikkeling van habitats. 65 Gebied: een geografisch bepaalde zone, waarvan de oppervlakte duidelijk is afgebakend. 66 Art. 6 lid 3 Habitat-richtlijn 67 Art. 19d Nbw 68 Art. 19e Nbw jo. art. 10a Nbw 69 Art. 19e Nbw jo. art 19a lid 1 Nbw 70 Art. 19f Nbw 71 Art. 41 Nbw 72 Art. 42 Nbw 73 Art. 43 Nbw
25
Wanneer de Minister bevoegd is tot het verlenen van een vergunning zendt hij een afschrift van zowel het verzoek om een vergunning als van de ontvangstbevestiging aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, waarin de verharding van de weg zal geschieden. Wanneer Gedeputeerde Staten echter bevoegd zijn tot verlening sturen zij een afschrift van beide stukken naar de Minister en naar de Burgemeester en Wethouders.74 De organen die niet de bevoegdheid hebben om de vergunning te verlenen, maar waar wel de afschriften naar toe zijn gestuurd, kunnen binnen acht weken na de op de ontvangstbevestiging vermelde datum bij het tot de verlening bevoegde orgaan hun zienswijze naar voren brengen.75 11.3 Streekplan Volgens het streekplan moeten de RNLE-gebieden groen en landelijk blijven. Het beleid voor de RNLE is gericht op het beschermen en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden, cultuurhistorische (landschaps)waarden, recreatie met een groen karakter en een bij de schaal en de aard van het gebied passende landbouw.76 Binnen een RNLE is uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag77 dan ook uitgesloten. Een uitzondering op deze regel is echter de fysieke (van onverhard naar verhard) aanpassing van niet-recreatieve infrastructuur. Hiervoor geldt dat er geen infrastructuur mag worden aangepast, tenzij daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen en pas nadat een onderzoek heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties zijn buiten de RNLE of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen. Wanneer er echt geen andere oplossingen zijn, moet er worden verzekerd dat de aantasting van de natuur tot een minimum wordt beperkt en wordt gecompenseerd.78 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om een onverharde weg te verharden. Wanneer zij dit willen, moeten zij bij de voorbereiding van een afwijkingsbesluit de volgende procedureregels in acht nemen. Ten eerste moeten zij de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Awb volgen. Deze afdeling geeft regels over de procedure ter voorbereiding van een besluit. Gedeputeerde Staten moeten het ontwerp van het te nemen besluit samen met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage leggen. Tegen vergoeding van ten hoogste de kosten, verstrekken zij een afschrift van de ter inzage gelegde stukken. De stukken liggen zes weken ter inzage.79 Voordat Gedeputeerde Staten het besluit ter inzage leggen, geven zij in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere wijze kennis van het ontwerp. In deze kennisgeving moet worden vermeld: - waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen - wie in de gelegenheid zullen worden gesteld om zienswijzen naar voren te brengen - op welke wijze dit kan geschieden80 Wanneer Gedeputeerde Staten beschikken over nieuwe relevante stukken en gegevens met betrekking tot het besluit, moeten zij de ter inzage gelegde stukken aanvullen.81 Art. 44 lid 1 en 2 Nbw Art. 44 lid 3 Nbw 76 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 87-88 77 Uitbreiding van het stedelijke ruimtebeslag: uitbreiding van steden en dorpen, de aanleg en uitbreiding van bedrijventerreinen en de aanleg en (fysieke) aanpassing van nietrecreatieve infrastructuur 78 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 104 79 Art. 3:11 Awb 80 Art. 3:12 Awb 81 Art. 3:14 Awb 74 75
26
Belanghebbenden kunnen bij Gedeputeerde Staten zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijzen over het ontwerp naar voren brengen. Bij wettelijk voorschrift of door Gedeputeerde Staten kan worden bepaald dat ook anderen hun zienswijzen naar voren mogen brengen.82 Belanghebbenden moeten binnen zes weken na de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd hun zienswijzen naar voren brengen. Gedeputeerde Staten moeten over het voorgenomen afwijkingsbesluit advies vragen aan de Provinciale Planologische Commissie. Gelijktijdig verzenden Gedeputeerde Staten het voorgenomen besluit, tezamen met bijbehorende adviezen, zienswijze en andere stukken, aan de Statencommissie belast met de ruimtelijke ordening.83 11.4 Bestemmingsplan Een onverharde weg valt onder de bestemming infrastructuur.84 Volgens art. 18.3 Bestemmingsplan Buitengebied zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd om de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg onverhard’ overeenkomstig art. 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te wijzigen in de bestemming ‘infrastructuur/landbouwweg verhard’ ten behoeve van de verharding van een dergelijke weg. Wel moeten de Burgemeester en Wethouders zich aan de volgende bepalingen houden: - Bij wijziging dient een belangenafweging plaats te vinden. - Voorafgaand aan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient onderzocht te worden of bij verharding sprake zal zijn van een ‘reconstructie’ in de zin van de Wet geluidhinder. - Bij het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid dient de ‘Procedurebepaling’ (artikel 24) in acht genomen te worden.85 Art. 24 van het bestemmingsplan Buitengebied bepaalt dat afdeling 3.4 Awb van toepassing is. Deze afdeling is uitvoerig behandelt in 11.3. In plaats van Gedeputeerde Staten moet er dan het college van B&W worden gelezen. 11.5 Roovertsedijk De Roovertsedijk in de gemeente Hilvarenbeek is een onverharde weg die binnen een RNLE-gebied ligt en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is. Binnen dit onderzoek is moeilijk aan te geven of deze weg verhard kan worden. Dit omdat er verschillende onderzoeken plaats moeten vinden voordat er toestemming kan worden gegeven en er een vergunning kan worden verleend. Het ligt niet binnen de macht van het projectteam om deze onderzoeken uit te voeren. 11.6 Eindconclusie Gelet op het bovenstaande is het in beginsel juridisch mogelijk om een onverharde weg binnen een RNLE-gebied en waarop de Habitat-richtlijn van toepassing is, te verharden. Of de weg daadwerkelijk verhard kan worden, hangt van diverse factoren af. Per situatie moet worden bekeken of deze factoren van toepassing zijn en of de weg verhard kan worden.
82
Art. 3:15 Awb Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’, p. 151 84 Art. 18.1.1 Bestemmingsplan Buitengebied Hilvarenbeek 85 Art. 18.3 Bestemmingsplan Buitengebied Hilvarenbeek 83
27
Reflectie Het eindproduct dat we hebben afgeleverd, het rapport, voldoet aan onze verwachtingen. We hebben alle benodigde informatie kunnen vinden en hebben niet het idee dat er ‘gaten’ zijn gevallen in ons rapport. Wij gaan ervan uit dat het rapport volledig is. De opbouw komt op ons logisch over aangezien we het probleem hebben benaderd vanaf de hoogste regelgeving, de Habitat-richtlijn, tot aan de laagste, het bestemmingsplan. Wij denken dat het eindproduct niet zal voldoen aan de verwachtingen van de opdrachtgeefster. Haar opdracht was specifiek op de Roovertsedijk toegespitst terwijl wij ervoor gekozen hebben om het algemeen te houden. Wel is het rapport bruikbaar om te onderzoeken of de Roovertsedijk voor verharding in aanmerking komt. Wij zijn haar dus zo goed mogelijk tegemoet gekomen in de opdracht. De doelstelling die in het rapport centraal staat, heeft tot doel het opstellen van een beleidsnotitie. De beleidsnotitie wordt geschreven naar aanleiding van dit onderzoeksrapport en we verwachten dan ook dat dit goed zal verlopen. Dit omdat we alle benodigde informatie voor de beleidsnotitie uit dit onderzoeksrapport kunnen halen. De samenwerking binnen de groep is voorspoedig en op een prettige manier verlopen. We hebben de taken onderling verdeeld en deze individueel uitgewerkt. Vervolgens hebben we het werk gezamenlijk nagekeken zodat we er met een kritische en frisse blik naar hebben gekeken en elkaar, daar waar nodig, verbeterd. De relatie met de opdrachtgeefster verliep eveneens soepel. Zij nam regelmatig zelf het initiatief om ons informatie te verschaffen waarvan zij dacht dat het bruikbaar zou zijn. Wanneer wij contact met haar zochten, werd er tijdig gereageerd. Dit alles zorgde voor een prettige samenwerking. Enkele vertragingen zijn binnen een onderzoek altijd aanwezig. Zo hebben we in het begin enkele weken moeten wachten op de opdracht. Na opnieuw contact te hebben opgenomen kregen we echter binnen twee dagen de opdracht binnen en hadden we zelfs keuzemogelijkheden. Vervolgens kwamen we erachter dat we een verkeerd beeld hadden van het soort onderzoek dat we zouden gaan doen. Hierdoor moesten we de onderzoeksopzet aanpassen. Toen we dit hadden gedaan bleek ook dat de onderzoeksopzet veel uitgebreider beschreven moest worden. Dit heeft ons veel extra tijd gekost waarop wij niet hadden gerekend. Wij vinden dat we als projectteam onafhankelijk zijn gebleven van onze opdrachtgeefster. We hebben haar buiten onze ‘vertragingen’ gelaten en zelf voor een oplossing gezorgd. We hebben niet alle informatie die van haar afkomstig was gebruikt, we hebben zelf voor gegevens gezorgd. Bovendien hebben we alle informatie die zij ons heeft verstrekt, gecontroleerd op betrouwbaarheid door gebruik te maken van andere bronnen. Wij beoordelen ons zelf als zorgvuldige onderzoekers aangezien we geen gaten hebben laten vallen in het onderzoek. Zorgvuldigheid verlangt naar onze mening ook dat ervoor gezorgd moet worden dat de informatie die gebruikt wordt zo volledig en betrouwbaar mogelijk is. Het onderzoek is, gelet op de bronnen die we hebben gebruikt, redelijk betrouwbaar. We hebben gebruik gemaakt van wetten en regelgeving, maar niet van jurisprudentie of literatuur. Mogelijk had het gebruik van meer literatuur en jurisprudentie bijgedragen aan een meer betrouwbaar onderzoeksrapport, maar door gebrek aan tijd is hier geen gebruik van gemaakt. Wel kan een derde aan de hand van de voetnoten controleren of de informatie die wij hebben gebruikt klopt. Onze informatie is dus wel controleerbaar en inzichtelijk. Wij verwachten dat een derde dit onderzoek op eenzelfde manier kan verrichten. Hieruit zullen dezelfde resultaten voortkomen en daarom is het volgens ons een betrouwbaar onderzoek. Wat betreft de validiteit hebben we niet gemeten wat we wilde weten. Dit omdat we over te weinig tijd beschikten en het buiten onze macht lag om elk aspect van alle procedures van de verschillende regelgeving te doorlopen voor de Roovertsedijk. Wel hebben we de grote lijnen gevonden die nodig zijn om tot een juist antwoord te komen. Wat betekent dat de gemeente er door ons rapport en door zelf onderzoek te verrichten achter kan komen of bepaalde wegen, dus ook de Roovertsedijk, verhard mogen worden.
28
Literatuurlijst Geraadpleegde literauur Baarda, de Goede & Teunissen D.B. Baarda, M.P.M. de Goede & J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff 2005 Van der Meijden 2006 D. van der Meijden, Milieurecht in de praktijk, Groningen: Wolters-Noordhoff 2006 Ministerie van VROM Ministerie van VROM, ‘Informatieblad Wijziging Wet geluidhinder’, Den Haag: december 2006 Geraadpleegde internetsites 6 Kernen Belang, ‘Profiel’ en ‘Programma’, <www.6kb.nl>, 21 mei 2007 Gemeente Hilvarenbeek, ‘Toeristisch Hilvarenbeek’, , 21 mei 2007 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ‘Streekplan Noord-Brabant 20022020’, , 21 mei 2007 Geraadpleegde wetgeving en regelgeving Algemene wet bestuursrecht Art. 3:11 Art. 3:12 Art. 3:14 Art. 3:15 Art. 3:16 Art. 3:17 Bestemmingsplan ‘Buitengebied’ gemeente Hilvarenbeek Art. 18.1.1 Art. 18.3 Habitat-richtlijn Art. 1 Art. 2 Art. 6 Art. 11 Natuurbeschermingswet 1998 Art. 2 Art. 10a Art. 19a Art. 19d Art. 19e Art. 19f Art. 39 Art. 41 Art. 42 Art. 43 Art. 44 Provinciale Staten Noord-Brabant, ‘Streekplan Noord-Brabant 2002. Brabant in balans’ Wet op de Ruimtelijke Ordening Art. 11
29