Onderzoeksprotocol voor rolstoelrijdende kinderen gericht op aeroob en anaeroob uithoudingsvermogen
Maaike Brienne Josien Klarenbeek Sophia van der Knaap Yvonne Ortelee Marleen Schuuring Sascha van der Velden Marlies Wekdam Master Kinderfysiotherapie cohort 2010 Projectbegeleidster: Manon Bloemen, Msc Opdrachtgevers: RC De Hoogstraat, locatie mytylschool Ariane de Ranitz: Evelien Janssen en Annelies Polman Stichting Fitkids: Elles Kotte
Voorwoord De projectgroep binnen de opleiding Master Kinderfysiotherapie van Hogeschool Utrecht heeft in opdracht van RC de Hoogstraat, locatie mytylschool Ariane de Ranitz en Stichting Fitkids een best-practice onderzoeksprotocol opgesteld voor het testen van het aerobe en anaerobe uithoudingsvermogen van rolstoelrijdende kinderen en jongeren tussen de leeftijd van 4 en 18 jaar. In dit handboek vindt u de testen die u af kunt nemen bij deze doelgroep. Voorafgaand aan de testen vindt u een flowchart waarmee u de meest geschikte test voor het kind kan bepalen. Dit is afhankelijk van de mogelijkheden van het kind en de ruimte waarin u test. Verder vindt u bij elke test een testbeschrijving en een scoreformulier. Er wordt vanuit gegaan dat de fysiotherapeut eerst de eventuele stoornissen in functie in kaart brengt, door middel van het invullen van de aanvullende gegevens, alvorens te starten met testen. Het is belangrijk om te beoordelen of er geen belemmerende factoren zijn voor het testen van het aerobe en anaerobe uithoudingsvermogen. Daarnaast is het belangrijk dat de te testen kinderen voorafgaand aan elke test een warming-up doen. Dit houdt in dat zij ongeveer 3 minuten rijden op een stevig tempo. Hierna mogen ze even bijkomen, alvorens ze beginnen aan de test. Het (her)testen van het individuele kind moet te allen tijden onder dezelfde omstandigheden gebeuren. Dit betekent dat dezelfde rolstoel wordt gebruikt, met een gelijke bandenspanning en dat de test wordt afgenomen op dezelfde ondergrond. Als u de eerste test buiten afneemt, zal de volgende ook buiten afgenomen moeten worden. We verwachten van de fysiotherapeuten die gebruik maken van dit protocol dat ze ook zelf klinisch blijven redeneren binnen het proces van testen.
Onderzoeksformulier Testen gericht op aerobe en anaerobe conditie bij kinderen in een rolstoel
Persoonlijke gegevens Naam kind
:
Geboortedatum
:
Klas
:
Diagnose
:
Hulpvraag
:
Naam fysiotherapeut
:
Datum intake/ onderzoek
:
Gewicht
:
Lengte
:
Body Mass Index
:
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Aanvullende gegevens 1. Contra-indicaties voor Inspanning (bijlage 1)
ja
nee
:
2. Epilepsie
:
ja
nee
3. Spasticiteit
:
ja
nee
Toelichting
:
4. Tonus bovenste extremiteit: Toelichting
5. Mobiliteitsbeperking Toelichting
hypertonie
normotonus
:
: :
ja
nee
hypotonie
6.Kracht arm links MRC
:
Kracht arm rechts MRC
:
Toelichting
:
7. Voldoende handfunctie voor rolstoelrijden
:
Toelichting
:
Voldoende sensibiliteit
:
Toelichting
:
8. Opdrachtgericht en IQ > 55
:
Toelichting
:
9. Merk/type rolstoel A) Dubbele hoepel
:
B) Bandenspanning (bar) : C) Gewicht rolstoel
:
D) Bijzonderheden m.b.t. rolstoel t.o.v. vorige keer :
10. Observatie rolstoelrijden A) Kwaliteit
:
(Let op snelheid/coördinatie) B) 1 of 2 handig
:
11. Latexallergie of andere allergieën
12. Bijzonderheden
:
:
3
4
5
3
4
5
ja
nee
ja
nee
ja
nee
Flowchart
1) Anaerobe test: De Muscle Power Sprint Test (MPST) Voorbereiding: Zorg voor een open ruimte en bepaal of de test op 15, 10 of 7,5 meter afstand wordt afgenomen. Markeer het begin en eind van de afstand met een lijn. Benodigdheden Meetlint, stopwatch en plaklint om lijnen te markeren. Het protocol: Het kind gaat klaar staan achter de lijn. Na het startsein wordt zo snel mogelijk de 15, 10 of 7,5 meter afgelegd. Dit wordt 6 keer herhaald, met een tussenpauze van 10 seconden. In deze 10 seconden krijgt het kind de tijd te draaien en weer klaar te gaan staan. Instructie aan de deelnemers: ‘Neem plaats achter de startlijn. Op commando rijd je zo snel mogelijk naar de andere lijn. Aan de overkant heb je 10 seconden om te keren. Op commando rijd je zo snel mogelijk terug. Dit doe je 6 keer achter elkaar.’ Berekening: De tijd van iedere sprint wordt geregistreerd op de 0,01 seconde nauwkeurig. Snelheid = afstand/tijd Acceleratie = snelheid/tijd
Scoreformulier: Muscle Power Sprint Test (MPST)
Testdatum 1: Testdatum 2: Testdatum 3: Testlocatie en ondergrond: Merk/type rolstoel: Bandenspanning (bar): Gekozen afstand:
7,5 meter
10 meter 19 meter
Test 1
Tijd in seconden
Test 2
15 meter 19 meter
Tijd in seconden
Test 3
Sprint 1
Sprint 1
Sprint 1
Sprint 2
Sprint 2
Sprint 2
Sprint 3
Sprint 3
Sprint 3
Sprint 4
Sprint 4
Sprint 4
Sprint 5
Sprint 5
Sprint 5
Sprint 6
Sprint 6
Sprint 6
Totaal sec
Totaal sec
Totaal sec
Snelheid (afstand/tijd): Acceleratie (snelheid/tijd): Indruk fysiotherapeut: WEL/ NIET voluit gegaan Reden:
OMNI score kind
Test 1: Test 2: Test 3:
Bijzonderheden:
Tijd in seconden
2) Aerobe test: 10 meter Shuttle Rij Test (10-m-SRT) De test bestaat uit het heen en weer rijden tussen twee lijnen op een afstand van 10 meter. De rijsnelheid van de deelnemers wordt bepaald door het interval tussen twee geluidssignalen. Deze signalen worden aangeboden middels een test-cd (10-m-SRT, GMFCS niveau 2). De snelheid wordt elke minuut verhoogd, doordat het interval tussen de geluidssignalen steeds verkort. Het protocol De rijsnelheid bij aanvang van de test bedraagt 2 km/uur. Iedere minuut neemt de snelheid met 0,25 km/uur toe. De verhoging van de snelheid wordt als trap aangeduid en wordt tevens als testresultaat gebruikt. Een testtrap komt dus overeen met ongeveer 1 minuut heen en weer rijden. De trappen zijn op de CD met een nauwkeurigheid van een halve trap weergegeven. Het is belangrijk dat de testleider erop toeziet dat de deelnemer die de test heeft beëindigd, weet welke trap hij of zij behaalde. De 10-m-SRT is een maximaaltest, dus het kind moet aangemoedigd worden zo goed mogelijk te presteren. Benodigdheden Benodigdheden zijn een meetlint, plaklint, de test-cd en een cd-speler. Het uitzetten van het parcours Het parcours kan uitgezet worden in een ruimte met een minimale lengte van 11 meter. Trek met behulp van een plaklint lijnen aan weerszijden van het parcours. De afstand tussen de lijnen bedraagt 10 meter. Keren vindt op deze lijnen plaats. Instructie en demonstratie aan de deelnemers Demonstreer zelf hoe de test gereden moet worden. Hierbij is het belangrijk dat er met de volgende punten rekening wordt gehouden: • De deelnemer moet gelijkmatig rijden, dat wil zeggen niet langzamer, maar ook niet sneller dan het door de piepjes aangegeven tempo. • Het keerpunt is de 10-meter lijn. • Het keren dient met een zo kort mogelijke draai te geschieden. • De deelnemer moet in een rechte baan rijden. • Als de deelnemer voor het signaal op de 10-meter lijn is, dan moet hij daar wachten alvorens verder te gaan. • Als de deelnemer de 10-meter lijn bij het signaal nog niet heeft bereikt, dan moet hij doorrijden en de 10-meter lijn alsnog aanraken, alvorens terug te rijden. • De test is voor de deelnemer afgelopen indien de deelnemer zelf opgeeft of de deelnemer 2 opeenvolgende keren op het signaal meer dan ca. 1,5 meter van de 10-meterlijn verwijderd is. Dit is ter beoordeling van de testleider. • Maak de deelnemers duidelijk dat men na het stoppen het parcours zo snel mogelijk moet verlaten zonder anderen te hinderen. •Het verdient aanbeveling om tijdens de test mee te lopen om zo het tempo aan te geven, en te zorgen voor een geleidelijke opbouw van de snelheid. Voor de deelnemers moet het duidelijk zijn dat het tempo per minuut omhoog gaat en dat het in het begin rustig aan gaat, doch het gaandeweg steeds moeilijker wordt de piepjes bij te houden. •Het aantal bereikte (halve en hele) trappen wordt aangegeven op de CD. Als behaald testresultaat geldt de laatste volledig afgemaakte halve of hele trap.
Scoreformulier: 10 meter Shuttle Rij Test (10-m-SRT) Testdatum 1: Testdatum 2: Testdatum 3: Testlocatie en ondergrond: Merk/type rolstoel: Bandenspanning (bar):
Test
Behaalde trap
HF Rust
HF na afname
1 2 3 Indruk fysiotherapeut: WEL/ NIET voluit gegaan Reden:
OMNI score kind
Test 1: Test 2: Test 3:
Bijzonderheden:
HF 1 min na afname
HF 2 min na afname
Hf 5 min na afname
3) Aerobe test: 6 Minuten Rij Test Het protocol Zet een parcours van 10 meter uit in een vrije ruimte, markeer de twee uiteinden. Het kind rijdt 6 minuten lang op een zelfgekozen snelheid over deze 10 meter en probeert een zo groot mogelijke afstand af te leggen. De behaalde rij-afstand is de totaal afgelegde afstand gemeten aan het einde van de zes minuten. Benodigdheden Benodigdheden voor de test zijn een meetlint, een stopwatch en twee pylonen die de keerpunten markeren. Optioneel zijn een hartslagmeter en pulsoximeter om de fysiologische respons tijdens de test vast te leggen. Instructies aan de deelnemer Vooraf: Bij deze test moet je proberen een zo groot mogelijke afstand af te leggen in zes minuten. Je moet daarbij heen en weer rijden tussen de twee markeringen. Zes minuten is een lange tijd om te rijden, dat vraagt dus een inspanning. Misschien raak je buiten adem of uitgeput. Je mag langzamer rijden of stoppen en rusten indien dit nodig is. Je mag ook even stilstaan, maar je moet weer gaan rijden zodra dat weer kan. Nogmaals; de bedoeling van deze test is om zo ver mogelijk te rijden in zes minuten. De aanmoedigingen/instructies: Na 1 minuut: ‘Je gaat goed. Nog vijf minuten te gaan.’ Na 2 minuten: ‘Blijf zo door gaan. Nog vier minuten te gaan.’ Na 3 minuten: ‘Je gaat goed. Je bent al halverwege de test.’ Na 4 minuten: ‘Blijf zo doorgaan. Nog maar twee minuten te gaan.’ Na 5 minuten: ’Je gaat goed. Nog één minuut te gaan.’ Na 5.45 minuten ‘Over enkele seconden zeg ik dat je mag stoppen. Wanneer ik dat roep, stop je waar je op dat moment bent en ik kom naar je toe.’ Na 6 minuten:`Stop!' (loop naar het kind toe en markeer het punt waar hij/zij is gestopt en meet dit op). Berekening: Bereken het aantal meters dat gereden is, dit is de uitkomst van de test.
Scoreformulier: 6 Minuten Rij Test
Testdatum 1: Testdatum 2: Testdatum 3: Testlocatie en ondergrond: Merk/type rolstoel: Bandenspanning (bar):
Test
Rust HF
HF na 5 min
HF na 6 min
HF 30 sec na test
HF 1 min na test
Totaal aantal meters
1 2 3
Indruk fysiotherapeut: WEL/ NIET voluit gegaan Reden:
Test
Turven (aantal keer 10 meter)
1 2 3
Bijzonderheden:
OMNI score
OMNI-schaal
Instructie voor het kind Laat het kind het bovenstaande plaatje zien. Vraag het kind hoe moe hij of zij zich voelt na de test op een schaal van 0 tot en met 10. Leg uit aan het kind dat het cijfer 0 (onder aan de heuvel) betekent dat het kind zich helemaal niet moe voelt na de afgenomen test en dat het cijfer 10 (bovenop de heuvel) betekent dat het kind zich juist heel erg moe voelt na de afgenomen test.
Bijlage 1. Contra-indicaties voor het afnemen van een inspanningstest
Contra-indicaties voor het afnemen van een inspanningstest1 ABSOLUUT:
Aanwezig
• •
Een recente significante verandering in het rust ECG* (bij dezelfde gestandaardiseerde elektrode positie) Hoog-risico hypertrofische cardiomyopathie Ongecontroleerd hartritme stoornis
• •
Symptomatische ernstige vernauwing van de aorta/ aortaklep Ernstige arteriële hypertensie (>P99+ 5 mm Hg)
•
Ongecontroleerd symptomatisch hartfalen
• •
Ongecontroleerde symptomatische pulmonale hypertensie Acute pulmonaire embolus of pulmonaal infarct
•
Acute myocarditis of pericarditis
• • •
Mogelijk of bekend gescheurde aneurysma van de aorta Acute systemische infectie, samengaand met koorts, lichaamspijnen of gezwollen lymfeklieren Acute lokale infectie (bv bacteriële infectie)
•
Aanwezigheid of vermoeden fractuur
•
Zwelling gewrichten
•
RELATIEF**: •
Coronaire stenose
•
Matige klepstenose van het hart
• •
Electrolyten afwijking (bv. Hypokalemie, hypocalemie) Arteriële hypertensie (RR>P95- P99)
•
Tachydysrhythmia of bradydysrhytmia
• •
Hypertrofische cardiomyopathie en andere vormen van obstructie Overige vormen van cardiomyopathie
• •
Neuromusculaire, musculoskeletale of reumatoïde aandoeningen die verergeren door inspanning Hooggradig atrio-ventriculair blok
• •
Frequente extrasystolen Ongecontroleerde metabole aandoeningen
•
Chronische infectie ziekten
•
Mentale of fysieke beperking wat leidt tot niet goed kunnen uitvoeren van de inspanningstest
Afwezig
* hetgeen een ischemie, een recente myocardiaal infarct (binnen 2 dagen) of andere cardiale afwijkingen kan betekenen ** relatieve contra-indicaties kunnen vervallen als de voordelen zwaarder wegen dan de risico`s van inspanning. In bepaalde gevallen kunnen de individuen voorzichtig inspanning leveren en/ of gebruik maken van een lage 1 intensiteit. Bron: ACSM