www.researchportal.be - 6 Nov 2015 20:28:54
Onderzoeksprojecten (50 - 100 van 814) Zoekfilter: Classificaties: Sociologie
De stijgende invloed van onderwijsniveau op levenskansen sinds de democratisering van het onderwijs in de jaren '30 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Sinds de democratisering b-van het onderwijs neemt de impact van het verworven satutu (nl. Scolarisatiegraad) op de levenskansen toe. De positie die men inneemt in de samenleving is sinds de jaren '50 steeds minder een zaak van klasse, geslacht, ras, afkomst of andere toegewezen statussen, maar wordt steeds sterker gedetermineerd door het behaalde onderwijsniveau. Zowel op het vlak van tewerkstelling armoede, gezondheid, huisvesting als op houdingen ten overstaan van mens en maatschappij vinden we significante verschillen tussen de verscheidene onderwijsniveaus. Laaggeschoolden doen het minder goed op de arbeidsmarkt, waardoor hun kansen op welvaart afnemen. Scolarisatiegraad lijkt zich bovendien generationeel te bestendigen. Kinderen uit laaggeschoolde gezinnen doen het significant slechter op school dan kinderen uit gezinnen waarvan minstens één van de ouders hooggeschoold is. De mate waarin het onderwijsniveau determinerender geworden is als allocator van de positie die men inneemt in de samenleving vormt de kern van het onderzoek. In de studie wordt op basis van verzamelde gegevens onderzocht in welke mate het onderwijsniveau sinds de democratisering van het onderwijs aan invloed won bij de toewijzing van levenskansen. Onder levenskansen verstaan we de kansen die men krijgt op de arbeidsmarkt, gezondheid, huisvesting, onderwijs,... Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • KOEN PELLERIAUX
Houdingen en handelswijzen van artsen rond het levenseinde van patiënten. Een empirisch onderzoek aan de hand van een schriftelijke bevraging van een representatieve steekproef van huisartsen en specialisten in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1) Wat is de frequentie van voorkomen van handelswijzen rond het levenseinde van patiënten HALP (niet opstarten van een behandeling of staken van een behandeling intensivering van pijn- en /of symptoombestrijding, en toedienen, verstrekken of voorschrijven van levensbeëindigende middelen.2) Omstandigheden van de handelswijzen (bio-etische kwalificaties van deze HALP's) 3) Sociologisch profiel van de betrokken actoren De onderzoeksmethode wijkt fundamenteel af van de methode in de oorspronkelijke aanvraag. Hierdoor werden de kosten ok drastisch verhoogd. Oorspronkelijk was er een "artsenbevraging" voorzien met een steekproefomvang van N=2000. Door een positief advies van de Orde van Geneesheren was het mogelijk een meer betrouwbare en meer valide methode te gebruiken, nl. een "sterfgevallenoderzoek". De handelswijzen van artsen rond het levenseinde van hun patiënten worden dan onderzocht aan de hand van concrete overlijdens. Om de schattingen van de hogervermelde handelswijzen binnen aanvaardbare betrouwbaarheidsintervallen te kunnen realiseren. Dienen we een "gerealiseerde" steekproefomvang van ongeveer 2000 enquêtes te bereiken. Aan een verwachte respons van ongeveer 50% betekende dit een steekproefomvang van 4000 sterfongevallen. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde • Medische Sociologie
Onderzoekers: • FREDDY LOUCKX • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS
ikv AGORA-programma : Valorisatie van de databank Tijdsbudgetenquête Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het Nationaal Instituut voor de Statistiek heeft in de periode tussen 1 november 1998 en 31 december 1999 tijdsbudget-gegevens verzameld bij de leden van ongeveer 3000 Belgische huishoudens. Deze tijdsbudget-enquête werd gekoppeld met de gezinsbudgetenquête. In het onderhavig project werden deze tijdsbudget-gegevens ontsloten en geanalyseerd. Doelstellingen Methodologische ondersteuning bieden om de tijdsbudget-databank van het NIS te exploiteren met het oog op een publicatie door het NIS en het kritisch reflecteren over de pertinentie van het tijdsbudget-onderzoek zoals het uitgevoerd werd volgens de standaarden van EUROSTAT. Het eindproduct bestaat uit (1) de vormgeving van de databank zodat deze gemakkelijker te exploiteren is; (2) het uitvoeren van een aantal thematische deelanalyse m.b.t. de tijdsbesteding van de Belgen; (3) het realiseren van een sociologische studie die gepubliceerd wordt in het tijdschrift van het NIS. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • Jessie VANDEWEYER
Longitudinale analyse v culturele waarden in Vlaanderen : Houdingen,attitudes & orientaties v Vlamingen t.o.v. arbeid. (PBO 98:Beleidsdomein Planning & statistiek/Thema 60 :"analyses op meetinstrument "Culturele verschuivingen in Vlaanderen Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit onderzoek staan 4 onderzoeksthema's centraal: het arbeidsethos van Vlamingen, hun arbeidstevredenheid, de mate waarin arbeid een sociale oriëntatie faciliteert en de impact die een mogelijke (toekomstige) dreiging met werkloosheid heeft op dit alles. Deze onderzoeksvragen worden beantwoord door middel van analyses op de data van de surveys van de afdeling Planning en Statistiek. Arbeidsethos: betreft het geheel aan normen en waarden die in de samenleving gelden met betrekking tot arbeid. Over dit concept werd een itembatterij uitgewerkt, die an Vrind-3 werden toegevoegd. Arbeidssatisfactie betreft de tevredenheid van werkenden mbt de diverse aspecten van hun werk. Ook hierover werd een itembatterij toegeoegd aan Vrind-3. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX
Uitwerking van focus groups als sociologische, kwalitatieve onderzoeksmethode met toepassing binnen het kader van onderzoek naar etnische minderheden., i.c. conflicthandtering bij Turkse vrouwen in Vlaanderen en Brussel
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ons onderzoek omvat de uitwerking en evaluatie van 'focus groups' als sociologische, kwalitatieve onderzoeksmethode. Dit wordt beoogt via de vergelijking en triangulatie met andere vormen van kwalitatief onderzoek, zoals observatie, joint- en individuele diepte-interviews en documetnanalyse. Daarbij zoeken we een antwoord op de vragen: welk onderzoeksopzet leidt tot welke toepassingsmogelijkheden en welke zijn daarbij de consequenties zowel op interactieniveau als op inhoudelijk niveau? Beide vragen hangen samen, in die zin dat de inhoudelijke uitdieping van conflicthantering, als gevoelig thema de grenzen verduidelijkt van focus groups als groepsmethode, wat op zijn beurt informatie geeft over het interactieniveau. Het betreft dus een empirisch-kwalitatief onderzoek in de vorm vn verzameling, verwerking en analyse van kwlaitatieve data die we hoofdzakelijk genereren uit focus groups. Enerzijds vergelijken we hierbij diverse setups en samenstellingen van focus groups; anderzijds vergelijken en trianguleren we de bevindingen uit de focus groups met andere kwalitatieve data, om de specifieke eigenschappen en voor- resp. nadelen van de methode na te gaan. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS
ikv AGORA-programma : interne migraties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project kadert in het DWTC-programma m.b.t. de ontsluiting en wetenschappelijke verwerking van ambtelijke data. Via een geanonimiseerde koppeling van interne migraties in de periode 1991-96 aan de sociaal-economische covariaten opgemeten in de volkstelling van 1991 (Nationale Databank Interne Migraties) worden de migraties qua richting (d.i. tussen steden, randstedelijke gemeenten, banlieue, rurale gemeenten) geanalyseerd in functie van leeftijd, geslacht, type van huishoudensinkomen, onderwijspeil en sociaal-economische status. De eerste hoofdstukken zijn specifiek voor elk van deze covariaten terwijl een afsluitend hoofdstuk een multivariate analyse geeft via een zgn. 'competing risk' logistische regressie. Dit is de meest exhaustieve analyse van interne migraties in België. Uitgebreide cartografie. Referentie: D. Willaert, J. Surkyn, R. Lesthaeghe (2000): 'Stadsvlucht, verstedelijking en interne migraties in Vlaanderen en België', Steunpunt Demografie, Vakgroep Sociaal Onderzoek, VUB, Brussel (rapport op CD-Rom, meerdere hoofdstukken ook op website SOCO, Interface Demography, publications on line) Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • RONNY LESTHAEGHE • DIDIER WILLAERT • JOHAN SURKYN
Onderwijsverniewingsproject (OVP) 2001 : Leerplatform 'Inleiding tot de sociologie'. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS
Waarden en normen in de sport : de Olympische gedachte in de Vlaamse samenleving. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Achter de Olympische spelen zit een gedachtengoed (van de Coubertin) met als waarden: solidariteit, vrede, antidiscriminatie en gelijke kansen voor idereen. Het IOC draagt dit gedachtengoed uit. De Coubertin zag in de internationale sport immers een vorm van verbroedering, die in zijn opvattingen opvoedkundige betekenis diende te hebben voor de jeugd van de toekomst. Het IOC pretendeert deze waarden van de Olympische beweging via het medium sport over te dragen naar de totale maatschappij. In dit onderzoek zal getracht worden na te gaan hoe het grote publiek tegen de Olympische gedacjhte aankijkt en de eventuele discrepantie trachten te verklaren. Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • PAUL DE KNOP
Onderzoek naar globalisering en lokalisering in de sport. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Niet alleen spelers en clubs stellen zich in sommige sporten meer en meer terughoudend op ten aanzien van deelname aan de nationale competities maar ook de pers en het publiek tonen minder en minder belangstelling. En dit terwijl de deelname aan die sport op recreatief niveau vaak op een explosieve wijze is toegenomen. Grote internationale competities en events kennen een ongekende populariteit, zowel in toeschouwersaantallen als in kijkdichtheid en uitzendtijd bij sportuitzendingen. Het sportlandschap groeit dus steeds verder uit elkaar. Enerzijds heeft topsport zich ontwikkeld tot een bezigheid voor full-time professionals die meer en meer in de internationale arena werkzaam zijn, betaald door multinationals, in een internationaal gezelschap onder de ogen van een internationaal publiek. En dit terwijl de recreant meer en meer afstand neemt van die waarden die jarenlang kenmerkend zijn geweest voor de sport als daar zijn competitie, verenigingsverband, prestatievergelijking. Een trend die door Crum (1991) de ontsporting van de sport werd genoemd, en gepaard gaat met een lokaliseringstendens: de recreatiesport die lokaal, individueel in los verband beoefend wordt (de opkomst van de volkssporten is hiervan een voorbeeld).Scaalverkleining dus en culturele diversificatie. Niet meer "dat men sport" vormt een onderscheidend kenmerk, maar "hoe", "met"wie" en "in welk verband" (Bourdieu 1998). M.a.w. we merken twee richtingen waarin de sport evolueert : een internationale/ mondiale waar (top)sport meer en meer op het internationale vlak verloopt en een lokale waar (recreatie)sport meer en meer lokaal plaatsgrijpt. "Globalisering/mondialisering" versus" lokalisering" dus. Dit verschijnsel werd door Featherstone (1990) omschreven als de "paradox of culture", of m.a.w. het samen gaan van (in eerste opzicht) tegenstrijdige tendenzen. Dit onderzoeksvoorstel wil deze globalisering en lokalisering van de sport in kaart brengen en de gevolgen ervan voor de organisatei en het beleid van de sport analyseren. Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • PAUL DE KNOP
Het geslacht der leerkrachten. Een onderzoek naar de impact van de seksesamenstelling van het leerkrachtencorps en van de sekse van de directie op de cognitieve prestaties, affectieve vaardigheden en waarden van de leerlingen.(OBPWO 99) Vrije Universiteit Brussel
Abstract: Het onderwijsveld is één van de sectoren waar de toenemende participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt het best merkbaar is. Het aantal vrouwelijke leerkrachten is de laatste jaren globaal toegenomen in zowel het basis- als het secundair onderwijs. Hier tegenover staat dat we relatief weinig weten over de mogelijke consequenties van deze maatschappelijke trend. In dit project wordt onderzocht of deze 'feminisering' effecten heeft op de prestaties en de waarden van leerlingen, alsook op aspecten van de schoolwerking. Tot hiertoe werden in buitenlands onderzoek enkel de effecten van de sekse van de leerkracht op de cognitieve prestaties en de affectieve vaardigheden van leerlingen onderzocht. Over attitudevorming is minder geweten. Over de invloed op schoolorganisatorisch vlak is de kennisbasis quasi onbestaand. Al bij al kan dus worden gesteld dat er over het algemeen zeer weinig gekend is over de feminisering van het onderwijs. Daarnaast kan men een aantal kanttekeningen plaatsen bij het bestaande onderzoek. In de eerste instantie gaat het voornamelijk om studies uit Angelsaksische landen. De Britse, Canadese, Australische of Amerikaanse onderwijsstelsels zijn echter niet altijd even gemakkelijk te vergelijken met de Vlaamse situatie. Daarnaast zien we dat het gros van deze studies kwalitatief-beschrijvend van aard zijn, waardoor veralgemeningen worden uitgesloten. Tenslotte kan worden opgemerkt dat de schaarse kwantitatieve analyses geen rekening houden met de complexe, gelaagde schoolstructuur, waardoor de kans op foute conclusies wordt vergroot. Uitgangspunt van dit project is dat zich in de Vlaamse onderwijspraktijk verschillen voordoen tussen scholen op het vlak van prestaties en houdingen tussen de leerlingen. Het is genoegzaam bekend dat de school een invloed heeft op de taal- en rekenvaardigheid van zijn leerlingen. Daarnaast kunnen scholen ook een invloed hebben op de waarden van hun leerlingen. De vraag die werd onderzocht is in hoeverre de sekseratio van het leerkrachtencorps en de sekse van de directie, een invloed hebben op de prestaties en de houdingen van de leerlingen. Daartoe werd gebruik gemaakt van de gegevensbestanden van TIMSS-Repeat (Third International Mathematics & Science Study, 5259 leerlingen ) en van de Vakgroep Sociologie VUB (4727 leerlingen). Vrouwelijke leerkrachten verschillen van mannelijke leerkrachten. Vrouwelijke directeurs verschillen van mannelijke directeurs. Echter, de stelling van Brophy dat "female and male teachers are much more similar to each other than different" lijkt ook voor de gegevens voor Vlaanderen op te gaan. Maar hoewel de verschillen niet zo groot zijn, kunnen we niet ontkennen dat ze er zijn. Op basis van de gevonden verschillen was de vraag of deze vervrouwelijking van het leerkrachtenberoep gevolgen heeft voor het onderwijs dan ook terecht. We bekeken de invloed van de geslachtscontext van de school op de cognitieve prestaties, met name het bisgedrag en de wiskundeprestaties, en op houdingen van leerlingen. Op de cognitieve prestaties van leerlingen, heeft noch het geslacht van leerkrachten, noch dat van de directie een betekenisvolle invloed. Wanneer niet gecontroleerd wordt voor de vroegere schoolcarrière van de leerlingen, zou men wat betreft het bisgedrag van leerlingen evenwel de verkeerde conclusies kunnen trekken en stellen dat jongens vaker bissen in scholen met relatief meer vrouwelijke leerkrachten. Echter jongens die al gebist hebben, blijken vaker de overstap te maken naar meisjesscholen met een eerder vrouwelijk leerkrachtenteam. De stelling dat een overwegend vrouwelijk leerkrachtenteam een negatieve invloed zou hebben op de cognitieve prestaties van jongens, moeten we op basis van deze analyses verwerpen. Ook wat betreft het wiskundeonderwijs, vonden we geen samenhangen met het geslacht van leerkrachten. De stelling dat vrouwelijke leerkrachten in het wiskundeonderwijs fungeren als rolmodellen voor meisjesleerlingen wordt in onze resultaten niet bevestigd. Meisjes gaan niet beter presteren en gaan geen positievere houdingen ten aanzien van het vak ontwikkelen. Aan de andere zijde vinden we ook hier geen bevestiging voor de stelling dat vrouwen niet adequaat les zouden kunnen geven aan jongens. Ook voor jongens maakt het niet uit of zij nu wiskundeles van een vrouw dan wel van een man krijgen. Met het relateren van geslachtskenmerken van onderwijspersoneel aan de houdingen van leerlingen moet zeer omzichtig worden omgesprongen. Wanneer louter naar de bivariate associatie wordt gekeken, wordt de indruk gewekt dat het geslacht van leerkrachten en directie sterk samenhangen met een aantal houdingen van leerlingen. De schijnbare invloeden van het geslacht van leerkrachten op de houdingen van leerlingen zijn evenwel het gevolg van de sterke correlatie tussen de geslachtsratio van de leerkrachten en die van de leerlingen zelf. Toch worden op het vlak van waardevorming een aantal duidelijke relaties gevonden, althans voor de jongens. Bij de meisjes blijkt de sekseratio van de leerkrachten op school nergens van betekenis te zijn. Bij de jongens wordt voor 5 van de 18 attitudes een significante samenhang gevonden. Jongens getuigen van een minder traditionele visie op rolpatronen en een hoger schoolwelbevinden naarmate er meer vrouwelijke leerkrachten zijn. Verder getuigen jongens van een lagere arbeidsethiek, een negatiever toekomstbeeld en een lager zelfbeeld naarmate zij meer vrouwelijke leerkrachten hebben. Om deze gevonden relaties te duiden, dienden we evenwel onze databank uit te breiden met een aantal kenmerken, zoals bijvoorbeeld de houdingen gemeten bij leerkrachten, hun visie op lesgeven en schoolgebeuren, ... . De opname van nieuwe variabelen in de analyses, impliceert echter ook een vermindering van het aantal cases of respondenten. Bij het uitbreiden van onze databank met nieuwe variabelen, stelden we echter vast dat door de daling van het aantal cases de eerder gevonden verbanden vrijwel allemaal verdwijnen. We moeten daarom concluderen dat er mogelijk een verband bestaat tussen de visie op traditionele rolpatronen, het zelfbeeld, het toekomstbeeld en het schoolwelbevinden van leerlingen en de sekseratio van leerkrachten, maar we kunnen dit op basis van onze data niet met volledige zekerheid bevestigen. Er is wel één houding, met name arbeidsethiek, waar de sekseratio van leerkrachten blijft meespelen, wanneer men de analyses apart uitgevoerd worden voor jongens en meisjes en ongeacht het aantal cases in de databank. De relatie blijft tevens bestaan wanneer wordt gecontroleerd voor de achtergrondgegevens van de leerlingen, de houdingen van leerkrachten, de visie van leerkrachten op het schoolgebeuren en andere schoolkenmerken. We kunnen op basis van onze gegevens echter geen rationele verklaring geven voor deze samenhang. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • IGNACE GLORIEUX • JESSY SIONGERS
Leveren van 25 teksten over communicatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS
Inhoudelijke verwerking van de resultaten uit de campagne "kleurrijk Vlaanderen - mobiliteit". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Van 12 maart tot 9 april 2002 organiseerde de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het project Kleurrijk Vlaanderen een schriftelijk spontaan respons onderzoek bij de Vlamingen. Via brochures, kranten en het internet werd een enquête verspreid, waarbij aan de hand van 14 stellingen gevraagd werd hoe de mobiliteit er op langere termijn moet uitzien. Deze stellingen werden ondergebracht in 4 rubrieken maatschappelijke knelpunten of conflict-haarden: (1) Flexibiliteit of rigiditeit?; (2) Toenemende druk of verplaatsingscomfort en leefbaarheid?; (3) Gelijke rechten op de weg ?; (4) Responsabilisering of sturing van gedrag? Op elke stelling die voorgelegd werd kom men reageren met akkoord of niet akkoord en telkens ook argumenteren waarom. Aan de onderzoeksgroep TOR van de VUB werd gevraagd een overzicht te geven van de reacties die zijn voortgekomen uit de campagne Kleurrijk Vlaanderen Mobiliteit en een wetenschappelijke reflectie op de ontvangen reacties. Daarbij werden de binnengekomen reacties geïnventariseerd; een overzicht gemaakt van het geheel van reacties met het oog op een presentatie op de slotconferentie; en wetenschappelijke reflectie bij dit materiaal met presentatie op de slotconferentie.
Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • MAARTEN MOENS • JOERI MINNEN • Leen VAN THIELEN • Jessie VANDEWEYER
Opstellen vragenlijst voor publieksonderzoek binnen de Pianofabriek vzw (jan-febr 2002) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksproject heeft als doelstelling de bezoekers van het Vlaams Gemeenschapscentrum 'De Pianofabriek vzw' in Sint-Gillis in kaart te brengen. Hiertoe werd een registratieformulier en een enquête opgesteld. Gedurende een week in april 2002 werden alle bezoekers van het centrum geregistreerd en bevraagd. Hieruit blijkt dat het Centrum wekelijks bijna 2000 bezoekers bereikt. Het Gemeenschapscentrum bereikt vooral bezoekers uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar kent eveneens een nationale en zelfs internationale uitstraling. Verder blijkt dat het publiek van het Centrum heel jong is. De meest populaire activiteiten zijn de dans- en bewegingscursussen. Onder kinderen zijn vooral de taalcursussen populair. Profielen van de deelnemers aan verschillende soorten activiteiten werden opgesteld. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • MICHAEL DEBUSSCHER • Frank STEVENS
Onderzoek naar de verwachtingen mbt het loopbaaneinde en de economische, sociale en culturele factoren die deze verwachtingen beïnvloeden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het huidige sociale zekerheidsstelsel haalt de overgrotemeerderheid van zijn inkomsten uit arbeid. Er dient dan ook een voldoende basis van tewerkgestelden te zijn om het sociale zekerheidsstelsel te schragen. Op dit moment is de activiteitsgraad van oudere werknemers echter schrikwekkend laag. Dit is niet enkel een probleem voor het sociale zekerheidsstelsel, de ouderen verliezen, door zich terug te trekken uit de betaalde arbeid, een belangrijke zingever in hun leven. De lagere activiteitsgraad van oudere werknemers is in grote mate toe te schrijven aan een aantal regelingen die werden uitgewerkt om een vervroegde uittreding van oudere werknemers te bewerkstelligen om de werkloosheid bij de jongeren tegen te gaan. Ondertussen is de vervroegde uittreding een sociale verwachting geworden bij werkgevers en werknemers. Door middel van een representatieve survey onder 45- tot 65-jarigen wil de onderzoeksgroep de eigen visies van werknemers met betrekking tot de eindeloopbaanproblematiek grondig bevragen. Een goede kennis van de meningen van de oudere werknemers is immers een belangrijke sleutel in een juist beleid aangaande de eindeloopbaanproblematiek. In een eerste fase werden 3176 Vlaamse respondenten bevraagd. In een tweede fase werd het onderzoek uitgebreid met een bevraging van 2264 Waalse en Brusselse respondenten. Doel van het onderzoek is om de verwachtingen van de Belgen (Vlamingen, Walen en Brusselaars) met betrekking tot het loopbaaneinde te beschrijven, en de economische, sociale en culturele factoren blootleggen die deze verwachtingen beïnvloeden. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen. Samenwerking met P&V stond ons toe het onderzoekuit te breiden naar Brussel en Wallonië. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Inge MESTDAG • Joachim COHEN
Evaluatie van het experiment modularisering in het secundair onderwijs- OBPWO 2000 Vrije Universiteit Brussel Abstract: In de beleidsnota 'Onderwijs en Vorming 1999-2004', van Minister Vanderpoorten, wordt geopteerd voor het modulariseren van kwalificatiegericht onderwijs. Men merkte namelijk dat vooral in het beroepsonderwijs een zeer hoge mate van ongekwalificeerde uitstroom op te merken viel. Een experimenteel project werd ingevoerd in een 30-tal scholen, men heeft een aantal richtingen tot modules omgevormd. Het onderzoek heeft als bedoeling om enerzijds te evalueren in hoeverre de doelstellingen van de modulaire opleidingsstructuur behaald werden en anderzijds te rapporteren over pedagogisch-didactische vernieuwingen in de scholen en eventuele knelpunten bij de implementatie in de scholen. Het onderzoek bestaat dan ook uit een aantal deelaspecten: ten eerste werd een nulmeting verricht bij leerlingen in de experimentele groep en leerlingen in een controlegroep, ten tweede werd de schoolloopbaan van leerlingen in beide groepen opgevolgd, ten derde werd de invoering van de modulaire opleidingsstructuur in de opleidingen die effectief startten op 1 september 2000 gemonitord worden, tenslotte zal hetzelfde gebeuren voor de scholen die startten op 1 september 2001, daarenboven wordt in deze scholen bevraagd hoe de voorbereiding verliep. De bedoeling van bovenstaande bevragingen is om terug te rapporteren aan het departement onderwijs om de verdere invoering van de modulaire onderwijsstructuur voor te bereiden. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • TOON KUPPENS • TIM PEETERS • KOEN PELLERIAUX
Leerlingenparticipatie nader bekeken. Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de betekenis van participatie voor leerlingen, leerkrachten en directies uit het secundair onderwijs. OBPWO 2000 Vrije Universiteit Brussel Abstract: De Vakgroep Sociologie van de VUB in opdracht van het departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap tijdens het schooljaar 2001-2002 een onderzoek naar de Vlaamse leerlingenparticipatie in het secundair onderwijs uit. Via de schriftelijke bevraging van 3.452 leerlingen, 486 leerkrachten en de schoolhoofden van 59 scholen, wensten we een beeld te krijgen van de huidige omvang en aard van de leerlingenparticipatie en van de mogelijke effecten ervan op de schoolbeleving, de leermotivatie en het sociaal gedrag van de leerlingen. De leerlingen kwamen uit het tweede en het vierde leerjaar secundair onderwijs en uit alle onderwijsvormen (ASO, BSO, KSO en TSO). Hier volgen enkele resultaten van dit onderzoek.
Er blijken vele soorten inspraak- en participatiemogelijkheden aanwezig te zijn in Vlaamse secundaire scholen. Dit aanbod is evenwel niet gelijkmatig over de scholen verdeeld. Leerlingen uit de eerste graad krijgen bijvoorbeeld minder kansen om te participeren aan de leerlingenraad en aan de extra-curriculaire activiteiten dan oudere leerlingen, terwijl net zij meer interesse hebben om lid te worden en om actief te participeren op school dan de (iets) oudere leerlingen. Ook in BSO-TSO-scholen is het aanbod aan extra-curriculaire activiteiten en leerlingenraden minder groot. Leerlingen uit deze onderwijsvormen zeggen meer dan leerlingen uit het ASO en het KSO dat de georganiseerde activiteiten op hun school niet leuk en interessant zijn. Zij blijken ook een bepaalde cultuur te ontwikkelen die actieve participatie op school niet onderschrijft en in bepaalde opzichten zelfs belemmert. De meeste schoolhoofden vinden inspraak en participatie zeer belangrijk, maar stellen al snel dat hun school (en vooral zijzelf) voldoende inspanningen levert om dit te garanderen. De meeste leerkrachten menen dan weer - net zoals de leerlingen - dat leerlingen weinig inspraak- en participatieruimte krijgen, maar vinden extra inspraak en participatie voor leerlingen over het algemeen ook niet wenselijk. Gezien de gunstige effecten van inspraak en participatie op de schoolbeleving, de leermotivatie en het sociaal gedrag van leerlingen zullen de visies van de leerkrachten en schoolhoofden (deels) moeten worden bijgestuurd. De leerlingen van hun kant zijn evenwel ook niet altijd voorstander van of geïnteresseerd in leerlingenparticipatie. 61% heeft bijvoorbeeld geen expliciete interesse in de leerlingenraad; 40% staat zelfs eerder weigerachtig tegenover actieve participatie op school. Dit maakt duidelijk dat een participatieve school niet door één aspect kan verwezenlijkt worden, maar zich doorheen heel het schoolleven - in de klas en de school - moet voltrekken. De positieve afloop van dit project is afhankelijk van de gezamenlijke inzet van leerlingen, leerkrachten, directies en andere schoolactoren. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • SASKIA DE GROOF • JESSY SIONGERS • Frank STEVENS
Politieke socialisatie van jongeren in Vlaanderen. De rol van de school, de leerkrachten en de leerkrachtencultuur in de opbouw van de Vlaamse politieke cultuur. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De invloed van verschillende socialisatiecontexten op politieke houdingen zal worden nagegaan. Daarnaast zal worden nagegaan wat de respectievelijke invloeden zijn van de leerkrachten en de scholen. We willen hierbij te weten komen of de leerkrachten medieren tussen de achtergrond van de jongeren enerzijds, de politieke waarden, opvattingen of cultuurpraktijken anderzijds. Vervolgens zal bekeken worden of het bestaan van een leerkrachtencultuur met een eigen symbolische logica, ons toelaat om "goede" politieke socialisatiecontexten van "slechte" contexten te onderscheiden. Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • CHRISTIAN DESCHOUWER
Tijdsbesteding v/ Vlamingen : tijdsbudget-onderzoek bij een representatieve steekproef van Vlamingen (Progr. beleidsgericht onderzoek '97) (Progr : Beleidsgericht onderz '97/domein : Cultuur.) + survey 'Culturele verschuivingen in Vl. 99' Vrije Universiteit Brussel Abstract: In ons onderzoeksproject onderscheiden we vier onderling sterk samenhangende aspecten. In het kader van het voorgestelde project: 1) voeren we een tijdsbudget-onderzoek uit bij een aselecte steekproef van ruim 1500 Vlamingen, evenals de eerste analyses op deze data. Hierover wordt een algemeen overzichtsrapport geschreven en gepubliceerd in verschillende papers en tijdschrifartikelen; 2) als voorbereiding van de dataverzamelijk worden de instrumenten ontwikkeld met het oog op periodiek tijdsbudget-onderzoek in Vlaanderen; 3) na de basisrapportering zulllen we de data die in het kader van het onderzoek verzameld werden, toegankelijk maken voor andere onderzoekers; en 4) ter ondersteuning van deze drie eerste aspecten willen we in de loop van het onderzoek de basis leggen voor een documentatie-centrum m.b.t. tijdsbudget-onderzoek en de tijdsbudget-methode en internationale contacten onderhouden en leggen met onderzoekers op dat gebied. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • IGNACE GLORIEUX • SUZANA KOELET • MAARTEN MOENS • Kim COPPENS • Sven SANCTOBIN • Jessie VANDEWEYER
Diaspora, identiteit en politiek. Een studie over de politieke aspiraties van Rwandese vluchtelingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bevolkingsverplaatsingen spelen een centrale rol in de sociale, politieke en economische geschiedenis van de Grote Meren in OostCentraal Afrika. Sinds de jaren 1960 echter gaat het in toenemende mate om gedwongen verplaatsingen di bovendien plaatsvinden in een context van toenemend geweld. Deze situatie is groeperingen gaan voortbrengen voor wie de "band met het vaderland" op dergelijke wijze werd geïdealiseerd dat de terugkeer bovenaan de politieke agenda kwam te staan. Het gaat hier dus om bewegingen die zich in zekere zin gedragen als diaspora. Het volstaat m.a.w. niet langer om de vluchtelingenproblematiek te benaderen vanuit een louter humanitair standpunt maar als een fenomeen met belangrijke politieke gevolgen. Dit onderzoeksproject stelt zich in de eerste plaats de vraag in welke mate de gebeurtenissen van 1994 in Rwanda hebben bijgedragen tot de vorming van een counter-diaspora. Om op deze vraag te kunnen beantwoorden, en dus te peilen naar de politieke aspiraties en attitudes van de huidige Rwandese vluchtelingengemeenschap, zal er vertrokken worden van een interdisciplinair onderzoekskader. Er zal erst een socio-cultureel profiel worden geschetst van de groep in kwestie. Vervolgens zal bestudeerd worden in welke mate de "oude Rwandese Elite" zich een politiek discours aanmeet dat mensen mobiliseert om een terugkeer te bedingen. Tenslotte zal nagegaan worden of de gemeenschap in kwestie gebruik maakt van de geo-politieke tegenstellingen in de Grote Meren ter financiële of diplomatieke ondersteuning van haar politieke aspiraties. Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • JAN GORUS
Van school naar werk : de implementatie van een permanent en logitidunaal waarnemingsinstrumentarium Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een ander onderzoeksproject in het kader van PBO97 (Van onderwijs naar arbeidsmarkt) werd een waarnemingsinstrument getest dat de overgang van school naar werk in kaart brengt. Het huidige project beoogt de implementering en de consolidering van dit instrument. Voor de definitieve uitbouw van dit permanent observatorium wordt verder gebouwd op de ervaringen met dit prototype. Geregelde contacten met internationale experten op het vlak van schoolverlatersonderzoek, die onze procedures valideren, staan mede borg voor een zorgvuldige kwaliteitscontrole. Bovendien voorzien wij bij de implementering eerst een fase van brede consultatie van beleidsverantwoordelijken en potentiële gebruikers. Op lange termijn leggen wij met dit project een basis voor longitudinaal onderzoek (cfr. het project 'Van school naar werk' - VLO69) Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • HEIDI BELET • Ilse LAURIJSSEN
Longitudinale analyse van culturele waarden in Vlaanderen: de nieuwe sociale kwestie en de bereidheid tot solidariteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Jaarlijks voert de administratie Planning en Statiestiek een survey uit bij 1500 Vlamingen. Op basis van die gegevens wordt in onderzoek nagegaan in hoeverre de Vlamingen bereid zijn nog bij te dragen voor sociale zekerheid. Het lijkt mogelijk dat het draagvlak voor een sociale zekerheid taant onder druk van de toenemende voorspelbaarheid van risico op ziekte en werkloosheid enerzijds en anderzijds door de perceptie van de sociale zekerheidsstelsels als een reguliere verzekering in plaats van een solidariteitsmechanisme. Deze hypothese wordt in de internationale literatuur naar voor geschoven maar werd voor Vlaanderen nooit getoetst. Precies daarom werd, op onze vraag, in de tweede, 'VRIND-survey' een aantal vragen daaromtrent ingelast. De survey laat eveneens toe de hypothese te toetsen voor verschillende groepen in de populatief. Het lijkt waarschijnlijk dat de hogergeschoolden, gegeven hun kleiner risico minder bereid zijn om nog bij te dragen aan de sociale zekerheid. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • ANTON DERKS • WENDY SMITS
Onderwijsverniewingsproject (OVP) 2001 : Inleiding tot de wetenschapsmethodologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aanleiding/ probleemstelling In de cursus 'Inleiding tot de wetenschapsmethodologie' wordt de studenten o.m. geleerd hoe ze correcte bibliografische verwijzingen maken. Verder wordt de studenten bijgebracht hoe ze correct citeren en parafraseren (met volledige bronvermelding) en hoe ze een bibliografie moeten opstellen. Het systeem dat hiervoor gevolgd wordt is het auteur-jaarsysteem. De eerste kan. Politieke & Sociale Wetenschappen heeft oefeningen bij de cursus, de studenten van de afdelingen economie en handelsingenieur niet. Ook in andere afdelingen moeten studenten leren omgaan met bronnenmateriaal. Vaak hebben ze geen cursus die hen de regels van bronvermelding aanleert. Motivatie en doelstelling Omdat de procedures voor het refereren, citeren en opstellen van bibliografieën vrij exact zijn, kan het niet zo moeilijk zijn om - aanvullend op de hoorcolleges - interactieve programma's te ontwikkelen die toelaten om deze materie te oefenen. D.m.v. deze programma's zouden concrete opdrachten kunnen gegeven worden. Het programma zou de fouten kunnen aangeven en tenslotte de correcte oplossingen kunnen geven. Een dergelijk programma zou ideaal zijn voor die afdelingen die nu geen oefeningen hebben bij deze cursus (Economie en Handelsingenieur). Het zou ook (in combinatie met een handboekje) bruikbaar zijn voor de afdelingen die geen cursus 'wetenschapsmethodologie' hebben, maar uiteraard ook correct moeten kunnen citeren, parafraseren, ... Het correct vermelden van literatuur wordt in onze faculteit aangeleerd in de eerste kan. Veel studenten gebruiken dit echter pas intensief in het afstudeerjaar. Een oefenprogramma zou ideaal zijn om deze leerstof opnieuw op te frissen. Resultaat/ producten die worden nagestreefd De bedoeling van het project zou zijn om dergelijke programma's te ontwikkelen en aan de studenten beschikbaar te stellen via CD-rom. Indien mogelijk zouden deze CD-rom op klein formaat uitgevoerd worden (credit-kaart), zodat ze gemakkelijk overal kunnen meegenomen worden. Bij de CD-rom zou een begeleidend zakboekje komen waarin alle regels voor het correct citeren, parafraseren en vermelden van bronnen kort worden toegelicht. Relatie met competentiegericht leren en onderwijzen Het studiemateriaal zou aanvullend moeten zijn op de hoorcolleges 'Wetenschapsmethodologie' en bruikbaar voor diegenen die geen oefeningen hebben bij dit hoorcollege. Uiteraard zal het ook een hulpmiddel zijn voor de oefeningen bij de cursus. Vorm(en) van flexibilisering Het ontwikkelde studiemateriaal zou ook zelfstandig moeten kunnen gebruikt worden door studenten die deze cursus niet volgen. Heel wat studenten hebben geen afgerond opleidingsonderdeel waarin ze leren citeren en op een correcte manier leren bronnen vermelden. Ook zij moeten echter tijdens oefeningen, werkcolleges en voor hun eindverhandeling literatuur verwerken en er op een correcte wijzen leren naar verwijzen. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX
Analyse toets-enquête "kleurrijk Vlaanderen". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naar aanleiding van het spontaan respons onderzoek over Mobiliteit, georganiseerd door het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, in het kader van het toekomstproject Kleurrijk Vlaanderen, werd door de Mobiliteitscel van de Vlaamse Gemeenschap een representatieve enquête, met dezelfde vragenlijst georganiseerd. Dit project werd de toetsenquête van het spontaan respons onderzoek. De opdracht voor de onderzoeksgroep TOR van de VUB bestaat in de voorbereiding van de dataverzameling en de analyse van de resultaten en de vergelijking van de resultaten met deze bekomen uit het spontaan responsonderzoek.
Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • MAARTEN MOENS • JOERI MINNEN • Leen VAN THIELEN • Jessie VANDEWEYER
Nieuwe kwetsbare groepen in de Belgische gezondheidszorg. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit onderzoeksproject is een uitgebreid en juist beeld te schetsen van bevolkingsgroepen die een kwetsbare positie innemen in het systeem van de Belgische gezondheidszorg. Dit met bijzondere aandacht voor de invloed van de zich globaliserende sociale en economische verhoudingen op de toegankelijkheid en (on)gelijkheid van de gezondheidszorg voor deze groepen. Meer bepaald zal er een antwoord worden geformuleerd op de volgende onderzoeksvragen : (1) Welke maatschappelijke groepen kunnen omschreven worden als 'kwetsbaar' binnen het systeem van de gezondheidszorg ? (2) Hoe zien deze groepen er uit in sociaal-economisch en demografisch opzicht ? (3) Welke zijn de belangrijkste knelpunten en noden van deze groepen in relatie met de gezondheidszorg ? (4) Welke zijn mogelijke oplossingen / beleidsmaatregelen voor de geïdentificeerde problemen ? Met dit onderzoeksproject zal eveneens gepoogd worden aan twee belangrijke tekortkomingen van het Belgisch onderzoek naar sociale ongelijkheid in gezondheid tegemoet te komen, namelijk de te geringe terugkoppeling van wetenschappelijke onderzoeksresultaten naar concrete beleidsvoorstellen en de te grote versnippering van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied in belgië. In een eerste, exploratieve fase, zullen bestaande gegevensbronnen geanalyseerd en gesystematiseerd worden. Nadien volgt er een empirisch onderzoeksgedeelte waar de conclusies uit het exploratief onderzoek zullen getoetst worden door middel van een Delphi-studie en een aantal diepte-interviews. Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • FREDDY LOUCKX • Christophe VANROELEN
Draagvlak solidariteit en rapportering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het onderzoek naar de houdingen en attitudes van Vlamingen ten aanzien van solidariteit, het sociaal zekerheidsstelsel en de verzorgingsstaat wordt opgesplitst in 4 deelonderzoeken. In het eerste onderdeel (houdingen ten aanzien van de sociale zekerheid en de verzorgingsstaat) wordt nagegaan hoe de Vlamingen staan tegenover de verzorgingsstaat. Onderkent men de positieve gevolgen van de werking van de verzorgingsstaat, of zijn het eerder de vermeende negatieve gevolgen van de verzorgingsstaat die onder de Vlamingen reeds verspreid zijn? Verder wordt een profilering opgesteld van diegenen die eerder de positieve gevolgen benadrukken en analoog van diegenen die voornamelijk negatieve gevolgen onderkennen. In het tweede onderdeel (risicosolidariteit) wordt nagegaan welke houding de Vlaamse bevolking inneemt tegenover enkele ingrijpende aanpassingen in de financiering van het sociaal zekerheidsstelsel. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds levensstijlaansprakelijkheid, m.a.w. moeten mensen die ongezond leven of een risicovolle levensstijl hebben zelf de prijs betalen voor de kosten die ze genereren? Anderzijds onderscheiden we de levensloopaansprakelijkheid, m.a.w. moeten mensen die slachtoffer zijn van de risico's van het leven, zoals ziekte, handicap of ouderdom een hogere bijdrage leveren? In het derde onderdeel (de steun van de sociale zekerheid) gaat de aandacht naar de steun die Vlamingen verlenen aan het sociaal zekerheidsstelsel. We maken een onderscheid tussen enerzijds redenen of motieven om het stelsel te steunen en anderzijds de financiële noodzaak van het stelsel en de eigen bijdrage daarvoor. Verder wordt nagegaan welke factoren een invloed uitoefenen op deze houdingen. Daarbij wordt de vraag gesteld hoe deze houdingen inspelen op de steun om de verschillende soorten uitkeringen te verhogen. Het vierde onderdeel (de politieke en ideologische inbedding van het draagvlak van de solidariteit) onderzoekt de samenhang tussen de houdingen ten aanzien van het draagvlak van de solidariteit en de politieke positionering van de Vlamingen. Op basis van het politiek landschap wordt een sociologisch en ideologisch profiel opgesteld van het electoraten en hun houding tegenover solidariteit. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Sven SANCTOBIN
Voorbereiding van het project "Eindeloopbaanproblematiek". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Sven SANCTOBIN
Een verkennend onderzoek naar regionale verschillen in studieprestaties in Vlaanderen en de oorzaken ervan.(OBPWO 2001) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De aanleiding voor dit onderzoek was dat West-Vlaamse studenten meer slaagden voor de toegangsexamens arts en tandarts. De hogere slaagpercentages voor de toegangsexamens zijn geen toeval, want uit dit onderzoek blijkt dat er sterke regionale verschillen zijn in studieprestaties in het Vlaamse secundair en hoger onderwijs. Vier representatieve databanken van Vlaamse secundaire scholen tonen aan dat West-Vlaamse leerlingen beter presteren voor wiskunde, wetenschappen, en leesvaardigheid (PISA2000 en TIMSS), en dat ze minder vaak B- en C-attesten behalen (twee TOR-onderzoeken bij jongeren uit 1996 en 2000). Leerlingen uit Antwerpse en Vlaams-Brabantse scholen behalen iets meer B- en C-attesten. Het scherpste beeld van de regionale verschillen vinden we in de gegevens van de Databank Tertiair Onderwijs (19992000). Van de eerstejaars die recht uit het secundair onderwijs komen, slaagt gemiddeld 43,2 procent, maar bij de West-Vlamingen is dat 53,9 procent. Ook binnen West-Vlaanderen zijn er nog grote verschillen. Studenten uit de arrondissementen Kortrijk, Ieper, Roeselare, Tielt en
Diksmuide in het zuidoosten van West-Vlaanderen halen een gemiddeld slaagpercentage van 57,5 procent, dat is bijna 15 procentpunten hoger dan het Vlaams gemiddelde. Aan het andere uiteinde vinden we Brussel terug met een slaagpercentage van slechts 38,8 procent. Dat de slaagpercentages in de stad Antwerpen (en in mindere mate ook in Gent en andere steden) ook lager liggen, wijst erop dat het hier om een (groot)stedelijk probleem gaat. Een analyse van de VLIR-databank toont aan dat deze regionale verschillen voor West-Vlaanderen en Brussel al minstens teruggaan tot het schooljaar 1990-1991. In de acht databanken vonden we verschillende deelverklaringen voor de betere prestaties van West-Vlamingen. Ten eerste kunnen de betere prestaties van West-Vlamingen op leesvaardigheid en wiskunde in het secundair onderwijs ten dele verklaard worden door het kleine aantal allochtonen in West-Vlaamse scholen. Ten tweede kiezen West-Vlamingen minder vaak voor ASO en voor universitaire opleidingen. Dat ze minder hoog mikken en misschien realistischer kiezen, kan een deel van de verschillen in slaagpercentages verklaren. De derde en belangrijkste verklaring voor de betere studieprestaties van West-Vlamingen wordt gevormd door een cluster van culturele kenmerken die samengaan met goede prestaties, en die iets meer in West-Vlaanderen aanwezig zijn. West-Vlamingen komen uit onze analyses als iets conformistischer en gezagsgetrouwer. De concentratie van deze kenmerken op klas- of schoolniveau zorgt voor een klas- of schoolklimaat waar het voor leerkrachten gemakkelijker werken is. Dit is een goede basis voor een 'effectieve' school. De voorsprong in kennis en studiehouding die de West-Vlamingen tijdens het secundair onderwijs opbouwen, nemen ze mee naar het hoger onderwijs waar ze erg hoge slaagpercentages halen. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • TOON KUPPENS
Tijdsbudgetonderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De onderzoeksgroep TOR voert in opdracht van het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken een onderzoek naar de profilering van de Vlaamse bibliotheekgebruiker, in termen van achtergrondskenmerken, cultuurparticipatie en levensstijl. Wie maakt gebruik van de openbare bibliotheek in Vlaanderen, hoe onderscheidt de bibliotheekgebruiker zich van de niet gebruiker, betekent bibliotheekgebruik ook de deelname aan andere vormen van cultuur? De resultaten worden aangemaakt aan de hand van de gegevensbank Tijdsbesteding van de Vlamingen: een tijdsbudgetonderzoek bij een representatieve steekproef van Vlamingen. Een capita selecta van de resultaten wordt door de opdrachthouder voorgesteld op de Studiedag gebruikersonderzoek, georganiseerd door de opdrachtgever op 5 juni 2003. De resultaten vormen de inhoudelijk input in het voorbereidingsproces van een survey, in beheer van de opdrachtgever. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • MAARTEN MOENS
Ethisch-medische kwaliteitszorg van beslissingen rond het levenseinde van patiënten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Adequate zorgverlening voor terminale patiënten krijgt in toenemende mate maatschappelijke en wetenschappelijke aandacht. De overtuiging groeit daarbij dat de kwaliteit van de laatste levensfase een belangrijke bijkomende doelstelling is van de medische zorg. Uit onderzoek blijkt dat artsen frequent beslissingen nemen en handelingen stellen i.v.m. het levenseinde van patiënten (HALP) maar dat dit niet altijd zorgvuldig gebeurt. Zo wordt er bijvoorbeeld niet steeds met de patiënten overlegd bij HALP (Deliens et al., 2000). Een manier om meer rekening te houden met de visie van de patiënt en de ethisch-medische kwaliteit van HALP te verbeteren, is het gebruik van een protocol dat artsen als richtlijn voor hun handelen kunnen gebruiken. In dit onderzoek wordt gepoogd om een dergelijk protocol op te stellen voor de eerstelijnsgezondheidszorg. Het zal ondermeer gericht zijn op het optimaliseren van de participatie en communicatie tussen alle betrokken partijen bij de terminale besluitvorming, het bepalen van hoe de doorverwijzing bij voorkeur verloopt en hoe men het best kan omgaan met een verzoek tot potentieel levensverkortende of levensbeëindigende handelingen. Er wordt geopteerd voor een kwalitatieve methode op basis van half-gestructureerde interviews en focusgroepintervieuws met de betrokken actoren (artsen, verpleegkundigen, palliatieve teams, patiënten met een levensbedreigende aandoening, familieleden van overleden patiënten, enz.). In een eerste fase is de dataverzameling gericht op het inventariseren van de noden en behoeften i.v.m. beslissingen rond het levenseinde. Deze fase moet resulteren in een ontwerpprotocol 'Ethische kwaliteitszorg bij HALP in de eerstelijnszorg'. In een tweede fase wordt dit voorgelegd aan huisartsen en andere betrokkenen en wordt terug via interviews en focusgroepen nagegaan of dit protocol werkbaar is. In totaal worden een vijftgtal interviews en een vijftal focusgroepen voorzien. Het onderzoek loopt van maart 2001 tot maart 2003. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JEAN BERNHEIM • LUC DELIENS • GRETA VAN DER KELEN • REGINALD DESCHEPPER
Houdingen en handelwijzen rond het levenseinde van patiënten (Halps) in 6 Europese landen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De vooruitgang in de medische technologie en de toenemende aandacht voor de autonomie van de patiënt hebben het wetenschappelijk debat over de rol van de geneeskunde aan het levenseinde van patiënten bevorderd. In dit epidemiologisch onderzoeksproject worden in 6 Europese landen (België, Nederland, Italië, Zwitserland, Zweden, Denemarken) het gedrag en de attitudes van artsen t.a.v. 'beslissingen rond het levenseinde' onderzocht. Twee studies worden opgezet : een retrospectief sterfgevallenonderzoek (N=5000) en een artsenonderzoek (N=3000). Voor het eerste onderzoek zal met een sterfgevallenonderzoek gewerkt worden, voor het tweede onderzoek met een bevraging van een representatieve groep van artsen. Gegevens worden enkel via artsen bekomen, er zijn geen patiënten betrokken bij dit onderzoek. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • REGINALD DESCHEPPER
(=VERLENGING van FVO8 )Onderzoek naar de verwachtingen mbt het loopbaaneinde en de economische, sociale en culturele factoren die deze verwachtingen beïnvloeden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het huidige sociale zekerheidsstelsel haalt de overgrotemeerderheid van zijn inkomsten uit arbeid. Er dient dan ook een voldoende basis van tewerkgestelden te zijn om het sociale zekerheidsstelsel te schragen. Op dit moment is de activiteitsgraad van oudere werknemers echter schrikwekkend laag. Dit is niet enkel een probleem voor het sociale zekerheidsstelsel, de ouderen verliezen, door zich terug te trekken uit de betaalde arbeid, een belangrijke zingever in hun leven. De lagere activiteitsgraad van oudere werknemers is in grote mate toe te schrijven aan een aantal regelingen die werden uitgewerkt om een vervroegde uittreding van oudere werknemers te bewerkstelligen om de werkloosheid bij de jongeren tegen te gaan. Ondertussen is de vervroegde uittreding een sociale verwachting geworden bij werkgevers en werknemers. Door middel van een representatieve survey onder 45- tot 65-jarigen wil de onderzoeksgroep de eigen visies van werknemers met betrekking tot de eindeloopbaanproblematiek grondig bevragen. Een goede kennis van de meningen van de oudere werknemers is immers een belangrijke sleutel in een juist beleid aangaande de eindeloopbaanproblematiek. In een eerste fase werden 3176 Vlaamse respondenten bevraagd. In een tweede fase werd het onderzoek uitgebreid met een bevraging van 2264 Waalse en Brusselse respondenten. Doel van het onderzoek is om de verwachtingen van de Belgen (Vlamingen, Walen en Brusselaars) met betrekking tot het loopbaaneinde te beschrijven, en de economische, sociale en culturele factoren blootleggen die deze verwachtingen beïnvloeden. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen. Samenwerking met P&V stond ons toe het onderzoekuit te breiden naar Brussel en Wallonië. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Joachim COHEN • Sven SANCTOBIN
Redactie tekst als voorbereiding van het eindrapport voor het tweede toekomstverkennend congres inzake de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Universiteit Antwerpen Abstract: Redactie tekst als voorbereiding van het eindrapport voor het tweede toekomstverkennend congres inzake de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. Organisaties: • OASeS - ONDERZOEKSGROEP ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING EN DE STAD • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Luc Goossens
Projectspecifieke bepalingen met betrekking tot de uitvoering van 'Activiteiten GAS Vrouwenstudies'. Universiteit Antwerpen Abstract: Projectspecifieke bepalingen met betrekking tot de uitvoering van 'Activiteiten GAS Vrouwenstudies'. Organisaties: • Vrouwenstudies • Departement Sociologie - overige
Onderzoekers: • Magda Michielsens
Wetenschappelijk rapport over "instrumenten van sociaal beleid: Europa versus de Verenigde Staten". Universiteit Antwerpen Abstract: Het gaat om een opdracht tot het redigeren van een rapport waarin de vergelijking wordt gemaakt tussen het Europees en Amerikaans sociaal beleid van het voorbije decennium. Het is de bedoeling de belangrijkste verschillen en overeenkomsten in kaart te brengen, zowel algemeen als op specifieke domeinen, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar het beleid inzake armoede en sociale uitsluiting, maar ook naar pensioenen en gezondheidszorg. Er zal ook worden onderzocht hoe de Europese ervaring (open coördinatie) kan worden toegepast in de Amerikaanse context, en omgekeerd. Organisaties: • CENTRUM VOOR SOCIAAL BELEID • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon
Tuberculosebestrijding in de Vrijstaat, Zuid-Afrika: van infectie tot genezing, met bijzondere aandacht voor de patiëntencarrière, de socio-economische omgeving en het gezondheidssysteem. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject streeft inzicht na in de vrij onbekende leefwereld van TB patiënten en in de vele hindernissen die moeten worden overwonnen om deze patiënten te genezen. In de praktijk leiden het beleids- en organisatiekader en de schaarse hulpbronnen er vaak toe, dat het langdurige behandelingsplan t.a.v. TB patiënten maar zeer ten dele kan worden gerealiseerd. De studie wil het ingewikkelde pad analyseren van de tuberculose 'carrière': vanaf de diagnose, over de intensieve en follow-up fases heen, tot de variabele uitkomsten van het behandelingsproces. Coproductie University of the Free State, Bloemfontein; Instituut voor Tropische Geneeskunde, Antwerpen; Universiteit Antwerpen. Organisaties: • Welzijnsplanning • Cultuur en welzijn
Onderzoekers: • Herman Meulemans
Knelpunten en evoluties in het woonbeleid in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Knelpunten en evoluties in het woonbeleid in Vlaanderen. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Luc Goossens • Bea Cantillon
Expertrapport Zorgcongres - Themacommissie M/E 01 Universiteit Antwerpen Abstract: Expertrapport Zorgcongres - Themacommissie M/E 01 Organisaties: • Welzijn en verzorgingsstaat
Onderzoekers: • Jozef Breda
Subsidie aan Centrum voor Vrouwenstudies voor de inventarisatie van bestaande codes en richtlijnen. Universiteit Antwerpen Abstract: Inventarisatie van bestaande codes en richtlijnen, die wereldwijd gebruikt worden en die met het vrijwaren van de vrije meningsuiting preventief, autoregulerend of sanctionerend werken om in een later stadium te komen tot het opstellen van een aan de Belgische situatie aangepaste code. Organisaties: • Vrouwenstudies • Departement Sociologie - overige
Onderzoekers: • Magda Michielsens
Werkstress in universiteiten. Universiteit Antwerpen Abstract: Werkstress in universiteiten. Organisaties: • SOCIOLOGIE • Management
Onderzoekers: • Erik Henderickx
Een sociologische analyse van de wijzigingen in de werking en bedrijfscultuur van de arbeidshoven en -rechtbanken (FWO:G.0242.00) Universiteit Antwerpen Abstract: De studie beoogt een sociologische analyses van de reacties van de verschillende actoren in de arbeidshoven en arbeidsrechtbanken op de (externe) beïnvloeding van de wijzigingen in hun belangen en bedrijfscultuur. Er zal worden gebruik gemaakt van drie relevante theorethische benaderingen: de rechtssociologie, de sociologie van de 'professions' en de sociologie van de organisaties. Naast een globaal beeld van de activiteiten van de arbeidsrechtbang zal bijzondere aandacht worden besteed aan conflicten in de sfeer van de werkloosheid. Organisaties: • CENTRUM VOOR RECHTSSOCIOLOGIE • Centrum voor rechtssociologie
Onderzoekers: • Jean Laenens • Daniël Cuypers • Jean Van Houtte • Francis Van Loon
Vormen en trajecten van armoede in de Europese Unie (European Community Household Panel) Universiteit Antwerpen Abstract: Uitbreiding van het conceptueel kader rond armoede en een longitudinaal en comparatief opzet van het onderzoek zullen leiden naar een vernieuwende analyse van het European Community Household Panel. Organisaties: • ONDERZOEKSGROEP ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING EN MINDERHEDEN • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Caroline Dewilde
Deelname aan het decoderingscomité in verband met de detectie van nieuwe vormen van sociale onrechtvaardigheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Het gaat om een opdracht voor de Koning Boudewijnstichting. De verantwoordelijke werd gevraagd om 4 keer per jaar de verhalen van bevoorrechte getuigen te lezen en samen met anderen te analyseren, om er interessante actiepistes voor de stichting uit te halen. Organisaties: • CENTRUM VOOR SOCIAAL BELEID • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Godelieve De Lathouwer
Assistentie bij de imputatie van de European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC-enquête)voorbereidende fase. Universiteit Antwerpen Abstract: Het is de bedoeling om, in samenwerking met de betrokken personen binnen de Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, de op het CSB ontwikkelde modellen aan te passen aan SILC 2003 en bij de genoemde directie de nodige methodes te introduceren voor de imputatie van non-response op inkomensvragen. Organisaties: • CENTRUM VOOR SOCIAAL BELEID • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers:
• Gerlinde Verbist • Bea Cantillon • Cornelius Van den Bosch
Overbruggingsproject tussen twee FWO-projecten (sociologische analyse van arbeidsrechtbanken en -hoven enerzijds en meting van armoede anderzijds). Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens deze overbrugging zal G. Franssen de sociologische analyse van arbeidsrechtbanken en 'hoven verder afwerken en valoriseren in publicaties. Tevens zal hij voorbereidend werk (literatuurstudie) verrichten voor een nieuw project over de meting van armoede in Europa. Organisaties: • Centrum voor rechtssociologie
Onderzoekers: • Jean Vranken • Francis Van Loon
Laaggekwalificeerden in de kennismaatschappij. Een empirisch en cultuursociologisch onderzoek naar de mogelijkheden voor lager opleiden tot positieve identificatie in het postindustriële script. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De opkomst van de postindustriële kennismaatschappij heeft de sociale structuren in onze samenleving grondig gewijzigd. De doelstelling van dit onderzoek is de culturele consequenties van deze evolutie in kaart brengen. Meer in het bijzonder wilen we de problemen van culturele integratie van lager gekwalificeerden onderzoeken. Dit doen we door de houdingen , waarden en vertogen van lager gekwalificeerden te bestuderen tegen de achtergrond van de algemene maatschappelijke waardering of status sie deze houdingen genieten. daarnaast bestuderen we de positie van de lager gekwalificeerden vanuit het rolbegrip door zowel de zelfdefinities van de leden van deze groep als de maatschappelijke erkennig die deze rollen in onze samenleving genieten, te analyseren. Methodisch kiezen we voor een combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, meerbepaald inhoudsanalyse van actuele politieke en maatschappelijke teksten, focusgroepen en diepteïnterviews met lager opgeleiden en kwantitatieve analyse van surveydata. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • ANTON DERKS
Financiële stromen tussen het Brussels Hoofdstedelijke Gewest en de Gemeenten ikv. interuniversitair colloquium (VERL : Fin. politieke relatie tss gewest en Br. gemeenten 1994-2001 : analyse gew. fondsen en toelagen vr Br. gemeenten) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek richt zich op de verhouding tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Brusselse gemeenten in de periode 19942001. Deze problematiek wordt benaderd vanuit een politiek-financiële invalshoek. Hoewel deze overheden en hun onderlinge verhouding een wezenlijk onderdeel van het 'Brussels model' vormen is hiernaar weinig wetenschappelijk onderzoek verricht. Eerst en vooral werd een inventaris opgemaakt van de fondsen en toelagen die door het Gewest aan de gemeenten verstrekt worden. Een eerste luik van het onderzoek bestaat uit een kwantitatieve analyse, met name de omvang van de financiële stromen in kwestie en de impact ervan op zowel de Gewestelijke als de gemeentelijke begrotingen en rekeningen. Een tweede luik behelst een kwalitatieve analyse van deze problematiek. Er werd onderzocht welk beleid er door het Gewest en de gemeenten ontwikkeld werd, hoe de verhouding tussen beide overheden er uit zag, hoe de politici hiertegen aankeken en welke politieke conflicten er naar voren kwamen. Met andere woorden, het onderzoek richt zich op de verhouding tussen de Brusselse lokale besturen en intermediaire overheden, die een belangrijke positie innemen binnen het 'Brussels model'. Organisaties: • Centrum voor de Interdisciplinaire Studie van Brussel
Onderzoekers: • Joost VAESEN • ELS WITTE
De rol van socio-economische factoren en de organisatie van het revalidatiecentrum in de recuperatie van volwassen hemiplegie patiënten Vrije Universiteit Brussel Abstract: De rol van socio-economische factoren en de organisatie van het revalidatiecentrum in de recuperatie van volwassen hemiplegie patiënten Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • FREDDY LOUCKX • Koen PUTMAN
Medische beslissingen rond het levenseinde MBLs bij kankerpatiënten: een Europees comparatief onderzoek van incidentie van MBLs en attitudes van oncologen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De vergrijzing van de samenleving, de vooruitgang in de medische technologie en de groeiende aandacht in de maatschappij voor de autonomie van de patiënt, hebben geleid tot een grotere wetenschappelijke discussie over de rol van de geneeskunde aan het levenseinde van patiënten. Uit voorgaand epidemiologisch onderzoek is gebleken dat medische belissingen rond het levenseinde van patiënten (MBLs) vooral bij kankerpatiënten zeer frequent voorkomen en dat artsen aan het levenseinde van kankerpatiënten andere opties nemen. De centrale onderzoeksvraag voor dit project is: 'Waarom nemen oncologen en andere artsen aan het levenseinde van kankerpatiënten andere MBLs?' Deze onderzoeksvraag wordt verder uitgediept aan de hand van 3 thema's: (1) de achtergrondkenmerken van MBLs (artsen- en patiëntenkenmerken); (2) de betekenis van 'attitudes' van artsen voor het nemen van MBLs; (3) de betekenis van 'sociale normen' van artsen voor het nemen van MBLs. Deze thema's zullen onderzocht worden aan de hand van verschillende datasets: (1) twee bestaande databestanden van grootschalige sterfgevallenstudies in Vlaanderen (1998) en Nederland (1995) (2) een sterfgevallenonderzoek van kankeroverlijdens in 6 Europese landen in 2001 (5th FW project van de EC) (3) een attitudeonderzoek bij medische oncologen van 6 Europese landen in 2002 (5th FW project van de EC). Organisaties:
• Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JEAN BERNHEIM • JOHAN BILSEN • LUC DELIENS • Lieve VAN DEN BLOCK • WILLEM DISTELMANS
Onderzoek naar het maatschappelijk draagvlak voor natuurbehoud in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Opstellen van een korf van indicatoren voor het meten van het maatschappelijk draagvlak voor natuurbehoud in Vlaanderen Methodiek voor evaluatie van beleid inzake maatschappelijk draagvlak voor natuurbehoud in Vlaanderen Organisaties: • Welzijnsplanning • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Pieter Leroy • Ilse Loots
Actualisering van hoofdstuk II (Armoede en sociale uitsluiting in de Vlaamse context) uit het VAP 2003 op basis van het nieuwe jaarboek. Universiteit Antwerpen Abstract: Actualisering van hoofdstuk II (Armoede en sociale uitsluiting in de Vlaamse context) uit het VAP 2003 op basis van het nieuwe jaarboek. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Luc Goossens