www.researchportal.be - 12 Feb 2016 07:56:55
Onderzoeksprojecten (60 - 80 van 814) Zoekfilter: Classificaties: Sociologie
Verlichten van het lijden in de laatste levensfase. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderwerp: Verdovende middelen bij palliatieve patiënten worden meer en meer gebruikt als laatste redmiddel tijdens de laatste levensfase. Dit wordt hevig bekritiseerd door de gelijkenis met Euthanasie. De Klinische kenmerken zijn vaak verkeerdelijk begrepen. Grote verschillen in de frequentie bij terminale verdoving overal in Europa duid aan dat het gebruik niet alleen bepaald wordt door de ernst van het lijden bij de patiënten, maar ook door andere factoren. Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • Judith Anna Cathari RIETJENS • LUC DELIENS
(=VERLENGING van FVO8 )Onderzoek naar de verwachtingen mbt het loopbaaneinde en de economische, sociale en culturele factoren die deze verwachtingen beïnvloeden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het huidige sociale zekerheidsstelsel haalt de overgrotemeerderheid van zijn inkomsten uit arbeid. Er dient dan ook een voldoende basis van tewerkgestelden te zijn om het sociale zekerheidsstelsel te schragen. Op dit moment is de activiteitsgraad van oudere werknemers echter schrikwekkend laag. Dit is niet enkel een probleem voor het sociale zekerheidsstelsel, de ouderen verliezen, door zich terug te trekken uit de betaalde arbeid, een belangrijke zingever in hun leven. De lagere activiteitsgraad van oudere werknemers is in grote mate toe te schrijven aan een aantal regelingen die werden uitgewerkt om een vervroegde uittreding van oudere werknemers te bewerkstelligen om de werkloosheid bij de jongeren tegen te gaan. Ondertussen is de vervroegde uittreding een sociale verwachting geworden bij werkgevers en werknemers. Door middel van een representatieve survey onder 45- tot 65-jarigen wil de onderzoeksgroep de eigen visies van werknemers met betrekking tot de eindeloopbaanproblematiek grondig bevragen. Een goede kennis van de meningen van de oudere werknemers is immers een belangrijke sleutel in een juist beleid aangaande de eindeloopbaanproblematiek. In een eerste fase werden 3176 Vlaamse respondenten bevraagd. In een tweede fase werd het onderzoek uitgebreid met een bevraging van 2264 Waalse en Brusselse respondenten. Doel van het onderzoek is om de verwachtingen van de Belgen (Vlamingen, Walen en Brusselaars) met betrekking tot het loopbaaneinde te beschrijven, en de economische, sociale en culturele factoren blootleggen die deze verwachtingen beïnvloeden. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de Minister van Sociale Zaken en Pensioenen. Samenwerking met P&V stond ons toe het onderzoekuit te breiden naar Brussel en Wallonië. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Joachim COHEN • Sven SANCTOBIN
(VERLENGING ): ATLAS : Valorisatie v/d resultaten v/d sociaal-economische enquête 2001 : Datamanagement. Vrije Universiteit Brussel Abstract: VUB Interface Demography is verantwoordelijk voor het opzetten van een master databestand van de Algemene Socio-Economische Enquête 2001 en voor het opstellen van gebruiksvriendelijke deelbestanden voor alle universiteitsteams die betrokken zijn in de analyses voor de verschillende volkstellingsmonografieën. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • RONNY LESTHAEGHE • Jan VAN BAVEL • JOHAN SURKYN • PATRICK DEBOOSERE
Verkenning van een specifiek loopbaanpatroon en formulering van aanbevelingen met het oog op remediëring en verbeterde statistische registratie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project schuift drie doelstellingen naar voor: 1) In een eerste fase wordt een inventaris opgemaakt van beschikbaar materiaal dat de Vlaamse loopbaanpatronen zo duidelijk mogelijk in kaart brengen, met oog voor het genderverschil. 2) Er wordt een werkgroep samengesteld en begeleid met vertegenwoordigers uit o.a. beleid, bedrijfswereld en sociale partners. Gevoed door de opmerkingen en conclusies van de werkgroep, worden (beleids)aanbevelingen geformuleerd om het gesignaleerde loopbaanpatroon te doorbreken.
3) Voorstellen worden geformuleerd m.b.t. verbeterde statistische registratie ter vergaring van loopbaangegevens (administratieve databanken en surveys). Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Verkennend onderzoek naar cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: In opdracht van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA), en op vraag van de Commissie Cultuur, Jeugd, Sport en Media van het Vlaams Parlement, werd een verkennend onderzoek gedaan naar cyberpesten bij jongeren in
Vlaanderen. Het onderzoek bestond uit twee delen. In een eerste fase werd de literatuur omtrent (klassiek) pesten, en omtrent jongeren en ICT bestudeerd. Ook de (tot nog toe schaarse) wetenschappelijke onderzoeken omtrent deviante internetpraktijken en cyberpesten werden onder de loep genomen. Op basis van deze literatuurstudie werden hypothesen en onderzoeksvragen geformuleerd. Die werden vervolgens getest en beantwoord door middel van een grootschalige schriftelijke enquête bij 2052 Vlaamse jongeren van het vijfde leerjaar tot en met het zesde middelbaar. Het volledige onderzoeksrapport is terug te vinden op de website van de opdrachtgever: www.viwta.be Organisaties: • Media & ICT/Interpersoonlijke relaties in Organisaties & Samenleving (MIOS)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Michel Walrave • Heidi Vandebosch
Vergrijzing in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Een van de belangrijkste sociale uitdagingen voor Vlaanderen en Europa is aankomende veroudering van de bevolking. In dit kader stellen zich drie grote beleidsproblemen: I) de manier waarop de lasten van de vergrijzing verdeeld worden tussen generaties en binnen generaties onderling; ii) de uitbouw van een betaalbare en hoogstaande zorgvoorziening die voor iedereen toegankelijk is; iii) het optimaliseren van de deelname van ouderen aan het economische, sociale, politieke en culturele leven zodat de kennis, ervaring en vaardigheden van de ouderen nuttig ingezet kunnen worden. Bij al deze uitdagingen is het Vlaamse beleidsniveau betrokken. Vlaanderen kan met een planmatige aanpak op het gebied van ouderzorg, arbeidsbeleid, belastingen, huisvesting, onderwijs en socio-cultureelbeleid een belangrijke en noodzakelijke bijdrage leveren aan de uitdagingen waarvoor de vergrijzingsproblematiek ons stelt. Voor het ontwikkelen van een dergelijke strategie zijn goede beleidsinstrumenten onontbeerlijk. Dit project staat in voor de ontwikkeling van dit beleidsinstrument dat uit de volgende delen bestaat: -Het ontwikkelen van een longitudinaal databestand voor Vlaanderen met gegevens over inkomen, levensomstandigheden, gezondheid en zorgbehoeften van de ganse bevolking in het algemeen en de ouderen in het bijzonder. -Het ontwikkelen van een dynamisch micro-simulatiemodel voor Vlaanderen dat meting van beleidshervormingen toestaat. -Het meten van trends in intra- en intergenerationele verdeling van inkomen en rijkdom in Vlaanderen. -Het maken van een projectie van de gezonde levensverwachting. -Het meten van economische gevolgen van de vergrijzing in Vlaanderen. -In kaart brengen van trends in formele en informele zorgnetwerken. -Parameters van Vlaams zorgbeleid in Europees vergelijkend perspectief plaatsen. Organisaties: • Welzijn en verzorgingsstaat
Onderzoekers: • Jozef Breda
Vergrijzing in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Een van de belangrijkste sociale uitdagingen voor Vlaanderen en Europa is aankomende veroudering van de bevolking. In dit kader stellen zich drie grote beleidsproblemen: I) de manier waarop de lasten van de vergrijzing verdeeld worden tussen generaties en binnen generaties onderling; ii) de uitbouw van een betaalbare en hoogstaande zorgvoorziening die voor iedereen toegankelijk is; iii) het optimaliseren van de deelname van ouderen aan het economische, sociale, politieke en culturele leven zodat de kennis, ervaring en vaardigheden van de ouderen nuttig ingezet kunnen worden. Bij al deze uitdagingen is het Vlaamse beleidsniveau betrokken. Vlaanderen kan met een planmatige aanpak op het gebied van ouderzorg, arbeidsbeleid, belastingen, huisvesting, onderwijs en socio-cultureelbeleid een belangrijke en noodzakelijke bijdrage leveren aan de uitdagingen waarvoor de vergrijzingsproblematiek ons stelt. Voor het ontwikkelen van een dergelijke strategie zijn goede beleidsinstrumenten onontbeerlijk. Dit project staat in voor de ontwikkeling van dit beleidsinstrument dat uit de volgende delen bestaat: -Het ontwikkelen van een longitudinaal databestand voor Vlaanderen met gegevens over inkomen, levensomstandigheden, gezondheid en zorgbehoeften van de ganse bevolking in het algemeen en de ouderen in het bijzonder. -Het ontwikkelen van een dynamisch micro-simulatiemodel voor Vlaanderen dat meting van beleidshervormingen toestaat. -Het meten van trends in intra- en intergenerationele verdeling van inkomen en rijkdom in Vlaanderen. -Het maken van een projectie van de gezonde levensverwachting. -Het meten van economische gevolgen van de vergrijzing in Vlaanderen. -In kaart brengen van trends in formele en informele zorgnetwerken. -Parameters van Vlaams zorgbeleid in Europees vergelijkend perspectief plaatsen. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Vergrijzing in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Een van de belangrijkste sociale uitdagingen voor Vlaanderen en Europa is aankomende veroudering van de bevolking. In dit kader stellen zich drie grote beleidsproblemen: I) de manier waarop de lasten van de vergrijzing verdeeld worden tussen generaties en binnen generaties onderling; ii) de uitbouw van een betaalbare en hoogstaande zorgvoorziening die voor iedereen toegankelijk is; iii) het optimaliseren van de deelname van ouderen aan het economische, sociale, politieke en culturele leven zodat de kennis, ervaring en vaardigheden van de ouderen nuttig ingezet kunnen worden. Bij al deze uitdagingen is het Vlaamse beleidsniveau betrokken. Vlaanderen kan met een planmatige aanpak op het gebied van ouderzorg, arbeidsbeleid, belastingen, huisvesting, onderwijs en socio-cultureelbeleid een belangrijke en noodzakelijke bijdrage leveren aan de uitdagingen waarvoor de vergrijzingsproblematiek ons stelt. Voor het ontwikkelen van een dergelijke strategie zijn goede beleidsinstrumenten onontbeerlijk. Dit project staat in voor de ontwikkeling van dit beleidsinstrument dat uit de volgende delen bestaat: -Het ontwikkelen van een longitudinaal databestand voor Vlaanderen met gegevens over inkomen, levensomstandigheden, gezondheid en zorgbehoeften van de ganse bevolking in het algemeen en de ouderen in het bijzonder. -Het ontwikkelen van een dynamisch micro-simulatiemodel voor Vlaanderen dat meting van beleidshervormingen toestaat. -Het meten van trends in intra- en intergenerationele verdeling van inkomen en rijkdom in Vlaanderen. -Het maken van een projectie van de gezonde levensverwachting. -Het meten van economische gevolgen van de vergrijzing in Vlaanderen. -In kaart brengen van trends in formele en informele zorgnetwerken. -Parameters van Vlaams zorgbeleid in Europees vergelijkend perspectief plaatsen.
Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon • Cornelius Van den Bosch
Vergrijzing en gezondheid van migrantenpopulaties: diabetes bij Belgen van Turkse en Marokkaanse origine. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Probleemstelling Een aanzienlijk deel - zo'n 15 % - van de Belgische bevolking is van vreemde afkomst. Hoewel migratiestromen naar België tijdens het afgelopen decennium in toenemende mate gediversifieerd zijn, vormen migrantengemeenschappen uit vroegere migratiegolven nog steeds de belangrijkste buitenlandse bevolkingsgroepen in België. Op 1 januari 2002 waren de vijf omvangrijkste vreemde bevolkingsgroepen in België (genaturaliseerden en vluchtelingen inbegrepen): de Italianen, de Marokkanen, de Fransen, de Turken en de Nederlanders (Eggerickx, Bahri & Perrin, 2006; Snel & Marx, 2007). Diversificatie van migratiestromen blijft niet beperkt tot een verscheidenheid aan herkomstlanden. Ook het leeftijdsprofiel van migranten diversifieert. Eén van de meest saillante demografische karakteristieken is de veroudering van Turkse, Maghrebijnse en Congolese migranten. Familiale hereniging met ouders en grootouders speelt hierin een belangrijke rol. Het zijn trouwens niet alleen de immigratiestromen, die door een tendens tot veroudering gekenmerkt worden. Ook de al aanwezige migrantenpopulaties vergrijzen. Vier decennia na hun aankomst als gastarbeiders bereiken Turkse en Marokkaanse immigranten de pensioengerechtigde leeftijd. Velen van hen hadden een relatief kort verblijf in België voor ogen. Wanneer ze genoeg geld gespaard hadden, zouden ze naar hun herkomstland terugkeren. Maar in plaats daarvan kwamen ook hun families naar België en groeien hun kinderen en kleinkinderen hier op. Zelfs wanneer ze nog naar hun land van herkomst terug willen, zijn de familiebanden in België vaak sterker dan die in het land van oorsprong. In de nabije toekomst zal België dan ook met omvangrijke groepen oudere immigranten geconfronteerd worden. Dat zal aanzienlijke implicaties op het vlak van gezondheid hebben (Eggerickx, Bahri & Perrin, 2006; Snel & Marx, 2007). Over het algemeen hebben volwassen immigranten in westerse populaties een hogere levensverwachting dan autochtone volwassenen (Deboosere & Gadeyne, 2005). Toch blijkt uit onderzoek dat (oudere) migranten gemiddeld een relatief slechtere gezondheid hebben dan autochtone Belgische leeftijdsgenoten. Op basis van de gezondheidsenquêtes van 1997, 2001 en 2004 vinden we dat Belgen van Turkse en Marokkaanse origine hun gezondheid minder positief evalueren dan mensen van Belgische afkomst. Na controle voor leeftijd zijn de kansen op een minder goede gezondheid zowel voor Belgen van Turkse als van Marokkaanse origine veel groter dan die van mensen van Belgische afkomst. Eén van de verklaringen voor dit gezondheidsverschil ligt bij diabetes. Diabetes mellitus type 2 is een ernstige metabolische ziekte, waarvan de hoofdkenmerken een verminderde glucosetolerantie en een verhoogde bloedsuikerspiegel (glycemie) met glucose in de urine (glucosurie) zijn. Deze insulineresistente vorm van diabetes komt vooral voor op oudere leeftijd (> 40 jaar). Het is bovendien een ongeneeslijke aandoening, die gepaard gaat met een verhoging van de overlijdenskans (Capet e.a., 1999; Weyne, 2000). Of zoals Baeyens (2007) het verwoordt: 'Le diabète est un assassin silencieux'. Wereldwijde vergrijzing, inclusief die van migrantenpopulaties, en toenemende zwaarlijvigheid zullen in de toekomst voor een verhoogde diabetesprevalentie zorgen. Het kostenplaatje voor zowel individu als samenleving zal zeer groot zijn. Preventie van diabetes type 2 is bijgevolg erg belangrijk. Onderzoek naar het relatieve belang van de verschillende risicofactoren is een conditio sine qua non voor een efficiënt preventief beleid. Preventie van diabetes mellitus type 2 wint bovendien nog aan belang, omdat de risicofactoren voor deze vorm van diabetes grotendeels dezelfde zijn als voor andere aandoeningen, zoals cardio- en cerebrovasculaire ziekten (Capet e.a., 1999). Diabetes type 2 is sterk leefstijlgebonden. Deze ziekte is sterk gelieerd aan zowel voedingsgewoonten als lichaamsbeweging. Zowel in voedingsgewoonten als in fysieke activiteitsniveaus worden relatief sterke sociaaleconomische gradiënten teruggevonden. Personen met een hoger opleidingsniveau maken meer kans om gezonde voedingspatronen te hebben dan lagergeschoolden. Het aantal personen met hoofdzakelijk een sedentaire vrijetijdsbesteding neemt af naarmate het opleidingsniveau stijgt (Beck, Vanroelen & Louckx, 2002). Onderzoeksvragen In vele landen worden etnische verschillen in diabetesprevalentie teruggevonden. Uit de klinische praktijk en uit onderzoek zijn er sterke aanwijzingen voor een hogere diabetesprevalentie bij de Turkse en Marokkaanse migrantenpopulatie in België. Daarom richt dit onderzoek zich in de eerste plaats op deze bevolkingsgroep. De centrale vraagstelling van dit doctoraat luidt: welke socioeconomische determinanten en specifieke culturele mechanismen zijn verantwoordelijk voor een hogere prevalentie van diabetes type 2 in de gemeenschap van Turkse en Marokkaanse origine in België? De gezondheid van migranten is het resultaat van een complex samenspel van factoren. De gezondheidssituatie in het land van herkomst, het migratieproces en determinanten in het land van bestemming spelen een cruciale rol. Als gezondheidsdeterminanten in het land van bestemming worden vaak aangewezen: gezondheidsgedrag, fysieke omgeving, sociale netwerken, toegang tot de gezondheidszorg, psychosociale stress en discriminatie. Het vóórkomen van deze specifieke determinanten bij migranten moet in een meer algemene context van genetische factoren, socio-economische factoren, cultuur en acculturatie geplaatst worden (Middelkoop, 2001). Een accuraat zicht op het relatieve belang van de verschillende gezondheidsdeterminanten is een vereiste voor een effectief gezondheids- en preventiebeleid. In dit doctoraat zullen wij in het kwantitatieve luik vooral focussen op socio-economische factoren, die een rol spelen in de hogere diabetesprevalentie in de gemeenschap van Turkse en Marokkaanse origine in België. Gezondheid is immers een sociaal fenomeen. Gezondheid draagt niet alleen bij tot overleven en sterven, maar is ook het resultaat van verschillende sets van risicofactoren gedurende het leven. Daarnaast willen we aan de hand van kwalitatief onderzoek nagaan welke specifiek culturele mechanismen verantwoordelijk zijn voor een hogere prevalentie van diabetes type 2 bij de Turkse en Marokkaanse gemeenschap in België. Een aantal auteurs (Vassart, 2005; Ferrant, 2007) vindt aanwijzingen voor een hogere prevalentie van diabetes mellitus type 2 bij Belgen van Turkse en Marokkaanse origine. Deboosere en Gadeyne (2005) stellen bij Marokkaanse vrouwen in België (25-54 jaar) een oversterfte ten gevolge van diabetes vast. De Belgische gezondheidsenquêtes van 1997, 2001 en 2004 geven aan dat de prevalentie van diabetes type 2 hoger is bij Belgen van Turkse en Marokkaanse afkomst (respectievelijk 6,0 % en 5,5 %) dan bij mensen van Belgische origine (3,5 %). Ook Nederlands onderzoek (Dijkshoorn, Uitenbroek & Middelkoop, 2003; Kriegsman e.a., 2003) toont aan dat de prevalentie van diabetes mellitus type 2 bij personen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst hoger is dan bij personen van Nederlandse origine. Over de determinanten en specifieke mechanismen, die voor deze hogere prevalentie verantwoordelijk zijn, is geen Belgisch onderzoek beschikbaar. Bij onze noorderburen deden Dijkshoorn, Uitenbroek & Middelkoop (2003), Kriegsman e.a. (2003) en Middelkoop (2001) onderzoek naar risicofactoren voor de hogere diabetesprevalentie bij mensen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse origine. Zij focusten daarbij vooral op zwaarlijvigheid. Wij zullen ons niet alleen concentreren op de relatie tussen zwaarlijvigheid en diabetes type 2, maar ook op de invloed van lichamelijke activiteit, voeding en psychosociale stress op zowel zwaarlijvigheid als diabetes mellitus type 2. Deze verbanden zullen wij bovendien binnen een ruimer socio-economisch en cultureel raamwerk plaatsen. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL • PATRICK DEBOOSERE
Vergelijkend onderzoek naar de opvang en behandeling van autochtone en allochtone jongeren met gedrags- en/of psychische problemen. Universiteit Antwerpen Abstract: De promotor werkt bij wijze van onderaanneming mee aan dit project waarvan het UZA opdrachtgever is en de Minister van Sociale Zaken hoofdopdrachtgever is. De studie zal vooreerst de literatuur rond de bestaande jeugdhulpverlening (toegankelijkheid en kwaliteit van de hulpverlening aan autochtone en allochtone jongeren) en rond de gedwongen jeugdhulpverlening bestuderen). Verder omvat de studie een bevraging van bevoorrechte getuigen, een dossierstudie van jeugdrechtbanken en diepte-interviews en analyses van autochtone en allochtone jongeren tijdens en na repressieve vormen van hulpverlening.
Organisaties: • OASeS - ONDERZOEKSGROEP ARMOEDE, SOCIALE UITSLUITING EN DE STAD • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
Vergelijkende verzorgingsstaatanalyse op basis van survey-data over hetgebruik van socialezekerheidsuitkeirngen. KU Leuven Abstract: Dit project ontwikkelt en implementeert een nieuwe indicator voor de vergelijkende verzorgingsstaatanalyse. In de huidige praktijk worden vooral sociale uitgaven en sociale rechten als indicatoren gebruikt, maar beide hebben hun problematische kanten. De indicator die hier ontwikkeld wordt is gebaseerd op gebruiksstatistieken, die aangeven welk deel van eenpopulatie met een bepaald sociaal risico toegang heeft tot een gerelateerde uitkering en welk bedrag aan uitkering ontvangen wordt. Deze indicator geeft een gerichter beeld van de sociale impact van uitkeringen. Hetproject maakt gebruik van de data van Europese vergelijkende surveys, zoals het ECHP (1994-2001) en de EU-SILC (2003-2010). Organisaties: • OE Centrum voor Sociologisch Onderzoek
Onderzoekers: • Wilhelmus van Oorschot
Vergelijkende validering van instrumenten om cultuurparticipatie te meten Universiteit Gent Abstract: Vergelijkende validering van de meetinstrumenten voor cultuurparticipatie in de surveys 'Sociaal-Culturele Verschuivingen' (Studiedienst van de Vlaamse Regering) en 'Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004' (Steunpunt Re-Creatief Vlaanderen) in het kader van de studiedag Vlaanderen gepeild 2007. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • John Lievens
Vastelling van financieringsmodaliteiten met betrekking tot het uitvoeren van een wetenschappelijke analyse van de lokaal multidisciplinaire netwerken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' RIZIV - Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering' hebben voor het project ' Vastelling van financieringsmodaliteiten met betrekking tot het uitvoeren van een wetenschappelijke analyse van de lokaal multidisciplinaire netwerken.' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • MARCUS LEYS
Van uitstel komt afstel? Een longitudinale analyse naar nieuwe patronen van gezinsvorming aan de hand van de volkstelling van 1991 en de algemene socio-economische enquête van 2001. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoeksopzet en probleemstelling De voorbije decennia is de vruchtbaarheid op doorgedreven wijze gedaald. In nagenoeg alle Europese landen ligt het totaal vruchtbaarheidscijfer sinds de jaren 1970 onafgebroken onder het vervangingsniveau van 2,1 kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling is deels het gevolg geweest van het uitstel van het ouderschap naar steeds latere leeftijden (Bongaarts & Feeney, 1998). Dit impliceert dat de recuperatie van het totaal vruchtbaarheidscijfer naar de toekomst toe zal afhangen van (a) verdere ontwikkelingen met betrekking tot de timing van vruchtbaarheid, en (b) de mate waarin uitgestelde geboorten daadwerkelijk worden gerealiseerd op latere leeftijden (Lesthaeghe & Willems, 1999). De focus van dit doctoraatsproject is gelegen op de tweede kwestie waarbij de mechanismen achter de vruchtbaarheidsrecuperatie worden onderzocht bij vrouwelijke cohorten die een nieuwe standaard hebben gezet met betrekking tot uitstel van vruchtbaarheid in België. Onderzoeksvraag Sinds het midden van de jaren 1960 is het vruchtbaarheidsregime in België grondig gewijzigd. Het totaal vruchtbaarheidscijfer daalde tot onder het vervangingsniveau, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind bleef stijgen. Op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 reconstrueerde Neels (2006) de pariteitsspecifieke vruchtbaarheidspatronen tussen 1960 en 1990 in België. Hieruit bleek dat vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 nieuwe standaarden hebben gezet met betrekking tot het uitstel van een eerste en tweede geboorte. De analyse van de cohortenprofielen toonde aan dat de uitstelbeweging in belangrijke mate werd gedreven door de democratisering van het onderwijs, de toename van het opleidingsniveau, en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Een dergelijk uitstelgedrag werd echter reeds aangetroffen bij hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen uit de vroege jaren 1920. Dit impliceert dat de uitstelbeweging van de afgelopen decennia dus niet zozeer van innovatief vruchtbaarheidsgedrag getuigt, maar veeleer moet worden begrepen als een gevolg van de forse toename van het aandeel hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen. Tegenover het uitstel van eerste en tweede geboorten staat een vrij algemeen afstel van geboorten van derde en hogere rang. Ongeacht opleidingsniveau en arbeidsmarktparticipatie blijken nog maar weinig vrouwen een geboorte van derde en hogere rang te realiseren. Een opmerkelijke vaststelling is dat de stap naar een derde geboorte in België nog het vaakst wordt gezet door hoogopgeleide vrouwen (ibidem). Desalniettemin blijkt uit recente surveygegevens een toenemende preferentie voor steeds kleinere gezinnen. Een groeiend aandeel vrouwen zegt nog maar één kind te willen (Goldstein, Lutz & Testa, 2003). Omdat de vruchtbaarheidsprofielen in België retrospectief werden gereconstrueerd op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 kon tot nu toe nog maar weinig worden gezegd over de vruchtbaarheidsrecuperatie bij sterk uitstellende generaties en de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 waren op het einde van 1990 bijvoorbeeld nog maar 25 tot 30 jaar oud, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind rond de 27 à 28 jaar schommelt. Door gebruik te maken van de gekoppelde volkstellingsgegevens van 1991 en 2001 wordt het echter mogelijk om de observatieperiode met 10 jaar uit te breiden. Op die manier ontstaat een prospectief onderzoeksdesign waardoor de vruchtbaarheidsrecuperatie kan worden bestudeerd tussen 1991 en 2001. Dit zijn de jaren waarin de sterk uitstellende generaties het gros van hun vruchtbaarheid zullen realiseren. Leidt hun uitstel tot afstel? En welke factoren oefenen een bevorderlijk dan wel een remmend effect uit op de vruchtbaarheid? Beide vragen staan centraal in het voorgestelde doctoraatsonderzoek. De effecten van arbeid en gezin In vorig onderzoek werd het uitstel van het ouderschap gerelateerd aan het verhoogde opleidingsniveau en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. De investering in een carrière vraagt tijd en verhoogt de opportuniteitskosten die aan het moederschap zijn verbonden. Vanuit die optiek kan een verder uitstel van het moederschap worden verwacht naarmate vrouwen hun kansen weten te verzilveren op de arbeidsmarkt. Sinds een aantal jaren stelt men echter vast dat landen met een hoog aandeel tewerkgestelde vrouwen precies de hoogste totale vruchtbaarheidscijfers laten optekenen (Brewster & Rindfuss, 2000). Het is natuurlijk de vraag of deze verbanden op geaggregeerd niveau zich ook voordoen op
individueel niveau. Desalniettemin roept een dergelijke vaststelling nieuwe vragen op met betrekking tot de relatie tussen vruchtbaarheid en vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Dit verband getuigt van een complexer karakter dan vaak wordt gedacht. Zo suggereert recent onderzoek voor Vlaanderen dat het moederschap onder afgestudeerde en samenwonende vrouwen typisch wordt uitgesteld door drie groepen: zij die helemaal geen job hebben, zij die juist een heel drukke baan hebben, en zij die een deeltijdse baan hebben maar vrezen om hun werk te verliezen. Ook regionale karakteristieken spelen een rol: uitstel van ouderschap is het meest uitgesproken in regio's met een hoog vrouwelijk werkloosheidscijfer en in regio's met een hoge mate van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt (Van Bavel & De Wachter, 2007). Uit het voorgaande blijkt dat verschillende facetten van de arbeidsmarkt een verschillende impact uitoefenen op het uitstel van het ouderschap. Blijft echter de vraag wat de implicaties zijn van dit uitstel met betrekking tot de vruchtbaarheid die uiteindelijk wordt gerealiseerd. En in het bijzonder de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Hoe hangen vol- en deeltijdse banen samen met het krijgen van een kind? Wat is de impact van het aantal uren werk per week? Speelt het type job een rol? Is de sector van tewerkstelling van belang? Werk in de overheidssector gaat doorgaans gepaard met betere faciliteiten om arbeid en gezin met elkaar in overeenstemming te brengen dan werk in de privésector (Mandel & Semyonov 2006). De bovenstaande vraagstellingen kunnen echter niet op afdoende wijze worden beantwoord zonder rekening te houden met de karakteristieken van partner en gezin. Is er bijvoorbeeld sprake van betekenisvolle interacties tussen de beroepsactiviteit en het opleidingsniveau van beide partners? In de literatuur wordt het belang van een gezinsperspectief in steeds belangrijkere mate onderkend, maar heeft voorlopig niet geleid tot systematisch onderzoek vanuit dat perspectief vanwege een gebrek aan geschikte data. De effecten van huisvestingskenmerken Hoewel sinds de jaren 1980 een aantal studies werden uitgevoerd met betrekking tot huisvesting en gezinsvorming, is de relatie tussen huisvesting en vruchtbaarheid nog maar zelden onderzocht. Volgens Mulder (2006) is er sprake van een tweezijdige relatie: demografisch gedrag oefent een impact uit op huisvesting, net zoals huisvesting een invloed uitoefent op demografisch gedrag. In dit onderzoek zal dieper worden ingegaan op het tweede luik van dit verband, en meer bepaald of huisvestingskenmerken een rol spelen in de vruchtbaarheidsrecuperatie van sterk uitstellende generaties. Huisvesting en gezinsvorming hangen echter bijzonder sterk samen, in die mate zelfs dat het vaak moeilijk is om te spreken van directe causale verbanden. Meestal worden beide beslissingen in samenspraak genomen of beïnvloed door gemeenschappelijke factoren. Desalniettemin achten we het belangrijk om deze denkpiste verder te exploreren. In dit project worden daartoe drie huisvestingskenmerken geoperationaliseerd: de vraag of men eigenaar dan wel huurder is van een woning, of het type woning een rol speelt (appartement of huis), en wat de impact is van de kwaliteit van de woning (al dan niet comfortabel, aanwezigheid van een tuin). Daarnaast wordt ook gekeken of kenmerken van de overkoepelde woningmarkt een rol spelen. Welke impact gaat bijvoorbeeld uit van regionale kenmerken zoals huur- en kostprijzen van woningen? Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • PATRICK DEBOOSERE
Van uitstel komt afstel? Een longitudinale analyse naar nieuwe patronen van gezinsvorming aan de hand van de volkstelling van 1991 en de algemene socio-economische enquête van 2001. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De focus van dit doctoraatsproject is gelegen op de tweede kwestie waarbij de mechanismen achter de vruchtbaarheidsrecuperatie worden onderzocht bij vrouwelijke cohorten die een nieuwe standaard hebben gezet met betrekking tot uitstel van vruchtbaarheid in België. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL
Van school naar werk : implementatie van een permanent en longitudinaal waarnemingsinstrumentarium. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksvoorstel kadert binnen een onderzoeksprogramma dat op langere termijn, vanuit multidisciplinair perspectief en gebruik makend van meerdere onderzoeksmethoden, de uitbouw nastreeft van een permanent waarnemingsinstrument met betrekking tot de overgang van school naar werk. Dit waarnemingsinstrument beoogt in twee opzichten een empirische fundering te leggen voor longitudinaal onderzoek: a) periodiek herhaalde bevragingen van gelijkaardige cohortes vormen de basis van consistente tijdsreeksen en laten toe over de tijd de effecten van gewijzigde contexten (inzake economische situatie, beleidsingrijpen, e.d.) op deze overgang te evalueren; b) meerdere meetmomenten per cohorte garanderen dat elke cohorte voor langere termijn kan gevolgd worden. Omdat de bevraging zich bovendien concentreert op het verzamelen van informatie over transitie-momenten garandeert dit een kijk op deze problematiek als een dynamisch en in de tijd verlopend proces. Financiering via PBO97 liet ons toe om een proto-type van werkwijze te testen en zo de basis te leggen voor dit waarnemingsinstrument Financiering via PBO98 liet ons toe om onze werkwijze grondig en met de inbreng van buitenlandse experten te evalueren, een uitgebreide consultatie van beleidsverantwoordelijken en potentiële gebruikers te organiseren en de data (verzameld op basis van een eerste cohorte van 23jarigen en de vervollediging van de Loso-dataset) diepgaand te analyseren. Dit onderzoek in het raam van PBO99 wil de uitbouw van ons onderzoeksprogramma verder consolideren door de realisatie van drie componenten: a) de bevraging van een tweede intrede-cohorte, wat toelaat de panelstructuur op het niveau van de cohorte in werking te stellen en zo het permanente karakter van het observatorium te garanderen; b) een tweede bevraging van de eerste intrede-chorte, gebruikt bij de tekst van het prototype, wat de uitbouw van een longitudinale dataset mogelijk maakt; c) de vervollediging van de data-set Loso-annex. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • HEIDI BELET • Ilse LAURIJSSEN
Van school naar werk : de implementatie van een permanent en logitidunaal waarnemingsinstrumentarium Vrije Universiteit Brussel Abstract: In een ander onderzoeksproject in het kader van PBO97 (Van onderwijs naar arbeidsmarkt) werd een waarnemingsinstrument getest dat de overgang van school naar werk in kaart brengt. Het huidige project beoogt de implementering en de consolidering van dit instrument. Voor de definitieve uitbouw van dit permanent observatorium wordt verder gebouwd op de ervaringen met dit prototype. Geregelde contacten met internationale experten op het vlak van schoolverlatersonderzoek, die onze procedures valideren, staan mede borg voor een zorgvuldige kwaliteitscontrole. Bovendien voorzien wij bij de implementering eerst een fase van brede consultatie van beleidsverantwoordelijken en potentiële gebruikers. Op lange termijn leggen wij met dit project een basis voor longitudinaal onderzoek (cfr. het project 'Van school naar werk' - VLO69) Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • HEIDI BELET • Ilse LAURIJSSEN
Van ontkenning naar revolte: de PKK en de reconstructie van de Koerdische identiteit Universiteit Gent Abstract: Deze studie beoogt het vergroten van kennis en inzicht in de 30-jarige strijd van de Koerdisch nationale beweging in Turkije. Het onderzoekt de evolutie van de PKK van verzetsbeweging tot transnationale sociale beweging, en het ontstaan van Koerdische 'identity politics' als uitkomst van die beweging. Het onderzoek situeert zich op het raakvlak van drie gebieden: ethno-nationalisme, sociale bewegingen en identiteitspolitiek. Organisaties: • Vakgroep Studie van de derde wereld
Onderzoekers: • Christopher Parker
Van onderwijs naar arbeidsmarkt : hoe verloopt de overgang ?(Programma : Beleidsgericht onderzoek '97. Beleidsdomein : Onderwijs.) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek beoogt in eerste instantie de conceptie en installatie van een instrumentarium dat, op langdurige basis via geregeld crosssectie en panel-onderzoek, de nodige gegevens verzamelt om een permanente databank aan te leggen over de wijze waarop de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt plaats vindt. Hoewel de aansluitingsproblematiek hierbij wordt beschouwd als de centrale focus van de dataverzameling, ligt het in de bedoeling om de problematiek van de 'transitie-periode' breder te beschouwen dan enkel maar de intrede in de arbeidsmarkt en eerder als een continuum dan als een klaar en afgelijnd punt in de tijd. Dit waarnemingsinstrument moet niet enkel leiden tot een beleidsrelevante basisrapportering, maar moet ook de nodige gegevens ter beschikking stellen die de wetenschappelijke wereld toelaten om meer specifieke beleidsrelevante themata met meer diepgang te analyseren. In het kader van dit onderzoek worden 3000 23-jarigen ondervraagd over hun schoolloopbaan en over de transitie van onderwijs naar abeidsmarkt. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • Ilse LAURIJSSEN
Van Emirdag naar België. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds KBS. UA levert aan KBS de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman