www.researchportal.be - 22 Jun 2016 07:32:23
Onderzoeksprojecten (360 - 380 van 6686) Zoekfilter: Classificaties: SOCIALE WETENSCHAPPEN (S)
Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2001 : Uitbouw van een facultair trefpunt onderwijsvernieuwing RG. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inrichting van een trefpunt voor academisch personeel en studenten. Organisaties: • Sociaal Recht
Onderzoekers: • GUIDO VAN LIMBERGHEN
Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2001 : Probleemgestuurd onderwijs in de opleiding apotheker, een onderwijslaboratorium. Vrije Universiteit Brussel Abstract: AANLEIDING / PROBLEEMSTELLING - De professionele wereld is net als de hele huidige samenleving onderhevig aan een snelle evolutie van wetenschap en kennis. Vele beroepen eisen v.d. persoon in kwestie mobiliteit, flexibiliteit, communicatieve vaardigheden en het verwerven van nieuwe kennis. Dit impliceert dat er ook in het onderwijs nood is aan veranderingen. - In ons huidig onderwijssysteem ziet men dat studenten vaak niet in staat zijn onderwerpen of technieken die in een bepaalde cursus gezien werden, toe te passen in een ander vakgebied omdat onvoldoende de links gelegd worden. Dit is waarschijnlijk in grote mate inherent aan de structuur van ons onderwijs waarin, door de relatief strikte indeling in unidisciplinaire vakken of cursussen, v.d. student niet vereist wordt om verbanden te leggen tussen de verschillende disciplines aangezien de evaluatie, enkele uitzonderingen niet te na gesproken, eveneens unidisciplinair gebeurt door de docent van het betreffende vak. Dergelijke situatie staat haaks op de beroepssituaties waar een probleem meestal niet unidisciplinair is. MOTIVATIE EN DOELSTELLING - Waar in het onderwijs traditioneel de nadruk ligt op teaching (docentgecentreerd onderwijs), is een noodzakelijke trend de evolutie naar learning, m.a.w. de student moet leren leren en daarenboven leren verbanden te leggen tussen verschillende disciplines (studentgecentreerd onderwijs). Ons onderwijs heeft dus nood aan het verhogen van de interdisciplinariteit binnen de door de student te behandelen leerstof. - Dit project heeft als doel om enerzijds expertise in het domein op te bouwen en anderzijds een onderwijssysteem (geschikt evenwicht tussen het docentgecentreerd en het studentgecentreerd onderwijs, van het PGO genre) te ontwikkelen dat best geschikt is aan de huidige noden van onze maatschappij. - De doelstellingen die wij, wat de studenten betreft, willen bereiken zijn : (i) het leggen van verbanden tussen de verschillende wetenschapsdomeinen, (ii) het bevorderen van communicatieve eigenschappen en het werken in groepsverband, en (iii) het individueel leren leren, o.a. door invoeren van informatie technologie. - Het is eveneens de bedoeling om gedurende de zelfstudie (v.d. PGO) aan de studenten niet alleen de traditionele handboeken ter beschikking te stellen, maar ook ICT materiaal zoals bvb. beschikbaarheid van de cursussen op internet, video's, computerprogramma's en multimedia materiaal. - Uiteraard omvat een dergelijk project een meerjarenplanning en een invoering die in verschillende fasen gebeurt, waarbij elke fase steunt op de ervaring opgedaan in een vorige fase. - Bij de aanvang v.h. acad. jaar 99-00 werd een 1ste project gestart met het invoeren van 2 PGO blokken in het 1ste jaar Apr. Deze blokken waren : spectroscopie in de farmaceutische analyse, en, antibiotica. Om de studenten en tutoren eigen te maken met het nieuwe onderwijssysteem werden er voor de start van blok 1, trainingen georganiseerd. Dit hield in uitleg ivm de werking en de doelstellingen van PGO, tonen van video's van PGOsessies, zelf laten uitvoeren van een PGO-taak door studenten en tutoren (apart). Voor blok 2 werd dit weer georganiseerd, maar nu met de nadruk op foutief of niet gebruikte PGO-technieken door studenten/tutoren. - Elk blok duurt 10 weken en bestaat uit 8 taken en een bloktest. De taken worden bestudeerd in 4 groepjes van 9 à 10 studenten. Deze onderwijsgroepen ontmoeten elkaar 2x per week ged. 1 uur, nl. 1 uur voor de voorbespreking en 1 uur voor de nabespreking. Tussenin hebben de studenten een dag zelfstudie. De onderwijsgroepen worden begeleid door tutoren. - Het blok : geneesmiddelen bij pijn, onsteking en koorts, werd ingevoerd in het acad.jaar 00-01 in het 2de jaar Apr. In dit blok worden de studenten ged. 3 weken aan één stuk geconfronteerd met dit blok en worden hoorcollege's, practica en PGO met elkaar gemengd. - Naast deze organisatorische experimenten, lopen nog experimenten over evaluatie's (zie kwaliteitszorg) en opstellen van basisdocumenten (blokboek, tutoren handleiding, enz.). - Doel van dit project is dus tot een complete ombouw van het curriculum te komen en de gedane experimenten te evalueren, te synthetiseren en te verspreiden naar andere opleidingen. BEOOGDE RESULTATEN : (1) Ten opzichte van de student : - verhogen van de interdisciplinariteit - verwerven van bepaalde vaardigheden : werken in groepsverband, zelfstandig werken, life-long learning, communicatieve vaardigheden. (2) Ontwikkeling van producten : - opstellen van blokboeken en tutor handleidingen, aangepast aan de opleiding - ontwikkelen van evaluatieformulieren, blokteksten, observatorformulieren, enz. (3) Ten opzichte van derden : - dissiminatie van de templates (of frames) v.d. blokboeken, tutorhandleidingen, enz. aan andere opleidingen aan de VUB, die PGO willen uitvoeren - in een later stadium dissiminatie van deze templates naar andere instellingen toe. Organisaties: • Analytische Scheikunde en Farmaceutische Technologie • Toxicologie, Dermato-cosmetologie en Farmacognosie • Farmacologie • Farmaceutische Chemie, Analyse van Geneesmiddelen en Geneesmiddelenkennis • Lerarenopleiding • Farmaceutische Biotechnologie en Moleculaire Biologie
Onderzoekers: • ALAIN DUPONT • ANDRE FORIERS • DESIRE MASSART • YVETTE MICHOTTE • VERA ROGIERS • BARTHOLOMEUS ROMBAUT
• SOPHIE SARRE • Yvan VANDER HEYDEN • JOHANNA VERBEKE • JACQUELINE VERCAMMEN • MICHAEL VRIJSEN • RAPHAEL VRIJSEN • HENRI DE CLERCQ
Onderwijsverniewingsproject (OVP) 2001 : Naar een competentiegericht en flexibel wiskunde-onderwijs. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De opzet van dit project is om gangbare problemen in het wiskunde-onderwijs op een innovatieve wijze aan te pakken. Het onderwijs in dit domein wordt niet zelden geconfronteerd met zeer heterogene groepen met een vaak ontoereikende voorkennis wiskunde en vaardigheden m.b.t. het hanteren van grafieken, symbolen en concepten. Bovendien betreft het vaak onderwijs waar traditionele onderwijs-leeromgevingen onvoldoende mogelijkheden tot differentiatie bieden. Deze tradionele omgevingen bevorderen bovendien een receptieve houding en stimuleren hierdoor geenszins de responsabilisering van studenten voor het eigen leerproces. Ook de aard van de leerstof zorgt voor een grote abstratiegraad die voor heel wat studenten te hoog is. Verder is er nog de werkstudentenproblematiek waarvoor een onderwijs nodig is dat een evenwicht biedt tussen contact- en afstandsonderwijs met optimale begeleidingsvoorzieningen. Een flexiebele, activerende en multi-mediale leeromgeving kan een bijdrage leveren aan het verhelpen van deze problemen. Onder impuls van de ervaring opgedaan in het brugonderwijs, het monitoraat, de STIHO-projecten ILO (Interactieve LeerOmgeving voor statistieken wiskunde onderwijs, 1997-1999) en EPO (Elektronisch Probleemgestuurd Onderwijs, 1999-2001) en recent het VUB-project 'Interactief onderwijs in de Laptopklas' wordt beoogd om de ingeslagen weg verder te zetten en uit te diepen. Met dit projectvoorstel willen hoofdzakelijk twee doelen gerealiseerd worden: enerzijds het uitdiepen van de bestaande aanpak zowel qua ontwikkeling van leermaterialen als qua werkvormen en anderzijds het opstarten van nieuwe initiatieven inzake flexibiliteit en competenties. In concreto willen we volgende doelstellingen realiseren: · Verdere uitbouw en uitdieping van de electronische leeromgeving (Weboef) naar enerzijds andere opleidingen en anderzijds het tweede kandidatuursonderwijs. · Activering van de studenten · Responsabilisering voor eigen leerproces (o.a. door zelftoetsen) · Stimulering van collaboratief leren · Imbedding van andere begeleidingsvormen · Uitbouw van competentiegericht leren door een integratie in andere opleidingsonderdelen Organisaties: • Toegepaste Statistiek, Operationeel Onderzoek en Wiskunde voor de Humane Wetenschappen • Manpower Planning
Onderzoekers: • MARIE GUERRY • ERIC DEGREEF
Onderwijsverniewingsproject (OVP) 2001 : Inleiding tot de wetenschapsmethodologie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Aanleiding/ probleemstelling In de cursus 'Inleiding tot de wetenschapsmethodologie' wordt de studenten o.m. geleerd hoe ze correcte bibliografische verwijzingen maken. Verder wordt de studenten bijgebracht hoe ze correct citeren en parafraseren (met volledige bronvermelding) en hoe ze een bibliografie moeten opstellen. Het systeem dat hiervoor gevolgd wordt is het auteur-jaarsysteem. De eerste kan. Politieke & Sociale Wetenschappen heeft oefeningen bij de cursus, de studenten van de afdelingen economie en handelsingenieur niet. Ook in andere afdelingen moeten studenten leren omgaan met bronnenmateriaal. Vaak hebben ze geen cursus die hen de regels van bronvermelding aanleert. Motivatie en doelstelling Omdat de procedures voor het refereren, citeren en opstellen van bibliografieën vrij exact zijn, kan het niet zo moeilijk zijn om - aanvullend op de hoorcolleges - interactieve programma's te ontwikkelen die toelaten om deze materie te oefenen. D.m.v. deze programma's zouden concrete opdrachten kunnen gegeven worden. Het programma zou de fouten kunnen aangeven en tenslotte de correcte oplossingen kunnen geven. Een dergelijk programma zou ideaal zijn voor die afdelingen die nu geen oefeningen hebben bij deze cursus (Economie en Handelsingenieur). Het zou ook (in combinatie met een handboekje) bruikbaar zijn voor de afdelingen die geen cursus 'wetenschapsmethodologie' hebben, maar uiteraard ook correct moeten kunnen citeren, parafraseren, ... Het correct vermelden van literatuur wordt in onze faculteit aangeleerd in de eerste kan. Veel studenten gebruiken dit echter pas intensief in het afstudeerjaar. Een oefenprogramma zou ideaal zijn om deze leerstof opnieuw op te frissen. Resultaat/ producten die worden nagestreefd De bedoeling van het project zou zijn om dergelijke programma's te ontwikkelen en aan de studenten beschikbaar te stellen via CD-rom. Indien mogelijk zouden deze CD-rom op klein formaat uitgevoerd worden (credit-kaart), zodat ze gemakkelijk overal kunnen meegenomen worden. Bij de CD-rom zou een begeleidend zakboekje komen waarin alle regels voor het correct citeren, parafraseren en vermelden van bronnen kort worden toegelicht. Relatie met competentiegericht leren en onderwijzen Het studiemateriaal zou aanvullend moeten zijn op de hoorcolleges 'Wetenschapsmethodologie' en bruikbaar voor diegenen die geen oefeningen hebben bij dit hoorcollege. Uiteraard zal het ook een hulpmiddel zijn voor de oefeningen bij de cursus. Vorm(en) van flexibilisering Het ontwikkelde studiemateriaal zou ook zelfstandig moeten kunnen gebruikt worden door studenten die deze cursus niet volgen. Heel wat studenten hebben geen afgerond opleidingsonderdeel waarin ze leren citeren en op een correcte manier leren bronnen vermelden. Ook zij moeten echter tijdens oefeningen, werkcolleges en voor hun eindverhandeling literatuur verwerken en er op een correcte wijzen leren naar verwijzen. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX
Kuststaat bevoegdheid met betrekking tot mariene pollutie door schepen
Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt de nieuwe bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het Recht van de Zee (Montego Bay, 10 december 1982) met betrekking tot bevoegdheid van kuststaten inzake mariene verontreiniging door schepen of/ en door storting van naderbij te ontleden. Vele van deze bepalingen zoals opgenomen in dit verdrag vormen een breuk met het verleden in die zin dat een nieuw evenwicht betracht wordt tussen de belangen van de kust/ havenstaat aan de ene zijde, en die van de vlaggestaat aan de andere. Aangezien dit verdrag onlangs, met name op 16 november 1994, in werking is getreden en bovendien momenteel in een stroomversnelling is geraakt wat het aantal ratificaties betreft (113 begin februari 1997), lijkt het opportuun na te gaan in hoeverre en op welke wijze deze nieuwe balans zich weerspiegelt in de statenpraktijk. Sommige van deze artikelen bevatten immers onduidelijkheden die om opheldering vragen. Dit project past in een ruimer onderzoek opgestart door de international Law Association, waarbij de projectleider betrokken is als rapporteur. Dat dit project inhoudelijk ook voor België van actueel belang is mag blijken uit het feit dat het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu onlangs een contract ter waarde van ongeveer 1 miljoen Bfr. heeft gesloten met de projectleider om, inter alia, de Belgische wetgeving ter zake te onderzoeken met het oog op een mogelijke aanpassing ervan. Organisaties: • Internationaal en Europees recht
Onderzoekers: • ERIK FRANCKX
Kwaliteitsvolle schoolsportmodellen in binnen- en buitenland. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Op school kunnen kinderen reeds vanaf jonge leeftijd kennismaken met sport en bewegen via de lessen lichamelijke opvoeding en schoolsport. Schoolsport bestaat uit een grote diversiteit aan activiteiten die zowel buiten als binnen de lessen licahmelijke opvoeding kunnen plaats vinden. Daar schoolsport op het snijvlak van de lichamelijke opvoeding en de georganiseerde sport ligt, kunnen bruggen worden geslagen tussen de sportbeoefening op school en de sportactiviteiten in een club. Schoolsport kan op deze manier bijdragen aan een optimale voorbereiding van leerlingen op het functioneren in de maatschappij nu en later. Het aanbieden van schoolsport in kwaliteitsvole omstandigheden is dan ook noodzakelijk. Daarom zal er een inventarisatie plaatsvinden van de schoolsportmodellen in binnen- en buitenland. Er wordt gestreefd naar een gecategoriseerde inventarisatie, dat wil zeggen een inventarisatie die onderscheid maakt onder ander beleid, doelgroep eb doelstelling. Uit deze inentarisatie zullen dan een aantal succes- en faalfactoren geldend voor een bepaalde categorie schoolsportmodellen naar voren komen. Op basis hiervan zullen kwaliteitscriteria afgeleid worden waaraan een goed schoolsportmodel dient te voldoen. Er wordt dan ook gestreeft naar het aanbieden van een hulpmiddel voor potentiële gebruikers, de schoolsportgangmakers. Deze handleiding beidt de gebruikers handvatten bij het maken van keuzes ten aanzien van de invulling van schoolsport. Dit zal uiteindelijk de kwaliteit van het schoolsportaanbod ten goede komen. Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • PAUL DE KNOP
SOCRATES PROJECT /Transnationale Coöperatie project (2000-2002)/COMENIUS Action 3.1 Vrije Universiteit Brussel Abstract: Vergelijkende studie van aanvangsbegeleiding in de verschillende Europese landen. Inventarisatie van gevalsstudies 'good practice'. Voorbereiding Europese Comenius nacholing in juni 2002, Cetara (Italië). Organisaties: • Lerarenopleiding
Onderzoekers: • NADINE ENGELS
Analyse toets-enquête "kleurrijk Vlaanderen". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Naar aanleiding van het spontaan respons onderzoek over Mobiliteit, georganiseerd door het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, in het kader van het toekomstproject Kleurrijk Vlaanderen, werd door de Mobiliteitscel van de Vlaamse Gemeenschap een representatieve enquête, met dezelfde vragenlijst georganiseerd. Dit project werd de toetsenquête van het spontaan respons onderzoek. De opdracht voor de onderzoeksgroep TOR van de VUB bestaat in de voorbereiding van de dataverzameling en de analyse van de resultaten en de vergelijking van de resultaten met deze bekomen uit het spontaan responsonderzoek. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • MAARTEN MOENS • JOERI MINNEN • Leen VAN THIELEN • Jessie VANDEWEYER
Nieuwe kwetsbare groepen in de Belgische gezondheidszorg. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit onderzoeksproject is een uitgebreid en juist beeld te schetsen van bevolkingsgroepen die een kwetsbare positie innemen in het systeem van de Belgische gezondheidszorg. Dit met bijzondere aandacht voor de invloed van de zich globaliserende sociale en economische verhoudingen op de toegankelijkheid en (on)gelijkheid van de gezondheidszorg voor deze groepen. Meer bepaald zal er een antwoord worden geformuleerd op de volgende onderzoeksvragen : (1) Welke maatschappelijke groepen kunnen omschreven worden als 'kwetsbaar' binnen het systeem van de gezondheidszorg ? (2) Hoe zien deze groepen er uit in sociaal-economisch en demografisch opzicht ? (3) Welke zijn de belangrijkste knelpunten en noden van deze groepen in relatie met de gezondheidszorg ? (4) Welke zijn mogelijke oplossingen / beleidsmaatregelen voor de geïdentificeerde problemen ? Met dit onderzoeksproject zal eveneens gepoogd worden aan twee belangrijke tekortkomingen van het Belgisch onderzoek naar sociale ongelijkheid in gezondheid tegemoet te komen, namelijk de te geringe terugkoppeling van wetenschappelijke onderzoeksresultaten naar concrete beleidsvoorstellen en de te grote versnippering van het wetenschappelijk onderzoek op dit gebied in belgië. In een eerste, exploratieve fase, zullen bestaande gegevensbronnen geanalyseerd en gesystematiseerd worden. Nadien volgt er een empirisch onderzoeksgedeelte waar de conclusies uit het exploratief onderzoek zullen getoetst worden door middel van een Delphi-studie en een aantal diepte-interviews. Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers:
• FREDDY LOUCKX • Christophe VANROELEN
ikv VLIR BVO Project en Congres 2002 : 'Duurzame stedelijke ontwikkeling : Lokale Agenda 21 in ontwikkelingsperspectief.(ikv Noord-acties-Programma 2002) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Stedelijk onderzoek , in de context van ontwikkelingslanden en vooral onderzoek naar duurzame stedelijke ontwikkeling is vrij nieuw. Geintegreerd beleidsvoorbereidend onderzoek ontbreekt nog. Dit project wenst deze leemte op te vullen in voorbereiding van een Internationale Conferentie over dit onderwerp. Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • David PROOT • LUC HENS
Draagvlak solidariteit en rapportering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het onderzoek naar de houdingen en attitudes van Vlamingen ten aanzien van solidariteit, het sociaal zekerheidsstelsel en de verzorgingsstaat wordt opgesplitst in 4 deelonderzoeken. In het eerste onderdeel (houdingen ten aanzien van de sociale zekerheid en de verzorgingsstaat) wordt nagegaan hoe de Vlamingen staan tegenover de verzorgingsstaat. Onderkent men de positieve gevolgen van de werking van de verzorgingsstaat, of zijn het eerder de vermeende negatieve gevolgen van de verzorgingsstaat die onder de Vlamingen reeds verspreid zijn? Verder wordt een profilering opgesteld van diegenen die eerder de positieve gevolgen benadrukken en analoog van diegenen die voornamelijk negatieve gevolgen onderkennen. In het tweede onderdeel (risicosolidariteit) wordt nagegaan welke houding de Vlaamse bevolking inneemt tegenover enkele ingrijpende aanpassingen in de financiering van het sociaal zekerheidsstelsel. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds levensstijlaansprakelijkheid, m.a.w. moeten mensen die ongezond leven of een risicovolle levensstijl hebben zelf de prijs betalen voor de kosten die ze genereren? Anderzijds onderscheiden we de levensloopaansprakelijkheid, m.a.w. moeten mensen die slachtoffer zijn van de risico's van het leven, zoals ziekte, handicap of ouderdom een hogere bijdrage leveren? In het derde onderdeel (de steun van de sociale zekerheid) gaat de aandacht naar de steun die Vlamingen verlenen aan het sociaal zekerheidsstelsel. We maken een onderscheid tussen enerzijds redenen of motieven om het stelsel te steunen en anderzijds de financiële noodzaak van het stelsel en de eigen bijdrage daarvoor. Verder wordt nagegaan welke factoren een invloed uitoefenen op deze houdingen. Daarbij wordt de vraag gesteld hoe deze houdingen inspelen op de steun om de verschillende soorten uitkeringen te verhogen. Het vierde onderdeel (de politieke en ideologische inbedding van het draagvlak van de solidariteit) onderzoekt de samenhang tussen de houdingen ten aanzien van het draagvlak van de solidariteit en de politieke positionering van de Vlamingen. Op basis van het politiek landschap wordt een sociologisch en ideologisch profiel opgesteld van het electoraten en hun houding tegenover solidariteit. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Sven SANCTOBIN
Voorbereiding van het project "Eindeloopbaanproblematiek". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Sven SANCTOBIN
Bijdrage over "onveiligheidsgevoelens". (Analyse van de survey naar "Culturele vershuivingen in waarden, houdingen en gedragingen" ikv studiedag "Vlaanderen gepeild") Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS
Data-analyse en rapportering van klantensurvey met bedoeling klantentevredenheid en kwaliteit van dienstverlening BELNET te evalueren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project omvat het opzetten, analyseren en rapporteren van een web-enquête ivm klantentevredenheid over de dienstverlening van Belnet. Het onderzoek wordt gevoerd door studenten onder begeleiding van de promotor. Na een kwalitatieve pilotstudy aan de hand van een 6-tal diepte-interviews en een eerste versie van een klantenenquête opgesteld door de opdrachtgever wordt een enquete opgesteld die via het Internet zal worden aangeboden. Doel van de enquête is om toekomstig beleid en klantenservice van Belnet te ondersteunen. Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers:
• PETER THEUNS
Bijdragelevering aan studiebijeenkomst van de onderwijsinspectie van de Vlaamse gemeenschap op 19 juni 2003. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS
Een verkennend onderzoek naar regionale verschillen in studieprestaties in Vlaanderen en de oorzaken ervan.(OBPWO 2001) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De aanleiding voor dit onderzoek was dat West-Vlaamse studenten meer slaagden voor de toegangsexamens arts en tandarts. De hogere slaagpercentages voor de toegangsexamens zijn geen toeval, want uit dit onderzoek blijkt dat er sterke regionale verschillen zijn in studieprestaties in het Vlaamse secundair en hoger onderwijs. Vier representatieve databanken van Vlaamse secundaire scholen tonen aan dat West-Vlaamse leerlingen beter presteren voor wiskunde, wetenschappen, en leesvaardigheid (PISA2000 en TIMSS), en dat ze minder vaak B- en C-attesten behalen (twee TOR-onderzoeken bij jongeren uit 1996 en 2000). Leerlingen uit Antwerpse en Vlaams-Brabantse scholen behalen iets meer B- en C-attesten. Het scherpste beeld van de regionale verschillen vinden we in de gegevens van de Databank Tertiair Onderwijs (19992000). Van de eerstejaars die recht uit het secundair onderwijs komen, slaagt gemiddeld 43,2 procent, maar bij de West-Vlamingen is dat 53,9 procent. Ook binnen West-Vlaanderen zijn er nog grote verschillen. Studenten uit de arrondissementen Kortrijk, Ieper, Roeselare, Tielt en Diksmuide in het zuidoosten van West-Vlaanderen halen een gemiddeld slaagpercentage van 57,5 procent, dat is bijna 15 procentpunten hoger dan het Vlaams gemiddelde. Aan het andere uiteinde vinden we Brussel terug met een slaagpercentage van slechts 38,8 procent. Dat de slaagpercentages in de stad Antwerpen (en in mindere mate ook in Gent en andere steden) ook lager liggen, wijst erop dat het hier om een (groot)stedelijk probleem gaat. Een analyse van de VLIR-databank toont aan dat deze regionale verschillen voor West-Vlaanderen en Brussel al minstens teruggaan tot het schooljaar 1990-1991. In de acht databanken vonden we verschillende deelverklaringen voor de betere prestaties van West-Vlamingen. Ten eerste kunnen de betere prestaties van West-Vlamingen op leesvaardigheid en wiskunde in het secundair onderwijs ten dele verklaard worden door het kleine aantal allochtonen in West-Vlaamse scholen. Ten tweede kiezen West-Vlamingen minder vaak voor ASO en voor universitaire opleidingen. Dat ze minder hoog mikken en misschien realistischer kiezen, kan een deel van de verschillen in slaagpercentages verklaren. De derde en belangrijkste verklaring voor de betere studieprestaties van West-Vlamingen wordt gevormd door een cluster van culturele kenmerken die samengaan met goede prestaties, en die iets meer in West-Vlaanderen aanwezig zijn. West-Vlamingen komen uit onze analyses als iets conformistischer en gezagsgetrouwer. De concentratie van deze kenmerken op klas- of schoolniveau zorgt voor een klas- of schoolklimaat waar het voor leerkrachten gemakkelijker werken is. Dit is een goede basis voor een 'effectieve' school. De voorsprong in kennis en studiehouding die de West-Vlamingen tijdens het secundair onderwijs opbouwen, nemen ze mee naar het hoger onderwijs waar ze erg hoge slaagpercentages halen. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • TOON KUPPENS
Arbeidsmarktconclusies uit tijdsbudgetonderzoek. (VIONA-onderzoeksprogramma 2002). Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het onderzoek 'Tijdsbesteding van de Vlamingen: een tijdsbudgetonderzoek bij een representatieve steekproef van Vlamingen', gefinancierd in het kader van het programma Beleidsgericht onderzoek van de Vlaamse Gemeenschap (PBO97/3/109), is het eerste grootschalige tijdsbudgetonderzoek in Vlaanderen sinds meer dan 30 jaar. Voor dit onderzoek (TOR'99), dat uitgevoerd werd door de onderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel, hielden 1533 Vlamingen tussen 16 en 75 jaar gedurende een volle week hun tijdsbesteding bij. De data werden verzameld door middel van dagboekjes en twee vragenlijsten In de twee vragenlijsten worden naast socio-demografische variabelen, houdingen en algemene indicatoren over de tijdsbesteding ook een groot aantal variabelen die betrekking hebben op de arbeidsmarktsituatie van de respondenten bevraagd. Bovendien beschikken we over - weliswaar beperktere - tijdsbestedingsdata uit 1988 (TOR'88). In deze tijdsbudgetenquête gebruikten we dezelfde methodiek (zij het slechts over 3 registratiedagen) bij een aselecte (gewogen) steekproef van 466 Vlamingen tussen 20 en 40 jaar. De enquêtes van 1988 en 1999 bevatten een groot aantal vergelijkbare vragen rond arbeidstijden en arbeidssituatie. Al deze gegevens laten toe om: a) de arbeidssituatie van Vlamingen tussen 16 en 75 genuanceerd in kaart te brengen b) de temporele organisatie van de arbeid van Vlamingen in het algemeen en van verschillende subcategorieën gedetailleerd te beschrijven c) vergelijkingen te maken tussen 1988 en 1999 op het vlak van de arbeidssituatie en de temporele organisatie van de arbeid van Vlamingen tussen 20 en 40 jaar De analyses van de drie bovenstaande delen laten toe om een gedetailleerd beeld te schetsen van wie er werkt in Vlaanderen, hoeveel en wanneer er gewerkt wordt door verschillende bevolkingscategorieën, Bovendien wordt getracht een aantal evoluties te schetsen, voor de subgroep van 20 tot 40-jarigen.
De beschrijving van 'werkend Vlaanderen' zal de basis vormen van een aantal beleidsaanbevelingen. Hiervoor confronteren we onze analyses met de beleidsintenties van de huidige Minister van Tewerkstelling en gaan we zorgvuldig na in welke mate we in de huidige arbeidssituatie in Vlaanderen knelpunten en opportuniteiten zien om deze intenties waar te maken. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • Leen VAN THIELEN
Tijdsbudgetonderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De onderzoeksgroep TOR voert in opdracht van het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken een onderzoek naar de profilering van de Vlaamse bibliotheekgebruiker, in termen van achtergrondskenmerken, cultuurparticipatie en levensstijl. Wie maakt gebruik van de openbare bibliotheek in Vlaanderen, hoe onderscheidt de bibliotheekgebruiker zich van de niet gebruiker, betekent bibliotheekgebruik ook de deelname aan andere vormen van cultuur? De resultaten worden aangemaakt aan de hand van de gegevensbank Tijdsbesteding van de Vlamingen: een tijdsbudgetonderzoek bij een representatieve steekproef van Vlamingen. Een capita selecta van de resultaten wordt door de opdrachthouder voorgesteld op de Studiedag gebruikersonderzoek, georganiseerd door de opdrachtgever op 5 juni 2003. De resultaten vormen de inhoudelijk input in het voorbereidingsproces van een survey, in beheer van de opdrachtgever. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • MAARTEN MOENS
Uitvoering van een onderzoek naar de kwaliteit van de turnclubs in Vlaanderen. (Deze wordt vanaf 1/1/2003 vervangen door WDGO289) Vrije Universiteit Brussel Abstract: -Uitvoering van een onderzoek naar de kwaliteit van de turnclubs in Vlaanderen Organisaties: • Sportbeleid en -management
Onderzoekers: • PAUL DE KNOP
Ethisch-medische kwaliteitszorg van beslissingen rond het levenseinde van patiënten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Adequate zorgverlening voor terminale patiënten krijgt in toenemende mate maatschappelijke en wetenschappelijke aandacht. De overtuiging groeit daarbij dat de kwaliteit van de laatste levensfase een belangrijke bijkomende doelstelling is van de medische zorg. Uit onderzoek blijkt dat artsen frequent beslissingen nemen en handelingen stellen i.v.m. het levenseinde van patiënten (HALP) maar dat dit niet altijd zorgvuldig gebeurt. Zo wordt er bijvoorbeeld niet steeds met de patiënten overlegd bij HALP (Deliens et al., 2000). Een manier om meer rekening te houden met de visie van de patiënt en de ethisch-medische kwaliteit van HALP te verbeteren, is het gebruik van een protocol dat artsen als richtlijn voor hun handelen kunnen gebruiken. In dit onderzoek wordt gepoogd om een dergelijk protocol op te stellen voor de eerstelijnsgezondheidszorg. Het zal ondermeer gericht zijn op het optimaliseren van de participatie en communicatie tussen alle betrokken partijen bij de terminale besluitvorming, het bepalen van hoe de doorverwijzing bij voorkeur verloopt en hoe men het best kan omgaan met een verzoek tot potentieel levensverkortende of levensbeëindigende handelingen. Er wordt geopteerd voor een kwalitatieve methode op basis van half-gestructureerde interviews en focusgroepintervieuws met de betrokken actoren (artsen, verpleegkundigen, palliatieve teams, patiënten met een levensbedreigende aandoening, familieleden van overleden patiënten, enz.). In een eerste fase is de dataverzameling gericht op het inventariseren van de noden en behoeften i.v.m. beslissingen rond het levenseinde. Deze fase moet resulteren in een ontwerpprotocol 'Ethische kwaliteitszorg bij HALP in de eerstelijnszorg'. In een tweede fase wordt dit voorgelegd aan huisartsen en andere betrokkenen en wordt terug via interviews en focusgroepen nagegaan of dit protocol werkbaar is. In totaal worden een vijftgtal interviews en een vijftal focusgroepen voorzien. Het onderzoek loopt van maart 2001 tot maart 2003. Organisaties: • Zorg rond het levenseinde
Onderzoekers: • JEAN BERNHEIM • LUC DELIENS • GRETA VAN DER KELEN • REGINALD DESCHEPPER