www.researchportal.be - 15 Oct 2015 13:51:20
Onderzoeksprojecten (2000 - 2500 van 6686) Zoekfilter: Classificaties: SOCIALE WETENSCHAPPEN (S)
(ikv Eu project van Milieu Ltd ) Conformity studies of Member States' national implementation measures transposing Community instruments in the area of citizenship of the Union. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Conformiteitsstudie van nationale implementatie van Europese wetgeving op het vlak van burgerschap van de Unie. Organisaties: • Metajuridica • Institute for European Studies
Onderzoekers: • SERGE GUTWIRTH • Pieter PAEPE • PAUL DE HERT
Risicoperceptiestudie bij de Belgische bevolking. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject heeft twee centrale doelstellingen. Eenerzijds wordt de basis gelegd voor een grootschalige risicoperceptiestudie bij de Belgische bevolking en anderzijds wordt een doctoraatsproject uitgewerkt waarvoor externe financiering zal worden gezocht. Er wordt met name onderzocht hoe experimentele contexten en beeldmateriaal zinvol kunnen worden geïntegreerd in een klassieke CAPI-survey. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Peter Thijssen
Ontwikkeling van een Vlaamse armoedebarometer, als instrument voor een effectiever en efficiënter armoedebestrijdingsbeleid. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling van een Vlaamse armoedebarometer, als instrument voor een effectiever en efficiënter armoedebestrijdingsbeleid. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Actualisatie Hoofdstuk II (Armoede en sociale uitsluiting in de Vlaamse context) uit het VAP 2005-2009. Universiteit Antwerpen Abstract: Actualisatie Hoofdstuk II (Armoede en sociale uitsluiting in de Vlaamse context) uit het VAP 2005-2009. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Inventarisatie en analyse van portfolio's in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: De Vlaamse overheid, departement Onderwijs en Vorming, gaf opdracht tot het inventariseren en analyseren van Vlaamse portfolio's binnen Elders Verworven Competenties (EVC) in functie van de uitbouw van een coherent EVC-beleid. Het portfolio is een belangrijk en veelgebruikt instrument in het kader van EVC-procedures. Dertig EVC-portfolio's werden opgelijst binnen de domeinen onderwijs, werk en cultuur. Een format werd ontwikkeld om de verschillende portfolio's op uniforme wijze te beschrijven. De essentiële informatie werd samengebracht in een overzichtelijk raster. Alle beschikbare informatie werd grondig geanalyseerd om raakvlakken en spanningsvelden in kaart te brengen. De conclusies van de vergelijkende analyse moeten de opdrachtgever in staat stellen gemeenschappelijke criteria te formuleren voor EVC-portfolio's. Organisaties: • Didactica
Onderzoekers: • Elke Struyf • Wil Meeus
Haalbaarheidsstudie vorming moslimkaders. Universiteit Antwerpen Abstract: Haalbaarheidsstudie vorming moslimkaders. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Walter Nonneman
Onderzoek rond Zuid-Afrikaanse samenwerking betreffende cultuur, jeugd en sport gefocust op vier lokale gemeenschapscentra voor de periode 2007-2009. Universiteit Antwerpen Abstract: De wetenschappelijke ondersteuning van dit samenwerkingsproject is erop gericht om de output van het project op verschillende momenten, in haar verschillende dimensies en op verschillende manieren zichtbaar te maken. De nagestreeefde doelstellingen van het project zijn immers situeren zich op verschillende niveaus m.n. - op het niveau van de participanten: Het project wil een bijdrage leveren tot de emancipatie van jongeren via de ontwikkeling van vaardigheden, al dan niet van economische aard; - op het niveau van de centra: De geselecteerde centra ontwikkelen hun werking opdat zijn een schakelfunctie kunnen vervullen in het lokale cultuur-, jeugd- en sportbeleid;
- op het niveau van de netwerken tussen de centra en andere lokale actoren: efficiëntie en duurzaamheid zijn cruciale principes. Inbedding van de activiteiten van de centra in de lokale gemeenschap kan een instrument zijn om dit te realiseren. Dit impliceert de uitbouw van relaties met onder andere lokale overheden; - op het niveau van de lokale werking en de link met het nationale niveau: de centra zullen informatie over de verworven ervaringen verspreiden op nationaal niveau en werken aan de ontwikkeling van een Zuid-Afrikaans netwerk. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Danielle Dierckx
Ontwikkeling van een methodologie voor de inventarisatie van stedelijke landschappen Universiteit Gent Abstract: Ter aanvulling van de Landschapsatlas van Vlaanderen - die in hoofdzaak het landelijke gebied bestrijkt - is een inventarisatie van de bebouwde landschappen op een gedetailleerde schaal noodzakelijk om een geïntegreerd ergoedbeleid mogelijk te maken dat ingepast wordt in de ruimtelijke ordening. Waarden, criteria en methoden voor een dergelijke inventarisatie worden onderzocht aan de hand van de studie van buitenlandse voorbeelden, het beleidsmatige en wetgevend kader in Vlaanderen. Hierbij worden (cultuur)historische, geografische, architectonische, archeologische en stedenbouwkundige aspecten in rekening gebracht? Een methode wordt voorgesteld evenals een aantal pilootprojecten om die uit te testen. Eveneens wordt onderzocht hoe de inventaris geïntegreerd kan worden met andere (GIS)databanken. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Marc Antrop • Erik Thoen • Pieter Uyttenhove
Kinderen op de vlucht in detentie Universiteit Gent Abstract: In het voorgestelde onderzoek wordt een juridische analyse gemaakt van het kinder- en mensenrechtelijk normatief kader, zoals dat interantionaalrechtelijk is ontwikkeld. De huidige Belgische regelgeving en praktijk wordt getoetst en pijnpunten zullen worden geïdentificeerd. Organisaties: • Vakgroep Sociale agogiek
Onderzoekers: • Maria De Bie
Integrale benadering van duurzaam energiebeleid. Een normatieve bijdrage tot beleidsonderteuning (SEPIA)-Sustainable Energy Policy Integrated Assessment-a normative contribution to decision support. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het SEPIA project - Sustainable Energy Policy Integrated Assessment - heeft als onderzoeksonderwerp het aanreiken beleidondersteunings -methodologieën, -procedures, -structuren en -instrumenten te ontwikkelen voor een duurzaam energiebeleid met een specifieke focus op het betrekken van groepen van belanghebbenden (stakeholders). De doelstelling van de studie is het toegankelijk maken en het bediscussiëren van de haalbaarheid van belangrijke aspecten van een duurzaamheidsbeoordeling in de context van het Belgische energiebeleid. Zij streeft ernaar om over het ontwerp van deze beoordeling de consensus en dissensus tussen verschillende stakeholdergroepen te identificeren en aldus de fundamenten te gieten voor een Duurzaamheidsbeoordeling die aangepaste aangepast is aan de context van de Belgische energie besluitvorming. Deze studie erkent daarnaast expliciet de socio-politieke en normatieve achtergrond van het debat op energie kwesties en diens keuzes, met inbegrip van duurzame energie. Door de VUB dient naast een methodologische inbreng ook een specifiek nucleaire deeltaak uitgevoerd waarbij de voornaamste nuclaire energietechnologiosche evoluties worden geschets in historisch perspectief en hun mogelijke impact en constraints worden aangegeven voor de °3 en 4 ° generatie reactoren die nu in ontwikkeling zijn Het project wordt uitgevoerd in het kader van het BELSPO-project "Wetenschap voor Duurzame Ontwikkeling" en loopt van Januari 2008 tot en met December 2010. De onderzoeksmethodologie is interdisciplinair daar deze de integratie nastreeft van inzichten op energie systemen die hun oorsprong kennen in technologische ontwikkelingen, economie, politieke- & sociale wetenschappen en ethiek, terwijl ze tegelijkertijd attent blijft voor de context-afhankelijkheid van deze verschillende soorten kennis (en dit door de integratie van stakeholder inzichten). Organisaties: • Menselijke Ecologie
Onderzoekers: • GILBERT EGGERMONT • Fré MAES • Jean HUGE
Een grondige studie van de sociaal-economische-, gezondheids-en milieueffecten van mogelijke gemeenschappelijke initiatieven inzake de bescherming van EU gezondheidswerkers tegen door bloed overgedragen infecties als gevolg van prikaccidenten. Universiteit Antwerpen Abstract: Een grondige studie van de sociaal-economische-, gezondheids-en milieueffecten van mogelijke gemeenschappelijke initiatieven inzake de bescherming van EU gezondheidswerkers tegen door bloed overgedragen infecties als gevolg van prikaccidenten. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Antoon De Schryver
Popularisering van wetenschappen, techniek en technologische innovatie: Geo-Info (WI-2007-032) Universiteit Gent Abstract: Er wordt en elektronische leeromgeving ontwikkeld voor geografische excursies in de middelbare school. Studenten kunnen hiermee informatie vinden over het studiegebied en leerkrachten kunnen excursiepunten uitwisselen. De website wordt ontwikkeld met Google Maps API, gebruik makend van HTML, PHP, Javascript, XML, AJAX en MySQL Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers:
• Philippe De Maeyer
VerMEID de wetenschappen Universiteit Gent Abstract: Tijdens het schooljaar 2008-2009 worden meisjes uit het lager en middelbaar onderwijs van de Gentse scholengroep Panta Rhei warm gemaakt voor de wetenschappen. Met de inbreng van wetenschappers van de UGent worden de leerlingen gesenibiliseerd rond de algemene thematiek van meisjes en wetenschap. Anderzijds zullen ze kennismaken met de verschillende harde en zachte wetenschapsdisciplines. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Maryse Demoor
PRITUIS : Study on privacy and trust in the ubiquitous information society - analysis of the impact of convergent and pervasive information and communication technologies on privacy and data protection and needs and options for development of the legal... Vrije Universiteit Brussel Abstract: PRITUIS : Study on privacy and trust in the ubiquitous information society - analysis of the impact of convergent and pervasive information and communication technologies on privacy and data protection and needs and options for development of the legal framework. Organisaties: • Recht Wetenschap Technologie en Samenleving • Metajuridica
Onderzoekers: • Gloria GONZALEZ FUSTER • SERGE GUTWIRTH • PAUL DE HERT
Spoor A3, project 2: Impact van de gewestelijke overdrachtsbelastingen op de economische groei. De relatie tussen registratierechten, eigenaarschap en de arbeidsmarkt. Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Algemene Economie
Onderzoekers:
De pedagogische taakverdeling tussen ouders en begeleiders in de kinderopvang Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Vakgroep Sociaal werk • Vakgroep Psychologie en pedagogische wetenschappen
Onderzoekers: • Agnès Biltris • Greet De Brauwere
De gemeenteraad: hoeksteen of brokstuk van de stedelijke democratie? Belgische raadsleden in comparatief perspectief Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Algemene Economie
Onderzoekers:
Expertisenetwerk School of Education SoE : algemene coördinatie vanuit de K.U. Leuven KU Leuven Abstract: Het expertisenetwerk School of Education Associatie K.U.Leuven is een netwerk van lerarenopleidingen met als doel de in de verschillende opleidingen aanwezige expertise te delen. Dit project heeft als doel School ofEducation te coördineren. Dit wil zeggen: het uitzetten van strategische doelen, het identificeren van expertise en het opzetten van manieren om expertisedeling tot stand te brengen. Organisaties: • OE Onderwijskunde
Onderzoekers: • Jan Elen • Stefaan Fiers
Studiereizen van studenten verbonden aan een Vlaamse Instelling voor hoger onderwijs van de Associatie KU Leuven in het kader van de indirecte ontwikkelingssamenwerking van de VLIR. KU Leuven Abstract: Overeenkomst voor de uitbetaling van reisbeurzen van studenten verbonden aan een Vlaamse Instelling voor hoger onderwijs van de Associatie KU Leuven in het kader van de indirecte ontwikkelingssamenwerking van de VLIR. Organisaties: • Universitaire Samenw.Ontwikkelingslanden
Onderzoekers: • N. N.
Determinanten en effecten van sociaal-ethnische segregatie in het basisonderwijs. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale doelstelling van dit onderzoeksproject is inzicht te krijgen in de omvang, oorzaken en gevolgen van sociaal-etnische segregatie in het basisonderwijs in Vlaanderen. De sociaal-etnische segregatie in het onderwijs wordt om verschillende redenen als een maatschappelijk probleem beschouwd, maar toch bestaat er amper wetenschappelijk onderzoek over in Vlaanderen. Dit project wil ten eerste
nagaan hoe verspreid het fenomeen van sociaal-etnische segregatie in Vlaanderen eigenlijk is. Ten tweede wil het een antwoord bieden op de vraag wat de determinanten zijn van sociaal-etnische segregatie in Vlaamse basisscholen. Ten slotte is het de bedoeling te onderzoeken wat de effecten zijn van deze sociaal-etnische segregatie. Organisaties: • School Onderwijs Stad & Samenleving (SOS & S) • EduBROn
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Paul Mahieu
Biomechanische analyse van het gangpatroon in afwezigheid van visuele informatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Met betrekking tot doelgerichte locomotie steunt de mens grotendeels op het zicht. Indien tegenstrijdige informatie wordt aangeboden door de verschillende sensorische systemen, zal het visuele systeem het resulterende bewegingspatroon domineren (Desphande & Patla, 2006). Visus blijkt predominant te zijn in het bewaren van het evenwicht (Juodzbaliene et al., 2006).Personen met een visuele handicap vormen een populatie waarbij visuele prikkels langdurig zijn uitgeschakeld. Dit laat toe om het effect van deprivatie van visuele informatie op de motorische controle na te gaan. Het doel van dit onderzoek is om de efficientie van de gang na te gaan bij personen met een visuele belemmering teneinde meer inzicht te krijgen in de controle van de gang.We hebben er om verschillende redenen voor gekozen om de aandacht te vestigen op de controle van de gang. Enerzijds is de bipedale gang de geprefereerde bewegingsvorm van de mens, wat hem uniek maakt in het dierenrijk. Efficiente locomotie is essentieel voor overleving. Ook voor de hedendaagse mens zal een gebrekkige locomotie een belemmering vormen tijdens het dagelijks leven. Anderzijds is het normale gangpatroon reeds goed in kaart gebracht, zowel voor kinderen als voor volwassenen. Het onderzoek is gericht op drie doelgroepen. Om de posturale controle en de efficiëntie van het gangpatroon bij personen met een visuele handicap te evalueren, willen we bij een groep congenitaal blinde volwassenen posturografische testen en een biomechanische ganganalyse uitvoeren.Daarnaast zal ook gekeken worden naar de kwaliteit van de posturale controle en de efficiëntie van het gangpatroon bij congenitaal blinde kinderen tussen de 3 en 10 jaar oud in vergelijking met de gang van gezonde leeftijdsgenootjes.Een derde doelgroep bestaat uit een steekproef van kinderen tussen de 3 en 10 jaar oud, met een ernstige visuele belemmering maar echter geen volledige blindheid. De visuele handicap dient een belemmering te vormen in het dagelijks leven. Organisaties: • Functionele morfologie
Onderzoekers: • Ann Hallemans
Dienen Europese beleggers in Aziatisch vastgoed te beleggen om zich te beschermen tegen de huidige internationale financiële kredietcrisis ? Universiteit Antwerpen Abstract: Beleggers zouden zich kunnen beschermen tegen de Amerikaanse kredietcrisis door Aziatische vastgoedaandelen te kopen. Wij zullen een eerste inzicht geven in hoe Aziatische vastgoedaandelen gecorreleerd zijn tot andere activaklassen, zowel in Azië als in Europa. The correlatiepatronen (rendement t.a.v. risico) zullen bepaald worden aan de hand van lokale databanken (Asian Development Bank). Dragen Aziatische vastgoedaandelen een groter risico? Organisaties: • Wiskunde, statistiek en actuariaat • Robuuste en toegepaste statistiek
Onderzoekers: • Martine Van Wouwe
De bevoegheidsverdeling in het Belgisch federaal bestel: van "exclusieve" naar "coöperatieve" uitoefening van de bevoegdheden? Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek zal vier luiken hebben: 1. In de eerste plaats zal worden nagegaan welke basisbeginselen er thans daadwerkelijk aan de bevoegdheidsverdeling in het Belgisch federaal bestel ten grondslag liggen. Daartoe zullen de arresten van het Arbitragehof en de adviezen van de Raad van State, afdeling Wetgeving, systematisch worden ontleed. Vooral de vraag naar de mate waarin het exclusiviteitsbeginsel al dan niet dient te worden gerelativeerd, staat centraal. 2. In een tweede deel zal worden onderzocht in welke mate de ontwikkeling die zich in België voltrekt, kan worden verklaard tegen de achtergrond van de begrippen "coöperatieve federale staat" en "multilevel governance". In dit deel zal een beperkte en strikt functionele rechtsvergelijking plaats vinden naar fenomenen van niet-exclusieve bevoegdheidsuitoefening in andere federale staten en zullen anderzijds ook inzichten uit de wetgevingsleer over "mulit-level-governance" in federaal verband, worden gepresenteerd. 3. In een derde deel zal worden nagegaan -aan de hand van de (schaarse) Europese rechtspraak en aan de hand van de interne omzetting van Europese richtlijnen in het nationaal recht - of ook het Europees recht de ontwikkeling kan verklaren. 4. Tenslotte zal worden onderzocht of het noodzakelijk en/of wenselijk is om de bevoegdheidsverdelende regels uit de Grondwet en de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, o.m. deze inzake het coöperatief federalisme, verder te verfijnen met het oog op een coherente uitoefening van de bevoegdheden. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Johan Meeusen • Patricia Popelier • Jan Velaers
De politieke economie van prijszetting en investeringen in transport. Universiteit Antwerpen Abstract: Het recente transport-economisch onderzoek was vooral normatief gericht (zie onder meer Small en Verhoef (te verschijnen 2007), Arnott, Rave and Schöb (IFO monograph, 2005), De Borger en Proost (EE boek, 2001)). De centrale vraagstelling was: wat zijn de meest efficiënte prijszettings- en investeringsstrategieën in de transportsector, rekening houden met verschillende marktimperfecties? Deze imperfecties zijn niet enkel gesitueerd in de transportsector zelf (vb. wanneer geen tijdsdifferentiatie mogelijk is, wanneer niet alle alternatieven perfect kunnen geprijsd worden, als er imperfecte concurrentie is voor sommige transportmodi), maar betreffen ook de arbeidsmarkt (loonwig door belastingen, imperfecte herverdelingsinstrumenten). Dit normatief onderzoek heeft aangetoond dat nieuwe vormen van prijszetting (road pricing, cordon prijzen, kilometerheffingen, etc.) belangrijke efficiëntiewinsten kunnen meebrengen indien de opbrengsten van deze instrumenten juist worden aangewend. In de praktijk vindt men echter eerder inefficiënte prijszetting en investeringsbeslissingen terug. De nieuwe vormen van prijszetting waarvan sprake worden maar heel traag
ingevoerd. In dit voorstel gebruiken we een positieve i.p.v. een normatieve benadering. De centrale vraagstelling is hoe we de huidige belastingen en investeringen in de transportsector kunnen verklaren, zowel in individuele landen als in federaties van landen. Aangezien het hier een zeer breed onderzoeksveld betreft, concentreren we ons in dit voorstel tot een drietal specifieke topics. Het ultieme doel blijft natuurlijk een meer algemene theorie op te bouwen en te testen. Organisaties: • Algemene economie
Onderzoekers: • Bruno De Borger
Mergers en acquisities - impact op merkimago. Universiteit Antwerpen Abstract: Mergers en acquisities worden empirisch onderzocht in relatie tot merkwaarde. Dit wordt toegepast op hypotethische mergers in de banksector in twee landen (in casu België en Maleisië). Het onderzoeksinstrument dat ontworpen wordt dient de houdingen van de consument tegenover zijn huidige bank te meten en de impact op de merkwaarde onder de hypothese dat deze een andere bank overneemt ofwel zelf wordt overgenomen. Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Marcel Weverbergh
André Vandenbunder en filmstudies : naar een valorisering van het wetenschappelijk archief van een pionier van de filmtheorie en -semiotiek in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: André Vandenbunder (1918-2002) was professor semiotiek aan de toenmalige UIA en docent filmanalyse en filmsemiotiek aan het Filmmuseum Brussel. De doelstelling van dit project is: 1. De elektronische ontsluiting, en geannoteerde publicatie in boekvorm van het werk van Vandenbunder over de semiotiek van de film en de filmanalyse. 2. De wetenschappelijke en maatschappelijke situering in Vlaamse/Belgische en internationale context. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Philippe Meers
Media legitimiteit, nieuwsdruk en milieucommunicatie door ondernemingen. Universiteit Antwerpen Abstract: We onderzoeken het verband tussen medialegitimiteit m.b.t. milieugedrag en kwaliteit van milieurapportering (via jaarverslagen en persberichten). De communicatiestrategie van een onderneming m.b.t. milieu wordt verondersteld tegelijkertijd haar milieulegitimiteit, de persbelangstelling en de kwaliteit van haar rapportering te beïnvloeden. Bijkomend onderzoeken we de vervangende versus aanvullende rol van verschillende communicatiekanalen. Organisaties: • Accountancy en financiering
Onderzoekers: • Walter Aerts
Een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling: paralegals en de implementatie van sociaal-economische grondrechten van kinderen in Zuid-Afrika Universiteit Antwerpen Abstract: De problematische implementatie van sociaal-economische grondrechten van kinderen in Zuid-Afrika doet de vraag rijzen naar het strategische belang van grondrechten in het streven naar betere sociaal-economische levensomstandigheden. De aandacht zal toegespitst worden op de mogelijke rol van paralegals in een mensenrechtenbenadering van ontwikkeling (gevalstudie van de provincie van Limpopo). Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Internationale Onderhandelingen in de Europese Raad: Preferenties van Onderhandelaars in Kaart Gebracht. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderhandelingen in de EU zijn bepalend voor de internationale en nationale politiek. Het verklaren van deze besluitvorming vereist goede data over de preferenties van de onderhandelaars. Het verzamelen van die data is echter kostelijk. Dit project beoogt een databestand van preferenties aan te leggen waarmee een belangrijke impuls wordt gegeven aan het onderzoek naar internationale onderhandelingen waarvan meerdere onderzoekers profiteren. Organisaties: • Instituties en Meerlagige Politiek (ACIM)
Onderzoekers: • Dirk De Bièvre
Meertalig corpus Schrijfprocesdata Universiteit Antwerpen Abstract: In het schrijfonderzoek is de laatste twee decennia sterk de nadruk komen te liggen op de analyse van schrijfprocessen. Digitale loginginstrumenten hebben dit onderzoek in een stroomversnelling gebracht. Met dit project willen we binnen de Universiteit Antwerpen de basis leggen voor een repository voor een multilinguaal schrijfprocescorpus. Ook willen we de krijtlijnen uittekenen voor een XML-schema als standaard binnen het vakgebied. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Luc Van Waes
Bruggen bouwen tussen cognitieve en motivationele invalshoeken op leren: kunnen doeloriëntaties ons helpen om de studieaanpak van studenten inzichtelijk te maken?
Universiteit Antwerpen Abstract: Deze studie verkent de relatie tussen recente typologieën uit de doeloriëntatie en studieaanpak. Bovendien gaat het onderzoek na of doeloriëntaties dissonante orchestraties in de studieaanpak verhelderen. Aan een steekproef van 1ste bachelorstudenten wordt gevraagd de recente versie van MSLQ en SPQ in te vullen. Daarnaast worden diepte-interviews afgenomen bij studenten met een moeilijk interpreteerbare studieaanpak uit verschillende disciplines. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Sven De Maeyer
Interculturalisering van de hulpverlening. Op zoek naar de specificiteit van hulpverlening aan personen van vreemde herkomst in armoede. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit verkennend onderzoek worden 50 professionele hulpverleners bevraagd over hun visie en ervaringen met hulpverlening aan arme gezinnen van vreemde herkomst. We brengen hun noden en behoeften om hiermee om te gaan in de praktijk van de hulpverlening in kaart en zoeken naar best practices inzake interculturalisering in het sociaal werk. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Onderzoek naar de opleidingsnoden van erfgoedbibliotheken inzake preservatie, conservatie en restauratie: de opleidingen Informatie-en Bibliotheekwetenschap (UA) en Conservatie en Restauratie -optie Papier (HA) als wegbereiders voor een coherente aanpak. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project onderzoekt hoe een betere opleiding van bibliotheekmedewerkers en conservatiedeskundigen een oplossing kan betekenen voor een professioneler beheer van erfgoedcollecties in bibliotheken. Het wil de sector hierover bevragen en onderzoeken welke oplossingen werden uitgewerkt door enkele erkende buitenlandse opleidingsinstituten. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Pierre Delsaerdt
Architectuurhistorische en constructieve kenmerken van stadspaleizen met binnenkoer in Antwerpen (1450-1650). Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil door een nauwkeurige bouwkundige en stedenbouwkundige analyse van een specifieke architecturale vorm, het stadspaleis met binnenkoer (met zogenaamde Toscaanse zuilengalerij), nagaan hoe, wanneer en op welke wijze renaissance-invloeden in de architectuur van Antwerpen en de Nederlanden gedurende de lange 16de eeuw zijn doorgedrongen. Het heeft daarbij specifiek oog voor de rol van stedelijke middengroepen in deze verspreiding. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Peter Stabel
De investeringen in de vierde Kondratieff-cyclus en de woon-en werksatisfactie van (creatieve) bewoners. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoeksvoorstel heeft de volgende doelstellingen: -het uitvoeren en ordenen van een data-verzameling over het al dan niet samenvallen van de vierde Kondratieff lange-termijncyclus en de stedenbouwkundige investeringspatronen in Amsterdam en Antwerpen, -het verduidelijken hoe en waarom de bovenstaande investeringspatronen de aantrekkelijkheid van een metropool voor haar bewoners (inzonderheid de creatieve klasse zoals gedefinieerd door R. Florida) fundamenteel kunnen veranderen. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Luc Goossens
Optimalisering van de toelatingsproef in het hoger kunstonderwijs als instrument voor academisering. Universiteit Antwerpen Abstract: Doel van het onderzoek is de toelatingsproef in het hoger kunstonderwijs te optimaliseren in het kader van de academisering van de opleiding in termen van betrouwbaarheid en (predictieve) validiteit. Data (van stabiele en veranderbare studentkenmerken, examenresultaten) van een cohort studenten worden geanalyseerd, vanaf de verplichte toelatingsproef tot na de examens van het eerste jaar. De uitkomsten van het onderzoek zijn zowel van wetenschappelijk onderwijskundig als van beleidsmatig belang. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem
Institutioneel comparatief onderzoek over actieve vergrijzing: multi-level onderzoek naar de determinanten van uittrede, herintrede en investering in inzetbaarheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Hoewel een lage activiteitsgraad bij 45- en 55-plussers een algemeen gegeven is in Europa, bestaat er een grote divergentie tussen de lidstaten (Hoge Raad Werkgelegenheid, 2004). België is hekkensluiter. De Europese doelstelling is tegen 2010 een werkzaamheid van 50% bij 55-plussers te bereiken. Met de huidige 30% is België hier ver van verwijderd. Op basis van internationale comparatieve analyses willen we in dit project onderzoeken welke factoren het arbeidsmarktgedrag van oudere werknemers en werkzoekenden beïnvloeden, namelijk (a) de vervroegde uittrede afremmen, (b) de herintrede aanmoedigen, (c) succesvolle mobiliteit van oudere werknemers bevorderen en (d) hun deelname aan employability-verruiming stimuleren.
We onderscheiden hierbij drie niveaus van beïnvloedende factoren: (1) individuele kenmerken van oudere werknemers en werkzoekenden (bv. afgelegd loopbaantraject); (2) huishoudkenmerken (bv. arbeidsmarktpositie en inkomen van de partner, gezamenlijke financiële middelen) en (3) prikkels die institutionele actoren creëren om uittrede af te remmen, herintrede te stimuleren en employability te verruimen. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Decenniumdoelen 2017. Ontwikkeling en Actualisering van Indicatoren voor de Opvolging van het Beleid. Universiteit Antwerpen Abstract: Decenniumdoelen 2017. Ontwikkeling en Actualisering van Indicatoren voor de Opvolging van het Beleid. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Studie en analyse van het werkveld van de sociale economie in de provincie Antwerpen 2007. Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoeksopzet: -enerzijds een herhaalbaar meetinstrument ontwikkelen om het werkveld van de sociale economie in de provincie Antwerpen te gestuderen en te analyseren -anderzijds een eerste nulmeting uitvoeren van het werkveld van de sociale economie in de provinicie Antwerpen door middel van het ontwikkelde meetinstrument -tenslotte de bevindingen aftoetsen bij een expertengrope met oog op het aanreiken van innovatieve pistes en nicheontwikkeling voor sociale economie in de provincie Antwerpen. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Josse Van Steenberge • Joris Ghysels • Marleen Denef
Een vergelijjkend onderzoek naar de substantiële vertegenwoordiging van allochtonen, ouderen en vrouwen. Universiteit Antwerpen Abstract: De algemene onderzoeksvraag "Hoe en waarom vindt substantiële vertegenwoordiging plaat?" omsluit 4 subvragen. 1)Wie zijn de actoren? 2)Welke handelingen omvat substantiële vertegenwoordiging? 3)Welke thema's vormen het onderwerp van de substantiële vertegenwoordiging? 4) In welke context vindt substantiële vertegenwoordiging plaats? Organisaties: • Burgerschap, gelijkheid en diversiteit (CED)
Onderzoekers: • Petra Meier
Evolutie van prevalentie en determinanten van astma, COPD en allergie bij volwassenen in Vlaanderen; een vervolgstudie van de ECRHS. Universiteit Antwerpen Abstract: De belangrijkste objectieven zijn: -een follow-up onderozek uit te voeren bij zoveel mogelijk personen die aan de tweede fase van de ECHR-I hebben deelgenomen. -het bestuderen van een nieuwe steekproef om de evolutie van de prevalentie binnen deze leeftijdsgroep na te gaan -de prevalentie, incidentie en evt. remissie van respiratoire symptonen en allergie na te gaan -de evolutie van symptomatologie, atopie, longfunctie en bronchiale hyperreactiviteit onderzoeken en het effect van de behandeling op de prognose. ... Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Marc van Sprundel • Joost Weyler
Jongeren zonder papieren. Universiteit Antwerpen Abstract: Jongeren zonder papieren. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
De co-creatie van kennis door klanten : de aard en impact tijdens het innovatieproces van high-tech dienstverleningen. Universiteit Antwerpen Abstract: Recente ontwikkelingen binnen de informatie-en communicatietechnologieën (ICT) evenals de toenemende digitalisering van onze samenleving bieden tal van mogelijkheden om de klant te betrekken binnen het innovatieproces. Innovatie is een activiteit die gericht is op de ontwikkeling van kennis. In deze studie onderzoeken we op welke manier die klantenbetrokkenheid kan bijdragen tot de creatie van kennis en bestuderen we hoe deze kennis opgebouwd door de klant het innovatiesucces van high tech dienstverleningen beïnvloed. Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Annouk Lievens
De rol van de politieke partijen in de politieke agenda-setting. Een longitudinaal onderzoek in België. Universiteit Antwerpen Abstract: De studie onderzoekt de rol van politieke partijen in het bepalen van de politieke agenda in België. De Amerikaanse en Europese benaderingen van politieke agenda-setting worden geïntegreerd binnen een longitudinaal, multi-actor perspectief om zo de netto impact van partijen op een reeks van politieke agenda's te meten. Partijvoorkeuren worden daarbij niet als gegeven beschouwd maar worden in hun context bekeken en verklaard. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Variabel debiet in thermische kringen valideren. (VALID) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft tot doel een breder publiek te overtuigen van de voordelen van het toepassen van een variabel debiet in thermische waterkringen voor verwarming en koeling. Men wil hiervoor ook de nodige hulpmiddelen ontwikkelen om een vlotte toepassing van variabel debiet mogelijk te maken: aangepaste hydraulische schema's, simulatiesoftware, enz... In het VALID-project zal simulatiesoftware worden ontwikkeld om het gedrag en de verschillende energiestromen bij thermische waterkringen te voorspellen. Hierbij zal rekening gehouden worden met de installatieonderdelen, de bedrijfsparameters en de structuur van de installatie. De nauwkeurigheid moet toelaten om door middel van sensitiviteitsstudies een installatie te optimaliseren bij ontwerp, exploitatie en renovatie. Organisaties: • Engineering Management
Onderzoekers: • Aviel Verbruggen
Vrede onder de loep: een politiek-theoretisch onderzoek naar de rol van educatie en macht in het totstandkomen van vrede. Case-study: Europa na 1945. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project tracht de betekenis van vrede te verhelderen. De hypothese bestaat erin dat educatie en macht centrale concepten en gebruiken zijn die van nut kunnen zijn voor het begrijpen van het bewerkstelligen en consolideren van vrede. Steun voor deze bewering zal op drie niveau's worden gezocht: politieke theorieën, theorieën van internationale betrekkingen, en geschiedenis. De Europese vrede en veiligheid zal als case-study gebruikt worden. Organisaties: • Internationale Politiek (IP)
Onderzoekers: • Tom Sauer
De financiering van startende ondernemeningen in Vlaanderen: determinanten van het opstartkapitaal en het gebruik van bootstrap financiering. Universiteit Antwerpen Abstract: Startende ondernemingen hebben geen 'track record' of opgebouwde reputatie en worden geassocieerd met een hoog falingsrisico. Toch moet een nieuwe ondernemer erin slagen voldoende startkapitaal bijeen te krijgen. Deze studie wil de determinanten van zowel het opstartkapitaal als van het gebruik van bootstrap financiering in pas gestarte venootschappen in kaart brengen. Bovendien wordt de impact van bootstrap financiering op de ondernemingsprestaties onderzocht. Organisaties: • Accountancy en financiering
Onderzoekers: • Eddy Laveren
Het verklaren van verschillen in job retentie tussen allochtone en autochtone arbeidskrachten na een individuele beroepsopleiding in een onderneming. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek zoekt naar economisch en sociologische verklaringen voor verschillen in job retentie tussen allochtone en autochtone arbeidskrachten na een individuele beroepsopleiding in een onderneming. Het betreft een statistisch onderzoek dat gebruik maakt van een databestand met de kenmerken en het werktraject gedurende twee jaar van 9978 werkzoekende arbeidskrachten die een opleiding in een onderneming hebben gevolgd, aangevuld met een kwalitatieve pilootstudie gebaseerd op interviews. Organisaties: • Algemene economie
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Liesbet Okkerse • Walter Nonneman
Inhoudelijke validering van een zelfevaluatie-instrument voor CLB's. Universiteit Antwerpen Abstract: Inhoudelijke validering van een zelfevaluatie-instrument voor CLB's. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem • Jan Vanhoof
TALIS-onderzoek in Vlaanderen -werkingsjaar 2008 en 2009. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek spruit voort uit het INES-project, dat statistieken en indicatoren ontwikkelt, op grond waarvan beleidsmakers hun onderwijssystemen beschrijven en evalueren. Met betrekking tot leraren, lesgeven en leren worden nog belangrijke informatietekorten ervaren. Dit onderzoek richt zich op 1) de erkenning, feedback, beloning, en evaluatie van leraren; 2) het schoolleiderschap; 3) de instructiepraktijk, opvattingen
en attitudes van leraren; 4) het mentorschap; en 5) de professionele ontwikkeling. De internationale coördinator vaardigt o.m. richtlijnen uit, terwijl de Vlaamse projectmanager het onderzoek effectief uitvoert. Concreet wordt er in 2007 een representatieve steekproef van ISCED 2-leraren en directeurs bevraagd. Na het opleveren van het databestand en het uitvoeren van de descriptieve en verklarende analyses, gaat de aandacht uit naar de valorisatie binnen Vlaanderen. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem • David Gijbels
Faith-based Organisations and Exclusion in European Cities. (FACIT) Universiteit Antwerpen Abstract: Faith-based Organisations and Exclusion in European Cities. (FACIT) Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Danielle Dierckx
De crisis en de heroriëntatie van de Europese welvaartstaten sedert de jaren '70: welke gevolgen voor inkomensverdeling, financiële behoeftigheid en sociale uitsluiting. Universiteit Antwerpen Abstract: In het onderzoek wordt vooral aandacht besteed aan de uitdagingen waarmee de welvaartsstaat geconfronteerd wordt met name door de volgende ontwikkelingen: de vergrijzing en het toenemend belang van Europa en globalisering meer algemeen. Het onderzoek is gestructureerd rond 8 inhoudelijke en 2 methodologische domeinen : 1. armoede en inkomensverdeling 2. beleid inzake sociale zekerheid en fiscaliteit 3. Europees sociaal beleid 4. vergrijzing 5. gezin 6. arbeid 7. gezondheid 8. onderwijs 9. simulatiemodellen om beleid te evalueren 10. data en indicatoren Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Jozef Breda • Bea Cantillon
Bijdrage aan tekstboek 'Milieubeleid: analyse en perspectief'. Universiteit Antwerpen Abstract: Hoofdstuk voor een Nederlands tekstboek van Open Universiteit over institutionalisering van Vlaams milieubeleid, geïllustreerd aan de hand van de Vlaamse milieubeleidsplanning. Organisaties: • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Pieter Leroy • Ilse Loots
ESF - ECRP - The Politics of Attention: West-Europese politiek in tijden van verandering. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project heeft als doel een vergelijkende analyse te maken van de manier waarop politieke agenda-setting loopt. Politieke actoren hebben veel aandacht voor sommige thema's en veel minder voor andere. Hoe dat proces van politieke aandacht juist loopt is nog niet helemaal uitgeklaard. In dit project wordt de dynamiek van politieke agenda-setting comparatief onderzocht, in vijf Europese landen. Daartoe worden systematische en longitudinale data ingezameld over veel verschillende politieke agenda's: parlement, wetgeving, regering, partijen, media etc. Via time-series analyse wordt dan onderzocht hoe thema's op agenda's komen en vooral hoe de ene politieke agenda de andere bepaalt. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Belangengroepen en de WTO. Een kwantitatieve studie naar de ontwikkeling van een populatie transnationale belangengroepen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt waarom en hoe zich sinds 1995 een vrij omvangrijke populatie belangengroepen heeft ontwikkeld die op globaal niveau het beleid van de Wereldhandsorganisatie tracht te beïnvloeden. Daarbij staan drie subdoelen centraal; 1) meten van de longitudinale ontwikkeling van deze populatie, 2) verklaren van ongelijke groei en 3) verklaren van de samenhang tussen de gemobiliseerde populatie en de inhoud van de WTO beleidsagenda. Organisaties: • Instituties en Meerlagige Politiek (ACIM)
Onderzoekers: • Jan Beyers
Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2008. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het inventariseren en systematiseren van bestaand materiaal over armoede en sociale uitsluiting en het opsporen en aanvullen van lacunes.
Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Upgraden van de enquête van gezondheid, vergrijzing en uittreding in Europa - voorbereidende fase.(SHARE-PREP) Universiteit Antwerpen Abstract: Upgraden van de enquête van gezondheid, vergrijzing en uittreding in Europa - voorbereidende fase.(SHARE-PREP) Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Cornelius Van den Bosch
Studie van de structuur en werking van allochtone vrouwenorganisaties. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie van de structuur en werking van allochtone vrouwenorganisaties. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
ODIS: Databank Intermediaire Structuren Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil ODIS ontwikkelen als informatieknooppunt in een breed netwerk van gegevensverzamelingen, met meer en gebruiksvriendelijke onderzoeksondersteunende functies, en dit alles binnen een duurzame, eigentijdse omgeving. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Herman Van Goethem
Omgaan met traditioneel recht in de context van rechts- en justitiële ontwikkelingshulp (na conflict) in Afrika Universiteit Gent Abstract: Onderzoek naar de visie en het beleid van externe actoren inzake traditionele justitie in het kader van internationale steun aan rechtstaatsopbouw en transitionele justitie in post conflict sub-Sahara Afrika. Er wordt geanalyseerd hoe traditioneel recht kan bijdragen tot de opbouw van democratische rechtsstaten en wat haar plaats is in transitionele justitiemechanismes met bijzonder aandacht voor mensenrechten. Organisaties: • Vakgroep Publiek recht
Onderzoekers: • Eva Brems
Verder dan lokalisatie: Neurale netwerken van kennis en cognitieve controle in het menselijk brein Universiteit Gent Abstract: Kennis en cognitieve controle worden bestudeerd aan de hand van fMRI, EEG, TMS en computationele modellering. Het onderzoek gaat verder dan eht lokaliseren van cognitieve functies in de hersenen en benadrukt het functioneren van de hersenen als systeem. Er wordt ook onderzocht hoe deze netwerken door leren tot stand komen. Netwerken voor kennis en controle worden geïntegreerd. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Fias • Tom Verguts • Marcel Brass
Relevantie van alternatieve representaties voor tijd, tijdsintervallen en tijdsrelaties in instructieaanpakken ter bevordering van tijdsgerelateerde competenties in lagere schoolkinderen Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek richt zich initieel op state-of-the-art m.b.t. empirische en theoretische onderbouwing van de ontwikkeling van tijd, tijdsintervallen en temporele relaties. Op basis van een literatuuronderzoek een overzicht uitgewerkt van didactische interventies gericht op het ontwikkelen van tijd, tijdsintervallen en temporele relaties bij leerlingen van 5-12 jaar. In een tweede fase wordt op basis van een cross-sectioneel onderzoek (vragenlijsten, observaties, interviews) een variatie aan representaties onderzocht bij leerlingen en leerkrachten van het basisonderwijs. In een derde fase wordt een interventieonderzoek opgezet naar de effectiviteit van alternatieve representaties voor temporele relaties waardoor de triangulaire aanpak (vragenlijsten, interviews, videoanalyse). Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Martin Valcke • Anne Desoete
Alexithymie, interpersoonlijke factoren en depressie: een studie bij psychiatrische patiënten Universiteit Gent Abstract: Via inhoudsanalyse van interview narratievenen van narratieven uitgelokt door vrije respons taken (TAT, EMT) en via zelfrapportage vragenlijsten onderzoeken we of alexithymie bij psychiatrische patiënten samenhangt met een kenmerkende vorm van interpersoonlijk functioneren. Alle variabelen worden multimethodisch gemeten en we gaan na of verbanden alternatief kunnen verklaard worden. Organisaties: • Vakgroep Psychoanalyse en raadplegingspsychologie
Onderzoekers: • Stijn Vanheule
De sociale dimensie van Europees burgerschap
Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek analyseert de impact van het Europees burgerschap op de nationale stelsels van sociale bescherming. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan de juridische gevolgen van de rol als sleutel tot nationale solidariteitsmechanismen, de bescherming tegen 'sociaal toerisme', de mogelijkheden voor een toekomstig Europees juridisch kader en de betekenis voor de bevoegdheid en legitimiteit van de Europese Unie. Organisaties: • Vakgroep Sociaal recht
Onderzoekers: • Yves Jorens
Regelgeving voor Genetisch Gemodificeerd Voedsel in de Europese Unie, de Verenigde Staten en China Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek focust op de vergelijking van verschillende systemen van regelgeving betreffende Gentisch Gemodificeerd Voedsel in de EU en de VS in de context van de risico samenleving (Beck e.a.), met het oog op het ontwikkelen van een coherent en gecoördineerd systeem van regelgeving in China. Organisaties: • Vakgroep Publiek recht
Onderzoekers: • Luc Lavrysen
Marketing Universiteit Gent Abstract: Consumentengedrag en communicatie. De modererende impact van attidundinale, persoonlijkheids- en situationele variabelen op attitude-gedragsinconsistentie: een toepassing op consumentenethiek en gezondheidsaspecten. De modererende impact van attitudinale, persoonlijkheids- en situationele variabelen op effectiviteit van communicatie. Organisaties: • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Patrick Van Kenhove
De gemeenteraad: hoeksteen of brokstuk van de stedelijke democratie? Belgische raadsleden in comparatief perspectief Universiteit Gent Abstract: Dit project richt zich op de rol van gemeenteraadsleden in een veranderende bestuursomgeving. In het bijzonder focust het op de visie van raadsleden mbt: a) de lokale democratie, bestuur en beleid b) de positie/werking en invloed van (leden van de) gemeenteraad in (a) c) hun politieke rekrutering en carrièreontwikkeling d) hun rolperceptie en-gedrag in hun functie als gemeenteraadslid. Het project is comparatief van opzet en triangulair in methodiek. Naast een dominant kwantitatief onderzoeksluik in 15 Europese landen omvat het eerder kwalitatieve diepteanalyse van de onderzoeksvragenin België, Nederland en Frankrijk. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Herwig Reynaert
Leerprocessen en subtypering bij kinderen met Developmental Coordination Disorder (DCD) Universiteit Gent Abstract: DCD is een vaak voorkomende stoornis. Deze studie brengt de comorbiditeit met leerproblemen in kaart, gaat ev. Cognitieve fenottypes na, exploreert de retardatie en deficithypothese en inventariseert knelpunten en facilitatoren in de ontwikkeling van kinderen met DCD. De studie is een vergelijkend onderzoek met drie groepen: DCD, een controlegroep van leeftijdsgenoten, een controlegroep van jongere kinderen. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Anne Desoete
Evaluatieonderzoek van de vrijwilligerswerking binnen de diensten voor Slachtofferhulp Universiteit Gent Abstract: Sinds 1995 worden vrijwilligers ingezet binnen de diensten voor slachtofferhulp verbonden aan de Centra voor Algemeen Welzijnswerk. Op vraag van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap werd een onderzoek opgezet om in kaart te brengen welke de meerwaarde is van de inzet van vrijwilligers bij de diensten voor slachtofferhulp en onder welke voorwaarden deze (potentiële) meerwaarde optimaal gerealiseerd kan worden. Organisaties: • Vakgroep Sociale agogiek
Onderzoekers: • Nicole Vettenburg
Hervorming Rekenhoven naar doelmatigheidsaudit: toetsen van institutioneel kader Universiteit Gent Abstract: Deze studie odnerzoekt in welke mate doelmatigheidsaudit door Rekenhoven werd geïmplementeerd onder invloed van het bedrijfsmatige New Public Management. In het tweede deel wordt de mate van implementatie verklaard vanuit een institutionele wetenschappelijke hoek waarbij institutionele factoren zoals het streven naar legitimering, de invloed van the toepassen van regels en de mate van sanctionering onderzocht wordt. Organisaties: • Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • Johan Christiaens
De oprichting van een Wereld Milieu Organisatie (WMO) Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek beoogt de vraag te beantwoorden of de oprichting van een Wereld Milieu Organisatie, haalbaar, wenselijk of noodzakelijk is. Deze vraag zal worden beantwoord vanuit een internationaal juridische invalshoek met als leitmotif een betere integratie van de thematische milieudoelstellingen, een verbetering van het mondiale milieubeheer en een verhoging van de tenuitvoerlegging van de reeds aangegane verplichtingen door staten.
Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • Frank Maes
Posttraumische stress bij kinderen en adolescenten die betrokken waren in een verkeersongeluk: onderzoek naar risicoen protectieve factoren Universiteit Gent Abstract: Jonge verkeersslachtoffers lopen risico om posttraumische stressreacties en andere traumaspecifieke symptomen te ontwikkelen. De ontwikkeling hangt samen met een aantal risico- en protectieve factoren. Om aangepaste trajectbegeleiding te kunnen ontwikkelen, heeft huidig onderzoek tot doel de prevalentie en de risico- en protectieve factoren van de posttraumische stressreacties en traumaspecifieke symptomen bij jonge Vlaamse verkeersslachtoffers in kaart te brengen. Organisaties: • Vakgroep Psychiatrie en medische psychologie
Onderzoekers: • Geert Crombez • Dirk Deboutte
Determinanten en effecten van sociaal-etnische segregatie in het basisonderwijs Universiteit Gent Abstract: De centrale doelstelling van dit onderzoeksproject is inzicht te krijgen in de omvang, oorzaken en gevolgen van sociaal-etnische segregatie in het basisonderwijs in Vlaanderen. De sociaal-etnische segregatie in het onderwijs wordt om verschillende redenen als een maatschappelijk probleem beschouwd, maar toch bestaat er amper wetenschapplijk odnerzoek over in Vlaanderen. Dit project wil ten eerste nagaan hoe verspreid het fenomeen van sociaal-etnische segregatie in Vlaanderen eigenlijk is. Ten tweede wil het antwoord biedenop de vraag wat de determinanten zijn van sociaal-etnische segregatie in Vlaamse basisscholen. Ten slotte is het de bedoeling te onderzoeken wat de effecten zijn van deze sociaal-etnsiche segregatie. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Mieke Van Houtte
De ontwikkeling van patronen van cocaïnegebruik: een follow-up studie na 12 jaar en vergelijking met een controlegroep van cocaïne- en crackgebruikers in Vlaanderen Universiteit Gent Abstract: De belangrijkste doelstelling van deze tweede follow-up studie is het bestuderen van de verdere ontwikkeling van gebruikspatronen bij de oorspronkelijke respondenten sinds ze eind 1996 of begin 1997 werden bevraagd. We willen opnieuw nagaan of een deel van de respondenten uit de oorspronkelijke studie problematische gebruikspatronen hebben ontwikkeld, en zo ja, welke problemen ondertussen werden ervaren. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Decorte
Determinanten van bankrisico's Universiteit Gent Abstract: Dit project analyseert de types van risico waaraan banken bloot staan op basis van de rendementen van hun aandelen, onderzoekt de determinanten van de types risico en bestudeert de interactie van bankrisico en de macroeconomische omgeving. Organisaties: • Vakgroep Financiële economie
Onderzoekers: • Rudi Vander Vennet
Out on Screen': een op 'queer theory'-gebaseerd wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke en emancipatorische rol van holebirepresentaties in de hedendaagse beeldcultuur Universiteit Gent Abstract: In opvolging van Halls concept 'politics of representation' en Queer Theory wil dit onderzoeksproject een beter inzicht krijgen in de maatschappelijke en emancipatorische rol van holebirepresentaties in de hedendaagse beeldcultuur (voornamelijk film- en televisiefictie). Centraal in het onderzoek staat het nagaan van de plaats van deze beelden binnen onze samenleving en hun rol met betrekking naar gelijkgerechtigheid. Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Daniël Biltereyst
De interactie tussen opslag en verwerking bij het onthouden en representeren van zinnen Universiteit Gent Abstract: Het werkgeheugen is enerzijds betrokken in het begrijpen en produceren van zinnen (onthouden welke woorden voorheen kwamen, onthouden van de woordvolgorde, bijhouden van syntatische informatie, ?) anderzijds wordt het werkgeheugen geholpen door taalgerelateerde aspecten (cf. onthouden van zinvolle woordgroepen tgo losstaande woorden). In dit onderzoeksproject wordt deze wederzijdse interactie van werkgeheugen en zinsverwerking verder onderzocht met behulp van zowel leestaken als werkgeheugentaken. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Robert Hartsuiker • Tim Desmet
Evoluties in de uitoefening van rechtsmacht in de exclusief economische zone Universiteit Gent Abstract: Op basis van een analyse van de statenpraktijk van kuststaten, zullen de verschillende visies ten aanzien van de lacunes en de mogelijk ruime interpretaties (creeping jurisdiction) van de bepalingen m.b.t. de verdeling van rechtsmacht in de exclusief economische zone uit het Verdrag
van Montego Bay, 1982 (Zeerechtverdrag), evenals de beleidsinstrumenten die daaruit voortvloeien aan een kritische studie onderworpen worden. Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • Eduard Somers
Determinanten en effecten van sociaal-etnische segregatie in het basisonderwijs Universiteit Gent Abstract: De centrale doelstelling van dit onderzoeksproject is inzicht te krijgen in de omvang, oorzaken en gevolgen van sociaal-etnische segregatie in het basisonderwijs in Vlaanderen. De sociaal-etnische segregatie in het onderwijs wordt om verschillende redenen als een maatschappelijk probleem beschouwd, maar toch bestaat er amper wetenschappelijk onderzoek over in Vlaanderen. Dit project wil ten eerste nagaan hoe verspreid het fenomeen van sociaal-etnische segregatie in Vlaanderen eigenlijk is. Ten tweede wil het een antwoord bieden op de vraag wat de determinanten zijn van sociaal-etnische segragatie in Vlaamse basisscholen. Ten slotte is het de bedoeling te onderzoeken wat de effecten zijn van deze sociaal-etnische segregatie. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Mieke Van Houtte
Rekenschapsplichtigheid voor mensenrechtenschendingen door internationale organisaties Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek gaat na op welke wijze rekenschap kan worden afgelegd voor schendingen van mensenrechten die begaan worden door internationale organisaties of hun stafleden of vertegenwoordigers. Organisaties: • Vakgroep Publiek recht
Onderzoekers: • Eva Brems
Mondialisering herbekeken: de relatie tussen mondiale productketens en stedelijke netwerken Universiteit Gent Abstract: Het project wil op theoretische en empirische wijze de brug slaan tussen de twee belangrijkste globaliseringsliteraturen over mondiale productketens en stedelijke netwerken. Specifieke analyses zullen focussen op de integratie van post-communistische landen als nieuwe EUlidstaten en de uitbreiding van de Europese handel via nieuwe vrijhandelsovereenkomsten met Chili, Mexico en Centraal-Amerika. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Frank Witlox • Ben Derudder
Networking of Flemish and Czech Sustainable Cities and Towns-Sharing Experience with USe of Sustainability Indicators Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project is het ondersteunen van het gebruik van 'sociale' duurzaamheidsindicatoren in Tsjechische steden en gemeenten. Het voorwerp van het project is de organistie van ervaringsuitwisseling over het participatief ontwerpen van die sociale duurzaamheidsindictoren op het vlak van de lokale welzijns- en gezondheidszorg. Het CDO-CLP verzamelt daarrond kennis uit Vlaamse steden. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Herwig Reynaert
Coaching lokale mandatarissen inzake duurzame mobiliteit (editie 2008) Universiteit Hasselt Abstract: De Vlaamse Stichting Verkeerskunde heeft (VSV) heeft van het Vlaams parlement de taak gekregen om opleiding, bijscholing en permanene vorming inzake verkeerskunde te verstrekken. Concreet organiseert de VSV hier jaarlijks meer dan 500 vormingsuren voor waarmee meer dan 3.300 mensen bereikt worden. De VSV stelt echter vast dat met dit aanbad mandatarissen slechts in beperkte mate bereikt worden. Daarom wordt er gekozen om voor deze doelgroep een persoonlijke begeleiding te organiseren. Organisaties: • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Gerhard WETS
Een model-gebaseerde aanpak voor het evalueren van de impact van verkeersmaatregelen op verkeersveiligheid en milieu Universiteit Hasselt Abstract: De hoofddoelstelling van dit onderzoek bestaat erin de impact te bestuderen van verkeers- en mobiliteitsmaatregelen op de verkeersveiligheid, het milieu en de menselijke gezondheid. Daarom wordt in dit project een framework ontwikkeld bestaande uit verschillende modellen die aan elkaar zullen worden gekoppeld: een activiteiten-gebaseerd transportmodel, een agent-gebaseerd toedelingsmodel, een emissiemodel en een verkeersveiligheidsmodel. Dit framework moet beleidsmakers toelaten de effecten van maatregelen te evalueren op verschillende aspecten gebruik makend van een geïntegreerd model. Via een valorisatiecomite, bestaande uit gebruikersorganisaties vanuit het beleid, de software-industrie en de verzekeringssector, worden de resultaten van dit project in de praktijk toegepast. Organisaties: • Beleidsinformatica • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Tom BELLEMANS
Toevoegen van een longitudinale component aan het Gezondheidsinformatiesysteem Health information System II (BELHIS II) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project onderzoekt de voorwaarden voor het toevoegen van longitudinale informatie in een gezondheidsinformatiesysteem. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL • PATRICK DEBOOSERE
Innovatie als onmisbaar ingrediënt in moderne bedrijfsvoering: een performantie-analyse. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De bedoeling van dit project is om een grondige econometrische analyse te maken van het verband tussen de innovatieve activiteiten van bedrijven en hun performantie. een structureel model wordt geconcipieerd dat de innovatieve input en outpur verklaart, alsmede de impact van de innovatie activiteiten op de groei van de omzet en de werkgelegenheid. Inkomende kennistransfers, toe-eigening onderzoekssamenwerking, scholing van het personeel, exportoriëntatie en grootte worden geacht een rechtstreekse invloed te hebben op zowel researchintensiteit als innovatieve omzet. Procesinnovatie heeft een invloed op innovatieve omzet, groei van de omzet en van de werkgelegenheid. De impact van de algemene technologische omgeving wordt gevat door dummies gebaseerd op de Pavitt taxonomie. Het model wordt geschat op bedrijfsgegevens met betrekking tot België en een reeks andere Europese landen. De gebruikte databank hierbij is de derde (en, zodra beschikbaar, vierde) Community Innovation Survey (CIS). een comparatieve analyse zou de eigenheid van de ondernemingen in België moeten blootleggen. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar: de sterkte van het causale verband tussen onderzoeksintensiteit, innovatieve omzet, totale omzetgroei en groei naar tewerkstelling, de mate waarin inkomende kennistransfers, toe)eigening, samenwerking inzake onderzoek en scholing de innovatieve output direct of indirect beïnvloeden, en de systematische verschillen in innovatief gedrag tussen sterke en zwakke ondernemers. Organisaties: • Economisch, Monetair en Financieel Beleid
Onderzoekers: • DIRK FRANTZEN
Tweede geboorten in Europa: oorzaken van recente trends en scenarios voor de toekomst. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De toekomstige evolutie van het geboortecijfer bepaalt in grote mate de toekomstige leeftijdsstructuur van de bevolking en is, daarom alleen al, van fundamenteel maatschappelijk belang. Dit onderzoeksproject wil daarom bijdragen aan de internationale inspanningen om de wetenschappelijke fundamenten te verbeteren van vruchtbaarheidsscenario's voor de toekomst. Dat zal gebeuren door te focussen op tweede geboorten in Europa. Het belang van tweede geboorten is aan het toenemen in die zin dat het verschil tussen extreem lage vruchtbaarheid (minder dan 1,3 kinderen per vrouw) en "gewoon" lage vruchtbaarheid onder het vervangingsniveau in grote mate ligt bij de kans op tweede geboorten. Hoewel uitstel van eerste geboorten de voorbije jaren in grote mate tot een daling van de periodevruchtbaarheid heeft geleid, blijkt de toename van de kinderloosheid niet de belangrijkste motor achter de lage vruchtbaarheid in Europa. Nochtans is er tot nu toe veel minder onderzoek gebeurd over de timing van en kans op tweede geboorten dan over eerste geboorten. Ondertussen zijn uit de literatuur wel een aantal interessante theoretische denkpistes te distilleren die aan systematisering, operationalisering en empirische toetsing toe zijn. Het is de ambitie van dit project om dat te doen op basis van bestaande surveydata en geaggregeerde statistieken. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL
Tijdsonderzoek in kaart gebracht. Een diagnose van de impact van diverse methoden van tijdsregistratie ondersteund door data-analyse. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding Tijd is één van de meest democratische goederen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld geld beschikt iedereen over evenveel tijd en bovendien kunnen we de tijd niet opsparen. Tijd is een centrale dimensie in ons leven. Vooral in onze huidige Westerse samenleving is tijd een steeds hoger gewaardeerd middel. Onderzoek naar tijd geeft ons een inzicht in het dagelijkse handelen van mensen en is daarom een uitstekend uitgangspunt om een zicht te krijgen op de maatschappelijke krachten. Maar het lijkt moeilijk om ons een coherent beeld te vormen over onze tijdsbestding. We stellen namelijk vast dat gelijktijdige onderzoeken naar de tijdsbesteding in onze samenleving leiden tot verschillende resultaten. Volgens het ene onderzoek werken we 40 uur, volgens het andere heel wat minder. Het ene onderzoek stelt dat we steeds minder tijd hebben voor onze kinderen, terwijl we elders het tegenovergestelde lezen. De voorbeelden zijn talrijk. Hoe mensen hun tijd besteden, kan op heel verschillende manieren onderzocht worden (Harvey 1993; Kalfs 1993). In de geciteerde literatuur worden de directe observatie, het surveyonderzoek, de random event methode (via beeper en telefoon) en de dagboekregistratie als de mogelijke methodes naar voren geschoven. Het ideale instrument voor het meten van gedrag of tijdsbesteding zou directe observatie zijn (Robinson 1977; Juster 1985; Kalfs 1993). Omwille van de gevraagde inspanningen van de respondent, de financiële kost en de werkbaarheid, maar ook de validiteit, de geloofwaardigheid, de bruikbaarheid en de flexibiliteit wordt echter overwegend gebruik gemaakt van de survey- en dagboekregistratiemethode (Kalfs 1993). Aangezien verschillende methodologieën worden gebruikt om een zicht te krijgen op de verschillende aspecten van tijdsgebruik in onze huidige maatschappij, is het van groot belang dat we deze onderlinge verschillen tussen methodes beter begrijpen. Momenteel begrijpen we deze vertekeningen zeer slecht. De centrale vraagstelling in dit fundamenteel methodologisch project luidt dan ook: "Wat is het effect van de diverse methoden van tijdsonderzoek bij het peilen naar het tijdsgebruik van mensen?". De bedoeling is om een overzicht te geven van de effecten van verschillende bevragingsmethodes om op die manier resultaten van die bevragingsmethoden beter te kunnen situeren. We zullen dus de verschillen niet enkel situeren maar ook aantonen met dataanalyse. De resultaten en bevindingen van dit project zijn dan ook zowel nationaal als internationaal relevant. Onderzoeksvraag 1: Hoe verschilt tijdsregistratie uit surveybevraging en dagboekregistratie? Een eerste onderzoeksvraag houdt in dat de verschillen in het peilen naar tijdsbesteding tussen surveybevraging en dagboekregistratie worden onderzocht. In een vragenlijst wordt rechtstreeks gepeild naar het gedrag van mensen. Zo stelt men retrospectief de vraag of men binnen een bepaalde tijdsspanne een bepaalde activiteit heeft verricht (=participatie), hoe vaak men dit heeft gedaan (=frequentie) en hoelang deze activiteit heeft geduurd (=absolute tijd). Bij de dagboekregistratiemethode, daarentegen, wordt aan de respondenten gevraagd om gedurende minstens 24 uur een dagboekje bij te houden. In tegenstelling tot surveyonderzoek wordt aan de respondent dus niet gevraagd terug te kijken op wat eerder werd gedaan, maar wel om in dagboekvorm de precieze gegevens van elke gestelde activiteit onmiddellijk te registreren. Dagboekregistratie peilt dus naar het specifieke gedrag op een heel specifieke dag of week, terwijl vragenlijsten peilen naar het gebruikelijke of normale gedrag. De dagboekmethode en de surveymethode verschillen dan ook op een heel aantal punten, wat kan leiden tot verschillen in antwoorden. Eén van de belangrijkste verschillen is de interpretatie van de vraagstelling. Bij de dagboekmethode wordt op een zeer detailistische wijze de tijdsbesteding van de respondenten weergegeven. Wanneer een onderzoeker tijdens de gegevensverwerking de duur van een meer algemene tijdsbesteding wil
analyseren hoeft men enkel de verschillende details samen te nemen. Bij een surveybevraging kan men veel minder uitsluiten dat respondenten aan een bepaalde vraag een andere interpretatie geven (bv.: Hoe lang heeft u deze week aan huishoudelijk werk gespendeerd? Huishoudelijk werk is dit poetsen, koken, ... maar ook oppassen op de kinderen, timmeren, tuinieren ...?). Een ander belangrijk verschil tussen deze twee bevragingsmethodes is de mate waarin er sprake is van vertekening door het geheugeneffect. Hoewel respondenten vaak erg precies weten welke taken ze hebben uitgevoerd, geldt dit niet in dezelfde mate voor het aantal keer dat ze deze taak uitgevoerd hebben en zeker niet voor de tijd die ze eraan besteed hebben. Bovendien denkt men soms dat activiteiten vroeger of later gebeurd zijn dan dat ze in werkelijkheid gebeurd zijn (Billiet, Loosveldt & Waterplas, 1986). Aangezien de tijd geen vanzelfsprekend onderdeel is van onze zelfkennis, verschilt de werkelijk beleefde tijd nogal eens van de herinnerde tijd (Gershuny, 1992; Szalai, 1984). Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat de duurtijd bij surveyonderzoek overschat wordt ten opzichte van de tijd die gerapporteerd wordt in dagboekonderzoek (Glorieux, Minnen & Van Thielen 2004; Niemi 1993). Vertekening van resultaten gebeurt echter ook bewust. De kans op sociaal wenselijke antwoorden is kleiner bij dagboekonderzoek aangezien de vraagstelling hier niet op een specifiek onderwerp geconcentreerd is, terwijl dit bij surveyonderzoek veelal wel het geval is (Billiet, Loosveldt & Waterplas 1986; Kalfs 1993). Het bevragen van het specifieke gedrag zoals dat gebeurt via dagboekregistratie houdt ook een aantal gevaren in. Doordat enkel het concrete gedrag op een bepaalde dag of dagen wordt geregistreerd, is de kans groot dat heel wat respondenten bepaalde activiteiten niet doen tijdens deze registratieperiode. Dit is het probleem van zero observations. Dit probleem doet zich vooral voor bij activiteiten die een aanzienlijke dag tot dag variatie kennen (naar toneel gaan). De surveymethode kan informatie over een veel langere periode dan een paar dagen bevragen. Hierbij aansluitend stelt de dagboekregistratiemethode een groter probleem wat algemene non-respons betreft. Tijdsbudgetonderzoek staat bekend als onderzoek met een lage responsrate (Kalfs 1993). Het vergt immers een aanzienlijke inspanning van de respondenten om gedurende meerdere dagen nauwgezet de tijdsbesteding bij te houden. Onderzoeksvraag 2: Hoe verschilt tijdsregistratie tussen de diverse methodes van dagboekregistratie? Dit project focust niet enkel op de verschillen tussen de diverse tijdregistratiemethodes, maar voor een groot deel ook op de verschillen tussen de diverse methodes binnen de methode van dagboekregistratie. Ondanks verschillen in de methodologie van dagboekonderzoek is de wens naar vergelijkbaar onderzoek nationaal en internationaal sterk aanwezig. Initiatieven zoals het "Multinational Time Budget Data Archive" verbonden met het Multinational Time-use Study (MTUS) project en het (Harmonised European Time-use Suvey (HETUS)-project van EUROSTAT getuigen hiervan. De verschillen situeren zich op twee vlakken: de algemene opzet van het onderzoek en het formaat van het meetinstrument. Wat betreft de algemene opzet van het onderzoek bestaan er verschillen naar de selectie van de individuen of huishoudens, de spreiding van het veldwerk en de duur van de registratieperiode. Tijdsbudgetonderzoeken die meerdere leden van het gezin bevragen, laten toe de tijdsbesteding van de gezinsleden te vergelijken. Wanneer enkel individuen worden bevraagd, zal men zich moeten beperken tot synthetische gezinnen als men uitspraken wil doen over tijdsbestedingspatronen binnen gezinnen. Ook de periode waarin een onderzoek wordt afgenomen heeft een weerslag op de onderzoeksresultaten. Ideaal is om de dataverzameling te spreiden over een gans jaar. Een ruimere spreiding van het veldwerk vlakt occasionele gebeurtenissen die een invloed kunnen hebben op de tijdsbesteding (weersomstandigheden, grotere media-aandacht, ...) beter uit (Harvey 1993). Niet alleen de hele onderzoeksperiode is van belang, maar ook de registratieperiode per respondent. De keuze tussen dagboekregistratieperiode van één of meerdere dagen of een week gaat gepaard met implicaties voor de respons en het budget (Harvey 1993). Wanneer slechts één of twee dagen (één werkdag en één weekenddag) werden ingevuld zoals bij het tijdsonderzoek volgens HETUS-richtlijnen, wordt overgegaan tot de aanmaak van een synthetische week om uitspraken te doen over de wekelijkse duur van activiteiten. Bovendien is het eerder vermelde probleem van de zero-observations nijpender in een situatie waarin één of twee dagen, eerder dan een week, worden bevraagd (Zuzanek & Smale 1999; Juster 1985). Voor gespecialiseerde onderwerpen wordt meestal een 7-dagenregistratie gebruikt. Hierbij worden slechts een aantal activiteiten gedurende een bepaalde periode geregistreerd (bijvoorbeeld een arbeidskalender) (Harvey 1993). Op het vlak van het meetinstrument spelen het interval van tijdsregistratie (open of gesloten tijdsinterval), de pre- of postcodering van de activiteitenlijst en de bevraging van de contextvariabelen een centrale rol. Bij open interval of continue dagboekregistratie registreert de respondent zijn activiteiten telkens hij van activiteit verandert. In het geval van een gesloten interval noteren respondenten hun tijdsbesteding per kwartier of per 10 minuten in plaats van per activiteit. Beide methoden hebben voor- en nadelen. Het voordeel van de kwartier- of tienminutenmethode is dat het voor een respondent makkelijker in te vullen is. Een tijdseenheid is makkelijker analytisch te onderscheiden door een respondent dan een handeling. Anderzijds kunnen met de continue registratie alle nuances in het menselijk handelen beter gevat worden. Ook pre- en postgecodeerde activiteitenlijsten hebben hun voor- en nadelen. Het gebruik van een geprecodeerde activiteitenlijst heeft het voordeel dat dergelijk schema de respondent een duidelijk beeld geeft van het gewenste detail maar beïnvloedt de respondent wellicht in zijn conceptie van hoe zijn tijdsbesteding kan worden opgedeeld. De codering nadien steunt volledig op wat de respondent zelf als een onderscheiden handeling beschouwt en laat de respondent deze handeling in eigen woorden noteren. Achteraf worden de antwoorden van de verschillende respondenten gegroepeerd en geüniformiseerd tot een standaardschema. Het belangrijkste nadeel van deze methode is dat deze methode vaak noopt tot arbitraire beslissingen bij het coderen van activiteiten. Ook het detail van de contextinformatie die bij elke gestelde handeling wordt genoteerd kan sterk variëren. De dagboekjes bevatten minimum 3 gegevens: wat men doet, wanneer men dat doet en voor hoe lang. Deze minimale informatie wordt bij voorkeur aangevuld met een aantal andere relevante gegevens over de gestelde handeling (plaats, interactiepartners, motivatie ...), maar kan opnieuw verschillend bevraagd worden. Derde onderzoeksvraag: Welke zijn de systematische verschillen tussen bevragingsmethoden naar achtergondkenmerken en type activiteit? Binnen de twee eerder geformuleerde onderzoeksvragen zal tevens aandacht geschonken worden aan een derde onderzoeksvraag. Wanneer de effecten van de verschillende bevragingsmethoden vergeleken worden, zal worden nagegaan of hier systematische verschillen bestaan, hetzij naar het type activiteit dat onderzocht wordt, hetzij naar de achtergrondkenmerken van de respondenten. In het tijdsbestedingsonderzoek wordt traditioneel een onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen van activiteiten: (1) de reproductietijd (slapen, eten, drinken ...), (2) de productietijd (betaald werk, huishoudelijk werk, onderwijs ...), (3) de recreatieve tijd (vrije tijd, sociale participatie ...) en (4) de aansluitingstijd (verplaatsingen, wachten ...). Het is best mogelijk dat bepaalde activiteiten, gegeven hun frequentie of motivatie, beter gevat worden door een bepaalde onderzoeksmethode dan andere. Onderzoek toont eveneens dat niet enkel de technische kenmerken een rol spelen in de resultaatbepaling maar dat ook demografische achtergrondkenmerken een bijkomende effect spelen. Inschattingsfouten, sociale wenselijkheid en onnauwkeurigheden kunnen samenhangen met demografische achtergrondkenmerken. Methode en datasets Om een antwoord te geven op de vragen geformuleerd in de drie bovenvermelde onderzoeksvragen zal hoofdzakelijk gebruik gemaakt worden van kwantitatief onderzoek, maar ook ten dele van kwalitatief onderzoek. Het kwantitatief onderzoek behelst de analyse van een tiental databanken die vrij recent verzameld werden bij dezelfde onderzoekspopulatie. Deze datasets zijn allemaal in het bezit van de onderzoeksgroep TOR en werden reeds veelvuldig in onderzoek gebruikt. Het Vlaams tijdsbudgetonderzoek uit 1999 dat werd uitgevoerd door TOR omvat zowel survey- als dagboekregistratiegegevens over tijdsgebruik. Naast de twee Vlaamse databanken, beschikken we in 1999 ook nog over drie databanken uit 1999 verzameld in het kader van het Belgisch tijdsbudgetonderzoek en uitgevoerd door het NIS, namelijk surveygegevens, dagboekregistratiegegevens en een arbeidskalender. Zowel van het Vlaamse als van het Belgische onderzoek werd recent op nagenoeg identieke wijze een tweede golf afgenomen. Dit leidde tot twee nieuwe Vlaamse databanken met tijdsbudgetgegevens (survey en dagboekregistratie) en drie nieuwe Belgische databanken met tijdsbudgetgegevens (survey, dagboekregistratie en arbeidskalender). Deze databanken laten toe de effecten van de surveymethode en de dagboekmethode zorgvuldig na te gaan. De Vlaamse en de Belgische dagboekonderzoeken verschillen ook qua methodologische opbouw en vertegenwoordigen ook grotendeels de verschillen in het internationaal dagboekonderzoek waardoor dit onderzoek niet enkel relevant is voor Vlaanderen/België, maar ook internationaal. Naast het centrale kwantitatieve onderzoeksluik wordt ook een kwalitatief onderzoekluik gepland dat inspeelt op een aantal factoren die een invloed hebben op de dataverzameling, maar niet kwantitatief kunnen benaderd worden. Het kwalitatieve luik kadert hoe onderzoekers, interviewers,
codeurs en respondenten door hun aanwezigheid en ingrepen de data manipuleren. Gedurende de periode van dataverzameling zijn er verschillende momenten waarop deze actoren in de dataverzameling ingrijpen, tijdens de opzet van het onderzoek, de briefing van enquêteurs, de voorstelling van het onderzoek van de enquêteurs aan de respondent, het gedrag, de motivatie van de respondent, de opvolging van de enquêteurs door de onderzoekers, de controle van de registratie door de enquêteurs, de cleaning door het veldwerkbureau, de codering van de activiteiten door codeurs, ... en als laatste de controle, cleaning en weging van de gegevens door de onderzoekers die aan een aantal kwaliteitseisen moeten voldoen. Bibliografie Billiet, J., Loosveldt, G. & L. Waterplas (1986). Het Survey Interview Onderzocht. Effechten van het ontwerp en Gebruik van Vragenlijsten op de Kwaliteit van de Antwoorden. Leuven, Sociologisch Onderzoeksinstituut, KU Leuven. Gershuny, J. (1992). Are we Running Out of Time? In: Future, 24: 3-22. Glorieux, I., Minnen, J. & L. Van Thielen (2004). Moeder, Wanneer Werken Wij? Arbeidsmarktconclusies uit het Vlaamse Tijdsbestedingsonderzoek 1988-1999. Leuven, Steunpunt Werkgelegenheid, Arbeid en Vorming, VIONA Stuurgroep Strategisch Arbeidsmarktonderzoek. Harvey, A.S. (1993). Guidelines for time-use collection. In: Social Indicators Research, 30: 197-228. Juster, F.T. (1985). Conceptual and Methodological Issues Involved in the Measurement of Time-Use. In: Juster F.T. & F.P. Stafford (red.), Time, Goods and Well-Being, Ann Arbor, Michigan, Survey Research Center - Institute for Social Research, University of Michigan. Kalfs, N. (1993). Hour by hour: Effects of the Data Collection Mode in Time Use Research. Amsterdam, Nederlands Instituut voor Maatschappij- en Markt-Onderzoek, NIMMO. Niemi, I. (1993). Systematic Error in Behavioural Measurement: Comparing Results from Interview and Time Budget Studies. In: Social Indicators Research, 30: 229-244. Robinson, J.P. (1977). How Americans Use Time. A Social-Psychological Analysis of Everyday Behavior. New York/London, Preager Publishers. Szalai, A. (1984). The Concept of Time Budget Research. In: Harvey, A.S., Szalai, A., Elliot, D.H., Stone, P.J. & S.M. Clark, Time Budget Research, Frankfurt/New York, Campus Verslag. Zuzanek, J. & B. Smale (1999). Life-Cycle and Across-the-Week Allocation of Time to Daily Activities. In: Pentland, W.E., Harvey, A.S., Lawton, M.P. & M.A. McColl (red.), Time Use Research in the Social Sciences, New York/Boston/Dordrecht/London/Mosco, Kluwer Academic/Plenum Publishers. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • JOERI MINNEN
Herstelgerichte detentie: nieuwe hoop of oude leugen? Vrije Universiteit Brussel Abstract: De afgelopen jaren is een proces aan de gang gericht op het herstelrechtelijk herdenken van de vrijheidsberovende sanctie. De evolutie naar een "herstelgerichte detentie" maakt deel uit van een brede beweging in en rond de strafrechtsbedeling, bekend als "restorative justice" of "herstelrecht". Dit staat voor een nieuwe benadering van de reactie op criminaliteit, die,in tegenstelling tot vroegere opvattingen waar het hoofdaccent lag op retributie of rehabilitatie, veel aandacht schenkt aan de noden van het slachtoffer en waarbij men diverse vormen van responsabilisering van de respectievelijke betrokkenen nastreeft. Het nieuwe denkmodel van herstelrecht kan omschreven worden als "a process whereby parties with a stake in a specific offence resolve collectively how to deal with the aftermath of the offence and its complications for the future" (Marshall, 1999). Het herstelrecht tracht een evenwicht te vinden tussen de belangen van het slachtoffer en de samenleving en de nood aan reïntegratie van de dader (Aertsen, 1997). Het ontstaan van een herstelrechtelijke benadering in de uitvoering van de gevangenisstraf in België kan geplaatst worden tegen de achtergrond van bredere maatschappelijke ontwikkelingen De strafrechtsbedeling wordt meer interactionistisch van aard met momenten van participatie of onderhandeling met de rechtssubjecten (Tulkens & Vandekerkhove, 1996; Beyens & Raes, 2005; Raes, 2006). Tegelijk is er een toenemende solidariteit met en wettelijke verankering van de slachtofferpositie in de verschillende fasen van de strafrechtsbedeling (wet 1994 op bemiddeling in strafzaken, wet Franchimont 1998, wet 22 juni 2005 op de bemiddeling). Dit heeft mede te maken met de vertrouwenscrisis in Justitie van de laatste jaren. Vanaf de jaren negentig worden criminaliteit en onveiligheid een belangrijk maatschappelijk en politiek thema. Dit leidt tot een instrumenteel strafrechtsbeleid gericht op snelle, zichtbare politieke beslissingen. De toenemende aandacht voor slachtoffers is hier een onderdeel van (Mary, 1997; Gutwirth en De Hert, 2002; Snacken, 2001, 2007). Daarnaast wordt ook nadruk gelegd op een betere beheersing van risico's en risicogroepen en een grotere effectiviteit en efficiëntie in de bestraffing, het zgn actuarialism (Feeley & Simon, 1994) en managerialism (Bottoms,,1995). Deze verschillende tendensen zijn ook zichtbaar binnen de strafuitvoering. Na de maatschappelijke schok veroorzaakt door de zaak Dutroux in 1996 worden meer punitieve maatregelen getroffen (bv. verstrenging van de mogelijkheden tot voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden, wetten 5 en 18 maart 1998), worden massaal psychologen aangesteld in de gevangenissen met het oog op een efficiëntere risicotaxatie voor recidive (vanaf 1998), en worden herstelconsulenten aangesteld in alle gevangenissen om op een structurele wijze de slachtofferdimensie binnen de gevangeniscontext te introduceren (2000). Recent is herstel, naast beperking van de detentieschade en voorbereiding van de reïntegratie, wettelijk als één van de doelstellingen van de vrijheidsberovende straf erkend (Basiswet Gevangeniswezen en Rechtspositie van Gedetineerden, 12 januari 2005; wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van gedetineerden; wet van 17 mei 2006 tot oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken). Waar het herstelrecht binnen de criminologische theorievorming in belangrijke mate gegroeid is als antwoord op de tekortkomingen van en als alternatief voor het geldende retributieve/rehabilitatieve strafrecht, het de negatieve effecten van de vrijheidsberovende straf erkent en een meer humane en probleemoplossende aanpak naar voren wil schuiven (Zehr, 1990), doet de invoering van een slachtoffer- en hersteldimensie binnen de gevangeniscontext echter fundamentele vragen rijzen. Vanaf de jaren 1950-1960 wijzen sociologische studies van gevangenissen als microsociale structuur op de totalitaire en autoritaire kenmerken ervan (Goffman, 1961). Gedetineerden worden onderworpen aan een machtssysteem, waarin zij via mortificatieprocessen hun identiteit als individu moeten inruilen voor een collectief stigma als gedetineerde, die volledig ondergeschikt gemaakt wordt aan de belangen van het instituut. Deze deprivaties leiden op hun beurt tot weerstand, die individueel of collectief kan zijn, en de vorm kan aannemen van een eigen deviante subcultuur (Sykes, 1958). In Surveiller et punir laat Foucault (1975) zien dat de gevangenis, als niet openbare, oncontroleerbare, dure, onnuttige, uitsluitende en criminogene instelling, dysfunctioneel te noemen is t.a.v. de in de strafrechtstheorie vooropgestelde doelen. De gevangenis ligt niet in het verlengde van een groot humaniserend Verlichtingsdiscours, maar van strategieën van disciplinering en normalisering ("disciplinaire machtspraktijken") die op micro-vlak aan het werk zijn in de sjablonen van familie, school, leger, ziekenhuis en werkplek. Steeds wordt in die settings het verschil tussen normaal en abnormaal zichtbaar gemaakt tegen de achtergrond van een norm die ontstaat zonder referentie naar de individuen zelf. Foucault spreekt in dat verband van een panoptische machtsuitoefening: iedereen is steeds zichtbaar en vergelijkbaar, net zoals in het panoptisch gebouw van Bentham, waarvan het archetype de gevangenis is. Dat de kritiek op de gevangenis al even oud is als de instelling zelf hoeft bijgevolg niet te verwonderen: deze laatste wortelt zich in praktijken die geenszins humanistisch of bevrijdend zijn, maar normalisering en 'dressuur' beogen (Gutwirth, 1993). Maar Foucault erkent ook dat in de microfysica van de machtsrelaties er mogelijkheden blijven tot voortdurende weerstanden vanwege de gedetineerden (Foucault 1984). Ofschoon de analyse van Foucault in Surveiller et Punir zich toespitste op het Verlichtingsdiscours en de gevangenis van de 19e eeuw, kan eenzelfde vraag gesteld worden betreffende het recentere herstelgerichte discours en de gevangenis van de 21e eeuw. Eerste onderzoeksvraag: in dit onderzoek wensen we derhalve in te gaan op de wijze waarop de 'herstelgerichte detentie' zich articuleert op de door Foucault geduide tweespalt tussen enerzijds het klassieke discours van rehabilitatie en preventie en anderzijds de praktijk van disciplinering en normalisering. Wat
brengt restorative justice teweeg in de gevangenis ? Ligt de introductie van herstelgerichte praktijken in de context van detentie in het verlengde van een rehabilitatief perspectief (empowerment), of gaat het hier om verfijnde (perverse) disciplinering ? Om deze vragen te beantwoorden moeten de analyses van Foucault echter worden doorgetrokken tot op het heden, zoals de 'late Foucault' met zijn aandacht voor 'governmentality' ook zelf ondernam, maar zonder toespitsing op de kwestie van de gevangenis (Foucault, 1997). In vele westerse landen is men de laatste jaren geëvolueerd naar een zgn "post-autoritaire" gevangenis, waarin erkend wordt dat gedetineerden sociale actoren blijven die reflecteren over hun situatie en hier strategisch op reageren (Giddens, 1984; Snacken, 1990; Debuyst, 1990; Sparks a.o. 1996). Dit betekent dat de doelen van de gevangenis (zoals herstel) slechts kunnen bereikt worden via een "dialectiek van controle", waarin de microrelaties tussen personeel en gedetineerden van fundamenteel belang zijn voor de legitimiteit van het instituut (Giddens, 1984:156; Sparks a.o. 1996:35). Daarnaast is er echter ook recent onderzoek dat aantoont dat gevangenissen nog steeds zeer destructieve en schadelijke situaties en structuren (kunnen) teweeg brengen, die ernstige psychologische en sociale consequenties hebben voor de gedetineerden (Haney, 2005; Irwin & Owen, 2005). Dit lijkt dan weer in tegenstrijd met de doelstelling van "zelfherstel" van de dader in het herstelrecht (Hagemann, 2003; Van Ness, 2007). In België hebben we via eigen empirisch onderzoek kunnen vaststellen dat er belangrijke verschillen in gradaties van autoritarisme en totalitaire kenmerken bestaan tussen gevangenissen, waarin zowel structurele (grootte van de gevangenis, personeelskader, regime) als culturele aspecten (beroepscultuur bewaarders, organisatiecultuur directie, (sub)cultuur van gedetineerden) een rol spelen (Snacken e.a. 2001; Snacken 2005). Ook deze culturele aspecten, zowel bij personeel als bij gedetineerden, krijgen in de recente penologische literatuur terug meer aandacht (Liebling, 2004; Crewe, 2005). Tweede onderzoeksvraag: welke plaats krijgt herstel in de structuur en de cultuur van verschillende gevangenissen en gevangenispopulaties in België in vergelijking met andere doelstellingen en effecten (orde en veiligheid, reïntegratie, beperking detentieschade, beheersing risico's)? Organisaties: • Criminologie • Metajuridica
Onderzoekers: • Nathalie TRUSSART • Bart CLAES • SERGE GUTWIRTH • SONJA SNACKEN
De effecten van auditor gender op de controleverklaring. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek wenst de effecten van auditor gender op de inhoud van het controleverslag en de zwaarte van de controleverklaring te bestuderen. Op internationaal vlak is, met uitzondering van een beperkt aantal studies, nog geen onderzoek verricht naar de effecten van gender in een audit context. De externe auditor heeft als taak om via het controleverslag een deskundig oordeel uit te brengen over de getrouwheid van de financiële staten en vervult alzo een belangrijke taak ten aanzien van diverse belanghebbenden. Vermits onderzoek in de cognitieve psychologie en marketing aantoont dat vrouwen op een andere wijze informatie verzamelen en interpreteren, alsook een ander risicoprofiel vertonen, veronderstellen we een significant verband tussen auditor gender en de wijze waarop kritisiche bedrijfssituaties worden gerapporteerd in het controleverslag en de invloed ervan op de geformuleerde controleverklaring. Na een grondige literatuurstudie inzake genderverschillen, zullen de gevormde hypothesen getoetst worden aan de hand van een uitgebreid laboratorium-onderzoek (o.a. via nazicht van de schriftelijke bekwaamheidsexamens van Belgische kandidaat-revisoren) en veldonderzoek van de jaarlijks neergelegde controleverslagen. De resultaten van dit onderzoek kunnen belangrijke implicaties hebben op de keuze van de auditor door de geauditeerde onderneming. Daarnaast kan het onderzoek ook belangrijk zijn voor auditkantoren in termen van personeelsbeleid en toewijziging van personeel aan auditopdrachten en voor de samenstelling van teams die in het kader van periodieke kwaliteitscontroles, werkdossiers van andere revisoren nakijken. Dit onderzoek moet leiden tot de afwerking van een doctoraal proefschrift in de Toegepaste Economische Wetenschappen. Organisaties: • Accountancy, Auditing en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • DIANE BREESCH • JOEL BRANSON
Coalitietype, overheidsbeleid en verkiezingen: een politico-economische benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het onderzoek wil de relaties tussen de coalitietypes, overheidsbeleid en electorale resultaten nagaan. We verwachten dat verschillen in coalitietypes gevolgen hebben voor het gevoerde beleid en voor de verkiezingsuitslag van de coalitiepartners en er wordt dan ook onderzocht via welke mechanismen en kanalen dit zich manifesteert. Het onderzoek bestudeert op welke manier en in welke mate het coalitietype invloed uitoefent op het overheidsbeleid; hoe deze link tussen coalitietype en overheidsbeleid zich vertaalt in de electorale resultaten van de coalitiepartners en hoe het coalitietype mogelijk de verkiezingsuitslag beïnvloedt op andere manieren dan via het gevoerde overheidsbeleid. Het onderzoek bevat zowel een theoretisch als een empirisch luik. De empirische bijdrage richt zich op een analyse van de centrale overheden en van de verkiezingsuitslagen in de OESO-landen (1965-2004). Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • CHRISTIAN DESCHOUWER
Internationale Cross Culturele studie naar de vergelijkbaarheid vanzelfbeoordelingen van levenskwaliteit. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Door verschillende instanties , zoals de wereld Gezondheids Organisatie, worden geregeld peilingen naar objectieve en subjectieve levenskwaliteit georganiseerd (Inglehardt, 2004, Cummins, et al., 2003). Steeds meer gaan kritische stemmen op over het Probleem van culturele geladenheid van antwoorden op de zelfbeoordelingsschalen die daarbij worden gebruikt. Eigen onderzoek bij studenten en personeel van universiteiten in België en Iran en bij een grote groep patiënten in Duitsland laat vermoeden dat zelfgeankerde antwoordschalen minder gevoelig zijn voor culturele verschillen tussen populaties. Het onderzoek dat hierbij wordt opgestart wil dit nu grondig onderzoeken door met één enkele survey (naauwkeurig vertaald naar de moedertaal van de deelnemers ) een aantal populaties te bevragen die onderling verschillen que cultuur, maar die niet noemenswaardig verschillen qua opleiding (controle voor opleiding door het bevragen van studenten en staf van universiteiten en hogescholen). In een eerste fase zal dit onderzoek lopen in verscheidene Moslimlanden (Iran, Syrië, Algerije) en bij verschillende doelgroepen, waaronder ook Moslims in België. Het is de bedoeling om dit onderzoek binnenkort uit te breiden naar andere landen en culturen: partners in Zuid-Afrika, Rwanda en Ghana zijn aangezocht om te participeren. Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers:
• PETER THEUNS
De implementatie van een longitudinaal onderzoek in het kader van EPSAD-Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De adolescentiefase is een kritische fase inzake verkenning van en het experimenteren met risicogedrag waartoe genotmiddelengebruik en -misbruik behoren. Met het oog op een adequate aanpak moet niet alleen de essentiële rol van preventie bekeken worden, maar eveneens een nauwkeuriger kijk verkregen worden op de onderkende risico- en protectieve factoren. Het ESPAD-onderzoek brengt op een gestandaardiseerde wijze het genotmiddelengebruik en risicogedrag bij jongeren van een welbepaalde leeftijdscohorte in kaart, maar biedt eveneens de gelegenheid om een longitudinaal onderzoek op te starten, dat zal toelaten causaliteit tussen genotmiddelengebruik van jongeren, preventieactiviteiten, ouderlijk gedrag en het risicogedrag van adolescenten in kaart te brengen. Dit longitudinaal onderzoek zal starten bij leerlingen van het eerste jaar secundair zitten in één regio in het schooljaar 2007-2008. Binnen het lingitudinaal onderzoek wordt er verder nagegaan welke sociaal-ecologische indicatoren een effect hebben op het genotmiddelengebruik van vroegere en middenadolescenten. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • CAROLINE ANDRIES
Herkenning en expressie van emoties door kinderen van lagere scholleeftijd in het kader van het FACE programma. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Achtergrond bij deze aanvraag: Huidige aanvraag dient ter ondersteuning van het doctoraatsonderzoek van Stefaan Baert, duur 20072010, School-aged children's recognition and expression of emotions through the human Figure Drawing.Dit doctoraat kadert binnen het fundamentele onderzoeksluik van het FACE programma (Faciliteren van de afstemming van cognities en emoties) ter preventie en interventie van gedrags- en emotionele problemen bij kinderen. Conceptueel kader:Adequate herkenning en expressie van gevoelens is een fundamenteel proces in de kindontwikkeling. Dit proces ligt nota bene aan de grondslag van empathische vaardigheden, essentieel voor de sociale, emotionele en persoonsontwikkeling van het kind. Actueel neuropsychologisch en ontwikkelingsonderzoek toont aan dat het een complex proces betreft, dat een adequate afstemming vergt tussen de emotionele, limbisch gestuurde en hogere hersenfuncties met inbegrip van prefrontale cognitieve processen. Deze recente wetenschappelijke inzichten openden een fundamentele onderzoekslijn in volle ontwikkeling op internationaal vlak. Onderzoeksdoel en methode: Het FACE onderzoeksluik is geconcipieerd vanuit dit inzicht dat verstoringen in de cognitief-emotionele afstemming bij kinderen een essentiële rol vervullen in het ontstaan en/of instandhouden van gedrags-en emotionele problemen. Het huidige onderzoek beoogt condities te identificeren waarin al dan niet verstoring optreedt van het emotionele herkennings- en expressie proces en de praktijkimplicaties hiervan. Qua methode, wordt dit proces bij zes- tot negenjarige kinderen specifiek getoetst via ontwikkelingsadequate expressiettechnieken in een reeks gestandaardiseerde proefsituaties, tijdens een eerste valideringsfase in schoolcontext, gevolgd door een tweede onderzoeksfase in klinisch milieu. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • SMADAR WESTREICH
De psychosociale ontwikkeling van kinderen en adolescenten met brandwonden en hun ouders. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ernstige brandwonden zijn zeer traumatiserend en mensonterend. Brandwonden veroorzaken vaak psychiatrische klachten en ernstige lichamelijke misvormingen. Bij kinderen en adolescenten leiden deze brandwonden vaak tot opvallende psychologische trauma's. Om de ziekenhuis- en ambulante behandeling te verbeteren, is het belangrijk de invloed van individueel psychologische factoren op de emotionele, cognitieve en gedragsontwikkelingen van kinderen en adolescenten met brandwonden te schetsen. Twee jaar na ontslag uit het ziekenhuis worden de kinderen en adolescenten met hun ouders uitgenodigd om deel te nemen aan een jaarlijks follow-up programma in het ambulante dienstverleningscentrum voor mensen met brandwonden, het Greet Rouffaer Huis. Tijdens deze consultaties zullen de ouders en kinderen bevraagd worden naar de psychologische ontwikkeling van het kind, de ouderlijke competentiegeveoelens en de kwaliteit van de ouder-kindrelatie. Het onderzoek tracht na te gaan welke coping-mechanismen deze kinderen en jongeren ontwikkelen na een ernstige verbranding. De bekomen oinzichten moeten, samen met de resultaten van de onderzoeken naar de effecten van brandwondenkampen en de invloed van thermale kuren bij kinderen met brandwonden, uiteindelijk leiden tot een beter afgestemd nazorgtraject. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • INGRID KRISTOFFERSEN
Een nieuwe conceptualisatie van sequentiële analyse bij verkrachtingen: Toepassing van de 'proximiteits' coëfficient op de dader-slachtoffer interactie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De centrale focus van deze studie is het exploreren en empirisch valideren van de specifieke gedragsmatige en verbale interactie tussen dader en slachtoffer bij verkrachtingen. De primaire onderzoeksvraag is of op basis van deze interacties de klassieke, in de wetenschappelijke literatuur gepostuleerde typen van verkrachters kunnen empirisch ondersteund worden of het delinquent gedrag vooral aan situationele factoren onderhevig is. Hiervoor wordt een nieuwe manier van sequentie analyse toegepast in vorm van een proximiteitscoëfficiënt die globale samenhangen tussen gedragseenheden binnen een interactieve sequentie meet. Het voordeel van deze coëfficiënt is dat er geen extrinsieke/artificiële veronderstellingen worden gemaakt zoals dit tot nu het geval was. Een honderdtal, voornamelijk door de Federale Politie ter beschikking gestelde slachtofferverklaringen, zullen op basis van grounded theory principes sequentieel gecodeerd worden. Met multidimensional scaling analyses wordt getoetst of er verschillende clusters van gelijkaardige sequenties bestaan. De onderzoekshypothese is dat er geen uitsluitend distinctieve (met klassieke dadertypen corresponderende) clusters geïdentificeerd worden, maar dat de interactie met het slachtoffer en een aantal situationele factoren een significant sterke rol zal spelen. Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Persoonlijkheid en persoonlijkheidspathologie bij ouderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het huidige project draagt fundamenteel bij aan de ontwikkeling van de belangrijkste diagnostische taxonomie, DSM, door het uitwerken en empirisch valideren van een dimensionaal model, met specifieke aandacht voor dimensies van disfunctie en persoonlijkheid. Prototypes gebaseerd op de lagere orde structuur van het Vijf Factoren Model (VFM) zijn geschikt om op basis van persoonlijkheidskenmerken de specifieke
DSM-IV-TR categorieën te verklaren, maar omvatten onvoldoende alle variatie voorkomend bij persoonlijkheidsstoornissen. Er is een duidelijke nood aan het uitwerken van een meer omvattend VFM model. Recent onderzoek heeft bovendien het belang aangetoond van een dimensionaal disfunctie model. Een uitgebouwde theorie om disfunctie te beschrijven ontbreekt echter. Daarom zal een recent voorgestelde benadering van disfunctie, op basis van twee dimensies (non-coping en non-cooperativeness), gevalideerd worden. Organisaties: • Ontwikkelings- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Small numbers, big problems? Een kwalitatieve studie naar het jeugdbeschermingstraject van vrouwelijke persistente delinquenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Meisjes zijn zwaar ondervertegenwoordigd in de jeugdcriminaliteit. Hun aandeel is echter nog kleiner in de ernstige jeugddelinquentie. Onderzoek over ernstige jeugddelinquentie besteedt bijgevolg weinig aandacht aan meisjes. Over risicofactoren die leiden tot ernstige jeuddelinquentie bij meisjes alsook over criminele carrières bij meisjes is zo goed als niets bekend. Hoewel empirisch onderzoek over dit thema doorgaans gebeurt op basis van een volledig mannelijke populatie, wordt aan de theorieën over risicofactoren en criminele carrières van ernstige jeugddelinquenten een algemene geldigheid toegekend. Voorliggend onderzoek wenst te toetsen of de traditionele theorievorming over dit thema toepasbaar is op het vrouwelijke geslacht. Een van de stellingen van de "paradox of persistence" stelt dat wanneer we terugkijken naar de jeugd van volwassen delinquenten, het merendeel jeugddelinquent was. In voorliggend onderzoek zullen we d.m.v. retrospectief onderzoek bij jongvolwassen vrouwelijke gedetineerden nagaan of dit ook gelds voor jongvolwassen vrouwen. Op basis van verscheidene onderzoeken, waaronder ook eigen onderzoek, vermoeden we dat bij meisjes de welzijnscomponent (problematische opvoedingssituatie) een grote(re) rol speelt in de ontwikkeling van ernstige jeugddelinquentie en criminele carrières. Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • JENNEKE CHRISTIAENS
Recht tegen buitenlandse mensenrechtenschendingen vanwege multinationals? Vrije Universiteit Brussel Abstract: A. Inleiding en probleemstelling Het mensenrechtenrecht staat vandaag voor een nieuwe uitdaging: een kader scheppen waarin effectieve bescherming geboden kan worden voor situaties waarin machtige transnational corporations (TNC.s) zich schuldig maken aan, of betrokken zijn bij schendingen van de mensenrechten. In dat verband kan men actueel twee trends onderscheiden: enerzijds de extraterritoriale toepassing van de nationale wet (juridische dimensie), anderzijds een toename aan zelfregulering via .Codes of Conduct. (politieke dimensie). De socio-economische realiteit beantwoordt niet langer aan de klassieke Westfalische conceptie van een internationale rechtsorde waarin enkel de staat rechtssubjectiviteit dient te hebben. De staat is niet langer een tussenpersoon tussen het individu en het internationale recht. Meer en meer staatsfuncties worden geprivatiseerd in handen van private ondernemingen, waaronder TNC.s, en belangrijke componenten van de productie en de handel worden geglobaliseerd. Kortom, bij de uitoefening van maatschappelijk gezien vitale taken leggen TNC.s tegenwoordig steeds meer gewicht in de schaal en maken zich daarbij vaak ongestraft schuldig aan schendingen van mensenrechten. Centraal in dit onderzoek staat de vraag hoe men TNC.s .juridisch. kan verplichten ethisch te ondernemen en hen doeltreffend aansprakelijk kan stellen voor schendingen van de mensenrechten. Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • PAUL DE HERT
Verschijnen voor de jeugdrechter: een criminologisch onderzoek naar het "in court" gebeuren (de interactie en de communicatie) in jeugdzaken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Ondanks het (hevige) maatschappelijke en academische Belgische debat over de jeugdbescherming en aanpak van jeugdige daders, zijn er geen wetenschappelijke (ethnografische) studies bechikbaar over het in court gebeuren binnen de jeugdstrafrechtspleiting. Nochtans blijkt uit schaars onderzoek bij jongeren dat de contacten met "justitie" belangrijk zijn in de beleving van straf en schuld. Dit onderzoeksproject wil tegemoet komen aan deze leemte. Vier onderzoeksvragen staan centraal: (1) Hoe verloopt de interactie tussen jeugdrechter en verschijnende minderjarige bij kabinetszitting en bij zitting ten gronde? (2) Welke specifieke sociale, culturele, pedagogische, ontwikkelingspsychologische of juridische elementen, dimensies, relaties en rolpatronen tekenen de communicatie en interactie in de jeugd(straf)rechtspleging en welke knelpunten treden op? (3) Wat is de impact van de gerechtelijke interactie en communicatie op de minderjarige dader (volgens de betrokkenen)? De onderzoeksopzet sluit aan bij de criminologische aandacht voor "law in action" via een kwalitatieve ethnografische studie van de dagdagelijkse praktijk ("het gebeuren" - de interactie) in de jeugdrechtbank. Het hieraan verbonden veldwerk steunt op een combinatie van klassieke ethnografische onderzoekstechnieken van de observatie (in de jeugdrechtbank) en interviews met betrokkenen (cf. feedback interviewluik). Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • JENNEKE CHRISTIAENS
The impact of international migration on migrant communities and on demographic processes and structures in the receiving country. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het project kijkt naar oorzaken en gevolgen van migratie met specifieke aandacht voor de impact op de demografische processen en structuren in België Organisaties: • Interface Demografie • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL • DIDIER WILLAERT • KAREL NEELS • PATRICK DEBOOSERE
Involving volunteers and their effect on the governance and functioning of private non-profit organisations. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Involving volunteers and their effect on the governance and functioning of private non-profit organisations. Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers: • ROLAND PEPERMANS
Trainingscompetenties (algemeen en judospecifiek) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project beoogt het determineren van de nodige competenties van trainers in verschillende niveaus. Het maakt gebruik van de Delphi methode (expertenadvies). Judy was de pilot studie. Basketbal, atletiek, skiën en snowboarden zijn de overige sporten. Organisaties: • Sportbeleid en -management • Bewegingsvorming en Sporttraining
Onderzoekers: • Els DOM • EVERT ZINZEN
Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2008: Onderwijsaanbod 'Technologisch ondernemen aan de Vrije Universiteit Brussel' Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderwijsvernieuwingsproject (OVP) 2008: Onderwijsaanbod 'Technologisch ondernemen aan de Vrije Universiteit Brussel' Organisaties: • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • ROSETTE S'JEGERS • MARC GOLDCHSTEIN
De Inhoudelijk-Wetenschappelijke uitwerking van het project landschapspark Middelkerke. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De gemeente Middelkerke wenst de geschiedenis en het erfgoed van haar hinterland te ontsluiten voor het grote publiek. De bedoeling is om een netwerk van thematische fiets- en wandelroutes uit te werken, gekoppeld aan een historische bezoekerscentrum in het oud-gemeentehuis van Slijpe. De krijtlijnen van dit project werden uitgeschreven in een masterplan, opgemaakt door de firma Visual Dimension. Dit plan werd goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen van Middelkerke op 30/10/2007. Het houdt een aantal suggesties is met betrekking tot specifieke erfgoedsites die ontsloten kunnen worden en de wijze waarop technologisch het best kan gebeuren. Op basis van dit masterplan dient nu overgegaan te worden tot de uitwerking van de specifieke inhoud: enerzijds voor het fiets- en wandelroutenetwerk, anderzijds voor de invulling van het oud-gemeentehuis van Slijpe. De voorliggende opdracht houdt concreet in dat: 1.met betrekking tot het fiets- en wandelnetwerk: -het masterplan vanuit inhoudelijk-wetenschappelijk standpunt kritisch wordt bekeken en dat de selectie van de erfgoedsites (POI - points of interest), in samenspraak met de dienst Erfgoed en Museum, scherp wordt gesteld; -per POI wordt een wetenschappelijk verantwoorde, toegankelijke tekst aangeleverd die de site kadert in tijd en ruimte en zijn historisch belang aantoont; -per POI wordt een voorstel uitgewerkt van fotos, illustraties, reconstructietekeningen, enz. die kunnen worden gebruikt om het verhaal te ondersteunen en/of te visualiseren. In de mate van het mogelijke wordt dit iconografisch materiaal meegeleverd; -op basis van de geselecteerde POIs, en het knooppuntennetwerk van de provincie, wordt een voorstel gedaan van enkele thematische routes; 2.met betrekking tot het oud-gemeentehuis van Slijpe: -er wordt, in samenspraak met de dienst Erfgoed en Museum, een inhoudelijk programma ontwikkeld voor het historisch bezoekerscentrum in het oud-gemeentehuis van Slijpe. -per ruimte worden wetenschappelijk verantwoorde, toegankelijke teksten aangeleverd -per ruimte wordt een voorstel uitgewerkt van fotos, illustraties, reconstructietekeningen, enz. die kunnen worden gebruikt om het verhaal te ondersteunen en/of te visualiseren. In de mate van het mogelijke wordt dit iconografisch materiaal meegeleverd; Organisaties: • Kunstwetenschappen en Archeologie
Onderzoekers: • Sarah DEPESTEL • Dries TYS
Organisatie van een vormingstraject voor een gebiedsgerichte werking/omgevingsanalyse, volgens offerte van 3 december 2007. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Een vormings- en begeleidingstraject met onderzoek uitwerken rond de vraag van afstemming van enerzijds de sociaal-culturele en welzijnsagenda die voortkomt uit een maatschappelijke analyse per wijk en anderzijds het programma dat in dat licht kan worden ontwikkeld in een gemeenschapscentrum. Deze opdracht is in Brussel verbreed tot alle bevoegdheden van de VGC en de (nieuwe) basisopdracht van de gemeenschapscentra. Ze kadert eveneens in de algemeen beleidslijn inzake de opdracht tot gemeenschapsvorming vanuit lokaal cultuurbeleid. Het betreft een specifiek Brusselse uitwerking rond de vraag van de combinatie van multiculturele of interculturele gemeenschapsvorming vanuit communautaire instellingen. Organisaties: • Geografie
Onderzoekers: • ERIC CORIJN
Course " Port Economics and Policy". Vrije Universiteit Brussel Abstract: De instelling 'VUB' en het ' Erasmus University Rotterdam, Center for Maritime Economics and Logistics (MEL)' hebben voor het project ' Course " Port Economics and Policy". January - March 2008.
January - May 2010' een overeenkomst afgesloten die kadert in de dienstverleningsopdracht van de instelling. Hierbij kunnen de onderzoeksresultaten worden overgedragen aan het bedrijf, kan een billijke vergoeding worden afgesproken mbt de valorisatie van het onderzoek of kunnen andere afspraken gemaakt worden aangaande intellectuele eigendom, zoals bepaald in de afgesloten overeenkomst. Organisaties: • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • Elvira HAEZENDONCK • Michael DOOMS
Kenmerken en positie van niet-formele educatie in Vlaanderen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Informeel leren en niet-formele educatie kennen een stijgend belang in het discours over levenslang en levensbreed leren. Deze tendens is te merken in de theorievorming, het onderzoekswerk en de educatieve praktijk. In Vlaanderen is de sector van het sociaal-cultureel werk voor volwassenen een van de belangrijkste aanbieders van niet-formele volwasseneneducatie. Binnen deze sector zijn, sinds 2003, dertien regionale volkshogescholen actief. Ze kregen de roepnaam Vormingplus mee. Zij zorgen in Vlaanderen en Brussel voor de uitbouw, spreiding, coördinatie en communicatie van het niet-formeel educatief werk. Binnen dit onderzoek worden de evoluties en kenmerken van niet-formele educatie binnen de volkshogescholen in kaart gebracht en geanalyseerd. Een literatuurscreening diept het begrip 'niet-formele educatie' uit en toetst het aan het huidige volkshogeschoolwerk. Een documentanalyse gaat de eigenschappen en positie(s) van de volkshogescholen na. Een delphi-onderzoek met medewerkers uit de verschillende volkshogescholen resulteert in suggesties om de positionering en legitimering van de volkshogescholen in Vlaanderen te versterken Organisaties: • Agogiek • Educatiewetenschappen
Onderzoekers: • Rudy MACHIELS • Tom VANWING
Berekening fiscale ontvangsten obv gedragsverandering tgv hervorming van de verkeersbelasting. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bij een hervorming van de belastingen in functie van de Ecoscore van het voertuig is het de bedoeling de consument aan te zetten om milieuvriendelijke voertuigen te kopen. Indien de consument geconfronteerd wordt met hogere belastingstarieven voor vervuilende wagens, kan er een gedragsverandering plaatsvinden en derhalve een evolutie van een milieuvriendelijker wagenpark bewerkstelligd worden. De mate waarin er een gedragsverandering zal plaatsvinden zal in dit project gemeten worden door middel van prijselasticiteiten. Op deze manier kunnen de meerontvangsten van de belastingshervormingen berekend worden over een aantal jaren, rekening houdend met de technische evolutie, de invoeringstermijn en het effect op het consumentengedrag. Organisaties: • Wiskunde, Operationeel Onderzoek, Statistiek en Informatica voor Management • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • Laurence TURCKSIN • CATHY MACHARIS
Internetobservatorium. Universiteit Antwerpen Abstract: Internetobservatorium. Organisaties: • Media & ICT/Interpersoonlijke relaties in Organisaties & Samenleving (MIOS)
Onderzoekers: • Michel Walrave • Heidi Vandebosch
Evaluatie van het ESF-project "Ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting" Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek beoogt de evaluatie van het ESF-pilootproject 'Tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting binnen de Federale Overheidsdiensten'. Aan de hand van documentanalyse, kwalitatieve diepte-interviews en focusgroepen met de sleutelfiguren van het project wordt een kritische sterkte-zwakte-analyse van het bestaande project uitgevoerd. Deze analyse dient te resulteren in concrete aanbevelingen om het project bij te sturen. Organisaties: • Vakgroep Sociale agogiek
Onderzoekers: • Maria De Bie
De effectiviteit van integriteitbewaking voor de preventie van corruptie: een gedeelde verantwoordelijkheid van publieke en private sector Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Marleen Easton • Gudrun Vande Walle
Challenges for direct capabilities measurement Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Algemene Economie
Onderzoekers: • Elsy Verhofstadt
Studie met het oog op het opstellen van een inventaris van de goederen en diensten waarvan de toegang en/of tarieven variëren naargelang het geslacht in België en het verzamelen van de rechtvaardigingen voor een verschillende behandeling Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek wil een inventaris opmaken van de goederen en diensten die zowel aan mannen als vrouwen worden aangeboden, maar waarbij de financiële vergoeding of de toegang afhankelijk wordt gemaakt van het geslacht van de koper. Het onderzoek zal bestaan uit drie delen. Het eerste deel betracht een zo grondig mogelijke inventarisatie op te stellen van goederen en diensten waarvoor dit prijs- en/of toegangsverschil bestaat. Het tweede deel zoekt naar de bestaande en gegeven verantwoordingen voor de vastgestelde prijsverschillen. In een derde deel worden beleidsadviezen geformuleerd. Het derde en laatste deel zal een expertgroep van jursten samenstellen die zich zal buigen over de verantwoordingen die in het tweede deel verzameld werden. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Daniël Cuypers
De evaluatie van scholengemeenschappen in het basis-en secundair onderwijs. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek wil de werking en de variatie van de scholengemeenschappen (SG-en) in het basis - en secundair onderwijs analyseren en evalueren. Er wordt onderzocht wat de meerwaarde is van de SG-en, welke kenmerken van het beleidsvoerend vermogen van SG-en hierin bepalend zijn (doelgerichtheid, teamkenmerken en besluitvormingsproces) en wat de impact van de input-en contextkenmerken (o.m. schoolbesturen, onderwijsnet, grootte, aantal FTE's). Het onderzoek bevraagt coördinerend directeurs, directeurs, coördinaten en schoolbesturen van 76 SG-en in het basisonderwijs en 53 SG-en in het secundair via een survey. Daarnaast worden directieleden, schoolbesturen, coördinaten en leerkrachten via semi-gestructureerde interviews en focusgesprekken van 8 SG-en bevraagd. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem
Ontwikkeling en integratie van spraaktechnologie in cursusmateriaal voor het leren van talen (DISCO). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds Nederlandse Taalunie. UA levert aan Nederlandse Taalunie de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Individueel onderzoek IOIW
Onderzoekers: • Jozef Colpaert
Onderzoek over de relatie tussen centrale beleidsvoering en lokale dienstverlening bij OCMW Antwerpen. Het belang van de buurt. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek brengt in beeld hoe de buurt de manier waarop beleidsbeslissingen, regels en procedures van het OCMW Antwerpen worden uitgevoerd, beïnvloedt. Meer specifiek concentreert de vraagstelling zich op hoe met beleidsbeslissingen, regels en procedures inzake activering wordt omgegaan. Het onderzoek genereert een aantal modellen die OCMW Antwerpen kunnen helpen om het spanningsveld tussen centrale beleidsvoering en lokale omstandigheden op een gestructureerde en doorzichtige manier te overbruggen. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Uitwerken van een zelfevaluatie-instrument voor de brede toegang in de jeugdhulp Universiteit Gent Abstract: Toegankelijkheid is een centraal aandachtspunt in de Integrale Jeugdhulpverlening. De netwerken rechtstreeks toegankelijke hulp spelen hierin een belangrijke rol. Aansluitend bij andere initiatieven wordt een zelfevaluatieinstrument ontwikkeld, dat erop gericht is verschillende "praktijken van toegankelijkheid" zichtbaar te maken en de reflectie mogelijk te maken over de vraag wat de bijdrage is aan de toegankelijkheid van de integrale jeugdhulpverlening. Organisaties: • Vakgroep Sociale agogiek
Onderzoekers: • Maria De Bie
Analyse van de woonnoden en -wensen in Gent doelgroepgericht en per deelruimte Universiteit Gent Abstract: In dit kwalitatief onderzoek worden voor een reeks doelgroepen de woonloopbaan, de woonwensen en de woonnoden in kaart gebracht. Dit ter ondersteuning van het lokale woonbeleid, dat zich wenst te richten op drie deelruimtes: stadscentrum, 19e eeuwse gordel en stadsrand. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Herwig Reynaert
Creatie van ruimte van vrijheid, veiligheid en recht Universiteit Gent Abstract: De creatie van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, brengt nieuwe uitdagingen met zich, op het vlak van criminaliteitsbestrijding. De Europese Commissie erkent de nood voor de ontwikkeling van een Europese classificatie van misdrijven, voor de verzameling en analyse van vergelijkbare criminaliteitsstatistieken. De Europese classificatie van misdrijven zal ter verduidelijking aangevuld worden met werkdefinities. Bij de
uitwerking van een dergelijke classificatie moet rekening gehouden worden met de reeds bestaande en gebruikte classificatiesystemen, alsook met de verscheidenheid van de nationale rechtssystemen. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Gert Vermeulen
Realisatie onderzoeksrapport Gender en tijdsbesteding" en een bijdrage aan de publicatie "Vrouwen mannen in België. Genderstatistieken en genderindicatoren" Editie 2008. Vrije Universiteit Brussel Abstract: We koesteren graag het beeld dat hedendaagse vrouwen en mannen zich hebben bevrijd uit hun traditionele keurslijf, dat de traditionele rollenpatronen met sterk verschillende gedragsvoorschriften voor vrouwen en mannen in grote mate verleden tijd zijn. Vrouwen hebben nu ook alle kansen om te studeren en carrière te maken en mannen helpen zonder schroom in het huishouden. Nieuwe mannen, zorgende vaders en lieve mama's die het moederschap combineren met een veeleisende carrière zijn de nieuwe cultuurhelden van onze tijd. Ze voeden het idee dat de gedragspatronen van vrouwen en mannen sterk naar elkaar zijn toegegroeid, dat de kloof tussen de leefwereld van vrouwen en mannen erg klein geworden is. Populaire denkbeelden, metaforen, iconen en helden zijn belangrijke signalen die een beeld geven van opvattingen, houdingen en verzuchtingen, ze mogen echter niet verward worden met feitelijke gedragingen of reële omstandigheden. In deze bijdrage gaan we na in welke mate de tijdsbesteding en taakverdeling van vrouwen en mannen daadwerkelijk naar elkaar zijn toegegroeid. Daarvoor analyseren we niet wat vrouwen en mannen daarover denken of vertellen, maar proberen we een zicht te krijgen op hoe ze zich in hun dagelijks leven gedragen. Om een realistisch en vrij genuanceerd beeld van het dagelijks handelen van vrouwen en mannen te vormen, maken we gebruik van het tijdsbestedingsonderzoek 2005 (TBO'05) dat werd uitgevoerd door de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) van de FOD Economie. Voor dit onderzoek hielden 6.400 Belgen vanaf 12 jaar uit 3.474 huishoudens gedurende 2 dagen hun tijdsbesteding bij in een dagboekje. Een gelijkaardig onderzoek werd uitgevoerd in 1999 en de cijfers zijn ook vergelijkbaar met Belgische tijdsbestedingsgegevens uit 1966. Daar waar mogelijk en opportuun gebruiken we deze gegevens om trends in de tijd te analyseren. Het tijdsbestedingsonderzoek uit 1999 heeft betrekking op 8.382 Belgen van 12 jaar of ouder, uit 4.275 gezinnen. De dataset uit 1966 bevat gegevens van 2.077 Belgen tussen 19 en 65 jaar. De onderzoeksgroep TOR van de Vrije Universiteit Brussel analyseerde de tijdsbestedingsgegevens. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX • Theun-pieter VAN TIENOVEN
Publicatie "Zelfevaluatie Binnenstebuiten. Onderzoek naar zelfevaluaties in scholen." Universiteit Antwerpen Abstract: Publicatie "Zelfevaluatie Binnenstebuiten. Onderzoek naar zelfevaluaties in scholen." Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Jan Vanhoof
Opdracht voor evaluatie van de werking van het Kinderrechtencommissariaat. Universiteit Antwerpen Abstract: De opdracht bevat twee duidelijk van elkaar te onderscheiden vragen. De eerste vraag heeft betrekking op de evaluatie van de uitvoering van de decretale opdrachten door het Kinderrechtencommissariaat tot op heden. De tweede vraag heeft betrekking op een evaluatie van de decretale opdrachten zelf, namelijk de wenselijkheid om die opdrachten zoals ze omschreven zijn in het oprichtingsdecreet van het Kinderrechtencommissariaat van 15 juli 2007 te behouden in hun huidige formulering en omschrijving, én ze te behouden als opdrachten voor het Kinderrechtencommissariaat . Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Voorbereiding en opvolging van de PGB-experimenten. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale doelstelling van dit onderzoek is inzicht te verwerven in de wijze waarop de budgethouders betrokken in het PGB-experiment het PGB gebruiken. Organisaties: • Welzijn en verzorgingsstaat
Onderzoekers: • Jozef Breda
Impactanalyse van fiscale maatregelen op investeringen in onderzoek en ontwikkeling in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoeksproject gaat de volgende onderzoeksvragen beantwoorden: Welke fiscale maatregelen voor O&O zijn momenteel in Vlaanderen rechtsgeldig? Wat is de fiscale besparing die de bedrijven door het toepassen van deze maatregelen realiseren? Welke zijn de andere voordelen van het toepassen van de fiscale maatregelen (zie enquêtevragen in bijlage)? Worden de uitgespaarde bedragen ook effectief aangewend voor investeringen in O&O? Wat is de opbrengst van elke fiscale maatregel aan (extra) investeringen in O&O in Vlaanderen? Wat is de totale kostprijs per fiscale maatregel voor de overheid? Wat is de rendabiliteit (kosten/baten) van elk van deze fiscale maatregelen? Kan hiervoor een meetinstrument ontwikkeld worden? Bestaat er een geïntegreerde maatstaf die toelaat op éénduidige en eenvoudige wijze Vlaanderen te vergelijken doorheen de tijd? Welke (nieuwe) fiscale maatregelen kunnen worden uitgewerkt en/of ingevoerd om de O&O-activiteiten in Vlaanderen verder te verbeteren? En hieraan gekoppeld: "Wat is de "ideale" mix aan fiscale maatregelen voor Vlaanderen? Kan er een econometrische modellering uitgewerkt worden die een directe/indirecte koppeling maakt tussen de budgettaire overheidsinspanningen wat betreft de fiscale O&O-maatregelen en het niveau van O&O-investeringen gerealiseerd door bedrijven, kennisinstellingen, etc.? Organisaties:
• Algemene economie
Onderzoekers: • Jozef Plasmans
Kinderen op de vlucht in detentie. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt een grondige en systematische toetsing van de Belgische asielwetgeving en -praktijk aan het internationaal recht van de mensenrechten en de rechten van het kind doorgevoerd. Daarbij wordt zowel aandacht besteed aan vrijheidsberoving als aan opvang. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Zelfbeelden van postkoloniaal West- en centraal Afrika. Een verkennend onderzoek naar Afrikaanse en Europese filmische representaties in vergelijkend perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: Het verkennend project wil een aanzet geven tot het bestuderen van het zelfbeeld van West- en Centraal Afrika zoals het gerepresenteerd wordt in de postkoloniale narratieve langspeelfilms van 1963 tot 2007, en vergelijkt deze representaties met die van de Europese cinema uit dezelfde periode. De vergelijking levert een cultuurfilosofische kritiek op Eurocentrische representaties van 'de Ander', vanuit 'postcolonial filmstudies', het post-structuralistische differentiedenken van de antropologie en van de deconstructiefilosofie. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Philippe Meers
2de contract ikv TRALOTRA project cogranted by EC DG for energy and transport : aan Provincia di Cremona (Italië) : Referring to work package 3 (development of common training material) and delivering the modules in paper and in electronic form. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project ontwikkelt innovatieve opleidingsinstrumenten met betrekking tot beste praktijken op het gebied van intermodaal transport, met de bedoeling de professionele vaardigheden en het beheer van logistieke en transportbedrijven te verbeteren. En dit via de creatie van eleerplatformen. Organisaties: • Wiskunde, Operationeel Onderzoek, Statistiek en Informatica voor Management • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • CATHY MACHARIS • Ethem PEKIN
Demographic change and household wealth Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen • Vakgroep Bouwkunde
Onderzoekers: • Pascal De Decker
UCSIA visiting scholarship voor het project: Religieuze partijen in Europa. Universiteit Antwerpen Abstract: Het meeste onderzoek in de politieke wetenschappen suggereert dat religieuze politieke partijen ofwel seculiere vehicles voor traditionele sentimenten zijn, ofwel 'bevroren breuklijnen' uit tijden dat religie nog belangrijk waren, vertegenwoordigen. Maar, religieuze partijen spelen een belangrijke rol in de politiek van verschillende landen in Europa. Dit project zal trachten een oplossing te vinden voor deze puzzel en daarbij een reevoluatie maken van de rol van religie in de hedendaagse Europese (partij)politiek. Organisaties: • Extremisme en democratie
Onderzoekers: • Caspar Mudde
Studie met betrekking tot de discriminatie en de situatie van transgender en transseksuele personen in België. Universiteit Antwerpen Abstract: Studie met betrekking tot de discriminatie en de situatie van transgender en transseksuele personen in België. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Josse Van Steenberge
Meta-rules and constitutional law: 'co-regulating' legislative processes in Europe? (METARULES) Universiteit Antwerpen Abstract: Gegeven het fundamenteel belang van wetgeving voor de samenleving, heeft de rechtsleer opvallend weinig inzichten gebracht in de normen die de wetgevende processen beheersen. Tussen de extra-legale beperkingen die traditioneel bestudeerd worden door de politieke wetenschap en het formele grondwettelijke raamwerk dat het terrein is van grondwetspecialisten, ligt een grijs veld waarin schijnbaar bureaucratische regels over wetgeven kunnen worden geïdentificeerd. Dit project verwijst naar deze regels als 'meta-regels' and beoogt de wijze te analyseren waarop ze interageren met grondwettelijk recht. De recente proliferatie van 'Better Regulation' beleid in Europa heeft geleid tot een convergentie van meta-regels die worden toegepast in verschillende wetgevende domeinen en tot een groeiende zichtbaarheid van deze normen. Vele meta-regels overlappen met constitutionele normen wat betreft hun onderwerp, bv. de vraag wie toegang krijgt tot het wetgevende proces. Deze regels zijn echter geïspireerd door het paradigma van de regulatory state eerder dan door de traditionele ratio van democcratisch wetgeven. Een voorbeeld van een meta-regel is 'een wetsvoorstel kan enkel worden ingediend wanneer het begeleid wordy door een impact assessment'. Dergelijke vereiste volgt een andere logica dan de vooronderstelling dat 'het soevereine parlement de wersvoorstellen kan indienen die het gepast acht'. dat vaak onderdeel is van het grondwettelijke raamwerk. Zijn meta-regels die voortvloeien uit toenemende transnationale samenwerking in
het raamwerk van EU 'Better Regulation' in staat om de formele grondwettelijke regels en principes te overheersen in bepaalde gevallen? Of faciliteren ze enkel de dagelijkse praktijk van wetgeven? Er wordt voorgesteld macro-onderzoek naar meta-regels te combineren door bestaande databases over wetgevingsbeleid in Europa uit te breiden met meer gedetailleerde analyse gebaseerd op casusonderzoek. Op die wijze worden traditionele methodes zoals elite interviews and tekstuele interpretatie gecombineerd met methodes die nieuw zijn in het juridische onderzoek, zoals kwantitatieve tekstanalyse. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Patricia Popelier • Anne Meuwese
Omgevingsanalyse Antwerpse scholen. Universiteit Antwerpen Abstract: Omgevingsanalyse Antwerpse scholen. Organisaties: • School Onderwijs Stad & Samenleving (SOS & S) • EduBROn
Onderzoekers: • Paul Mahieu
Hoe demografische veranderingen vorm geven aan intergenerationele solidariteit, welzijn en sociale integratie: een multilink kader. (MULTILINKS) Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van deze studie is te onderzoeken hoe veranderende sociale contexten, van macro-sociale tot micro-interpersoonlijke contexten, sociale integratie, welzijn en intergenerationele solidariteit beïnvloeden binnen diverse Europese landen. Debatten over vergrijzing focussen hoofdzakelijk op de leefomstandigheden van de ouderen. Onze benadering bouwt voort op drie premises. Ten eerste, vergrijzing beïnvloedt alle leeftijdsgroepen: de jongeren, de middelbare leeftijd en de ouderen. Ten tweede, er zijn cruciale interdependenties tussen familiegeneraties en tussen mannen en vrouwen. Ten derde, we moeten alle analytische niveaus erkennen en onderscheiden: het individu, de dyade (ouder-kind, partners), familie, regio en land. Op basis van deze drie premissen, onderzoeken we (a) multiple banden binnen families (bv. transfers omhoog en omlaag in de familiebanden), interdependenties tussen oudere en jongere familieleden; (b) multiple banden over de tijd heen (meting op verschillende tijdspunten, op verschillende plaatsen, op verschillende punten in de individuele en de familiale levensloop); (c) multiple banden tussen aan de ene kant nationale en regionale contexten (bv. beleidsregimes, economische omstandigheden, normatief klimaat, religiositeit) en aan de andere kant individueel gedrag, welzijn en waarden. Doorheen het project zullen we methodologische strategieên testen, ontwikkelen en gebruiken die een gezond beleid mogelijk maken. Door het identificeren van intergenerationele zorgsystemen (dwz. combinaties van kinderopvang en zorg voor de kwetsbare ouderen) en hun tekortkomingen, willen we een bijdrage leveren aan het begrijpen van risico's op sociale isolatie en/of het ontbreken van de noodzakelijke steun en zorg. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Pilootproject "bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker". Universiteit Antwerpen Abstract: Dikkedarmkanker is één van de kankers waarvoor de Europese code voor kankerbestrijding een bevolkingsonderzoek aanbeveelt. In Vlaanderen zal vanaf februari 2009 gestart worden met het proefonderzoek naar dikkedarmkankeropsporing. Het proefonderzoek bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft dikkedarmkankeropsporing bij personen met gewoon risico en zal uitgevoerd worden in drie regio's. Elke inwoner van 50 tot en met 74 jaar van Schilde, Vosselaar en Borgerhout kan deelnemen aan dit eerste deel van de dikkedarmkankeropsporing. Het tweede deel betreft naaste familieleden (biologische ouders, kinderen, broers en zussen) van personen met dikkedarmkanker en zal starten vanuit zeven deelnemende ziekenhuizen in Antwerpen en Turnhout. Alle naaste familieleden van 40 tot en met 74 jaar van nieuwe dikkedarmkankerpatiënten van één van de zeven deelnemende ziekenhuizen kunnen deelnemen aan dit tweede deel van de dikke-darmkankeropsporing. Dit project heeft primair tot doel het vergaren van kennis over de te bereiken participatiegraad in eventueel bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker in Vlaanderen. Het levert informatie op over eventuele verschillen in opkomst tussen twee uitnodigingsmethoden, de geografische verdeling van (niet)participanten, leeftijdsgroepen, etniciteit en sociaal-economische klasse van de (niet)participanten en het effect van sensibilisatie. Daarnaast kunnen de prestaties van de test bestudeerd worden (percentage testpositieven, positief voorspellende waarde, detectiecijfers van adenomen en invasieve darmkanker). Het project levert aanvullende informatie op over de haalbaarheid van bevolkingsonderzoek (benodigde capaciteit colonoscopie, compliance, verwerking van test- en follow up-gegevens) en aanvullende gegevens voor gezondheidseconomische modelberekeningen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Studiegroep Pedagogiek van het Sociaal Werk Universiteit Gent Abstract: Deze studiegroep is een samenwerking tussen de verschillende parnterinstellingen van de Associatie UGent. De studiegroep is gericht op een profilering van het academisch onderzoek in het sociaal werk, op een afstemming tussen het theorievormend en het beleidsgericht onderzoek, en op een ondersteuning van de participatie van de onderzoeksgroep in internationale netwerken met betrekking tot de studie van het sociaal werk. Organisaties: • Vakgroep Sociale agogiek
Onderzoekers: • Maria De Bie
Wetenschappelijke disciplinevorming: Tijdschriftpublicaties en wetenschappelijke communicatie Universiteit Gent Abstract: Het moderne wetenschapssysteem bestaat uit disciplines. Hun communicatiestructuur wordt mogelijk gemaakt door wetenschappelijke tijdschriften. Publicaties kunnen op elkaar aansluiten publicaties kunnen naar elkaar verwijzen (citaties). Via een vergelijking van twee disciplinaire communciatienetwerken (uit de mens- en de sociale wetenschappen) zal in dit project de structuurontwikkeling van het moderne
wetenschapssysteem onderzocht worden. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Raf Vanderstraeten
Overdragen van de stadsmonitor en als helpdesk fungeren bij vragen en problemen m.b.t. de overdracht van de stadmonitor Universiteit Gent Abstract: We ondersteunen de overracht van de stadsmonitor door twee activiteiten, namelijk 1) het aanleveren van ontbrekende gegevens of documenten en 2) het beantwoorden van vragen door toelichting te geven over de indicatorfiches en de handleiding. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Herwig Reynaert
Show Me How Slow: Mobilising Evidence from Transport Research into Speed Universiteit Gent Abstract: Het SHLOW project heeft tot doel om het draagvlak voor de relatie tussen veiligheid en duurzaamheid in het verkeersonderzoek te verhogen dit gebeurt door te focussen op snelheidsmanagement als het belangrijkste beleidsmiddel om verkeersongevallen te voorkomen en de leefomgeving maximaal te beschermen. De bedoeling is om verder onderzoek in de aanvaardbaarheid van ITS-technieken zoals Intelligente SnelheidsAanpassing te promoten. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Georges Allaert
Ledenonderzoek sp.a. Universiteit Gent Abstract: 1. Een representatieve survey bij leden van de sp.a. Er wordt gepeild naar de politieke attitudes en oriëntaties van deze leden. Daarnaast worden socio-demografische variabelen in kaart gebracht en worden de opinies over de werking van sp.a. bevraagd. 2. De organisatie van een focusgroepen rond een aantal thema's die relevant blijken te zijn uit het survey-onderzoek. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Patrick Vander Weyden
Work Order: Provision of article on frozen conflicts. Vrije Universiteit Brussel Abstract: analyse van zgn. bevroren conflicten Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • BRUNO COPPIETERS
Evaluatie van de federale infocampagne drugs en alcohol. Universiteit Antwerpen Abstract: Achtergrond Tussen 29 januari en 25 februari 2008 werd een nationale informatie- en preventiecampagne gelanceerd op televisie, grote publiciteitspanelen, dagbladen en postkaarten. Met behulp van een 'Feit of Fabel-concept' probeert de campagne het thema "alcohol en drugs" meer bespreekbaar te maken in de algemene Belgische bevolking. Daarenboven tracht de campagne de mensen aan te sporen na te denken over het thema en zichzelf te informeren over het thema door aangeboden contactadressen te verkennen: een specifieke telefoonlijn en een website. Deze campagne werd geëvalueerd om zijn effectiviteit in kaart te brengen.
Methode In de eerste fase werd de campagne voor het grote publiek geëvalueerd. Volgens een nauwgezet script werden telefonische vragenlijsten afgenomen, proportioneel verspreid over de verschillende provincies in België. Een cd-rom met daarop 4.500.000 abonnees van vaste lijnen werd gebruikt om een steekproef van 1.000 personen te bekomen. Om een meer representatieve steekproef verspreid over alle leeftijdgroepen te krijgen, werden mobiele telefoonnummers verkregen en 50 jongeren werden geïnterviewd in de straat in Brussel en Antwerpen. In de tweede fase hebben we diepte-interviews gedaan om het promotiemateriaal van de campagne te evalueren bij personen van gezondheids- of jeugdsectoren die het materiaal gebruikt hebben.
Resultaten De responsgraad voor de telefonische vragenlijsten was: van de 2687 gebelde nummers hebben 864 (32.2%) geantwoord, 1295 (48.4%) waren niet bereikbaar en 446 (16.5%) personen weigerden deel te nemen. Van de 1.000 succesvolle gesprekken hebben 188 (18.8%) de campagne gezien. Voor 42.6% van deze groep, heeft de campagne aangezet na te denken over hun alcohol- en druggebruik en dat van hun omgeving. 35.1% van de personen die de campagne gezien hebben werden aangezet te praten over hun alcohol- en druggebruik en dat van hun omgeving.
Eerste resultaten van de diepte-interviews: de campagne kan meer humor of prenten gebruiken en ze mag langer duren. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Opzetten studie- en documentatiecentrum voor vergeten kinderen (kindsoldaten, straatkinderen, kinderen in oologssituaties) (Children Uganda) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Om te voorkomen dat de veelheid aan informatie over kindsoldaten en de locale expertise in de opvang en begeleiding van deze kinderen zou verloren gaan bij de afsluiting van het project, zal het resterend bedrag worden benut voor de uitbouw van een interuniversitair centrum dat op korte termijn zal zorgen voor een inventarisering, het beheer en de mogelijkheid tot de wetenschappelijke studie van het archief van het Rachele Rehabilitatiecentrum en van de lokale expertise in de opvang en begeleiding van kindsoldaten. De inventarisering, het beheer en de wetenschappelijke studie van het archief en de expertise zullen op middellange termijn worden ingebed in de verdere uitbouw van een interuniversitair studiecentrum voor 'vergeten kinderen'. Het betreft de studie van de opvang en begeleiding van kinderen die worden geconfronteerd met geweld en oorlogssituaties, waaronder kindsoldaten, straatkinderen en niet begeleide minderjarige vluchtelingen. Op lange termijn moet het studiecentrum leiden tot een expertise- en documentatiecentrum dat de kennis en deskundigheid op het vlak van opvang en begeleiding van kinderen geconfronteerd met geweld bundelt en integreert in samenwerkingsverbanden. Organisaties: • Pedagogiek en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • GERRIT LOOTS
Europese regio?s voor innovatieve productiviteit Universiteit Gent Abstract: Ontwikkelen en testen op 24 piloot-bedrijven van een effectieve methode voor het invoeren van Lean Manufacturing principes in KMO?s, gebaseerd op het Plato principe met de steun van excellente bedrijven in de deelnemende regio?s. Organisaties: • Vakgroep Technische bedrijfsvoering
Onderzoekers: • Hendrik Van Landeghem
Doorlichting communicatie en imago-analyse Gemeenstebestuur Zwevegem. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In opdracht van het gemeentebestuur organiseerde de dienst Informatie en communicatie een onderzoek naar de gemeentelijke communicatie. Het tweeledig onderzoek: communicatie-audit en imago-analyse werd tijdens de maanden mei en juni 2008 gevoerd door het Centrum voor Media en Cultuurstudies van de Vrije Universiteit Brussel, onder leding van prof. Katia Segers en vorser Nick Resmann. In het kader van dit onderzoek werden op 9 en 10 juni 2008 focusgroepsgesprekken gevoerd met Zwevegemse burgers. Het onderzoeksrapport werd aan het Schepencollege voorgesteld op 9 juli 2008. De onderzoeksresultaten vormen de basis voor een nieuwe huisstijl en communicatieplan, ook in het vooruitzicht van de centralisatie van gemeentediensten in een Nieuw Administratief Centrum Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • KATIA SEGERS
De tewerkstelling van medisch personeel met buitenlandse diploma's en/of herkomst in België: een kwalitatieve en kwantitatieve verkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: De tewerkstelling van medisch personeel met buitenlandse diploma's en/of herkomst in België: een kwalitatieve en kwantitatieve verkenning. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Josse Van Steenberge
De tewerkstelling van medisch personeel met buitenlandse diploma's en/of herkomst in België: een kwalitatieve en kwantitatieve verkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: De tewerkstelling van medisch personeel met buitenlandse diploma's en/of herkomst in België: een kwalitatieve en kwantitatieve verkenning. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
De ambtelijke beleidsvormingsrol in de maatschappelijke arena nader verkend Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar
Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Diederik Vancoppenolle
Evaluatie van de convenantenregeling bij het VAPH. Universiteit Antwerpen Abstract: Het sturen van welzijnsvoorzieningen gebeurt niet enkel via algemene regels maar meer en meer ook met convenanten. In casu gaat het hier over het distribueren van extra-capaciteit die residentiële voorzieningen enkel ambulant kunnen inzetten. Dit onderzoeksproject analyseert de voordelen en beperkingen van dit instrument, voor de gebruikers, de voorzieningen en de financierende overheid. Organisaties: • Welzijn en verzorgingsstaat
Onderzoekers: • Jozef Breda
Symétrie et familles politiques. Universiteit Antwerpen Abstract: Symétrie et familles politiques. Organisaties: • Extremisme en democratie
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave • Caspar Mudde • Steven Van Hecke
Studie over de beeldvorming van vrouwen en mannen in de reclame in België. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek kadert in de resolutie 3-1341 van de Belgische Senaat betreffende het imago van vrouwen en mannen in reclame (aangenomen op 9 maart 2006). Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen wordt hierin gevraagd om een diepgaand onderzoek te verrichten naar het beeld van vrouwen in de reclame. 1.1. Het onderzoek moet worden gevoerd in het kader van de maatschappelijke plicht om geweld te voorkomen en te strijden tegen discriminatie van vrouwen. Alle betrokkenen, zoals bijvoorbeeld de professionele reclamemensen (adverteerders, communicatiebureaus, vertegenwoordigers van de perswereld, de televisie en de affichage), vertegenwoordigers uit de maatschappij (van de vrouwenraden, NGO's,¿) en regelingsorganen, worden uitgenodigd om deel te nemen aan de uitvoering van het onderzoek. 1.2. Teneinde de rechten van de persoon te beschermen en het non-discriminatiebeginsel te versterken, moet dit verslag concrete voorstellen bevatten voor een betere regeling van de bestaande relaties tussen de verschillende spelers en voor meer begrip en bewustzijn, indien nodig via een actualisering van de geldende wet- en regelgeving. 1.3. Op basis van dat onderzoek moet een bundel richtlijnen worden opgesteld inzake de afbeelding van vrouwen en mannen in reclame. Deze richtlijnen moeten de reclamemakers kunnen helpen bij het uitdenken van positieve beelden van mannen en vrouwen en bij het uitbannen van elke vorm van discriminatie op grond van het geslacht. Organisaties: • Media, beleid en cultuur (MPC)
Onderzoekers: • Hildegarde Van den Bulck
E-interventions voor studenten met een problematisch of riskant alcoholgebruik: een pilootstudie. Universiteit Antwerpen Abstract: Achtergrond In 2005 heeft de Universiteit van Antwerpen een elektronische bevraging gedaan over het middelengebruik bij de studentenpopulatie van Antwerpen. De resultaten tonen dat 10% van de mannelijke studentenpopulatie een indicatie vertoont van problematisch alcoholgebruik. Uit het literatuuronderzoek blijkt dat korte elektronische interventies een positief effect hebben op het terugbrengen van alcoholgebruik bij studenten en dat studenten elektronisch boven persoonlijk contact verkiezen.
Methode Een website is gemaakt om studenten met een riskant of problematisch alcoholgebruik te motiveren hun alcoholgebruik te minderen en hun bereidheid te vergroten hulp te zoeken. De website bevat een vragenlijst die het alcoholgebruik van de studenten test. De AUDIT (Alcohol Use Disorders Identification Test) is ontwikkeld door de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO). De AUDIT is een gevalideerde test van 10 vragen die de riskante en schadelijke gedragingen omwille van alcoholgebruik in kaart brengt. Op basis van de antwoorden die de studenten geven, krijgen ze onmiddellijk een persoonlijke feedback. Na de test krijgen ze de mogelijkheid om een mail te versturen naar een studentenbegeleider voor vragen, begeleiding of advies. De website werd bekendgemaakt door de verschillende studentenbegeleiders per campus door middel van flyers, poster, een e-mail naar alle studenten, artikels in studentenmagazines enzovoort. Begin april 2008 werd de website www.eentjeteveel.be gelanceerd op de UA en al de hogescholen in Antwerpen.
Resultaten Na 3 weken telde de site 2.000 bezoekers. 41,9% vertoonde geen risico op problematisch alcoholgebruik (AUDIT-score van 0-7), 40,5% vertoonde een gewoon risico (8-15), 9,7% een hoog risico (16-20) en 7,9% een zeer hoog risico (21-40). Van de personen die een score hadden van meer
dan 15, stopten 46,0% met de test nadat ze de feedback gekregen hadden, 13,5% zocht voor informatie en 3,7% vroeg voor begeleiding, een afspraak of advies.
Besluit Het effect van de e-interventie op het problematische alcoholgebruik van de Antwerpse studenten zal worden geëvalueerd in een bevraging. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Economisch beleid Universiteit Gent Abstract: De associatieonderzoeksgroep "Economisch beleid" beoogt de bestaande onderzoekssamenwerking aangaande het ontwerp en de economische effecten van overheidsbeleid in diverse domeinen (arbeidsmarkt, macro-economie, internationale economie, publieke economie, ?) tussen de onderzoeksgroep SHERPPA van de UGent, het Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde (HABE) van de HoGent en het Departement Bedrijfsmanagement Mercator (BMER) van de HoGent te ondersteunen en visualiseren en verder te versterken. Organisaties: • Vakgroep Sociale economie
Onderzoekers: • Gerdie Everaert
Duurzame ontwikkeling, de ontwikkeling van een lokale participatiebarometer (bestek nr. Stafdienst/DO/2007/004) Universiteit Gent Abstract: De participatiebarometer is een instrument om de verschillende vormen van beleidsparticipatie van de individuele burgers en de lokale civiele maatschappij in kaart te brengen en te monitoren. Er wordt een indicatorenlijst uitgewerkt en ingevuld voor een pilootgemeente. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Herwig Reynaert
DANGER - Het inschatten van de gevaarlijkheid van georganiseerde criminaliteit Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project is een nieuwe systematische methodologische werkmethode voor de inschatting van de gevaarlijkheid van georganiseerde criminaliteit te verschaffen (dit vertrekkende van een integratie van de twee meest veelbelovende en haalbare benaderingen van georganiseerde criminaliteit, m.n. dreigingstudies met focus op de daders en kwetsbaarheidstudies met focus op de criminele opportuniteiten in de omgeving) en deze te testen in België. De nadruk ligt daarbij op de economische sectoren transport, catering en import-export, op de politieke omgeving alsook op de daders en/of groepen die de kwetsbaarheid van deze sectoren exploiteren. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Vander Beken
Effect van de beleidsmaatregelen die ter gelegenheid van de verkiezingen van 8/10/2006 werden genomen ter bevordering van de gelijkwaardige participatie van mannen en vrouwen aan het lokaal en provinciaal bestuur Universiteit Gent Abstract: Met de wijzigingen aan de kieswetgeving beoogde de decreetgever een gelijke aanwezigheid van mannen en vrouwen te bekomen onder de kandidaten voor de gemeenteraden. De vraag rijst in welke mate deze verplichte pariteit ook werd omgezet in de aanwezigheid van beide geslachten in de verkozen raden evenals in de uitvoerende organen van deze besturen. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Herwig Reynaert
Oprichting en uitbouw van Centrum voor Leesonderzoek in Vlaanderen Universiteit Gent Abstract: Een centrum voor leesonderzoek zal worden uitgebouwd. De drie belangrijkste onderzoekslijnen zijn: (1) tijd nodig voor het herkennen van woorden en variabelen die hierop een invloed hebben, (2) atypische taallateralisatie, en (3) dyslexie bij studenten in het hoger onderwijs. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Marc Brysbaert
Samenwerking tussen UHasselt en de KVKM binnen het raam van het Project (Technologiemarketing), waarvoor tussen de KVKM en het IWT een overeenkomst met betrekking tot dit Project met IWT - projectnr 70490 werd afgesloten. Universiteit Hasselt Abstract: In de 2de semester van 2007 start Voka - Kamer van Koophandel arr. Mechelen met een nieuw initiatief op gebied van innovatie, nl. Technologiemarketing voor innovatieve KMO's. Het is een project dat zeer goed past in het ambitieuze transformatieprogramma van de Voka-voorzitter Urbain Vandeurzen voor een diepgaande vernieuwing van onze economie. Werken aan een 'slimmere economie' is één van de transformatie pijlers. In een 'slimmere economie' zit 'passie voor innovatie' vervat. De volgende sleutelcompetenties zitten er in verweven: internationaal ondernemen, integrale innovatie en talenontwikkeling. Een integrale benadering van het innovatieproces is nodig omdat niet-technische aspecten van innovatie een grote rol spelen als het gaat om het succesvol vermarkten van innovatie. Organisaties: • Innovation Management • Strategie en Organisatie • Kenniscentrum voor Ondernemerschap en Innovatie
Onderzoekers: • Wim VANHAVERBEKE
INEX: convergerende en tegenstrijdige ethische waarden in het continuüm interne/externe veiligheid in Europa Vrije Universiteit Brussel Abstract: Veiligheid en onveiligheid zijn sociale, culturele en politieke concepten. Het interdisciplinair project INEX is ontworpen rond 2 onderzoeksassen: thematisch en geopolitiek. Het thematische onderzoeksas heeft 4 velden: 1. de ethische gevolgen van de proliferatie van veiligheidstechnologiën 2. de legale dilemma's die zich ontwikkelen van transnationale veiligheidsarrangementen 3. de ethische en waarde vraagstellingen rond de veranderende rol van veiligheidsmensen. 4. de gevolgen van de veranderende rol van buitenlandse veiligheidsbeleid Organisaties: • Recht Wetenschap Technologie en Samenleving • Metajuridica
Onderzoekers: • Gloria GONZALEZ FUSTER • Rocco BELLANOVA • SERGE GUTWIRTH • PAUL DE HERT
Studie met betrekking tot macroprudentiële analyse. Universiteit Antwerpen Abstract: Er wordt bestudeerd hoe de CDS-spreads van internationaal opererende kredietinstellingen verklaard kunnen worden en in welke mate deze informatie bevatten voor het prudentiële toezicht. Organisaties: • Accountancy en financiering
Onderzoekers: • Jan Annaert
Milieubaten van het gebruik van de waterweg in Brussel. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In deze studie wordt nagegaan hoe omvangrijk de externe kosten zijn die dankzij de binnenhaven van Brussel worden vermeden. De Haven van Brussel sluit immers nauw aan bij de stad Brussel en dit geeft de mogelijkheid om de stad via binnenvaart te ontsluiten voor het goederenvervoer. Op basis van de ladingen en lossingen in de haven van Brussel voor het jaar 2007 wordt berekend wat de externe kosten zijn bij transport van deze tonnages via enerzijds binnenvaart (reële situatie) en anderzijds wegvervoer (hypothetische situatie), rekening houdend met de oorsprong en bestemming van de goederenstromen. Op deze wijze kunnen de vermeden externe kosten worden geraamd. Een belangrijk onderdeel van de studie bestaat uit het bepalen wat deze externe kosten juist inhouden en welke waarden geschikt zijn om in dergelijke studie gehanteerd te worden. Organisaties: • Wiskunde, Operationeel Onderzoek, Statistiek en Informatica voor Management • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • Tom VAN LIER • CATHY MACHARIS
Reflecting the positive diversities of European priorities for research and Measurement in end of life care. (PRISMA) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Bartholomeus Van Den Eynden • Paul Van Royen
Screenen van de voor- en nadelen van de mogelijke denkpistes van parameters voor het opnemen van zeevaart in CO2emissiehandelssystemen en van de eenheids CO2-index voor de Belgische zeeschepen Universiteit Gent Abstract: Het doel van eht onderzoeksproject is: - enerzijds de invloed van de eenheids CO2-index voor de Belgische zeeschepen bepalen. Men tracht een analyse te geven van de impact van de bijkomende specificaties zoals het scheepstype en type van cargo. - Anderzijds de verschillende parameters voor een emissiehandelssysteem uitwerken zoals geografisch toepassingsgebied, verantwoordelijk entiteit en allocatie van emissierechten. Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • Frank Maes
Samenwerking universiteiten met een opleiding LO en de Vlaamse Trainersschool (VTS) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Deze samenwerking beoogt de doorstroming van wetenschappelijke informatie naar de trainersopleidingen van de Vlaamse Trainersschool te bevorderen en anderzijds ook de universiteit in nauw contact te houden met het praktijkveld. Organisaties: • Sportbeleid en -management • Bewegingsvorming en Sporttraining
Onderzoekers: • EVERT ZINZEN • PAUL DE KNOP
Vervolgonderzoek ikv : Onderzoek naar de resultaten van het opvangbeleid voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit (MOF) hebben gepleegd, vooral in functie van een beter inzicht in de factoren die samenhangen met
recidive (vervolgonderzoe... Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit vervolgonderzoek sluit aan op de eerste fase van het onderzoek in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap: 'Geplaatste delinquente jongeren en recidive: onderzoek naar de resultaten van het opvangbeleid voor minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, vooral in functie van een beter inzicht in de factoren die samenhangen met recidive'. Dit onderzoek beoogt na te gaan wat de effectiviteit is van de (eerste) plaatsing van delinquente jongeren in een gemeenschapsinstelling. Concreet vertaalt dit zich in de centrale onderzoeksvraag: In welke mate recidiveren jongeren nadat ze geplaatst zijn geweest door een jeugdrechter in een gemeenschapsinstelling of het federaal centrum De Grubbe naar aanleiding van een als misdrijf omschreven feit? Zoals blijkt uit de titel van het onderzoek was het in een eerste fase niet enkel de bedoeling de recidive te meten in het licht van het effect van de plaatsing. Daarnaast werd ook voorop gesteld de verschillen betreffende recidive in verband te brengen (te contextualiseren) met persoonsgebonden factoren en regimegebonden factoren. Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • JENNEKE CHRISTIAENS • Els DUMORTIER • ELISABETH ENHUS
Praktijktest in het kader van leerzorg. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project is een praktijktest voor het leerzorgkader; het wil een electronisch invulformulier ontwikkelen, op basis van de indicatorenlijst zoals ontwikkeld in de werkgroep indicatoren van leerzorg van het Vlaamse Ministerie van Onderwijs, om CLB's toe te laten leerlingen op een vlotte manier in de leerzorgmatrix in te schalen, zowel wat hun leerlingkenmerken betreft als één van de vijf zorgniveaus; en de validiteit en haalbaarheid ervan nagaan bij een steekproef van 8600 leerlingen kleuter-, basis- en secundair onderwijs. Het dossier leerzorg heeft tot doel de zorg voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften in het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs te plaatsen binnen één gemeenschappelijk referentiekader. De leerzorgmatrix is een ordeningskader om de zorg in het onderwijs te structureren, te ordenen en te organiseren. Het vertrekt vanuit twee invalshoeken: leerzorgniveaus en clusters van specifieke onderwijs- en opvoedingsbehoeften. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Jozef Lebeer • Elke Struyf
Governing for development: opportunities and challenges for development actors under the new aid paradigm. Universiteit Antwerpen Abstract: De nationale overheid en de civiele maatschappij in de ontvangende landen evenals de donoren maken gebruik van de opportuniteiten die de nieuwe hulpbenadering biedt voor een efficiëntere aanwending van de ontwikkelingshulp. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Robrecht Renard • Nadia Molenaers
Studieopdracht, voorstudie/exploratie van de (socio-)economische rechtvaardiging en meerwaarde van een afvalbergingsproject. Vrije Universiteit Brussel Abstract: MONA vzw is een regionale instantie die een continue betrokkenheid dient te garanderen van de Molse bevolking bij besluitvormingsprocessen omtrent het beheer van radioactief afval met reële of mogelijke implicaties voor de gemeente Mol en de ruimere regio. Naar aanleiding van een afvalbergingsproject wenst MONA vzw een voorstudie/exploratie te laten uitvoeren van de socio-economische rechtvaardiging en meerwaarde van dit bergingsproject met (boven)lokale impact. Van het onderzoeksteam wordt concreet verwacht dat: (1)Een richtinggevend denkkader wordt uitgewerkt met wetenschappelijk gefundeerde concepten rond socio-economische impact; (2)Bovenvermeld denkkader toegepast wordt op de casus door gerichte strategische en operationele onderzoeksvragen te stellen. Centraal bij het uitvoeren van de opdracht staat de financieel-economische meerwaarde en effecten waarbij twee scenario's beschouwd worden, met name realisatie en niet-realisatie van het project. Hierbij dienen de verschillende strategische vraagstukken, hefbomen, types returns en verschillende vormen van economische ontwikkeling geïdentificeerd te worden. Indien relevant, bestaat ook de mogelijkheid om te vergelijken met andere, gelijkaardige gevallen. De Vrije Universiteit Brussel, meer bepaald de Vakgroep Bedrijfseconomie en Strategisch Management, doet hierbij een voorstel om deze opdracht uit te voeren. Het projectvoorstel is als volgt opgebouwd. In sectie 2 wordt de vakgroep kort voorgesteld en worden de teamleden die de opdracht zullen uitvoeren kort voorgesteld zodanig dat MONA vzw een inzicht krijgt in de studie- en beroepskwalificaties van de teamleden (uitgebreide CV's worden in bijlage gevonden). In sectie 3 wordt, rekening houdend met de beperkingen gesteld in het bestek, uitgelegd hoe de teamleden het bestek hebben geïnterpreteerd en welke invulling aan de opdracht wordt gegeven in termen van methodologie, afstemming met de opdrachtgever, etc. Sectie 4 omvat de fasering en de budgetbepaling. In sectie 5 worden diverse bijlagen gevonden zoals de uitgebreide CV's en referentielijsten. Organisaties: • Elektronica en Informatica • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • Elvira HAEZENDONCK • ALAIN VERBEKE • Michael DOOMS
Veldonderzoek in Mozambique. Universiteit Antwerpen Abstract: Veldonderzoek in Mozambique. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Nathalie Holvoet
Individueel and Organisationeel Performantie Management Universiteit Gent Abstract: De onderzoeksgroep onderneemt wetenschappelijk onderzoek op het domein van de invoering van performantie management systemen en praktijken in organisaties. Het richt zich naar de mate waarin organisationele performantie management systemen (kwaliteitsmanagement, strategisch management, Human Resource Management, enz?) worden ingevoerd in organisaties en de wijze en redenen van adoptie/implementatie van deze systemen. Organisaties: • Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • Johan Christiaens
Inventaris van de silencio positivo. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project wordt een onderzoek gevoerd naar de belangrijkste bepalingen van het Belgische bestuursrecht waarbij het stilzitten van de overheid na verloop van een bepaalde termijn wordt gelijkgesteld met een fictieve positieve beslissing. Tevens worden enkele belangrijke kenmerken van dit soort fictieve bestuurshandelingen naar Belgisch recht kort beschreven. De diverse individuele landenrapporten zullen resulteren in een globaal eindrapport. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Ingrid Opdebeek
Pre-testing via Focus Group Discussies van een campagne voor de Tabak Stop Lijn. Universiteit Antwerpen Abstract: Pre-testing via Focus Group Discussies van een campagne voor de Tabak Stop Lijn. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Impactevaluatie van een regionaal project rond het thema van Payments for Environmental Services in Nicaragua, Costa Rica en Columbië. Universiteit Antwerpen Abstract: Impactevaluatie van een regionaal project rond het thema van Payments for Environmental Services in Nicaragua, Costa Rica en Columbië. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Robrecht Renard
Aankoop van een rijsimulator, een systeem voor de detectie van hoofd- en oogbewegingen, fysio- en biomechanische monitoring en een systeem om hersenactiviteit (EEG) te meten Universiteit Hasselt Abstract: In het kader van het EFRO-project 2.1.70/02/1206 "Uitbreiding wetenschappelijke apparatuur", heeft het Instituut IMOB de volgende wetenschappelijke apparatuur aangekocht: - Een systeem voor monitoring van oog- en hoofdbewegingen en fysiologische en biomechanische monitoring - Een hard- en softwaresysteem voor rijsimulator - De ontwikkeling van op maat gemaakte software componenten voor de rijsimulator Organisaties: • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Tom BRIJS
De sociale staat van Vlaanderen 2009 : algemene bijdrage binnen het levensdomein A6 'sociale participatie' (voorstel nr. 30) Vrije Universiteit Brussel Abstract: In dit onderzoek wordt een beeld geschetst van de evolutie van formele en informele sociale netwerken in Vlaanderen. Hieruit blijkt dat het ledenkorps van bijna alle soorten verenigingen significant is toegenomen. De toename is vooral toe te schrijven aan het stijgende succes van de sportverenigingen. Bovendien proberen we een aantal van de maatschappelijke ontwikkelingen te achterhalen die een rol hebben gespeeld in de geschetste evolutie van het verenigingsleven. We kijken daarbij ook naar welke groepen over de tijd meer of minder zijn gaan participeren. De groepen die meer zijn gaan participeren zijn de hogergeschoolden, de onregelmatig praktiserende en randkerkelijke katholieken en christelijken en de ouderen. Wat de informele sociale contacten betreft, blijken de heel frequente ontmoetingen te zijn afgenomen, de minder frequente zijn hiervoor in de plaats gekomen. Zowel de formele als informele sociale netwerken blijven ongelijk verdeeld over de bevolking, met als belangrijkste verschil dat de lageropgeleiden meer informeel contact hebben en de hogeropgeleiden vaker lid zijn van verenigingen. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • WENDY SMITS
Studie naar de factoren die de vrijheid van jongens en mannen van vreemde oorsprong in België beperken in hun partnerkeuze.
Universiteit Antwerpen Abstract: In dit onderzoek worden de beïnvloedende factoren op het partnerkeuzeproces en de huwelijkssluiting van Turkse, Marokkaanse en Sikhs mannen in kaart gebracht. Er werd gekozen voor de twee grootste migrantengroepen in België; dit zijn mannen van Marokkaanse en Turkse origine. De keuze voor Sikhs mannen zorgt ervoor dat de focus op religie als verklarende factor op het partnerkeuzeproces ontkracht wordt. Daarnaast is het een recente migrantengroep waarover in België slechts een beperkte hoeveelheid onderzoeksmateriaal voor handen is. In tegenstelling tot de beschikbare literatuur rond partnerkeuze die zich focust op gearrangeerde en gedwongen huwelijken, worden de huwelijkssluitingen in dit onderzoek breder belicht. Drie mogelijkheden komen aan bod een huwelijk met een autochtone vrouw, met een vrouw behorend tot dezelfde etnisch-culturele groep in België en een vrouw wonend in het land van herkomst. Een literatuurstudie werd gecombineerd met kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden om een antwoord te formuleren. Dit onderzoek werd uitgevoerd in de periode 1 juli 2008 tot 1 maart 2009. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
Werkende armen in Vlaanderen, een vergeten groep? Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoeksvragen: -conceptualisering van de 'werkende arme' en de multi-dimensionale meting -problematiek van de werkende aremn in Vlaanderen: omvang en profiel -beleidsmaatregelen: wat leert de buitenlandse ervaring en beleidsalternatieven gesimuleerd Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Ive Marx • Gerlinde Verbist
Inactiviteitsvallen voor personen met een handicap of met langdurige gezondheidsproblemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project zal de bestaande obstakels en activiteitsvallen in kaart brengen die arbeidsgehandicapten ervaren bij de verschillende stappen richting arbeidsmarkt. Een eerste stap in het beantwoorden van de onderzoeksvraag bestaat uit het definiëren en het operationaliseren van de concepten 'arbeidsgehandicapten' en 'inactiviteitsvallen'. We willen een brede definitie hanteren van het begrip 'arbeidsgehandicapten' en van de omschrijving van 'obstakels en inactiviteitsvallen'. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Kristel Bogaerts • Diana De Graeve • Ive Marx
Kinderopvang in model: huishoudens en de overheid in welvaartseconomisch perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt een maatschappelijk oordeel van verschillende beleidsalternatieven in verband met kinderopvang. Daartoe integreert het kinderen als actoren in het collectieve economisch model van huishoudens en vergelijkt het beleidsinspanningen voor kinderopvang in Vlaanderen, Finland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op hun verdelingseffecten (binnen en tussen huishoudens). Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Joris Ghysels
Cinema & diaspora. Een comparatieve studie naar etnische filmculturen in Antwerpen: Bollywood, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse cinema Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de filmculturen van diaspora (etnische groepen) in België. Op basis van een casestudy (Antwerpen) worden Indische, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse filmculturen vergeleken. Structurele analyses (distributie en -exploitatie) worden gekoppeld aan publieksonderzoeken. Bijzondere aandacht gaat uit naar de mate waarin deze filmculturen bijdragen tot de constructie van culturele identiteiten. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Philippe Meers • Roel Vande Winkel
Celebrity-activisme: Een empirisch onderzoek naar de samenwerking tussen sociale bewegingen en bekende Vlamingen. Universiteit Antwerpen Abstract: Een analyse van de impact van het toenemende celebrity-activisme: de samenwerking tussen het maatschappelijke middenveld en Bekende Vlamingen. Dit omvat de invloed van het celebrity-activisme op inhoud en werking van sociale bewegingen en op de relaties van deze organisaties met de burgers-consumenten. Een comparatief case design wordt ingevuld met een multimethodische dataverzameling en analyse. Organisaties: • Media, beleid en cultuur (MPC)
Onderzoekers: • Peter Van Aelst • Hildegarde Van den Bulck
De kruisbestuiving tussen de rechten van het kind en de mensenrechten op het domein van de economische, sociale en culturele rechten: naar een geïntegreerd conceptueel kader. Universiteit Antwerpen Abstract: Kinderrechten zijn mensenrechten. Toch zijn kinderrechten en mensenrechten geëvolueerd tot twee aparte studiedomeinen. In dit project wordt onderzocht hoe de conceptuele analysekaders onderliggend aan de twee domeinen elkaar maximaal kunnen verrijken (kruisbestuiving), en hoe ze geïntegreerd kunnen worden in één enkel conceptueel kader. De aandacht gaat daarbij naar economische, sociale en culturele rechten.
Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Leerstijlontwikkeling doorheen de schoolloopbaan in het secundair en hoger onderwijs. Een longitudinaal onderzoek. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale doelstelling van dit onderzoeksproject is het onderzoeken van de ontwikkeling van leerstijlen (een samenhang van leerconcepties, motivationele kenmerken, metacognitieve en cognitieve leerstrategieën) in het secundair en hoger onderwijs aan de hand van een longitudinaal onderzoeksdesign. De invloed van verschillende persoons- en omgevingsgebonden factoren op leerstijlontwikkeling wordt onderzocht. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem
Belangenvertegenwoordiging en agendavorming in meerlagige politieke systemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Hoe passen politieke organisaties zoals belangengroepen en regionale autoriteiten zich aan de politieke mogelijkheden aan die worden geschapen door de toenemende meerlagigheid (als gevolg van Europeanisering en globalisering) van ons politiek bestel? Welke gevolgen heeft de institutionele meerlagigheid voor het interne functioneren van deze politieke organisaties, voor hun politieke strategieën en voor hun inhoudelijke beleidsagenda? Dat zijn, in een notendop, de centrale onderzoeksvragen van deze Odysseusaanvraag. Het antwoord op deze vragen zal leiden tot een beter begrip van het feit dat sommige politieke organisaties voordeel halen uit politieke schaalvergroting als gevolg van Europeanisering en globalisering terwijl andere politieke belangen hierdoor juist aan zeggenschap inboeten. De onderzoeksopzet bestaat uit een diversiteit aan benaderingen en methoden waaronder organisatietheorie, verschillende institutionele benaderingen, comparatieve methoden en populatieecologie. Immers, het is de uitdrukkelïjke bedoeling te exploreren hoe en in en welke mate deze diverse benaderingen in functie van de centrale onderzoeksvragen kunnen worden gecombineerd. Het is onder meer door het innovatieve verbinden van diverse theoretische invalshoeken, dat, naast een uitgebreide bijdrage aan het empirische onderzoek, ook de theoretische debatten over dit onderwerp zullen gevoed en vernieuwd worden. Dit ambitieuze project wordt geschraagd door drie deelprojecten die elk betrekking hebben op de organisatie van politieke belangen, maar telkens in een verschillende politieke context. Het eerste deelproject onderzoekt de condities waaronder meerlagige venueshopping plaatsvindt. Het tweede deelproject betreft de ontwikkeling van het transnationale belangengroepensysteem op het niveau van de WTO en hoe de ontwikkeling van dit systeem de politieke agenda op het gebied van handel beïnvloedt. Het laatste deelproject heeft als doel om een referentiekader en een onderzoeksdesign te ontwikkelen en uit te voeren dat een verklaring kan bieden voor het voorkomen van diverse vormen van territoriale belangenvertegenwoordiging in de EU. Organisaties: • Instituties en Meerlagige Politiek (ACIM)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave • Jan Beyers
Onderzoek en evaluatie van de jongerenjournaals Jam en Zoom. Universiteit Antwerpen Abstract: In deze studie zal het eerste seizoen (september 2007-juni 2008) van de jongerenjournaals (VTM-VMMa) en Jam (VT4-SBS Belgium) geëvalueerd worden. Hoet voornaamste uitgangspunt bij deze evalutie vormen de bepalingen in de contracten tussen beide TV-maatschappijen en de Vlaamse overheid (die de programma's subsidieert). Organisaties: • Media & ICT/Interpersoonlijke relaties in Organisaties & Samenleving (MIOS)
Onderzoekers: • Hildegarde Van den Bulck • Heidi Vandebosch • Alexander Dhoest
Bedrijfsmodellen voor gebruikersgerichte producten (MADE4U). Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar de business en technologie aspecten van de productie en commercialisaties van sterk gepersonaliseerde brilglazen voor personen met visuele handicap. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Frankie Bostyn • Vassilios Kritis • Paul Matthyssens
Corporate Governance voor de social profit sector. Universiteit Antwerpen Abstract: Corporate Governance voor de social profit sector. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Josse Van Steenberge
Aanvraag buitenlands onderzoeker (Andrew Stables) Universiteit Gent Abstract: Het verblijf van Prof. Dr. Stables kadert in het onderzoek naar de rol van cultuur in educatie. Zijn onderzoek naar de betekenis van talige en culturele symbolen in onderwijs zullen we linken aan ons eigen onderzoek naar betekenisgeving in cultuur en educatie, en meer specifiek hoe die betekenisgeving als retorisch kan worden omschreven. Vanuit dit perspectief kunnen we focussen op het belang van het narratieve voor onderwijs. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers:
• Ronald Soetaert
Development of regional products and tourism to upgrade socio-economic structure of Wielkopolska and East Flanders Universiteit Gent Abstract: Het Regtour-poz project bouwt voort op de vorige samenwerking tussen de Economische Raad van Oost-Vlaanderen (EROV), Universiteit van Gent (UGent) en Nationale Vereniging voor Ontwikkeling van Plattelandsgebieden (NADRA) - door goede contacten met de professoren en de onderzoekers van de landbouw Universiteit van Poznan in Polen. Het nieuwe project focust op de ontwikkeling van regionale producten als hulpmiddel voor het stimuleren van toerisme in Wielkopolska. De belangrijkste doelstelling van het huidige project is een samenwerkingsnetwerk te creëren om regionale producten en toerismeactiviteiten te ontplooien. Het samenwerkingsnetwerk zal de sociaal-economische structuur van beide gebieden bevorderen. Organisaties: • Vakgroep Landbouweconomie
Onderzoekers: • Jacques Viaene
De amateurkunstenaar in beeld gebracht. Omvang en profiel van de actieve amateurkunstenaar Universiteit Gent Abstract: Het doel van deze studie is een uitgebreid beeld te schetsen van de amateurkunstensector. Op basis van zowel een bevolkings- als een ledenonderzoek werd een gedetailleerd beeld gegeven van het profiel van de amateurkunstenaars. Naast een socio-demografisch profiel, werd tevens onderzocht wat de drijfveren en ambities van amateurkunstenaars zijn, in welke sociale context men de creatieve hobby's beoefent, hoeveel tijd en geld er in deze kunstbeoefening kruipt, de ervaren drempels, ... . Het onderzoek maakt eveneens een vergelijking tussen amateurkunstenaars en niet-amateurkunstenaars op het vlak van hun sociaal netwerk, hun receptieve cultuurparticipatie en deelname aan het verenigingsleven. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • John Lievens
De amateurkunstenaar in beeld gebracht. Omvang en profiel van de actieve amateurkunstenaar. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van deze studie is een uitgebreid beeld te schetsen van de amateurkunstensector. Op basis van zowel een bevolkings- als een ledenonderzoek krijgen we duidelijk zicht op het profiel van de amateurkunstenaars. Naast een socio-demografisch profiel, komen we eveneens te weten wat hun drijfveren en ambities zijn, in welke sociale context men de creatieve hobby's beoefent, hoeveel tijd en geld er in deze kunstbeoefening kruipt, de ervaren drempels, ... . Het onderzoek maakt eveneens een vergelijking tussen amateurkunstenaars en nietamateurkunstenaars op het vlak van hun sociaal netwerk, hun receptieve cultuurparticipatie en deelname aan het verenigingsleven. Organisaties: • Tempus Omnia Revelat • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Kobe DE KEERE • Sven SANCTOBIN • JESSY SIONGERS • WENDY SMITS • Guido VANGOIDSENHOVEN
Vooronderzoek thuistaal in onderwijs van allochtone kinderen (deel 2) Universiteit Gent Abstract: In het kader van het project Thuistaal in onderwijs wordt een nulmeting uitgevoerd bij alle leerlingen in de tweede en derde kleuterklassen van de deelnemende scholen, alsook bij een controlegroep van leerlingen getrokken uit een aantal vergelijkbare scholen. De meting behelst toetsing van taalvaardigheid, meer bepaald begrippen (Nederlands en Turks) en metalinguïstisch bewustzijn (ontluikende geletterdheid). Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende cultuurwetenschappen
Onderzoekers: • Hendrik Pinxten
Auteursrechten; "De groeipijnen van het strafrecht". Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit boek bevat de referaten die de leden van de vakgroep 'Strafrecht en strafprocesrecht' van de Vrije Universiteit Brussel tijdens de studiedag van 6 juni 2006 hebben gehouden. Het eerste thema van de voorlopige hechtenis is een van de meest klassieke problemen uit het strafproces: de toepassing van een vrijheidsberovende maatregel op een persoon die vermoed wordt onschuldig te zijn. De topic van het witwassen is van meer recente datum. Nochtans doet dit nieuw misdrijf sedert zijn introductie in het Strafwetboek ontelbare problemen rijzen: de aard ervan wordt betwist; de eraan gekoppelde verplichte verbeurdverklaring is verre van evident; het toepassingsgebied van dit nieuw misdrijf is niet te overzien ... De B.O.M. reparatiewet is het derde onderwerp. De introductie van bijzondere opsporingsmethoden in het strafprocesrecht is op zich reeds een moeilijke evenwichtsoefening, waarbij de noden van de bestrijding van de steeds gevaarlijker georganiseerde criminaliteit in de mate van het mogelijke moeten verzoend worden met de bescherming van de rechten en de vrijheden van de enkeling met als achtergrond de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Een heel ander deeldomein van het strafrecht is het stedenbouwstrafrecht. Hier is niet de federale wetgever, maar wel de Vlaamse decreetgever actief geweest. De in dit deeldomein opduikende problemen houden vooral verband met de aard van de misdrijven en de hieraan verbonden vragen betreffende de (on)verjaarbaarheid van bepaalde misdrijven en met de preciesheid van talrijke tenlasteleggingen. Groeipijnen ondervindt ook de bemiddeling in het strafrecht. De wetgever heeft ze met de wet van 10 februari 1994 ingevoerd als grond van verval van de strafvordering om ze vervolgens door de wet van 17 april 2002 op te heffen. Nu voert de wet van 22 juni 2005 ze niet enkel opnieuw in ter vermijding van het strafproces, maar introduceert dezelfde wet de strafbemiddeling tijdens de hele strafprocedure en tijdens de strafuitvoering.
Zesde en laatste onderwerp op de studiedag in dit boek is de internationale rechtshulp in strafzaken. Organisaties: • Strafrecht en Strafprocesrecht
Onderzoekers: • ALAIN DE NAUW
ERASMUS MUNDUS PROGRAMMA "external cooperation window" - GRANT AGREEMENT. Deel Kost dhr. Carlos MACHADO ikv ERASMUS MUNDUS contract tussen EC en Erasmus Hogeschool.(INBEMec9_08-12) Vrije Universiteit Brussel Abstract: ERASMUS MUNDUS PROGRAMMA "externe samenwerkingskader" - overeenkomst Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL • JACQUES VILROKX
Werken aan een betere levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving. Universiteit Antwerpen Abstract: Met het project wil de Koning Boudewijnstichting bijdragen tot een verbetering van de levenskwaliteit van mensen die lijden aan dementie en hun omgeving door het beeld van de ziekte te veranderen, met als achtergrond de manier waarop de ziekte wordt beleefd, de autonomie, de verbondenheid en de afhankelijkheid van de persoon in de verschillende stadia van de ziekte. Daarbij zullen vooral de zorgverlening en het juridische apparaat diepgaand worden onderzocht. Dit deelproject omvat de reactie van een rapport over het juridische apparaat, waarin knelpunten worden aangekaart m.b.t. het beheer van goederen en m.b.t. de toepassing van de wet betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke (zowel problemen waarmee patiënten of hun familie geconfronteerd worden als die ontmoet door andere actoren: vrederechters, notarissen, artsen, voorlopige bewindvoerders...) en waarin aanbevelingen worden geformuleerd. Organisaties: • Persoon en vermogen
Onderzoekers: • Frederik Swennen
Perceptual organization in the context of a dynamical and hierarchival visual brain. KU Leuven Abstract: The general aim of our Methusalem grant (MG) is to understand the processes and mechanisms of perceptual organization in the context of what weknow about the dynamical and hierarchical way in which the brain functions. The phenomena have originally been studied in the context of Gestalt psychology, a specific approach within psychology, strongly rooted within a typically European phenomenological tradition. Theoretical focus then was on autonomous processes of self-organization in the brain (e.g.,electric fields) which were very little understood. Since the original rise (1910-30) and gradual decline (1950-70) of Gestalt psychology, a lot of progress has been made in vision science in general, in terms of research methods, theoretical frameworks, and understanding of visual perception. Despite the obvious importance of Gestalt phenomena (e.g., they are always included in introductory textbooks of psychology), their study with modern methods and techniques and their integration in our c Organisaties: • OG Labo voor Experimentele Psychologie
Onderzoekers: • Johan Wagemans
Risico communicatie in de nucleaire noodsituaties. Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit doctoraal onderzoek is tweeledig, enerzijds een conceptuele en theoretische analyse van bestaande modellen voor risicocommunicatie en anderzijds de empirische evaluatie van feitelijke communicatiestrategieën in verband met nucleaire risico's. Meer specifiek willen we een model ontwerpen voor risicocommunicatie bij nucleaire noodgevallen vóór, tijdens en na een nucleaire crisis. Hiertoe doen we ten eerste een diepgaande studie van de factoren die de (gedragsmatige) reactie op risicocommunicatie beïnvloeden. Ten tweede identificeren we een aantal specifieke doelgroepen op basis van deze factoren. Ten derde ontwikkelen en testen we uiteenlopende communicatiestrategieën in verschillende fasen van de communicatiecyclus voor de geselecteerde doelgroepen. Het belangrijkste instrument dat voor deze studie wordt gebruikt, is een grootschalig survey-onderzoek bij de Belgische bevolking. Om de retentie- en accepteringsgraad van de communicatie in de context van een nucleair noodplan te meten, zal tevens experimenteel onderzoek geïntegreerd worden in dit survey-onderzoek, aangevuld met focusgroep gesprekken. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Peter Thijssen • Tanja Perko
Het maken van een paper "Applying SMC Pricing in PPP's for the maritime sector" voor WP6 van het ENACT Project. Universiteit Antwerpen Abstract: Het maken van een paper "Applying SMC Pricing in PPP's for the maritime sector" voor WP6 van het ENACT Project. Organisaties: • Transport en ruimtelijke economie
Onderzoekers: • Tom Pauwels • Thierry Vanelslander • Hilde Meersman • Eddy Van de Voorde
Performance indicator studies in de Chinese setting Universiteit Gent Abstract: Het werkbezoek focust zich op het onderbouwen van een sampling aanpak voor een grootschalig performance indicatorenonderzoek in China in het lager onderwijs. Ten tweede wordt tijdens het werkbezoek een multiniveau model uitgewerkt (leerling, leerkracht, schoolniveau) om relevante processen en variabelen mee te nemen die de wiskundige performance in de Chinese context helpen te verklaren.
Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Martin Valcke
Evaluatie en versterking van (Europese) wapenexportcontroles adhv kleine en lichte wapens in beslaggenomen van illegale groepen te Colombia Universiteit Gent Abstract: Wapeninzamelingen bij het Colombiaanse vredesproces brachten aan het licht dat Europees materiaal er beschikbaar was voor illegale niet-staatse groepen. Deze registers wijzen op inbreuken van de niet-wederexportclausule in exportvergunningen die Europese overheden afleverden. Met reconstructie van vermoede wederexportroutes vergroot de empirische basis waarop het Europese wapenexportvergunningsbeleid kan worden geëvalueerd en verbeterd, ihb. Aftoetsen van Criterium 7 van de Europese Gedragscode. Organisaties: • Vakgroep Studie van de derde wereld
Onderzoekers: • Koen Vlassenroot
BOF - Korte Verblijven - Prof. dr. Tianrui Li Universiteit Hasselt Abstract: De Onderzoeksraad heeft op 11 juni 2008 het verblijf van Prof. dr. Tianrui Li van de School of Information Science and Technology, Southwest Jiaotong University, China goedgekeurd. Gedurende dit verblijf zal Prof. Tianrui Li onderzoek uitvoeren in samenwerking met E. Hermans, D. Ruan, G. Wets en K. Vanhoof (onderzoeksinstituut IMOB). Organisaties: • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Gerhard WETS
Kinderrechten in een geglobaliseerde wereld: van principes tot praktijk. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project is internationaal en interdisciplinair dat aan de analyse van mondiale ontwikkelingsvraagstukken zoals armoede, uitbuiting, migratie en gewapend conflict de dimensie van de rechten van het kind toevoegt. Aan de basis ligt een kritische benadering van kinderrechten en hun emancipatorisch potentieel in een context van globalisering. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Sociale Staat van Vlaanderen 2009 Universiteit Antwerpen Abstract: Sociale Staat van Vlaanderen 2009 Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Cornelius Van den Bosch
Regionale consumentgerichte bereikbaarheid met het openbaar vervoer (ROVBECO) Universiteit Hasselt Abstract: In Transumo-verband (www.transumo.nl) doen we sinds augustus 2008 mee aan een onderzoek dat de naam draagt "Regionaal Openbaar Vervoer Consumentgericht", afgekort ROBBECO. "We" is een consortium met het Samenwerkingsverband Eindhoven (SRE), busmaatschappij Hermes, Goudappel Coffeng, de universiteiten Eindhoven, Amsterdam en Hasselt/België en het adviesbureau voor Verkeerskunde Bérénos (AVB). Dit project kijkt ruimtelijk geörienteerd naar herkomst-, lees woongebieden, en heeft twee zwaartepunten die we bij elkaar brengen. Het pilotgebied is het SRE-gebied (Regio Eindhoven, Nederland). De kleinste gebieden zijn in principe 6-cijferige postcodegebieden. Het ene zwaartepunt is de bereikbaarheid van deze postcodegebieden en het andere zwaartepunt is de openbaar vervoer potentie van deze gebieden. Het ultieme doel is dat informatie over bereikbaarheid, openbaar vervoer potentie en de gevoeligheid van reizigers voor openbaar vervoersmaatregelen moet leiden tot aangeven waar en met welke marketingmaatregelen het busvervoer kan worden vergroot. Ook wordt daarmee een opening gecreëerd voor de shift van autogebruik naar openbaar vervoer. Reizigers wordt een goed alternatief voor het autogebruik aangeboden in de vorm van netwerk- en /of marketingmaatregelen (people). Busbedrijven kunnen rekenen op meer reizigers (profit), en de overheden kunnen hun voordeel doen met de shift van auto naar openbaar vervoer ten faveure van de leefbaarheid en het milieu (planet). Organisaties: • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Kris BRIJS
Veldgebied Brugge Universiteit Gent Abstract: Ontwikkeling en toepassing van een instrument voor het meten van de economische impact van ?groene? investeringen in het Randstedelijk gebied Brugge in het kader van het landinrichtingsproject ?Veldgebied Brugge?. Dit project kadert in het VALUE project, ?Waarderen van aantrekkelijke Landschappen in de stedelijke economie' en is een project gefinancierd door het EU Interreg IVB programma voor Noordwest-Europa. Organisaties: • Vakgroep Landbouweconomie
Onderzoekers: • Guido Van Huylenbroeck • Xavier Gellynck
Bruggen bouwen voor gelijke onderwijskansen Hogeschool Gent Abstract: Dit project wil de afstemming tussen het secundair onderwijs en de lerarenopleiding optimaliseren met het oog op gelijke leerkansen. Omgaan met diversiteit in het hele curriculum en beleid van de lerarenopleiding staan hierbij centraal. Organisaties: • Departement Lerarenopleiding Ledeganck • Vakgroep Talen en Onderwijs • Vakgroep Pedagogiek en Agogiek
Onderzoekers: • Hanne Vandenbussche • Rosa David
Strategie-implementatie en in hoofdzaak vertikaal-alignement in publieke organisaties Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Sebastian Desmidt
De impact van structureringsmiddelen op kennisconstructie binnen een CSCL-omgeving bij leerkrachten secundair onderwijs Hogeschool Gent Abstract: Onderzoek naar het gebruik van elektronische leeromgevingen binnen het secundair onderwijs. Organisaties: • Departement Lerarenopleiding Ledeganck • Vakgroep ICT - Educatie
Onderzoekers: • Cindy De Smet
Instroom allochtone studenten aan de K.U.Leuven. KU Leuven Abstract: Het project vertrekt vanuit de vaststelling dat te weinig allochtone jongeren instromen aan de K.U.Leuven. De te realiseren doelstelling is danook die instroom te verhogen. De Dienst Communicatie (piloot: Cel Onderwijscommunicatie) focust zich vanuit haar algemene opdracht op de instroom en wil binnen dit project haal algemene expertise koppelen aan de uitbouw van specifieke netwerken en kanalen om de instroom van allochtone jongeren te bevorderen. In samenwerking met en ter ondersteuning van het project 'Managers van Diversiteit' moet een halftijdse medewerker binnen de Dienst Communicatie:(1) een actief toeleidingsbeleid voeren(2) de juiste informatie op het juiste moment ter beschikking stellen van potentiële alloctone instromers om het studiekeuzeproces te ondersteunen zodat de juiste personen op de juiste plaats terecht komen. Organisaties: • Faculteit Theologie en Religiewetensch.
Onderzoekers: • N. N.
Wetenschappelijke opdracht voor het onderzoek naar welzijnsvernieuwingen in verzorgingsstaten. Universiteit Antwerpen Abstract: Met deze sabbatical willen we een geünifieerde, theoretisch onderbouwde en empirisch valabele analyse van de dynamiek van welzijnsvernieuwingen in verzorgingstaten tot stand brengen. Dat sluit aan bij een stijgende belangstelling voor vergelijkende analyses van zorgmodellen. Organisaties: • Welzijn en verzorgingsstaat
Onderzoekers: • Jozef Breda
Concrete uitwerking van het opleidingsvoorstel voor islamkaders. Universiteit Antwerpen Abstract: Concrete uitwerking van het opleidingsvoorstel voor islamkaders. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Walter Nonneman
Ontwikkeling van expertise en expertise-uitwisseling in verband met de ontsluiting van erfgoed over immigratie naar Vlaanderen en Brussel in de 20ste eeuw. Universiteit Antwerpen Abstract: Ontwikkeling van expertise en expertise-uitwisseling in verband met de ontsluiting van erfgoed over immigratie naar Vlaanderen en Brussel in de 20ste eeuw. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
Ontwikkeling en evaluatie van een gemeenschappelijk lio-traject voor de Specifieke Lerarenopleidingen van ELAnt. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject heeft tot doel de huidige situatie i.v.m. het lio-traject in kaart te brengen aan de hand van een evaluatie van de huidige lio-trajecten, om vervolgens een gemeenschappelijk format voor de lio-baan te ontwikkelen, zowel wat betreft begeleiding als beoordeling. Daarbij worden de randvoorwaarden voor een succesvolle implementatie geïnventariseerd.
Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Mathea Simons • Elke Struyf • Wil Meeus
Onderzoek naar de effecten van leertrajectbegeleiding in de lerarenopleiding. Universiteit Antwerpen Abstract: Effecten van leertrajectbegeleiding op de leerprestaties van studenten wordt nog niet systematisch, empirisch en longitudinaal onderzocht. Nochtans is onderzoek naar de effectivitieti van leertrajectbegleiding belangrijk om inzicht te verwerven in de aard van de effecten op cognitieve, metacognitieve en niet-cognitieve outputmaten. Belangrijk hierin is de vraag naar de mogelijk differentiële effecten van leertrajectbegeleiding die optreden op basis van instroomkenmerken van studenten. Mixed method onderzoek op dit terrein is wenselijk om ondermeer na te gaan of er geen ongewenst matheüseffect optreedt door deze vormen van leertrajectbegeleiding. Het uitvoeren van dit evaluatieonderzoek is beleidsmatig belangrijk om na te gaan hoe bestaande initiatieven verder kunnen worden geoptimaliseerd. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem • Vincent Donche • David Gijbels
Goesting in Leren en Werken (GoLeWe) Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject is gericht op het verbeteren van de transitie van leerlingen/studenten van het secundair naar het hoger onderwijs en van het hoger onderwijs naar de arbeidsmarkt. Het in kaart brengen en begeleiden van leercompetenties doorheen de schoolloopbaan kan daartoe bijdragen. Aan de hand van mixed method onderzoek worden instrumenten gericht op het meten van individuele verschillen in leren en motivatie ontwikkeld en gevalideerd. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem • Vincent Donche
Professionele tijdschriften in de 19de-eeuw: medische tijdschriften Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek wil nagaan op welke manier professionele organisaties in de negentiende eeuw tijdschriften lanceerden om hun collectieve identiteiten en ambities te definiëren. Het project spitst zich toe op de medische tijdschriften. Organisaties: • Vakgroep Engels
Onderzoekers: • Maryse Demoor
Onderzoek verplaatsingsgedrag Vlaanderen : begeleidende en controlerende opdracht en analyse opdracht. Universiteit Hasselt Abstract: OVGs zijn en blijven in Vlaanderen één van de meest aangewezen instrumenten om gegevens over personenmobiliteit te verkrijgen. De nood aan deze data is onmiskenbaar en urgent. Aangezien deze data vaak de bron zijn van heel wat toepassingen, is de kwaliteitsbewaking en de analyse van de verzamelde data van cruciaal belang. In opdracht van de Vlaamse Overheid zal het IMOB 5 jaar lang instaan voor de analyse, controle en begeleiding van het OVG. De opdracht bestaat uit 2 grote taken, met name: (i) controle en begeleiding van de dataverzameling en (ii) het uitvoeren van analyses. Het uitvoeren van analyses houdt zowel de opmaak van verkeerskundige tabellen in als de vekeerskundige interpretatie ervan. Organisaties: • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Davy JANSSENS
Juvenile sustice systems in Europe-current situation, reform developments and good practices. Vrije Universiteit Brussel Abstract: The following proposal is based on an international network which will be established by the Department of Criminology at Greifswald. The aim of the research is to collect knowledge about the legal situation and actual reforms or reform proposals and the practice of the juvenile justice agencies as well as the courts (sentencing practice, development of treatment and educational facilities etc.). It also includes the legal situation and practice in residential care institutions and/or youth prisons. A further focus is put on gathering examples of "good practices" in the field of juvenile justice and juvenile institutions. The research will be divided in two parts: * The first phase (12 months) is dedicated to an overview of the legal situation of juvenile justice systems, the development of reported juvenile delinquency (with special emphasis on problem groups like young migrants, violent and drug offenders etc.), the sentencing practice and the development of community and residential treatment/education facilities in the Member States of the European Union including the new members and candidates for membership of the European Union. We want to collect national reports which will be prepared by domestic contact persons in adherence to the same outline in each country (see the outline below). The national reports will be compared by a European overview which will describe different models of juvenile justice systems and their impact on juvenile delinquency. Therefore we will also include evaluation and recidivism studies as far as they have been conducted in the countries included in the study. * The second phase (12 months) will concentrate on examples of good practices, which will be described in a second national report. They will be evaluated with respect to their practicability (also possibilities of their transfer to other countries) and their efficiency concerning crime reduction and rehabilitating young offenders.
Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • JENNEKE CHRISTIAENS
Europees grondwettelijk strafrecht in een Europese Unie zonder Grondwettelijke Verdrag. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Misdaden tegen de internationale gemeenschappen zijn internationale misdaden die aan alle staten het recht verlenen, of soms de plicht opleggen, om deze misdrijven te vervolgen ongeacht de plaats waar zij werden gepleegd en ongeachte de nationaliteit van dader of slachtoffer. Het universaliteitbeginsel heeft zijn intrede in de interne rechtsorde van alle lidstaten van de Europese Unie gedaan. De toepassing van het universaliteitsbeginsel in het nationaal strafrecht van de lidstaten, de (definiëring van) internationale misdrijven waarvoor de lidstaten het universaliteitsbeginsel aanwenden, de opsporing van internationale misdrijven in lidstaten, de vervolging van internationale misdrijven voor (inter)nationale rechtbanken en de invloed van Europese instellingen en instrumenten op de uitoefening van universele jurisdictie door lidstaten vormen de basis voor een rechtsvergelijkend onderzoek. Het rechtsvergelijkend onderzoek heeft vooreerst tot doel om gelijkenissen en verschillen inzake de uitoefening van universele jurisdictie door lidstaten vast te stellen. Het bepalen van de rol die de Europese instellingen spelen bij de toepassing van universele jurisdictie door lidstaten vormt de tweede doelstelling. In de derde plaats streeft het onderzoek om de toekomstige ontwikkelingen van universele jurisdictie binnen de Europese (kandidaat)lidstaten te schetsen. Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • PAUL DE HERT
Analyse van determinanten van een pro-actieve milieustrategie van economisch performante ondernemingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De milieureglementering is sterk uitgebreid de laatste decennia, met als voornaamste doelstelling de vervuilers te laten betalen voor de milieudegradatie. De toepassing van het "polluter pays" principe houdt bijkomende kosten in voor ondernemingen. De kosten verbonden aan de bestrijding van milieuverontreiniging bedraagt 5% of meer van de totale productiekost voor zeer verontreinigende ondernemingen. Deze situatie heeft ongerustheid gewekt omtrent het huidige en de toekomstige internationale concurrentievermogen van sommige bedrijven en industrieën, vooral wanneer buitenlandse concurrenten niet worden geconfronteerd met soortgelijke strenge milieuregelgevingen en -normen. Het doel van dit onderzoek was de impact te bepalen van de verschillende milieumaatregelen op de concurrentiekracht van ondernemingen. Het onderzoek concentreerde zich eerder op ondernemingen dan op industrieën. Organisaties: • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • ALAIN VERBEKE
Beheersovereenkomst tussen Vlaamse Regering en het 'Brussels Expertisenetwerk (BEO)' Vrije Universiteit Brussel Abstract: Beheersovereenkomst tussen Vlaamse Regering en het 'Brussels Expertisenetwerk (BEO)' Organisaties: • Lerarenopleiding
Onderzoekers: • MELANIE VRIJENS
Opleiding Schoolmanagement. Onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking. (2008-2013) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Opleiding Schoolmanagement. Onderhandelingsprocedure met voorafgaande bekendmaking. (2008-2013) Organisaties: • Onderwijskunde
Onderzoekers: • NADINE ENGELS • Geert DEVOS
Studie: "Demografische veranderin: concept en implementatie van een monitoring instrument ten behoeve van de regionale planning". i.k.v. het project DC NOISE i.k.v. Interreg IVB. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het belangrijkste doel van dit project is om de Noordzee regio voor te bereiden om met zijn demografische toekomst om te gaan. Er zijn zowel nadelen als voordelen verbonden aan de veranderende economische en sociale opportuniteiten die in dit proces aan bod komen. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL • JOHAN SURKYN
Taal- en diversiteitsinitiatieven hoger onderwijs. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project faciliteert dc aansluiting van leerlingen nit het secundair naar hoger ondenvijs. Het ondersteunt secundaire scholen en scholengemeenschappen bij de ontwikkeling en implementatie van hun taalheleid om lecrlingen taalvaardiger te maken. Het voorkomt op korte en lange termijn de ongekwalificeerde uitstroom en schooluitval in de grootstedelijke omgeving van Antwerpen. Organisaties: • Antwerps Centrum voor Pragmatiek (IPrA Research Center)
Onderzoekers:
• Pol Cuvelier
Tactische studie E313 doorrekening toekomstscenario's en goederentransport. Universiteit Antwerpen Abstract: Het gaat om een tactisch onderzoek naar mogelijke maatregelen voor een betere verkeersafwikkeling op de E313-snelweg Een aantal scenario's van economische ontwikkeling en beleid worden doorgerekend. In de scenario's wordt ondermeer rekening gehouden met wereldwijde transport- en logistieke ontwikkelingen, ontwikkelingen in de zeehavens, de binnenvaart en het spoor, en logistiek beleid op Vlaams, Belgisch en Europees niveau. Organisaties: • Transport en ruimtelijke economie
Onderzoekers: • Thierry Vanelslander • Ann Verhetsel • Hilde Meersman • Eddy Van de Voorde
Opportuniteiten bij de opwaardering van de financiering van gezondheid en vaccinatie in de Democratische Republiek Congo. Universiteit Antwerpen Abstract: Opportuniteiten bij de opwaardering van de financiering van gezondheid en vaccinatie in de Democratische Republiek Congo. Organisaties: • Impact van globalisatie
Onderzoekers: • Danny Cassimon
Ontwikkelen, implementeren en evalueren van een professionaliseringspakket voor het gebruik van elektronische leeromgevingen in het Secundair Onderwijs Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Lerarenopleiding Ledeganck • Vakgroep ICT - Educatie • Vakgroep Pedagogiek en Agogiek • Vakgroep Mens en Maatschappij - Educatie
Onderzoekers: • Cindy De Smet • Veerle Lagaert
Nike: duurzame logistiek Universiteit Hasselt Abstract: Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds het onderzoeksinstituut IMOB (UHasselt) en anderzijds Vrije Universiteit Hasselt. IMOB levert aan VUB de onderzoeksresultaten naar "Onderaannemingscontract in het kader van het project 'duurzame logistiek'" onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • An CARIS
Colleges aan ULB ikv. Engelstalig programma. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Colleges aan ULB ikv. Engelstalig programma. Organisaties: • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • Elvira HAEZENDONCK
Advertising effectiveness in the non-profit sector: the moderating impact of characteristics of consumer Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Marketing
Onderzoekers:
Monetary and financial integration in Central and Eastern European Countries Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Financiën
Onderzoekers: • Garo Garabedian • Koen Inghelbrecht
Determinanten van zorgtekorten bij zelfstandig thuiswonende ouderen Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar
Organisaties: • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Nursing
Onderzoekers: • Nico De Witte
Political representation of women, ethnic minorities, and the elderly, with a theoretical and empirical focus on the concept of responsiveness Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Karen Celis
Trendanalyse als meerwaarde bij innovatie? Hogeschool Gent Abstract: Heel wat tijdschriften en kranten hebben het over trends. Er zijn verschillende marktonderzoeksbureaus die trends analyseren en er artikels over publiceren. Trendwatchers hebben het erg druk met uiteenzettingen over de maatschappelijke trends, markttrends, consumententrends en producttrends. Een klein vooronderzoek wijst inderdaad op het belang van trends in onze samenleving. Maar wat is nu precies een trend en hebben trends enige wetenschappelijke waarde op gebied van innovatie ? Welke rol kunnen trends spelen binnen het innovatieproces ? Welke bedrijven doen aan trendanalyse ? En op welke manier ? Uit een relatief klein literatuuronderzoek lijkt het erop dat trendonderzoek in een aantal toonaangevende bedrijven cruciaal is met het oog op het ontwikkelen van nieuwe producten, nieuwe campagnes, nieuwe managementtechnieken, nieuwe technologieën,... Maar over welke bedrijven gaat het hier en hangt het ook af van de sector waarin het bedrijf actief is ? De hoofddoelstelling van dit project is dan ook te onderzoeken of trends een meerwaarde kunnen bieden in het innovatieproces van de Belgische bedrijven. Organisaties: • Departement Bedrijfskunde Aalst • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Toegepaste Economie • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Grietje Vermoortele • Ruth DeVreese • Petra Couck • Iris Vermeir
Harmonisatie van de vennootschapsbelasting in Europa. Effect van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag (CCCTB) op de financiële rapportering en belastingdruk in België Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Bedrijfsmanagement Mercator • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Accountancy en Fiscaliteit • Vakgroep Fiscaliteit en Accountancy
Onderzoekers: • Jan Verhoeye • Carine Coppens
Wanneer beïnvloeden attitudes gedrag? studies over de relatie tussen attitudes en gedrag Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Nico Heuvinck • Iris Vermeir • Ineke Uyttersprot
Atlas als ontwerp, Atlassen ontwerpen: Twee cartografische exploraties van impliciete stedenbouw in Zuidwest Vlaanderen. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Architectuur en Ontwerpen
Onderzoekers: • Bruno De Meulder • Bieke Cattoor
ICP-activiteiten Human Settlements. KU Leuven Abstract: Vorming op universitair niveau in het domein van de gebouwde omgeving in ontwikkelingslanden. Het ontwikkelen van inzicht in de problemen van menselijke nederzettingen en het bijbrengen van methodes en vaardigheden die het hoofd bieden aan de snelle, stedelijke groei en de systematischebenadering van meer duurzame en kostensparende woon- en bouwoplossingen.
Organisaties: • Architectuur en Ontwerpen
Onderzoekers: • Bruno De Meulder
Endofenotypering bij autismespectrumstoornissen: neurocognitie en brainimaging.nbsp;nbsp; KU Leuven Abstract: Mensen met een autismespectrumstoornis (ASS) hebben beperkingen in de sociale interactie en de sociale communicatie. Bovendien vertonen ze repetitieve gedragingen of zeer uitgesproken en beperkte interesses. Onderzoek heeft aangetoond dat ASS in sterke mate te wijten is aan mutaties in de genen, maar tot op heden weten we nog niet welke genen allemaal een rol spelen. Dit komt voornamelijk doordat mensen met ASS onderling zeer sterk van elkaar verschillen. Ze verschillen niet alleen sterk in de gedragingen die ze vertonen, maar ook in de genetische mutaties die aan de oorzaak liggen. Deze grote variatie (of heterogeniteit) tussen mensen metASS maakt het moeilijk om de genetische mutaties die bijdragen tot de stoornis te vinden. Daarom zijn wetenschappers op zoek gegaan naar kenmerken die ons meer inzicht kunnen verschaffen in de oorzaken van ASS dan de gedragskenmerken op basis waarvan de diagnose wordt gesteld. Een voorbeeld van meer informatieve kenmerken zijn endofenotypes. Endofenot Organisaties: • OE Gezins- en Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Johan Wagemans • Jean Steyaert • Lien Van Eylen • Ilse Noens
Mobiliteit in de Vlaamse verbeelding: Toerisme naar en immigratie uit "het zuiden". KU Leuven Abstract: The proposed study addresses the following main hypothesis: currently prevailing images and discourses in Flanders represent travel to (tourism) and travel from (immigration) "the South" in ways that seem at the same time unconsciously disconnected from the lived present but connected with the imagined past. While people hava always been on the move, processes of globalization have led to an enormous increase in travel across the planet. International migration and tourism are among the most significant socio-economic realities of our time. There are wellestablished distinct traditions of tourism and migration studies, but scholars have barely begun to address the intricate interconnections between the two phenomena. This theoretical overture goes hand in hand with the blurring of the political categories that regulate and define the movement of people: labour migrants crossing borders with tourist visas and residential tourists turning into migrants. Studies of mobility and circulati Organisaties: • OE Centr.Intercultural.,Migr.& Minderh.
Onderzoekers: • Johan Leman • Noel Salazar
Financial flows within business groups. KU Leuven Abstract: Dochters van groepsbedrijven kunnen naast de externe kapitaalmarkt beroep doen op een interne markt. Vele aspecten omtrent de werking van de interne kapitaalmarkt blijven echter onbestudeerd en er is discussie over het al dan niet efficiënte verloop van financiële processen binnen groepen. Als bijdrage zullen ten eerste elementen inzake de werking van de interne kapitaalmarkt, namelijk cash en buitenlandse affiliatie, onderzocht worden bij dochterondernemingen. Ten tweede wordt de productiviteit van dochterondernemingen in competitieve markten bestudeerd. Dit project zal zich toespitsen op niet-beursgenoteerde groepen uit continentaal Europa. Alhoewel deze organisatievorm daar economisch belangrijk is, blijft het aantal studies zeer beperkt. Organisaties: • OG Finance Leuven
Onderzoekers: • Cynthia Van Hulle • Nico Dewaelheyns • Rosy Locorotondo
Institutional influences in marriage instability: A cross-country comparison KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Faculteit Theologie en Religiewetensch.
Onderzoekers: • Koenraad Matthys
Consumentenbescherming bij de uitvoering en herziening van kredietovereenkomsten. KU Leuven Abstract: In het proefschrift gingen wij na of er nood is aan een inhoudelijke bescherming van de consument tijdens de uitvoering en bij de herziening van kredietovereenkomsten. Thans gaat de voorkeur van wet-en regelgevers immers vaak uit naar het informatieparadigma. Daarbij neemt men aan dat de zoekende geïnformeerde consument zelf in staat is om vrije en rationale beslissingen te nemen. Om dit doel te bereiken legt men informatieplichten op aan de sterkere contractpartij,i.c. de kredietgever, opdat de consument volledige, juiste en duidelijke informatie over een bepaald product of dienst verkrijgt.In een eerste deel analyseerden wij de beginselen en kernbegrippen van ons onderzoek. Zo bestudeerden wij de grondslagen van het gemeen contracten- en consumentencontractenrecht. Wij definieerden tevens het consumentenbegrip en beeld. Ons baserend op deze beginselen omschreven wij depro's en contra's van het informatieparadigma als methode van consumentenbescherming, waarbij twee een dubbele assum Organisaties: • Faculteit Rechtsgeleerdheid Kulak
Onderzoekers: • Evelyne Terryn • Johan Vannerom
De invloed van direct en indirect gemeten perfectionisme op het therapieresultaat bij anorexia nervosapatienten. KU Leuven
Abstract: Automatische perfectionisme associaties bij studenten en personen met een eetstoornisKathleen De CuyperProf. Dr. Dirk Hermans (promotor), Prof. Dr. Guido Pieters, Prof. Dr. Laurence Claes (co-promotoren)Perfectionisme is een persoonlijkheidstrek waarvan vragenlijstonderzoek heeft aangetoond dat het bestaat uit twee dimensies. Allereerst iser de prestatiegerichte dimensie: perfectionisten stellen zichzelf zeer hoge standaarden in verschillende domeinen van hun leven. Ze streven steeds het allerbeste na. De tweede dimensie wordt de zelfkritische dimensie genoemd. In sommige gevallen houdt perfectionisme ook indat het zelfwaardegvoel afhankelijk is van de mate waarin de persoon vindt dat hij die hoge standaarden al dan niet heeft bereikt. Wanneer persoonlijkheidstrekken gemeten worden met vragenlijsten is het van belang om stil te staan bij de vraag in hoeverre mensen zelfkennis hebben over hun eigen persoonlijkheid. Beseffen mensen hoe perfectionistisch ze zijn? Opdat vragenlijsten tot Organisaties: • OG Leerpsych. en Exp. Psychopathologie
Onderzoekers: • Dirk Hermans • Laurence Claes • Guido Pieters • Kathleen De Cuyper
Doctoraat Sander Van de Cruys. KU Leuven Abstract: Psychologen onderkennen het belang van predicties of verwachtingen in het functioneren van de geest al sinds het ontstaan van hun discipline. Van de baan van een bal of het verloop van een melodie tot de plannen vanonze partners en tegenstrevers, wij voorspellen voortdurend de wereld rondom ons, omdat we de statistische relaties die erin van kracht zijn geleerd hebben. Pas wanneer onze predicties mis zijn ---wanneer de sensoriële informatie niet overeenstemt met de predicties die we er impliciet over vormen--- worden we ons bewust van die voortdurende predictieve activiteit van onze hersenen. In de voorbije decennia ontwikkelden cognitieve neurowetenschappers een computationeel model met de naam predictivecoding, dat dit iteratief matchen van predicties met input probeert te formaliseren, en zo perceptueel leren and inferentie tracht te verklaren. Het model beschrijft hoe elk niveau in de corticale hierarchie van perceptuele verwerking de neurale activiteit in een lager niveau voorspel Organisaties: • OG Labo voor Experimentele Psychologie
Onderzoekers: • Johan Wagemans • Sander Van de Cruys
De specificiteit van het autobiografisch geheugen bij borderline-patienten. KU Leuven Abstract: Het autobiografisch geheugen (AG) beheert de herinneringen aan persoonlijke ervaringen. Vermoedelijk steunen we in belangrijke mate op het AG om ons zelfconcept te ontwikkelen en te handhaven. Patiënten met een majeure depressieve stoornis (MDS) of een post-traumatische stressstoornis (PTSS) kunnen minder goed specifieke herinneringen, verwijzend naar eenmalige gebeurtenissen, ophalen. Ze hebben een overalgemeen (autobiografisch) geheugen (OAG), en verwijzen vaker naar categorieën van gebeurtenissen. Meestal wordt geheugenspecificiteit gemeten door respondenten cues aan te bieden, zoals gelukkig of lui, waarna ze specifieke herinneringen moeten ophalen. In vergelijking met gezonde proefpersonen, zien depressieve en getraumatiseerde patiënten hun herinneringen ook vaker vanuit een derde-persoonsperspectief (of observatorperspectief). Mogelijk leiden OAG en een meer afstandelijk observatorperspectief ertoe dat pijnlijke herinneringen minder intense emoties heractiveren. Zo wordt verhin Organisaties: • OG Leerpsych. en Exp. Psychopathologie
Onderzoekers: • Laurence Claes • Guido Pieters • Filip Raes • Kris Van den Broeck
Het gebruik van de indirecte optelstrategie door kinderen. KU Leuven Abstract: De voorbije 30 jaar is er heel wat onderzoek gedaan naar de manier waarop hoofdrekenopgaven worden opgelost. Wanneer we focussen op aftrekopgaven, dan kunnen we een onderscheid maken tussen directe aftrekstrategieën, waarbij het kleinste getal rechtstreeks afgetrokken wordt van het grootste (vb. 75 - 43 = . via 75 - 40 = 35 en 35 - 3 = 32), en indirecte optelstrategieën, waarbij bepaald wordt hoeveel er aan het kleinste getal moet worden toegevoegd om het grootste te bereiken (vb. 75 - 43 = . via 43 + 30 + 2 = 75 en 30 + 2 = 32). Lange tijd werd aangenomen dat volwassenen de indirecte opstelstrategie vaak, efficiënt (nl. snel en met een correct antwoord) en flexibel gebruiken (nl. vooral bij aftrekopgaven waarbij het verschil zeer klein is, zoals 81 - 79 = .), maar dat kinderen dit slechts zelden doen. Een diepgaandere analyse van eerdere studies doetechter vermoeden dat kinderen soms toch een indirecte optelstrategie gebruiken terwijl ze aan de onderzoekers rapporteren dat ze een dire Organisaties: • Instructiepsychologie en -technologie
Onderzoekers: • Lieven Verschaffel • Pol Ghesquière • Bert De Smedt • Greet Peters
Nationaal vestigingsrecht in rechtsvergelijkende en Europese context. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Onderzoekseenheid Economisch Recht
Onderzoekers: • Wouter Devroe • Julien Stuyck • Suleyman Parlak
Een beschrijving en analyse van implementatiepraktijken in basis- en secundaire scholen. KU Leuven
Abstract: Als iemand je zou vragen om een school te omschrijven aan de hand van enkele kernwoorden, welke begrippen komen er dan spontaan in je op? Sommigen zouden hierbij verwijzen naar de rol van de schoolleider. Anderen zouden eerder spreken in termen van leerkrachten of het leerlingenpubliek waaruit een school samengesteld is. Maar wat dan met objecten of zogenaamde artefacten, zoals handboeken en technologische leermiddelen? Zou je voornamelijk focussen op wat er zich binnen de schoolmuren afspeelt of zou je ook aandacht besteden aan de druk die scholen ondervinden van buitenaf?Zoals deze begrippen reeds doen vermoeden, zijn schoolorganisaties en het bestuderen hiervan complexe materies. In de eerste plaatsbestaan organisaties uit mensen die dingen doen, maar mensen alleen zijn niet voldoende om een organisatie te vormen, daarvoor zijn er ook bepaalde structuren nodig, zoals regels, procedures en documenten die mee vormgeven aan de school. Daarnaast worden schoolorganisaties ook gekenmerkt Organisaties: • Onderwijsbel.& -vernieuwing & Lerarenopl
Onderzoekers: • Geert Kelchtermans • Virginie März
Seeing it and resisting it: How pre-exposure to temptation enhances self-control. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • OG Marketing Leuven
Onderzoekers: • Luk Warlop • Siegfried Dewitte • Aiste Grubliauskiene
Wederzijdse erkenning in Europese justitiële strafrechterlijke samenwerking: ruimte voor een pijleroverschrijdende benadering? Universiteit Antwerpen Abstract: In het project zal het onderzoek naar aard, inhoud en draagwijdte van de wederzijdse erkenning in het kader van de Europese justitiële samenwerking in strafzaken centraal staan.Bij dit onderzoek zal bijzondere aandacht worden besteed aan de verhouding tussen het wederzijdse erkenningsbegrip zoals zich dit in het kader van de interne markt heeft ontwikkeld, en de betekenis van dit concept voor het Europees strafrecht. Op meerdere vlakken staan de schotten tussen de drie Unie-pijlers vandaag onder druk. De Europese Grondwet voorziet zelfs in de afschaffing van de pijlerstructuur. In dat licht beschouwd, en gelet op het belang van de wederzijdse erkenning in de verschillende Europese beleidsdomeinen, lijkt het vandaag meer dan ooit interessant om dat principe van wederzijdse erkenning aan een pijleroverschrijdend onderzoek te onderwerpen. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Johan Meeusen • Christine Janssens
De proces- en effectiviteitsgevolgen van kennisdiversiteit in management teams. Universiteit Antwerpen Abstract: Kennisdiversiteit binnen het management team (MT) kan beschouwd worden als een dubbelzijdig zwaard: enerzijds kunnen MT's die bestaan uit leden met diverse kennis profiteren van een grotere verscheidenheid aan relevante informatie en vaardigheden, maar anderzijds ondervinden ze vaak problemen bij het uitwisselen en/of integreren van de diverse kennis binnen het team. In deze studie onderzoeken we de proces- en effectiviteitsgevolgen van kennisdiversiteit in MTs en pogen we een antwoord te geven op de vragen hoe de interne processen binnen het MT beïnvloed worden door kennisdiversiteit en hoe en in welke omstandigheden MT kennisdiversiteit kan leiden tot betere bedrijfsresultaten. In verschillende deelstudies wordt o.a. gekeken naar de invloed van de CEO bij het integreren van diverse kennis binnen het MT, naar de impact van kennisdiversiteit op innovatiecapaciteit en naar de individuele beslissingsbevoegdheid van de leden van het MT. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Christophe Boone • Paul Matthyssens • Tine Buyl
Sociale ongelijkheid en mobiliteit in de lange zestiende eeuw: 's-Hertogenbosch en haar Meierij. Universiteit Antwerpen Abstract: De historische belangstelling voor de dynamieken van sociale ongelijkheid is opvallend mager. Vooral met betrekking tot de laat middeleeuwse en vroegmoderne Nederlanden is verrassand weinig geweten over patronen van sociale en economische mobiliteit binnen haar talrijke steden. Gewapend met een aantal uitzonderlijke bronnen hoopt dit project bij te dragen tot onze kennis en begrip van de ongelijkheden en mobiliteiten van een typische ancien régime stad, en van de bijhorende processen van (re)productie. Intergenerationale transfers van allerlei goederen zullen een centrale plaats innemen in zowel analyse als theorie. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé • Peter Stabel • Jord Hanus
Oost-Europese welvaartsregimes in Sociaal Europa. Een vergelijking van de architectuur en sociale adequaatheid van de inkomensbescherming voor ouderen in drie Oost-Europese landen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project handelt over de ontwikkeling en de sociale doelmatigheid van de Oost-Europese welvaartsregimes in het kader van 'Sociaal Europa'. Meer in het bijzonder wordt op de inkomenspositie van ouderen gefocust. Aan de hand van verschillende kwantitatieve technieken wordt de impact geschat van verschillen tussen landen en verschillen binnen landen doorheen de tijd met betrekking tot sociaal beleid op de inter-en intragenerationele inkomensongelijkheid. In het bijzonder wordt het belang onderzocht van verschillen in 'inkomenspakketten' (publieke en private pensioenen, compensatie van de uitgaven voor gezondheid en huisvesting, inkomen uit arbeid) voor de adequaatheid van de inkomens. Op deze manier draagt dit project bij tot een beter begrip van de impact van het sociaal beleid op ongelijkheid en armoede en wordt er een bijdrage geleverd aan de literatuur over de evolutie van welvaartsregimes.
Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon • Tim Goedemé
Handel in diensten en de sociale bescherming van werkkrachten in het EG recht en de Algemene Overeekomst van de WTO inzake de handel in diensten - hoe adequaat en rechtvaardig is het evenwicht? Universiteit Antwerpen Abstract: Handel in diensten en de sociale bescherming van werkkrachten in het EG recht en de Algemene Overeekomst van de WTO inzake de handel in diensten - hoe adequaat en rechtvaardig is het evenwicht? Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Georgios Pavlakos • Alexia Herwig
Branded content: effectiviteit en aanvaardbaarheid in een cross-cultureel perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: Ten gevolge van de dalende effectiviteit van de traditionele reclamespot, zoeken adverteerders naar alternatieven zoals brand placement, om tot de consument door te dringen. Brand placement is een hybride reclamevorm waarbij een commerciële boodschap in een mediacontext wordt geïntegreerd. Dit onderzoek zal nagaan op welke manier bepaalde factoren (reacties van de consument op tv-programma's, herhaalde blootstelling aan brand placement, voorafgaande merkervaring, het onthullen van het feit dat gebruik gemaakt wordt van brand placement) de effectiviteit en aanvaardbaarheid van brand placement beïnvloeden. Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Patrick De Pelsmacker • Marijke Wouters
Participatie in weteschap en technologie: de betekenisconstructie van participatie in een interactief Technology Assessment-opzet. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek stelt zich tot doel na te gaan hoe betrokkenen in een iTA-opzet de betekenis van participatie discursief onderhandelen in afweging van de wijze waarop de notie in institutionele discoursen en in iTA wordt uitgedragen. De doelstelling vertaalt zich in drie onderzoeksvragen (OV): (1) Welke invullingen van participatie zijn te onderscheiden in de institutionele discoursen rond wetenschap, technologie en maatschappij en hoe verhouden deze zich tot de wijze waarop participatie voorgesteld wordt in iTAliteratuur? (2) Hoe worden de verschillende interpretaties in antwoord (1) gereproduceerd, dan wel gecontesteerd en getransformeerd in de directe interacties binnen NanoSoc? (3) Hoe nopen de bevindingen van (2) tot een heroverweging van het participatieconcept en de bijhorende iTAaanpak? Organisaties: • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Ilse Loots • Michiel Van Oudheusden
Vrede en disciplinering. Een politiek-theoretisch onderzoek naar vredesvorming in de internationale politiek: de NoordAtlantische regio (1945-2007). Universiteit Antwerpen Abstract: De oorspronkelijke doelstelling van de leer der internationale betrekkingen was inzicht te verkrijgen in de oorzaken van oorlog opdat de voorwaarden van vrede beter bekend zouden worden en de kans op vrede zou toenemen. Een spijtig gevolg hiervan was dat voornamelijk de oorlog aandacht kreeg, en dat vrede als concept veelal in de kou bleef staan. Een belangrijke verklaring is dat vrede, in duidelijke tegenstelling tot oorlog, niet problematisch werd (en wordt) geacht. Vrede is per definitie wenselijk en moet dus niet gedefinieerd worden. Een zelfde onkritische houding tot vrede bestaat er onder de algemene bevolking met betrekking tot de idee dat Europa specifiek, en het Westen in het algemeen, sinds 1945 een vredeszone is. Een dergelijke, schijnbaar natuurlijke waarheid noopt tot waakzaamheid en studie. Binnen de leer der internationale betrekkingen kunnen er, met betrekking tot het vraagstuk van de vrede, ruwweg twee scholen onderscheiden worden: het realisme en het liberalisme (waarbij de laatste gedurende de laatste twee decennia een constructivistische variant heeft ontwikkeld). Beide stromingen, maar niet de constructivistische variant, hanteren een beperkte ontologie van vrede. Ze definiëren vrede immers als de "mere absence of war." Wel geven ze verschillende oorzaken aan: een dominante macht of hegemon garandeert vrede voor de realisten; economische interdependentie, internationale instellingen en recht, en de democratie veroorzaken volgens de liberalen vrede. Het constructivisme, op vrede toegepast in de literatuur rond veiligheidsgemeenschappen (security communities) definieert vrede breder als de "dependable expecation of peaceful change". Hier echter nog meer dan bij het liberalisme komt de nadruk te liggen op democratie als voorwaarde voor vrede. Democratieën voeren immers geen oorlog met elkaar omdat ze elkaar kunnen vertrouwen. Maar, en op dit punt wenst dit project een bijdrage te leveren, hoe herkennen democratieën elkaar? Deze herkenning is immers noodzakelijk wil men wederzijds vertrouwen kunnen ontwikkelen. Wij zullen betogen dat education een belangrijke rol speelt in dit herkenningsproces. Dominante staten leren de andere staten aan hoe een goede democratie functioneert en aangezien de staten dus actief geconstrueerd werden als betrouwbare democratieën vervalt het probleem van de herkenning. Bovendien verschaft deze verklaring inzicht in de ontologie van vrede: deze wordt binnen deze optiek een gedisciplineerde en gelegitimeerde orde. Om deze bewering hard te maken zal er enerzijds een politiek-theoretisch onderzoek naar de samenhang tussen education en vrede worden gedaan alsook de mogelijkheid om deze theorie te extrapoleren naar het internationale niveau onderzocht. Centrale concepten hierbij zijn de "staat als burger" en "diplomatie als educatief medium". Anderzijds zullen we het theoretische model ook op haar empirische geldigheid testen. Heeft education met andere woorden een significante rol gespeeld in het totstandkomen en in de recente uitbreiding van de Westerse vrede? Hierbij zullen we focussen op de debatten rond zes vormende momenten of organisaties die inhoud gaven aan deze vrede: het Marshallplan, de oprichting van NAVO, de oprichting van EGKS, de oprichting van OVSE, de uitbreiding van NAVO, en de uitbreiding van EU. Wie stuwde deze processen? Hoe werden ze gerechtvaardigd? Werden er aan deelname eisen gesteld qua binnenlandse politieke organisatie? Werd actieve promotie van zowel deze processen zelf als van de gestelde eisen noodzakelijk geacht? Hoe werd er door de ontvangende staten of kandidaat-lidstaten op gereageerd? Deze vragen, die onze onderzoeksvraag hoe constitueert education burgerschap? En hoe constitueert education, via burgerschap, vrede? ¿ operationaliseren, worden beantwoord op basis van een analyse van zowel primaire bronnen als secundaire literatuur. Organisaties:
• Internationale Politiek (IP)
Onderzoekers: • Tom Sauer • Jorg Kustermans
Naar een algemene theorievorming inzake advisering in het bestuursrecht. Universiteit Antwerpen Abstract: Volgens het zorgvuldigheidsbeginsel moet het bestuur zijn beslissingen op een zorgvuldige wijze voorbereiden. Daarom wint het vaak het advies in van externe adviseurs, zowel publieke als private. Het doel van dit onderzoek is te komen tot een algemene theorievorming inzake de advisering aan de overheid aan de hand van een analyse van de binnen- en buitenlandse regelgeving, rechtspraak en rechtsleer. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Ingrid Opdebeek • Steven Denys
Conceptualisering en operationalisering van 'active ageing'. Universiteit Antwerpen Abstract: In de gerontologische literatuur werd traditioneel de nadruk gelegd op de beperkingen van ouderen. Vanuit die optiek werd de levensloop geordend in drie opeenvolgende fasen: leren, werken, rusten (Kohli, 1986). De problematiek van de mondiale vergrijzing leidde in de loop van de jaren '90 tot de deconstructie van deze drieledige levensloop. Het concept 'active ageing' moest de blijvende deelname van ouderen aan de samenleving stimuleren (Jacobs, 2004). Een overzicht van de wetenschappelijke literatuur leert dat 'active ageing' de voortdurende integratie van verschillende levensdomeinen beslaat zoals werk, zorg, actieve vrijetijdsbesteding en contact met familie en vrienden (Avramov and Maskova, 2003; Houben, Audenaert and Mortelmans, 2004; Rowe, Kahn, 1997). Het doctoraal proefschrift heeft als doel de wisselwerking tussen deze verscheidene vormen van activiteit nader te bestuderen. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Kim Boudiny
De bewijswaardering in strafzaken: een blinde vlek in de strafrechtshervorming? Voorstellen tot bijsturing en hervorming van het Belgische bewijsrecht van uit Europees en internationaal perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek concentreert zich op een blinde vlek in de strafrechtshervorming van België. De verzameling van bewijzen tijdens het vooronderzoek, de presentatie van de bewijzen op de terechtzitting en de uiteindelijke beoordeling van deze bewijzen door de rechter vormen de ruggengraat van het strafproces. Het is merkwaardig vast te stellen dat de regels over het bewijs in strafzaken vrijwel onaangeroerd bleven. De uit 1808 daterende artikelen over de zogenaamde "innerlijke overtuiging" van de rechter zijn nog steeds onverkort van toepassing. Als er dan toch wijzigingen aan het Wetboek van Strafvordering werden aangebracht, waren dit veelal voorstellen op louter pragmatische leest geschoeid.1 Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek heeft tot doel de bewijsregels, meer in het bijzonder de regels over de bewijswaardering onder de aandacht te brengen. Dit aspect werd bij recente hervormingsstromen in België onterecht te weinig benaderd, terwijl andere procedureregels in de laatste tien jaar ingrijpend werden gewijzigd. Organisaties: • Rechtshandhaving
Onderzoekers: • Bart De Smet • Christiane Van den Wyngaert • Emmanuelle De Bock
De invloed van Europese studentenmobiliteit op Europese identiteit en later migratiegedrag. Universiteit Antwerpen Abstract: Algemene onderzoeksdoelstelling: Het ontwikkelen van een empirisch gebaseerd theoretisch model over de invloed van Europese studentenmobiliteit (ESM) binnen de Europese ruimte op Europese identiteit en verder migratiegedrag Bijkomende doelstellingen: (a) Het begrijpen van ESM patronen binnen Europa en enkele specifieke Europese landen. (b) Het begrijpen van de push en pull factoren van ESM. (c) Het begrijpen van de invloed van het "jaar in het buitenland" op Europese identiteit en verder migratiegedrag. (d) Het definiëren van de motivatiefactoren die mobiliteitsbeslissingen van Europese studenten beïnvloeden en het begrijpen van hun aspiraties. Samenvatting Het onderwerp van hoog opgeleide migratie heeft binnen migratieonderzoek veel aan belang gewonnen het laatste decennium. Studenten worden in veel studies beschouwd als een specifieke categorie van de hoog opgeleiden, of minstens als een voorloper van hoog opgeleide migratie. Hoewel studentenmobiliteit sterk aan belang heeft gewonnen binnen Europa blijft dit fenomeen onderbestudeert, zowel conceptueel als methodologisch. Dit doctoraatsonderzoek focust op Europese studentenmobiliteit, de push en pull factoren en de invloed van deze specifieke mobiliteitsvorm op Europese identiteit en de migratiebeslissingen en aspiraties van Europese studenten. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Christof Van Mol
Sociale relaties en consumptieve praktijken van de Antwerpse elite (17de-18de eeuw). Universiteit Antwerpen Abstract: Onderzoek naar de sociale relaties die schuilgaan achter en vorm krijgen door consumptieve praktijken via kwantitatief en kwalitatief onderzoek naar het verloop van goederen/diensten en handelspartners aan de hand van huishoudjournalen, huishoudelijke rekeningen en briefwisseling toebehorend aan leden van de Antwerpse elite uit de 17de-18de eeuw. Door na te gaan wat er waar en bij wie werd aangekocht, wordt getracht het consumptief sociaal netwerk en de flow-verbruikspatronen te reconstrueren vanuit de actoren zelf, en aldus het hoe en waarom te ontdekken achter consumptieve praktijken, de daaraan verbonden sociale relaties (krediet, reciprociteit, etc.), de omgang met goederen, en eventuele evoluties ter zake. Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Bruno Blondé • Tom De Roo
Wat verklaart socio-economische ongelijkheden in gezondheidsgedrag? Vaccinatie van kinderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project gaat op zoek naar verklaringen voor socio-economische ongelijkheden in gezondheidsgedrag, meerbepaald in het vaccinatiegedrag van ouders met betrekking tot hun kinderen. Ter illustratie: in 2005 kreeg in kansarme gezinnen in Vlaanderen 1 kind op 5 minstens 1 van de aanbevolen dosissen van het gecombineerd zuigelingenvaccin1 niet binnen de aanbevolen leeftijdsrange toegediend. In nietkansarme gezinnen ging het om 1 kind op 10 (Testelmans et al., 2006). Gelijkaardige ongelijkheden worden ook stelselmatig voor ander gezondheidsgedrag vastgesteld (Bury, 2005), maar de onderliggende mechanismen zijn onduidelijk. We combineren empirische (administratieve en enquête-) gegevens met gerandomiseerde experimenten om het relatief belang van de door ons naar voren geschoven mechanismen te meten en te kwantificeren. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme • Cornelius Van den Bosch • Eva Lefevere
Persoonlijkheidskenmerken en politieke voorkeuren. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit doctoraatsproject heeft tot doel om de relatie tussen psychologische kenmerken en politieke voorkeuren te onderzoeken aan de hand van grote representatieve steekproeven op comparatieve wijze tussen meerdere landen en met een bredere definitie van politieke voorkeuren dan "politiek conservatisme". Om dit doel te bereiken wordt het doctoraatsproject opgedeeld in drie successieve fasen. De eerste fase is een meetfase en heeft tot doel de meetinstrumenten uit de World Value Studies te valideren. De tweede fase bekijkt het verband tussen persoonlijkheidskenmerken en politieke voorkeuren op een substeekproef van enkele strategisch uitgekozen case studies. De derde en centrale fase zal de centrale onderzoeksvraag modelleren in comparatief perspectief, gebruik makend van de World Values Study (WVS). Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Sabrina De Regt
(Zelf)beelden van postkoloniaal West- en Centraal Afrika. Afrikaanse en Europese filmische representaties in vergelijkend perspectief. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doctoraal project bestudeert het zelfbeeld van West- en Centraal Afrika zoals het gerepresenteerd wordt in de postkoloniale narratieve langspeelfilms van 1963 tot 2007, en vergelijkt deze representaties met die van de Europese cinema uit dezelfde periode. De vergelijking levert een cultuurfilosofische kritiek op Eurocentrische representaties van 'de Ander', vanuit postcolonial filmstudies, het post-structuralistische differentiedenken van de antropologie en van de deconstructiefilosofie. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Erik Oger • Philippe Meers
Onderzoek naar het effect van leren interprofessioneel samenwerken in de gezondheidszorg. Universiteit Antwerpen Abstract: Ondanks de toenemende aandacht voor en noodzaak van interprofessioneel samenwerken in de gezondheidszorg, zijn er weinig onderzoeken die het effect ervan aantonen. Dit onderzoek heeft als hoofddoel het effect te meten van interprofessioneel samenwerken op de kwaliteit van zorg voor bewoners van woon- en zorgcentra. Het onderzoek is ingedeeld in vier grote delen. In het eerste deel wordt een beschrijving gegeven van wat interprofessioneel samenwerken betekent en hoe deze competentie wordt onderwezen in onderwijsmodules. Deze interprofessionele onderwijsmodules vormen tevens de basis van de interventiestudie voor dit doctoraatsproject. In het tweede deel wordt een systematische literatuurstudie uitgevoerd met als doel een zicht te krijgen op de uitkomsten van interprofessioneel samenwerken als interventie voor chronisch geriatrische zorg. Er wordt gezocht naar evidentie die al dan niet aantoont of leren interprofessioneel samenwerken een invloed heeft op de kwaliteit van zorg en hoe dit gemeten wordt. In het derde deel is het de bedoeling de bestaande zorg (regio Antwerpen) voor bewoners in woonzorgcentra (WZC's) te beschrijven. Met behulp van focusgroepen en diepte-interviews worden de ervaringen van professionals en bewoners in kaart gebracht. Zo krijgen wij een beter beeld over hoe de zorg 'interprofessioneel' georganiseerd wordt, en wat de huidige knelpunten zijn in samenwerken. In het vierde en laatste deel van dit project wordt een cluster gecontroleerde studie in de eerste lijn met één jaar follow-up uitgevoerd. Met deze experimentele studie wordt getracht het effect van interprofessioneel samenwerken als interventie op de kwaliteit van zorg voor bewoners in een WZC te meten. Deze studie meet op drie niveaus welke invloed 'leren interprofessioneel samenwerken' heeft. Er wordt een SWOT opgemaakt over de interprofessionele samenwerking in de interventiegroep op basis van de ervaringen van de deelnemende professionals. Daarnaast wordt geregistreerd welke veranderingen er al dan niet zijn sinds de implementatie van 'interprofessioneel samenwerken'. Op bewonersniveau worden een aantal indicatoren opgevolgd die door samenwerken beïnvloed zouden kunnen worden, bijvoorbeeld de valincidentie, de kwaliteit van leven, enz. Ook op woon- en zorgcentrum niveau wordt nagegaan welke invloed 'leren interprofessioneel samenwerken' kan hebben op bijvoorbeeld werkabsenteïsme, bijscholingen, enz. Met deze doctoraatstudie is het de bedoeling een beeld te krijgen over de invloed van 'leren interprofessioneel samenwerken' op de kwaliteit van zorg, uitgedrukt in een beperkt aantal uitkomstparameters en dit vergeleken met de bestaande zorg. Het kan helpen samenwerken, indien aangewezen, anders te organiseren en op te volgen. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Herman Meulemans • Paul Van Royen
FEMIGRIN: Verklarende factoren en dynamieken voor vrouwelijke migratie- en integratieprocessen in België. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project beoogt finaal om de crossnationale en crossculturele patronen van vrouwelijke migratie en integratie in beeld te brengen. Naast het statistisch in beeld brengen van de feminisatie van migratie en van de socio-economische integratie van vrouwelijke migranten in de Belgische samenleving aan de hand van beschikbare databanken, ambieert het onderzoeksteam om de verklarende factoren, dynamieken, hindernissen, opportuniteiten en effecten van vrouwelijke migratie en integratie naar/in België te exploreren. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman
Motivaties, besluitvorming en niet-technische indicatoren van nucleaire proliferatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het uitgangspunt van het onderzoeksproject is de groeiende kloof tussen enerzijds het actuele aantal kernwapenstaten en anderzijds het groeiende aantal staten dat technologisch gezien de capaciteit bezit deze wapens te ontwikkelen (+/- 45 staten). Aan de ene kant moet men zich dus de vraag stellen waarom staten kernwapens willen ontwikkelen, aan de andere kant moet de vraag beantwoord worden waarom maar een relatief klein aantal van de +/- 45 capabele staten effectief over een kernwapen beschikken. Het relatief trage tempo van nucleaire proliferatie (+/- 9 kernwapenstaten) kan echter geen aanleiding geven tot ongebreideld optimisme. De kernwapentesten van India, Pakistan en mogelijk ook NoordKorea; het oprollen van het A.Q Khan-netwerk; het ontdekken van het clandestiene atoomwapenprogramma van Irak; de bezorgdheid over het al dan niet vreedzame karakter van het Iranese atoomprogramma;¿bevestigen dat nucleaire proliferatie meer dan ooit een enorme uitdaging is voor de internationale orde, zelfs na het einde van de Koude Oorlog. In het verleden werd nucleaire proliferatie vaak op een technocentrische manier benaderd (nucleaire proliferatie als een 'technisch probleem'), waarbij men zich hoofdzakelijk focuste op het beschermen van nucleaire voorraden en op het verhinderen dat er specifieke nucleaire materialen of technologie zou verspreid worden. Zeer weinig aandacht werd geschonken aan de 'demand-side' van proliferatie, en bovendien leek er een consensus te bestaan over de oorzaken van proliferatie: externe (militaire) bedreigingen leiden staten ertoe kernwapens te willen ontwikkelen, het afschrikkingsmiddel (deterrence) om deze dreiging te neutraliseren. Ofschoon het theoretisch debat over de oorzaken van nucleaire proliferatie na de Koude Oorlog nieuw leven werd ingeblazen, bleef de dynamiek van nucleaire proliferatie onduidelijk. Dit project heeft dan ook de doelstelling om vertrekkend vanuit de 'nucleaire paradox' een antwoord te bieden op volgende onderzoeksvragen: (1a) Wat drijft een staat ertoe kernwapens te willen ontwikkelen? (1b) Wat drijft een staat ertoe bestaande kernwapenprogramma's stop te zetten of reeds verworven kernwapens te ontmantelen? (2) Hoe verloopt het nucleaire besluitvormingsproces? (3) Welke niet-technische indicatoren kan men identificeren? (4) Welke maatregelen kan men op basis van de onderzoeksresultaten opstellen en hoe zijn deze integreerbaar in andere non-proliferatie maatregelen? Organisaties: • Internationale Politiek (IP)
Onderzoekers: • Tom Sauer
Het niet opnemen van counseling m.b.t. HIV onder tuberculosepatiënten in Zuid-Afrika: onderzoek met het oog op gefundeerde interventie. Universiteit Antwerpen Abstract: Het niet opnemen van counseling m.b.t. HIV onder tuberculosepatiënten in Zuid-Afrika: onderzoek met het oog op gefundeerde interventie. Organisaties: • Centrum voor rechtssociologie
Onderzoekers: • Francis Van Loon
Surveyonderzoek naar de impact van co-ouderschap op de loopbanen van mannen en vrouwen. Universiteit Antwerpen Abstract: Om een beeld te krijgen van verblijfsco-ouderschap in de praktijk met zijn financiële en organisatorische consequenties, is het van belang dat we allereerst cijfers hebben over het percentage (echt)gescheiden koppels dat bij aanvang van hun (echt)scheiding 'kiest' voor het stelsel van verblijfsco-ouderschap (los van het percentage co-ouders in de praktijk). Een kwantitatief beeld van verblijfsco-ouderschap in de praktijk zou bijgevolg gebaseerd moeten zijn op de (echt)scheidingsdossiers die behandeld zijn bij de rechtbank. Deze geven ons bovendien ook een overzicht van de daaraan gerelateerde financiële regeling die getroffen werd met betrekking tot de kinderen. Een tweede stap bestaat er vervolgens uit te onderzoeken hoe het de (echt)gescheiden koppels, die zich (in 2002) geëngageerd hebben voor verblijfsco-ouderschap, verder vergaan is in de praktijk. Dit laatste willen we doen door een steekproef van deze ex-partners te bevragen aan de hand van een kwantitatieve survey die peilt naar de actuele verblijfsregeling, de financiële regeling en de respectievelijke uitgaven voor de kinderen door beide ouders en de evolutie van beroepssituatie van de ouders. De steekproef van 2002 wordt aangevuld met een tweede steekproef uit 2006 om het effect van de nieuwe wet op het verblijfs-co-ouderschap in te kunnen schatten. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Effective Governance in particuliere organisaties: de invloed van stimuli van verschillende belanghebbenden op organisatorisch succes en de bemiddelende rol van het bestuur. Universiteit Antwerpen Abstract: Effective Governance in particuliere organisaties: de invloed van stimuli van verschillende belanghebbenden op organisatorisch succes en de bemiddelende rol van het bestuur. Organisaties: • Accountancy en financiering
Onderzoekers: • Christophe Boone • Marc Deloof
• Anna Jorissen • Arjen van Witteloostuijn
De provincie Antwerpen in het mondiale logistieke bestel. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Institute of Transport and Maritime Management Antwerp (ITMMA) van de Universiteit Antwerpen in samenwerking met Havencentrum Lillo lanceert een uniek project dat moet bijdragen tot het verschaffen van een beter inzicht/kennis bij een breed publiek, maar ook bij meer gespecialiseerde doelgroepen, over de logistieke inbedding van de Antwerpse regio in de mondiale goederenstroom en de logistieke attractiviteit van de regio. Organisaties: • ITMMA
Onderzoekers: • Theo Notteboom
Meergelaagde politieke organisaties en de zoektocht naar het algemeen belang: een constitutioneel vraagstuk voor de Europese Polis. Universiteit Antwerpen Abstract: De debatten over politieke eenheid in Europa komen neer op één basisvraag: 'Is er een concept van algemeen belang denkbaar voor de Europese polis?' Het project identificeert twee invalshoeken van waaruit de volgende vragen worden gesteld: (1) 'hoe zou een gemeenschappelijk concept van algemeen belang verschijnen vanuit het perspectief van één entiteit, zij het een gelaagde entiteit, als de Europese polis?' en (2) 'hoe zou het verschijnen vanuit het perspectief van de regio's, met regionale parlementen waaraan eveneens de taak is toevertrouwd om wetgeving te maken voor het algemeen belang op een subsidiair niveau van vertegenwoordiging?'. Beide vragen worden overkoepeld door een fundamenteel dilemma voor de democratie: waarom zou de wil van een meerderheid (op EU-niveau) op legitieme wijze een minderheid binden bij afwezigheid van een belang dat gemeenschappelijk kan worden geacht voor beide? Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Patricia Popelier • Georgios Pavlakos
China, België en Nederland: economische kansen en uitdagingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De rol van China in de wereldeconomie evolueert razendsnel. Over de effecten daarvan op de Belgische en Nederlandse economieën bestaan veel onzekerheden. In deze studie wordt diepgaand geanalyseerd wat de opkomst van de Chinese economie betekent voor specifieke Belgische en Nederlandse bedrijven en bedrijfstakken met behulp van unieke dataverzameling en geavanceerde econometrie. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Arjen van Witteloostuijn
Het carrièreverloop en de toekomstperspectieven van de (jonge) UA-vorser. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit onderzoek is met behulp van een websurvey na te gaan hoe de carrièreopbouw bij academisch personeel verloopt. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Tweesprakencyclus 08-09 over Noord en Zuid. Universiteit Antwerpen Abstract: Deze tweesprakencyclus wil de verbanden tussen "hier" en "ginds" benadrukken, zowel gelijkaardigheden als verschillen en met bijzondere aandacht voor hun wederzijdse inwerking. Verschillnede debatten zullen direct of indirect handelen over waardig werk, waardige sociale zekerheid, waardig loon ... Organisaties: • Armoede en welzijn als kenmerk van lokale institutionele processen
Onderzoekers: • Tom De Herdt
Programmatie thuiszorg- en ouderenvoorzieningen. Universiteit Antwerpen Abstract: De Vlaamse overheid wil een nieuwe regelgeving ontwerpen en zoekt daarbij inspiratie bij de excvellente voorbeelden die in andere landen zijn gerealiseerd. Onze opdracht is om deze inzichten naar de Vlaamse situatie te vertalen . Organisaties: • Welzijn en verzorgingsstaat
Onderzoekers: • Jozef Breda
Contract voor de 2008 SHARELIFE enquête in België (Nederlandstalig gebied). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de data-verzameling van Share-life (Golf 3). Zie http://www.share-project.org/ voor meer informatie Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Cornelius Van den Bosch
Onderzoek betreffende de substitutieverstrekking aan druggebruikers door huisartsen in de stad Antwerpen. Universiteit Antwerpen
Abstract: Onderzoek betreffende de substitutieverstrekking aan druggebruikers door huisartsen in de stad Antwerpen. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Evaluatie van Crisis en Case Management. (ECCAM) Universiteit Antwerpen Abstract: Middelengebonden stoornissen komen vaak voor in de Belgische algemene bevolking. Deze stoornissen starten vroeg (tussen 16 en 21 jaar) en worden gekenmerkt door een chronisch verloop met frequente terugvalverschijnselen. Personen met middelengebonden problemen zoeken vaak hulp in de spoedgevallensetting. Een belangrijke behandelingsstrategie is case management binnen de crisisopvang, een gegeven dat onvoldoende is onderzocht in België. Het project bestaat uit een stapsgewijze evaluatie van bovenstaande crisisopvangmogelijkheden met 5 doelstellingen: (1) 'epidemiologische mapping' van deze voorzieningen, (2) omschrijving van het begrip 'crisis' in het kader van de doelgroepen van deze voorzieningen; (3) identificatie van de specifieke kerntaken van case management voor de doelpopulatie; (4) een gezondheidseconomische visie op de resultaten bekomen in de eerste 3 doelstellingen; (5) formulering van aanbevelingen met het oog op een betere afstemming van het zorgaanbod op de zorgvraag. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal • Philippe Beutels
Dataverzameling Sharelife (Golf 3 Share-Vlaanderen). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project omvat de data-verzameling van Share-life (Golf 3). Zie http://www.share-project.org/ voor meer informatie Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Druggebruik onder vrouwelijke sekswerkers in België (DRUSEB). Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil de aard en de omvang van legaal en illegaal druggebruik onder vrouwelijke sekswerkers in België bestuderen. Er zal o.a. in kaart gebracht worden wat de meest voorkomende drugsgerelateerde gezondheidsproblemen in de fysieke, sociale en psychische aspecten. Vanuit het perspectief van de sekswerkers zal er nagegaan worden welke van deze gezondheidsproblemen prioritair zijn. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Druggebruik onder vrouwelijke sekswerkers in België (DRUSEB). Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil de aard en de omvang van legaal en illegaal druggebruik onder vrouwelijke sekswerkers in België bestuderen. Er zal o.a. in kaart gebracht worden wat de meest voorkomende drugsgerelateerde gezondheidsproblemen in de fysieke, sociale en psychische aspecten. Vanuit het perspectief van de sekswerkers zal er nagegaan worden welke van deze gezondheidsproblemen prioritair zijn. Organisaties: • Instituut voor Vaccin-en Infectieziekten (VAXINFECTIO)
Onderzoekers: • Pierre Van Damme
Uitvoering van de pre-partner programma (2008-2009) voor institutionele universitaire samenwerking. Universiteit Antwerpen Abstract: Uitvoering van de pre-partner programma (2008-2009) voor institutionele universitaire samenwerking. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Robert Colebunders
Druggebruik onder vrouwelijke sekswerkers in België (DRUSEB) Universiteit Gent Abstract: De centrale doelstelling is tweevoudig: enerzijds is het doel het in kaart brengen van de aard en de omvang van legaal en illegaal roesmiddelengebruik en anderzijds het maken van een blauwdruk met aanbevelingen om de bestaande drughulpverlening af te stemmen op de noden van roesmiddelengebruikende vrouwelijke sekswerkers in België. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Decorte
E-maturiteit: Evaluatie van een model voor ICT-implementatie in lagere scholen in Ecuador Universiteit Gent Abstract: Dit project focust op de volgende onderzoeksvraag: Evaluatie van een model dat de interne en externe factoren beschrijft en verklaart voor ICT implementatie in Ecuadoriaanse lagere scholen. Het model is gebaseerd op recente conceptualisaties van e-maturiteit. Het geÏntegreerd ICT gebruik is de afhankelijke variabele in de studie. Een variatei aan onafhankelijke en mediërende variabeles spelen een rol op multipele niveaus (1) leerlingniveau (computer attitudes, gender, ICT-experience, ?) (2) leerkrachtniveau (conceptions, beliefs, philosophies, self-image, ?) (3) schoolniveau (ICT-policy, school support, leadership, ?). De volgende odnerzoeksvraag staat centraal: (1) Wat zijn de variabelen en processen die een rol spelen op leerling-, leerkracht- en schoolniveau in een multilevelmodel om ematuriteit te verklaren? Het project bouwt verder op een innovatieproject in de El Oro provincie in Ecuador wat leidt tot de aanvullende onderzoeksvragen over "Heeft het El Oro project een impact op het e-maturiteitsniveau in Ecuadoriaanse lagere scholen?"
Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Martin Valcke • Tamara Schellens
Motorische ontwikkelingsstoornissen bij kinderen met autisme Universiteit Gent Abstract: De prevalantie van motorische stoornissen bij kinderen met autisme in kaart brengen en de aard van deze stoornissen beschrijven. Mogelijkheid tot subtypering van de kinderen met autisme op basis van de motorische stoornissen in relatie tot een aantal kenmerken van autisme onderzoeken. Door middel van experimenteel onderzoek het verband tussen olivio-cerebellaire disfuncties bij autisme en de motorische stoornissen aantonen. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Herbert Roeyers
Mensenrechten en Chinese cultuur. Een functionele rechtsvergelijkende studie van het politieverhoor in China en in Europa Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek analyseert de kritieken op het verhoor door de politie in China, zowel binnen China zelf als extern en gaat na in welke mate zij gerelateerd kunnen worden aan de Chinese (juridische) cultuur (Mianzi en Guanxi) en aan Europese mensenrechtelijke concepten. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Vander Beken
Modelmatige toetsing van commerciële videogames in de 3de graad secundair onderwijs. Interactie tussen beliefs, feitelijk gedrag en leereffecten Universiteit Gent Abstract: Het algemeen doel van dit doctoraatsproject is het bepalen van curriculumeffecten van het spelen van videogames bij jongeren tussen 15 en 18 jaar, in een schoolse context. Centraal staat het ontwikkelen en toetsen van een complex padmodel dat het curriculumpotentieel van videogames, het feitelijk spelgedrag en de beliefs van lerenden/spelers en leerkrachten m.b.t. videogames, en leren met videogames integreert. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Ronald Soetaert • Martin Valcke
Everybody needs good neighbours. De drijveren achter het Europese Nabuurschapsbeleid ten aanzien van de mediterrane regio Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek analyseert het ENP door na te gaan welke intenties de EU heeft met het ENP ten aanzien van de Mediterrane regio en of de invulling op het terrein daar ook mee correspondeert. Uit het onderzoek (op basis van twee theoretisch geïnspireerde hypotheses) worden voorzichtige conclusies afgeleid met betrekking tot de drijfveren achter het proces. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Hendrik Vos • Jan Orbie
De emancipatorische elasticiteit van de islam: de relatie tussen goddelijke autoriteit, culturele authenticiteit en menselijke emancipatie in het politieke discours van Egyptische moslimintellectuelen Universiteit Gent Abstract: Mijn doctoraat omvat een onderzoek van de actuele politisering van de islam, aan de hand van een studie van de rol van autoriteit, authenticiteit en emancipatie binnen het hedendaagse discours van moslimintellectuelen in Egypte. Ik leg het politiek-semiotisch proces bloot, een fenomeen waarbij traditionele religieuze tekens potentiële dragers worden van moderne betekenissen, zoals mensenrechten, secularisering, democratie en emancipatie. Organisaties: • Vakgroep Studie van de derde wereld
Onderzoekers: • Sami Zemni • Jo Van Steenbergen
De impact van decentralisatie en 'good governance' op democratische transitie in het Midden Oosten. Gevalsstudies: een vergelijkende politieke analyse tusesn Amman (Jordanië) en Beiroet (Libanon) Universiteit Gent Abstract: Er is sinds 9/11 een groeiende consensus over de nood aan democratisering in de MENA-regio, om een tegenwicht te vormen voor het aanwezige religieus extremisme en het verhogen van de internationale veiligheid en stabiliteit. Decentralisatie is daarbij een belangrijke strategie die door internationale instellingen financieel ondersteund wordt. Voorgesteld onderzoek bestudeert de relatie tussen gedecentraliseerde politiek en democratisering via een comparatieve analyse tussen Amman & Beiroet. Organisaties: • Vakgroep Studie van de derde wereld
Onderzoekers: • Sami Zemni • Christopher Parker
De gevolgen van de notionele interestaftrek voor de kapitaalstructuur van de Belgische vennootschappen Universiteit Gent
Abstract: Dit onderzoeksvoorstel wil het effect nagaan van de invoering van de notionele interestaftrek op de kapitaalstructuur van de Belgische vennootschappen. Hiertoe worden in eerste instanties simulaties gemaakt om het effect van de notionele interestaftrek op de effectieve marginale belastingvoet na te gaan. In tweede instantie zullen deze simulaties worden gebruikt om wijzigingen in de kapitaalstructuur te verklaren. Organisaties: • Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • Philippe Van Cauwenberge
Antecedenten van gedragswijziging bij consumenten omtrent duurzaam consumptiegedrag: een integratie van theorieën en concepten uit consumentenethiek en 'groen' consumentengedrag Universiteit Gent Abstract: De vraag 'hoe consumenten aanzetten tot bewuster consumeren' is actueler dan ooit. Gedragsinconsistentie vormt hierbij een groot probleem. Zowel consumentenethiek als groen consumentengedrag voerden reeds onderzoek uit naar mogelijke verklarende variabelen voor een gedragswijziging bij consumenten. Beide domeinen hebben zich echter grotendeels los van elkaar ontwikkeld. Het huidige onderzoeksvoorstel beoogt theorieën en modellen uit beide domeinen zinvol te integreren. Organisaties: • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Patrick Van Kenhove
Turkse en Marokkaanse intreders op de Vlaamse arbeidsmarkt: de rol van sociaal kapitaal Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek wil de kwantitatieve en kwalitatieve achterstelling van Turkse en Marokkaanse intreders op de Vlaamse arbeidsmarkt verklaren vanuit de structurele ongelijkheid in de beschikbaarheid en gebruik van sociaal kapitaal bij het zoeken van een job. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
Narratief interpretatief onderzoek met mensen met psychische problemen vanuit de theoretische lenzen disability lenzen disability studies en recovery Universiteit Gent Abstract: Met dit exploratieve onderzoeksproject wordt een aanzet tot theorievorming over de inclusie van mensen met psychische problemen in disability studies beoogd. Er wordt gezocht naar 'sociale interpretaties' (identiteit, lichaam, cultuur & sociaal model) van het fenomeen 'psychische problemen' vanuit diverse perspectieven, met nadruk op de invulling door ervaringdeskundigen aan de hand van onderzoek in het recovery-paradigma. Organisaties: • Vakgroep Orthopedagogiek
Onderzoekers: • Geert Van Hove • Griet Roets
Bootstrapcorrecties voor LS en IV schatters in dynamische paneldata modellen Universiteit Gent Abstract: De LSDV schatter is aanzienlijk vertekend in dynamische paneldata modellen. Dit project onderzoekt de prestaties van een op bootstrap gebaseerde correctiemethode in dynamische processen van een hogere orde en een vector van (endogene) verklarende variabelen. Verder exploreren we alternatieve benaderingen om de langetermijneffecten adequaat te schatten. Tot slot trachten we onze bevindingen toe te passen in de context van het convergentiedebat. Organisaties: • Vakgroep Sociale economie
Onderzoekers: • Gerdie Everaert
De europeanisering van Belgisch buitenlands beleid: een politiek-wetenschappelijke analyse Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek bestudeert de impact van het Europees buitenlands beleid op Belgisch buitenlands beleid. Hierbij wordt gesteund op twee case studies: de Afrikaanse Grote Meren en het Midden-Oosten. Met het schetsen en verklaren van de determinanten die deze invloed stuwen beoogt dit werk het inzicht in de ruimere relatie tussen nationaal en Europees buitenlands beleid te verruimen. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Hendrik Coolsaet
Het voorspellen van lifetime value aan de hand van de fasen vaan de financiële levenscyclus. Universiteit Gent Abstract: Klantretentie is geen perfect synoniem voor winst. Dit project onderzoekt "lifetime value", dat winst (value) met retentie (lifetime) combineert. Het project heeft als doel om verschillende klantenfasen te koppelen aan lifetime value, omdat ander onderzoek aantoonde dat de behoeften, alsook klantenvoorkeuren en -gedrag sterk afhankelijk zijn van de fase waarin met zich bevindt of indien men van fase verandert. Organisaties: • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Patrick Van Kenhove
Een tijd van zorgen en verzorgd worden: een crossnationale vergelijking van de organisatie van verloskundige zorg en het welbevinden van moders Universiteit Gent Abstract: In de postdoctorale fase worden twee doelstellingen nagestreefd: 1) de verderzetting van de studie van het spanningsveld tussen de organisatie van formele en informele zorg en tewerkstelling op het welbevinden van moders en vaders, 2) de uitbreiding van de crossnationale vergelijking van Vlaanderen en Nederland met andere landen in de aanloop naar een nieuwe dataverzameling. Er wordt aansluiting gezocht met
sociologische theorievorming over medicalisering, gender en de welvaartstaat en werk-gezin conflict. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Piet Bracke
Evolutie en preferentie vorming Universiteit Gent Abstract: Intuïtief zou men verwachten dat enkel payoff-maximerende preferenties evolutionair stabiel zijn. In situaties waar preferenties geheel of gedeeltelijk observeerbaar zijn, is het echter mogelijk dat ook niet-payoff-maximerende preferenties stabiel zijn. Voor mijn post-doctoraal onderzoek is het mijn doelstelling om de lijst van niet-payoff-maximerende preferenties die verklaard woorden door middel van de indirecte evolutionaire aanpak, aan te vullen met (i)gewoontevorming en verslaving preferenties en (ii) discriminerende preferenties. Organisaties: • Vakgroep Sociale economie
Onderzoekers: • Dirk Van de gaer
De organisatie van het tweetalig geheugen: Evidentie via gedragsmaten en electrofysiologische technieken Universiteit Gent Abstract: Dit beoogt een beter inzicht te verschaffen in de globale organisatie van het tweetalig geheugen. Op basis van experimentele data zal worden nagegaan hoe lexicale en semantische aspecten van de moedertaal (L1-woorden) en de tweede taal (L2-woorden) zijn gerepresenteerd in het tweetalig geheugen, en welke verbindingen er tussen deze representaties bestaan. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Robert Hartsuiker
Sociologie en de natuur: op zoek naar verklaringen voor de variatie in de gepercipieerde risico's van de opwarming van de aarde en de bereidwilligheid tot duurzaam handelen Universiteit Gent Abstract: Een empirisch sociologisch onderzoek naar de maatschappelijke aspecten van milieuproblemen (bv. Global warming) en nieuwe technologische ontwikkelingen (bv. Nanotechnologie). Specifieke aandacht gaat uit naar de ecologische en sociale determinanten van ecologische risicoopercepties en duurzame handelingen. Hiervoor wordt een multidisciplinaire benadering uitgewerkt waarin sociaal-psychologische, sociologische en cultureel-antropologische risicoperspectieven worden samengebracht. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke
Performance evaluatie als een katalysator in een innovatieve Chinese lerarenopleiding Universiteit Gent Abstract: De Chinese lerarenopleiding staan onder druk om een innovatief model te adopteren. Daarbij staat de aanpak van de evaluatie central. Het onderzoeksprobleem bij de studie is: Validering van de theoretische en empirische basis voor de introductie van "performance assessment" in lerarenopleidingen. De reorientatie is gebaseerd op theoretische concepts van (1) Teacher Thinking Theory (2) constructivistische visies op professionele ontwikkeling (e.g., cognitive apprenticeship), en (3) theoretische assumpties over de betrouwbaarheid van evaluatie bij meerdere evaluatoren. De volgende onderzoeksvragen staan voorop: (1) Wat is de aard van de beliefs over evaluatie van opleiders en student-leerkrachten? (2) Wat is de validiteit van criteria en performance indicatoren bij een set leerkrachtcompetenties? (3) Onder welke voorwaarden kan performance assessment gebruikt worden als een betrouwbare methode? (4) Wat is de impact van performance evaluation approach op teacher beliefs over evaluatie (5) Wat is de impact van performance evaluation approach op self-reflective practices van student-leerkrachten? Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Martin Valcke
Het voorkomen van verontreiniging door schepen. Een vergelijkende studie van Europees en Chinees recht Universiteit Gent Abstract: Het doel van het project bestaat erin een rechtsvergelijkende studie te maken van Europees Gemeenschapsrecht en Chinees recht ten aanzien van het tenuitvoerleggen en het afdwingen in de interne rechtsorde van verdragen en resoluties ter voorkoming van verontreiniging door schepen, zoals aangenomen onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie. Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • Eduard Somers • Frank Maes
Twee onderzoeksprogramma's in structurele sociologie: Sociaal kapitaal en reproductieve gezondheid en naar een structurele sociologie van het globale systeem Universiteit Gent Abstract: Structurele sociologie is een in Vlaanderen vrij onbekend vakgebied. In dit onderzoeksprogramma worden principes van de structurele sociologie uitgewerkt in twee domeinen: 1) nalelijk hoe sociaal kapitaal en invloedsprocessen gedragsveranderingen m.b.t. reproductieve gezondheid bewerkstelligen, en 2) dat va het globale systeem: een longitudinale analyse van de effecten van het globale netwerk tussen landen op het onwikkelingpotentieel van deze landen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Ronan Van Rossem
Gelijkheid van kansen en de evaluatie van sociale programmas.
Universiteit Gent Abstract: We ontwikkelen technieken om sociale programmas te evalueren, vertrekkend vanuit recent ontwikkelde theorieën van gelijkheid van kansen. We illustreren het gebruik van deze technieken door middel van de gegevens verzameld voor de evaluatie van het Mexicaans oportunidades programma, één van de oudste en grootste conditionele cash transfer programmas in de wereld. Organisaties: • Vakgroep Sociale economie
Onderzoekers: • Dirk Van de gaer
Capaciteitsopbouw in Sociaal onderzoek en versterking van het MA-programma in Development Policy and Analysis aan de Universiteit van Guyana Universiteit Gent Abstract: Het objectief is om de academische output te vergroten aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de Universiteit van Guyana. Door de vaardigheden van het onderwijzend personeel en onderzoeks te verhogen, het aantal doctoraten te vergroten en een nieuwe MA te ontwikkelen, moet de kwaliteit van het onderzoek en onderwijs worden vergroot zodat een duurzame hogere output kan worden gerealiseerd. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Patrick Vander Weyden
Hoe angst menselijke cognitie verandert: een affectieve neurowetenschap benadering Universiteit Gent Abstract: Het doel van dit project is om beter te bepalen en in kaart te brengen (aan de hand van standaard EEG/ERP methoden) de manier waarop angst (ofwel trek ofwel gemoedstoestand) selectieve aandacht en beslissingen processen kan beïnvloeden. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Gilles Pourtois
Modelleren van de perceptie van omgevingsgeluid Universiteit Gent Abstract: Dit postdoctoraal project omvat onderzoek naar de mechanimsen aan de basis van de perceptie van omgevingsgeluid, en naar de manier waarop omgevingsgeluid de lange-termijn perceptie van de leefomgevingskwaliteit beïnvloedt. Daarnaast wordt beschikbare kennis rond psychoakoestiek en auditieve perceptie verenigd in een softwaremodel dat de effecten van omgevingsgeluid op de mens nabootst, met het oog op een integratie in omgevingsintelligentie systemen. Organisaties: • Vakgroep Informatietechnologie
Onderzoekers: • Dick Botteldooren
Impliciete processes in volwassen hechting Universiteit Gent Abstract: We onderzochten de rol van automatische processen (selectieve aandacht en toenadering-vermijding tendenzen) en representaties (afstand-nabijheid doelen en zelf-representaties) in de context van volwassen hechting door gebruik te maken van impliete maten en experimentele paradigma's. Deze cognitief-motivationele processen werden systematisch bestudeerd in relatie tot individuele verschillen in hechtingsstijl (angstige en vermijdende hechting) en context (dreiging versus neutraal). Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Ann Buysse • Jan De Houwer
De ontwikkeling van het beginsel van de goede trouw in de lidstaten van de Europese Unie na de implementatie van 'Richtlijn 93/13 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten' - een rechtsvergelijkende analyse Universiteit Gent Abstract: De Europese Richtlijn 93/13 introduceerde het beginsel van de goede trouw in de Europese wetgeving. Ik wens met mijn onderzoek het concrete effect hiervan op het Europese rechtsdenken inzake de goede trouw in kaart brengen (micro-rechtsvergelijking). Ten tweede, wens ik ook een verklaring te vinden voor de evolutie van het begrip "goede trouw" in deze of gene richting (macro-rechtsvergelijking). Organisaties: • Vakgroep Burgerlijk Recht
Onderzoekers: • Johan Erauw
Cultuurdeelname in Vlaanderen: cultuurpublieken, cultuurbeleving en attitudes Universiteit Gent Abstract: Doel van dit onderzoek is tweeledig. Het wil enerzijds instrumenten ontwikkelen en valideren die esthetische diposities en attitudes tegenover kunst meten via (publieks)surveys. Anderzijds wil het de gemeten disposities/ attitudes in verband brengen met persoonskenmerken. Die kenmerken betreffen zowel veldspecifieke ervaringen, zoals genrespecifieke competentie/ervaring als socio-demografische variabelen, zoals leeftijd, opleiding of beroepscategorie. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke
Numerieke cognitie: inzichten uit fMRI onderzoek naar de aandacht en werkgeheugen Universiteit Gent Abstract: Via fMRI wordt de relatie onderzocht tussen pariëntale gebieden die betrokken zijn bij enerzijds getalverwerking en anderzijds spatiale aandacht of werkgeheugen. We concentreren ons op twee onderzoekslijnen: 1. hoe spatiale aandacht en werkgeheugen bijdragen tot
getalverwerking en 2. hoe de neurale structuren die numerieke orde coderen een rol spelen in het werwerken van seriële orde in werkgeheugen Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Fias
Doelafhankelijke saillantie-intensivering Universiteit Gent Abstract: In het kader van dit onderzoeksproject zal nagegaan worden of (a) doelrelevante prikkeldimensies perceptueel saillant worden (i.e., doelafhankelijke saillantie-intensivering), (b) aandachtsvertekening voor bedreigend prikkelmateriaal wordt veroorzaakt door doelafhankelijke saillantie-intensivering, en © cognitief-experimentele procedures die ingrijpen op doelafhankelijke saillantie-intensivering over therapeutische waarde beschikken. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Jan De Houwer
Een etnografisch onderzoek naar het belang van schoolkenmerken en de ruimere sociale context voor de ontwikkeling van etnische stereotypen en ervaringen van rascisme en discriminatie bij middelbare schoolstudenten in Vlaanderen. Universiteit Gent Abstract: In deze studie wordt etnografisch onderzoek uitgevoerd in twee secundaire scholen in Vlaanderen met een specifiek profiel ten einde inzicht te verwerven in ervaringen die allochtonen hebben met racisme en discriminatie, de stereotypen die allochtonen en autochtonen van elkaar ontwikkelen en de factoren en processen die verschillen in ervaringen m.b.t. racisme en etnisch stereotypering kunnen verklaren. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Mieke Van Houtte
De rol van cognitieve controle in depressie: een experimenteel onderzoek van de onderliggende neurobiologische werkingsmechanismen Universiteit Gent Abstract: Recent neurocognitief onderzoek heeft stemmingsstoornissen gerelateerd aan een deficit in de strategische aandachtprocessen geleid door een frontocorticaal-suborticaal netwerk. De doelstelling van dit project isom via rTMS en ERP studies de functionele prefrontale aandachtsdefecten binnen dit netwerk te onderzoeken waardoor de relatie tussen cognitieve controle en klinische symptomatologie wordt onderzocht. Er wordt gebruik gemaakt van experimentele aandachtsparadigma's. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Rudi De Raedt
Vergelijkingsprocessen in het menselijk brein Universiteit Gent Abstract: Iedere dag neemt de mens een groot aantal beslissingen. Bijvoorbeeld, de keuze van kledij of wat te eten bij het ontbijt. Met dit project willen we door middel van computersimulaties en beeldvormingsstudies inzichten krijgen in de neurale netwerken die betrokken zijn bij het nemen van dergelijke beslissingen. Meer bepaald zullen we dit onderzoeken door eenvoudige vergelijkingen te bestuderen. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Tom Verguts
Stigmatisering als belemmering voor de effectiviteit van geestelijke gezondheidszorg (GGZ)? Universiteit Gent Abstract: Deze studie gaat na in welke mate stigmatisering van personen met psychische moeilijkheden een belemmering vormt voor de doeltreffendheid van organisaties in de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. Daarenboven wordt de impact op de doeltreffendheid van het ruimere gezondheidszorgsysteem bestudeerd door aan de hand van internationale data het verband met (differentieel) zorggebruik na te gaan. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Piet Bracke
Pijn vraagt de aandacht van anderen: detectie, interpretatie en reacties van ouders op de pijn van hun kind Universiteit Gent Abstract: De doelstellingen van dit project zijn drievoudig: onderzoeken van de determinanten van (1) ouderlijke detectie van pijn bij het kind (2) ouderlijke interpretatie van pijn bij het kind, en (3) helpende gedragingen van ouders. Naast de rol van pijnexpressie van het kind en contextuele kenmerken, zal de rol van ouderlijk catastroferen over de pijn van hun kind onderzocht worden. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Geert Crombez
The forgotten audience? Een onderzoek naar de rol van fictionele TV-programma's bij de identiteitsconstructie van allochtone jongeren in Vlaanderen: Een publieksonderzoek aan de hand van een visueel etnografische benadering Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoeksvoorstel wil aan de hand van een kwalitatief publieks- en receptieonderzoek ingaan op de betekenis van populaire (televisie)fictie voor allochtone jongeren. Centraal staat de vraag naar de impact van populaire fictionele TV-programma's op de vorming van de identiteit van allochtone jongeren. Op deze vraag proberen we een antwoord te vinden aan de hand van een recent tot ontwikkeling gekomen methode de visuele etnografie. Organisaties:
• Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Daniël Biltereyst
De relatie tussen appraisal variabelen en emoties onderzocht met indirecte experimentele methoden Universiteit Gent Abstract: We onderzoeken welke aspecten van een gebeurtenis en/of de persoon cruciaal zijn in het uitlokken van emoties zoals kwaadheid, angst en verdriet. Omdat we veronderstellen dat emotie-antecedente informatieverwerking vaak automatisch verloopt, maken we gebruik van taken die geschikt zijn voor het onderzoeken van automatische processen zoals varianten van de sequentiële primingtaak en de Simon-taak. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Jan De Houwer
De reactie van ouders op de pijn van hun kind: een affectief-motivationele analyse Universiteit Gent Abstract: Sociale processen die een rol spelen in de ervaring van pijn en hinder zijn tot op heden weinig onderzocht. Daarom wil ik de determinanten onderzoeken van ouderlijke gedragingen als reactie op pijn bij hun kind, waarbij de focus ligt op ouderlijke catastrofale gedachten. Vanuit affectief-motivationele visies zal onderzocht worden of catastrofale gedachten leiden tot vreesreacties en gedragingen gericht op pijnreductie. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Liesbet Goubert
Worden rendementen en volatiliteit op financiële markten gedreven door macro-economische determinanten? Universiteit Gent Abstract: In dit project onderzoeken we of financiële variabelen, in het bijzonder de rendementen op financiële activa en hun volatiliteit, gedreven worden door macro-economische determinanten, eventueel gecontroleerd voor de institutionele omgeving. Meer specifiek wordt onderzocht hoe schokken in de macro-economie zich doorzetten in financiële variabelen zoals aandelenrendementen, rentevoeten, wisselkoersen, en hun volatiliteit. Organisaties: • Vakgroep Financiële economie
Onderzoekers: • Rudi Vander Vennet
De rol van herinterpretatie bij extinctie op basis van cognitieve, leertheoretische en neurobiologische modellen Universiteit Gent Abstract: De doelstelling van het onderzoeksproject is het verder uitklaren van de werkingsmechanismen van exposure therapie. De effecten op aandachtsvertekeningen van acquisitie en extinctie van negatief affect met en zonder cognitieve herinterpretatiemogelijkheden zullen gecontrasteerd worden via experimenteel onderzoek. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Wim Fias • Rudi De Raedt
Mensenrechten en EU-ontwikkelingsbeleid. De motieven achter het sanctioneren van ACP-landen Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek zal nagaan wat de voornaamste motieven zijn voor het opschorten van de EU-ontwikkelingshulp in ACP-landen in geval van schendingen van de door de EU opgelegde politieke voorwaarden. Aan de hand van kwantitatieve indicatoren van 10 casussen zal worden nagegaan of economische belangen, politiek-historische belangen of de aard van de schending het meest bepalend zijn. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Jan Orbie
Recente tendensen in de relaties tussen de Europese Unie en de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de stille oceaan: een juridische analyse Universiteit Gent Abstract: Het verzet van andere landen op de bestaande juridische regeling tussen de EU-ACS en de nood om de relaties te enten op recente ontwikkelingen werpen een aantal onderzoeksvragen op. Ten eerste, WTO-compatibiliteit van de nieuwe akkoorden (EPAs) en de beoogde integratie in het multilaterale handelssysteem. Ten tweede, het flankerende ontwikkelingsbeleid. In laatste instantie, een grondige analyse betreffende het respect voor de mensenrechten, democratie en goed bestuur. Organisaties: • Vakgroep Europees Recht
Onderzoekers: • Marc Maresceau
Is lexicale selectie een competitief proces? Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft als doel na te gaan of lexicale selectie verloopt via een competitief of non-competitief proces. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van verscheidene paradigma's. (e.g., prent-woord interferentie taken, prentbenoeming) en onderzoeksmethoden (e.g., reactietijdtaken, het meten van oogbewegingen). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Robert Hartsuiker
Betrokkenheid vna ouders bij het onderwijs van hun kind: een meervoudig perspectief op een geïntegreerd model Universiteit Gent Abstract: Deze studie zoekt aansluiting bij het theoretisch-fundamenteel onderzoek naar ouderbetrokkenheid. Het eerste onderzoeksluik houdt verband met de psychometrische kwaliteitsbepaling van het concept ouderbetrokkenheid, vanuit ouder-, kind- en leraarperspectief. Het tweede empirische gedeelte spitst zich toe op de individuele, gezins- en schoolgebonden antecendenten van ouderbetrokkenheid, alsook op de invloed van deze betrokkenheid op leerprestaties en welbevinden van leerlingen in het lager onderwijs. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Johan van Braak
Integratie van het wereldstedenonderzoek en de Global Value Chain benadering: de rol van hoogwaardige dienstverlening in de mondiale sportschoenindustrie Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek beoogt de integratie van twee mondialiseringsparadigma's, namelijk de Global Value Chain benadering, die de ruimtelijke en organisatorische structuur van transnationale productienetwerken onderzoekt, en de wereldstedenliteratuur, die het mondiale stedennetwerk, ontstaan door inter-bedrijfsrelaties tussen hoogwaardige dienstenbedrijven, bestudeert. Deze laatste spelen een centrale rol bij de integratie, waarvan verwacht wordt dat deze tot nieuwe inzichten in economische mondialiseringsprocessen zal leiden. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Frank Witlox
Analyse van de impact van socialenetwerinformatie op de predictieve performantie van modelleren voor analytische klantenbeheersystemen Universiteit Gent Abstract: In dit project stellen we voor sociale netwerkinformatie aan te wenden voor doeleinden van analytische CRM meer in het bijzonder de twee activiteiten van klantenretentie/verloop (customer churn) en cross/up-sell. Het eerste tracht te vermijden dat bedrijven klanten verliezen aan hun concurrenten. Het tweede is vooral gericht op het meer verkopen aan bestaande klanten. Organisaties: • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Dirk Van den Poel
De Internationale Bescherming en Rechten van 'Ecologische Vluchtelingen' Universiteit Gent Abstract: Ecologische vluchtelingen vormen een steeds groter wordend probleem voor de internationale gemeenschap. Gedwongen door externe milieufactoren het thuisland te verlaten, hebben zij geen juridisch vastgelegd recht op bescherming, in tegenstelling tot 'politieke' vluchtelingen. Het onderzoek focust eerst op een ecologische migratietypologie ('vluchteling' versus 'migrant' versus 'ontheemde'), waarna wordt onderzocht welk huidig of toekomstig juridisch instrumentarium de beste bescherming kan bieden aan ecologische vluchtelingen. Focus op Oost-Afrika. Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • Frank Maes
Europeanisering en flexibilisering van buitenlands beleid: de weg naar een versterkt Belgisch buitenlands beleid? Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de wijze waarop buitenlandse politiek gemaakt wordt in Europa. Twee evoluties worden hierbij onderzocht: de toenemende europeanisering van nationaal buitenlands beleid van EU lidstaten en de toenemende flexiblisering van het Europees buitenlands beleid. Meer fundamenteel wordt hierbij de verschuiving van traditionele en hiërarchische naar meer fluïde en informele beleidsprocessen in de Europese buitenlandse politiek bestudeert. Tot slot zal deze studie nagaan of, en op welke wijze, beide evoluties het Belgisch buitenlands beleid beïnvloed. Organisaties: • Vakgroep Politieke wetenschappen
Onderzoekers: • Hendrik Coolsaet
Olieprijsschokken, conjunctuurcycli en monetair beleid Universiteit Gent Abstract: Het doctoraat heeft tot doel het optimaal monetair beleid na een olieprijswijziging te formuleren. Hiertoe worden vooreerst de verschillende soorten olieschokken en hun transmissiekanalen naar de reële economie geïdentificeerd binnen DSGE-modellen. Vervolgens worden deze modellen geschat via de Bayesiaanse techniek. De schattingsresultaten kwantificeren de rol van de verschillende olieschokken en maken het mogelijk optimale beleidsregels te formuleren. Organisaties: • Vakgroep Financiële economie
Onderzoekers: • Gert Peersman
"Soap skilled teenagers" Een pubieksonderzoek naar populaire tienerseries in de hedendaagse Vlaamse media Universiteit Gent Abstract: Met dit onderzoek willen we nagaan wat de invloed van kijken naar populaire tienerseries is op de identiteitsontwikkeling van jongeren. We gaan na welke (seksuele) scripts jongeren leren via hun favoriete series. Vooral de seksuele identiteit zal specifiek onderzocht worden: met name de hyperseksualiteit van de media en de rol die deze speelt in hoe jongeren denken over seksualiteit en seksueel gedrag. Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers:
• Daniël Biltereyst
Een psychoanalytische benadering van de obsessieve-compulsieve stoornis: 2 studies naar de empirische verbanden tussen symptomen, driften en de verhouding met de ouders Universiteit Gent Abstract: De symptomen van de obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) vertonen gelijkenis met dwangsymptomen waarrond Freud een theorie construeerde. Hij koppelde deze aan 2 driften (neiging tot bepaald gedrag): de sadistische en anale drift. Verder beschreef hij een typische verhouding met de ouders. We toetsen deze hypothesen a.d.h.v. interviews, vragenlijsten en impliciete maten in 2 steekproeven: OCS (vs. Gematchte klinische steekproef) en studenten. Organisaties: • Vakgroep Psychoanalyse en raadplegingspsychologie
Onderzoekers: • Stijn Vanheule
Onderschatting van work-familiy conflict: inhoudelijke en methodologische kwesties Universiteit Gent Abstract: Work-family conflict (WFC) en de gevolgen ervan voor het welbevinden van vrouwen worden onderschat. Redenen voor vertekening van resultaten zijn tweevoudig: - respondenten gebruiken strategieën tegen WFC die bijwerkingen hebben voor hun welbevinden en ondervinden sociale druk die leidt tot sociaal wenselijk antwoorden - non-respondenten participeren niet juist omwille van een hoge mate van WFC. Er is een non-responsbias. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
Prijsrigiditeit in Europa en de VS: meting en verklaring op basis van scanner data Universiteit Gent Abstract: Prijsrigiditeit speelt een belangrijke rol in het conjunctuurverloop, waardoor het kennen van de omvang en oorzaken van prijsrigiditeit uitermate belangrijk is vanuit wetenschappelijk en beleidsoogpunt op basis van supermarkt scanner data vergelijken we het gedrag van prijszetters tussen Europa en de VS en testen het belang van impliciete contracten en deep habit formation als potentiële oorzaken van prijsrigiditeit. Organisaties: • Vakgroep Sociale economie
Onderzoekers: • Freddy Heylen
Ervaringen en belevingen van slachtoffers. Onderzoek bij jongeren naar slachtofferschap van vermogens- en geweldscriminaliteit Universiteit Gent Abstract: Via multiple bevraging bij jongeren willen we, vertrekkend vanuit de ervaringen en belevingen van het slachtoffer, zicht krijgen op de aard, ernst en gevolgen van slachtofferschap en de algemene nomeer 'slachtofferschap' meer toespitsen naar slachtofferschap van vermogens- en geweldsdelicten. Naast de rechtstreekse gevolgen van het slachtoffer-worden, willen we ook secundaire victimisering in kaart brengen. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Paul Ponsaers
Waarde voor de klant: meting, creatie en communicatie Universiteit Hasselt Abstract: Met customer value bedoelen we de afweging (trade-off) die de klant maakt tussen de voordelen (benefits) en de kosten (sacrifices) die een product of dienst met zich meebrengt. Het belang van verder wetenschappelijk onderzoek naar dit concept bestaat erin dat customer value wordt gezien als de sleutel tot het verkrijgen en behouden van een concurrentievoordeel. Hoewel het onderzoeksgebied van customer value erg breed is, focussen we in ons onderzoek op de volgende drie met elkaar verbonden onderzoeksdoelen: Het ontwikkelen van een betere meetmethode voor customer value (measuring customer value) Het verkrijgen van inzicht in de rol van de werknemer-klant interactie in customer value creatie (creating customer value) Het optimaal communiceren van customer value (communicating customer value) Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Alexandra STREUKENS
BITS Fiestverkeerindidatoren: identificatie en harmonisatie van databronnen Universiteit Hasselt Abstract: Aanvullende studie in het kader van de conventie (2004- 2007) tussen de Federale Regering dienst Mobiliteit en Vervoer en het Federaal Planbureau: uitbreiding tot de fietsverplaatsingen van de vervoersindicatoren. Om tegemoet te komen aan een onderbouw van maatregelen die een mogelijke verschuiving van de modal shift in de hand werken, in de richting van meer milieuvriendelijke transportmodi, werden reeds statistische indicatoren ontwikkeld die toepasbaar zijn op alle gebieden en op diverse transportmodi. Dat neemt niet weg dat deze indicatoren voor wat betreft de fiets gebaseerd zijn op een erg beperkte hoeveelheid data en dat de meetinstrumenten die op dit moment voor het fietsbeleid voorhanden zijn, helemaal niet voldoen. Het doel van dit project is om beterschap te brengen in deze situatie door: . de toegevoegde economische waarde van het fietsgebruik in te schatten; . het verzamelen van beschikbare gegevens mbt. fietsinfrastructuur; . het vaststellen van fietsbezit; . het aandeel van fietsverkeer te vergelijken met andere vervoerwijzen ((in de mate van het mogelijke, verfijningen van deze indicatoren volgens bepaalde variabele (bijvoorbeeld. de vervoerreden, de leeftijd, enz) zullen opgenomen worden) Organisaties: • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Davy JANSSENS
Een 'Fuzzy Cognitive Maps' gebaseerd model voor individuele reisgedrag. Universiteit Hasselt Abstract: Individuele reiskeuzes kunnen beschouwd worden als effectieve beslissingsproblemen die in het hoofd van de expert een mentale representatie of cognitieve mapping van de beslissingssituatie en de alternatieve 'course of action' genereren. Naar dit cognitieve-mappingconcept wordt vaak verwezen in theoretische frameworks van reisgerelateerde vraagmodellen, in het bijzonder gerelateerd aan de representatie van ruimtelijke dimensies. Nochtans zijn effectieve toepassingen van het model uitzonderlijk, wat voornamelijk te wijten is aan problemen met het meten van de constructie en het in praktijk brengen van het model (Hannes, 2008). Het modelleren van een dynamisch systeem (zoals de cognitieve mapping van een individu) kan een probleem betekenen vanuit computationeel perspectief. Voorts kan het formuleren van een mathematisch model moeilijk zijn, duur en zelfs onmogelijk. Deze benaderingen bieden het voordeel van gekwantificeerde resultaten, maar gaan gebukt onder verscheidene nadelen. Ten eerste vereist de ontwikkeling van het model typisch een hoge mate van inspanning en gespecialiseerde domeinkennis. Ten tweede kan het zijn dat bij systemen die significante feedback omvatten een kwantitatief model niet mogelijk is. Tot slot kunnen numerieke data moeilijk of mogelijk te verkrijgen zijn. Inspanningen om een begrip over te brengen van het systeem en voorgestelde oplossingen berusten op argumenten in natuurlijke taal in de afwezigheid van formele modellen (kwalitatieve benadering). FCM zijn hybride methodes die in zekere zin tussen 'fuzzy' systemen en neurale netwerken liggen. FWM combineren de robuuste kenmerken van 'fuzzy' logica en neurale netwerken. FCM representeren kennis op een symbolische manier en relateren toestanden, processen, beleidsmethodes, gebeurtenissen, waardes en vormen van input op een analoge manier. In het voorliggende onderzoek wordt een FCM-gebaseerd model voorgesteld, met gebruikmaking van de faciliteiten en voordelen van FCM voor het modelleren van problemen, en gestoeld op de specifieke noodzaak om het gedragsrealisme van state-of-the-art activiteit gebaseerde reisgerelateerde vraagmodellen te verbeteren. Een tool gebaseerd op FCM zal ontwikkeld worden om individuele mentale representaties van activiteit reiskeuzes te meten en representeren. Organisaties: • Beleidsinformatica • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Koenraad VANHOOF
Evaluatie aanvullende rijopleiding "On the Road" Universiteit Hasselt Abstract: Uit recente cijfers kunnen we leren dat er nog te vaak ongevallen voorkomen met jongeren die net het rijbewijs behaald hebben. In 2005 werden 13.509 jongeren tussen de 18 en 24 jaar het slachtoffer van een verkeersongeval, waarvan 196 doden, 102 doden daarvan vielen in Vlaanderen. Uit een onderzoek van het steunpunt Verkeersveiligheid (Willems en Cuyvers, 2005) leren we dat jongeren een sterk verhoogd risico vertonen op een ongeval tegenover de rest van de bevolking. De redenen voor deze verhoging verdelen we in twee groepen: de leeftijdsgerelateerde factoren en de ervaringsgerelateerde factoren. Er wordt dan ook gesuggereerd dat de ervaringsgerelateerde factoren een groot deel, zo niet het grootste deel van de verhoogde risicos verklaren. De Vlaamse Stichting Verkeerskunde (VSV) en VTB-VAB organiseren daarom samen een aanvullende opleiding ('On the road', zie ook www.o-t-r.be ) voor jongeren tussen de 18 en 24 jaar die net of binnen de afgelopen drie jaar het rijbewijs behaald hebben zodat zij de kans krijgen meer kennis, attitude en vaardigheid op te doen met betrekking tot een grondige zelfevaluatie. Zodoende kunnen ze op een positieve manier ervaring opbouwen. '0n the road' bestaat uit een aanvullende opleiding van een halve dag, waarin de nadruk gelegd wordt op preventief rijgedrag. Er wordt ingespeeld op hoe men de rijstijl kan verbeteren, men verwerft inzicht in de risicos verbonden aan het autorijden en men leert hoe men het best inspeelt op moeilijke verkeerssituaties. Naast een theoretisch gedeelte bevat de cursus ook een praktische kant: het rijgedrag op de openbare weg wordt geëvalueerd en er zijn een aantal extra oefeningen op het terrein die de jongeren moeten helpen om sneller en beter te handelen in noodsituaties, zoals het maken van een noodstop en een uitwijkingsmanoeuvre. De opdrachtgever wil nu een wetenschappelijke evaluatie uitvoeren naar de effectiviteit van het project 'On the road'. Organisaties: • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Tom BRIJS • Gerhard WETS • Kris BRIJS
Signalisatiesimulator Universiteit Hasselt Abstract: Einddoel van dit Innovatieproject is om een rijsimulator te ontwikkelen die toelaat om signalisatieplannen bij wegenwerken en tijdelijke of nieuwe verkeerssituaties op voorhand te testen. De rijsimulator test op een interactieve en 'real life' manier hoe weggebruikers reageren bij omleidingen, nieuwe afslagstroken of nieuwe wegbewijzering. Op basis van deze pre-test kunnen ongevallen, files en ergernis bij de weggebruikers vermeden worden. Dit is de eerste keer dat het principe van een simulator zou toegepast worden bij wegenwerken of nieuwe verkeerssituaties. Organisaties: • Verkeersveiligheid • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Kris BRIJS
MEBETA Methodes voor het inschatten van Belgisch verkeer naar het buitenland en van buitenlands verkeer naar België Universiteit Hasselt Abstract: Het doel van dit project is een methodologie te ontwikkelen die het mogelijk maakt om het schatten van het Belgische verkeer in het buitenland en het buitenlandse verkeer in België mogelijk te maken. De resultaten moeten voor elk soort voertuig (auto's, vrachtwagens,..) gegeven worden. Daarnaast wordt de ontwikkelde methodologie eveneens toegepast om de statistieken van de laatste drie jaren (2005,2006 en 2007) te bepalen. Tijdens het eerste deel van het project zal bestudeerd worden hoe de andere Europese landen deze problematiek aanpakken. De studie van de
methoden die zij gebruiken, zal eveneens op de vereiste gegevens betrekking moeten hebben. Aldus zal het mogelijk zijn om in een volgende etappe te evalueren of deze methoden in België kunnen toegepast worden in functie van de databanken die beschikbaar zijn. Daartoe zal de tweede etappe van het onderzoek bestaan uit een inventaris van de bronnen van relevante gegevens beschikbaar in België. Tijdens het derde deel van het project zullen beide inventarissen die resulteren uit de vorige etappes geconfronteerd worden. In functie van de gegevens beschikbaar in België zullen de onderzoekers bepalen welke schattingsmethoden in België kunnen toegepast worden. In de volgende etappe zullen de geselecteerde methodologieën op de Belgische gegevens toegepast worden en zullen de cijfers van 2005,2006 en 2007 worden berekend. Een vergelijking met de cijfers die in de andere landen zijn verkregen, zal noodzakelijk zijn. Organisaties: • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Davy JANSSENS
BELDAM Dagelijkse Mobiliteit in België Universiteit Hasselt Abstract: Het BELDAM project is de opvolger van het vorige MOBEL project. Dit project was in 1999 verantwoordelijk voor het afnemen van de eerste nationale enquête rond verplaatsingsgedrag van Belgische huishoudens. Het BELDAM project heeft als doel gedetailleerde verplaatsingsdata te verzamelen op federaal niveau. Het project bestaat uit 3 belangrijke fases. 1. De eerste fase omvat de voorbereiding van de enquête waarbij onderzoeksteams bestaande zwakheden en onderwerpen die voor verbetering vatbaar zijn uit de MOBEL enquête, zal identificeren. Er zal ook een algemeen overzicht van de algemene ontwerpbeslissingen ivm de enquête opgemaakt worden. 2. In een tweede fase neemt men de enquête af. Verschillende controlemaatregelen zullen hier toegepast worden. 3. In een derde fase zal een analyse ven de resultaten uitgevoerd worden. Uit deze analyse volgt een gedetailleerde rapportage van de conclusies. Organisaties: • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Davy JANSSENS
Contextueel leren in Management en Onderwijzen in Europa Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderwijs Europa Organisaties: • Educatiewetenschappen
Onderzoekers: • NADINE ENGELS
Digitale strategieën in primaire HIV en AIDS preventiecampagnes: zin of onzin? Een multidisciplinair onderzoek naar de invloed van online dialoog op communicatiepatronen van risicogroepen in Zuid-Afrika, Namibië en Zambia. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoek beoogt inzichten te bekomen in een aantal aspecten van innovatieve primaire HIV en AIDS preventieprogramma's. Gebaseerd op de vaststelling uit de literatuur dat er steeds meer nadruk wordt gelegd op het belang van sociale verandering en dialoog, zal dit onderzoek nagaan welke rol het internet, met interactiviteit en anonimiteit als unieke eigenschappen, kan spelen in het stimuleren van dialoog. Het internet is een waardevolle bron van 'user generated content', welke veel kan vertellen over het taalgebruik en de , houdingen van gebruikers ten opzichte van bepaalde onderwerpen, zoals HIV en AIDS. Dit onderzoek zal nagaan hoe deze user generated content aangewend kan worden als input voor de ontwikkeling van preventieprograrnma's op maat van risicogroepen. De analyse van online materiaal is een relatief nieuw gegeven, Op methodologisch vlak zal dit onderzoek daarom een fundamentele bijdrage leveren aan de online etnografie als een onderzoeksmethodologie in ontwikkeling. Het empirische kader van dit onderzoek zal uitgevoerd worden aan de University of the Western Cape (UWC, Zuid-Afrika), de University of Zambia (UNZA) en de University of Namibia (UNAM). Prof. Dr. Tania Vergnani, hoofd van het HIV departement van UWC, heeft reeds haar medewerking en infrastructurele ondersteuning bevestigd. Via UWC hebben we toegang tot het zamanawe netwerk waarvan UNZA en UNAM deel uit maken. Organisaties: • Studies van Media Informatie en Tele-Communicatie • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Leo VAN AUDENHOVE • Dorien BAELDEN
Wetenschappelijk onderzoeksproject : Praktisch Humanisme Vrije Universiteit Brussel Abstract: De morele dienstverlening wilt zich naast de individuele hulpverlening richten op de gemeenschap. De nadruk komt daarbij te liggen op praktisch gerichte samenwerkingsverbanden in de gemeenschap zelf. De opdracht van de moreel consulenten breidt uit met de versterking van de sociale cohesie en de verbondenheid van actieve burgers waarbij de gemeenschap centraal staat voor een dynamisch gebeuren met de nadruk op een voortdurend proceskarakter. Het is de bedoeling de professionaliteit van de moreel consulenten en de kwaliteit van de niet-confessionele morele dienstverlening ter zake te vergroten en up-to-date te houden. Organisaties: • Agogiek
Onderzoekers: • DOMINIQUE VERTE
De invloed van visuospatiële selectieve aandacht en aandachtsbesturing op het impliciet leren. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Samenvatting De controverse rond het onderscheid tussen impliciet en expliciet leren blijft tot op heden een prominente plaats innemen binnen de cognitieve psychologie. Zo wordt verondersteld dat het impliciet leren, in tegenstelling tot het expliciet leren, automatisch verloopt, met een minimum aan aandachtscapaciteit. Voorgaand onderzoek heeft hierover geen uitsluitsel gegeven, hetgeen veelal te wijten is aan een te vage
afbakening van het begrip aandacht. Om de invloed van verschillende aandachtscomponenten op het leren nader te bepalen zou ik willen nagaan in hoeverre visuospatiële selectieve aandacht en aandachtsbesturing vereist zijn om impliciet leren tot stand te brengen. A.h.v. gedragsmetingen en Event-Related Potentials (ERP's) zou ik willen onderzoeken in welke mate perceptual en cognitive load (a) van nadeel zijn op het impliciet leren van geattendeerde informatie en (b) toelaten om ongeattendeerde informatie impliciet op te pikken. Impliciet leren zal afgeleid worden uit het incidenteel leren van regelmaat op taakrelevante en -irrelevante informatie in visuele zoektaken. Indien het impliciet leren automatisch van aard is, zou de impliciete kennisverwerving van deze regelmaat geen hinder mogen ondervinden van toenemende perceptuele en cognitieve aandachtsbelasting. 2. Is impliciet leren automatisch? Binnen de cognitieve psychologie wordt er traditioneel een indeling gemaakt in het bewuste, hypothesegedreven expliciet leren en het onbewuste, incidentele impliciet leren. Impliciet leren wordt veelal gedefinieerd als een proces waarbij men gevoelig wordt voor bepaalde regelmaat in de omgeving (1) in de afwezigheid van enige intentie om deze regelmaat te leren (2) zonder bewustzijn dat men aan het leren is en (3) op een manier waarbij de verworven kennis moeilijk onder woorden te brengen is (Cleeremans e.a., 1998). Impliciet leren wordt dan ook beschouwd als een rudimentaire, doch zeer krachtige motor achter onze adaptatie: kennis over regelmaat in onze omgeving laat ons toe efficiënt te anticiperen op toekomstige gebeurtenissen. Intuïtief kan men inderdaad aannemen dat er een primitieve, 'default' vorm van leren bestaat die plaatsgrijpt zonder bewuste, regulerende controleprocessen; denk bv. maar aan het aanleren van motorische vaardigheden, taalverwerving, de regels van sociale interactie enz. De evidentie dat bij amnesiepatiënten de impliciete leervermogens veelal intact blijven, dit terwijl het expliciet leren ernstig is aangetast, ondersteunt de idee dat er twee aparte vormen van leren bestaan waarbij de ene geen en de andere wel bewuste monitoringsprocessen vereist. Echter, tot op heden staat het onderscheid tussen impliciet en expliciet leren ter discussie. Voornamelijk het 'onbewuste' karakter van het impliciet leren wordt door velen betwist. Gezien 'bewustzijn' als begrip conceptueel moeilijk af te bakenen valt en moeilijk meetbaar is, pleiten verschillende auteurs ervoor om impliciet leren te definiëren in termen van leren dat automatisch verloopt, met een minimum aan aandachtscapaciteit. 2.1. Aandachtscapaciteit In verscheidene studies is aangetoond dat mensen incidenteel regelmaat oppikken in een taak terwijl ze hun aandacht richten op een andere simultaan uit te voeren mentale activiteit. Dit is vnl. onderzocht a.h.v. één van de populairste impliciete leerparadigma's, de seriële reactietijd taak (SRT-taak, Nissen & Bullemer). In deze taak dienen deelnemers (ppn.) te reageren op de locatie van een stimulus, die, zonder dat de ppn. dit weten, verandert volgens een regelmatige sequentie (bv. 323412431421, waarbij de cijfers van 1 tot 4 overeenkomen met de vier stimuluslocaties van links naar rechts). Deze sequentie wordt doorlopend herhaald gedurende het experiment. Bij oefening van de sequentie treedt er een sterke daling op van de reactietijden (RTn) over de blokken, terwijl de RTn uitgesproken toenemen wanneer er overgeschakeld wordt op een andere sequentie. Dit geeft aan dat de ppn. gevoelig worden voor de sequentiële regelmaat die verborgen zit in de taak, hoewel ze de structuur vaak niet expliciet kunnen rapporteren. Om het automatische karakter van het impliciet sequentieleren in de SRT-taak te bepalen, wordt deze gecombineerd met een bijkomende, simultaan uit te voeren taak. Meestal betreft het een soort teltaak waarbij de deelnemers tonen van verschillende hoogte aangeboden krijgen tijdens het respons-stimulus interval (RSI) van de SRTtrials en waarbij ze het aantal hoge tonen dienen te rapporteren na elk SRT blok. Een aantal studies toont aan dat ppn. de sequentie incidenteel oppikken terwijl ze deze aandachtsopslorpende secundaire teltaak verrichten (bv. Frensch e.a., 1998). Dit biedt dan ook sterke ondersteuning voor het automatische karakter van het impliciet leren. Volgens sommige onderzoekers is er echter wel sprake van een aantasting van het leerproces onder dubbeltaakcondities, maar werd dit in voorgaand onderzoek gemaskeerd door een verregaande automatisatie van het leerproces (o.a. Rowland & Shanks, 2006a). Ondanks tal van studies heeft het gebruik van de tonenteltaak dus niet tot een eenduidig antwoord geleid op de vraag of het impliciet leren al of niet aandachtscapaciteit vereist. 2.2. Selectieve aandacht Een aantal onderzoekers heeft getracht de impasse in het aandachtonderzoek van impliciet leren te doorbreken door zich te richten op de selectieve aspecten van aandacht. In de SRT taakvariant van Jimenez en Mendez (1999) was er niet enkel een sequentie ingebouwd op de relevante stimuluslocatie, maar voorspelde de irrelevante vorm van de stimulus de stimuluslocatie op de dooropvolgende trial in 80% van de trials. Deze relatie tussen vorm en locatie bleek enkel geleerd te worden in de dubbeltaakconditie waarbij ppn. een teloefening dienden uit te voeren op de soort vorm en dus selectieve aandacht besteedden aan de irrelevante vorm. In de enkeltaakconditie, waar ppn. geen aandacht moesten besteden aan de irrelevante vorm, trad er geen leren op van de relatie vorm-locatie. Tegelijk bleek het sequentieleren van de relevante stimuluslocatie niet aangetast te zijn in de dubbeltaakconditie. De onderzoekers concludeerden dan ook dat het impliciet leren van regelmaat selectieve aandacht vraagt maar desalniettemin geen aandachtscapaciteit opslorpt. Het is echter maar de vraag of zulk een opsplitsing tussen selectieve en capaciteitsaspecten van aandacht theoretisch verdedigbaar is. 3. Huidig project 3.1. Een andere aanpak: verschillende vormen van aandacht Bovenstaande studies illustreren duidelijk de noodzaak aan alternatieve methoden die meer klaarheid kunnen scheppen in de rol van aandacht bij het impliciet leren. Een van de vereisten die zich hierbij stelt is het duidelijker omschrijven van het begrip aandacht in al zijn verschillende facetten. Inzichten vanuit het aandachtsonderzoek hebben ertoe geleid dat aandacht niet langer opgevat wordt als een unitair concept. In het hedendaagse aandachtsonderzoek worden er aparte aandachtssystemen en netwerken gepostuleerd die zich van elkaar onderscheiden op zowel cognitief als neuroanatomisch vlak (bv. Posner & Petersen, 1990; Posner & Rothbart, 2007). Zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen het posterieure aandachtsnetwerk dat gerelateerd is aan de visuele perceptie, de visuospatiële selectieve aandacht, en het anterieure aandachtsnetwerk dat optreedt in een later stadium en gerelateerd is aan hogere executieve controleprocessen, de aandachtsbesturing (zie o.m. Johnston e.a., 1995; Lavie e.a., 2004). Het betrekken van deze bevindingen vanuit het aandachtsonderzoek is dan ook noodzakelijk om tot een beter begrip te komen van de mate waarin de impliciete kennisverwerving aandacht vereist (zie Rowland & Shanks, 2006a). Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • Natacha DEROOST
Burgerparticipatie: naar een herformulering van het principe van de vertegenwoordiging? Vrije Universiteit Brussel Abstract: a. Project 1. Historiek. Art. 42 van de Grondwet bepaalt: "De leden van beide Kamers vertegenwoordigen de Natie en niet enkel degenen die hen hebben verkozen". Dit artikel wordt traditioneel gezien als de juridische basis van het "vertegenwoordigingsbeginsel" van het Belgisch grondwettelijk recht (Velu, 1986). Volgens deze traditionele interpretatie, afkomstig uit de Franse doctrine, bestaat dit beginsel uit vier subsidiaire principes (Carré de Malberg, 1921). Deze zijn : (1°) Het principe van de nationale vertegenwoordiging: elke vertegenwoordiger, ongeacht de oorsprong van zijn verkiezing, vertegenwoordigt de hele natie en niet enkel zijn kiezers; (2°) Het principe van de onherroepelijkheid: de kiezers hebben geen enkele herroepingsmacht, zelfs niet als de vertegenwoordiger fouten begaat; (3°) Het principe van de juridische nietaansprakelijkheid: de enige mogelijke sanctionering van de volksvertegenwoordiger ligt besloten in zijn niet-herverkiezing; (4°) Het principe van het verbod van het bindend mandaat: de vertegenwoordiger kan in geen geval gebonden zijn door de wensen van zijn kiezers, zelfs al heeft hij zich hiertoe geëngageerd. Deze principes geven samen gestalte aan een opvatting van vertegenwoordiging die van Otto von Gierke en Georg Jellinek afkomstig is: met name de theorie van de organieke vertegenwoordiging (Brunet, 2004). De theorie van de organieke vertegenwoordiging is altijd al controversieel geweest. Lange tijd was het belangrijkste bezwaar ertegen dat de theorie niet op een ander politiek lichaam toegepast kon worden dan het Parlement. Zo werden in Frankrijk vragen gesteld bij de representativiteit van de Président de la République, en, daarna, bij die van de grondwettelijke rechters (Hamon, Troper, 2005). In België, waar de de theorie van de organieke vertegenwoordiging werd ingevoerd door Oscar Orban, in zijn Droit constitutionnel de la Belgique (Orban, 1906), bleef de controverse rond de invoering van ervan uit. De kwestie van de representativiteit van de Koning of van de leden van het Arbitragehof werd nooit bediscussieerd. Erger nog: de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 bevat geen enkele bepaling die dit principe, dat wel op het federale Parlement van toepassing is, omzet op het niveau van de gefedereerde entiteiten. De laatste Belgische jurist die terzake naar de controverse rond de theorie van de organieke vertegenwoordiging verwezen heeft was Pierre Wigny in Droit constitutionnel (Wigny, 1952). Sindsdien heeft de inhoud, noch het toepassingsgebied van het vertegenwoordigingsbeginsel het voorwerp van enige ernstige kritiek uitgemaakt. Alleen een het lopend doctoraatsonderzoek van A.-E. Bourgaux (ULB) lijkt de discussie opnieuw te willen opnemen. 2. Problematiek. Actuele ontwikkelingen werpen vandaag de dag een nieuw licht op dit gebrek aan belangstelling voor het vertegenwoordigingsbeginsel in België. In het bijzonder denken we
daarbij aan de opvallende eis van burgers om beter te worden betrokken bij de publieke besluitvorming (Ost, van de Kerchove, 2002 ; Chevallier, 2004). Deze ontwikkeling uit zich op twee manieren : (1°) Op een positieve wijze, door de stijging van het aantal instanties die tussenkomen vòòr de publieke besluitvorming, zoals bijvoorbeeld het geval is voor de werkzaamheden van het VIWTA bij het Vlaams Parlement inzake de evaluatie van de impact van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen (De Sutter, 2006). (2°) Op een negatieve wijze, door de toegenomen kritiek op het gebrek aan belang dat aan het standpunt van de burgers wordt gehecht in de publieke besluitvorming. Dit was bijvoorbeeld het geval in de controverse rond de toelating om GGO's (genetisch gemodificeerde organismen) te telen op Belgisch grondgebied (De Sutter, 2006). De eis tot meer burgerparticipatie steunt op een sterke stroming binnen de politieke filosofie en theorie, die op zijn beurt wordt versterkt door allerhande activistische praktijken. Samen vormen zij de drijvende kracht van de ontwikkeling van "burgerparticipatie" als een belangrijk politiek thema bij het begin van de 21ste eeuw (Sintomer, 2007 ; Crépon, Stiegler, 2007). Vanuit juridisch oogpunt heeft de ontwikkeling van de burgerparticipatie geleid tot twee kritieken betreffende het vertegenwoordigingsbeginsel. (1°) In de eerste plaats heeft ze aanleiding gegeven tot de theoretische formulering van een aantal kritieken ('doleanties') op de idee van vertegenwoordiging (Hardt, Negri, 2004), waarbij vooral het principe van de nationale vertegenwoordiging in vraag wordt gesteld. In de plaats hiervan wordt een verplichte inachtneming van concrete diversiteit van de burgers bepleit, eerder dan een ijl vertegenwoordigingsbeginsel dat is opgehangen aan een abstract lichaam zoals de Natie. (2°) Een tweede kritiek heeft geleid tot tot een praktische formering van een "lastenboek" voor de hervorming van de vertegenwoordiging (Latour, 2005). Dit "lastenboek" heeft als doel het principiële verbod van het imperatief mandaat gedeeltelijk te herbekijken. In tegenstelling tot wat de orgaantheorie voorziet, zou de ontwikkeling van nieuwe vormen van burgerparticipatie de verplichting in het leven roepen om in het grondwettelijk recht ruimte te maken voor ad hoc vertegenwoordigers, die anders dan door verkiezingen aangewezen zouden worden. Hier kan ook gekeken worden naar de evolutie van de (nietverkozen) representatieve orgaantheorie bij de uitvoerende macht, gezien de ontwikkeling van het concept van de mandaathouders eenzelfde probleem heeft doen rijzen (De Becker, 2006). Tenzij aangenomen wordt dat België geen representatieve democratie is, moet deze dubbele kritiek technisch aangepakt worden, zoals dit het geval is in Frankrijk of in Nederland (Hermitte et alii, 2003 ; Lindahl, 2000). 3. Centrale onderzoeksvraag en onderzoekshypothese. Hoe kunnen de eisen van art. 42 GW vanuit een juridisch oogpunt verzoend worden met de sociale eisen van de burgers, alsook met de politieke eisen van de institutionele spelers en de in de literatuur ontwikkelde kritieken? Of anders gesteld : hoe kunnen de eisen van art. 42 GW juridisch worden verzoend met de coëxistentie van heterogene praktijken terzake ? Dit is geenszins een abstract probleem. (1°) Vanuit de het oogpunt van rechtsfilosofie heb ik in mijn proefschrift over de rol van het VIWTA bij het Vlaams Parlement, al aangetoond dat dit probleem van coëxistentie concrete gevolgen heeft voor de legitimiteit en de rechtskracht van de beslissingen die door satellietorganen van parlementaire instellingen genomen worden (De Sutter, 2006). (2°) Vanuit het oogpunt van de politieke filosofie heb ik mij in het kader van het éénjarig postdoctoraal mandaat dat de Vrije Universiteit Brussel mij voor het jaar 2007 heeft toegekend, gepoogd aan te tonen dat dit probleem ook concrete gevolgen heeft voor de politieke aanvaardbaarheid van gerechtelijke strategieën die worden ingezet door activistische groeperingen, zoals de anti-GGO of anti-reclame groepen (Berns, De Sutter, 2008). (3°) Dit post-doctoraal onderzoeksproject strekt dan ook tot het onderzoek van de concrete gevolgen van deze ontwikkelingen voor de theorie en de grondslagen van het grondwettelijk recht als dusdanig. De hypothese die ik in voorliggend project wil toetsen op basis van een verkenning van de relevante staatsrechtelijke literatuur, luidt als volgt. Om in België een evenwicht te bewerkstelligen tussen enerzijds het grondwettelijk principe van vertegenwoordiging, en anderzijds de sociale eisen met betrekking tot participatie, de politieke respons erop en het hieraan verbonden militante activisme, is het noodzakelijk om het genoemde principe te herformuleren. In het kader van de Europese Unie heeft een soortgelijke bekommernis geleid tot de ontwikkeling van een hybride theorie, met name de theorie van de belangenvertegenwoordiging (Greenwood, 2003 ; Giorgi, 2006). Deze theorie is echter niet bevredigend in die zin dat zij niet meer doet dan de institutionele situatie (het monopolie van de belanghebbenden - de stakeholders) in het recht te verankeren, en dat is precies datgene waartegen de sociale participatie-eisen en activisme gericht zijn: de theorie verzekert geenszins dat er met de concrete eisen van burgerparticipatie rekening zou worden gehouden. Om tot een herformulering van het vertegenwoordigingsbeginsel te komen dat het evenwicht tussen alle krachten tot stand brengt, moeten een lokale en afgebakende toegang van nieuwe actoren tot de politieke besluitvorming mogelijk gemaakt worden (Callon, Lascoumes, Barthe, 2001). In dat geval zou de politieke vertegenwoordiging evolueren tot wat men een vorm van gedistribueerde vertegenwoordiging zou kunnen noemen. I. Doelstellingen De doelstellingen van voorliggend project zijn: A. Een exhaustieve analyse te bieden van het principe van vertegenwoordiging in het Belgisch grondwettelijk recht; B. Een volledige juridische analyse te ondernemen van de kritieken op dit principe; C. De problemen in kaart brengen die de vertegenwoordiging in het Belgisch grondwettelijk recht ondervindt; D. Onderzoeken op welke punten het vertegenwoordigingsprincipe onder impuls van deze problemen hervormd moet worden; E. De juridische noodzaak van deze hervorming afwegen tegen de geformuleerde politieke en sociale eisen; F. Tot een geloofwaardige formulering van het vertegenwoordigingsprincipe komen die rekening houdt met al deze elementen Organisaties: • Metajuridica
Onderzoekers: • Laurent DESUTTER • SERGE GUTWIRTH
Kwaliteit van zorg aan het levenseinde: een internationale comparatieve studie in Europa. Vrije Universiteit Brussel Abstract: INLEIDING Goede zorg aan het levenseinde is een groeiend aandachtsgebied voor zorgverleners, de algemene publieke opinie, evenals voor het gezondheidsbeleid. Deze toenemende aandacht wordt gevoed door de toename van het aantal mensen dat sterft met chronische aandoeningen en na een langdurige periode van ziekte, maar ook door de stijgende kosten van de gezondheidszorg, en het groeiende besef dat de kwaliteit van de zorg die mensen aan het einde van hun leven verkrijgen mogelijk niet steeds optimaal is. De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) heeft palliatieve zorg gedefinieerd als één van de prioritaire aandachtsgebieden voor het ontwikkelen van een gezondheidsbeleid in alle landen (1;2). Palliatieve zorg is een benadering die als doel heeft de levenskwaliteit te verbeteren van patiënten en hun naasten die geconfronteerd worden met een levensbedreigende aandoening, meer bepaald door de preventie en bestrijding van het lijden van een patiënt door vroegtijdige opsporing en behandeling van pijn of andere problemen, fysiek, psychosociaal en spiritueel (3). Meer in het bijzonder heeft de WGO palliatieve zorg voor ouderen met dementie als prioritair aandachtsgebied gedefinieerd (2). Ook al zijn de gegevens beperkt, er zijn aanwijzingen dat mensen met dementie een belangrijk risico lopen op suboptimale zorg aan het levenseinde o.a. omdat symptomen onvoldoende (h)erkend zouden worden of wensen/voorkeuren onvoldoende gedocumenteerd (2;4-18). Gezien het stijgend aantal mensen die met deze aandoening geconfronteerd zal worden in de komende decennia, vormen patiënten met dementie één van de belangrijkste uitdagingen voor een toekomstig volksgezondheidsbeleid (11;17;19-21). Ondanks de groeiende maatschappelijke aandacht voor zorg aan het levenseinde, blijken de omstandigheden van overlijden en de kwaliteit van het levenseinde van patiënten onvoldoende wetenschappelijk in kaart gebracht (22-26). Dit geldt voor België, maar ook voor de meeste andere landen in de wereld. Op basis van de overlijdensstatistieken, die gebaseerd zijn op de registratie van de overlijdensattesten, is wel inzicht verworven in doodsoorzaken, levensverwachting, en plaats van sterven (27). Enkele belangrijke studies, vooral uit het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, zijn uitgevoerd over zorgverlening aan het levenseinde (28-32). De meeste studies beperken zich echter vooral tot specifieke patiëntengroepen zoals kankerpatiënten, of tot de ervaring van patiënten in specifieke zorgsettings zoals palliatieve zorgeenheden of hospices, waardoor geen uitspraken die gelden voor alle stervenden gedaan kunnen worden (21;32-40). Daarenboven ontbreken basale epidemiologische beschrijvingen van de omstandigheden van het overlijden. Daarom werd -in kader van mijn aspirant mandaat bij FWO Vlaanderen- in 2004 de SENTI-MELC studie opgestart in België (41). SENTI-MELC staat voor "Sentinel netwerk - Monitoring End-of-Life care" of nog, het in kaart brengen van levenseindezorg in België (en op termijn het monitoren ervan) aan de hand van de gegevens geregistreerd door de Huisartsenpeilpraktijken ("Sentinel Network of General Practitioners"). De SENTI-MELC studie was de eerste ter wereld die dergelijk netwerk gebruikte om het levenseinde van mensen in kaart te brengen. Intussen zijn de resultaten uit 2004-2005-2006 beschreven in verschillende peerreviewed publicaties (41-44), in een Nederlandstalig boek (45), en binnenkort ook in mijn proefschrift. De voorliggende projectaanvraag betreft een comparatieve studie van de kwaliteit van zorg aan het levenseinde in een aantal Europese landen, en dit gebruikmakend van een replica van de
methodologie van de SENTI-MELC studie die werd ontwikkeld in kader van mijn FWO aspirant mandaat (2003-2007). We kunnen drie belangrijke hiaten of aandachtspunten identificeren in het huidig levenseindeonderzoek: 1) Afwezigheid van een systematische studie en opvolging van de kwaliteit van zorg aan het levenseinde Uit de SENTI-MELC studie is gebleken dat nog veel (4 op 10) "niet-plots overleden patiënten" -mensen met een sterfbed- overlijden in het ziekenhuis in België (43). Opnames in ziekenhuizen gebeuren ook vaak in de laatste levensweken en dagen, en mensen worden in de laatste levensmaanden meermaals verhuisd tussen zorgsettings (42;43). We vermoeden dat de continuïteit en kwaliteit van zorg hierdoor in het gedrang komt. Verder bleek dat palliatieve zorg ofwel niet ofwel te laat wordt ingezet aan het levenseinde. Bovendien verkrijgen mensen nog relatief veel belastende behandelingen in de laatste levensweken (44). Deze vaststellingen roepen vragen op over de kwaliteit van de geleverde zorg, kwaliteit van het stervensproces, het nut van bepaalde behandelingen, en de mate waarin de wensen van patiënten worden gerespecteerd. Ook buitenlandse onderzoekers wijzen op de nood aan onderzoek omtrent de kwaliteit van levenseindezorg (22;24;46;47). 2) Beperkte mogelijkheden om (kwaliteit van) levenseindezorg tussen verschillende landen te vergelijken Een belangrijke hiaat in levenseindeonderzoek is het gebrek aan internationale vergelijkingen over de omstandigheden van sterven en de kwaliteit van geleverde zorg (1;2;23). Dergelijk onderzoek kan nochtans belangrijke inzichten geven in de wijze waarop verschillen in organisatie van zorg, wijze van palliatieve zorgverlening, of type van rusthuizen, variatie in uitkomsten kunnen verklaren. Omdat de meeste landen in Europa (en daarbuiten) beschikken over een "sentinel netwerk van huisartsen" (één of meerdere netwerken die bepaalde regio's omvatten) (48), biedt de methode van de SENTI-MELC studie een unieke kans om dit op een grootschalig niveau uit te voeren, en om cross-nationale vergelijkingen van kwaliteit van zorg te maken. De "sentinel networks" opereren zeer uniform en hebben in het verleden reeds succesvol samengewerkt rond andere thema's (49). 3) Beperkt inzicht in de omstandigheden van overlijden van patiënten met dementie Het aantal mensen dat lijdt aan en sterft met dementie zal aanzienlijk toenemen in de komende decennia. Voor West-Europa is bvb. geschat dat prevalentiecijfers met 43% zullen stijgen tussen 2001 en 2020 (2;19;50-56). Palliatieve zorg heeft zich tot op heden vooral gericht op kankerpatiënten, wiens ziekte- en stervensproces erg verschillend is van dat van ouderen met dementie (57). Omdat het risico bestaat op laattijdige inschakeling van palliatieve zorg, op therapeutisch hardnekkig handelen aan het levenseinde, en op zorg die niet afgestemd is op de behoeftes/wensen van deze gradueel wilsonbekwaam wordende patiënten, is onderzoek naar kwaliteit van levenseindezorg voor personen met dementie als prioritair onderzoeksdomein geïdentificeerd (1;2;6;11;21;23). Wetenschappelijke inzichten m.b.t. het levenseinde voor deze patiënten en de kwaliteit van de geleverde zorg zijn nog erg beperkt (1;20;22;23). Organisaties: • Medische Sociologie
Onderzoekers: • LUC DELIENS • Lieve VAN DEN BLOCK
De roloriëntaties van parlementsleden in een complexer wordende institutionele omgeving. De rol van kiessystemen en van de organisatie van het parlement. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Uitgangspunten Leden van parlementaire assemblees worden altijd geconfronteerd met verschillende verwachtingen. Ze hebben verschillende taken waarop ze beoordeeld (kunnen) worden. Zo wordt van hen verwacht dat zij de bevolking correct vertegenwoordigen. Anderzijds wordt ook verwacht dat ze een bijdrage leveren aan het wetgevende werk. Het politiekwetenschappelijk onderzoek heeft die spanning in kaart gebracht en geanalyseerd met het concept van 'representational roles' (zie vooral Searing, 1994). Het onderzoek waarop dat gebaseerd is, heeft echter nood aan upgrading. De jongste decennia zijn er een aantal ontwikkelingen aan de gang waarvan verwacht kan worden dat zij de roloriëntaties van parlementsleden grondig beïnvloeden. De politieke agenda wordt minder voorspelbaar. De erosie van de traditionele religieuze en sociaaleconomische breuklijnen hebben tot gevolg dat vertegenwoordigers minder duidelijk kunnen afbakenen en definiëren wie of wat ze representeren. De vernieuwde aandacht voor territoriale tegenstellingen creëert ook nieuwe verwachtingen met betrekking tot de manier waarop de band met de te vertegenwoordigen bevolking kan gelegd worden. De toenemende Europese integratie en de sterkere regionalisering zorgen ook voor een (verdere) versterking van de macht van regeringen en voor een toenemend belang van intergouvernementeel overleg. De snelle ontwikkelingen in het medialandschap - steeds meer en diversere media, sterke personalisering - beïnvloeden de manier waarop parlementsleden zich aan de bevolking kunnen presenteren. In het wetgevende werk spelen de partijen een steeds grotere rol. Zij vragen discipline rond een coherente set van ideeën om de kiezer een duidelijk programma te kunnen aanbieden. Die partijdiscipline beperkt het geweten en de kwaliteiten van de individuele verkozenen. De spanning tussen de verschillende rollen van parlementsleden, tussen de verschillende verwachtingen van de kiezers, de partij, de media en de collega's in het parlement is daardoor meer dan ooit een actueel probleem dat om wetenschappelijk onderzoek vraagt. Theoretische inspiratie Daarom lijkt het ons nuttig en relevant om met nieuw empirisch materiaal aan te knopen bij de traditie van onderzoek naar 'representational roles'. We zouden daarbij de aandacht willen toespitsen op 'backbenchers', op parlementsleden die geen deel uitmaken van de regering en voor wie een plaats in de regering ook niet de eerste bekommernis of mogelijkheid is. Backbenchers zijn een interessante groep omdat zij immers, meer dan de frontbenchers, de vrijheid hebben om zelf vorm te geven aan de rollen die ze wensen in te vullen. Roloriëntaties van parlementsleden zijn patronen van cognitieve carrièredoelen en emotionele incentives (samen de motivational core van de rol), van kenmerkende attitudes en van gedragingen. Searing (1994) ontwikkelde de enige typologie die rekening houdt met de diverse rolcomponenten. Hij onderscheidde vier grote roloriëntaties: 'policy advocates', 'constituency members', 'ministerial aspirants' en 'parliament men'. Hoewel zijn kwalitatief werk van onschatbare waarde is en zeker als richtsnoer kan fungeren voor mijn onderzoek, moet gesteld worden dat zijn roltypologie te sterk ingebed is in de Britse context. De bevindingen kunnen niet zomaar getransponeerd worden op andere parlementen, ook al is de tegenstelling tussen parlementsleden die zich eerder toespitsen op het vertegenwoordigende werk (contact met de kiezers) en parlementsleden die zich eerder toespitsen op het wetgevende werk (inhoudelijke specialisatie) een zeer relevante tweedeling gebleken (Thomassen & Esaiasson, 2006). Een bijkomend element is dat de diepte-interviews, die de basis vormen van Searings werk, dateren uit de jaren 1970. Nieuw onderzoek is dus absoluut noodzakelijk om onder meer na te gaan of en hoe rollen beïnvloed worden door de diverse politieke en maatschappelijke ontwikkelingen die we hierboven schetsten. In dat nieuwe onderzoek willen we op twee vlakken proberen nieuw materiaal en nieuwe inzichten aan te brengen. In eerste instantie plannen we ons onderzoek bij een staal van parlementsleden uit veertien verschillende landen. In tweede instantie willen we naast de leden van de nationale parlementen ook de volksvertegenwoordigers op het regionale (deelstatelijke) niveau bevragen (zie ook nog verder). We kunnen daardoor de institutionele context waarin parlementsleden (moeten) functioneren maximaal laten variëren. We sluiten ons daarbij uitdrukkelijk aan bij de traditie van het rational choice institutionalisme. Politieke rollen zijn immers een resultante van het samenspel tussen de individuele voorkeuren en de institutionele setting (Strøm, 1997). Hoewel parlementsleden ontegensprekelijk verschillende doelen proberen te realiseren, toch worden ze allen primair geconfronteerd met de nood aan herverkiezing (Mayhew, 1974). Welke rol ze dan opnemen en hoe ze die invullen, hangt enerzijds af van het electoraal systeem en anderzijds van de organisatie van de parlementaire assemblee. De bredere institutionele context (partijsysteem, relatie tussen partijen en belangenorganisaties, organisatie van de media, volatiliteit van het stemgedrag, ...) mag daarbij ook nooit uit het oog verloren worden. Alleen expliciet comparatief onderzoek kan precies aan het licht brengen hoe dit functioneert. Onze onderzoeksvraag luidt derhalve als volgt: Op welke manier en in welke mate beïnvloeden het electoraal systeem en de organisatie van de parlementaire assemblee de roloriëntaties van parlementsleden? En meer in het bijzonder: hoe beïnvloedt deze institutionele context de keuze voor een roloriëntatie die eerder gericht is op het wetgevende werk dan wel op het vertegenwoordigende werk (policy advocates versus constituency members). Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • CHRISTIAN DESCHOUWER
Neurale basismechanismen van trekoordelen: de rol van tijdsintegratie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: ACHTERGROND en DOEL van dit onderzoek De jongste vijftal jaren is er heel wat onderzoek verricht over de neurale processen die de grondslag vormen van sociale oordelen, o.a. over karaktertrekken en intenties/doelen van andere personen. Daarbij gebruikt men de nieuwste beeldvormingtechnieken: de event-related potential (ERP) techniek laat toe de timing van sociale oordelen tot op de milliseconde nauwkeurig te bepalen en een ruwe lokalisatie in de hersenen uit te voeren (met behulp van LORETA; Pascual-Marqui et al., 2002). De functional magnetic resonance imaging (fMRI) techniek laat bovendien toe om vrij nauwkeurig de lokalisatie vast te stellen van de betrokken hersengebieden of . circuits. In een meta-analyse van meer dan 100 fMRIonderzoeken over sociale oordelen, kwam Van Overwalle (2008) tot de conclusie dat oordelen over persoonlijkheidstrekken en gedragsdoelen van anderen, twee belangrijke sociale oordelen zijn waarover al vrij veel onderzoek verricht is met betrekking tot hun lokalisatie in de hersenen. Echter, de fundamentele neurale basismechanismen bij oordelen van vooral persoonlijkheidstrekken zijn nauwelijks opgehelderd, en de bedoeling van dit project is dit verder te ontsluieren. Organisaties: • Experimentele en Toegepaste Psychologie
Onderzoekers: • FRANK VAN OVERWALLE
Een taxonomische herconceptualisatie van persoonlijkheidsstoornissen: persoonlijkheidsdimensies en mate van disfunctie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Inleiding As II van de huidige editie van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR; APA, 2000) wordt internationaal gebruikt voor de beschrijving en diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen. Desondanks gaat deze diagnostische taxonomie nog steeds gepaard met theoretische en methodologische problemen. De categoriale benadering resulteert namelijk in belangrijke knelpunten zoals een overmatige heterogeniteit binnen elke van de tien specifieke diagnostische categorieën en de ontoereikendheid van deze categorieën. Om een meer gedifferentieerde en volledigere classificatie te bekomen, is een overschakeling naar een dimensionaal systeem noodzakelijk. Recent onderzoek (Clark, 2007; Widiger & Simonsen, 2005) duidt het Vijf Factoren Model (VFM) aan als geschikt dimensionaal systeem, omdat het een valide taxonomie is om zowel adaptieve als maladaptieve persoonlijkheidskenmerken te beschrijven. Aan de hand van VFM prototypes, gebaseerd op de lagere-orde structuur (zes facetten per domein), kunnen subtiele beschrijvingen van specifieke DSM-IV-TR persoonlijkheidsstoornissen gemaakt worden (Miller, Bagby, Pilkonis, Reynolds & Lynam, 2005; Samuel & Widiger, 2006). De validiteit van deze prototypes werd echter nog niet systematisch onderzocht. Een bijkomend probleem is dat er geen prototypes bestaan voor een van de meest voorkomende diagnoses in de klinische praktijk (Westen & Arkowitz-Westen, 1998; Verheul & Widiger, 2004): 'persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven'. Hierbij zijn aan de algemene DSM-IV-TR criteria voor de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis voldaan, maar kan op basis van de huidige criteriavereisten geen specifieke persoonlijkheidsstoornis worden vastgesteld. Nader onderzoek naar de specifieke kenmerken van deze categorie in termen van het VFM is noodzakelijk om tot een omvattende classificatie van persoonlijkheidspathologie te komen. Een ander belangrijk knelpunt bij de huidige DSM classificatie is dat de algemene definitie van een persoonlijkheidsstoornis de aanwezigheid van disfunctie (subjectieve stress of functionele tekortkomingen) vereist, maar dat dit aspect in de klinische praktijk niet afzonderlijk wordt gemeten (Clark, 2007). Oorzaak is dat een integrale theorie op basis waarvan disfunctie kan beschreven worden ontbreekt. Parker en collega's (2002) zijn de enigen die, op basis van de bestaande empirische literatuur, mogelijke indicatoren van disfunctie hebben geïdentificeerd. Volgens hun intieel onderzoek (Parker et al., 2004) zijn er 11 indicatoren voor disfunctie, die een hogere-orde structuur vormen, bestaande uit twee dimensies: non-coping en noncooperativeness. Een noodzakelijke stap is de empirische validering van hun theoretisch model en even cruciaal is het nagaan van de klinische bruikbaarheid van dit model. Doelstellingen Om een antwoord te kunnen bieden op bovengenoemde problemen met de huidige DSM classificatie zijn de belangrijkste objectieven van dit onderzoek: 1) De classificatie van persoonlijkheidsprototypes op basis van het VFM verder ontwikkelen door a) de reeds bestaande prototypes te valideren, en b) bijkomende prototypes te formuleren voor de categorie 'persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven', opdat de variatie voorkomend bij persoonlijkheidsstoornissen voldoende omvat wordt (Onderzoeksfase 1). Dit maakt een fundamentele herziening van het DSM systeem in termen van het dimensionale VFM mogelijk. 2) Het theoretisch model voor disfunctie van Parker en collega's a) empirisch valideren en b) de klinische bruikbaarheid ervan nagaan (Onderzoeksfase 2). Zo wordt het mogelijk om disfunctie afzonderlijk te meten, een stap die noodzakelijk is om van een persoonlijkheidsstoornis te kunnen spreken. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Determinanten van persoonlijke buurtnetwerken bij ouderen: het ééndimensionale denken voorbij. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met dit onderzoeksproject willen we de relatie onderzoeken tussen sociale netwerken en verbondenheid met een territorium of plaats, twee constituerende dimensies van sociale cohesie (Forrest & Kearns, 2001), die vaak met elkaar in verband worden gebracht tegen de achtergrond van het wetenschappelijke debat over de vermeende teloorgang van 'gemeenschap'. We richten ons op de vraag of, voor wie en op welke manier de buurt, binnen de heterogene groep van zelfstandig wonende ouderen, van betekenis is voor het aangaan en onderhouden van sociale relaties. Via een surveyonderzoek (n= 35.565) en een kwalitatieve studie naar het verband tussen buurt en gemeenschap bij ouderen, zullen we constructief kunnen deelnemen aan de internationale theoretische discussie over de ruimtelijke dimensie van sociale netwerken en de sociale dimensie van ruimtelijke nabijheid. 1. Theoretische situering: De vraag naar de wisselwerking tussen de lokale leefomgeving en het aangaan en onderhouden van sociale banden kan sinds lange tijd op belangstelling rekenen binnen de sociale wetenschappen. Een groot deel van de internationale literatuur over buurten en netwerken ontleent inzichten aan het sociaal-ecologische perspectief van de stadssociologen binnen de Chicago School (Park, Burgess, & McKenzie, 1925; Wirth, 1938). Geïnspireerd door het werk van Simmel en Tönnies, verbinden de leden van deze School de studie van gemeenschap aan een ruimtelijk gebied met gelijksoortige sociale kenmerken of 'natural areas' (Park, 1936). Zo heeft Wirth's bekende essay 'Urbanism as a way of life' (1938) de gedachte gevoed dat processen van verstedelijking en industrialisering een levensstijl veroorzaken die gekenmerkt wordt door onpersoonlijke, vluchtige primaire relaties, en zich fundamenteel onderscheidt van die op het platteland. Een zekere associatie van gemeenschap met een verlangen naar de dichtere, warmere en harmonieuzere sociale banden van het premoderne dorpsleven was de auteurs van de Chicago School dus niet vreemd. In tegenstelling tot de beweringen over een teloorgang van sociale netwerken in stadsbuurten, benadrukken latere sociologische studies (Gans' The Urban villagers, 1962; Young & Willmott, 1957) het blijvende bestaan van lokale solidaire gemeenschappen. Met de vorige benaderingen hebben deze studies die een 'discovery-of-community' voorstaan echter gemeen dat er nauwelijks een conceptueel onderscheid gemaakt wordt tussen buurt en gemeenschap. De vooronderstelling dat gemeenschap territoriaal bepaald is en bestudeerd moet worden, is dan ook niet van fundamentele kritiek gespaard gebleven. Zo kreeg het wetenschappelijke debat over de 'community question' een nieuwe impuls onder invloed van auteurs die een opvatting van gemeenschap als persoonlijk netwerk voorstonden (Fischer, 1977, 1982; Wellman, 1979; Wellman & Leighton, 1979). Vertrekkende vanuit een kritiek op 'community lost' en 'community saved' benaderingen stelt Wellman (1979, p. 1202-1203) dat "analyses have tended to take as their starting point extrinsic mappings of local area boundaries and then proceeded to enquire into the extent of communal interaction and sentiment within these boundaries". Vanuit een netwerkanalytisch perspectief, waarbij de structuren van relaties los van een vooraf bepaalde lokaliteit bestudeerd worden, ontwikkelt Wellman het argument dat ruimtelijke nabijheid minder belangrijk is geworden voor het aangaan en onderhouden van relaties. Processen als verstedelijking, geografische mobiliteit en telecommunicatie hebben ervoor gezorgd dat sociale relaties 'bevrijd werden' van de locatie, waardoor we volgens deze
auteur eerder kunnen spreken over 'community liberated'. "Personal community networks are rarely neighbourhood solidarities" (Wellman, 1996: 348). Recenter onderzoek naar de relatie tussen buurt en gemeenschap (Guest & Wierzbicki, 1999; Guest, 2000; Thomése & van Tilburg, 2000) heeft aan de netwerkanalytici het inzicht ontleend dat voor een goede inschatting van het relatieve belang van lokaal georiënteerde persoonlijke netwerken, ook de informele en formele relaties buiten de buurt: de 'relational alternatives' (Völker, Flap & Lindenberg, 2007) mee in rekening moeten worden gebracht. Buurt en gemeenschap worden niet langer als onlosmakelijk beschouwd. 2. Probleemstelling: De belangstelling voor buurtrelaties lijkt achterhaald in een tijd van internet, media, reizen en globalisering. Thomése (1998) geeft echter verschillende redenen aan die het tegendeel uitwijzen, zeker wanneer lokale netwerken van ouderen centraal staan. Ten eerste sluit een algemene tendens naar geografische spreiding van netwerken niet uit dat hierin een grote variatie optreedt. Onder invloed van processen als urbanisatie en geografische mobiliteit kunnen netwerken meer of minder lokaal gericht zijn. Er is volgens Thomése geen reden om aan te nemen dat de opkomst van steeds nieuwe vervoers- en communicatiemiddelen die verschillen teniet doet. Ten tweede vergt het zekere persoonlijke hulpbronnen zoals gezondheid, mobiliteit, vaardigheden en geld om onafhankelijk te zijn van de lokale leefomgeving (Thomése, 1998, p. 10-11). Op basis van de 'multiple jeopardy hypothesis' (Hammond, 1995), of de combinatie van meerdere achtergestelde posities, zoals fysiek kwetsbare ouderen met een lage socioeconomische status, kan dan ook een sterkere omgevingsafhankelijkheid verwacht worden. Gezien het belang van sociale netwerken voor het subjectieve welbevinden van ouderen (Antonucci, Sherman & Akiyama, 1996; Knipscheer, de Jong Gierveld, van Tilburg & Dykstra, 1995; Pinquart & Sörensen, 2000; Vanden Boer & Pauwels, 2004), is de studie naar de betekenis van de buurtrelaties van deze ouderen daarom uitermate relevant. Niet álle ouderen zijn echter in dezelfde mate 'neighborhood-bound' (Oh, 2003, p. 490) voor wat betreft het sociale leven. Het werk van bv. Fischer (1982), Guest en Wierzbicki (1999) en Thomése (1998) over de relatie tussen buurt en gemeenschap toont aan dat omgevingsgerichtheid sterk kan verschillen tussen personen én situaties. Het voorgestelde onderzoeksproject richt zich dan ook op de vraag of, voor wie en op welke manier de buurt, binnen de groep van zelfstandig wonende ouderen, van betekenis is voor het aangaan en onderhouden van sociale relaties. Dit perspectief leunt aan bij de aanbeveling van Völker en haar collegae tot verder onderzoek naar de condities van het bestaan van lokale gemeenschappen (Völker, 2005; Völker et al., 2007). Omwille van de vele obstakels bij het onderzoek naar sociaal kapitaal en gemeenschap, lijkt het volgens Völker (2005, p. 13) beter om niet de trendvraag (is er een teloorgang? Zie bv. Putnam, 1995, 2000) bovenaan de agenda te plaatsen, "maar eerst te kijken hoe het thans gesteld is met sociaal kapitaal en gemeenschap, wat de oorzaken en de effecten zijn". Aansluitend bij de netwerktheoretische onderzoekstraditie worden door Völker de condities voor het bestaan van gemeenschap gelijkgesteld aan de condities voor het bestaan van relaties of netwerken. Er zijn echter slechts weinig studies die de psychologische mechanismen aan de vraagzijde van sociale contacten, zoals behoeften en individuele preferenties, combineren met sociologische aanbodstheorieën van sociale relaties over sociale settings en contexten (extra-individuele condities) (Ibid., p. 14). Literatuuronderzoek naar de determinanten van lokale sociale verbondenheid of - banden bij ouderen leert ons dat dit ook binnen de gerontologische theorievorming een 'blinde vlek' is. Bovendien blijkt dat hoewel het onderzoek naar sociale banden bij ouderen de laatste jaren een hoge vlucht heeft genomen, de meeste studies zich focussen op effecten van sociale relaties op psychische en fysieke gezondheid (Garcia et al., 2005; Glass et al., 2006; Litwin, 2006; Unger et al., 1999; Zunzunegui et al., 2004), subjectief welbevinden (Antonucci et al., 1996; Baxter et al., 1998; Litwin, 2001; Pinquart & Sörensen, 2000) en onveiligheidsgevoelens (De Donder, Verté & Messelis, 2005; Ross & Jang, 2000; Rountree & Land, 1996), en niet op de determinanten. Uitzonderingen zoals de studies van bv. de Jong Gierveld en Fokkema (1998) en Thomése en van Tilburg (2000) die zich focussen op de structuur van sociale banden bij ouderen, leggen dan weer zeer sterk de nadruk op één bepaald type van contextuele determinanten, m.n. de urbanisatiegraad. Feit is dat de factoren die de lokale sociale verbondenheid en netwerken beïnvloeden steeds vanuit een partieel perspectief benaderd worden. Voor een adequaat begrip van deze determinanten is het o.m. noodzakelijk om de verschillende omgevingsfactoren waarvan is aangetoond dat zij van invloed zijn op de structuur of intensiteit van sociale banden, zoals o.m. urbanisatiegraad, geografische mobiliteit (Kasarda & Janowitz, 1974; Thomése, 1998; Wenger, 1995), buurtsamenstelling (Musterd & Goethals, 1999), fysieke buurtkenmerken en toegankelijkheid van de buurt (Leyden, 2003; Thompson & Krause, 1998) en ontmoetingskansen zoals winkels, parken en voorzieningen (Völker et al., 2007), binnen één theoretisch kader te plaatsen. Omgevingskenmerken blijken trouwens niet enkel in hun 'objectieve' variant bij te dragen aan het begrijpen van de determinanten van sociale netwerken van ouderen. Bowling en Stafford (2007) wijzen dan ook op een onafhankelijk effect van de percepties van ouderen over hun buurt. Naast het gefragmenteerde empirische perspectief wat betreft de contextuele determinanten, blijkt het bestaande wetenschappelijke onderzoek bovendien weinig inzicht te bieden in de wijze waarop de meer sociaal-structurele en psychologische of persoonlijke factoren, zoals bv. onveiligheidsgevoelens (Oh, 2003), individuele motivatie (Völker et al., 2007), relationele alternatieven (Ibid.), hulpbehoevendheid (Thomése, 1998), en socio-demografische kenmerken (zie Campbell & Lee, 1992) met elkaar interfereren. Ten slotte kan worden vastgesteld dat door een eenzijdige focus op de "relative size and composition" (Thomése & van Tilburg, 2000), ook de kenmerken van lokale banden van ouderen slechts vanuit een ééndimensionaal perspectief bestudeerd worden. Naast de kwantiteit zijn echter ook de kwaliteit (de verschillende vormen van steun) en de tevredenheid essentiële eigenschappen van lokale persoonlijke netwerken die verdisconteerd moeten worden in de gegevensanalyse (De Groof & Elchardus, 2003). Uitgaande van de vermelde leemtes in de bestaande literatuur, waarbij slechts gedeeltelijk inzicht wordt geboden in de determinanten van eendimensionaal gedefinieerde lokale sociale netwerken, werden onze centrale onderzoeksvragen opgesteld. 3. Onderzoeksvragen: Bovenstaande probleemstelling toont aan dat voor een adequaat begrip van de determinanten en kenmerken van lokale persoonlijke netwerken bij ouderen, een toetsing van een geïntegreerd model vereist is, waarin de verschillende componenten worden verbonden. Binnen dit geïntegreerd model worden de - op basis van (verder) literatuuronderzoek gespecificeerde - determinanten, zoals psychologische en persoonsgebonden kenmerken, en 'subjectief beleefde' en objectieve woonomgeving, als onafhankelijke variabelen beschouwd. Als eerste onderzoeksvraag willen we de invloed nagaan van deze onafhankelijke variabelen op de intensiteit en kwaliteit van, en tevredenheid over lokale sociale netwerken, of de afhankelijke variabelen. Zo kunnen we verschillende inzichten uit de internationale literatuur toetsen aan de hand van één conceptueel model. Klopt de these als zou de intensiteit en kwaliteit van, en de tevredenheid over lokale netwerken bij ouderen toenemen naarmate de verhuismobiliteit in de buurt kleiner, de homogeniteit van de buurtsamenstelling groter, het ontmoetingsaanbod uitgebreider, de relationele alternatieven van de oudere beperkter, en de perceptie van de buurt positiever is? Wat is de relatieve impact van deze factoren in het verklaren van verschillen in de afhankelijke variabelen? Vervolgens richten we ons op de vraag of het, binnen dit geïntegreerd model, mogelijk is om op basis van de 'multiple jeopardy hypothesis' (Hammond, 1995), specifieke deelpopulaties te onderscheiden. We gaan m.a.w. na welke ouderen, met welke specifieke combinaties van achtergestelde posities, sterk afhankelijk zijn van hun onmiddellijke leefomgeving voor het onderhouden van sociale netwerken, en we onderzoeken daarbij de relatieve impact van omgevingscondities, zoals o.m. ontmoetingskansen en fysieke toegankelijkheid van de buurt, op de mate van tevredenheid over de lokale relaties bij deze subgroepen. Hierbij aansluitend toetsen we de 'environmental docility hypothesis' (Lawton, 1980; Thomése, 1998) die stelt dat de effecten van de omgeving op kenmerken van het lokale netwerk (zoals kwaliteit en tevredenheid) het sterkst opgaan bij ouderen met lagere inkomens en een geringe mobiliteit. Organisaties: • Agogiek
Onderzoekers: • DOMINIQUE VERTE
Van uitstel komt afstel? Een longitudinale analyse naar nieuwe patronen van gezinsvorming aan de hand van de volkstelling van 1991 en de algemene socio-economische enquête van 2001. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoeksopzet en probleemstelling De voorbije decennia is de vruchtbaarheid op doorgedreven wijze gedaald. In nagenoeg alle Europese landen ligt het totaal vruchtbaarheidscijfer sinds de jaren 1970 onafgebroken onder het vervangingsniveau van 2,1 kinderen per vrouw. Deze ontwikkeling is deels het gevolg geweest van het uitstel van het ouderschap naar steeds latere leeftijden (Bongaarts & Feeney, 1998). Dit impliceert dat de recuperatie van het totaal vruchtbaarheidscijfer naar de toekomst toe zal afhangen van (a) verdere ontwikkelingen met betrekking tot de timing van vruchtbaarheid, en (b) de mate waarin uitgestelde geboorten daadwerkelijk worden gerealiseerd op latere leeftijden (Lesthaeghe & Willems, 1999). De focus van dit
doctoraatsproject is gelegen op de tweede kwestie waarbij de mechanismen achter de vruchtbaarheidsrecuperatie worden onderzocht bij vrouwelijke cohorten die een nieuwe standaard hebben gezet met betrekking tot uitstel van vruchtbaarheid in België. Onderzoeksvraag Sinds het midden van de jaren 1960 is het vruchtbaarheidsregime in België grondig gewijzigd. Het totaal vruchtbaarheidscijfer daalde tot onder het vervangingsniveau, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind bleef stijgen. Op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 reconstrueerde Neels (2006) de pariteitsspecifieke vruchtbaarheidspatronen tussen 1960 en 1990 in België. Hieruit bleek dat vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 nieuwe standaarden hebben gezet met betrekking tot het uitstel van een eerste en tweede geboorte. De analyse van de cohortenprofielen toonde aan dat de uitstelbeweging in belangrijke mate werd gedreven door de democratisering van het onderwijs, de toename van het opleidingsniveau, en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Een dergelijk uitstelgedrag werd echter reeds aangetroffen bij hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen uit de vroege jaren 1920. Dit impliceert dat de uitstelbeweging van de afgelopen decennia dus niet zozeer van innovatief vruchtbaarheidsgedrag getuigt, maar veeleer moet worden begrepen als een gevolg van de forse toename van het aandeel hoogopgeleide en beroepsactieve vrouwen. Tegenover het uitstel van eerste en tweede geboorten staat een vrij algemeen afstel van geboorten van derde en hogere rang. Ongeacht opleidingsniveau en arbeidsmarktparticipatie blijken nog maar weinig vrouwen een geboorte van derde en hogere rang te realiseren. Een opmerkelijke vaststelling is dat de stap naar een derde geboorte in België nog het vaakst wordt gezet door hoogopgeleide vrouwen (ibidem). Desalniettemin blijkt uit recente surveygegevens een toenemende preferentie voor steeds kleinere gezinnen. Een groeiend aandeel vrouwen zegt nog maar één kind te willen (Goldstein, Lutz & Testa, 2003). Omdat de vruchtbaarheidsprofielen in België retrospectief werden gereconstrueerd op basis van de volkstellingsgegevens van 1991 kon tot nu toe nog maar weinig worden gezegd over de vruchtbaarheidsrecuperatie bij sterk uitstellende generaties en de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Vrouwen geboren tussen 1960 en 1965 waren op het einde van 1990 bijvoorbeeld nog maar 25 tot 30 jaar oud, terwijl de gemiddelde moederschapsleeftijd bij de geboorte van het eerste kind rond de 27 à 28 jaar schommelt. Door gebruik te maken van de gekoppelde volkstellingsgegevens van 1991 en 2001 wordt het echter mogelijk om de observatieperiode met 10 jaar uit te breiden. Op die manier ontstaat een prospectief onderzoeksdesign waardoor de vruchtbaarheidsrecuperatie kan worden bestudeerd tussen 1991 en 2001. Dit zijn de jaren waarin de sterk uitstellende generaties het gros van hun vruchtbaarheid zullen realiseren. Leidt hun uitstel tot afstel? En welke factoren oefenen een bevorderlijk dan wel een remmend effect uit op de vruchtbaarheid? Beide vragen staan centraal in het voorgestelde doctoraatsonderzoek. De effecten van arbeid en gezin In vorig onderzoek werd het uitstel van het ouderschap gerelateerd aan het verhoogde opleidingsniveau en de gestegen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. De investering in een carrière vraagt tijd en verhoogt de opportuniteitskosten die aan het moederschap zijn verbonden. Vanuit die optiek kan een verder uitstel van het moederschap worden verwacht naarmate vrouwen hun kansen weten te verzilveren op de arbeidsmarkt. Sinds een aantal jaren stelt men echter vast dat landen met een hoog aandeel tewerkgestelde vrouwen precies de hoogste totale vruchtbaarheidscijfers laten optekenen (Brewster & Rindfuss, 2000). Het is natuurlijk de vraag of deze verbanden op geaggregeerd niveau zich ook voordoen op individueel niveau. Desalniettemin roept een dergelijke vaststelling nieuwe vragen op met betrekking tot de relatie tussen vruchtbaarheid en vrouwelijke arbeidsmarktparticipatie. Dit verband getuigt van een complexer karakter dan vaak wordt gedacht. Zo suggereert recent onderzoek voor Vlaanderen dat het moederschap onder afgestudeerde en samenwonende vrouwen typisch wordt uitgesteld door drie groepen: zij die helemaal geen job hebben, zij die juist een heel drukke baan hebben, en zij die een deeltijdse baan hebben maar vrezen om hun werk te verliezen. Ook regionale karakteristieken spelen een rol: uitstel van ouderschap is het meest uitgesproken in regio's met een hoog vrouwelijk werkloosheidscijfer en in regio's met een hoge mate van genderongelijkheid op de arbeidsmarkt (Van Bavel & De Wachter, 2007). Uit het voorgaande blijkt dat verschillende facetten van de arbeidsmarkt een verschillende impact uitoefenen op het uitstel van het ouderschap. Blijft echter de vraag wat de implicaties zijn van dit uitstel met betrekking tot de vruchtbaarheid die uiteindelijk wordt gerealiseerd. En in het bijzonder de factoren die in dit verhaal een rol spelen. Hoe hangen vol- en deeltijdse banen samen met het krijgen van een kind? Wat is de impact van het aantal uren werk per week? Speelt het type job een rol? Is de sector van tewerkstelling van belang? Werk in de overheidssector gaat doorgaans gepaard met betere faciliteiten om arbeid en gezin met elkaar in overeenstemming te brengen dan werk in de privésector (Mandel & Semyonov 2006). De bovenstaande vraagstellingen kunnen echter niet op afdoende wijze worden beantwoord zonder rekening te houden met de karakteristieken van partner en gezin. Is er bijvoorbeeld sprake van betekenisvolle interacties tussen de beroepsactiviteit en het opleidingsniveau van beide partners? In de literatuur wordt het belang van een gezinsperspectief in steeds belangrijkere mate onderkend, maar heeft voorlopig niet geleid tot systematisch onderzoek vanuit dat perspectief vanwege een gebrek aan geschikte data. De effecten van huisvestingskenmerken Hoewel sinds de jaren 1980 een aantal studies werden uitgevoerd met betrekking tot huisvesting en gezinsvorming, is de relatie tussen huisvesting en vruchtbaarheid nog maar zelden onderzocht. Volgens Mulder (2006) is er sprake van een tweezijdige relatie: demografisch gedrag oefent een impact uit op huisvesting, net zoals huisvesting een invloed uitoefent op demografisch gedrag. In dit onderzoek zal dieper worden ingegaan op het tweede luik van dit verband, en meer bepaald of huisvestingskenmerken een rol spelen in de vruchtbaarheidsrecuperatie van sterk uitstellende generaties. Huisvesting en gezinsvorming hangen echter bijzonder sterk samen, in die mate zelfs dat het vaak moeilijk is om te spreken van directe causale verbanden. Meestal worden beide beslissingen in samenspraak genomen of beïnvloed door gemeenschappelijke factoren. Desalniettemin achten we het belangrijk om deze denkpiste verder te exploreren. In dit project worden daartoe drie huisvestingskenmerken geoperationaliseerd: de vraag of men eigenaar dan wel huurder is van een woning, of het type woning een rol speelt (appartement of huis), en wat de impact is van de kwaliteit van de woning (al dan niet comfortabel, aanwezigheid van een tuin). Daarnaast wordt ook gekeken of kenmerken van de overkoepelde woningmarkt een rol spelen. Welke impact gaat bijvoorbeeld uit van regionale kenmerken zoals huur- en kostprijzen van woningen? Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • PATRICK DEBOOSERE
Op zoek naar een nieuw paradigma voor de professionele carrière: Individu versus organisatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderzoeksvraag "In hoeverre bepalen individuele, carrièrepsychologische variabelen (nl. carrièrevoorkeuren van een individu) versus organisationele, personeelsstrategische variabelen (nl. carrièrekansen aangeboden aan een individu) het carrièretype (nl. de mobiliteitsvorm) alsook de definitie en mate van carrièresucces (zoals gemeten volgens de drie categorieën extrinsiek-objectief, extrinsiek-subjectief en intrinsieksubjectief) van dat individu?" Theoretisch kader Dit project zal een bijdrage leveren aan de hedendaagse literatuur rond professionele carrières door in te gaan op de dringende en fundamentele oproep naar meer empirisch onderzoek rond de betekenis van de constructen 'carrière' en 'carrièresucces' (Poole, Langan-Fox & Omodei, 1993; Heslin, 2005). De materie zal worden onderzocht vanuit een dubbel, arbeids- en organisatiepsychologisch perspectief dat zowel het individu (psychologie) als de organisatie (strategie) in beschouwing neemt. Het standpunt van het individu ten opzichte van carrières en carrièresucces wordt vertegenwoordigd binnen het onderzoeksveld van de carrièrepsychologie. In de moderne carrièreliteratuur wordt in dit verband steeds vaker verwezen naar 'nieuwe' vormen van carrière en carrièresucces, waarin 'boundaryless' en 'protean' waarden steeds meer de traditionelere, bureaucratische carrièretypes zouden verdringen (Adamson, Doherty & Viney, 1998; Arthur, 1994; Dany, 2003; Fugate, Kinicki & Ashfort, 2004; Rousseau, 1995; Sullivan, 1999). Terwijl 'boundaryless' verwijst naar het psychologisch ongebonden zijn aan organisationele of functionele grenzen, waardoor laterale en inter-organisationele mobiliteit psychologisch evenwaardig worden aan opwaartse mobiliteit, impliceert de term 'protean' een voorkeur voor carrièrezelfmanagement (CZM) waarbij het individu zich laat leiden door zijn of haar persoonlijke normen- en waardensysteem (Briscoe & Hall, 2006; Briscoe, Hall & DeMuth, 2006). Het standpunt van organisaties tegenover carrières en carrièresucces wordt dan weer weerspiegeld in de personeelsstrategie. De laatste jaren is er een trend naar werknemerssegmentatie merkbaar, die zich in de eerste plaats manifesteert in de vorm van 'talent management' strategieën. Deze vorm van organisationeel carrièremanagement (OCM) vertrekt vanuit de vaststelling dat opwaartse (hiërarchische) carrièremobiliteit en jobzekerheid in de
toekomst voor steeds minder werknemers zal weggelegd zijn, en dat een segmentatie van het personeelsbestand nodig zal zijn om te zorgen dat beschikbare carrièrekansen gereserveerd worden voor diegenen met uitzonderlijke talenten - namelijk high potentials en sleutelexperts ("key experts") (Dries & Pepermans, 2007; Dries & Pepermans, 2008; McCall, 1998). In eerdere studies van eigen hand werd reeds exploratief op de problematiek van het definiëren (Dries & Pepermans, 2008; Dries, Pepermans & Carlier, 2007; Dries, Pepermans & De Kerpel, in press) en het meten (Dries, Pepermans, Hofmans & Rypens, 2007; Hofmans, Dries & Pepermans, 2007) van het construct 'carrièresucces' (CS) ingegaan. In deze studies werd een opdeling bekomen tussen drie meetvormen voor succes: ??extrinsiek-objectief (de operationalisatie van CS is gebaseerd op maatschappelijke of op onderzoek gebaseerde normen en waarden; data wordt verzameld via personeelsbestanden); ??extrinsiek-subjectief (de operationalisatie van CS is gebaseerd op maatschappelijke of op onderzoek gebaseerde normen en waarden; data wordt verzameld via zelfrapportering); ??intrinsiek-subjectief (de operationalisatie van CS is gebaseerd op persoonlijke normen en waarden; data wordt verzameld via zelfrapportering). Het oogmerk van het huidige project is om de bevindingen van de voornoemde exploratieve studies te toetsen in een model dat individu (carrièrepsychologie-CZM) en organisatie (personeelsstrategie-OCM) verbindt met twee carrière-uitkomstvariabelen nl. carrièretype en carrièresucces Organisaties: • Arbeids- en Organisatiepsychologie
Onderzoekers: • ROLAND PEPERMANS
'Het Huis van de toekomst?' De openbare omroep in een netwerksamenleving: een geografisch-comparatief en kritischevaluerend onderzoek naar de impact van digitalisering bij publieke omroepen in een geconvergeerd digitaal medialandschap. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Context en situering: De openbare omroep als instelling heeft sinds zijn oprichting steeds zijn legitimiteit weten te behouden, al is hij op geen enkel moment niet-gecontesteerd gebleven. In eerdere en actuele discussies werd de instelling inderdaad onder vuur genomen en werden vragen gesteld rond de culturele opdracht, marktfalen en concurrentievervalsing, de ambiguïteit van Staatssteun binnen een Europese context, de (on)afhankelijkheid tegenover de politieke klasse en de financieringsregeling; evenzeer werden de verschillende functies net vanuit diverse hoeken verdedigd (o.m. Armstrong, 2005; Biltereyst, 2004; Jacka, 2003; Harisson & Woods, 2001; Saeys & Coppens, 2003; Ward, 2003). Daartegenover staat een publieke omroep die doorheen de jaren diverse veranderingen onderging en zich diende in te passen in een constant evoluerend medialandschap (Raboy, 2003; Steemers, 2003; Syvertsen, 2003). In het huidige landschap tekenen zich echter een aantal tendensen af die veel meer ingrijpende verschuivingen met zich kunnen meebrengen op lange termijn. Het betreft hier de rol en invulling van de openbare omroep binnen een digitaal medialandschap en de invloeden die de instelling ondergaat als gevolg van deze tendensen. In verschillende landen is reeds enkele jaren merkbaar hoe de publiekrechtelijke omroepen de digitale ontwikkelingen opvangen, inpassen en exploiteren binnen hun werking en zich daarbij opwerpen als aanbieders van een reeks nieuwe diensten (o.m. BBC, 2004; WRR, 2005). Ook bij ons profileert de openbare omroep zich sterk op het digitale vlak en stelt de instelling nieuwe mediaontwikkelingen centraal om in de overheidsopdracht te voldoen (VRT beheersovereenkomst 2007-2011). Illustratief hierbij is de cross-mediale opstelling voor de realisatie van de zogenaamde 'cultuurdelta' en de invulling van het driesporenbeleid, het on-demand aanbieden van gedigitaliseerde programma-inhoud, het bewandelen van interactieve pistes binnen bepaalde publiekssegmenten (bvb. Ketnet-games voor jongeren) en de uitbreiding van diensten rond nieuwe programma's (bvb. start-torun-podcast n.a.v. het programma Vlaanderen Sportland) (VRT jaarverslag 2006). Probleem- en vraagstelling: Er dringt zich met andere woorden een nieuwe discussie op waarbij de focus komt te liggen op hoe de omroep onder invloed van diverse ontwikkelingen zich zal positioneren naar de toekomst toe en hoe een aantal verschuivingen tekenend zijn voor alle geledingen van de instelling. Deze transitieprocessen vormen de basis voor dit onderzoek. De overkoepelende onderzoeksvraag is dan ook in welke mate de openbare omroep onder invloed van die tendensen verschoven is en verder zal verschuiven binnen een 21ste eeuws digitaal convergerend landschap. Blijft de omroep daarbij een instelling die los en relatief onafhankelijk binnen het medialandschap kan fungeren of evolueert de omroep naar een knooppunt of actor binnen de netwerkmaatschappij, een 'hub' (Barabàsi, 2003; Castells, 2006) en platform dat als een doorgeefluik van diensten fungeert? De hypothese die opgeworpen wordt is dat onder diverse invloeden de instelling zal evolueren naar het tweede, zij het op incrementele wijze. Om de centrale vraag te beantwoorden wordt uitgegaan van een geografisch-comparatieve case study-analyse van de digitale verschuivingen bij vier publieke omroepen en wel op drie niveaus: (1) Een eerste niveau is dat van de financiering. De problematiek hierbij is tweeledig: enerzijds moet de omroep een niet onaanzienlijk deel van de financieringsbronnen aanwenden om tegemoet te komen aan een aantal nieuwe digitale uitdagingen. Anderzijds biedt digitalisering ook perspectieven voor marktinkomsten. Een analyse van de geldstromen en de nieuwe markten die aangeboord worden is hierbij aan de orde. Specifieke aandacht gaat naar de inkomsten uit de digitale diensten, de businessmodellen die daarbij naar voor geschoven worden en de mate waarin deze juridisch sluitend alsook maatschappelijk aanvaardbaar zijn. Een aantal spanningsvelden, voornamelijk gesitueerd rond de vraag of de omroep haar digitale content wel mag vermarkten, worden eveneens geduid (bvb. mag de omroep extra inkomsten genereren uit sms-spelletjes? Kan de omroep programma's in preview tegen betaling aanbieden voor het eigenlijke uitzenden?). (2) Een tweede niveau is dat van content (inhoud). Digitale ontwikkelingen laten toe nieuwe vormen van content te ontwikkelen (bvb. online aanbieden van schoolpakketten, user-generated content, community media, enz). Vraag is hoe de omroep omgaat met nieuwe vormen van content, hoe die content naar verschillende (nieuwe) distributieplatformen verspreid wordt en in welke nieuwe domeinen de omroep zich gaat bewegen. Diverse deelaspecten worden onder de loep genomen: primo, de eigen productie, secundo, de digitale archieven, tertio, de samenwerking met andere actoren bij het aanmaken van content (de relatie met leveranciers, productiehuizen, culturele instellingen, facilitaire bedrijven) (o.m. in Alm & Lowe, 2003) en quattro, de publieksbetrokkenheid en vormen van publieksgegenereerde mediacontent (o.m. in Himmelstein & Aslama, 2003). Aandacht gaat bij de analyse uit naar de samenwerkingsmodellen die het gevolg zijn van die ontwikkelingen, de creatieve én maatschappelijke meerwaarde die de aldus gegenereerde output met zich meebrengt en binnen welke juridische, in casu auteursrechterlijke, krijtlijnen dit gebeurt. (3) In derde instantie werpen we ons licht op het niveau van de structuur en organisatie van de omroep. Een omwenteling op de niveaus van financiering (1) en content (2) brengt ook een reeks organisatorische en structurele wijzigingen met zich mee. Een voorbeeld is het samenbrengen van nieuwsredacties om nieuwsberichten efficiënter via de diverse kanalen te verspreiden. Daarbij dient geduid te worden welke gevolgen een cross-mediale bedrijfsorganisatie met zich meebrengt. Ook kan de vraag gesteld worden wat hiervan de repercussies zijn voor de transparantie van de instelling. Voor dit onderzoek wordt een analyse beoogd van de betrokken actoren in het aanbieden van nieuwe diensten, de verschuivingen op het vlak van de interne werking en de gevolgen voor het werkklimaat. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • CAROLINE PAUWELS
Vergrijzing en gezondheid van migrantenpopulaties: diabetes bij Belgen van Turkse en Marokkaanse origine. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Probleemstelling Een aanzienlijk deel - zo'n 15 % - van de Belgische bevolking is van vreemde afkomst. Hoewel migratiestromen naar België tijdens het afgelopen decennium in toenemende mate gediversifieerd zijn, vormen migrantengemeenschappen uit vroegere migratiegolven nog steeds de belangrijkste buitenlandse bevolkingsgroepen in België. Op 1 januari 2002 waren de vijf omvangrijkste vreemde bevolkingsgroepen in België (genaturaliseerden en vluchtelingen inbegrepen): de Italianen, de Marokkanen, de Fransen, de Turken en de Nederlanders (Eggerickx, Bahri & Perrin, 2006; Snel & Marx, 2007). Diversificatie van migratiestromen blijft niet beperkt tot een verscheidenheid aan herkomstlanden. Ook het leeftijdsprofiel van migranten diversifieert. Eén van de meest saillante demografische karakteristieken is de veroudering van Turkse, Maghrebijnse en Congolese migranten. Familiale hereniging met ouders en grootouders speelt hierin een belangrijke rol. Het zijn trouwens niet
alleen de immigratiestromen, die door een tendens tot veroudering gekenmerkt worden. Ook de al aanwezige migrantenpopulaties vergrijzen. Vier decennia na hun aankomst als gastarbeiders bereiken Turkse en Marokkaanse immigranten de pensioengerechtigde leeftijd. Velen van hen hadden een relatief kort verblijf in België voor ogen. Wanneer ze genoeg geld gespaard hadden, zouden ze naar hun herkomstland terugkeren. Maar in plaats daarvan kwamen ook hun families naar België en groeien hun kinderen en kleinkinderen hier op. Zelfs wanneer ze nog naar hun land van herkomst terug willen, zijn de familiebanden in België vaak sterker dan die in het land van oorsprong. In de nabije toekomst zal België dan ook met omvangrijke groepen oudere immigranten geconfronteerd worden. Dat zal aanzienlijke implicaties op het vlak van gezondheid hebben (Eggerickx, Bahri & Perrin, 2006; Snel & Marx, 2007). Over het algemeen hebben volwassen immigranten in westerse populaties een hogere levensverwachting dan autochtone volwassenen (Deboosere & Gadeyne, 2005). Toch blijkt uit onderzoek dat (oudere) migranten gemiddeld een relatief slechtere gezondheid hebben dan autochtone Belgische leeftijdsgenoten. Op basis van de gezondheidsenquêtes van 1997, 2001 en 2004 vinden we dat Belgen van Turkse en Marokkaanse origine hun gezondheid minder positief evalueren dan mensen van Belgische afkomst. Na controle voor leeftijd zijn de kansen op een minder goede gezondheid zowel voor Belgen van Turkse als van Marokkaanse origine veel groter dan die van mensen van Belgische afkomst. Eén van de verklaringen voor dit gezondheidsverschil ligt bij diabetes. Diabetes mellitus type 2 is een ernstige metabolische ziekte, waarvan de hoofdkenmerken een verminderde glucosetolerantie en een verhoogde bloedsuikerspiegel (glycemie) met glucose in de urine (glucosurie) zijn. Deze insulineresistente vorm van diabetes komt vooral voor op oudere leeftijd (> 40 jaar). Het is bovendien een ongeneeslijke aandoening, die gepaard gaat met een verhoging van de overlijdenskans (Capet e.a., 1999; Weyne, 2000). Of zoals Baeyens (2007) het verwoordt: 'Le diabète est un assassin silencieux'. Wereldwijde vergrijzing, inclusief die van migrantenpopulaties, en toenemende zwaarlijvigheid zullen in de toekomst voor een verhoogde diabetesprevalentie zorgen. Het kostenplaatje voor zowel individu als samenleving zal zeer groot zijn. Preventie van diabetes type 2 is bijgevolg erg belangrijk. Onderzoek naar het relatieve belang van de verschillende risicofactoren is een conditio sine qua non voor een efficiënt preventief beleid. Preventie van diabetes mellitus type 2 wint bovendien nog aan belang, omdat de risicofactoren voor deze vorm van diabetes grotendeels dezelfde zijn als voor andere aandoeningen, zoals cardio- en cerebrovasculaire ziekten (Capet e.a., 1999). Diabetes type 2 is sterk leefstijlgebonden. Deze ziekte is sterk gelieerd aan zowel voedingsgewoonten als lichaamsbeweging. Zowel in voedingsgewoonten als in fysieke activiteitsniveaus worden relatief sterke sociaaleconomische gradiënten teruggevonden. Personen met een hoger opleidingsniveau maken meer kans om gezonde voedingspatronen te hebben dan lagergeschoolden. Het aantal personen met hoofdzakelijk een sedentaire vrijetijdsbesteding neemt af naarmate het opleidingsniveau stijgt (Beck, Vanroelen & Louckx, 2002). Onderzoeksvragen In vele landen worden etnische verschillen in diabetesprevalentie teruggevonden. Uit de klinische praktijk en uit onderzoek zijn er sterke aanwijzingen voor een hogere diabetesprevalentie bij de Turkse en Marokkaanse migrantenpopulatie in België. Daarom richt dit onderzoek zich in de eerste plaats op deze bevolkingsgroep. De centrale vraagstelling van dit doctoraat luidt: welke socioeconomische determinanten en specifieke culturele mechanismen zijn verantwoordelijk voor een hogere prevalentie van diabetes type 2 in de gemeenschap van Turkse en Marokkaanse origine in België? De gezondheid van migranten is het resultaat van een complex samenspel van factoren. De gezondheidssituatie in het land van herkomst, het migratieproces en determinanten in het land van bestemming spelen een cruciale rol. Als gezondheidsdeterminanten in het land van bestemming worden vaak aangewezen: gezondheidsgedrag, fysieke omgeving, sociale netwerken, toegang tot de gezondheidszorg, psychosociale stress en discriminatie. Het vóórkomen van deze specifieke determinanten bij migranten moet in een meer algemene context van genetische factoren, socio-economische factoren, cultuur en acculturatie geplaatst worden (Middelkoop, 2001). Een accuraat zicht op het relatieve belang van de verschillende gezondheidsdeterminanten is een vereiste voor een effectief gezondheids- en preventiebeleid. In dit doctoraat zullen wij in het kwantitatieve luik vooral focussen op socio-economische factoren, die een rol spelen in de hogere diabetesprevalentie in de gemeenschap van Turkse en Marokkaanse origine in België. Gezondheid is immers een sociaal fenomeen. Gezondheid draagt niet alleen bij tot overleven en sterven, maar is ook het resultaat van verschillende sets van risicofactoren gedurende het leven. Daarnaast willen we aan de hand van kwalitatief onderzoek nagaan welke specifiek culturele mechanismen verantwoordelijk zijn voor een hogere prevalentie van diabetes type 2 bij de Turkse en Marokkaanse gemeenschap in België. Een aantal auteurs (Vassart, 2005; Ferrant, 2007) vindt aanwijzingen voor een hogere prevalentie van diabetes mellitus type 2 bij Belgen van Turkse en Marokkaanse origine. Deboosere en Gadeyne (2005) stellen bij Marokkaanse vrouwen in België (25-54 jaar) een oversterfte ten gevolge van diabetes vast. De Belgische gezondheidsenquêtes van 1997, 2001 en 2004 geven aan dat de prevalentie van diabetes type 2 hoger is bij Belgen van Turkse en Marokkaanse afkomst (respectievelijk 6,0 % en 5,5 %) dan bij mensen van Belgische origine (3,5 %). Ook Nederlands onderzoek (Dijkshoorn, Uitenbroek & Middelkoop, 2003; Kriegsman e.a., 2003) toont aan dat de prevalentie van diabetes mellitus type 2 bij personen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse afkomst hoger is dan bij personen van Nederlandse origine. Over de determinanten en specifieke mechanismen, die voor deze hogere prevalentie verantwoordelijk zijn, is geen Belgisch onderzoek beschikbaar. Bij onze noorderburen deden Dijkshoorn, Uitenbroek & Middelkoop (2003), Kriegsman e.a. (2003) en Middelkoop (2001) onderzoek naar risicofactoren voor de hogere diabetesprevalentie bij mensen van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse origine. Zij focusten daarbij vooral op zwaarlijvigheid. Wij zullen ons niet alleen concentreren op de relatie tussen zwaarlijvigheid en diabetes type 2, maar ook op de invloed van lichamelijke activiteit, voeding en psychosociale stress op zowel zwaarlijvigheid als diabetes mellitus type 2. Deze verbanden zullen wij bovendien binnen een ruimer socio-economisch en cultureel raamwerk plaatsen. Organisaties: • Sociaal Onderzoek
Onderzoekers: • Jan VAN BAVEL • PATRICK DEBOOSERE
De vorming van pre-electorale coalities. Een vergelijkende en exploratieve benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene presentatie van het onderzoeksthema Coalitievorming heeft binnen de politieke wetenschappen ruime aandacht gekregen. Coalities zijn inderdaad een belangrijk aspect in de competitie tussen partijen voor bestuursmacht. Het begrijpen en verklaren van het gevormde coalitietype en van welke partij meer kans heeft ertoe te behoren, zijn daarom belangrijke onderzoeksvragen. In de pogingen om deze vragen te beantwoorden, zijn theorieën over coalitievorming constant geëvolueerd. Dit onderzoeksveld heeft voortdurend zijn theoretische modellen aangepast in een poging om succesvol de uitkomst van het onderhandelingsproces tussen verkiezingen en regeringsvorming te voorspellen. Ze omvat theorieën uit een waaier aan disciplines binnen de politieke wetenschappen in zijn ruimste zin. 'Rational choice' theorie, speltheorie, microeconomische analyse, enz. hebben alle een bijdrage geleverd aan onze hedendaagse kennis over coalitievorming. Één van de meest recente aanpassingen en uitbreidingen in deze literatuur, is de verhoogde aandacht voor de institutionele factoren die de keuzes en het gedrag van de partijpolitieke actoren bepalen. Deze institutionele factoren zouden ons in staat moeten stellen te begrijpen en te verklaren waarom de klassieke 'rational choice' georiënteerde voorspellingen in sommige landen beter werken dan in andere. Een andere verandering is de poging om een meer kwalitatieve benadering te gebruiken. Eerder dan te proberen om de overkoepelende mechanismen verder te corrigeren, hebben een aantal auteurs opgeroepen en zich ingezet om onderzoek te doen in een poging om de 'black box' van het coalitievormingsproces te openen. Dit vergt een meer kwalitatieve en 'bottomup' methodologie. Één van de elementen die echter tot dusver ontbreekt, is de aandacht voor pre-electorale coalities of kartels. Deze zijn relevant omdat ze een deel zijn van de set van onafhankelijke of interveniërende variabelen die de uitkomst van coalitievorming kunnen verklaren. Maar hun effect en impact gaan verder dan dat. Kartels beïnvloeden de electorale competitie en daardoor ook de reactie van de kiezers op het electorale aanbod. Ondanks de argumenten om kartels te bestuderen, vertelt het huidig onderzoek ons er zeer weinig over. Onderzoeken die kartels toch aanraken focussen zich vooral op regeringscoalities. Zowel in kwantitatief als kwalitatief onderzoek worden kartels verwaarloosd. 'Case studies' vermelden kartels wel af en toe, maar vaak slechts als een interessant randfenomeen (Golder, 2006). Het gebrek aan aandacht voor kartels is tegelijk treffend en verbazingwekkend. Kartels komen immers vaak voor. In een onderzoek van Sona Golder (2006), een van de eerste en enige onderzoekers die getracht hebben een allesomvattend model op te stellen voor kartelvorming, waren er 240 kartels tussen 1946 en 2002 op het nationale niveau in 23 geïndustrialiseerde parlementaire democratieën. 70% van deze kartels vormden later ook effectief de regeringscoalitie. Dit percentage zou nog hoger liggen als ze ook de regeringscoalities meetelde waarbij het kartel samen met een andere
regeringspartner bestuurde. 147 (47,8%) van de 364 wetgevende verkiezingen in het onderzoek telden ten minste één kartel. Dat betekent dat in ongeveer een vijfde (19,2%) van alle verkiezingen die Golder bestudeerde, er een regering werd gevormd op basis van een pre-electorale coalitieovereenkomst. Toen Müller & Strøm (2000) de formele coalitieakkoorden in West-Europese landen bestudeerden, kwamen ze tot de conclusie dat wanneer men alle coalitieregeringen in acht nam, vele beschikten over een 'identificeerbaar coalitieakkoord', en dat meer dan een derde van deze akkoorden gesloten werden voor de verkiezing. Kartels omvatten bovendien ook een normatieve component. Men zou kunnen stellen dat kartels de mogelijkheid bieden om de beste elementen van de meerderheidsvisie op democratie (verhoogde verantwoordelijkheid, transparantie, identificeerbaarheid van de overheid, sterke mandaten) met de beste elementen van de proportionele visie (ruime keuze, beter weerspiegeling van kiezersvoorkeuren in het bestuur) te combineren (Golder, 2006). Pre-electorale coalities vormen een belangrijk element in het functioneren van de democratische overheid (die gebaseerd is op partijen). Daarom geloven we dat het nuttig en belangrijk is om onze kennis over kartels uit te diepen en te verbreden. Concepten en theorieën In de eerste plaats moeten we de definitie van een kartel verduidelijken. Is het voldoende dat een partijleider publiekelijk bekend maakt dat hij met een bepaalde partner wenst te regeren? Is een geschreven overeenkomst nodig? Moet deze overeenkomst naar de kiezer worden gecommuniceerd? We zullen een continuüm gebruiken, voorgesteld door Golder (2006), om de omvang van kartels te bepalen. Dit continuüm varieert van nominatieakkoorden tot een publiek engagement om samen te regeren en zal worden aangevuld met de bijdrage van Duverger (1972) die de nood aan een geschreven coalitieakkoord kort aanraakte. We bouwen ook verder op de bestaande pogingen om kartels te verklaren. Er bestaan ruwweg 2 hypothesen hieromtrent. De eerste werd aangedragen door Shepsle & Bonchek (1997) en Strøm, Budge & Laver (1994) en behandelt het aspect van de kiessystemen. Hoe disproportioneler het kiessysteem, hoe groter de stimulans voor kartelvorming. Het argument hier is vrij duidelijk: indien een electoraal systeem voortdurend grotere partijen bevoordeelt, zullen partijleiders aangemoedigd worden om een alliantie te vormen met andere partijen voor de verkiezing. Golder (2006) voegt hier nog een bijkomende voorwaarde aan toe. Indien disproportionaliteit een invloedsfactor wil zijn, dan moet het aantal partijen voldoende groot zijn. Deze bijkomende voorwaarde werd vroeger ook al geïntroduceerd door Duverger (1963). De disproportionaliteitshypothese stelt dus dat: "Disproportionaliteit de waarschijnlijkheid op kartelvorming verhoogt indien het aantal partijen voldoende groot is (Golder, 2006: 26)". De tweede hypothese benadert kartels als 'signalling devices' die een toekomstige overheid meer identificeerbaar trachten te maken en zo de onzekerheid over welke partijen de regering zullen vormen, vermindert (Roberts, 1988). Er bestaan andere definities van dit concept dat meestal gebruikt wordt in 'case studies' (bvb. Hancock, 1998; Hillebrand & Irwin, 1999), maar de voorgaande definitie heeft het meeste potentieel voor veralgemeenbaarheid. Golder (2006) veronderstelt dat de onzekerheid over de identiteit van toekomstige regeringen correleert met het aantal combinaties voor de vorming van een mogelijke overheid. Het aantal mogelijke combinaties is duidelijk een toenemende functie van het aantal partijen. Golder (2006: 29) formuleert de signalling hypothese als volgt: "Kartelvorming wordt waarschijnlijker indien er een groot aantal partijen aanwezig is". We zullen kartelvorming op dezelfde manier benaderen als coalitievorming, nl. als een 'bargaining proces'. De theorie van Müller & Strøm (1999) zal als belangrijkste basis voor onze analyse dienen. De 'trade-off' tussen 'office, policy and votes' die partijleiders maken wanneer ze een regering vormen, werpt zich ook op bij kartelvorming. Het feit dat kartels zo vaak voorkomen suggereert dat ze een of andere vorm van politiek voordeel opleveren. Maar aangezien ze niet altijd voorkomen, moet het even waar zijn dat er voor partijen ook kosten verbonden zijn aan het coördineren van hun pre-electorale strategieën (Golder, 2006). We verwachten dat partijleiders een kosten-baten analyse voor de vorming van kartels en dat deze analyse gebaseerd is op een afweging tussen 'policy, office and votes'. Deze theorie zal worden uitgebreid met de microeconomische analyse van democratie door Anthony Downs (1957) en de implicaties van het partijlandschap, opgeworpen door Sona Golder (2006). Zij stelt dat de mate waarin partijelites worden geconfronteerd met een gematigde of extreme oppositie een invloed uitoefent op de bereidwilligheid van partijen om een compromis te sluiten over de distributieve en beleidsverschillen heen. Aangezien er uitgebreide literatuur bestaat over post-electorale coalitievorming, zullen we de klassieke coalitietheorieën trachten te integreren in onze analyse. De theorieën van Riker, Gamson, De Swaan, enz. zullen nuttig blijken om te verklaren hoe kartels gevormd worden. Ideologische compatibiliteit en coalitiegrootte zijn twee uitgebreid onderzochte concepten in de klassieke coalitieliteratuur die zeer bruikbaar zijn voor ons onderzoek naar kartels. Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • CHRISTIAN DESCHOUWER
De impact van culturele adaptatie op de effectiviteit van e-commerce websites. Een contingentie benadering. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De centrale probleemstelling van dit onderzoek behelst de vraag of e-commerce websites gestandaardiseerd dan wel aangepast moeten worden om internationale klanten aan te trekken en op welke vlakken eventuele adaptatie wenselijk is. Om op deze vraag een antwoord te kunnen bieden, wensen wij aan de hand van een omvattende experimentele opzet de impact van culturele adaptatie op de effectiviteit van transactie-geörienteerde websites te bestuderen. Wij zullen hiervoor gebruik maken van een verfijnde en systematische experimentele benadering, waarbij internetgebruikers binnen de EU blootgesteld zullen worden aan fictieve websites die op verscheidene vlakken en niveaus aan verschillende culturele dimensies zullen worden aangepast. De effectiviteit van deze websites zal worden gemeten aan de hand van een uitgebreide online bevraging bij de proefpersonen. Zo kunnen we nagaan op welke niveaus culturele adaptatie wenselijk is en op welke effectiviteitsmaatstaven de verschillende graden van lokalisatie een impact hebben. We zullen daarbij ook rekening houden met institutionele verschillen tussen landen binnen de EU. Via deze studie hopen wij, (1) een belangrijke bijdrage te zullen kunnen leveren aan het standaardisatie/adaptatie debat in navolging van de aanbevelingen door Taylor (2005) alsook (2) tegemoet te komen aan de nood aan systematische cultuuroverschrijdende studies naar de effectiviteit van website design aspecten, waar Cyr aan appelleert (2008). Organisaties: • Bedrijfseconomie en Strategisch Beleid
Onderzoekers: • MALAIKA BRENGMAN
Het probleem van deelname: de beoordeling van het nieuwe paradigma. Universiteit Antwerpen Abstract: Het probleem van deelname: de beoordeling van het nieuwe paradigma. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Robrecht Renard • Nadia Molenaers
Purchasing social responsibility Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Fiscaliteit en Accountancy
Onderzoekers: • Bertel De Groote • Deborah Branswijck
The relationship between materialism, creativity, well-being and consumer behaviour Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Marketing
Onderzoekers: • Dieneke Van de Sompel • Iris Vermeir
Ondernemers met een sociaal-maatschappelijk doel als duidelijke achterliggende bestaanreden voor hun organisatie Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Nathalie Moray • Anneleen Van Boxstael
Lokale netwerken ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur en sport. Universiteit Antwerpen Abstract: Lokale netwerken ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur en sport. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Danielle Dierckx
Interdisciplinaire databank over internationale politieke, juridische en economische ontwikkeling. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Instituut voor Internationaal Recht
Onderzoekers: • Jan Wouters • Hans Bruyninckx • Patrick Develtere • Johan Swinnen • Bart Kerremans • Jan Van Hove • Ilke Van Beveren • Filip De Beule
Studie duurzame activering binnen de Belgische OCMW's. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel is op kwalitatief en kwantitatief niveau het traject te kunnen bestuderen van personen die geactiveerd werden door de Belgische OCMW's. Het leefloon, het equivalent leefloon en de verschillende activeringssubsidies die door de POD Maatschappelijke Integratie beheerd worden, vormen een onderdeel van de sociale zekerheid. Het is op basis van de Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming dat het traject van de geactiveerde OCMW-cliënten moet worden onderzocht. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Danielle Dierckx
EFRO 287: De Hogeschool Gent Bedenkers Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Johan Verrue • Stephane Leliaert
Corruptie bij lokale Vlaamse besturen in kaart gebracht. Een onderzoek naar corruptie bij lokale politiediensten en gemeentelijke administraties Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Marleen Easton • Arne Dormaels
Op het kruispunt van Katholiscisme, Wiskunde en Economie: Leven en Werk van de Franse Jezuïet Maurice Potron (18721942). Universiteit Antwerpen Abstract: De hoofddoelstelling is om een synthese te maken van documenten afkomstig uit familiale en publieke archieven over de Franse Jezuïet en wiskundige Maurice Potron (1872-1942). De synthese zal dienen zowel voor de Engelse uitgave van Potrons economische papers, momenteel voorbereid door Christian Bidard en Guido Erreygers (Routledge), als voor een meer gedetailleerd boek in het Frans, door Christian Bidard, over de familiale, sociale, historische en religieuze wortels van dit merkwaardige werk. Organisaties: • Algemene economie
Onderzoekers: • Guido Erreygers
Bepaling van de rapporten en studies over de juridische aspecten betreffende de bevordering en bescherming van de grondrechten in de Europese Unie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt studies aan te leveren over juridische aspecten aangaande de promotie en bescherming van de rechten van de kinderen in de Europese Unie, ten behoeve van het Agentschap voor grondrechten. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Syntheseverslag opstellen op basis van de wetenschappelijke analyse van het gedeelte over de sociale dimensie van de nationale rapporten over de Bologna implementatie v/d 46 Bolognalanden en, indien van toepassing, een max. van 3 kandidaat-landen. Universiteit Antwerpen Abstract: Ter voorbereiding van de Conferentie van Europese Ministers verantwoordelijk voor hoger onderwijs betreffende het Bologna proces, werd een analyse gemaakt van de maatregelen die in de Bologna landen genomen werden om het gelijke kansenbeleid in het onderwijs te hervormen. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon
Wat hebben gezinnen nodig om rond te komen? Minimumbudgetten en minimum inkomensbescherming. (MINIBUDGET) Universiteit Antwerpen Abstract: De doelstelling van dit project is het ontwikkelen van minimumbudgetten voor een groot aantal Belgische modelgezinnen. Deze minimumbudgetten kunnen nuttig gebruikt worden voor (1) het meten van de omvang en de diepte van armoede en sociale uitsluiting, (2) als richtlijn bij de vaststelling van aanvullende steun, bij het bepalen van schuldafbetalingsplannen, bij de vastlegging van onderhoudsgelden, en dergerlijke, (3) het evalueren van de doeltreffendheid van de minimum inkomensbescherming, (4) het aanmoedigen van Belgische en Europese beleidsvoerders om maatregelen te nemen voor een sociaal inclusieve samenleving. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Cornelius Van den Bosch
Recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf. (UCARE) Universiteit Antwerpen Abstract: Recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf. (UCARE) Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Paul Mahieu
Recht op onderwijs voor kinderen zonder wettig verblijf. (UCARE) Universiteit Antwerpen Abstract: Ondanks de aandacht van diverse zijden voor het recht op onderwijs van kinderen zonder wettig verblijf, blijkt de kennis over de onderwijssituatie van die kinderen ontoereikend, en schieten maatregelen tekort. Dit project beoogt het gebrek aan kwantitatieve en kwalitatieve data te remediëren. De klemtoon ligt op lager onderwijs. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Paul Mahieu • Wouter Vandenhole
Ondersteunen van project "Interculturele dialoog". Vrije Universiteit Brussel Abstract: De studie naar een "Interculturele dialoog" werd gesteund door Stichting P&V en maakte daarbij deel uit van een Europees project onder leiding van PREFONDES (Pôle Européen des Fondations de l' Économie Sociale). Het overkoepelende doel van het Europese project was het aanmaken van een uitwisselings- en overlegplatform aangaande interculturele dialoog. Voor het Belgische project viel de keuze op een dialoog over de taalgrenzen heen. Want gezien de moeilijke historische en sociale situatie waar België als tweetalig land mee geconfronteerd wordt, is het belangrijk om op een constructieve en geleide manier een dialoog tot stand te brengen. Onze interculturele dialoog heeft niet onmiddellijk als vooropstelling om tot concrete veranderingen te komen maar hoofdzakelijk om toenadering mogelijk te maken. We willen geen stereotypen, vooroordelen en clichés uit de weg gaan, maar ze net gebruiken om te weten te komen welke beeldvorming er bestaat over de anderstalige. Om deze vooropstelling te bereiken hebben we er voor gekozen om, wat we noemen, een verhalenforum in te richten. Concreet hebben we een 55-tal deelnemers gerekruteerd en hebben we hen, over vijf samenkomsten verspreid, de mogelijkheid geboden om verhalen te vertellen over de andere taalgemeenschap. Nadat al deze verhalen waren verteld en ingezonden, werden ze uiteindelijk aan een narratieve analyse onderworpen.
Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • MARK ELCHARDUS • Kobe DE KEERE
Uitvoeren van een aantal deelanalyses op de databanken van 'TOR2004". Deze databanken bevatten de tijdsbestedingsgegevens van het onderzoek "Tijdsbesteding van Vlamingen" bij 1778 Vlamingen van 18 tot 75 jaar. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Geen abstract beschikbaar. Organisaties: • Sociologie
Onderzoekers: • IGNACE GLORIEUX
The compatibility between the trade remedies, laws and policies of developing countries & the WTO law : a case study based on a critical reviewfrom the WTO law perspective of Mexico's trade remedies system. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Instituut voor Internationaal Recht
Onderzoekers: • Geert Van Calster • Jan Wouters • Fernando Gonzalez Rojas
CPDP 2009 - Data Protection in profiled world - 2nd annual Conference on Computer, Privacy and Data Protection (16-17 januari 2009) Vrije Universiteit Brussel Abstract: Organisatie van de tweede editie van CPDP in Brussel op 16-17 januari 2009 : Data Protection in profiled world Organisaties: • Fundamentele rechten en constitutionalisme • Metajuridica
Onderzoekers: • SERGE GUTWIRTH • PAUL DE HERT
Lijden onder schizofrenie KU Leuven Abstract: Het hier voorliggende onderzoeksproject situeert zich binnen de internationale onderzoeksliteratuur over ziekte-inzicht en suïcidaliteit bij personen met schizofrenie. De vraag die erin gesteld wordt, betreft de aard van het psychologische proces dat met suïcidaliteit verbonden is (Birchwood, 2003). De klinische praktijk leert met name dat suïcidaliteit bijeen deel van de patiënten eerder verbonden lijkt te zijn met existentieel lijden (dit is: lijden onder schizofrenie) dan primair pathologiegestuurd te zijn (dit is: vanuit de ziekteverschijnselen zelf, lijden aan schizofrenie).Het betreft een cross-sectioneel onderzoeksdesign, dat in hoofdzaak gebaseerd is op gestandaardiseerde vragenlijsten en klinische interviews. Vooreerst gebeurt er een replicatiestudie van het in de literatuur gevonden verband tussen ziekte-inzicht, hopeloosheid en suicidaliteit. Voorts verkennen we het concept demoralisatie, zoals dat geëxpliciteerd wordt onder andere in het werk van Clarke en Kissane (2002), e Organisaties: • OG Klinische Psychologie
Onderzoekers: • Patrick Luyten • Jozef Corveleyn • Marc Eneman
De behandeling van geïnterneerden in forensisch psychiatrische contexten. Een exploratief multimethod onderzoek naar effectieve behandelingsmodellen en voorwaarden ter implementatie in een forensisch psychiatrisch centrum, met aandacht voor specifieke doe Hogeschool Gent Abstract: Door verschillende auteurs is de laatste jaren gewezen op de precaire situatie van de geïnterneerden in België. Hoewel de overheid het belang van behandeling erkent moeten we vaststellen dat er nood is aan een gedegen en voldoende therapeutisch aanbod voor geïnterneerden. Om hieraan tegemoet te komen besliste de Minister van Justitie recent positief advies te verlenen aan de bouw van twee Forensisch Psychiatrische Centra (FPC), waarvan één in Gent en één in Antwerpen. De hoofddoelstelling van dit project bestaat erin om voorstellen te formuleren met betrekking tot de inhoudelijke en vormelijke invulling van het therapeutisch programma van het in Gent geplande FPC. In concreto worden twee subdoelstellingen vooropgesteld: 1.In kaart brengen van de ‘state of the art’ met betrekking tot bestaande en momenteel gebruikte behandelingsmodellen en -methodieken voor specifieke doelgroepen (i.c. personen met persoonlijkheidsstoornissen, psychotische stoornissen, verstandelijke beperkingen, seksuele stoornissen, etc.) binnen de geïnterneerde populatie, zowel in het buiten- als binnenland. 2.Komen tot aanbevelingen met betrekking tot belangrijke voorwaarden om bestaande behandelingsmodellen aan te passen aan en te implementeren in een FPC. Het onderzoek wordt onderverdeeld in vier onderzoeksfasen, gespreid over drie jaar. Fase 1: literatuurstudie en in kaart brengen en bezoeken van ‘good practices’ Uitvoering van een – op de richtlijnen van de Cochrane Collaboration afgestemde - systematische review gebruikmakend van de courante wetenschappelijke databanken. De voornaamste bedoeling behelst het inventariseren van de juridische en beleidsmatige aspecten met betrekking tot internering in binnen- en buitenland en het in kaart brengen van de beschikbare behandelingsmodellen voor specifieke populaties. Op basis van deze literatuurstudie en contacten met experten wordt nagegaan in welke diensten geïnterneerden opgenomen zijn, welke behandeling daar voorzien wordt, op welke achterliggende theorieën deze modellen gebaseerd zijn, etc. Deze ‘good practices’ zullen worden geïnventariseerd en eventueel bezocht. Fase 2: Kwalitatief onderzoek - Delphi-methode Een aantal uit fase 1 afgeleide stellingen worden voorgelegd aan binnen- en buitenlandse experten aan de hand van de Delphi-methode. Fase 3: Participerende observatie en ‘effect’studie Uit de ‘good practices’ worden, via purposeful sampling enkele voorzieningen geselecteerd, waar een effectmeting met gestandaardiseerde
meetinstrumenten zal plaatsvinden. Via participerende observatie worden de sleutelprocessen van de behandelingsvormen in kaart gebracht. Fase 4: Integratie van de bevindingen In deze fase wordt aandacht besteed aan de integratie van de bevindingen uit fase 1, 2 en 3 en het formuleren van voorstellen tot behandeling. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Orthopedagogiek • Vakgroep Nursing
Onderzoekers: • Stefaan De Smet • Wing Ting To • Stijn Vandevelde
Analyse van de test in het Frans en van de test in het Nederlands betreffende de gecertificeerde opleiding van niveau A uit 2007, "toepassing van de algemene principes van het fiscale recht". Universiteit Antwerpen Abstract: Het project vereist de vergelijking van de analyse van de test in het Frans en van de test in het Nederlands betreffende de gecertificeerde opleiding van niveau A uit 2007, "toepassing van de algemene principes van het fiscale recht". Deze heeft als doel de opstelling van een gezamenlijk evaluatierapport. Samenwerking met Prof.dr. X. Parent (Universiteit van Luik). Organisaties: • Onderneming en recht
Onderzoekers: • Bruno Peeters
Scholen en burgerschapseducatie: vragen, behoeften en hiaten. Universiteit Antwerpen Abstract: Het huidig project wil meer zicht krijgen op de vraagzijde van burgerschapseducatie binnen het Vlaams Onderwijs. "Burgerschap" is echter een zeer breed begrip. Derhalve beperken we dit concept voor deze opdracht tot de invulling die het vandaag krijgt binnen het Vlaams onderwijs. Hiervoor zijn zowel vakoverschrijdende eindtermen "opvoeden tot burgerzin", als het domein "Maatschappij" binnen het leergebied "Wereldoriëntatie" richtinggevend. Organisaties: • School en Politiek (SeP)
Onderzoekers: • Dimokritos Kavadias
BAPS Annual Meeting 2009 Recent trends in clinical and life span psychology: emotion, cognition and personality (Brussel 3 juni 2009) Vrije Universiteit Brussel Abstract: subsidies FWO & FRNS Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • GINA ROSSI
Studeren met een functiebeperking in het hoger onderwijs, verhogen van de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Bedrijfsinformatie • Departement Gezondheidszorg Vesalius • Vakgroep Informatica/Wiskunde • Vakgroep Talen/Economie • Vakgroep Spraak-, taal- en gehoorwetenschappen
Onderzoekers: • Paul Philips • Margot De Donder
EFRO 256: Centrum voor ondernemen (startende ondernemers) Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Stephane Leliaert
Het creëren van sociale meerwaarde door KMO's: Onderzoek naar de sociale doelstellingen, business modellen en sociale performantie bij MVO actieve KMO's Hogeschool Gent Abstract: De laatste decennia is er een groeiende consensus over de sociaal-maatschappelijke rol die bedrijven spelen, naast het realiseren van winst en tewerkstelling. Meer en meer wordt van werkgevers verwacht dat ze maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), of met andere woorden streven naar een evenwicht tussen sociale, maatschappelijke en economische doelstellingen met respect voor ecologische waarden. Zowel politiek als academisch wint dit thema duidelijk aan belang. Hoewel de business and society literatuur een rijke traditie kan voorleggen aan 'theory driven' publicaties, focust ze vooral op reactieve houdingen van grote ondernemingen ten opzichte van maatschappelijke problemen. In deze context wordt MVO naar voor gebracht vanuit een bekritisering van de reactieve management stijl van (hoofdzakelijk grote) ondernemingen, zonder inzicht te bieden in de mate waarin en hoe MVO in de bedrijfspraktijk vorm krijgt. Recente overheidsinitiatieven en de academische literatuur wijzen uit dat er tot op heden weinig kennis is vergaard over 'hoe KMO's aan MVO doen'. In dit project wordt de volgende centrale onderzoeksvraag voorop gesteld: "Hoe realiseren KMO's in de bedrijfspraktijk sociale meerwaarde?" Gezien de eenzijdige focus op reactieve houdingen van grote bedrijven en niet eenduidige empirische bevindingen in de literatuur
wordt voor dit project 'theoretical sampling' van jonge KMO's die zich pro-actief inzetten voor de realisatie van MVO gerelateerde activiteiten voorgesteld. De algemene doelstelling van het project is inzicht te krijgen in het "proces van sociale meerwaarde creatie bij MVO actieve KMO's". Dit 'proces' wordt geconceptualiseerd aan de hand van een aantal centrale constructen ontleend aan de Resource Based Theory: sociale missie, business model en sociale performantie. Het Business Model verschaft immers informatie over de positie van de organisatie in de waardeketen, de middelen en competenties die de organisatie heeft om haar (sociale) doelstellingen te bereiken en hoe er omzet wordt gegenereerd. Om aan deze doelstelling tegemoet te komen zal dit project een survey ontwikkelen en afnemen in een theoretisch geselecteerde steekproef van 100 MVO actieve KMO's'. Doel is verder het uitbouwen van een survey databank van MVO actieve KMO's om exploratieve kwalitatieve en kwantitatieve analyses Organisaties: • Departement Bedrijfsmanagement Mercator • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep KMO • Vakgroep Management en Organisatie
Onderzoekers: • Nathalie Moray • Tom Van Wassenhove
Social profit organisaties in Vlaanderen : inschakeling in het publieke domein, aansturing door de overheid, en gevolgen voor het intern beheer Hogeschool Gent Abstract: Abstract nog niet beschikbaar Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Departement Handelswetenschappen en Bestuurskunde • Vakgroep Orthopedagogiek • Vakgroep Management en Organisatie • Vakgroep Bestuur en beleid
Onderzoekers: • Bram Verschuere • Claudia Claes • Eline Beddeleem
Institutionele samenwerking met de Universidad Agraria La Molina (UNALM) in Peru. KU Leuven Abstract: Geen Nederlandstalig Abstract Organisaties: • Afdeling M3-BIORES
Onderzoekers: • Eddie Schrevens
Protocol 3 Ouderenzorg: project inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen. KU Leuven Abstract: Protocol 3 Ouderenzorg: project inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen.Het doel van het project is te komen tot de bepaling van de methode, de instrumenten en de operationalisering van de wetenschappelijke evaluatie van de projecten inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor ouderenzorg. Organisaties: • LUCAS - Zorgonderzoek en Consultancy
Onderzoekers: • Chantal Van Audenhove • Aniana Declercq
Onderzoek bijzondere jeugdbijstand. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoeksproject beoogt een grondig onderzoek naar: -de bestaande noden in de sector bijzondere jeugdbijstand in de provincie Antwerpen -de oorzaken van de tekorten in het aanbod bijzondere jeugdbijstand (vb. de kloof tussen de geprogrammeerde en effectieve capaciteit) -de sociologische mechanismen die aan de stijgende vraag ten grondslag liggen -de manieren waarop op deze situatie kan worden ingegrepen worden Organisaties: • Facultaire Onderzoeksgroep PSW
Onderzoekers: • Therese Jacobs • Kristel L R Driessens
Fonds ter Bevordering van de Sociale Economie in Vlaanderen (MOBISE-project). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Vlaamse overheid. UA levert aan de Vlaamse overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Josse Van Steenberge • Raf De Mey
Valorisatie onderzoeksresultaten van de praktijktest leerzorgkader. Universiteit Antwerpen Abstract: In een vorig onderzoek werd bij een serie aselecte steekproeven van in totaal 8600 leerlingen uit de verschillende geledingen van gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs, door medewerkers van alle CLB's uit Vlaanderen een proefinschaling gedaan in één van de 5 leerzorgniveaus, 4 clusters van beperkingen, en doelgroepen, op basis van de huidige leerlingdossiers bij de.CLB's bekend in juni 2008, ten einde
de bruikbaarheid, validiteit en betrouwbaarheid na te gaan van de door de Stuurgroep Indicatoren vastgelegde inschalingscriteria in het leerzorgkader. Daartoe werden een handleiding, beslisboom en electronisch inschalingsformulier in een speciaal daartoe aangemaakte website ontworpen, een helpdesk opgericht en een logboek van opmerkingen bijgehouden en geanalyseerd. De resultaten werden zowel kwantitatief als kwalitatief geanalyseerd, en van daaruit gekeken naar verschuivingen binnen types en geledingen onderwijs. Er werd ook gekeken naar de overeenkomst met de theoretisch verwachte inschalingen. Dit project wil de resultaten van deze praktijktest Leerzorgkader valoriseren, in enerzijds een communicatie naar het werkveld (CLB's en scholen) en anderzijds suggesties formuleren voor een verdere professionalisering in het leerzorgkader. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Jozef Lebeer • Elke Struyf
Preventiebonus Borstkankerscreening in Logoregio Zuiderkempen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project is de bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap voor de uitvoering, in de periode in kwestie, van het project Preventiebonus Borstkankerscreening in de Logoregio Zuiderkempen. Dit project heeft tot doel te onderzoeken of door het invoeren van een systeem van preventiebonus ter ondersteuning van huisartsen en gynaecologen, de totale dekkingsgraad van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker stijgt. Organisaties: • Epidemiologie en sociale geneeskunde (ESOC)
Onderzoekers: • Guido Van Hal
Open raam op innovatieve materiaaltechnologie voor een duurzaam Vlaams productielandschap. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project wil bedrijven stimuleren om hun processen en producten duurzamer te maken door weloverwogen toepassing van materiaaltechnologie. Daartoe zet het project consortium achtereenvolgens vier stappen. Eerst onderzoeken we welke hefbomen voor bedrijven van belang zijn om te kunnen starten met het gebruik van innovatieve materialen. We zoeken en beschrijven diverse concrete voorbeelden. Bedrijven die over hun ervaringen willen getuigen, benaderen we met interviews en een mini-enquête. De lessen die we trekken uit de bevraging van concrete bedrijven maken we bekend aan een breed geïnteresseerd publiek. Als de betrokken bedrijven daarmee instemmen, worden hun getuigenissen gecommuniceerd tijdens workshops. We hopen dat de presentatie van getuigenissen en succesverhalen andere bedrijven stimuleert om zelf nieuwe inspanningen te leveren voor duurzaam ondernemen, via de toepassing van innovatieve materialen in processen en producten. Bedrijven die zich geïnteresseerd tonen in de toepassing van nieuwe materiaaltechnologieën willen we graag een eindje op weg helpen. Om de specifieke mogelijkheden in een concreet bedrijf te verkennen, onderzoeken we het groeipotentieel van (geïnteresseerde) bedrijven op het gebied van duurzaam materiaalgebruik. Daarvoor ontwikkelen we in dit project een opportuniteitsscan. In een volgende en laatste stap nemen we opportuniteiten inzake innovatief materiaalgebruik samen met de bedrijven op. Onze materiaalexperts ondersteunen de betrokken bedrijven bij het uitwerken van hun businesscase. Dat gebeurt in een zogenaamd implementatietraject. We schenken daarbij gelijke aandacht aan de drie dimensies van duurzaamheid: planet, people en profit. Samengevat, 1) door in te zoomen a) op de betekenis die bedrijven zelf toekennen aan duurzaamheid en b) op redenen en overwegingen van bedrijven om bepaalde materiaaltechnologieën te gebruiken, en 2) door ons te concentreren op kennisdiffusie naar en tussen bedrijven, willen we doordringen tot de 'maakindustrie' in Vlaanderen, en dit met het oog op het realiseren van duurzame ontwikkeling. Organisaties: • Engineering Management • Milieu en Samenleving (M&S)
Onderzoekers: • Ilse Loots • Anne Bergmans • Ann Crabbé • Marian Deblonde • Aviel Verbruggen
Alternatieve en ondersteunende zorgvormen - Protocol 3 ouderenzorg. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is te komen tot de bepaling van de methode, de instrumenten en de operationalisering van de wetenschappelijke evaluatie van de projecten inzake alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor ouderenzorg die in het kader van protocol 3 zullen worden gefinancierd. protocol 3 is een federaal project (meer dan 40 miljoen Euro) met als doelstelling nieuwe zorgsystemen te onderzoeken zodat ouderen langer thuis kunnen blijven met behoud of verbetering van de kwaliteit van leven. Organisaties: • Eerstelijns - en interdisciplinaire zorg Antwerpen (ELIZA)
Onderzoekers: • Roy Remmen
Herstelrecht achter de tralies. Een onderzoek naar de toepasbaarheid van herstelrecht in gevangeniscontexten Universiteit Gent Abstract: Het onderzoek analyseert in welke mate herstelrechtelijke benaderingen mogelijk en toepasbaar zijn in een gevanginssetting door de bestaande toepassing ervan in België en het Verenigd Koninkrijk te bestuderen, alsook de mogelijkheden tot uitbreiding ervan. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Vander Beken
Databases voor onderzoek op "financial constraints" Universiteit Gent Abstract: De aangevraagde infrastructuur is de verwerving van toegangsrechten tot een aantal databases die fundamentele gegevens bevatten voor onderzoek in de vakgebieden financiële economie, bedrijfsfinanciering en accounting. Organisaties: • Vakgroep Financiële economie
Onderzoekers:
• Paul Van Cauwenberge • Rudi Vander Vennet • Koen Schoors
Optimale Sportbegeleiding voor de jeugd Universiteit Gent Abstract: In dit onderzoek wordt een bewegingsprogramma voor kinderen uit de regio West-vlaanderen opgemaakt en wetenschappelijk onderbouwd. Organisaties: • Vakgroep Bewegings- en sportwetenschappen
Onderzoekers: • Matthieu Lenoir
De rol van armoede in de in-, door- en uitstroom in/uit de psychiatrie in Vlaanderen Universiteit Hasselt Abstract: De doelstelling van het onderzoek is om meer inzicht te verkrijgen in de relatie tussen armoede en psychiatrie. Het onderzoek is gericht op het in kaart brengen van de rol die armoede speelt in het proces van instroom, doorstroom en uitstroom uit de psychiatrie. Dit gebeurt middels een verkennende studie uitgevoerd op basis van de casestudie 'Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Rekem' waarbij de mechanismen worden geanalyseerd die de relatie tussen (kans)armoede en psychiatrie bepalen. Gedurende deze verkennende studie wordt een vervolg voorbereid met een vergelijkend onderzoek bij een aantal psychiatrische instellingen in Vlaanderen. Organisaties: • SEIN
Onderzoekers: • Beatrijs NIELANDT • Patrizia ZANONI
Methodologie voor het beschrijven van de toegankelijkheid van transport in Europe (MEDIATE) Universiteit Hasselt Abstract: Het globale doel van MEDIATE is een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van veelomvattend stedelijk transportsysteem met een betere toegang voor alle burgers en een toename van het aantal personen dat gebruik maakt van het openbaar vervoer. Het projectdoel van MEDIATE is bekomen van een gemeenschappelijke Europese methodologie om de toegang tot transport te meten. De ontwikkeling van een methdologie om toegankelijkheid te meten is een proces. De eerste stap is het formuleren van een kennisbasis, door intiatieven en methodologische benaderingen voor het meten van de toegankelijkheid van openbaar vervoer opnieuw te bestuderen. Veel initiatieven bestaan op nationale niveaus en de uitdaging ligt in het verzamelen van de informatie en het identificeren van gemeenschappelijke indicatoren die gebruikt kunnen worden als een basis voor een gemeenschappelijke set van standaardindicatoren op Europees niveau. Voorbeelden van goede praktijken zullen verzameld worden samen met data die deze indicatoren ondersteunen. De indicatoren en de voorbeelden van goede praktijken vormen de input voor de ontwikkeling van een zelfevaluatie instrument. Dit zelfevaluatie instrument zal waardevolle informatie leveren over mogelijke lacunes en zal een indicatie verschaffen van de werkelijke kwaliteit van de toegankelijkheid. Organisaties: • Verkeersveiligheid • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Gerhard WETS • Davy JANSSENS • Marjolein DE JONG
Ontwikkelingsproject voor een vakmentorenopleiding secundair onderwijs. Universiteit Antwerpen Abstract: Met de decretale uitbreiding van de praktijkcomponent voelen vakmentoren zich niet altijd voldoende onderlegd om hun toegenomen verantwoordelijkheid op te nemen. Tegelijk neemt de bezorgdheid van de opleiders toe over de kwaliteit van de mentorenbegeleiding als gevolg van de schaalvergroting van de samenwerkingsverbanden. In dit project wordt nagegaan of het mogelijk en wenselijk is een innovatieve mentorenopleiding te ontwikkelen op maat van alle actoren (vakmentoren, opleiders, studenten en instellingen) betrokken bij de opleiding van leraren voor het secundair onderwijs. Organisaties: • Didactica
Onderzoekers: • Jozef Colpaert • Wil Meeus
Integrated system preparing the organization and key actors of the university toward the quality assurance and management for sustaining the culture of quality Universiteit Hasselt Abstract: Het project ontwikkelt een modern systeem voor het hoger onderwijs, in de geest van de Total Quality Management, gebaseerd op passende methodieken en procedures die de normen, uitgegeven door ARACIS, volgen. Dit systeem wordt geïntegreerd met de passende opleiding van de belangrijkste actoren die betrokken zijn bij de doelgroep universiteiten zodat die op de interregionael en transnationael vlak zullen verbeteren. Organisaties: • Beleidsinformatica • Data-analyse en Modellering
Onderzoekers: • Joanna SCHREURS
OCMW's en dakloosheid. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit onderzoek gaat na in welke mate en op welke manier de OCMW's in België diensten ontwikkelen als antwoord op de hardnekkige en complexe problematiek van dak- en thuisloosheid. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken • Danielle Dierckx
Kwantificering van het wereldstedennetwerk: een exploratief odnerzoek om de relaties tussen wereldsteden te analyseren Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek betreft een inter-disciplinaire poging om kwantitatieve gegevens over mondiale inter-stedelijke relaties te analyseren, ne richt zich hierbij op de onwikkeling van indicatoren om relaties tussen zogenaamde 'wereldsteden' te meten met het oog op testen van basisassumpties in de theoretische literatuur en een accuratere beschrijving van de structuur van en de veranderingen binnen dit stedensysteem. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Frank Witlox • Ben Derudder
Onderzoek naar functionele fietsverplaatsingen in Limburg - een stand van zaken van de fietsverplaatsingen, fietsinfrastructuur en de randvoorwaarden Universiteit Hasselt Abstract: De opdrachtgever stelt zich tot doel het aandeel van de functionele fietsverplaatsingen in de modal split van de Limburgers gevoelig te verhogen. Om de leefbaarheid en de mobiliteit optimaal uit te bouwen, wenst de opdrachtgever een geïntegreerd fietsbeleid uit te voeren, onder de noemer 'Velodroom', met als centrale doelstelling van Velodroom de functionele fietsverplaatsingen te verhogen. Om dit geïntegreerd beleid te kunnen ontwikkelen, wenst de opdrachtgever een nulmeting te doen van het huidige fietsaanbod en fietsgebruik. Deze nulmeting fungeert zowel als een instrument om het ontwikkelde beleid te toetsen en bij te sturen, alsook om een zicht te krijgen op de thema's die extra inspanning verwachten. Er werd door de opdrachtgever gekozen om de toeristische fietsverplaatsingen niet in rekening te brengen. De volgende functionele fietsverplaatsingen dienen onderzocht te worden: woon-werk, woon-school en woon-winkelverplaatsingen alsook de zogenaamde vrijetijdsverplaatsingen. Hieronder verstaan we de doelgerichte verplaatsingen die in onze vrije tijd met de fiets gemaakt worden: bezoek aan familie, bibliotheek, theaterbezoek, e.d. Organisaties: • Verkeersveiligheid • Verplaatsingsgedrag • Data-analyse en Modellering • Instituut voor Mobiliteit
Onderzoekers: • Davy JANSSENS • Els HANNES
Digitas. Digital Asylum-Seekers - Media onderwijscursus voor ouders en grootouders Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het DIGITAS project ontstond uit de behoefte aan een media-educatie gerelateerde opleiding die bestemd is voor trainers en leerkrachten die werken met ouders en oudere leerlingen en die zich niet laat opsluiten in een 'protectionistische' paradigma, maar gericht is op 'demystificatie' van media. DIGITAS veronderstelt dat (multi)media zullen blijven bestaan en dat de opmars van digitale technologieën heeft bijgedragen tot het ontstaan van nieuwe culturele vormen die een multimodale geletterdheid vereist. Deze culturele praktijken die vaak worden toegeschreven aan de jeugd, bieden kansen voor informeel en intergenerationeel leren. In het kader van een voortgaande consolidatie van het Europees beleid inzake mediageletterdheid, wordt de impact van het project gezien als het bijdragen aan de ontmanteling van het 'protectionistische' paradigma, met name op het gebied van het volwassenenonderwijs en het leren op latere leeftijd. Tegelijkertijd wil DIGITAS de aandacht vestigen op het belang van 'zachte' vaardigheden in relatie tot het gebruik van ICT en nieuwe media. DIGITAS produceerde een cursus op die beschikbaar is in de Comenius / Grundtvig Training Database en waarvan een trainissessie werd opgeleverd aan begeleiders en trainers uit het volwassenenonderwijs, met online ondersteuning op een Moodle Virtual Learning Environment en door een handboek voor trainers en een handboek voor studenten. Project partners: Asociatia Epsilon III (Boekarest, RO) - coördinator, Universitatea Bucuresti (Boekarest, RO), ONAGEB.SPAIN S.L. (Zaragoza, ES), Vrije Universiteit Brussel (Brussel, BE), Ankara Universitesi (Ankara, TR), Instituto Politecnico do Porto (Porto, PT), IMOTEC (Vilnius, LT), Polo Europeo della Conoscenza (Verona, IT) Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Leo VAN AUDENHOVE
Analyse van de gegevens verzameld in het kader van de evaluatie van lokale participatie in basis en secundaire scholen. Universiteit Antwerpen Abstract: Vanuit een functionele participatiebenadering wil dit onderzoek de impact van het participatiedecreet toetsen. Centrale vraag daarbij is de mate waarin schoolparticipatie is geëvolueerd sedert de invoering van het decreet. Daarom wordt onderzocht op welke domeinen en in welke mate de schoolactoren (leerlingen in het secundair onderwijs, ouders, leerkrachten en directies in het basis- en secundair onderwijs) inspraak hebben op school. Verder wil het nagaan of deze pariticipatiemogelijkheden voldoende zijn en hoe de werking van de formele participatieorganen wordt ervaren. Tenslotte wil het onderzoek nagaan welke evolutie heeft plaats gevonden sedert de nulmeting in 2005. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem • Sven De Maeyer
Evaluatie van de NGO-partnerships op het vlak van capaciteitsversterking DEEL 2. Universiteit Antwerpen Abstract: De evaluatie heeft tot doel om de capaciteitsversterking activiteiten van Belgische Niet-Gouvernmentele Organisaties (NGO's) te evalueren in het kader van Noord-Zuid NGO-partnerships. Het gaat over de erkende NGO's die fondsen ontvingen van de Belgische Staat in het kader van ontwikkelingssamenwerking. De steekproef omvat 40 partnerships in 7 landen in de documentaire fase en 30 partnerships in 6 landen voor de terreinfase. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers:
• Robrecht Renard • Nadia Molenaers
Voorstellen voor cursussen en seminaries voor personeel en studenten van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de universiteit (UNIKIS) en het maatschappelijk middenveld in Kisangani. Universiteit Antwerpen Abstract: Voorstellen voor cursussen en seminaries voor personeel en studenten van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de universiteit (UNIKIS) en het maatschappelijk middenveld in Kisangani. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Gunter Maes
Creatie en implementatie van het programma van de conferentie om 50 jaar Europese coördinatie van de sociale zekerheid te vieren Universiteit Gent Abstract: De Commissie vierde het halve-eeuwfeest van socialezekerheidscoördinatie in de EG en haar belang voor de bescherming van de socialezekerheidsrechten van migrerende personen door een conferentie te organiseren op 7 en 8 mei in Praag, met vertegenwoordigers van alle stakeholders. Het project betreft de wetenschappelijke coördinatie van de Conferentie, met name het vaststellen van het programma en het schrijven van een boek. Organisaties: • Vakgroep Sociaal recht
Onderzoekers: • Yves Jorens
Gemeenschapsvorming in een veranderende stad. Een analyse van praktijken en vertogen in de publieke ruimte Hogeschool Gent Abstract: De centrale onderzoeksvraag van PWO-GIS is op welke manier sociaal-culturele tussenkomsten zich verhouden tot bestaand processen van gemeenschapsvorming in een veranderende stad. De drie deelvragen weerspiegelen de drie centrale thema’s in de probleemstelling: Ledeberg als onderzoeksterrein van de veranderende stad, en de praktijken en vertogen van bewoners en sociaal-culturele beroepskrachten (community workers). Het onderzoek wil empirische gegevens verzamelen over feitelijke processen van gemeenschapsvorming in de veranderende stad en de positie en betekenis van sociaal-culturele tussenkomsten hierbinnen. Op basis van deze data worden er handvaten aangereikt voor het handelen en de positie van sociaal-cultureel werkers binnen de context van een veranderende stad. Organisaties: • Departement Sociaal-agogisch werk • Vakgroep Sociaal werk
Onderzoekers: • Griet Verschelden • Greet De Brauwere • Sven De Visscher
Informatieverwerking bij financieel analisten gegeven het aggregatieprincipe Hogeschool-Universiteit Brussel Abstract: De informatiewaarde en prestatie van financieel analisten is een centraal onderzoeksdomein in financiële economie. Dit project heeft als doel om het beslissingsgedrag van financieel analisten te onderzoeken rekening houdend met het aggregat ieprincipe. De basisidee achter dit principe is dat de consensus-voorspelling van een groep heterogene agenten met onafhankelijke meningen ( i.e. geen kuddegedrag) beter is dan de voorspelling van individuele experten (en dit als gevolg van de reduct ie in idiosyncrat ische variant ie in de geaggregeerde voorspelling). We analyseren het belang en de dynamiek van informatiest romen bij de vorming van voorspellingen in drie verschillende onderzoekskaders. Organisaties: • VAKGROEP EXACTE WETENSCHAPPEN
Onderzoekers: • GEERT VAN CAMPENHOUT • KRISTIEN SMEDTS
Political economy and institutions of food policy and development. KU Leuven Abstract: De voornaamste doelstelling van het Methusalem project is om innovatiefonderzoek te financieren om zo de internationale uitstraling te versterken van het LICOS onderzoeksprogramma rond Ontwikkelingssamenwerking en Voedselbeleid dat onder leiding staat van Professor Swinnen. Het onderzoek richt zich op geografische en methodologische innovaties van het lopende onderzoek over voedselbeleid en ontwikkelingssamenwerking en legt daarbij vooral de nadruk op de instellingen. Geografisch gezien gaan we onze focus consolideren die recent werd uitgebreid van Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie naar Afrika, China en India. We proberen ook het aantal vergelijkende analyses op te voeren.Op het vlak van de methodologie streven we zowel naar theoretische innovaties -inclusief het maken van modellen en het uiteenzetten van theorieën met nieuwe inzichten van de politieke en institutionele economie- alsnaar empirische innovaties-inclusief de ontwikkeling en het gebruik vanpanel datasets en socio-ec Organisaties: • OG Ontwikkelingseconomie Leuven
Onderzoekers: • Johan Swinnen
Pro-actieve beleidsvorming in de Europese Unie KU Leuven Abstract: Normal 0 21 false false false MicrosoftInternetExplorer4panose-1:2 2 5 2 6 4 1 2 3 3;mso-font-charset:0;mso-generic-font-family:roman;mso-font-pitch:variable; mso-font-signature:3 0 0 0 1 0;} /* Style Definitions */ p.MsoNormal, li.MsoNormal, div.MsoNormal{mso-style-parent:"";margin:0cm;marginbottom:.0001pt;
Organisaties: • OE LINES
Onderzoekers: • Bart Kerremans • Johan Adriaensen
Social security and new patterns of work and mobility: researchers profiles KU Leuven Abstract: In the research we focus upon the social security problems which researchers face when they have a mobille research career. First we sketch thevariety of social statuses across Europe and the different levels of social protection that go along with them. Then we will deal with the technical arrangements that have been developed to co-ordinate social security when researchers move throughout Europe. It analyses especially the weaknesses and shortcomings of these technical co-ordination rules. Particular attention is given to the growing group of third country nationals among the researchers in Europe and to the weak position they have when it comes to the co-ordination of their social security rights. Efforts are made as well to develop alternatives. Some of the solutions only need small changes in existing legislation, but for some other problematic issues need more efforts will have to be done by both European and national policy makers. Organisaties: • OE Arbeids- en Socialezekerheidsrecht
Onderzoekers: • Paul Schoukens • Danny Pieters
Celebrity-activisme: een empirisch onderzoek naar de samenwerking tussen sociale bewegingen en bekende Vlamingen. Universiteit Antwerpen Abstract: De centrale vraag van dit project is welke invloed het engagement van celebrities heeft op de werking van sociale bewegingen, en op de relaties van deze middenveldorganisaties met elkaar en de burgers-consumenten. In welke mate en op welke manier is de steun van een bekende figuur een noodzaak voor een sociale beweging in een door media en marktdenken gedomineerde samenleving? Op welke manier beïnvloedt de aanwezigheid van een celebrity-activist het denken en doen binnen een beweging of actiegroep? Hoe evolueren de verhoudingen tussen bewegingen die wel en niet een beroep doen op beroemde boegbeelden, en tot slot: welke impact heeft de introductie van celebrityactivisten op het grote publiek? Organisaties: • Media, beleid en cultuur (MPC)
Onderzoekers: • Hildegarde Van den Bulck
Onderzoek naar de betekenis van het solidariteitsbeginsel in het Europees recht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het solidariteitsbeginsel krijgt gaande weg meer en meer betekenis in het Europees recht. Dit blijkt op de eerste plaats uit de reeds bestaande Europese verdragen en de versterking van het solidariteitsbeginsel door het Verdrag van Lissabon en het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Dit blijkt tevens uit de meest recente evolutie van de rechtspraak van het Hof van Justitie bij de toepassing van onderdelen van het gemeenschapsrecht zoals het Europees burgerschap, de interne markt en het mededingingsrecht. De bedoeling van het onderzoek is te analyseren waar en op welke manier het Europees recht inhoud geeft aan het solidariteitsbeginsel. De resultaten van dit onderzoek zullen geplaatst worden naast de invulling die aan dit begrip wordt gegeven in de Europese Open Methode van Coördinatie en in het sociaal recht en beleid van lidstaten. Hieruit zouden dan besluiten moeten kunnen getrokken worden m.b.t. de vraag of er in deze Europese context een coherentie invulling en visie bestaat op het solidariteitsbeginsel. Organisaties: • Sociale Concurrentie en Recht
Onderzoekers: • Anne-Marie Van den Bossche • Bea Cantillon • Herwig Jacobus Maria Verschueren
Cinema & diaspora. Een comparatieve studie naar etnische filmculturen in Antwerpen: Indiase, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse cinema. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project onderzoekt de filmculturen van diaspora (etnische groepen) in België. Op basis van een casestudy (Antwerpen) worden Indische, Noord-Afrikaanse, Turkse en Joodse filmculturen vergeleken. Structurele analyses (distributie en -exploitatie) worden gekoppeld aan publieksonderzoeken. Bijzondere aandacht gaat uit naar de mate waarin deze filmculturen bijdragen tot de constructie van culturele identiteiten. Organisaties: • Onderzoekscentrum Visuele en Digitale Culturen (ViDi)
Onderzoekers: • Philippe Meers • Roel Vande Winkel
Substatelijke diplomatieke activiteiten als motor van re-territorialisering? De casus van de mediterrane ruimte. Universiteit Antwerpen Abstract: Substatelijke diplomatie confronteert de onderzoeker met de aard en de dynamiek van het internationaal systeem. Vooral het territoriale kader van het internationale systeem kan in vraag gesteld worden. Verschillende auteurs spreken over "het einde van het territorium", maar verondersteld kan worden dat de komst van subnationale entiteiten op de internationale scene naast een proces van de-territorialisering ook een dynamiek van re-territorialisering op gang heeft gebracht. Re-territorialisering kan omschreven worden als "ontwikkelingen die zich voordoen wanneer bepaalde territoriale eenheden in belang afnemen, ten voordele van andere territoriale configuraties". Centraal in dit onderzoek zal de wisselwerking tussen geopolitiek en substatelijke diplomatie onderzocht worden in de casus van de mediterrane ruimte. De centrale vraag is dubbel; (1°) hoe en in welke mate wordt de diplomatie van substatelijke entiteiten in deze regio beïnvloed door omgevingsvariabelen, en (2°) hoe en in welke mate herscheppen deze actoren via hun diplomatie hun omgeving. Of, om deze laatste dynamiek te herformuleren; vormen substatelijke diplomatieke activiteiten motoren van "re-territorialisering"? De operationalisering van deze vraag zal als volgt gebeuren; vanuit de onderzoekstradities van de traditionele en de cognitieve geopolitiek zal de invloed van geopolitieke factoren op de diplomatie van substatelijke entiteiten onderzocht worden. In een tweede en omgekeerde beweging zal vanuit de onderzoekstraditie van de kritische geopolitiek bestudeerd worden hoe substatelijke overheden via hun diplomatieke activiteiten en buitenlandspolitiek discours de ruimte waarin ze opereren, trachten te herscheppen. Er wordt voor gekozen de onderzoeksvraag te focussen op een welbepaalde geografische ruimte, te weten de mediterrane ruimte. In het middellandse zeebekken zijn de laatste jaren immers tal van paradiplomatieke initiatieven ontplooid op verschillende niveaus, niet in de laatste plaats gestuurd door de ambities van de Catalaanse Generalitat.
Organisaties: • Internationale Politiek (IP)
Onderzoekers: • David Criekemans • Jan Melissen
Arbeidsongeschiktheid en vervroegde uittrede in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek wil nagaan op welke manier arbeidsongeschiktheid past binnen de vervroegde uittredestelsels in Vlaanderen en hoe deze situatie zich verhoudt ten opzichte van andere welvaartsregimes. We gaan in het onderzoek op zoek naar substitutie-effecten tussen stelsels van vervroegde uittrede en willen verklaringen bieden voor vervroegde uittrede mechanismen in Vlaanderen. We zullen hiervoor factoren als gezondheid, demografische evolutie en werkgeverskenmerken analyseren. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon
De bescherming van culturele goederen tijdens de gewapende conflicten: naar een integrale preventiestrategie. Universiteit Antwerpen Abstract: Tijdens de 20ste eeuw zijn er heel wat preventiemaatregelen ter bescherming van cultuurgoederen (zowel roerend als onroerend) tijdens gewapende conflicten ontwikkeld. Toch blijkt dat destructie en plunderingen de laatste decennia toenemen. Dit onderzoek wil dan ook nagaan wat de oorzaken zijn voor het falen van deze strategie. Daartoe wordt in een eerste fase een niet-limitatieve inventaris opgesteld van bestaande en ooit toegepaste preventiemaatregelen. Bottom-up, vanuit de verschillende preventiemaatregelen, zal een typologie worden ontwikkled, die vervolgens wordt vertaald in een modelstrategie. Een laatste fase evalueert de voorgaande, door top-down, vanuit de modelstrategie, twee casussen (Kosovo en Irak) te analyseren. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Annick Schramme
Innovatie en reductie van time-to-market door planmatig proefnemen. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project beoogt om vernieuwende zoekalgoritmes te ontwerpen voor het vinden van optimale statistische proefopzetten. Hiertoe zullen de nieuwste methoden voor combinatorische optimalisatie uit het operationeel onderzoek, meer bepaald metaheuristieken, ingezet worden in een nieuw toeassingsdomein, het experimenteel ontwerp. Zowel problemen met één doelfunctie als met meerdere doelfunctie zullen onze aandacht wegdragen. Organisaties: • Engineering Management • Wiskunde, statistiek en actuariaat
Onderzoekers: • Kenneth Sörensen • Peter Goos
De bron van gemaskeerde primingeffecten: het lexicaal of het episodisch geheugen? Universiteit Antwerpen Abstract: Gemaskeerde priming is een techniek waarbij een woord zo kort wordt aangeboden dat het niet bewust kan worden waargenomen, terwijl het toch een effect kan hebben op de verwerkingssnelheid van een onmiddellijk daarop volgend woord. Deze techniek wordt daarom vaak gebruikt in de psycholinguïstiek om de geheugenstructuren en -processen achter woordherkenning te onderzoeken. Recent is echter discussie ontstaan over de lexicale aard van deze zgn. gemaskeerde primingeffecten (zie Bodner & Masson, 2003, 2004, 2006): vertellen ze werkelijk iets over de structuur van het mentale lexicon of reflecteren ze residuele activatie in het episodische geheugen, waar mensen persoonlijke ervaringen opslaan? Een reeks experimenten moet antwoord geven op de vraag of een lexicale interpretatie van het effect verdedigbaar is. Gegeven de populariteit van de techniek, kunnen de uitkomsten van dit onderzoek verstrekkende gevolgen hebben voor de theorievorming m.b.t. het mentale lexicon. Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Dominiek Sandra
Ontwikkelen en beheren van cylische distributiestrategieën in de logistiek. Universiteit Antwerpen Abstract: Het uitgangspunt van voorliggend project is om deze beide strekkingen in de literatuur over rittenplanning met voorraadoverwegingen samen te brengen door de basisassumpties te doorbreken: (i) situaties met een inherente vraagonzekerheid vergen niet noodzakelijk een dynamische, korte-termijnaanpak; en (ii) een cyclische oplossing kan ook geschikt zijn onder veranderende omstandigheden. De resulterende onderzoeksvraag, die de grondslag vormt van dit project, is de volgende: in hoeverre is een cyclische aanpak geschikt voor distributieplanning in situaties met inherente vraagonzekerheid, en hoe kunnen efficiënte distributiepatronen dan opgebouwd en onderhouden worden? Organisaties: • ITMMA
Onderzoekers: • Wout Dullaert
Een antropologische en micro-niveau exploratie van de Conflict Cycle in Rwanda met een focus op verschuivende breuklijnen en veranderende identiteiten in "State-Stanctioned Practices Over Time" (1980-2010). Universiteit Antwerpen Abstract: Doorheen de analyse van populaire praktijken en percepties van socio-politieke verandering in de context van gewelddadig conflict in het verleden, probeert dit onderzoek te begrijpen hoe extern gedreven processen van conflictbeheersing en -voorkoming interageren met lokale leefwerelden en initiatieven van lokale actoren. In de casestudy Rwanda worden heuvels en huishoudens gebruikt als analyse-eenheden. Organisaties: • Politieke economie van de Grote Meren Regio
Onderzoekers:
• Filip Reyntjens • Bert Ingelaere
Tekstreductie bij live ondertiteling met spraakherkenning. Universiteit Antwerpen Abstract: Schrijven met spraakherkenning is een erg waardevolle en snelle methode gebleken om live televisieprogramma's van (intralinguale) ondertitels te voorzien. Toch zorgen de vaak erg hoge spreeksnelheid van het te ondertitelen bronmateriaal en de beperkte leessnelheid van de kijkers ervoor dat er ingekort en aangepast moet worden. Dit onderzoek gaat op zoek naar de ideale reductiegraad voor de ondertiteling van live programma's. Aan de hand van twee opeenvolgende experimenten worden zowel productie als receptie van real-time ondertitels belicht. Organisaties: • Management
Onderzoekers: • Luc Van Waes • Mariëlle Leijten
Onderzoek en kwalitatieve digitale ontsluiting van de eerste Belgische fotografietijdschriften 'Bulletin belge de Photographie' en het 'Bulletin de l'Association Belge de Photographie'. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project onderzoekt de kwalitatieve digitalisering van de eerste Belgische fotografietijdschriften 'Bulletin belge de Photographie' en het 'Bulletin de l'Association Belge de Photographie'. De resultaten uit het onderzoek worden gebundeld in een kwalitatief lessenpakket, syllabus en een e- book dat wordt aangeboden aan specifieke vakbibliotheken en musea om de informatie toegankelijk te maken voor verder onderzoek. Organisaties: • Overheid en Recht
Onderzoekers: • Herman Van Goethem
Taalverwerking. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Centrum voor Computerlinguïstiek en Psycholinguïstiek (CLiPS)
Onderzoekers: • Dominiek Sandra
De positie en rol van niet-statelijke actoren in het internationaal recht. Universiteit Antwerpen Abstract: Het klassieke internationaal recht is nog steeds opgevat als een interstatelijk recht. In deze opvatting zijn staten, en niet niet-statelijke actoren, de belangrijkste subjecten van internationaal recht. Niet-statelijke actoren, zoals internationale organisaties, ondernemingen, ngo's, gewapende oppositiegroepen, nationale bevrijdingsbewegingen, en zelfs individuen, manifesteren zich steeds meer op alle niveaus van internationaal recht en beleid. De wetenschappelijke onderzoeksgroep gaat na wat de internationaal-juridische positie van niet-statelijke actoren op verschillende terreinen van het internationaal recht en de internationale betrekkingen op dit moment is, en of die positie beleidsmatig gezien wenselijk is. De groep wil tevens nagaan op welke wijze niet-statelijke actoren de vormgeving van internationale regelgeving beïnvloeden op basis van hun juridische positie. Ook hier wordt getoetst of die invloed wenselijk is. De bijdrage van de UA zal gebeuren vanuit het recht van de mensenrechten, en meer in het bijzonder van de economische, sociale en culturele rechten. Organisaties: • Recht en Ontwikkeling
Onderzoekers: • Wouter Vandenhole
Verschuivende patronen van participatie en representatie in Europa. Universiteit Antwerpen Abstract: Traditionele patronen van participatie en representatie komen in toenemende mate onder druk te staan in liberale democratieën (Putnam 2000; Dalton 2004). Enerzijds is er een bezorgdheid over een systematische daling van de deelname aan althans sommige, eerder traditionele vormen van politieke participatie. Hoewel het grootste deel van de literatuur in dit verband te situeren valt in de Verenigde Staten, stellen we vast dat er ook in een aantal landen van West-Europa sprake is van een systematische daling van de deelname aan verkiezingen, van het lidmaatschap van politieke partijen, en van het lidmaatschap van middenveldorganisaties zoals vakbonden. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat een systematisch overzicht van de meest recente gegevens voor Europa momenteel ontbreekt, gelet op de diverse stadia inzake de gegevensverzameling op nationaal vlak. Anderzijds is de representatie van politieke belangen ook sterk aan verandering onderhevig. Traditionele breuklijnen, b.v.b. op basis van religieuze achtergrond of socio-economische positie, lijken aan belang in te boeten. Politieke systemen moeten daarentegen het hoofd bieden aan nieuwe representatievormen, waarbij etnische en culturele identiteit, gender, attitudes en de massamedia een steeds belangrijker rol spelen. Binnen de theoretische literatuur overheerst de verwachting dat het politiek vertrouwen van de bevolking mede een gevolg is van de mate waarin zij het democratisch besluitvormingsproces als legitiem en effectief beschouwt. Een daling van het politiek vertrouwen wordt dan weer geassocieerd met een gebrek aan stabiliteit van het politiek regime, en met een daling van de bereidheid overheidsinterventie te ondersteunen. Zowel op basis van deze theoretische overwegingen, als op basis van beleidsoverwegingen is onderzoek naar de veranderende patronen van participatie en representatie dan ook een belangrijk onderwerp binnen de politieke wetenschappen. Het Europees onderzoek kampt daarbij met twee handicaps: - ten eerste is er natuurlijk het feit dat de dataverzameling en theorieopbouw grotendeels per land verloopt, zodat we over relatief weinig algemene overzichten beschikken voor West-Europa in het algemeen; - bovendien is er het feit dat participatie traditioneel eerder gezien wordt als een onderwerp binnen de subdiscipline van de politieke sociologie (met een nadruk op individueel gedrag van burgers), terwijl representatie eerder gezien wordt als een thema van de studie van parlementaire systemen (met een nadruk op de studie van parlementen en andere elementen van het politiek systeem) De afgelopen jaren is er duidelijk sprake van een toenadering, zowel met betrekking tot de verschillende nationale onderzoekstradities als met betrekking tot de verschillende subdisciplines. Dit komt onder meer tot uiting in gezamenlijke congressen, publicaties, onderzoeksprojecten en wetenschappelijke netwerken. Met deze Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschap willen we bijdragen aan dit proces, door onderzoekers van verschillende landen samen te brengen. Dat zal enerzijds gebeuren aan de hand van het op geregelde data beleggen van wetenschappelijke bijeenkomsten (minstens één internationale bijeenkomst per jaar), en anderzijds door het uitwisselen van onderzoekers uit de diverse groepen,
waarbij ook trainingsessies worden voorzien (o.m. met betrekking tot specifieke kwantitatieve onderzoekstechnieken). Dit heeft uiteraard voordelen voor de eigen post-doc onderzoekers, die op deze wijze in staat worden gesteld meer internationale ervaring op te doen, maar het kan er anderzijds ook voor zorgen dat diverse internationale onderzoeksteams sterker geneigd zullen zijn samenwerkingsakkoorden op te zetten met onze instellingen. De oprichting van deze onderzoeksgemeenschap stelt ons in staat bij te dragen tot het internationale academische debat en de Belgische politieke wetenschappen duidelijk op de kaart te zetten. Afgaande op het aantal publicaties in internationale tijdschriften, en de citaties die hieruit volgen, kunnen we stellen dat de kernonderzoeksgroepen de afgelopen jaren een belangrijke internationale reputatie hebben verworven (Hooghe: 23 SSCI-publicaties en 133 cites; Walgrave 11 publicaties en 45 cites; Deschouwer 9 publicaties en 87 cites). Voor de verdere uitbouw van dit onderzoekspotentieel zal de komende jaren geïnvesteerd moeten worden in internationale zichtbaarheid, netwerking en verdere uitwisseling van (post-doc) onderzoekers. Mede daarom is deze Wetenschappelijke onderzoeksgemeenschap van cruciaal belang voor de verdere profilering op dit onderzoeksterrein. Meer specifiek willen we streven naar vooruitgang op twee domeinen. Voor wat de politieke participatie betreft is het van cruciaal belang dat we trends adequaat in kaart brengen, waarbij we ook een betrouwbare meting ontwikkelen voor nieuwere participatievormen. Daarbij zal onder meer gebruikt gemaakt worden van de beschikbaarheid van de data van de European Social Survey, maar ook van nationale bevolkingsonderzoeken. Tevens willen we hier wijzen op de expertise die reeds verworven werd door de Leuvense (survey-onderzoek rond participatie) en Antwerpse (betogingonderzoek) onderzoeksteams. Ten tweede willen we vooruitgang boeken op het vlak van politieke representatie. Meer specifiek willen we nagaan in hoeverre traditionele instellingen als politieke partijen en parlementen een rol kunnen spelen in veranderende representatiepatronen en op welke wijze zij hun rol hierbij invullen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bestaande expertise inzake politieke partijen (vooral VUB), maar ook van de opgedane methodologische ervaringen in verband met deze vorm van eliteonderzoek (UA). De uiteindelijke bedoeling blijft uiteraard om, op basis van de gegevens die de volgende jaren op een systematische wijze zullen worden verzameld, beide perspectieven samen te brengen: op welke wijze gaan partijen en parlementen om met de verwachtingen van de burgers inzake representatie en participatie? Kunnen deze gevestigde instellingen zich aanpassen aan de nieuwe eisen van de publieke opinie, of dringen zich functionele equivalenten op die deze representatiefunctie kunnen overnemen. Het antwoord op die vraag is niet alleen van groot theoretisch belang voor de politieke wetenschappen, maar heeft uiteraard ook belangrijke beleidsimplicaties op Europees vlak. Vanuit de goede samenwerking tussen de Vlaamse onderzoekseenheden en de reeds bestaande ad hoc samenwerking met de internationale partners willen we met deze Onderzoeksgemeenschap een wezenlijke bijdrage leveren aan dit debat. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
School, jongeren, ouders en omgeving: partners in het creëren van een optimale schoolloopbaan. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds IWT. UA levert aan IWT de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)
Onderzoekers: • Christiane Timmerman • Walter Nonneman • Paul Mahieu
Vademecum van gemeenschappelijke EU-indicatoren in het kader van de open coördinatiemethode voor sociale bescherming en sociale integratie. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project draagt bij tot de activiteiten van de Sub-Group Indicatoren (ISG) van het Directoraat Generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen van de Europese Commissie. In het kader van dit project wordt een vademecum ontwikkeld dat de werkzaamheden van de ISG samenvat, zowel met betrekking tot methodologische vraagstukken als in haar politieke dimensie. Het eindrapport omvat vooreerst; een aantal horizontale hoofdstukken met betrekking tot de ontwikkeling en het gebruik van sociale indicatoren in het kader van de Open Coordinatiemethode voor Sociale Bescherming en Sociale Insluiting; ten tweede fiches voor elke indicator waarover een akkoord werd bereikt of die wordt besproken; ten derde een webapplicatie die deze fiches omvat. Organisaties: • Centrum voor sociaal beleid Herman Deleeck (CSB)
Onderzoekers: • Bea Cantillon • Cornelius Van den Bosch
Ontwikkelen en valideren van een instaptoets voor de cursus Maatschappelijke Oriëntatie. Universiteit Antwerpen Abstract: Om de reeds verworven competenties van inburgeraars te screenen ervaart de Vlaamse overheid de nood aan een instaptoets, zodat een inburgeringstraject op maat en zo doelgericht en efficiënt mogelijk kan verlopen. Het onderzoeksproject heeft tot doel een instaptoets te ontwikkelen en te valideren op een wetenschappelijk verantwoorde wijze. De instaptoets moet meer specifiek aangeven in welke mate de module Maatschappelijke Oriëntatie dient te worden gevolgd door een nieuwe inburgeraar. Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Rita Rymenans • Sven De Maeyer
Klimaatverandering en de veranderingen in de ruimtelijke structuren in Vlaanderen. Universiteit Antwerpen Abstract: De Wetenschappelijke doelstellingen van het onderzoeksproject kunnen worden omschreven als: -een kwalitatieve verkenning door middel van ontwerpend onderzoek van mogelijke planningsconcepten voor een meer adaptieve benadering van veranderingen in ruimtelijke structuren ten gevolge van klimaatverandering. -een wetenschappelijke evaluatie en waardering van bestaande planningsinstrumtenten en bestuurskundige mechanismen voor de implementatie van ruimtelijke planningsstrategieën in relatie tot klimaatverandering.
Organisaties: • Ecosysteembeheer
Onderzoekers: • Patrick Meire
Berichtgeving over de internationale samenleving: feiten, impact en actieruimte. Universiteit Antwerpen Abstract: Het Vlaams Vredesintstituut wil een impuls geven in het streven naar een geweldloze samenleving. Daartoe werd dit project voorgesteld dat er uit bestaat dat de berichtgeving over de internationale samenleving (buitenlandberichtgeving) in de Vlaamse nieuwsmedia vanuit een drievoudige vraagstelling wordt onderzocht. Ten eerste, is de vraag hoe het zit met de feiten, hoe staat het met de kwaliteit en de kwantiteit van de buitenlandberichtgeving in Vlaanderen. Ten tweede gaat het om de impact van de buitenlandberichtgeving op de attitudes van de kijkers/lezers/luisteraars. Ten derde wordt de vraag gesteld naar de mogelijke beleidsruimte die de Vlaamse overheid heeft om een rol te spelen in het stimuleren van meer of betere buitenlandberichtgeving in de Vlaamse media. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Sociale betekenis en juridische bescherming van private relaties. Universiteit Antwerpen Abstract: In dit project staat de vraag centraal of en in welke mate een aanvullend of dwingend juridisch kader voor informele relaties tussen volwassenen kan worden gerechtvaardigd. Om deze vraag adequaat te beantwoorden, is voorafgaandelijk inzicht nodig in de subjectieve betekenis en sociale functie van verschillende relatievormen tussen volwassenen. De onderzoeksvragen worden bestudeerd vanuit zowel sociologische als juridische paradigma's, in een multidisciplinair theoretisch kader en aan de hand van kwalitatieve onderzoeksmethoden. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans • Frederik Swennen • Ann Van Den Troost
Meer macht voor de armen of meer armslag voor de machtigen? Extern opgelegde hervormingen en lokale strategieën. Een gevalstudie over landdynamiek in Rwanda en Burundi. Universiteit Antwerpen Abstract: Vanuit een thematische invalshoek rond landdynamiek, beoogt dit onderzoeksproject tot een beter begrip te komen van (1) hoe opportuniteitsstructuren ¿ gedefinieerd als normen, instituties, actoren en implementatieprocessen op het lokale, nationale en internationale vlak ¿ interageren met de locale leefwereld en strategieën van lokale actoren; (2) wat de impact is van extern opgelegde hervormingen op deze interactie. Twee case-studies zullen worden onderzocht: Rwanda en Burundi. Het project vertrekt vanuit het micro-perspectief van de lokale actoren en beoogt de complexe interactie tussen menselijk handelen en lokale opportuniteitsstructuur te duiden. Het onderzoek zal beroep doen op een combinatie van drie disciplinaire benaderingen: ontwikkelingsantropologie, ontwikkelingseconomie en recht en ontwikkeling. De drie componenten zullen sterk worden geïntegreerd en gekaderd in een overkoepelende onderzoeksmethodologie. Organisaties: • Politieke economie van de Grote Meren Regio
Onderzoekers: • Filip Reyntjens • Johan Bastiaensen • Jean Vranken • Wouter Vandenhole
Institutionele conformiteit in financiële rapportering. Universiteit Antwerpen Abstract: Het onderzoek richt zich op het identificeren en analyseren van institutioneel gedreven conformiteit in rapporteringsdomeinen gekenmerkt door normvaagheid, zoals risicorapportering, managementcommentaar en kostenallocaties. Vanuit een interdisciplinair gezichtspunt wordt rapporteringsconformiteit van ondernemingen gesitueerd als een vorm van institutioneel imitatiegedrag dat stoelt op sociale, cognitieve els competitieve invloeden. De studie zal ook ingaan op het belang en de rol van externe auditors in rapporteringsconformiteit Organisaties: • Accountancy en financiering
Onderzoekers: • Walter Aerts
Micro-economische analyse van de textielhandel rond 1500 in Brugge: de dubbele boekhouding van Wouter Ameide (1498-1507). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project brengt analysemethodes uit de bedrijfseconomie (accountancy, microstudies) en uit de geschiedenis samen om een nieuw licht te werpen op de introductie van productiviteitsverhogende technieken (efficiëntere methodes om informatie te verwerven en beheren) in periodes van grote economische verandering (tijdens de overgangsfase van Brugge naar Antwerpen rond 1500). Organisaties: • Centrum voor stadsgeschiedenis
Onderzoekers: • Peter Stabel
Liberalisering, globalisering en EG-mededingingsbeleid. Waarom staatssteunregels belangrijk zijn. Universiteit Antwerpen Abstract: De Europese Gemeenschap streeft sinds 1957 naar de totstandkoming van een interne markt met vrij verkeer van goederen en diensten onder onvervalste mededingingsvoorwaarden. In tijden van toenemende liberalisering en globalisering wint de EG-beoordeling van nationale ondersteuningsmaatregelen aan belang, en draagt deze tevens bij tot de uitvoering en verwezenlijking van de Lissabon-strategie. Organisaties: • Onderneming en recht
Onderzoekers:
• Anne-Marie Van den Bossche
Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring. (ECOOM) Universiteit Antwerpen Abstract: De missie van het "ExpertiseCentrum O&O Monitoring" (verder afgekort: ECOOM) bestaat erin een performant systeem van O&O- en innovatie-indicatoren te ontwikkelen en te onderhouden dat de Vlaamse overheid moet voorzien van geactualiseerde en relevante statistische data met betrekking tot de O&O- en innovatieperformantie van de Vlaamse regio. Tevens ontwikkelt ECOOM een portefeuille van relevante wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten ter ondersteuning van deze missie. Daartoe: (1) voert het ECOOM een reeks gerichte lange termijn opdrachten en takenpakketten uit die het Vlaams O&O- en innovatiepotentieel in kaart brengen, kwantificeren en analyseren, (2) dient het erover te waken dat de Vlaamse overheid over een geschikte databeheersstructuur kan beschikken betreffende bibliometrische gegevens, technometrische data, innovatiegegevens en doctoraatsgegevens, (3) bouwt het een gekwalificeerde staf uit, (4) bouwt het de nodige originele IT-infrastructuur uit, en (5) verzorgt het "ad hoc" opdrachten en projecten op aanvraag voor de Vlaamse overheid. ECOOM opereert als een inter-associatie expertisecentrum. Organisaties: • Universitair beheer en administratie
Onderzoekers: • Jean-Pierre Timmermans
Economie, bedrijfseconomie of bedrijfskunde. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. Organisaties: • Engineering Management
Onderzoekers: • Kenneth Sörensen
De positie van jongeren in een vergrijsde samenleving. Universiteit Antwerpen Abstract: Het project is in opdracht van de Artesis Hogeschool Antwerpen en kadert in een onderzoeksvoorstel betreffende intergenerationele solidariteit in opdracht van het Agentschap Sociaal-cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Evaluatie en ontwikkeling van bedrijfsinitiatieven inzake de controle en vermindering van woon-werkverplaatsingen. (ADICCT - tweede fase) Universiteit Antwerpen Abstract: Als bron van woon-werk verkeer genereren bedrijven heel wat mobiliteit. Veel werkgevers zijn zich daarvan bewust en ontwikkelen initiatieven om het autogebruik van hun werknemers te verminderen. Het ADICCT project onderzoekt deze Mobility Management initiatieven. Naast een grondige analyse van de Belgische enquête inzake woon-werkverkeer, omvat het project ook een case-study onderzoek gebaseerd op interviews met werkgevers die een vooruitstrevend mobiliteitsbeleid hebben. Organisaties: • Transport en ruimtelijke economie
Onderzoekers: • Ann Verhetsel
Protest gemeten tijdens de daad. Contestatie gecontextualiseerd. Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk OnderzoekVlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Organisaties: • Media, middenveld en politiek (M2P)
Onderzoekers: • Stefaan Walgrave
Een micro-level analyse van gewelddadige conflicten (MICROCON). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Internationale economie, internationaal management en diplomatie
Onderzoekers: • Philip Verwimp
Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting 2009. Universiteit Antwerpen Abstract: Het doel van dit project is het inventariseren en systematiseren van bestaand materiaal over armoede en sociale uitsluiting en het opsporen en aanvullen van lacunes. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Publicatie naar aanleiding van het Europees jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting 2010 en het Belgische covoorzitterschap van de EU. Universiteit Antwerpen
Abstract: Publicatie naar aanleiding van het Europees jaar van de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting 2010 en het Belgische covoorzitterschap van de EU. Organisaties: • Onderzoekscentrum Ongelijkheid, Armoede, Sociale Uitsluiting en de Stad (OASES)
Onderzoekers: • Jean Vranken
Visie ruimtegebruik- en ruimtebeslag 2020-2050. Sectornota "Economie". Universiteit Antwerpen Abstract: Visie ruimtegebruik- en ruimtebeslag 2020-2050. Sectornota "Economie". Organisaties: • Transport en ruimtelijke economie
Onderzoekers: • Ann Verhetsel
Uitvoering van assessment. Universiteit Antwerpen Abstract: Beoordelen en quoteren van papers van de kandidaten als onderdeel van het selectieproces voor BTC-landenvertegenwoordigers. Organisaties: • AID Policy
Onderzoekers: • Robrecht Renard
The survey of Health, Ageing and Retirement in Europe (SHARE LEAP). Universiteit Antwerpen Abstract: Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Universiteit van Tilburg. UA levert aan de Universiteit van Tilburg de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract. Organisaties: • Centrum voor Longitudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO)
Onderzoekers: • Dimitry Mortelmans
Designing evidence-based strategies and actions (DAPHNE). Universiteit Antwerpen Abstract: Designing evidence-based strategies and actions (DAPHNE). Organisaties: • EduBROn
Onderzoekers: • Peter Van Petegem
De neurobiologie van besluitvormige en executief functioneren in the suïcidale brein Universiteit Gent Abstract: Suïcidale personen hebben een veranderd patroon van activatie van de orbitofrontale en dorsolaterale prefrontale cortex, alsook executieve functioneringmoeilijkheden. Deze bevindingen vertonen belangrijke parallellen met de resultaten uit het onderzoek naar besluitvormingsprocessen. In dit project wordt aan de hand van fMRI, via neuropsychologische taken zoals de Markov Beslissingstaak, onderzoek gedaan naar besluitsvormingsprocessen en hun rol bij suïcidaliteit. Organisaties: • Vakgroep Psychiatrie en medische psychologie
Onderzoekers: • Cornelis Van Heeringen
INCO Conferentie: Rethinking Religion in India II: Rethinking Secularism, 10-13 January 2009, New Delhi, India Universiteit Gent Abstract: Deze conferentie maakt deel uit van een cluster van vijf conferentie rond gerelateerde thema's. Deze tweede was gericht op de vraag: als de kaders uit de religious studies ontoereikend zijn om India te bestuderen, hoe moeten we dan een reeks conflicten en andere feiten verklaren die over het algemeen gekoppeld worden aan 'religie'? In de Platform sessies werd een gericht debat gevoerd over de vraag of 'secularisme' een oplossing kan zijn voor religieus geweld. In de Ronde Tafel gesprekken werden verschillende sub-thema's aangesneden. Er waren ook Parallel Paper sessies waarin jonge onderzoekers van over heel de wereld hun werk presenteren. Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende cultuurwetenschappen
Onderzoekers: • Balagangadhara Rao
Erkenning en bescherming van milieuvluchtelingen in de Europese Unie Universiteit Gent Abstract: Als gevolg van milieudegradatie zijn miljoenen mensen genoodzaakt hun leefgebied te ontvluchten. 'Milieuvluchtelingen' vallen niet onder de huidige internationale vluchtelingendifinitie. Het onderzoek moet leiden tot oplossingen voor de erkenning en bescherming van 'milieuvluchtelingen', door een aanpassing van de bestaande structuren, of de ontwikkeling van een nieuw beschermingsstatuut, en dit vanuit het perspectief van de Europese Unie als 'opvang'regio voor milieuvluchtelingen. Organisaties: • Vakgroep Internationaal publiekrecht
Onderzoekers: • An Cliquet
Evaluatie van financiële rapportering aan de hand van anomalieonderzoek Universiteit Gent Abstract: De bedoeling van dit onderzoeksvoorstel is via diverse statistische methoden marktinefficiënties op te sporen die gebaseerd zijn op boekhoudkundige data. Deze anomalieën kunnen dan voorgelegd worden aan boekhoudregelgevers als domeinen waar de regelgeving kan verbeterd worden.
Organisaties: • Vakgroep Accountancy en Bedrijfsfinanciering
Onderzoekers: • Philippe Van Cauwenberge
Dynamiek in het wereldstedennetwerk 2000-2008: een longitudinale netwerkanalyse van hedendaagse mondialiseringsprocessen Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft als doelstelling een analyse te maken van de voornaamste determinanten van connectiviteitsverandering in het wereldstedennetwerk. Deze longitudinale analyse maakt hierbij gebruik van unieke data die verzameld werd door een wetenschappelijke samenwerking tussen de 'Globalization and World Cities'-onderzoeksgroep en de 'Chinese Academy of Sciences' voor drie verschillende tijdspunten: 2000, 2004 en 2008. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Ben Derudder
Kwetsbaarheid voor depressie gedurende de levensloop: de invloed van tijdsperspectief op aandachtsbias voor negatieve versus positieve interpersoonlijke informatie Universiteit Gent Abstract: In dit project wordt de relatie tussen tijdsperspectief, aandachtsbias voor affectieve stimuli en gemoedstoestand onderzocht binnen een levensloopperspectief. Vermits aandachtsbias een kwetsbaarheidsfactor is voor depressie, en vermits deze bias in latere informatieverwerkingsstadia plaatsvindt, is het klinische relevant om te onderzoeken welke top-down processen een invloed uitoefenen op deze bias, teneinde handvatten aan te reiken naar therapeutische interventies. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Rudi De Raedt
De modernisatie van de Westerse wereld. Een interantionaal historisch-comparatief onderzoek naar huwelijkspartnerkeuze (1800-1914) Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een historisch-comparatieve analyse van partnerkeuze naar sociale origine op basis van een internationale dataset bestaande uit uniform gecodeerde huwelijksakten. Op basis hiervan worden de modernisatie-hypothese en alternatieve verklaringen voor de evolutie van maatschappelijke openheid onderzocht. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
Error monitoring: gedrag, electrofysiologie en patiënten Universiteit Gent Abstract: We onderzoeken de relatie tussen gedrag (posterror slowing), electrogysiologie (ERN/Pe componenten in ERP signaal) en dopamine (schizofreniepatienten) in error monitoring. We doen dit aan de hand van structurele vergelijkingsmodellen uitgaand van cognitieve (medio-frontale dopamine circuit) en niet-cognitieve oorzaken van post-error slowing. Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Notebaert
Past the point of return? Keerpunten in de criminele carrière van druggebruikende delinquenten Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek heeft tot doel zicht te krijgen op de criminele en gebruikerscarrière van Belgische druggebruikende delinquenten. Het onderzoek focust enerzijds op de ontwikkeling van hun carrière, anderzijds worden de keerpunten geïdentificeerd die invloed hebben op het stoppen van hun criminele en gebruikerscarrière. Deze bevindingen worden getoetst aan de bestaande theorieën inzake desistance. Het resultaat van deze toetsing zal toelaten de bestaande theorieën te verfijnen. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Brice De Ruyver
Leesmotivatie als sleutel tot leessucces? Een studie naar de relaties tussen leesbegrip, leesfrequentie en leesmotivatie in het lager onderwijs en naar de impact van leesbevordering Universiteit Gent Abstract: Deze studie wil met een klemtoon op leesmotivatie in kaart brengen welk theoretisch en empirisch gevalideerd model de relaties tussen leesvaardigheid, leesfrequentie en leesmotivatie in het lager ondrwijs kan verklaren. Bovendien wordt nagegaan wat de impact is van een interventieprogramma, ontwikkeld op basis van theoretische en empirische referentiekaders, op leesmotivatie, leesfrequentie en leesbegrip van lagere schoolleerlingen in de Vlaamse onderwijscontext. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Hilde Van Keer
Identificatie en definitie van 'chilling effect' en het recht op expressievrijheid Universiteit Gent Abstract: Het project wil juridische en conceptuele duidelijkheid verschaffen betreffende het in rekening brengen van een mogelijk 'chilling effect' in relatie tot de uitoefening van de expressievrijheid zoals gewaarborgd door art. 10 van het Europees Mensenrechtenverdrag. Naast een grondige znalyse van de rechtspraak in Europa en de Verenigde Staten, zullen interviews en surveys met actoren die een invloed uitoefenen op de expressievrijheid of die een cruciale rol hierin spelen bijkomende informatie opleveren om het fenomeen als juridische constructie en als
realiteit verder te kunnen verduidelijken en kritisch analyseren. Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Dirk Voorhoof
Nieuwe richtingen in onderzoek naar het verwerven en genereren van attitudes Universiteit Gent Abstract: Om menselijk gedrag te kunnen begrijpen, voorspellen, en beÏnvloeden is het belangrijk te weten hoe expliciete en impliciete attitudes worden gevormd, gerepresenteerd en geactiveerd, en hoe ze gedrag en denken beïnvloeden. Het doel van dit project is om hierover meer inzicht te verwerven via het testen van drie innovaties binnen de twee-proces benadering. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Jan De Houwer
Naar een meer geavanceerde itemontwikkeling in performance indicators studies voor wiskunde en begrijpend lezen Universiteit Gent Abstract: Dit project heeft als centrale doelen:: (1) ontwikkelen van een groot set test items voor wiskunde en begrijpend lezen die de beheersing naar verschillende niveaus helpen meten (2) de implementatie van deze test items bij een heterogene test samples in het Chinees lagere onderwijs (ontwikkelde/ontwikkelende provincies rural en urban scholen) (3) het toepassen van polytome Item Response Models om het beheersingsniveau van leerlingen en test items te bepalen en (4) het ontwikkelen en uittesten van een Teachers Evaluation en Assessment Beliefs Scale (TEABS) om de evaluatie beliefs van leerkrachten in kaart te brengen. Organisaties: • Vakgroep Onderwijskunde
Onderzoekers: • Martin Valcke
Sport voor allen? Een comparatief-sociologische analyse van actieve sportbeoefening in de Europese Unie. Universiteit Gent Abstract: In deze studie gaan we na (1) in welke mate van sportbeoefening en de sociale gelaagdheid van sportbeoefening verschilt in EU-landen (2) of deze inter-landelijke verschillen terug te brengen zijn tot socio-economische landenkenmerken (3) of er, onafhankelijk van deze landenkenmerken, meer structurele verschillen tussen landen merkbaar zijn en of deze kunnen worden teruggebracht tot systematische verschillen in welvaartsbeleid. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke
Een vergelijking van twee modellen van ADHD: Toestandsregulatie versus aversie voor uitstel Universiteit Gent Abstract: Het doel van ons onderzoek is het vergelijken van twee vooraanstaande neuropsychologische modellen van ADHD: toestandsregulatie en aversie voor uitstel. Aan de hand van gedrags- en psychofysiologische metingen worden specifieke voorspellingen van beide modellen nagegaan en wordt getracht het inzicht in cognitieve en motivationele processen te vergroten. Ons onderzoek draagt bij tot de psychologische theorievorming rond ADHD, met implicaties voor diagnostiek en behandeling. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Herbert Roeyers
Gent Kinemastad. Een multimethodisch onderzoek naar de ontwikkeling van de filmexploitatie, -programmering en beleving in de stad Gent en randgemeenten (1896-2010) als case binnen een internationaal comparatief New Cinema History Onderzoek Universiteit Gent Abstract: Dit project wil in het kader van de New Cinema History perspective within film and media studies, whereby researchers concentrate upon the social embedding and the lived experiences of cinemagoing. The project focuses upon the history film exhibition, programming and cinemagoing in Ghent and its suburbs (1896-2010). Organisaties: • Vakgroep Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Daniël Biltereyst
Optimal School Career (Oprit 14) Universiteit Gent Abstract: Oprit 14 is een vierjarig multi-method en multidisciplinair onderzoek naar schoolloopbanen van jongeren met een migratieachtergrond (Chinese, Marokkaanse, Poolse en Turkse achtergrond) en Vlaamse achtergrond in de tweede graad van het secundair onderwijs in Vlaanderen. Er wordt gezocht naar de bepalende factoren voor het slagen of falen van deze schoolloopbanen verbonden aan school, leerling, familie, vriendengroep, buurt en ruimere gemeenschap. Organisaties: • Vakgroep Vergelijkende cultuurwetenschappen
Onderzoekers: • Piet Van Avermaet
CcASPAR Universiteit Gent Abstract: Het klimaat verandert en zet Vlaanderen onder druk. De voorbije jaren lag de focus in het klimaatdiscours vooral op mitigatie. Nu we het klimaatprobleem beter begrijpen, treedt adaptatie stilaan op de voorgrond. Het onderzoeksproject CcASPAR (Climate change and changes in spatial structures in Flanders)verricht gedurende vier jaar onderzoek naar de ruimtelijke impacten van klimaatsverandering met als finaliteit het formuleren van ruimtelijke adaptatiestrategieën en duurzame beleidsimplicaties
voor Vlaanderen op verschillende ruimtelijke schalen. Organisaties: • Vakgroep Civiele techniek
Onderzoekers: • Georges Allaert
Inventarisatie van de literatuur over stadsstudies Universiteit Gent Abstract: Op basis van een inventarisatie van de literatuur over stadsstudies, ?settler? kolonialisme en politieke economie, kijkt dit proefschrift naar de geschiedenis en de geografie van infrastructurele netwerken (elektriciteit en wegen)om de ruimtelijke modaliteiten van ?settler? kolonialisme en ongelijke ontwikkeling te analyseren in Palestina. In het bijzonder onderzoekt dit proefschrift hoe infrastructuren worden gecoproduceerd en bestuurd en hoe ze politieke en socio-economische ongelijkheid en segregatie in de praktijk creëren. Organisaties: • Vakgroep Studie van de derde wereld
Onderzoekers: • Sami Zemni
Conflict monitoring en bekrachtigingsleren Universiteit Gent Abstract: In onze dagdagelijkse omgeving dienen we ons constant aan te passen aan conflicterende informatie die het efficiënt uitvoeren van bewegingen, of het vlot maken van beslissingen, dikwijls bemoeilijken. In dit project gaan we aan de hand van reactietijdentaken en neurofysiologische metingen na hoe die cognitieve aanpassingen (conflict monitoring) beter kunnen begrepen worden in termen van bekrachtigingsleer-mechanismen (beloningsleren, associatief leren). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Wim Notebaert
Alternatieve geografieën van mondialisering: de ruimtelijke dimensie van 'Islamitishe'financiële diensten. Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoeksproject analysert de geografie van het islamitisch bankieren en financieren.Deze diensten worden o.a. gekenmerkt door een verbod op het investeren in producten die niet geoorloofd zijn volgens de Shari'ah. Doordat het onderzoek vertrekt vanuit een nietWesterse vorm van geavanceerd diensten, werpen we een licht op mondiale processen die tot nog toe buiten beschouwing zijn gebleven binnen het wereldstedenonderzoek. Organisaties: • Vakgroep Geografie
Onderzoekers: • Frank Witlox • Ben Derudder
De modernisatie van de Westerse wereld. Een internationale historisch-comparatief onderzoek naar huwelijkspartnerkeuze (1800-1914). Universiteit Gent Abstract: Dit project beoogt een historisch-comparatieve analyse van partnerkeuze naar sociale origine, geogragische origine en leeftijd op basis van grootschalige internationale datasets. Op basis hiervan worden de modernisatiehypothesie en alternatieve verklaringen voor de evolutie van maatschappelijke openheid onderzocht. Bijzondere aandacht gaat naar trends, samenhang tussen de verschillende partnerkeuze dimensies en kwetsbare groepen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Bart Van de Putte
Syntaxis in Taal en Muziek : Overlap in Globale en Lokale Structuurverwerking Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de relatie tussen de structurele verwerking van muzikale en linguïstische sequensen (cfr. SSIRH, Patel, 2003). Ten eerste wordt de overlap in globale structuurverwerking onderzocht door dubbeltaakstudies en structureel primingsonderzoek. Ten tweede wordt getracht door middel van muzikale varianten op klassieke psycholinguïstische paradigmata deze relatie te integreren met recente taalsyntaxmodellen(cfr. Pickering & Branigan, 1998). Organisaties: • Vakgroep Experimentele psychologie
Onderzoekers: • Robert Hartsuiker
Integratie op school en schooloopbanen van holebi-jongeren in Vlaanderen Universiteit Gent Abstract: Dit project onderzoekt de aanpassingsmoeilijkheden van holebi-jongeren op school en de gevolgen voor schoolprestaties en schooloopbaan. De onderwijsachterstand van specifieke groepen leerlingen is vaak het resultaat van aanpassingsproblemen op school door een incongruentie tussen hun leefwereld en de kenmerken van de schoolcontext. Van holebi-jongeren kan worden verwacht dat zij kampen met aanpassingsproblemen, gegeven het heteronormatieve karakter van onderwijsinstellingen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Johny Vincke • Mieke Van Houtte
Waarom pijn onderschat wordt door anderen: een experimentele analyse Universiteit Gent Abstract: Het project beoogt na te gaan hoe en waarom pijn door anderen onderschat wordt. Er wordt ervan uitgegaan dat de aanwezigheid van secundaire voordelen van het pijngedrag alsook de aanwezigheid van informatie die niet strookt met een strikte biomedische visie omtrent pijn, zal
leiden tot een onderschatten van de pijn door observatoren. Organisaties: • Vakgroep Experimenteel-klinische en gezondheidspsychologie
Onderzoekers: • Liesbet Goubert
Gevangeniscultuur, druggebruik en drughandel in 3 Vlaamse gevangenissen Universiteit Gent Abstract: Dit kwalitatief onderzoeksproject onderzoekt de rol en betekenis van (zowel legaal als illegaal) druggebruik en drughandel als aanpassingsstijl of copingsstrategie van gedetineerden binnen de gevangenis. We onderzoeken daarbij ook de individuele achtergrondkenmerken van gedetineerden, de contextuele factoren die daar een invloed op hebben en de aanwezigheid van een 'gevangenencultuur'. Organisaties: • Vakgroep Strafrecht en criminologie
Onderzoekers: • Tom Decorte
Reglementering inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet als middel ter bestrijding van overmatige schuldenlast Universiteit Gent Abstract: De doelstelling van het onderzoek bestaat erin om na te gaan of de huidige wetgeving betreffende het kredietrecht in staat is om overmatige schuldenlast te vermijden. Zo wordt onderzocht of het toepassingsgebied van de huidige reglementering voldoende ruim is en of de informatieplichten en de sancties voldoende streng zijn. Organisaties: • Vakgroep Economisch Recht
Onderzoekers: • Reinhard Steennot
Globalisering, de staat en het wereldsysteem: Veranderen de regels van het ontwikkelingspel? Universiteit Gent Abstract: Onder globalisering wordt algemeen verstaan dat de interdependentie en interpenetratie van landen en streken toeneemt, en dit op ganse waaier van domeinen: economisch, politiek, sociaal, cultureel, enz. De vragen die hierbij rijzen zijn: 1) hoe beïnvloedt de globalisering de structuur van het wereldsysteem en 2) hoe beïnvloedt de globalisering de ontwikkelingskansen van landen. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Ronan Van Rossem
Stigma en psychische ziekte in een cross-nationaal perspectief Universiteit Gent Abstract: Deze studie vormt een deel van een cross-nationaal comparatief onderzoek naar stigmatisering, met als einddoel het opstellen en testen van een multidisciplinair multilevel model. Aan de hand van gestandaardiseerde face-to-face interviews in een representatieve steekproef van de algemene bevolking worden in een 25-tal landen de denkbeelden, attitudes en gedragsintenties tegenover personen met psychische problemen vergeleken. Organisaties: • Vakgroep Sociologie
Onderzoekers: • Piet Bracke
De balans tussen verplichte informatieontsluiting en gegevensbescherming in de regulering van ondernemingen Universiteit Gent Abstract: De toenemende informatie en transparantie van gegevens op Europees vlak, meer bepaald in de handelswereld, en de toename aan beschikbare technische middelen ter verwerking van deze gegevens staan steed meer op gespannen voet met het recjt op privacy en de bescherming van persoonsgegevens (Europese Richtlijn 69/46/EC). Dit onderzoek beoogt de redactie van een juiste balans tussen beiden (a.d.h.v. empirisch onderzoek) Organisaties: • Vakgroep Economisch Recht
Onderzoekers: • Michel Tison
Stad, architectuur en koloniale ruimte in Matadi en Lubumbashi, Congo. Een hystorische analyse vanuit translokaal perspectief. Universiteit Gent Abstract: Dit onderzoek wil nagaan hoe de specifieke koloniale stedelijke ruimtes van de Congolese steden Matadi en Lubumbashi zich hebben ontwikkeld tussen 1885 en 1960. De fysieke stedelijke ruimte zal op diverse schalen (stad, gebouw, straat, wijk) worden ontleed vanuit translokaal perspectief en worden gerelateerd aan sociaal-demografisch onderzoek dat de impact van diverse migratiestromen op de totstandkoming van deze steden traceert. Organisaties: • Vakgroep Architectuur en stedenbouw
Onderzoekers: • Johan Lagae • Jean Sebastian Lecocq
The Business case for diversity Universiteit Hasselt Abstract: Bedrijven en organisaties worden gevoelig voor de 'business case for diversity', hiertoe gedreven door een aantal demografische en maatschappelijke tendensen, met name de veranderde samenstelling van de werknemerspool: diversiteit naar etnische herkomst, meer vrouwen, meer mix van jongeren en ouderen, individuen met verschillende professionele achtergrond... Bovendien zijn ook de waarden die werknemers nastreven in hun leven en hun job veranderd. De tekorten op de arbeidsmarkt zorgen er voor dat bedrijven met de veranderingen aan de aanbodszijde van de arbeidsmarkt rekening (moeten) houden. Bedrijven proberen ten slotte aan de hand van diversiteit in samenstelling de creativiteit van teams te vergroten. Centraal in de business case for diversity staat de idee dat het om verschillende redenen economisch
verantwoord is om aandacht te besteden aan diversiteit. De business case for diversity wordt vaak besproken in de populair-wetenschappelijke literatuur. Vaak gaat het echter om morele stellingnamen met weinig onderbouwing. Toch zien we dat het wetenschappelijk onderzoek groeiende is. Dit project wil bij hierbij aansluiten. Het wil twee lacunes invullen. Enerzijds willen we een zicht krijgen op hoe bedrijven in Vlaanderen concreet werk maken van diversiteit. Is diversiteit meer dan een modewoord? Wordt het echt gedragen binnen de bedrijfswereld en welke invulling wordt er in welke context aan gegeven? Daarbij beperken we ons niet tot de officiële diversiteitsplannen van bedrijven. Anderzijds willen we nagaan op welke manier the business case for diversity al dan niet een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen van het gelijke kansenbeleid (loopbaankansen). We focussen op twee veel gebruikte sociale categorieën van diversiteit: gender en etnische herkomst. Ten aanzien van gender beperken we ons niet tot maatregelen die bedrijven kunnen nemen mbt de instroom, doorstroom en uitstroom van vrouwen. We bekijken eveneens op welke manier bedrijven omgaan met genderstereotypen ten aanzien van mannen. Gender en etnische herkomst zullen zowel apart als in hun onderlinge samenhang aan bod komen. Organisaties: • Diversiteit • SEIN • Identity, Diversity & Inequality Research
Onderzoekers: • Elke VALGAEREN • Sofie HENNAU
Toelage van de Nationale Bank van België voor het BOF-project: "Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving" Universiteit Hasselt Abstract: De toelage van de Nationale Bank zal als cofinanciering aangewend worden voor de werkingsmiddelen van het BOF-project: "Geurmarketing: De impact van geur en de interactie ervan met andere atmosferische prikkels tijdens een winkelbeleving" In dit project wordt de effectiviteit van geurmarketing onderzocht. Binnen sensoriële marketing neemt geur een alsmaar prominentere plaats in en retailers blijken er ook steeds meer in geïnteresseerd te zijn. Er zijn echter nog vele uitdagingen in het onderzoek hier rond, niet in het minst wat betreft de interactie-effecten met niet-atmosferische elementen (bv. product-type en individuele verschillen zoals persoonlijkheidskenmerken) alsook interactie-effecten met andere atmosferische elementen (zoals muziek, kleur, en licht). Deze laatste onderzoekspistes wint alsmaar aandacht daar een winkelbezoek alsmaar meer als een totaalervaring van cognitieve maar zeker ook affectieve elementen wordt benaderd. Organisaties: • Marketing
Onderzoekers: • Willem JANSSENS
FLASH : EFRO-project : Flanders Smart Hub (met projectnr. 45; goedgekeurd op Comité van toezicht van 18/6/2008) Vrije Universiteit Brussel Abstract: De missie van het project is om de grondslagen te leggen om te komen tot een Smart Hub. Zo zal Vlaams-Brabant kunnen uitgroeien tot een Vlaamse, Europese en internationale topregio en wordt economische creativiteit de kernboodschap waardoor meer welvaart en welzijn de regio tot een plek maakt waar het goed werken en leven is. Organisaties: • Wiskunde, Operationeel Onderzoek, Statistiek en Informatica voor Management • Mobiliteit en voertuig technologie onderzoeksgroep
Onderzoekers: • CATHY MACHARIS • Ethem PEKIN
De strafuitvoeringsrechtbank aan het werk. Een etnografisch onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en praktijken. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Algemene doelstelling van het onderzoek Blootleggen van de eigenheden van de werking van de multidisciplinaire strafuitvoeringsrechtbanken door middel van onderzoek naar haar interacties, beslissingsprocessen en -praktijken en dit met betrekking tot de verschillende elementen in het detentietraject van de gedetineerde. Open, processuele analyse van de formele en informele argumentaties (frontstage en backstage) en interacties tussen alle professionele en niet-professionele deelnemers voor, tijdens, en na het zittingsgebeuren en van de specifieke organisationele en culturele context van de totstandkoming van de beslissingen. Organisaties: • Criminologie
Onderzoekers: • Veerle SCHEIRS • KRISTEL BEYENS • SONJA SNACKEN
Precaire arbeid, precaire levensomstandigheden en gezondheid. Constructie en evaluatie van een indicator voor precaire arbeid en gezondheid binnen een crossnationale context. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Probleemstelling en doelstellingen van het onderzoek Gedurende de voorbije decennia heeft de klassieke arbeidsverhouding fundamentele veranderingen ondergaan. Een belangrijk aspect hierbij is het onder druk komen van het psychologische contract tussen werkgever en werknemer: de "standaard arbeidsverhouding", die de werknemer "relatief permanente tewerkstelling biedt in ruil voor het goed uitvoeren van de hem opgedragen taken" (Cooper 2002) is van langsom minder de norm. Dit heeft gevolgen voor de manier waarop de relatie tussen arbeid en gezondheid moet worden onderzocht (Benach et al 2002). In de voorbije decennia was er vooral onderzoek naar de gevolgen van het arbeidsproces zelf: fysieke blootstellingen, werkstress als gevolg van werkeisen en de controle over het werk, enz. - o.a. in het kader van het Demand-Control-Support (DCS) model (Karasek 1979). Door het onder druk komen van de standaard arbeidsverhouding ontstaat de noodzaak om ook de gezondheidsgevolgen hiervan te onderzoeken (Cooper 2002). Het schaarse empirisch onderzoek op dit terrein heeft tot hiertoe twee invalshoeken gehanteerd. Een eerste invalshoek is zich blijven richten op de klassieke kenmerken van het arbeidsproces en heeft aangetoond dat nieuwe categorieën van werknemers, zoals tijdelijke of deeltijdse werknemers, vaker een benadeelde positie bekleden in termen van fysieke en psychosociale werkomstandigheden, werknemersvoordelen, enz. (Quinlan et al 2001, Goudswaard & Andries 2002). Een tweede invalshoek heeft zich wel gericht op de arbeidsverhouding. Er is aangetoond hoe werknemers in onzekerheid meer kans hebben op gezondheidsklachten (Ferrie 1999, D'Souza et al 2003). Recent is ook aandacht besteed aan de gevolgen van tijdelijke tewerkstelling en andere atypische arbeidcontracten (Benach et al 2004, Virtanen et al 2005). De bevindingen voor deze laatste relaties zijn echter over het algemeen onduidelijk (De Cuyper et al 2008). De beide invalshoeken hebben duidelijke beperkingen. Terwijl de eerste voorbij gaat aan de gezondheidsrisico's eigen aan belangrijke
transformaties op het vlak van de arbeidsverhouding, is de tweede teveel gericht op specifieke categorieën, met een grote interne heterogeniteit en een moeilijke vergelijkbaarheid (zeker internationaal). De tweede benadering gaat te weinig in op de onderliggende oorzaken van de gezondheidseffecten: zo kunnen werkonzekerheid en lage kwaliteit van de arbeid evengoed kenmerken van klassieke jobs zijn, terwijl niet alle vormen van atypische tewerkstelling dezelfde kwalitatieve kenmerken hebben (De Cuyper et al 2008). Er is nood aan een benadering die op zoek gaat naar gezondheidsgevolgen van zowel elementen uit het arbeidsproces als de arbeidsverhoudingen (Clarke et al 2007). Hiertoe is het van belang om de gezondheidsrisico's verbonden met hedendaagse arbeidsverhoudingen op een meer generische manier te benaderen. Benach et. al. (2007) suggereren om het concept precaire arbeid te gebruiken als criterium om de hedendaagse atypische arbeidsverhoudingen te kwalificeren. In tegenstelling tot specifieke flexibele arbeidsvormen is precaire arbeid een concept dat meerdere dimensies omvat: tijdelijkheid en onzekerheid, machteloosheid, ondermaatse belonings- en beschermingsniveaus en materiële onzekerheid (Fudge & Owens 2006). Op die manier worden jobs op een continuüm, met de standaard arbeidsverhouding als referentiepunt, geplaatst (Hadden et al 2007). Een focus op meer generische indicatoren van precaire arbeid vergemakkelijkt bovendien ook de internationale vergelijkbaarheid (De Cuyper et al 2008). Dit is enorm belangrijk, omdat het de macrocontext in termen van arbeidsmarktregulering, sociale voorzieningen, sociale bescherming, ... is die de specifieke inhoud van precaire arbeidsomstandigheden bepaalt - en bijgevolg ook de potentiële gezondheidsimpact (Vosko 1998). De centrale doelstelling van dit onderzoek is om indicatoren voor precariteit van de arbeidsverhoudingen in een representatieve steekproef van de Europese beroepsactieve bevolking te toetsen op hun samenhang en gezondheidsgevolgen, teneinde een meer generisch concept voor precariteit van de arbeid en de relatie hiervan met gezondheid te operationaliseren. Vervolgens zal dit concept in empirisch onderzoek in verband worden gebracht met indicatoren voor het arbeidsproces, levensomstandigheden en factoren behorende tot het macroniveau. Deze algemene doelstelling vertaalt zich in zes specifieke doelstellingen: (1) Het operationaliseren en schatten van de prevalentie van een aantal indicatoren voor precaire arbeidsverhoudingen binnen de dataset; (2) Het analyseren van de relaties tussen indicatoren van precariteit met zelfgerapporteerde gezondheid en sociale kenmerken (o.a. gender, leeftijd en sociaal-economische positie); (3) Het construeren van een meerdimensionaal concept voor precaire arbeidsverhoudingen; (4) Het toetsen van de mate van samenhang, complementariteit en mogelijke interacties tussen het concept van precariteit en fysieke en psychosociale kenmerken van het arbeidsproces, alsmede kenmerken van (precaire) levensomstandigheden; (5) De schatting van de mate van crossnationale variatie in de relatie tussen het precariteitsconcept en de indicatoren van zelfgerapporteerde gezondheid; (6) Het evalueren van de verklarende kracht van een geselecteerd aantal variabelen op macroniveau (landen) voor deze eventueel vastgestelde crossnationale variatie. Organisaties: • Interface Demografie • Medische Sociologie
Onderzoekers: • FREDDY LOUCKX • Karen VAN AERDEN • Christophe VANROELEN
Terminale sedatie al dan niet gecombineerd met het onthouden van de toediening van vocht en/of voeding als alternatief voor euthanasie: de casus van het levenseinde van ouderen in Vlaamse rusthuizen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: PROBLEEMSTELLING Het onderzoek betreft het ethisch probleemgebied rond een drietal soorten beslissingen bij het levenseinde: euthanasie, terminale sedatie (TS; dit is het buiten bewustzijn houden van de patiënt tot aan het overlijden door het toedienen van sedativa als antwoord op refractaire symptomen)23 en een specifieke niet-behandelbeslissing, namelijk het zich onthouden van de kunstmatige toediening van vocht en voedsel (OKVV). De studie schrijft zich meer bepaald in in de lijn van een empirisch ondersteunde ethiek: de justificaties die in de praktijk door de betrokken actoren worden aangedragen, zullen worden geëxpliciteerd, kritisch onderzocht en beoordeeld aan de hand van normatieve wijsgerige opvattingen over de rechtvaardiging van medische beslissingen bij het levenseinde. Daardoor zal op een meer evidence-based manier kunnen gedebateerd worden over een al dan niet terechte ethische differentiatie tussen deze beslissingen, wat belangrijke implicaties heeft voor de medische praktijk en voor de regelgeving daarrond. Een eerste vaststelling is dat de maatschappelijke impact van TS en OKVV op de wijze van sterven groter is dan men zou verwachten. Uit gegevens verzameld door de onderzoeksgroep blijkt dat TS, in vergelijking met andere Europese landen, heel vaak voorkomt in Vlaanderen (8.2% van alle overlijdens versus 5.7% in Nederland, 4.8% in Zwitserland, 3.2% in Zweden en 2.5% in Denemarken) , en wordt vaak (3.2%) gecombineerd met OKVV.18 Om de justificatiepraktijken terzake te onderzoeken wordt de problematiek van de oudere patiënten in rusthuizen voorgesteld. Uit eerdere studies verricht door de aanvragers is immers gebleken dat de incidentie van de opzettelijke toediening van middelen in letale doses ("actieve" levensbeëindiging) bij oudere patiënten (65+; 3.9%) lager ligt dan bij jongere patiënten (6.7%).1 Niet-behandelbeslissingen, waaronder OKVV, komen vaker voor bij oudere patiënten dan bij jongere (17.2% versus 14.6%).1 Andere bevindingen van de onderzoeksgroep zijn: (1) dat in Vlaanderen meer dan 1/5 van alle sterfgevallen plaatsvindt in rusthuizen2; (2) dat OKVV frequenter wordt toegepast in rusthuizen dan andere MBLs1-2,24 OKVV wordt zowel in de medische als in de medisch-ethische literatuur algemeen weergegeven als een belangrijke beslissing bij het levenseinde van patiënten.23;25-26 Bij oudere patiënten die in rusthuizen verblijven, hangt OKVV vaak samen met het door de patiënt voorafgaand en spontaan staken van het natuurlijk tot zich nemen van voedsel en/of drank. Bij de overweging door het medisch team om na het staken van natuurlijke voeding/vochtopname niet over te gaan tot de kunstmatige toediening van vocht en/of voeding heeft de gevorderde graad van dementie van de patiënt vaak een belangrijke invloed.25,27-28 OKVV, al dan niet in combinatie met terminale sedatie wordt internationaal ook vaak genoemd als een meer acceptabel alternatief voor euthanasie of geassisteerde zelfdoding.23;27,29 In landen waar euthanasie wettelijk niet is toegelaten kan het weigeren van vocht en voeding door de (dementerende) patiënt, gevolgd door TS, een laatste en wettelijk toegelaten uitweg bieden uit een dilemmasituatie. In de ethische literatuur bestaat een debat over de morele vraag of euthanasie (de toediening van letale middelen op mondeling en/of schriftelijk verzoek van de patiënt zelf) al dan niet equivalent is aan TS. Sommigen argumenteren dat TS (al dan niet samen met OKVV) behoort tot de "normale" medische praktijk, terwijl euthanasie daar geen deel van uitmaakt.20 De posities over de medische "normaliteit" van TS hangen daarbij samen met de justificaties aangebracht voor TS. Sommigen argumenteren bijvoorbeeld dat TS een toepassing is (of kan zijn) van de doctrine van het dubbel effect (DDE: het overlijden wordt dan beschouwd als een neveneffect van de sedatie). TS zou daarom als een vorm van "palliatie" duidelijk kunnen worden onderscheiden van euthanasie, die de dood van de patiënt uitdrukkelijk beoogt.30 Anderen zijn van mening dat DDE niet kan worden uitgebreid op zo'n wijze dat TS erdoor kan worden gejustifieerd.31 Nog anderen menen dat er een belangrijk ethisch verschil is tussen enerzijds TS in het geval van imminente dood en anderzijds TS samen met OKVV (ook wel Early Terminal Sedation genoemd), waarbij TS + OKVV op gelijkaardige justificatieproblemen stoot als euthanasie en als daarmee equivalent kan worden beschouwd, tenminste als er een verzoek van de patiënt aan voorafgaat.32 Indien niet, staat volgens deze laatsten de uitvoering van TS gelijk aan de toediening van letale middelen zonder verzoek van de patiënt. Nog anderen menen dat de combinatie van een op zich niet letale handeling (wegnemen bewustzijn), samen met een niet-behandelbeslissing (OKVV) niet neerkomt op iets doen, maar nog altijd een vorm van laten is. Die laatste conclusie wordt versterkt door de overweging dat de patiënt zelf sowieso de natuurlijke vocht- en voedseltoename had gestaakt.33 In verband met deze conceptuele vragen stelt zich ook een probleem mbt tot de feitelijke medische praktijk bij TS/OKVV. Vaak wordt het vermoeden uitgesproken dat TS/OKVV de arts de mogelijkheid biedt om de eis van de geïnformeerde toestemming vanwege de patiënt of zijn vertegenwoordigers af te zwakken of naast zich neer te leggen (cfr. problematiek van de dementie), om een moeilijk communicatieprobleem met de patiënt en/of diens naasten uit de weg te gaan, of om de administratieve last van de euthanasiemelding te vermijden. De wijze van gebruik van TS + OKVV, eerder dan haar conceptueel karakter zelf, zou haar dan ethisch problematisch kunnen maken. Organisaties: • Medische Sociologie • Maatschappelijke Gezondheidszorg
Onderzoekers: • Sam RYS • JOHAN BILSEN
• LUC DELIENS • REGINALD DESCHEPPER
Hoe zijn nonprofit werknemers gemotiveerd? Een 'discrete choice' analysis. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Met het groeiende belang van de nonprofit sector in de samenleving, is er een toegenomen aandacht voor de bestaansreden van nonprofit organisaties (npos), hoe zij zich gedragen en wat hun doelstellingen zijn, vanuit een zowel empirische als theoretische invalshoek. Recent ontstond ook een sterke belangstelling naar de motieven van betaalde werknemers en vrijwilligers in deze sector. Een goed begrip van hun motieven en hoe deze zich verhouden met de objectieven van de organisatie is een belangrijke factor in het verklaren van het gedrag dat nonprofit organisaties vertonen. Vanuit dit standpunt stellen Caers et al. (forthcoming) een additief scheidbare nutsfunctie voor nonprofit managers en ondergeschikt personeel voor, die de objectieven van deze actoren indeelt in drie grote categorieën: persoonlijke doelstellingen, organisatorische doelen en client-gebonden doelstellingen. De onderliggende veronderstelling hierbij is dat personen binnen de nonprofit organisatie kunnen verschillen in het belang dat zij aan elk van deze drie categorieën hechten. Sommigen geven bijvoorbeeld meer voor hun persoonlijke doelstellingen, terwijl anderen mogelijk meer belang hechten aan de tweede of derde categorie van doelstellingen. Deze veronderstelling is zowel gebaseerd op theoretisch als empirisch onderzoek. De aanwezigheid van "egoïstische" werknemers (sterk geïnteresseerd in de eerste categorie van motivatoren) kan worden verwacht door te duiden op het gebrek aan efficiente "principals" (Jensen en Meckling (1976), Fama en Jensen (1983)) en op de moeilijkheden i.v.m. prestatiemetingen (Steinberg (1990), Brickley en Van Horn (2002)). Op basis van de zelf-selectie hypothese (Young (1983)) kunnen beide factoren "egoïstische" werknemers stimuleren om voor jobs in de nonprofit sector te opteren. Empirisch onderzoek bevestigt dat nonprofit werknemers belang hechten aan persoonlijke doelstellingen (Mesch et al. (1998), Brown en Yoshioka (2003)). Maar ook een toewijding naar de missie van de organisatie wordt verwacht te bestaan (Hansmann (1986)) en empirisch aangetoond (Mirvis en Hackett (1983)), alsook een belangstelling voor het welzijn van de npo's cliënten (zie respectievelijk Mooney en Ryan (1983) en Hansen et al. (2003)). Caers et al. (forthcoming) verenigen deze literatuur in een formele nutsfunctie en bieden voor het eerst een theoretische analyse van het gedrag dat verschillende types van nonprofit werknemers zullen vertonen in een groot aantal situaties. Het voorliggende project bouwt verder op dit werk en onderzoekt empirisch hoeveel belang nonprofit werknemers precies hechten aan persoonlijke, organisatorische en client-gebonden doelstellingen. Deze inzichten kunnen aantonen welke van de in Caers et al. (forthcoming) gespecificeerde types het meest reëel zijn en tot meer gerichte beleidsaanbevelingen leiden. Dit onderzoek maakt gebruik van "discrete choice" experimenten, een "stated preference" techniek waarbij respondenten meermaals worden gevraagd om hun geprefereerde scenario uit een klein aantal mogelijke scenario's te kiezen. Elk scenario heeft daarbij verschillende attributen en door het niveau van deze attributen te veranderen en de keuzes van de respondenten te analyseren, wordt het mogelijk om het belang (b's) dat de respondenten hechten aan elk attribuut (U1, U2, ..., Um) te schatten. Formeel, Ui = b1 * U1 + b2 * U2 + ..... + bm * Um met Ui = waargenomen deel van de nutsfunctie van individu i m = aantal attributen In het voorliggende onderzoek wordt geopteerd om de respondenten te vragen een keuze te maken uit telkens drie scenario's. Elk scenario vertegenwoordigt een hypothetisch jaar. In elk van deze drie mogelijk jaren vinden verschillende gebeurtenissen plaats. Bepaalde persoonlijke, organisatorische of client-gebonden doelstellingen worden ofwel niet gehaald, gehaald of overtroffen. De respondenten worden gevraagd aan te geven welk jaar zij zouden verkiezen. Het experiment hanteert 6 attributen, 2 voor elke categorie van motivatoren, met elk 3 niveaus. Hierdoor zijn er 216 verschillende scenario's. Vermits een onderzoeksopzet met 3 alternatieven meer efficient werd bevonden dan een onderzoeksopzet met slechts 2 alternatieven (Sandor en Wedel (2002)), betekent dit dat de respondenten 72 keer hun geprefereerde scenario uit 3 mogelijkheden zouden moeten kiezen. Dit aantal zal worden verminderd door gebruik te maken van het Sandor en Wedel (2002) algoritme, om zo de "task demand" te verlagen en de efficiëntie van het schatten te verhogen (Hensher, Stopher en Louviere (2001)). Wel worden testen voor transitiviteit en consistentie van de keuzes toegevoegd. De attributen worden bepaald op basis van o.a. organisatorische en professionele toewijding vragenlijsten (Giffords (2003)) en job/beloningstevredenheid vragenlijsten (De Gieter et al. (2006), De Cooman et al. (2006)). De steekproef voor dit onderzoek zijn Vlaamse nonprofit ziekenhuizen, meer specifiek: - leden van de Raad van Bestuur - afdelingshoofden - verpleegkundigen en niet-medisch personeel Dit perspectief, met 3 niveaus, is consistent met het model van Caers et al. (forthcoming) en laat toe om na te gaan of er verschillen en overeenkomsten bestaan in de individuele karakteristieken tussen de verschillende organisatorische niveaus. Tevens wordt het medische personeel met het niet-medische personeel vergeleken. Het onderzoeksopzet wordt eerst gepretest met individuen vanuit elk niveau in beide clusters van departementen (medisch en niet-medisch). De verzamelde data worden onderworpen aan een mixed logit model. Deze techniek wordt verkozen boven het gewone multinomial logit model omdat het toelaat dat de attributen verschillen over de respondenten met dichtheid f(b). Deze dichtheidsfunctie wordt gespecificeerd als de verdeling die het dichtst aansluit bij de verwachtingen omtrent de variatie van de b's en zal, zoals in de meeste applicaties, als normaal verdeeld worden beschouwd (Train (2003)). Met de recente bevindingen van De Cooman et al. (2006) in het achterhoofd, dewelke duiden op verschillen in de motieven en werkwaarden van de nieuwe generatie van verpleegkundigen, laten vragen omtrent demografische variabelen toe om correlaties met de preferenties te bestuderen. Deze bevindingen zullen toelaten om een beeld te vormen van de types van werknemers die in de nonprofit sector actief zijn. Desondanks blijft het mogelijk dat we een onvolledig beeld behouden omtrent de individuen die voor een functie in deze sector solliciteren. Indien de verantwoordelijken voor de aanwerving selectief zijn in hun beleid, is het immers mogelijk dat het profiel van de gemiddelde werknemer verschilt van dat van de gemiddelde sollicitant. Ook de gehanteerde recruterings- en selectietechnieken kunnen bovendien selectief zijn. De toegevoegde waarde van dit bijkomend onderzoek ligt zowel in een breder inzicht in de gehanteerde technieken en instrumenten en in de mate waarin er verschillen bestaan naargelang van het medische of niet-medische karakter van de functie, alsook in hoe de zelf-selectie daadwerkelijk functioneert. Een tweede vragenlijst, gericht op de gehanteerde instrumenten en technieken omtrent recrutering en selectie, wordt uitgewerkt. De doelgroep voor deze tweede vragenlijst zijn de verantwoordelijken voor de aanwerving in de Vlaamse nonprofit ziekenhuizen. In samenwerking met een representatieve steekproef van ziekenhuizen wordt tevens aan een steekproef van sollicitanten gevraagd om de eerste vragenlijst in te vullen, opdat het mogelijk wordt na te gaan welk belang zij hechten aan persoonlijke, organisatorische en client-gebonden doelstellingen. De resultaten van dit onderzoek dragen bij tot de theoretische literatuur door nieuwe inzichten aan te reiken in het agency theory - stewardship theory debat en omtrent de zelfselectie hypothese. Tevens bieden zij bestuursleden, managers en verantwoordelijken voor de aanwerving in de nonprofit sector meer specifieke beleidsimplicaties, die de algemene bevindingen van Caers et al. (forthcoming) aanvullen. Tot slot is een derde luik van dit onderzoeksvoorstel gericht op een uitbreiding van het meest complexe theoretische model gepresenteerd in Caers et al. (forthcoming), hetwelk de relaties beschrijft tussen één Raad van Bestuur, één management, één tot drie werknemers en twaalf cliënten. In dit model is de ernst van de toestand van een cliënt (alsook de inspanning geleverd door de agent om deze cliënt te helpen) gekend door alle actoren in de organisatie. Een waardevolle uitbreiding, zeker bij toepassing in de medische sector, bestaat erin deze informatie om te zetten in private informatie, uitsluitend beschikbaar voor de agent. Een nieuwe variabele wordt ingebouwd om de mening van de Raad van Bestuur en het management omtrent de echte moeilijkheidsgraad van de toestand van een cliënt weer te geven. Deze mening wordt gesteund op de door de agent geleverd informatie (dewelke misleidend kan zijn) en een kansverdeling (normaal verdeling). Het eerder ontwikkelde Fortran programma, gericht op het genereren van de tijdsverdelingen (verdeling van inspanning over de potentiële cliënten) van de agent, wordt aangepast. De bestaande programma's voor het tot stand brengen van de rangschikkingen van werknemers (op basis van hun geschiktheid voor de organisatie) en de analyse hiervan worden opnieuw toegepast. De resultaten van deze uitbreiding worden vergeleken met het oorspronkelijke model en kunnen, in combinatie met de bevindingen van de twee empirische studies, nieuw inzicht bieden in het effect van de recruteringsbeslissingen van een nonprofit organisatie op haar gedrag en haar prestaties. Organisaties: • Micro-economie voor Profit en Non-Profit Sector
Onderzoekers: • MARC JEGERS
Het sociale brein: timing en lokalisatie van spontane en intentionele persoonsoordelen.
Vrije Universiteit Brussel Abstract: onderzoek naar het sociale brein: sommige delen van het brein zijn vooral betrokken bij het beoordelen van anderen en zichzelf. We bespreken de kwestie van spontane versus opzettelijke gevolgtrekkingen zoals de relatieve verwaarlozing van spontane sociale processen die de interpretatie van afgelopen en toekomstige sociale neurowetenschappelijke bevindingen ernstig kan belemmeren. We verkennen dan de gelijkenissen en verschillend tussen specifieke persoonsoordelen van individu's, inclusief de eigen persoon. Organisaties: • Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie
Onderzoekers: • FRANK VAN OVERWALLE
Het virtuele beleefd: van virtuele morele praktijken naar een ethiek voor virtuele sociale werelden. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De belangrijkste onderzoeksvraag is: In welke mate en met welke ethische gevolgen is er dis/continuïteit tussen morele praktijken in 'echte' en virtuele werelden? Het project is interdisciplinair, met een combinatie van een media-sociologisch (beschrijvende ethiek) en filosofische studie (normatieve ethiek) van online morele praktijken en reflecties. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Karl VERSTRYNGE • CAROLINE PAUWELS • Jo Renate BAUWENS
Religieuze uitingen in de publieke sfeer. Evenwichtsoefeningen tussen de vrijheid van godsdienst en de seculariteit van de staat. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 2.2. Doelstelling van het project. Dit onderzoek wil bijdragen tot de uitbouw van een aan de Belgische context aangepast actueel en theoretisch onderbouwd publiekrechtelijk kader, bruikbaar voor de juridische aanpak van problemen veroorzaakt door de toename van religieuze diversiteit binnen publieke instellingen. Het project bestaat uit 5 taken die hieronder achtereenvolgens worden toegelicht. TAAK 1: het Belgisch publiekrechtelijk kader In de eerste plaats wensen we het bestaande juridische en institutionele kader van de problematiek van de religieuze uitingen in publieke instellingen te analyseren en te systematiseren. Daarbij zal een analyse worden gemaakt van de relevante Belgische publiekrechtelijke beginselen. Artikel 19 van de Gec. Gw poneert de vrijheid van godsdienst en eredienst, de vrije openbare uitoefening ervan, alsmede de vrijheid van meningsuiting zonder overheidsinmenging. Daarnaast verzekeren de artikelen 10 en 191 van de Gec. Gw eenieders gelijkheid voor de wet en de neutraliteit van de overheid ten aanzien van de rechtsonderhorigen. Dit betekent dat de openbare diensten alle burgers in gelijke mate een gelijke dienstverlening dienen aan te bieden, ongeacht hun religie. De vraag rijst naar in hoeverre de uitoefening van een grondrecht in het kader van de neutraliteitsverplichting van de Staat juridisch ingeperkt kan worden. Ook andere grondrechten dan de godsdienstvrijheid kunnen t.a.v. de gestelde problematiek een belangrijke (bijkomende) rol spelen: de uitingsvrijheid, recht op bescherming van het privé-leven, het recht van leden van een minderheidsgroep om hun cultuur te beleven, het recht op (gelijke) toegang tot het openbaar ambt (onder meer beschermd in artikel 25 (c) IVBPR en artikel 11bis GW). De problematiek dient eveneens te worden geanalyseerd in het licht van de nieuwe antidiscriminatiewetgeving van 10 mei 2007. Tenslotte dient te worden ingegaan op de vraag hoe de neutraliteitsverplichting doorsijpelt respectievelijk in de verschillende besturen, in het onderwijs, de rechterlijke macht, ziekenhuizen, enz.. TAAK 2: het Belgisch antidiscriminatierecht Vervolgens zal de Belgische antidiscriminatiewetgeving worden geanalyseerd. Wat betreft de exclusief federale bevoegdheden gelden de drie antidiscriminatiewetten van 10 mei 2007: de Antiracismewet, de Genderwet en de Antidiscriminatiewet. Maar ook in Vlaanderen zijn verschillende antidiscriminatieregels van kracht op het vlak van onderwijs, tewerkstelling bij de Vlaamse overheid en sociaal woonbeleid. Hier gelden het Decreet houdende evenredige deelname aan de arbeidsmarkt en het Gelijke Onderwijs Kansen Decreet (GOK-decreet). Bovendien is er op dit ogenblik een ontwerp van een algemeen Gelijkekansendecreet hangende in het Vlaams Parlement - een decreet dat discriminatie verbiedt op alle domeinen waarvoor Vlaanderen bevoegd is. TAAK 3: Europees en internationaal mensenrechtenrecht inzake religie en overheid Aangezien de relevante grondrechten ook zijn opgenomen in Europese en internationale verdragen met rechtstreekse werking, moet ook een analyse worden gemaakt van het internationaal en Europees recht terzake. De verschillende rechtsregels vermeld onder TAAK 2 zijn immers voor een groot deel het resultaat van de implementatie van Europese antidiscriminatierichtlijnen. De Europese Commissie en het Europees Parlement, die mede voor de inhoud van de antidiscriminatierichtlijnen verantwoordelijk zijn, klagen aan dat de meeste lidstaten (waaronder België en Vlaanderen) wel voor nationale omzettingswetgeving gezorgd hebben, maar nagelaten hebben deze ook werkelijk operationeel te maken, zodat mede hierdoor onduidelijkheid bestaat over de toepasbaarheid van de regelgeving op concrete problemen en op personen van allochtone origine. TAAK 4: Rechtsvergelijking. Tenslotte zal vanuit een rechtsvergelijkende onderzoekslijn, worden gekeken naar de juridische vormgeving van de relatie tussen religie en overheid en de ontwikkelingen hierrond in Frankrijk, Nederland en Groot- Brittannië (taak 4). In Nederland en Groot-Brittannië is sprake van een vrij grote tolerantie in het beleid ten aanzien van religieuze uitingen in de openbare sfeer waarbij de antidiscriminatiewetgeving een belangrijke rol speelt. Daarom is het relevant om het aldaar geldende publiekrechtelijke kader goed te onderzoeken, en de toepassing en de interpretatie van de bestaande regelgeving in de Nederlandse en Britse rechtspraak en rechtsleer te analyseren. Anderzijds krijgt de keuze voor .tolerantie. in die landen echter meer en meer kritiek te verduren en wint het Franse laïciteitsmodel aan populariteit. Dit model zal daarom tevens aan een grondige analyse wordt onderworpen (regelgeving, rechtspraak en rechtsleer). Deze rechtsvergelijking dringt zich des te meer op omdat het Franse publiekrecht traditioneel een sterke invloed heeft gehad op de ontwikkeling van het Belgisch publiekrecht. TAAK 5: Grondslagenonderzoek Nauw aansluitend bij de analyses en cases behandeld onder de vier vorige taken zal simultaan op meer speculatieve en theoretische wijze worden ingegaan op concepten als gelijkheid, godsdienstvrijheid, secularisme, neutraliteit en de scheiding van kerk en staat binnen een democratische rechtsstaat. De invulling van deze open concepten staat vandaag immers opnieuw ter discussie. De bedoeling is dat hieruit pistes zouden voortvloeien die relevant zijn hetzij voor legislatieve initiatieven, hetzij voor de hermeneutiek van de rechter, of voor beide. Wat het laatste aspect betreft, rijst al onmiddellijk de vraag of het nuttig zou zijn om inzake conflicten rond religie in de publieke sfeer, een methode te ontwikkelen om tot een nauwkeurigere belangenafweging te komen, welke criteria hierbij door de rechter dienen te worden gehanteerd en hoe het gewicht van de verschillende erbij betrokken belangen moet worden gewogen. In deze taak zal, in wisselwerking met het meer toegespitst positiefrechtelijk onderzoek van de taken 1 tot 4, onder meer worden ingegaan op de vraag welk gewicht en welke rechtskracht toekomen en zouden moeten toekomen aan het principe van secularisme, met name de scheiding tussen kerk en staat op institutioneel vlak en de verwante principes van neutraliteit en onpartijdigheid op normatief vlak. Terzake zijn immers verschillende perspectieven en referentiekaders aan het werk die tot uiteenlopende argumentaties en rechtsbescherming leiden (Jonkers, 2006; zie ook Brems, 2004). Academici bezinnen zich vandaag over de vraag of de klassiek liberale interpretatie van dit principe, met name de statelijke plicht tot .hands-off. of verschillende neutraliteit, geen herijking of herdefiniëring behoeft (bvb. Carens en Bader). Anderen wijzen er op dat het principe van scheiding van kerk en staat geen adequaat perspectief zou bieden om de hedendaagse uitdagingen van religie in de politiek, het recht en het publieke leven te benaderen (Van Bijsterveld, 2006). Kortom, er is nood aan een verduidelijking van de verhoudingen tussen het principe van secularisme en de basiswaarden van een democratische rechtsstaat met zijn sterke mensenrechtenstandaarden op het vlak van de religieuze vrijheid en vrijheid van meningsuiting. Hoe verhouden de verschillende conceptualiseringen van neutraliteit/secularisme zich tot de democratische rechtsstaat, waar de bescherming van de vrijheid, de diversiteit en het pluralisme centraal staan? Zijn actief pluralisme of relationele neutraliteit vandaag een dwingende mensenrechtelijke of constitutionele optie die staten moeten implementeren?
Organisaties: • Sociaal Recht • Metajuridica
Onderzoekers: • Cécile MATHIEU • SERGE GUTWIRTH • PAUL DE HERT • Alexander DE BECKER
Politiek buiten de Staat III. Representatie, coördinatie en aansprakelijkheid in multigelaagde settings. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit project focust zich op de politiek representatie and beleidsmaking in complexe en multigelaagde systemen. 2 onderzoekslijnen worden bekeken: - de eerste focust zich op de veranderende rol van parlementen als forums van representatie - de tweede focust zich op parlementen in beleidscoördinatie en aansprakelijkheid Organisaties: • Politieke Wetenschappen
Onderzoekers: • Sebastian OBERTHUR • CHRISTIAN DESCHOUWER • Irina TANASESCU
Wat met gebarentaal? Een longitudinaal onderzoek naar de intersubjectieve ontwikkeling en taalverwerving bij jonge dove kinderen met een cochleair implantaat. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De snel evoluerende technologische ontwikkelingen op het vlak van cochleaire implantatie 5CI) en de toepassingen ervan bij steeds jongere dove kinderen (<12 maanden) hebben geleid tot een grotere toegankelijkheid van de gesproken taal voor dove kinderen en tot nieuwe discussies over de plaats van gebarentaal in de opvoeding van jonge dove kinderen met horende ouders. Met dit project beogen we een wezenlijke bijdrage te leveren aan deze discussies. Via een combinatie van longitudinaal en cross-sectioneel onderzoek bestuderen we gedurende de eerste 30 levensmaanden (6m, 9m, 12m, 20m en 30m) bij 20 jonge dove kinderen met een cochleair implantaat het effect van het gebruik van ondersteunende gebaren en/of de Vlaamse Gebarentaal (VGT) op a) de kwaliteit van de vroegtijdige moeder-kind interactie, b) de ontwikkeling van voortalige communicatievaardigheden, c) de morfo-syntactische verwerving van het Nederlands en d) de morfo-syntactische verwerving van VGT. Ook bestuderen we de visies en beleveningen van de moeders van dove kinderen. We gaan na in welke mate en hoe horende moeders die wel of geen gebruik maken van gebaren en VGT hierin verschillen. Organisaties: • Klinische- en Levenslooppsychologie
Onderzoekers: • GERRIT LOOTS
Museumcommunicatie in de 21ste eeuw Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksproject heeft twee (interagerende) objectieven: het bestuderen van de relatie van het Estse Nationale Museum (ENM) met haar publieken, en de mogelijkheidsvoorwaarden van het ontwikkelen van ENM communicatie en publieksparticipatie door een reeks van online en offline interventies. Elk van deze twee objectieven zal gefocust worden op drie domeinen: het publieke debat over het ENM, het bouwproces van het nieuwe ENM en de museuminhoud. Om het tweede objectief te realiseren zullen ook 3 reeksen van interventies georganiseerd worden: een online discussie omgeving om het publieke debat te stimuleren; De organisatie van virtuele en face-to-face rondetafelgesprekken; De constructie van een virtuele museumruimte en een fysieke ruimte om publieksparticipatie te doen toenemen. Organisaties: • Communicatiewetenschappen
Onderzoekers: • Nico CARPENTIER