www.researchportal.be - 24 Nov 2015 13:10:09
Onderzoeksprojecten (360 - 380 van 467) Zoekfilter: Classificaties: EXACTE WETENSCHAPPEN (P)
Vlaamse bijdrage tot de werking en het onderhoud van de CMS detector in het CERN. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Bij de nieuwe 'Large hadron collider' in het CERN te Genève zullen vanaf 2008 proton-proton botsingen kunnen waargenomen worden bij de ongeëvenaarde massamiddelpuntsenergie van 14 TeV. De Compact Muon Solenoide (CMS) is een van de reusachtige magnetische spectrometers die zal worden opgesteld rond een van de interactie punten van de HLC versneller. Om aan dit project te mogen deelnemen moeten de groepen een bijdrage betalen in de kosten van de werking en onderhoud om die verplichte bijdrage te financieren. Organisaties: • Elementaire Deeltjes • Natuurkunde
Onderzoekers: • WALTER VAN DONINCK • STEFAAN TAVERNIER • CATHERINE DE CLERCQ • STIJN DE WEIRDT • Jan HEYNINCK • STEVEN LOWETTE • Jorgen D'HONDT
Karakterisering van Cystinyl aminopeptidase (EC .11.3) met nieuw ontwikkelde angiotensine IV analogen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Dit onderzoeksproject kadert binnen de ontrafeling van de moleculaire mechanismen die aan de grondslag liggen van de (patho)fysiologie van het renine-angiotensine systeem, welk betrokken is in de bloeddruk en bloedvolume regulatie. Momenteel is onze aandacht vooral gericht op het 3-8 fragment van angiotensine II, Ang IV. Dit peptide medieert afwijkende effecten en het voorkomen van hoge affiniteit-bindingsplaatsen heeft geleid tot het concept van de AT4 receptor (recent gekarakteriseerd als het insuline gereguleerde aminopeptidase, IRAP). Ang IV faciliteert geheugenprocessen en verhoogt de renale natrium en water excretie. Het voorgestelde project bestaat uit drie delen: In deel1 bestuderen we de Ang IV gemedieerde centrale en periphere effecten en de onderliggende moleculaire en cellulaire mechanismen. In deel2 zullen we nieuwe AT4 receptor liganden synthetizeren en karakterizeren, waarmee we niet alleen de selectiviteit t.o.v. andere angiotensine receptoren en aminopeptidasen willen verbeteren doch ook hun stabiliteit. Hiernaast willen we ook fluorescent gemerkte verbindingen aanmaken. In deel3 onderzoeken we het voorkomen en de translocatie van AT4/IRAP in monocyten/macrofagen. Tenslotte willen we methoden ontwikkelen voor de detectie van de gesecreteerde vorm van IRAP als een potentiële bio-merker. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen • Scheikunde
Onderzoekers: • DIRK TOURWE • PATRICK VANDERHEYDEN • GEORGES VAUQUELIN
Hoge resolutie Rb-Sr en Pb isotopengeochemie : toepassignen in geologisch en archeometrisch onderzoek. Vrije Universiteit Brussel Abstract: -In 2005 wordt er via de "Impulsfinanciering zware apparatuur" van de Vlaamse Gemeenschap ter bevordering van de internationale wetenschappelijke competitiviteit van het onderzoek in Vlaanderen een multi-collector inductief gekoppeld plasma massaspectrometer (MC-ICPMS) voor interdisciplinair onderzoek toegekend aan de Universiteit Gent, de Vrije Universiteit Brussel en de K.U.Leuven. De locatie van het apparaat is te Gent. De huidige aanvraag richt zich op de ontwikkeling van Rb-Sr en Pb isotopenonderzoek met dit nieuw instrumentarium en de toepassing ervan in projecten van de verschillende deelnemende groepen uit de aardwetenschappen. De verschillende onderzoeksthema's zijn in belangrijke mate afhankelijk van dikwijls complexe analyses d.m.v. geavanceerde apparatuur. Gezien de relatief kleine schaal van de Vlaamse geologische onderzoeksgroepen is het van essentieel belang dat deze nauw samenwerken en dat informatie tussen de verschillende disciplines uitgewisseld wordt. De bepaling van de oorsprong van gesteenten gebeurt in belangrijke mate op basis van geochemische studies. De genese kan afgeleid worden op basis van de hoofd- en spoorelementensamenstelling en van de isotopensignatuur van mineralen en gesteenten. Oorspronkelijk gebeurde dit hoofdzakelijk o.b.v. totaalanalysen, doch de noodzaak van in situ analysen, waarbij individuele mineraalkorrels of zones in de mineralen gemeten worden, wordt nu algemeen aanvaard. Alhoewel o.b.v. van de hoofd- en spoorelementen reeds interessante conclusies kunnen getrokken worden i.v.m. de genese van mineralen en gesteenten zijn de isotoopsignatures essentieel om een gefundeerde uitspraak te doen over de vormingsomstandigheden. MC-ICPMS is een nieuwe en bijzonder krachtige techniek voor de bepaling van isotoopverhoudingen. In situ analysen zijn mogelijk wanneer een laser ablatie eenheid gekoppeld is aan de MC-ICPMS en voor de monsterintroductie zorgt. Het onderzoeksthema van de vakgroep Geologie aan de VUB is vooral gericht op paleomilieureconstructies aan de hand van isotopengeochemie (stabiele isotopen: Hellings et al., 2000, Felder et al., 2003, maar ook Sr en Pb isotopenverhoudingen: Verheyden et al., 2000, Lazareth et al., 2000). De VUB beschikt over vier stabiele isotopen massaspectrometers voor stabiele isotopen. Sr en Pb metingen moeten echter tot nu toe in het buitenland uitgevoerd worden. Organisaties: • Wetenschappen van het Systeem Aarde • Geologie
Onderzoekers: • Kamal KOLO • REMY MAS • EDWARD KEPPENS • STEVEN GODERIS • VIRGINIE RENSON • Philippe CLAEYS
Nucleoside hydrolasen : van recycling enzymen tot generische prodrug targets. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De nucleoside hydrolasen (NH, EC 3.2.2.-) zijn een familie van enzymen die de N-glycosidische binding van nucleosiden hydrolyseren1 volgens het reactieschema: ?-purine (of pyrimidine) nucleoside + H2O ? purine (of pyrimidine) base + ribose De NH's kennen een ruime verspreiding in de natuur. Ze komen voor in organismen gaande van bacteriën en protozoa tot hogere planten en insecten maar komen niet voor in de mens. Vermits deze enzymen tot op heden in geen enkel zoogdier teruggevonden werden, worden de NH's beschouwd als een doelwit voor
anti-protozoaire geneesmiddelen. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • JAN STEYAERT
Ontwikkeling van stabiele isotopen technieken voor de studie van biogeochemische cycli in aquatische ecosystemen en (paleo)-omgevingswijzigingen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: - Het stabiele isotopenlaboratorium aan de VUB omvat een gedeelde infrastructuur tussen het dept. Analytische en Milieuchemie (ANCH) en het dept. GEOL (Isotopengeologie en studie van de paleo-omgeving), en heeft ondertussen een lange traditie op vlak van stabiele isotopen analyses in het domein van de aquatische ecologie, de aquatische biogeochemie en de kwartair geologie. De huidige infrastructuur voor de analyse van C, N, O als H isotopen-samenstelling in organische substraten en specifieke componenten bestaat uit een Continuous Flow Isotope Ratio Mass Spectrometer (IRMS) met diverse periferen. De voornaamste toepassingen situeren zich in de biogeochemie van zowel open oceanen (vnl. Zuidelijke Oceaan) als gematigde en tropische kustecosystemen (Noordzee; Schelde-estuarium; Schelde en bijrivieren; mangrovesystemen in India, Sri Lanka, Vietnam, Thailand en Oost-Afrika), zoetwatersystemen (o.m. Kivu, Victoria en Tanganyika meren), en diepzee hydrothermale systemen (Triple Junctie der Azoren). Mede ook door de stijgende vraag voor analyses door derden is de gebruiksdruk op het Continuous Flow IRMS systeem recent sterk toegenomen. Ten einde de combinatie van analyses voor eigen onderzoekers, het ontwikkelen en optimaliseren van nieuwe applicaties, en het dienstbetoon aan andere onderzoekers van binnen en buiten de universiteit werkbaar te houden, is er nood aan zowel een technische ondersteuning als aan een tweede Continuous Flow IRMS. Dit laatste is des te meer noodzakelijk daar momenteel 3 perifere toestellen, aangewend voor uiteenlopende applicaties, on-line gekoppeld staan aan éénzelfde massaspectrometer. Hierdoor komt geen tijd beschikbaar voor methode ontwikkeling, wat nochtans een noodzaak is om het onderzoeksniveau internationaal op peil te houden. Beide deelnemende onderzoeksgroepen (ANCH en GEOL) hebben een aanvullende expertise op vlak van stabiele isotopenanalyses, wat tot uiting komt in het gezamenlijk beheer van het isotopenlaboratorium en in een samenwerking in het kader van een aantal onderzoeksprojecten (DWTC; ESF). Organisaties: • Scheikunde • Geologie
Onderzoekers: • EDWARD KEPPENS • WILLY BAEYENS • Steven BOUILLON • FRANK DEHAIRS • Philippe CLAEYS
Methodeontwikkeling voor interdisciplinair isotopisch onderzoek middels multicollector ICP-massaspectrometrie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: - -In 2006 wordt een multi-collector inductief gekoppeld plasma massaspectrometer (MC-ICPMS) geinstalleerd aan de UGent (analytische chemie) voor multidisciplinair onderzoek in chemle, geologie en ecologie (door een krediet impulsfinanciering zware Apparatuur aan UGent, VUB, KULeuven). Multi-collector ICP-massaspectrometrie (MC-ICPMS) is een bljzonder krachtige techniek voor de bepaling van isotopenverhoudingen van nagenoeg alle elementen (behalve H, C, N, O en edelgassen).De prioriteiten van de VUB liggen in de ontwikkeling van de analysen van de volgende isotopensystemen 1) Cr-isotopenanalyse voor het aantonen van meteorietsporen in korstmateriaal, met als doel inzicht te verwerven in de frequentie van asteroïdeen komeetinslagen op aarde en bijdragen tot de identificatie van de impacterende lichamen/projectielen 2) Gebruik van de isotopische samenstelling van Os en Sr als een paleoklimaat-proxy en om de effecten van de verschillende oceanografische en terrestrische processen op biogeochemische cycli te onderscheiden. 3) De U-Th geochronologie voor de datering van recente carbonaten (speleothems, schelpen etc). 4) 11B/10B analyse als pH- en saliniteit-proxy in paleooceanografie en paleoklimatologie Organisaties: • Wetenschappen van het Systeem Aarde • Geologie
Onderzoekers: • STEVEN GODERIS • Philippe CLAEYS
Spin-gepolariseerde conceptuele "density functional theory" : toepassing in radicalaire en fotochemische reacties. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het voorgestelde project beoogt het geven van een stevige basis voor de aanwending van conceptuele DFT bij de studie van de iegenschappen en de reacties van spin-gepolariseerde systemen en bestaat uit twee lluiken. Het ligt in de lijn van de onderzoeksactiviteiten van de Algemene Chemie groep ligt in de lijn, maar vormt niettemin een op zichzelf staand geheel. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • Frank DE PROFT
Structurele basis van plasmide addictie en geprogrammeerde celdood in bacteriën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Grote "low copy number" plasmiden zoals de sex factor F van E. coli worden stabiel overgeërfd in bacteriêle populaties. Een hoge mate van stabiliteit van het plasmide wordt bekomen door plasmide replicatie te koppelen aan chomosomale replicatie en door een gelijke verdeling te verzekeren van de plasmiden over de dochtercellen. De mechanismen die hiervoor verantwoordelijk zijn, werken echter niet foutloos, zodanig dat plasmide-vrije dochtercellen kunnen worden gevormd die mettertijd de populatie overgroeien. Dit doemscenario (althans vanuit het gezichtspunt van het plasmide) wordt voorkomen door de aanwezigheid van zogenaamde addictieoperons op het plasmide. Deze bevatten twee genen: één dat een toxine codeeert en een tweede dat codeert voor een tegengif. Beiden komen op laag niveau tot uitdrukking en vormen samen een inactief
complex dat tevens als repressor voor het operon fungeert. Wanneer het plasmide verloren gaat kunnen geen nieuwe addictie eiwitten worden aangemaakt. Het tegengif heeft echter een veel kortere levenduur dan het toxine en wordt snel afgebroken door een specifiek protease. Het toxine komt vrij en kan zijn doelwit aanvallen en de cel doden. Wanneer plasmide-vrije cellen worden gevormd zijn ze dus niet langer leefbaar ondanks dat het plasmide geen genen bevat die cruciaal zijn voor het overleven van de cel in afwezigheid van een addictieoperon. De cellen zijn dus als het ware verslaafd geworden aan het plasmide. Operons die sterk verwant zijn met plasmide addictie operons komen ook veelvuldig voor op de chromosomen van bacteriën en archaea. Wanneer deze op een plasmide worden geent bootsen ze ook de werking van bona-fide addictie operons na. de chromosomale versies, dikwijls PCD systemen genoemd (PCD staat voor Programmed Cell Death in bacteria) worden geactiveerd onder stress condities. Hun exacte functie en werkingsmechanisme blijft onduidelijk. Volgens een eerste hypothese leidt hun activatie to een reversibele fysiologische stase die toelaat perioden van extreme voedselschaarste te overleven. Andere auteurs denken in de richting van een altruistische zelfmoord van een deel van de bacteriële populatie die dan gecanibalizeerd wordt door de overlevenden. Het doel van dit project is een verdere structurele en biofysische characterizatie van de addictiesystemen maz ( E. coli chromodoom, toxine MazF, tegengif MazE), ccd (F-plasmide, toxine CcdB, tegengif CcdA) en phd/doc (Faag P1, toxine Doc, tegengif Phd). Hierbij zal in de eerste plaats de interesse gaan naar de intrinsieke stabiliteit en vouwing van de tegengif eiwitten en naar de structurele en thermodynamische karakterizatie van toxine:tegengif en tegengif:DNA interacties. Daarenboven wensen we de in vivo rol van PCD systemen te bestuderen door het maken en karakterizeren van een compleet PCD-vrije E. coli knokout en de herintroductie van individulele PCD systemen (of paren en/of hybride systemen). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • HENRI DE GREVE • REMY LORIS
Aspecten van D(irichlet)-branen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De ontdekking dat alle gekende interacties in de natuur herleid kunnen worden tot slechts vier fundamentele wisselwerkingen is één der grootste successen van de fysica. Spontaan gebroken ijktheoriën leveren het kader waarbinnen we een uitstekende microscopische beschrijving voor drie van deze vier krachten kunnen formuleren. Het komt dan wellicht ook als een verassing dat de ons meest vertrouwde wisselwerking -de zwaartekracht- de minst begrepen kracht is. De meest belovende kandidaat voor een consistente, kwantummechanische beschrijving van de gravitationele wisselwerking is ongetwijfeld snaartheorie (1). Snaartheorie geeft een geünificeerde beschrijving van zowel gravitatie als van de gewone ijkinteracties. Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • ALEXANDRE SEVRIN • BEN CRAPS
Multi-type mier-optimalisatie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De algemene doelstelling van dit project is de ontwikkeling van een multi-type ant system (MTAS) dat competitie tussen verschillende types of kolonies van actoren integreert met bestaande ACO algoritme technieken. Om het huidige experimentele systeem verder uit te werken tot een bruikbare optimalisatietechniek, is vooral nood aan een theoretische basis. Verder zullen we het algoritme verder ontwikkelen en evalueren door het te vergelijken met klassieke technieken. Als laatste onderdeel van het project zal het systeem ook worden toegepast op een concreet optimalisatieprobleem. Organisaties: • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • KATJA VERBEECK • ANN NOWE
Cognitieve capaciteiten voor het onstaan van anaforen in emergente communicatiesystemen Vrije Universiteit Brussel Abstract: De meeste natuurlijke talen bieden de mogelijkheid om anaforen te gebruiken. Een anafoor is een (meestal korte) verwijzing naar een entiteit die in een vroeger deel van de tekst geintroduceerd werd en antecedent wordt genoemd. Onderzoek uit zowel linguïstiek als computationele linguïstiek heeft aangetoond dat er verschillende constraints bestaan die de mogelijke antecedenten bij een bepaalde anafoor beperken. In ons onderzoek willen we nagaan, aan de hand van computersimulaties, wat de invloed is van cognitieve capaciteiten die voor deze constraints noodzakelijk is, op de anaforen in de taal die ontstaat. Om dit te onderzoeken maken we gebruik van multi-agent computersimulaties. In deze simulaties stellen agents de individuele taalgebruiker voor, die ieder een (beperkte) kennis heeft over de taal die gesproken wordt in de agent-gemeenschap. De agents stellen hun kennis over de wereld en over de taal af aan de hand van language games, interacties tussen twee agents binnen een bepaalde context. Afhankelijk van de uitkomst van het language game passen de agents hun kennis aan om beter te worden in toekomstige language games. Deze benadering laat ons toe om de cognitieve capaciteiten uit te breiden en na te gaan welke invloed deze hebben op de resulterende taal. Dit onderzoek zal in samenwerking met de mensen van het 'Artificial Intelligence Laboratory' en onderzoekers van het 'Sony CSL Paris'laboratorium gebeuren, aangezien deze onderzoekers gebruik maken van dezelfde basissystemen. Organisaties: • Artificiele Intelligentie • Informatica en Toegepaste Informatica
Onderzoekers: • LUC STEELS • JORIS BLEYS
Butyrogeen effect van inuline-type fructanen : kinetiek van cross-feeding tussen colonbacteriën. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Onderhavig project zal een bijdrage leveren aan het verder in kaart brengen van de kinetiek van de productie en de verdere omzetting van organische zuren tijdens het colonfermentatieproces. Het richt zich enerzijds op de rol van lactaat- en/of acetaatconverterende bacteriën bij de boterzuurvorming in het colon en anderzijds op de invloed die bepaalde prebiotica hier op uitoefenen. Er zal voornamelijk gefocust worden op cross-feeding als mogelijke verklaring voor het butyrogeen effect. Organisaties:
• Industriêle Microbiologie
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
De invloed van dubbelstrengige breuken en het type doelwitcel op de efficiëntie van "gene targeting" in planten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: In this work a number of biotechnological issues regarding the generation and use of transgenic plants were addressed. First, we isolated promoter sequences form Arabidopsis thaliana genes which are active in germline cells in a broad spectrum of developmental stages: shoot apical meristem, flower meristem and meiosis. We then investigated to what extent these promoters can regulate expression of the Cre site-specific recombinase in order to result in excision of a DNA sequence flanked by tandem oriented lox sites. The selected germline promoters are involved in different developmental cues including early stem cell identity (CLAVATA3), flower meristem identity (LEAFY, APETALA1), floral organ identity (AGAMOUS), and meiosis (SOLO DANCERS, DMC1, SWITCH1), and the functionality of each promoter in the germline of primary transformants was evaluated by analyzing the presence of the recombined lox cassette in T2 progeny. We showed for 5 out of these 7 promoters that efficient Cre-mediated recombination does indeed occur and that the recombination takes place at some point during germline development. These data are significant because they enabled us to select a number of germline promoters for two novel applications. A first application in which these germline promoters were used represents a novel gene targeting approach. Gene targeting is the ability to perform any kind of targeted genome modifications. This application represents a powerful biotechnological tool because it allows precise introduction of modifications or deletions of any chosen genomic sequence. In plants, the development of an efficient gene targeting method has remained elusive for years (except in the moss Physcomitrella patens). In contrast, in other species gene targeting is feasible but seems to be restricted to specific cell types (such as embryonic stem cells (ES) in mouse, Drosophila germline cells and chicken DT40 cells). These findings seem to indicate that the species or cell type can greatly influence gene targeting efficiencies and forms the basis of our experimental rationale. Our initial strategy consisted in activating the gene targeting system during meiosis of Arabidopsis thaliana. This was achieved by Cre-mediated release of a circular targeting DNA, which was placed between two tandem oriented lox sites, during prophase I of meiosis. This targeting sequence shares homology with a target sequence which contains a defective reporter gene. When homologous recombination between the target and targeting sequence occurs the defective reporter gene is restored. We were able to show that Cre-mediated in planta presentation of the targeting sequence can in some cases result in the restoration reporter gene. However, our results also seem to indicate that reporter gene is restored on the targeting DNA and subsequently integrated elsewhere in the genome; a phenomenon termed ectopic gene targeting. The germline promoters were also applied in another novel technology which enables the generation of transgenic plants devoid of selectable marker genes. The generation of transgenic plants through the existing transformation techniques is relatively inefficient; marker genes are therefore required for efficient selection of transformed plant cells mostly through resistance against either an antibiotic or an herbicide. The presence of the selectable marker gene is generally unwanted after it served its purpose because it can affect expression of other transgenes and requires the use of other marker genes in subsequent transformation steps. Our system is based on Germline-Specific Auto-excision (GSA) of the selectable marker gene, and consists of Cre-mediated removal during germline development of a lox cassette containing a selectable marker gene. We tested both in Arabidopsis and Nicotiana tabacum the efficiency of the GSA vector, with the germline promoters of the Arabidopsis genes regulating cre expression. According to our results, marker-free transgenic plants can be obtained when the promoters of the LFY, AP1, SDS and DMC1 genes are used in the GSA vector. In addition we show that these promoters give similar results with regard to marker-free progeny in N. tabacum. In conclusion, promoters which can achieve germline directed Cre-lox recombination in plants clearly provide an interesting improvement to the existing plant biotechnological tools. The versatility of this tool has been demonstrated in this work by its use in distinct applications which can represent a further refinement of the current genome modifying technologies in plant. Organisaties: • Plantengenetica • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • GEERT ANGENON
Inventarisatie van ondoorlaatbare oppervlakken in Vlaanderen aan de hand van satellietbeelden met medium en hoge resolutie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Het doel van dit project bestaat erin een robuuste methode te ontwikkelen om betrouwbare schattingen van het aandeel ondoorlaatbare oppervlakken over uitgestrekte gebieden in kaart te brengen en om evoluties in het voorkomen van ondoorlaatbare oppervlakken in de tijd te karakteriseren. Hierbij wordt uitgegaan van een multi-resolutie benadering, waarbij gebruik gemaakt wordt van zowel medium-resolutie satellietdata (type Landsat/Aster) als van hoge-resolutie data (type Ikonos/Quickbird). Hoge-resolutie data worden aangewend om ondoorlaatbare oppervlakken op gedetailleerde wijze in kaart te brengen voor een aantal zorgvuldig geselecteerde testgebieden in Vlaanderen. De bekomen resultaten zullen vervolgens gebruikt worden als input voor het calibreren van subpixel estimatiemodellen die toelaten de distributie van ondoorlaatbare oppervlakken uit medium-resolutie data af te leiden voor gans Vlaanderen. Het opzet van een multi-resolutie benadering is om dure, hoge-resolutie informatie, bekomen over kleine gebieden, te gebruiken om schattingen van ondoorlaatbare oppervlakken voor meer uitgestrekte gebieden uit goedkopere, medium-resolutie data af te leiden. Bedoeling is om te onderzoeken in hoeverre deze benadering het mogelijk maakt een nauwkeurige kartering van ondoorlaatbare oppervlakken op niveau van gans Vlaanderen uit te voeren en toelaat evoluties in het voorkomen van ondoorlaatbare oppervlakken te analyseren in de tijd. In het onderzoek wordt specifieke aandacht besteed aan drie deelaspecten, die elk op zich essentieel zijn voor het welslagen van het project: 1. Ontwikkeling van een efficiënte methode voor de productie van referentieclassificaties Gezien hoge-resolutie classificaties aan de basis liggen van de calibratie van subpixel estimatiemodellen is het definiëren van een efficiënte en nauwkeurige classificatiemethode voor het in kaart brengen van ondoorlaatbare oppervlakken op hoge resolutie essentieel. In het onderzoek wordt uitgegaan van een object-gebaseerde classificatiebenadering die toelaat om, naast spectrale data, rekening te houden met texturele en contextuele informatie op het niveau van homogene beeldsegmenten. 2. Definitie van een performante subpixel estimatiemethode en een strategie voor calibratie Op basis van een aantal goed gekozen testgebieden zal een vergelijkend onderzoek naar de performantie van alternatieve subpixel estimatiemethoden uitgevoerd worden. Specifieke aandacht gaat hierbij uit naar de extrapoleerbaarheid van de methoden over gebieden met diverse landschappelijke kenmerken. Dit moet leiden tot conclusies en aanbevelingen omtrent de haalbaarheid van de multi-resolutiebenadering en de definitie van een optimale methode/calibratiestrategie voor de toepassing ervan. 3. Multi-temporele toepassing van de methode in het kader van tijdsgebonden analyses
Om evoluties in de tijd te kunnen karakteriseren zal onderzoek verricht worden rond de multi-temporele toepassing van de voorgestelde benadering. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van archiefbeelden en mogelijk nieuwe beeldacquisities. Organisaties: • Cartografie en Geo-informatiekunde
Onderzoekers: • FRANK CANTERS
De bepaling van natuurlijke infiltratiegebieden voor hemelwater in het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest. Vrije Universiteit Brussel Abstract: - Compilatie van bestande gegevens :Verschillende soorten van gegevens (geologische, topografische, pedologische, geotechnische kaarten, geologische doorsneden, boringsdata van werfen zoals metro, NMBS, luchtfoto's en satellietbeelden, piezometische gegevens, peilbuisgegevens, water-riolerings-databanks etc.) liggen verspreiden tussen een aantal instellingen & diensten (BIM UrbIS, BGD/KBIN Brussels Urban Geology, Gemeenten, Universiteiten, privé etc). - Terreinwerk : Ontbrekende gegevens zullen aangevuld worden door terrienwerk: studie van ontsluitingen, lokale ondiep boringen, veranderingen van topografie door anthropogenische effecten, werfen etc. - Cases studies : Op een aantal sites gekozen op basis van hun geologische eigenschappen (dikke lagen van de zand van Brussel, topografie met sterke helling, contact zand met onderliggende kleilangen, mogelijke overstromingsrisico door verkavelingsproject ...) wordt de waterstromingsflux (in/out) geëvalueerd (gemiddel en max. stroming tijdens perioden van sterke neerslag). - Beschrijving van de hydrogeologische eigenschappen van de ondergrond in het BHG : - Localisatie/identificatie van naturlijke stormbekkens: In sommige onstandigheiden kan de zand van Brussel de rol van naturlijke stormbekken spelen. Organisaties: • Wetenschappen van het Systeem Aarde • Geologie
Onderzoekers: • Kevin DE BONDT • Philippe CLAEYS
Biodiversiteit, populatiedynamica en metabolietanalyse van gefermenteerde groenten. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Spontane fermentatie en backslopping zijn fermentatietechnieken die van oudsher toegepast worden om de sensorische kwaliteit, veiligheid en houdbaarheid van voedingsproducten te verbeteren. Door de onvoorspelbaarheid en oncontroleerbaarheid van deze technieken, wordt meer en meer overgeschakeld op bulkstarterculturen, welke reeds toegepast worden in een aantal sectoren (bijvoorbeeld zuivel, vlees en brood). In andere sectoren, waaronder de groentefermentatie, verkeert het gebruik van starterculturen nog in een experimenteel stadium. In tegenstelling tot industriële bulkstarterculturen, zijn natuurlijk voorkomende, wild-type stammen, die traditionele fermentaties domineren, competitiever en hebben zij uitgebreider metabolische capaciteiten om de aromavorming en voedselveiligheid te verbeteren. Voor de ontwikkeling van geschikte starterculturen is echter een uitgebreide kennis van de biodiversiteit van het desbetreffende ecosysteem, de populatiedynamica van het fermentatieproces en de substraatconsumptie en metabolietproductie in relatie tot organoleptische eigenschappen en microbiële interacties van uitzonderlijk belang. Dergelijke studies zijn schaars bij gefermenteerde groenten. Er bestaat nochtans een interessant, aan belang toenemend marktpotentieel voor dergelijke producten, in het bijzonder omwille van het gezond imago van gefermenteerde levensmiddelen. Daartoe zal in voorgesteld project getracht worden om de microbiële biodiversiteit en populatiedynamica van bepaalde gefermenteerde groenten in kaart te brengen. Na de ontwikkeling van een methode voor het bestuderen van het metaboloom van gefermenteerde levensmiddelen in een vaste matrix, zal deze methode aangewend worden om het metaboloom van bepaalde gefermenteerde groenten op te helderen. Tenslotte zullen geselecteerde (autochtone) melkzuurbacteriën toegepast worden als functionele startercultuur voor de gerichte fermentatie van bepaalde groenten. De biodiversiteit en populatiedynamica zullen bestudeerd worden door middel van cultuurafhankelijke (selectieve uitplatingen, gevolgd door repPCR-fingerprinting) en cultuuronafhankelijke methoden (PCR gevolgd door denaturerende gradiëntgelelectroforese). Wat betreft de metaboloomanalyse, zal bijzondere aandacht besteed worden aan het opstellen van een geschikte gaschromatografie(GC)massaspectrometrie(MS)-methode. Staalname van de verschillende metabolieten zal plaatsvinden door middel van statische headspace of solid phase microextraction. Wanneer het interessant zou zijn om het metabolisme van bepaalde verbindingen, die niet of nauwelijks via GC-MS analyseerbaar zijn, op te volgen, zullen tevens methoden voor andere analysetechnieken ontwikkeld worden, waaronder hogedrukvloeistofchromatografie en vloeistofchromatografie-MS. De bekomen methodologie zal gebruikt worden om zowel stalen van gefermenteerde groenten uit Roemenië en Zuid-Italië als bacteriële culturen, bekomen met de uit gefermenteerde groenten verkregen isolaten, te onderzoeken naar de aan- of afwezigheid van specifieke bacteriële metabolieten met (potentiële) rol in de kwaliteitsaspecten van gefermenteerde groenten. De starterculturen die het interessantst bevonden worden, zullen onderzocht worden naar hun kinetisch gedrag tijdens gesimuleerde laboratoriumfermentaties (10 l werkvolume). Daarnaast zullen ook kleinschalige fermentaties uitgevoerd worden in groente-extracten, teneinde na te gaan in welke mate de simulatiemedia de realiteit benaderen. Tenslotte zullen geselecteerde starterculturen gebruikt worden om een bepaalde groente te inoculeren en een gecontroleerde fermentatie op te starten, waarbij tevens de vergelijking zal gemaakt worden met een spontane fermentatie van diezelfde groente en met een op azijn ingelegd analoog. Het doctoraatsonderzoek zal gebeuren in samenwerking met het Institute of Biology Bucharest (IBB, Dr. Medana Zamfir), waarmee reeds voordien een bilateraal project in verband met de biodiversiteit van Roemeense zuivelproducten aangegaan werd (BWS02/04, 2002-2005). Daarenboven zal een bilaterale samenwerking aangegaan worden met het Dipartemento di Protezione delle Piante e Microbiologia Applicata (Universitá degli Studi di Bari, Prof. Dr. Marco Gobbetti). Voor het taxonomisch deel zal tevens samengewerkt worden met de BCCM gist- en bacteriecultuurcollecties. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Luc DE VUYST
Theoretische en experimentele studie van convectiegedreven DNA-microarray hybridisatiesystemen. Vrije Universiteit Brussel Abstract: Introductie Midden jaren '90 werd, onder impuls van het Human Genome Project, de DNA-microarray technologie ontwikkeld. Deze analysetechniek maakt de gelijktijdige analyse van duizenden mRNA sequenties mogelijk, waardoor de relatie tussen de toestand waarin een biologische cel zich bevindt (graad van ontwikkeling en differentiatie, ziekte, ...) en het genexpressieniveau in deze cel (de mate waarin specifieke mRNA-sequenties al dan niet aanwezig zijn) bestudeerd kan worden. Belangrijke toepassingsgebieden van deze technologie zijn o.a. de classificatie en voorspelling van kanker, de analyse van punt-mutaties, de transciptionele profilering van pathogeen/gastheer-interacties, enz... (Holloway et al., 1999). Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Frederik DETOBEL • GERT DESMET
Synthese van [c]geanneleerde 3-aminoazepin-2-onen en hun inbouw in bioactieve peptiden en peptidomimetica. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Situering project. Conformationeel verstrakte analoga van aminozuren zijn zeer interessant vanuit een medicinaal chemisch oogpunt. De inbouw ervan in bioactieve peptiden kan resulteren in een toename van activiteit, metabole stabiliteit en receptor selectiviteit. Twee types verstrakte analoga werden bereid. Spirobenzazepinon 1 werd gesynthetiseerd als een analogon van het Pro-Phe dipeptide. Van zo.n spirolactams is bekend dat zij zeer sterke ?-turn inducers zijn als ze worden ingebouwd in bioactieve peptiden.1 Indoolazepinonen 2 zijn de tweede klasse van verbindingen waarin we geïnteresseerd zijn. Het zijn verstrakte analoga van het Trp-X dipeptide. Een goede synthese voor deze klasse van verbindingen werd ontwikkeld. Organisaties: • Scheikunde
Onderzoekers: • DIRK TOURWE • DEBBY FEYTENS
Rol van myeloïede suppressorcellen in tumor-geassocieerde immunosuppressie. Vrije Universiteit Brussel Abstract: 1. Situering van het project Het immuunsysteem kan een belangrijke rol spelen tijdens tumor-progressie. Zo is het bestaan van anti-tumor immuniteit duidelijk aangetoond, zowel in muismodellen als in humane patiënten. Dit heeft, dankzij de identificatie van tumor-geassocieerde antigenen, geleid tot een sterke interesse in de ontwikkeling van immunotherapeutische benaderingen voor de behandeling van kanker. Tot dusver zijn betekenisvolle klinische resultaten echter zeldzaam. Organisaties: • Toegepaste Biologische Wetenschappen
Onderzoekers: • Kiavash MOVAHEDI • PATRICK DE BAETSELIER
Studie van de eigenschappen van de top quark met behulp van gegevens genomen door de CMS detector nabij de Large Hadron Collider te CERN. Vrije Universiteit Brussel Abstract: De top quark blijft door zijn relatief grote massa één van de meest bijzondere fundamentele deeltjes in het domein van de hoge energie fysica. Pas in 1995 werd het deeltje ontdekt met behulp van de Tevatron versneller in botsingen bij een energie van 1.8 tot 1.96 TeV. Deze protonantiproton versneller heeft sindsdien gegevens verzameld en voor het eerst enkele van de eigenschappen van de top quark gemeten. De Large Hadron Collider zal vanaf 2007-2008 protonen botsen bij een energie van 14 TeV en 1000 keer meer top quarks produceren, vergeleken met de Tevatron versneller. Organisaties: • Natuurkunde
Onderzoekers: • Jorgen D'HONDT