15 september 2010
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde: 2011-2015 Adelante Kenniscentrum en MUMC+
Inhoudsopgave Voorwoord
1
Samenvatting
2
English summary
4
1. Inleiding
6
1.1 Achtergrond
6
2. Wetenschappelijk onderzoek 2.1 Revalidatie en chronische pijn 2.1.1 Deelvragen
8 9 9
2.1.2 Beschrijving van het onderzoek
12
2.1.3 Wetenschappelijke ambities
11
2.1.4 Kennisoverdracht
12
2.2 Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidsproblematiek volwassenen 14 2.2.1 Deelvragen
14
2.2.2 Beschrijving van het onderzoek
16
2.2.3 Wetenschappelijke ambities
17
2.2.4 Kennisoverdracht
17
2.3 Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidsproblematiek bij kinderen
18
2.3.1 Deelvragen
19
2.3.2 Beschrijving van het onderzoek
20
2.3.3 Wetenschappelijke ambities
21
2.3.4 Kennisoverdracht
21
2.4 Complexe traumarevalidatie
22
2.4.1 Deelvragen
23
2.4.2 Beschrijving van het onderzoek
23
2.4.3 Wetenschappelijke ambities
24
2.4.4 Kennisoverdracht
25
2.5 Samenhang en aanpak
26
2.6 Innovatie
26
2.6.1 Disseminatie
27
2.6.2 Implementatie
27
2.6.3 Evaluatie
27
2.6.4 Signalering
28
2.7 Onderzoeksbeleid en - strategie 3. Onderzoeksorganisatie 3.1 Betrokken organisaties
28 29 29
3.1.1 Adelante
29
3.1.2 MUMC+
30
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
2
3.2 Samenwerkingsverband
31
3.3 Infrastructuur
32
3.3.1 Huisvesting
32
3.3.2 Apparatuur
33
3.4 Personeel
34
3.4.1 Aanstelling
35
3.4.2 Personele capaciteit
36
3.4.3 Uitbreiding
37
3.5 Werving van geldstromen
38
4. Slotwoord
40
Bijlage A Overzicht projecten
41
Bijlage B Selectie van vijf belangrijkste publicaties
46
Bijlage C Samenwerkingsverbanden
48
Bijlage D Structuur waarlangs GRASP-programma vorm gegeven wordt
52
Bijlage E Partnergebieden in het GRASP-programma
53
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
3
Voorwoord Met gepaste trots bied ik u het ambitieuze onderzoeksplan van het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde Adelante/MUMC+ aan. Dit wil ik niet doen zonder eerst mijn grote waardering uit te spreken voor het feit dat ondanks het ontbreken van een hoogleraar en duidelijk samenhangende academische structuur in de afgelopen jaren door vele medewerkers enorm veel en goed werk is verricht. Het wervend vermogen en de wetenschappelijke output door medewerkers van Adelante in het bijzonder, is niet alleen groot te noemen maar ook van een kwalitatief hoog niveau. Er is een stevig fundament gelegd waarop we kunnen voortbouwen. Voorop staat dat we doorgaan op de ingeslagen weg en aanpassingen volledig in dienst staan van een verdere verbetering van het wervend vermogen, kwaliteit en integratie van het revalidatiegeneeskundig patiëntgebonden onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het verbeteren van het evidence based handelen binnen de revalidatiegeneeskunde en de versterking van de positie van de onderzoeksgroep Revalidatiegeneeskunde binnen het Adelante en MUMC+. Wel wordt meer focus aangebracht door te kiezen voor vier onderzoekslijnen die naadloos aansluiten bij de topklinische speerpunten van Adelante en de afdeling Revalidatie MUMC+. Het uiteindelijke doel van de onderzoeksgroep is om uit te groeien tot een internationaal expertisecentrum op het gebied van revalidatiegeneeskunde met een duidelijke focus op topklinische speerpunten binnen Adelante en MUMC+. In het kader van de regionale samenwerking worden de afdelingen revalidatie van andere Limburgse ziekenhuizen uitgenodigd om meer bij de onderzoeksgroep Revalidatiegeneeskunde betrokken te raken. Het Kennisnetwerk Revalidatie Limburg is een eerste aanzet om te komen tot nadere samenwerking op het gebied van patiëntenzorg, zorgvernieuwing, wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Prof. dr. R.J.E.M. Smeets, hoogleraar Revalidatiegeneeskunde
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
1
Samenvatting Dit onderzoeksplan beschrijft de ambities van Adelante en het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de revalidatiegeneeskunde. Het onderzoek wordt verricht binnen het onderzoekprogramma Revalidatiegeneeskunde van de onderzoeksschool Caphri. Revalidatiegeneeskunde is het medisch specialisme dat zich bezig houdt met de diagnostiek en de behandeling van de gevolgen van ziekte, aangeboren aandoening of ongeval, die hebben geleid of kunnen leiden tot een blijvende beperking in het dagelijks functioneren en maatschappelijke participatie. Vanuit de toenemende behoefte aan een wetenschappelijk onderbouwing van de indicatiestelling voor behandelingen en de effectiviteit van deze behandelingen bestond bij de Universiteit Maastricht (UM), het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en Adelante de wens om het vakgebied revalidatiegeneeskunde te academiseren. Dit heeft geleid tot de aanstelling van een hoogleraar Revalidatiegeneeskunde per 1 juni 2009. Het voornemen bestaat om de samenwerking tussen Adelante en MUMC+ verder vorm te geven in strategische raamovereenkomst. Op welke wijze de intensieve samenwerking wordt vormgegeven wordt momenteel door de raden van bestuur van Adelante/MUMC+ respectievelijk het management van het Kenniscentrum/onderzoeksschool Caphri onderzocht. In de komende vijf jaren zal het revalidatiegeneeskundig onderzoek binnen het onderzoeksprogramma zich toespitsen op een viertal onderzoekslijnen, namelijk: •
revalidatie en chronische pijn
•
revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij volwassenen
•
revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij kinderen
•
complexe traumarevalidatie
De onderzoekslijnen sluiten aan bij de topklinische functies die Adelante en MUMC+ voor de revalidatiegeneeskunde hebben geïdentificeerd. Het onderzoeksprogramma is gericht op het verbeteren van het evidence based handelen binnen de revalidatiegeneeskunde en het versterken van de positie van de onderzoeksgroep Revalidatiegeneeskunde binnen Adelante en het MUMC+. Naast het verrichten van excellent onderzoek streeft het programma naar de oprichting van een expertisecentrum voor complexe arm- en handvaardigheidproblematiek (volwassenen en kinderen), waarin topklinische revalidatiezorg wordt verstrekt en hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek wordt verricht. Ook wil ze drie bestaande expertisecentra (dwarslaesie, traumatisch hersenletsel en complexe prothesiologie) combineren tot één expertisecentrum voor problematiek van complexe traumatologie. Tot slot wil zij de landelijke erkenning als een van de vier Nederlandse Ontwikkelcentra PijnRevalidatie behouden en uitbreiden tot een internationaal expertisecentrum pijnrevalidatie. Het versterken van samenwerkingsverbanden, op internationaal en regionaal niveau, is een van de prioriteiten van de onderzoeksgroep. Ook kennisoverdracht is een belangrijk aandachtspunt. Door het publiceren in vaktijdschriften, verzorgen van cursussen, opzetten van een website, presenteren op congressen en het informeren van patiëntenverenigingen wil het onderzoeksprogramma bijdragen aan het verbeteren van de revalidatiekundige zorg. Innovaties spelen een centrale rol in de revalidatiegeneeskunde. De door Adelante aangestelde innovatiemedewerkers hebben een centrale positie bij de implementatie van nieuw ontwikkelde zorgproducten of bij signalering van nieuwe behoeftes uit de zorgpraktijk.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
2
Om de wetenschappelijke ambities waar te maken, dient aan een aantal randvoorwaarden te worden voldaan. De onderzoeksgroep dient over voldoende werkruimtes te beschikken. Daartoe zullen in de komende maanden duidelijke afspraken worden gemaakt met de universiteit. Ook dient de juiste apparatuur beschikbaar te zijn. De aanwezigheid van wetenschappelijk personeel met voldoende kennis en ervaring is onontbeerlijk om excellent onderzoek te verrichten. De onderzoeksgroep wil in de komende jaren uitbreiden met tenminste 6.1 fte. Ook streeft ze ernaar om in 2012 en 2015 een strategisch hoogleraarschap in te stellen. Het verwerven van geldstromen is inherent verbonden aan het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Om de onderzoeksgroep verder uit te breiden, nieuwe kennis te verwerven en innovaties te bewerkstelligen, zal de vakgroep sterk inzetten op het verwerven van onderzoeksgelden uit de tweede, derde en vierde geldstroom.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
3
English summary This research plan outlines the ambitions of Adelante and Maastricht University Medical Center (MUMC+) for scientific research in the field of rehabilitation medicine. The research is conducted in the context of the research programme Rehabilitation Medicine of the Graduate School Caphri in Maastricht. Rehabilitation Medicine is the medical discipline that deals with the diagnosis and treatment of patients with physical impairments due to disease, congenital disease or trauma, resulting in a permanent reduction in daily functioning and social participation. The increasing need for scientific evidence of the selection for treatment and effectiveness of these treatments instigated Maastricht University (UM), the academic hospital Maastricht (azM) and Adelante to stimulate an academic orientation of rehabilitation medicine and rehabilitation care. This has led to the appointment of a professor in Rehabilitation Medicine at June 1st 2009. The aim is to further strengthen cooperation between Adelante and MUMC+ in a strategic framework agreement. A project group is currently examining the most optimal organisational structure. In the next five years, rehabilitation research will focus on four lines of research: •
Rehabilitation and chronic pain
•
Rehabilitation of complex arm-hand functioning problems in adults
•
Rehabilitation of complex arm-hand functioning problems in children
•
Complex trauma rehabilitation
The lines of research are consistent with the top clinical functions that were identified by Adelante and MUMC+. The research programme aims to improve the evidence-based practice in rehabilitation medicine and to strengthen the position of rehabilitation research within Adelante and MUMC+. In addition to conducting excellent research, the programme aims to establish a centre of excellence for complex arm-hand functioning problems (children and adults), where top clinical rehabilitation care is provided and high quality scientific research will be conducted. The programme also aims to combine three existing centres of expertise (spinal cord injury, traumatic brain injury and complex prothesiology) in one centre of expertise for complex trauma problems. Furthermore, the program aims to maintain the status of one of the five Dutch pain expertise centres and extend it to an international expertise centre in pain rehabilitation. Strengthening cooperation at an international, national and regional level is one of the main priorities. Another important goal is knowledge dissemination. By publishing in high-impact scientific journals, providing training/education, developing a website, presenting at conferences and by informing patient communities, the research programme wants to contribute to the improvement of rehabilitation practice. Innovations play a central role in rehabilitation medicine. The innovation staff that has been appointed by Adelante plays a central role in the implementation of newly developed products or in the detection of needs in the health care practice. To meet the scientific ambitions, a number of requirements must be met. The research group must have access to sufficient office rooms. Arrangements regarding the availability of offices will be made with the university in the coming months. Likewise, the research group has to have access to the proper equipment. The presence of academic staff with adequate knowledge and experience is essential to perform excellent research. The research group plans to expand by at least 6.1 FTE (equalling a ~30% growth) in the coming years. They also aim to establish a strategic professorship in 2012 and 2015.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
4
The acquisition of project grants is indispensable in the conduct of scientific research. To further expand the research group, to gain new knowledge and to achieve innovations, the group will strongly commit to the acquisition of research grants from public, private including commercial parties and charity sources.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
5
1. Inleiding Dit meerjaren onderzoeksplan beschrijft de ambities van Adelante en het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+) voor het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de revalidatiegeneeskunde. Hoewel onderwijs en opleiding nadrukkelijk tot het takenpakket van deze organisaties behoren, vormen zij geen onderwerp van dit onderzoeksplan. Het wetenschappelijk onderzoek wordt verricht vanuit de universitaire vakgroep Revalidatiegeneeskunde en het kenniscentrum Adelante en is ondergebracht in het onderzoekprogramma Revalidatiegeneeskunde van de onderzoeksschool Caphri. De wetenschappelijke ambities en wensen van het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde voor de jaren 2011-2015 staan in dit onderzoeksplan centraal. Dit plan wordt onderdeel van de strategische raamovereenkomst die in de nabije toekomst tussen Adelante en MUMC+ wordt opgesteld. Het onderzoeksplan bestaat uit een viertal hoofdstukken. In het huidige hoofdstuk wordt de ontstaansgeschiedenis van het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde beschreven. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de onderzoekslijnen en komen per onderzoekslijn de wetenschappelijke ambities aan de orde. Ook wordt hier ingegaan op de samenhang tussen de onderzoekslijnen, de rol van innovatie en de totstandkoming van de onderzoeksstrategie. Hoofdstuk 3 gaat over de wijze waarop het onderzoek is georganiseerd: welke organisaties zijn bij het onderzoek betrokken, welke infrastructurele eisen worden aan het onderzoek gesteld en welke uitbreidingen in personele capaciteit ambieert de onderzoeksgroep. Ook komt de ambitie van het onderzoeksprogramma om nieuwe geldstromen te verwerven aan de orde. Het onderzoeksplan wordt afgesloten met een slotwoord in hoofdstuk 4. 1.1 Achtergrond Revalidatiegeneeskunde is het medisch specialisme dat zich bezig houdt met de diagnostiek en de behandeling van de gevolgen van ziekte, aangeboren aandoening of ongeval, die hebben geleid of kunnen leiden tot een blijvende beperking in het dagelijks functioneren en maatschappelijke participatie. Het curatief geneeskundig handelen van de revalidatiegeneeskunde is gericht op het anatomisch fysiologisch herstel. Daarnaast heeft de revalidatiegeneeskunde tot doel het verbeteren van het niveau van het functioneren en het verhogen van de maatschappelijke participatie van patiënten met een blijvende functiebeperking. Vanuit de revalidatiegeneeskundige beroepsgroep en de maatschappij (burgers, ziektekostenverzekeraars, overheid etc.) is in toenemende mate behoefte aan een wetenschappelijke onderbouwing van de indicatiestelling voor behandelingen (op basis van gegevens uit diagnostiek en prognostiek) en de effectiviteit van deze behandelingen. Deze is enerzijds nodig voor de onderbouwing van de financiering van zorg en anderzijds voor het ontwikkelen van richtlijnen binnen het vakgebied. Ook in het kader van kwaliteitsverbetering van zorg is het objectiveren van het medisch handelen in de huidige gezondheidszorg essentieel.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
6
Om deze reden bestaat sinds vele jaren vanuit de Universiteit Maastricht (UM), het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en de Adelante (voorheen SRL) de wens tot academisering van het vakgebied Revalidatiegeneeskunde. In dit kader werd in 2007 een structuurnota leerstoel Revalidatiegeneeskunde opgesteld. Na akkoord van alle betrokken gremia, werd gestart met de werving van een hoogleraar Revalidatiegeneeskunde. Dit resulteerde in de benoeming van dr. R. Smeets tot hoogleraar Revalidatiegeneeskunde met ingang van 1 juni 2009. Aan de basis van deze vakgroep stonden onder andere prof. dr. H. Hillen, toenmalig decaan van de FHML Universiteit Maastricht, de Raden van Bestuur MUMC+ en Adelante, dr. H. Seelen, dr. J. Verbunt, drs. W. Bakx en prof. dr. D. Wade. In de notitie Intentieovereenkomst Academisering Maastricht UMC+ - Adelante, die medio 2008 door alle betrokken partijen is ondertekend, zijn de uitgangspunten voor de invulling van de leerstoel geformuleerd. Besloten werd om de vakgroep in te bedden in het MUMC+ (meer specifiek de onderzoeksschool Caphri) en het Adelante Kenniscentrum. Binnen Caphri heeft de onderzoeksgroep de gelegenheid gekregen een zelfstandig onderzoeksprogramma revalidatiegeneeskunde op te starten waardoor zij zelf de regie t.a.v. het onderzoeksprogramma kan voeren. Het besluit om het onderzoeksprogramma onder te brengen bij de onderzoeksschool Caphri wordt door alle betrokken partijen onderschreven. Deze keuze komt voort uit het feit dat Caphri in het algemeen, en de revalidatiegeneeskunde in het bijzonder, zich richt op uitkomstonderzoek. Bovendien is revalidatiegeneeskunde een breed specialisme, actief op meerdere plekken van het totale zorgtraject rondom een patiënt met activiteiten- en participatieproblemen en zijn er vele voor dit type onderzoek relevante samenwerkingspartners in de vorm van andere onderzoeksprogramma’s binnen Caphri aanwezig (health technology assessment, epidemiology of musculoskeletal disorders, implementation of evidence, etc.). In de nabije toekomst zal de intentieovereenkomst worden omgezet naar een strategische raamovereenkomst. Deze raamovereenkomst heeft tot doel de nauwe banden en samenwerking tussen Adelante en MUMC+ op het terrein van zorg, onderwijs, opleiding en wetenschap vast te leggen. Het is een uitgelezen kans de kennis en decennialange ervaring op het vakgebied Revalidatiegeneeskunde te bundelen en een krachtige impuls richting de toekomst te geven.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
7
2. Wetenschappelijk onderzoek In de komende vijf jaren zal het revalidatiegeneeskundig onderzoek binnen het programma zich toespitsen op een viertal onderzoekslijnen: revalidatie en chronische pijn, revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij volwassenen, revalidatie van complexe armhandvaardigheidproblematiek bij kinderen en complexe traumarevalidatie. De keuze voor deze onderzoekslijnen vloeit voort uit de ambities van Adelante/MUMC+ en sluit aan bij de topklinische functies die Adelante en MUMC+ voor de revalidatiegeneeskunde hebben geïdentificeerd. Met deze onderzoekslijnen wordt voortgebouwd op de kennis die binnen de betrokken instellingen aanwezig is. Bij de selectie van de speerpunten is rekening gehouden met de deelgebieden waarin de revalidatiegeneeskunde in Limburg reeds een duidelijke en (inter)nationale expertise en erkenning heeft opgebouwd en/of waar andere vakgroepen revalidatiegeneeskunde in Nederland nog relatief weinig actief zijn. Het wetenschappelijk onderzoek binnen het programma revalidatiegeneeskunde betreft primair toegepast (patiëntgebonden) onderzoek en in mindere mate translationeel onderzoek en vindt alleen plaats op de vier onderzoekslijnen. Het onderzoek is daarbij gericht op: •
Het onderbouwen, verbeteren en implementeren van (kosten-) effectieve en de meest efficiënte revalidatiegeneeskundige indicatiestelling, behandeling en nazorg;
•
Het ontwikkelen van meetinstrumenten die specifiek activiteiten en participatie meten;
•
Identificatie van subgroepen van patiënten voor specifieke behandelvormen en het vergroten van het inzicht in de werkingsmechanismen van de interventie;
•
Naast de arbeidsintensieve en dure multicenter trials wordt gebruik gemaakt van andere onderzoeksdesigns (bijv. N=1 studies) en het centraal samenvoegen van datasets (zowel diagnostische en evaluatieve data).
Translationeel onderzoek is van belang als het fundamentele gedrags- en werkingsmechanismen betreft die bijdragen tot een beter begrip en vervolgens tot een hogere effectiviteit van het revalidatiegeneeskundig handelen (indicatiestelling, behandeling en nazorg). Revalidatiegeneeskundig onderzoek (maar ook het onderwijs en de zorg op dit terrein) kenmerkt zich door haar multidisciplinaire karakter. In de revalidatiegeneeskunde worden maatregelen op medisch, sociaal, onderwijskundig en arbeidstechnisch terrein gecombineerd en gecoördineerd om de persoon met (blijvende) gevolgen van ziekte, trauma of aangeboren aandoening op de voor hem optimale plaats in de maatschappij te brengen en te houden. Door deze multidisciplinaire aanpak onderscheidt revalidatiegeneeskundig onderzoek zich van monodisciplinair onderzoek. Dit laatste type onderzoek wordt alleen aangewend indien het duidelijke consequenties heeft voor het revalidatiegeneeskundig handelen. In onderstaande paragrafen wordt het wetenschappelijke onderzoek en de ambities van de vier onderzoekslijnen beschreven. Tevens staat beschreven voor welke strategie wordt gekozen om kennisoverdracht te bewerkstelligen. In bijlage A wordt per onderzoekslijn een overzicht gegeven van lopende, aangevraagde en aan te vragen projecten. In bijlage B en C wordt per onderzoekslijn een overzicht gegeven van respectievelijk de vijf belangrijkste publicaties en samenwerkingsverbanden. Iedere onderzoekslijn wordt aangestuurd door een onderzoekscoördinator. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de hoogleraar Revalidatiegeneeskunde. Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
8
2.1 Revalidatie en chronische pijn Chronische pijnrevalidatie is zowel binnen Adelante als de afdeling revalidatiegeneeskunde azM aangewezen als topklinisch speerpunt. De missie van de onderzoekslijn revalidatie en chronische pijn MUMC+/Adelante is het bewerkstellingen van een toename aan wetenschappelijke kennis binnen de revalidatiezorg op het gebied van chronische pijn met het uiteindelijke doel de mate van participatie en de kwaliteit van leven van patiënten met chronische pijn te verhogen. Om deze missie te bewerkstelligen wordt gericht gewerkt aan kennisvermeerdering op het gebied van: •
verklaringsmechanismen voor ervaren beperkingen in het dagelijks functioneren en participatie ten gevolge van de pijnklachten;
•
het ontwikkelen en toetsen van nieuwe innovatieve behandelstrategieën (zowel diagnostiek als behandeling) binnen de revalidatiegeneeskundige zorg voor patiënten met chronische pijn.
Activiteiten om deze doelstelling te bereiken bestaan uit wetenschappelijk onderzoek en de implementatie van resultaten van onderzoek binnen de revalidatiezorg en onderwijs. Centrale doelstelling van de onderzoekslijn: Het verhogen van de mate van participatie in de samenleving van patiënten met chronische pijn door het ontwikkelen en toepassen van nieuwe behandelinzichten binnen de revalidatiegeneeskundige behandeling.
2.1.1 Deelvragen De onderzoekslijn kent een aantal deelvragen: 1. Wat is de (kosten)effectiviteit van verschillende revalidatie behandelstrategieën (waaronder graded exposure) bij patiënten met chronische pijn en wat zijn de onderliggend werkingsmechanismen? 2. Wat is de (kosten)effectiviteit van een revalidatieprogramma gericht op het verhogen van de participatie van jongeren met chronische pijn en wat zijn de werkingsmechanismen van deze behandeling? 3. Hoe kunnen verschillende beweegstrategieën bij patiënten met chronische pijn worden onderscheiden en welke gedifferentieerde behandelmethoden passen hierbij? 4. Welke mechanismen verklaren ervaren beperkingen en participatieproblemen van patiënten met neuropathische pijn bij diabetes mellitus en welke behandelstrategie is hiervoor passend? 2.1.2 Beschrijving van het onderzoek De onderzoekslijn revalidatie en chronische pijn omvat wetenschappelijk onderzoek dat zich richt op het vernieuwen van diagnostiek en behandeling binnen de revalidatiegeneeskundige zorg van patiënten met chronische pijn in het houding- en bewegingsapparaat. Onderzoek naar de werkingsmechanismen van een effectieve behandeling is daarbij een onderdeel. De onderzoekslijn richt zich op een viertal aandachtsgebieden binnen de revalidatiezorg voor patiënten met chronische pijn. Deze vier aandachtsgebieden sluiten rechtstreeks aan op de hierboven genoemde deelvragen.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
9
Ad 1. Effectiviteit en werkingsmechanismen van revalidatie behandelstrategieën. Gedurende de afgelopen jaren is er door de leden van deze onderzoekslijn veel expertise opgebouwd op het gebied van onderzoek naar revalidatiebehandeling van patiënten met chronische pijn. Prof.dr. R. Smeets (Hoogleraar/revalidatiearts) onderzocht in zijn promotieonderzoek, dat in 2006 werd afgerond, het effect van verschillende behandelstrategieën bij patiënten met rugklachten en continueert dit op basis van onderzoek naar werkingsmechanismen (o.a. mediatie en moderatie). Drs. D. Vos-Vromans (PhDstudent) onderzoekt het effect van multidisciplinaire revalidatiebehandeling bij patiënten met chronische vermoeidheid. Op het gebied van de behandeling van pijn gerelateerde vrees bij patiënten met chronische pijn heeft drs. J. de Jong zowel in de klinische praktijk als binnen het wetenschappelijk onderzoek veel expertise opgebouwd met de graded exposure behandeling. Op dit moment wordt in deze onderzoekslijn het effect van deze behandeling bij patiënten met complex regionaal pijnsyndroom type I (REMOVE; drs. M. den Hollander; PhD-student) onderzocht en zal daarnaast op korte termijn een pilot-onderzoek starten naar het effect van scholing/feedback van therapeuten in het uitvoeren van deze behandeling (feedback project; prof. dr. R. Smeets). Hoewel exposure een effectieve therapie lijkt voor de behandeling van pijn gerelateerde vrees bij chronische pijn, is het werkingsmechanismen achter deze behandeling op dit moment nog niet volledig bekend en is dit dan ook een aandachtsgebied voor verder onderzoek. Drs. V. Mertens (PhD-student) start september 2010 met onderzoek naar het effect van het toepassen van motivatie verhogende strategieën (motivational interviewing) binnen de revalidatiebehandeling van patiënten met chronische pijn. Preferente partners in verdere samenwerking in onderzoek naar de effectiviteit en werkingsmechanismen van revalidatie behandelstrategieën zijn en blijven de vakgroep Clinical Psychological Sciences van de Faculteit Psychologie UM en Research Group Health Psychology, department psychologie, Universiteit Leuven (België) en de Musculoskeletal division of The George Institute for Global Health, geaffilieerd met de University of Sydney (Australië). Ad 2. Adolescenten en chronische pijn Hoewel wereldwijd ondertussen evidence based kennis aanwezig is over de effectiviteit van revalidatiebehandelingen van volwassenen met chronische pijn, is nog weinig bekend of deze behandeling ook effectief is bij adolescenten met chronische pijn. Binnen dit aandachtsgebied wordt onderzoek gedaan naar het verbeteren van de revalidatiezorg voor deze doelgroep. Reeds lopende projecten zijn gericht op voorbereidende activiteiten voor de start van een behandelprogramma in MUMC+ en Adelante, locatie Valkenburg, voor adolescenten met chronische pijn, waarin wetenschappelijk onderzoek zal worden geïntegreerd. Zo is in het PHODA-youth project (dr. J. Verbunt, UHD/revalidatiearts, dr. M. Goossens, UD) een meetinstrument ontwikkeld voor de indicatiestelling (PHODA youth) voor de behandeling van jongeren met chronische pijn en wordt de kwaliteit van dit meetinstrument onderzocht. Dr. T. Westendorp (PhD-student) onderzoekt het lange termijn functioneren van jong volwassenen die in hun adolescentie binnen de revalidatie zijn behandeld voor chronische pijn en ontwikkelt tevens een instrument voor het meten van school participatie van adolescenten met chronische pijn. Het accent van het onderzoek in de komende jaren zal gericht zijn op effectiviteit van de revalidatiebehandeling en het onderscheiden van werkingsmechanismen bij adolescenten met chronische pijn. Dit zal een belangrijk aandachtsgebied zijn voor het werven van subsidie. Er wordt in de komende jaren gestreefd naar intensivering van d samenwerking met als preferente partner de vakgroep van dr. L. Goubert (Vakgroep experimenteel, klinische en gezondheidspsychologie, Universiteit Gent, België).
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
10
Ad 3. Pijn en lichamelijke activiteit De relatie tussen pijn en lichamelijke activiteit lijkt niet bij alle patiënten met chronische pijn op dezelfde manier te verklaren. Dr. J. Verbunt en prof. dr. R. Smeets verrichtten eerder onderzoek naar het deconditioneringsyndroom bij patiënten met chronische lage rugklachten en vonden geen bewijs voor het bestaan van deconditionering bij alle patiënten met chronische pijn. Drs. I. Huijnen (PhD-student) onderzoekt momenteel of subgroepen op basis van beweeggedrag te onderscheiden zijn binnen de populatie patiënten met chronische pijn. Drs. I. Huijnen en drs. H. Kindermans, die op dit moment vanuit de faculteit psychologie UM onderzoek doen naar een mogelijk theoretisch model ter verklaring van verschillen in beweeggedrag (het zelfdiscrepantie model), zijn beiden voornemens hun onderzoek op dit gebied voort te zetten in de vorm van postdoc projecten. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van bewegingsanalysen op basis van activiteiten monitoring. Er wordt gestreefd naar aansluiting van dit onderzoeksonderdeel bij het centrum voor technologie in de zorg binnen Caphri. Verder bestaan reeds nationale (afdeling Revalidatie Erasmus Universiteit) en internationale samenwerkingsverbanden met België (Department of Motricity Sciences and Rehabilitation, University of CHU of Liège), Zweden (Division of Occupational Orthopaedics, Sahlgrenska Hospital of Göteborg), Australië (The George Institute for Global Health, Sydney) en Duitsland (Department of Medical Psychology and Medical Sociology, Faculty of Medicine, Ruhr-University of Bochum). Ad 4. Neuropathische pijn bij diabetes mellitus Een groot aantal patiënten met diabetes mellitus wordt geconfronteerd met neuropatische pijn, die veelal niet succesvol medicamenteus behandeld kan worden. De ervaren beperkingen van deze groep patiënten kunnen mogelijk positief worden beïnvloed op basis van kennis voortkomend uit de behandeling van chronische pijn binnen de revalidatiegeneeskunde. Op dit moment is er echter nauwelijks bewijs aanwezig voor het effect van deze aanpak bij deze doelgroep. Dr. J. Ruijgrok (revalidatiearts) wil zich in de komende jaren dan ook richten op wetenschappelijk onderzoek naar effectieve behandelstrategieën binnen de revalidatiegeneeskundige zorg voor patiënten met neuropathische pijn bij diabetes mellitus. Dit onderzoek sluit aan bij de interdisciplinaire onderzoeksgroep diabetes mellitus binnen het MUMC+ en de Maastricht studie.
2.1.3 Wetenschappelijke ambities Binnen de onderzoekslijn zijn de volgende wetenschappelijke ambities geformuleerd: 1. Het verkrijgen en continueren van een internationaal sterk profiel op het gebied van Revalidatie en Chronische pijn. Doelen om dit te behalen zijn: •
Het publiceren van 9 internationale peer reviewed wetenschappelijke artikelen per jaar in tijdschriften met een impact factor in het bovenste kwartiel van de tijdschriften in op het gebied van onderzoek naar chronische pijn;
•
Het werven van 83.000, - euro per FTE onderzoeker per jaar (Caphri norm);
•
Het intensiveren van internationale samenwerkingsverbanden (preferente partners).
2. Het versterken van de onderzoekslijn met twee postdoc posities om continuïteit van groei te waarborgen; 3. Het integreren van wetenschappelijk onderzoek, innovatie, onderwijs en patiëntenzorg in de regio Limburg waardoor verdere versterking van het speerpunt topklinische zorg revalidatie en chronische pijn plaatsvindt.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
11
2.1.4 Kennisoverdracht Wetenschap Op dit moment is de wetenschappelijke communicatie van leden uit de onderzoekslijn revalidatie en chronische pijn al op een internationaal hoog niveau. De doelstelling is om dit voor de komende vijf jaar te continueren en meer mensen op te leiden die op dit niveau kunnen acteren. Dat betekent dat de resultaten van wetenschappelijke studies voortkomend uit deze onderzoekslijn worden gepubliceerd in internationale tijdschriften met een Impact Factor in het hoogste kwartiel van het betreffende onderzoeksgebied. Op gebied van pijn onderzoek zijn dat: Pain, European Journal of Pain, Clinical Journal of Pain. Op het gebied van Revalidatieonderzoek zijn dat bijv. Archives of Physical Medicine and Rehabilitation en het tijdschrift Physical Therapy. Op het gebied van conferenties zijn het Europees (EFIC) en Wereldcongres (IASP) en het Wereldcongres Revalidatiegeneeskunde (ISPRM) belangrijke bijeenkomsten om resultaten van onderzoek uit de onderzoekslijn te presenteren. De onderzoeksgroep streeft naar de organisatie van een plenaire sessie en/of workshops voor senior onderzoekers en presentatie van postersessies door junior onderzoekers. Zorg Kennisoverdracht naar behandelaren (revalidatieartsen, paramedici en psychologen) binnen de revalidatiegeneeskunde wordt op de volgende manieren nagestreefd: Internationale verspreiding: •
via het schrijven van hoofdstukken in handboeken op het gebied van revalidatie en chronische pijn;
•
via het verzorgen van internationale workshops gericht op professionals.
Landelijke verspreiding: •
via werkgroepen van wetenschappelijke verenigingen binnen de revalidatie zoals de werkgroep pijnrevalidatie (WPN) en de werkgroep chronische pijn en vermoeidheid in de kinderrevalidatie van de VRA (Vereniging voor artsen in de revalidatie en physische geneeskunde) en de vereniging revalidatiepsychologen (NIP-sectie revalidatie);
•
via de Nederlandse afdeling van de International Association for the Study of Pain (IASP);
•
via deelname aan richtlijnontwikkeling (CBO);
•
via presentaties op landelijke congressen/symposia/cursussen, zoals bijvoorbeeld het jaarlijkse VRA-congres revalidatie of basiscursussen voor de opleiding tot revalidatiearts;
•
via artikelen in vakbladen met een landelijk karakter zoals de tijdschriften Nederlands Tijdschrift voor Pijn en Pijnbestrijding en Revalidata.
Regionale verspreiding: •
via de kenniskring pijn van het Kennisnetwerk Revalidatie Limburg worden de revalidatieprofessionals in de provincie Limburg intensief betrokken bij innovatie voortkomend uit deze onderzoekslijn;
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
12
•
via BIJZONDER (Bijeenkomsten Zorg en Onderzoek in de Revalidatie); een tweemaandelijkse cyclus met presentaties over innovatie binnen de revalidatie.
Niet alleen kennisoverdracht naar behandelaren is van groot belang, ook het informeren van patiënten en patiëntorganisaties is een belangrijke taak voor de vakgroep. Dit wordt als volgt bevorderd: Landelijke verspreiding •
via een publicatie in een Nederlandstalig blad gericht op de patiëntengroep;
•
door het presenteren van onderzoeksresultaten via de websites van MUMC+/ Adelante.
Regionale verspreiding •
via de jaarlijkse patiëntensymposia van het Kennisnetwerk Revalidatie Limburg;
•
verwerkt in de patiënteninformatie van de betrokken zorginstellingen.
Overigen Het onderdeel revalidatie bij neuropathische pijn bij diabetes mellitus kan interessant zijn voor farmaceutische industrie. Om de farmaceutische industrie te informeren zal rechtstreeks contact worden gelegd met de vertegenwoordigers van de farmaceutische industrie die medicatie op het gebied van neuropatische pijn op de markt brengen (bijv. tijdens wetenschappelijk congressen) en via subsidieprogramma’s die door de industrie zijn geïnitieerd (bijv. DALI-programma voor neuropatische pijn). Een andere doelgroep die mogelijk waarde hecht aan de kennis die binnen de onderzoekslijn wordt gegenereerd zijn zorgverzekeraars. Deze zullen met name geïnteresseerd zijn in het wetenschappelijk onderzoek dat is gericht op de (kosten)effectiviteit van de huidige revalidatiezorg van chronische pijn. De zorgverzekeraars zullen actief worden benaderd, in eerste instantie door direct contact met de medisch adviseur van de zorgverzekeraars voor Adelante/MUMC+ op te nemen.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
13
2.2 Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij volwassenen Een van de drie topklinische speerpunten van Adelante, vastgesteld in het medisch beleidsplan van Adelante, is revalidatie bij complexe arm-handvaardigheidproblematiek. Dit is een diagnoseoverstijgend onderwerp in zorg, onderzoek en kennisoverdracht. Adelante en haar samenwerkingspartners hebben zéér veel expertise op het gebied van (gestoorde) armen handfunctie (AHF) en (gestoorde) arm-handvaardigheid (AHV). Om deze expertise te bundelen in wetenschappelijk onderzoek is de onderzoekslijn GRASP (General Reacquisition of Arm-hand Skill Performance) ontstaan. Doel van GRASP is de ontwikkeling van een expertisecentrum voor complexe arm- en handvaardigheidproblematiek (ECAP), waarin hoogstaande klinische expertise en wetenschappelijk onderzoek gefaciliteerd wordt. Dit onderzoek dient te leiden tot een klinisch relevant pakket aan kennisontwikkeling, zorgvernieuwing, therapie- & meetinstrumentontwikkeling en kennisoverdracht op die delen van het revalidatiedomein die zich richten op personen (zowel volwassenen als kinderen) met complexe arm- en handvaardigheidproblemen. Het doel van het onderzoek is verbeterde zorg. In ECAP zal topklinische revalidatiezorg verstrekt worden aan mensen met complexe armhandvaardigheidproblematiek. Deze zorg zal worden onderzocht en ondersteund via hoogwaardig onderzoek, waarvan de resultaten geïmplementeerd en verspreid worden via ECAP. Een overzicht van de opbouw van de GRASP-onderzoekslijn staat in bijlage D. Veel internationaal onderzoek is gericht op ICF functieniveau (International Classification of Functioning, Disability and Health). ICF activiteiten- en participatieniveau van de bovenste extremiteit krijgen veel minder aandacht. Dit staat in schril contrast tot de hoge waarde die de patiënt aan goede arm-handvaardigheid toekent. Het her(leren) van vaardigheden en verbeterde participatie, reorganisatie van sensomotoriek, compensatie en de inzet van technologie ter verbetering van het vaardigheidsniveau van patiënten staan centraal in GRASP. GRASP en ECAP hebben 3 basiselementen: a) ‘kliniek’ (=revalidatiezorg); b) ‘basis onderzoek’ (=(impaired) motor control and structure); c) ‘technologie’ (=ondersteuning) (zie bijlage E) Centrale vraagstelling van de onderzoekslijn: Hoe kunnen de bestaande en toekomstige activiteiten van experts op het gebied van arm-handvaardigheid verder worden gefaciliteerd en gecoördineerd om het thema AHV uit te bouwen tot een coherent, diagnoseoverstijgend, instituutsoverstijgend, klinisch onderzoeksprogramma dat aansluit bij de regionale, landelijke en internationale ontwikkelingen ten aanzien van revalidatiezorg, onderzoek en innovatie op dit gebied?
2.2.1 Deelvragen De onderzoekslijn kent een aantal deelvragen. Die houden verband met de behandelprogramma’s, de ontwikkeling van meetinstrumenten/technieken/ klinimetrie, en basaal wetenschappelijk onderzoek. De deelvragen worden in onderstaande alinea’s per thema aan de orde gesteld. Deelvragen omtrent technologie ondersteuning in de training van AHV worden primair vanuit (m.n.) de TUe partners gesteld. Technologie ontwikkeling is binnen de GRASPonderzoekslijn een middel en geen (expliciet) doel.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
14
Deelvragen m.b.t. behandelprogramma’s Nieuwe revalidatiebehandelprogramma’s: Welke nieuwe cliëntgecentreerde revalidatie behandelmogelijkheden gericht op verbetering van arm-handvaardigheid bij mensen uit de eerder genoemde doelgroepen kunnen ontwikkeld worden op basis van state-of-the-art ontwikkelingen uit technologie, trainingsfysiologie, motorische leertheorieën en functieleer/psychologie? Wat is de effectiviteit van deze nieuwe trainingsmethoden? •
IMAGE project: In welke mate is een training van armhandvaardigheden op basis van mental practice bij patiënten met een sub-acuut cerebro vasculair accident (CVA) effectief?
•
T-TOAT project: In welke mate is T-TOAT, een methode voor patiëntgerichte technologie ondersteunde taakgerichte training, ontwikkeld en geïmplementeerd in twee technologische systemen: Haptic Master en Philips Stroke Rehabilitation Exerciser, in staat arm-handvaardigheid te verbeteren bij mensen in een chronische fase na een CVA.
•
ToCUEST: In welke mate is een taakgerichte, cliëntgecentreerde, modulaire training van arm-handvaardigheid bij mensen met een cervicale dwarslaesie (C-SCI) effectief?
•
Interreg4: In welke mate kan m.b.v. revalidatierobotica armfunctie getraind worden bij mensen na een CVA?
•
VITAS: In welke mate kan met behulp van virtual reality technieken arm-handvaardigheid bij mensen met centraal neurologisch letsel ondersteund worden?
Aanpassingen van bestaande revalidatiebehandelprogramma’s: In welke mate kunnen nieuwe technologieën ingezet worden ter ondersteuning van het bestaande therapieaanbod door fysiotherapeuten en ergotherapeuten wat betreft training van arm-handvaardigheid bij voornoemde doelgroepen? •
WikiTherapy: Hoe kan de toegang tot en het gebruik van technologische platformen door fysiotherapeuten en ergotherapeuten verbeterd worden wat betreft gebruikersgemak en inzet in reguliere therapieën gericht op het verbeteren van arm-handvaardigheden bij voornoemde doelgroepen?
•
PERT: In welke mate kan zogenaamde ‘persuasieve technologie’ ontwikkeld en toegepast worden in het motiveren en ondersteunen van de training van de patiënt/cliënt met complexe arm-handvaardigheidproblematiek?
Ontwikkeling van modulaire post-revalidatiebehandelprogramma’s: Welke nieuwe, modulair aan te bieden trainingsprogramma’s voor verbetering van armhandvaardigheid bij voornoemde doelgroepen kunnen ontwikkeld worden voor training in de post-revalidatiefase c.q. in de thuissituatie van de patiënt/cliënt? En: Wat is de effectiviteit van deze nieuwe behandelvormen?
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
15
•
SENTAUR: In welke mate kan met behulp van sensortechnologie zogenaamde enriched feedback gegenereerd worden ter ondersteuning van arm-handvaardigheidstraining bij mensen na een CVA?
•
PERT: Zie eerder
•
VITAS: Zie eerder
Deelvragen m.b.t. ontwikkeling van meetinstrumenten / technieken / klinimetrie •
VLT-RA: In welke mate kan met behulp van een zogenaamde Rasch-analyse het schaaltype van de huidige Van Lieshout test voor arm-handvaardigheid bij Tetraplegie (VLT) verbeterd worden?
•
DOQ_US: Ontwikkeling van een meetinstrument voor de kwantificering van de kwaliteit van arm-handvaardigheid bij mensen met centraal neurologisch letsel (PhD-project Drs. R. Lemmens)
•
CFS_NIRS: Beoordeling van de effectiviteit van Near InfraRed Spectroscopy technieken in de beoordeling van corticale veranderingen na trainingregimes voor armhandvaardigheid bij mensen na een CVA.
Deelvraag m.b.t. basaal wetenschappelijk onderzoek ((Impaired) motor control and structure) •
Welke oorzaken en werkingsprincipes liggen ten grondslag aan de therapie-effecten van de bovengenoemde nieuwe behandelprogramma’s?
2.2.2 Beschrijving van het onderzoek Het onderzoek binnen de GRASP-onderzoekslijn heeft uiteindelijk tot doel de (revalidatie-) behandeling van mensen met complexe arm-handvaardigheidproblematiek te verbeteren. Het onderzoek richt zich op zes diagnosegroepen: CVA, cervicale dwarslaesie, complexe hand- en armpeesletsels, amputatie/prothesiologie van/voor de bovenste extremiteit, cerebral palsy, plexus brachialis letsel. Evaluatie van de effectiviteit van bestaande behandelregimes als ook de ontwikkeling en evaluatie van nieuwe behandelvormen staan centraal in het GRASP-onderzoek. Ook nieuwe meet- en evaluatie-instrumenten ter beoordeling c.q. kwantificering van (de kwaliteit van) arm-handvaardigheid bij mensen uit de genoemde doelgroepen worden ontwikkeld. De mogelijkheden die technologie kan hebben in het ondersteunen c.q. bevorderen van de arm-handvaardigheid bij genoemde groepen zal ook onderzocht worden in samenwerking met externe partners, waaronder de TUe. Tenslotte zal onderzoek verricht worden naar de onderliggende biomechanische, neurofysiologische en psychologische mechanismen waarlangs het (niet) optreden van effecten bij specifieke behandelingen verklaard kunnen worden. Dit zal in samenwerking met onder andere de UM gebeuren. Het GRASP-onderzoek vormt een integraal onderdeel van het op te richten expertisecentrum voor complexe arm-handvaardigheidproblematiek (ECAP), waarin klinischwetenschappelijk, patiëntgebonden, funderend en toegepast onderzoek geïntegreerd zal zijn met: a) top-revalidatiezorg aan personen met complexe AHV-problematiek; b) zorgvernieuwing/-innovatie & instrumentontwikkeling en gestructureerde implementatie en kennisoverdracht via onderwijs, cursussen en workshops aan professionals uit diverse geledingen.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
16
2.2.3 Wetenschappelijke ambities De volgende ambities zijn binnen de onderzoekslijn geformuleerd: •
Consolideren van GRASP sublijnen CVA, C-SCI (+ Cerebrale Parese (CP)/Plexus Brachialis Laesie (PBL) bij kinderen in samenwerking met dr. Y. Janssen-Potten c.s.)
•
Ontwikkelen van sublijnen complexe hand-/armpeesletsels (in samenwerking met AtriumMC en MUMC+) en prothesiologie voor de bovenste extremiteit (in samenwerking met dr. B. Hemmen / prof. dr. P. Brink)
•
Ontwikkeling/realisatie van ECAP per 2015 met: •
Daarin een combinatie van een klinische groep en een onderzoeksgroep van voldoende omvang om het klinische, technische en fundamentele onderzoek op het gebied van AHV problematiek uit te voeren en de resultaten ervan te implementeren in de revalidatiezorg, dat wil zeggen tenminste een ‘senior onderzoeker + revalidatiearts combinatie’ per diagnosegroep, 5 promovendi, 2 postdocs (i.s.m. externe partijen) en 6-8 therapeut onderzoekers;
•
15 onderzoeks- en zorgvernieuwingsprojecten die gefinancierd worden door externe fondsen, industrie, zorgverzekeraars, verkoop van producten/cursussen/workshops en eerste geldstromen;
•
een adequate output wat betreft peer-reviewed publicaties in internationaal wetenschappelijk tijdschriften (10/jr), (internationale) congrespresentaties (6/jr), workshops (3/jr), boekbijdragen (1/jr), stageverslagen (3-5/jr);
•
het geven van drie AHV-gerelateerde cursussen per jaar;
•
een inbedding in MUMC+ (onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde, vakgroep Revalidatiegeneeskunde en Bewegingswetenschappen), Adelante Kenniscentrum, partnerinstituten van het revalidatienetwerk Limburg, TUe (faculteit BMT; afdeling Industrial Design);
•
twee keer per jaar regionaal overleg met GRASP betrokkenen.
2.2.4 Kennisoverdracht Om de kennisoverdracht uit het onderzoek en de implementatie van kennis in het werkveld te garanderen zullen de resultaten van het GRASP onderzoek via het ECAP geïmplementeerd en overgedragen worden aan experts in het revalidatie zorgveld. Kennisoverdracht zal gebeuren via onder andere onderwijs, cursussen en workshops. Daarnaast zullen de resultaten van het GRASP-onderzoek gepubliceerd worden in peerreviewed wetenschappelijke tijdschriften en op (inter-)nationale conferenties. De voor technologie relevante kennis zal ook overgedragen worden via workshops en publicaties. Daarnaast zullen jaarlijks symposia georganiseerd worden waar de resultaten van het onderzoek aan een breder publiek gepresenteerd en besproken zullen worden. Twee maal per jaar zullen regionale meetings georganiseerd worden voor GRASP-betrokkenen. Het onderzoek en de opgedane kennis is interessant/relevant voor industriële partners op het gebied van sensor-technologie, robotica, trainingssystemen, protheses/ortheses e.d..
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
17
Concreet wordt momenteel reeds in projecten samengewerkt met diverse grote en middelgrote industriële partners / multinationals via persoonlijke netwerken en samenwerkende (internationale) consortia. Hiertoe zullen structurele samenwerkingsverbanden worden gesloten met een aantal nationale en internationale instellingen, bijv. de TU Eindhoven.
2.3 Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij kinderen Het doel van de onderzoekslijn ‘Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij kinderen’ is het verbeteren van zorg voor kinderen met complexe arm- en handvaardigheidproblematiek door basaal, klinisch toegepast en door technologie ondersteunt wetenschappelijk onderzoek dat bijdraagt aan kennisontwikkeling, zorgvernieuwing, therapie- en meetinstrumentontwikkeling en kennisoverdracht. De onderzoekslijn kapstok staat weergegeven is figuur 1. Figuur 1 De kapstok van de onderzoekslijn Revalidatie van complexe armhandvaardigheidsproblematiek bij kinderen State of the Art knowledge
Interventie ontwikkeling
Meetinstrument ontwikkeling
Interventie evaluatie
Patient outcome (functie) activiteiten en participatieniveau
interventie x
interventie y Prediction of outcome good / poor performers
Interventie z
Interventie aanpassen
MTA interventie
Implementeren interventie
Disseminatie van informatie Aanpassen richtlijnen Onderwijs / cursussen
Bij kinderen met een arm/handfunctiestoornis is veelal sprake van een verlamming van een of beide handen waarbij de (meer) aangedane hand een ondersteunende functie heeft ten opzichte van de niet of nauwelijks aangedane voorkeurshand. Hele jonge kinderen zullen de aangedane hand niet goed kunnen inzetten bij hun groot motorische ontwikkelingstaken (het steunen en opvangen in zit, kruipen, optrekken tot stand etc.).
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
18
Kinderen in de leeftijd van vier jaar en ouder zullen de aangedane hand beter willen inzetten bij fijn motorische activiteiten (bijv. op school en tijdens sport & spel). Ook gaat het gebruik van de aangedane hand bij de Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL), zoals uit- en aankleden, eten met mes en vork, en op oudere leeftijd bij de uiterlijke verzorging een rol spelen. Nog later kan verbeterde inzetbaarheid van de aangedane hand nodig zijn voor studie of werk. Het is daarom een veel voorkomende hulpvraag. Complexe arm- en handvaardigheidproblematiek is een van de drie speerpunten in de zorg zoals vastgelegd in het medisch beleidsplan van Adelante. Internationaal gezien is al veel onderzoek verricht op ICF functieniveau. Ouders en kinderen/jongeren zelf willen echter vooral weten wat ze nog allemaal kunnen doen met de aangedane arm- en hand. Er is behoefte aan kennis over ontwikkeling van activiteiten en maatschappelijke participatie van kinderen die binnen de kinderrevalidatie worden behandeld. Centrale vraagstelling van de onderzoekslijn: Welke vorm van revalidatiebehandeling (interventie) is bij welke groep kinderen/jongeren het meest effectief om een verbetering in arm- en handvaardigheid te bewerkstelligen?
2.3.1 Deelvragen De onderzoekslijn kent een aantal deelvragen: •
Wat is het effect van een intensieve revalidatiebehandeling gericht op verbetering van bimanuele vaardigheden, en wat is het effect van een combinatie van botuline toxine behandeling gevolgd door een intensieve revalidatiebehandeling op de duur en kwaliteit van het gebruik van de aangedane arm van kinderen met een spastische hemiparese bij ADL, spel, vrije tijd en school (Botuline Toxine Bimanuele Vaardigheden: BoBiVa)?
•
Wat is het effect van een intensieve functionele taakgerichte krachttraining van de bovenste extremiteit bij kinderen met CP op de inzetbaarheid van de aangedane arm van kinderen met een spastische hemiparese bij ADL, spel, vrije tijd en school?
•
Leidt het Constrained Induced Movement Therapy (CIMT)-kamp, zoals dit in Adelante aangeboden wordt, tot een verbetering van de inzetbaarheid van de (meer) aangedane hand bij kinderen met een spastische handfunctiestoornis?
•
Verschilt de revalidatie outcome van Nederlandse en Belgische kinderen met een Obstrisch Plexus Brachialis Letsel (OPBL) op activiteiten en participatieniveau?
•
Wat is het huidige activiteitenniveau van kinderen met een handfunctiestoornis? Is dit niveau te beïnvloeden door interventie?
Daarnaast zijn er nog een tweetal aanpalende deelvragen. Deze vragen zijn niet sec gericht op arm- en handvaardigheid, maar de uit deze studies voortvloeiende kennis zal wel geïmplementeerd worden in toekomstig onderzoek naar arm- en handvaardigheid.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
19
•
Wat zijn de doeltreffendheid en de werkingsmechanismen van kindgerichte, omgevingsgerichte en reguliere interventie voor kinderen met CP van 2-3 jaar?
•
Leidt het trainingsprogramma waarbij gebruik gemaakt wordt van Interactieve Computer Games (ICG) tot een verbetering van het niveau van fitheid bij kinderen met een meervoudige handicap?
2.3.2 Beschrijving van het onderzoek De deelvragen leiden tot een viertal sublijnen in het onderzoek: 1. Onderbouwing van klinische zorg, d.w.z. onderzoek naar aanleiding van de Richtlijn ‘diagnostiek en behandeling van kinderen met spastische Cerebrale Parese’ zoals BoBiVa en CIMT. BoBiVa en CIMT worden hieronder nader toegelicht. 2. Interventieonderzoek, het effect van therapieprogramma’s op de inzetbaarheid van de arm en hand zoals een krachttrainingsprogramma voor de bovenste extremiteit; 3. Meetinstrumentontwikkeling ten einde arm- en handvaardigheid diagnosebreed (alle spastische beelden, OPBL, Neuro-Musculaire Aandoeningen (NMA)) objectief vast te kunnen leggen op activiteiten en participatieniveau en games & technologieontwikkeling; 4. Interactieve computer games en technologie ondersteuning inzetten bij het trainen en meten van arm- en handvaardigheid. BoBiVa is een multicenter randomised controlled trial (RCT) waarin het effect van botuline toxine injecties in de arm en/of een intensief revalidatieprogramma bij kinderen met een spastische hemiparese op het verbeteren van de duur en de kwaliteit van het gebruik van de aangedane hand bij bimanuele vaardigheden onderzocht wordt. Doelgroep zijn kinderen met een eenzijdige spastische handfunctiestoornis in de leeftijd van 2,5 tot en met 12 jaar. Het effect van krachttraining voor de bovenste extremiteit bij kinderen met een spastische hemiparese wordt ook onderzocht in een multicenter trial. Onderzoek heeft aangetoond dat deze kinderen een krachtsvermindering van 30-50% hebben vergeleken met ‘gezonde’ leeftijdsgenoten. De inzet van de bovenste extremiteit bij bimanuele vaardigheden kan bemoeilijkt worden door deze geringe kracht en in combinatie met de aanwezige spasticiteit kan dit leiden tot een vermindering van het gebruik en de mogelijkheden van de hand in ADL taken. Training van de kracht in de bovenste extremiteit kan mogelijk leiden tot vergroten van de kracht en tot een verbetering van de inzetbaarheid van de bovenste extremiteit bij bimanuele ADL vaardigheden. Op basis van gegevens over Passive Resistance Exercise (PRE) training bij gezonde kinderen en training van de onderste extremiteit bij kinderen met CP, is het aannemelijk dat deze methode ook effectief te gebruiken is voor krachttraining van de bovenste extremiteit bij kinderen met CP. Van taakgericht trainen van de kracht wordt verwacht dat dit de grootste kans heeft om een efficiënte transfer te realiseren van de krachttraining naar de inzet van de hand bij de bimanuele ADL taken. De individuele aanpak waarbij hulpvraag gerichte en taakgerichte krachttraining gegeven wordt volgens de PRE methode is de meest voor de hand liggende keuze op dit moment. De opzet zou zijn: 3 x per week, 30 minuten training, gedurende 16 weken waarin de belasting van de training in de eerste vier weken wordt opgebouwd. Uitkomstmaten worden vastgelegd op het niveau van kracht en activiteiten. De effecten op krachtniveau worden zowel isometrisch als functioneel gemeten.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
20
CIMT is een intensief revalidatieprogramma met als doel de inzetbaarheid van de aangedane arm en hand bij alledaagse activiteiten te verbeteren. CIMT is gebaseerd op twee fundamentele principes: de ‘constraint’ van de niet aangedane bovenste extremiteit en het heel veel uitvoeren van activiteiten met de aangedane arm en hand. De essentie van een CIMT programma is het dwingen de aangedane hand heel actief te gebruiken. In de volwassenenrevalidatie wordt CIMT in toenemende mate gebruikt in de behandeling van handfunctiestoornissen als gevolg van een laesie in de hersenen, bijvoorbeeld bij CVA patiënten. Tegenwoordig is er ook steeds meer aandacht voor CIMT als behandelmogelijkheid bij kinderen met CP. Een van de uitdagingen binnen de kinderrevalidatie is het ontwikkelen van een kindvriendelijk model van het CIMT concept. In Adelante is gekozen voor een aangepast model, afgeleid van eerdere CIMT studies die in de literatuur beschreven staan. De aanpassingen die gemaakt zijn, hebben betrekking op het voor kinderen aantrekkelijk maken van het trainingsprogramma als ook op het verder ontwikkelen van de inhoud en structuur van de training. De training is gebaseerd op de principes van motorisch leren. De nadruk ligt op het gebruik van de aangedane hand welke geoefend wordt tijdens betekenisvolle en motiverende activiteiten. De activiteiten zijn zo gekozen dat ze uitdagend zijn voor kinderen en tegelijkertijd de mogelijkheid bieden om de aangedane hand in veel verschillende situaties in te zetten.
2.3.3 Wetenschappelijke ambities De wens bestaat om een expertisecentrum voor complexe arm- en handvaardigheidproblematiek bij kinderen op te richten. Dit centrum gaat integraal onderdeel uitmaken van het eerder beschreven ECAP. In dit expertisecentrum geven clinici en onderzoekers samen vorm aan een coherent klinische onderzoekslijn. Deze onderzoekslijn dient aan te sluiten bij nationale en internationale ontwikkelingen. Op deze wijze willen we komen tot een verdere verbetering van meetinstrumenten die meten op het niveau van activiteiten en participatie, de prognose, therapie-evaluatie, zorgvernieuwing, protocollen, behandelprogramma’s, kennis en onderzoek. Naast het voornemen een expertisecentrum op te richten, zijn er nog een vijftal wetenschappelijke ambities: •
Drie publicaties in peer reviewed internationale wetenschappelijke tijdschriften per jaar;
•
twee lezingen op internationale wetenschappelijke congressen per jaar;
•
drie promoties (drs. L. Speth + drs. R. Lemmens+ AIO op gebied van intensieve training bij hele jonge kinderen);
•
twee parttime postdocs aanstellen (dr. E. Rameckers + drs. L. Speth);
•
samenwerkingsverbanden versterken met (strategische) nationale en internationale onderzoeksgroepen op het gebied van kinderrevalidatie door meer gezamenlijk subsidievoorstellen in te dienen.
2.3.4 Kennisoverdracht De kennisoverdracht wordt vormgegeven door onderstaande acties: •
Wetenschappelijke publicaties in o.a. Physical Therapy, Development Medicine and Child Neurology;
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
21
•
Publicaties in vaktijdschriften;
•
Cursussen geven en workshops verzorgen op (inter-)nationale wetenschappelijke congressen;
•
Eigen website met als doel informatie over en kennis uit het onderzoek over te dragen;
•
Kennis implementeren in protocollen, behandelprogramma’s, EBRO-richtlijnen en onderwijs;
•
Aanstellen van knowledge brokers in zorginstellingen, de early adopters op de werkvloer die de daadwerkelijke toepassing van de kennis uit de onderzoekslijn in de praktijk stimuleren en faciliteren;
•
Voortdurende afstemming met de collega’s van innovatie van het KC Adelante en waar mogelijk in MUMC+.
2.4 Complexe traumarevalidatie Het doel van de onderzoekslijn complexe traumarevalidatie is de kwaliteit van leven van de traumapatiënt, dat wil zeggen de patiënt met hersenletsel en/of dwarslaesie en/of multitrauma en/of amputatie, te verbeteren. De opvang en behandeling van ongevalslachtoffers krijgt steeds meer aandacht. Mondiaal gezien behoren ongevallen tot de top drie van doodsoorzaken. Het belang van ketenzorg in de traumatologie wordt ook van overheidswege ingezien, getuige de nota ‘De keten rammelt’, door oud-minister Borst opgesteld, waarin het belang van betere samenwerking in de zorg voor verkeersslachtoffers wordt verwoord. In Nederland werden in 1999 tien traumacentra aangewezen om de kwaliteit van opvang, behandeling en zorg voor traumapatiënten te waarborgen. Het Traumacentrum Limburg, ondergebracht in het MUMC+, is aangewezen als traumacentrum voor de coördinatie en ondersteuning van activiteiten voor de regio Limburg. In 2008 is de taakstelling van traumacentra door de overheid uitgebreid gezien het grote belang dat gegeven wordt aan de verbetering van de zorg voor de traumapatiënt. Wetenschappelijk onderzoek is noodzakelijk om nieuwe behandelingen in het primaire proces te evalueren en om de rol van de revalidatie in de keten zichtbaar c.q. aantoonbaar te maken. Daarnaast is het van belang om de kosteneffectiviteit te bestuderen gezien de ontwikkelingen op financieel-economisch terrein zoals introductie van Diagnose Behandel Combinaties in 2012 voor de revalidatie en introductie van de marktwerking in de zorg. Uiteindelijk zal dit leiden tot richtlijnen voor ketenbehandeling van traumapatiënten in de brede zin van het woord met implementatie in andere delen van Nederland. Centrale vraagstelling van de onderzoekslijn: Welke behandelingen binnen de revalidatiegeneeskunde verhogen het participatieniveau van de trauma patiënt en leiden tot een hogere kwaliteit van leven vergeleken met de conventionele behandelingen?
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
22
Het onderzoek betreft: a. het ontwikkelen en evalueren van nieuwe behandelmethoden zoals multidisciplinaire revalidatiebehandelingen, gebruik van nieuwe technologie (zoals orthesen en prothesen) en keten behandelprotocollen; b. het ontwikkelen van meetinstrumenten op activiteiten en participatieniveau; c. inzet van state-of-the-art technologie als onderdeel van trainingsondersteuning en evaluatie doelpopulaties; d. onderzoek naar onderliggende biomechanische oorzaken van biologische fenomenen waardoor werkingsmechanisme van bepaalde behandelmethoden beter begrepen kan worden c.q. verder ontwikkeld kan worden. Dit gebeurt in samenwerking met diverse instituten voor biomechanica in Nederland (Universitair Medisch Centrum Groningen) en Europa (AO Foundation, University College London).
2.4.1 Deelvragen De onderzoekslijn Complexe traumarevalidatie kent een aantal deelvragen: 1. Leidt het gebruik van een multidisciplinair revalidatieprogramma in de traumazorg keten in de vroege fase tot beter functioneren van de (multi)traumapatiënt, zowel op stoornis, als activiteiten als participatieniveau, vergeleken met de bestaande traumazorg in het ziekenhuis? 2. Is de traumarevalidatie zorgketen met vroege revalidatie (kosten)effectiever dan de conventionele zorgketen voor (multi)traumapatiënten? 3. Leidt het gebruik van een multidisciplinair revalidatieprogramma in de trauma zorgketen in de nazorgfase tot een beter functioneren van de (multi)traumapatiënt, zowel op stoornis, als activiteiten als participatieniveau, vergeleken met de bestaande nazorg? 4. Welke van de twee behandelmethoden bij dwarslaesiepatiënten is het meest kosteneffectief: programma met modulaire trainingsvormen versus standaard behandeling? 5. Leidt oedeembeheersing in de directe postoperatieve fase van de amputatiepatiënten in het ziekenhuis tot verbetering van het functioneren van de amputatiepatiënt, zowel op stoornis, als activiteiten als participatieniveau, vergeleken met de bestaande zorg in het ziekenhuis? 6. Kan het niveau van functioneren van patiënten met een traumatische been of armamputatie verhoogd worden door nieuwe behandelmethoden op gebied van training en/of prothesiologie vergeleken met de conventionele behandeling?
2.4.2 Beschrijving van het onderzoek In onderstaande paragrafen wordt het onderzoek beschreven per deelvraag. Ad 1-3. Supported Fast track Trauma Rehabilitation, afgekort Fast track, is een nieuw behandelprogramma voor vroege revalidatie-interventie bij multi-traumapatiënten. In deze multicentre, klinische studie vindt evaluatie op (kosten)-effectiviteit plaats.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
23
Het onderzochte behandelprogramma vindt plaats in een deel van de trauma zorgketen namelijk ziekenhuis-revalidatiecentrum-huis. Echter, de keten bestaat ook nog uit twee andere delen namelijk 1. van ongeval tot ziekenhuis (onderzoeksvoorstel Early Rehabilitation Intensive Care) en 2. follow-up na stop revalidatiebehandeling (onderzoeksvoorstel INTACT I-IV). In vervolgonderzoek zullen behandelprogramma's hiervoor worden opgesteld en geëvalueerd. Ad 4. In de zorg voor dwarslaesie patiënten heeft een verschuiving plaatsgevonden namelijk van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd werken. Dit heeft geleid tot een nieuw behandelprogramma, dat in 2010 geïmplementeerd wordt in Adelante Volwassenen revalidatie. In deze prospectieve studie zal evaluatie op (kosten)-effectiviteit plaatsvinden. Ad 5. Vroege behandeling van traumapatiënten heeft een duidelijke klinische waarde. Voor een subgroep van deze patiënten, namelijk patiënten met een arm of beenamputatie, is vanuit klinisch oogpunt winst te behalen door oedeembeheersing in de directe postoperatieve fase. Hiervoor zijn producten ontwikkeld (liners) maar het precieze werkingsmechanisme alsmede het effect op activiteiten- en participatieniveau van de patiënt zijn nog niet onderzocht. Met behulp van een beschikbare technologie op gebied van drukmeting (Tel Aviv University) en een nieuwe trainingsmethode zal revalidatiebehandeling geoptimaliseerd worden zowel met betrekking tot kwantiteit als kwaliteit. Ad 6. ADAPT is een test, speciaal ontwikkeld om objectief te meten hoe ‘goed’ of ‘slecht’ een amputatiepatiënt activiteiten kan uitoefenen die tot de dagelijkse routine behoren. De test bestaat uit het doorlopen van een aantal gesimuleerde en gestandaardiseerde dagelijkse activiteiten, waarvan bekend is dat beenprothese gebruikers deze als moeilijk ervaren. Hiermee kan de functionele meerwaarde van een bepaald protheseonderdeel, zoals de knie, objectief gemeten worden. Deze test kan in het vervolgonderzoek ingezet worden om zowel behandelingen als nieuwe protheseonderdelen te evalueren. Met betrekking tot dit laatste is een nieuw protheseconcept ontwikkeld waarbij de prothese direct aan het bot wordt verankerd. Dit heeft klinisch bewezen goede resultaten, maar het is een complexe, langdurige behandeling. Deze behandeling zal zowel door training als biomechanica verder worden ontwikkeld. Verder zal onderzoek worden uitgevoerd naar het vroeg identificeren van zogenaamde poor performers binnen de groep beengeamputeerden. Hiervoor is een projectvoorstel uitgewerkt (onderzoeksvoorstel POPULATION). Eveneens zal binnenkort een geavanceerde hightech knieprothese middels de ADAPT test geëvalueerd worden (onderzoeksvoorstel Genium knee).
2.4.3 Wetenschappelijke ambities De volgende ambities zijn binnen de onderzoekslijn geformuleerd: 1. aanstellen van een postdoc en twee promovendi; 2. schrijven van vier peer reviewed wetenschappelijke publicaties in internationale tijdschriften per jaar; 3. vier presentaties op internationaal wetenschappelijk congres per jaar;
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
24
4. drie bestaande expertisecentra, te weten dwarslaesie, traumatisch hersenletsel en complexe prothesiologie combineren tot één expertisecentrum voor problematiek complexe traumatologie met als doel integratie van topklinische zorg en wetenschappelijk onderzoek in samenwerking met de ketenpartners; 5. integratie van kennis binnen deze onderzoekslijn met kennis van andere onderzoekslijnen binnen de totale onderzoeksgroep; 6. versterken samenwerking op regionaal niveau met bestaande partners aangevuld met nieuwe partners; 7. samenwerking opbouwen zodat een (inter)nationaal netwerk ontstaat met onderzoeksgroepen rondom de thema’s: traumarevalidatie en participatie, leidend tot gezamenlijke onderzoeksaanvragen, uitwisselen stagiaires en promovendi en gezamenlijke publicaties en presentaties; 8. opzetten van cursus op het domein traumarevalidatie.
2.4.4 Kennisoverdracht De resultaten van het onderzoek worden verbonden met de praktijk door middel van publicaties in peer-reviewed tijdschriften, presentaties op (internationale) congressen en symposia (mede) georganiseerd door Nederlandse Vereniging voor Traumatologie, Vereniging van Revalidatieartsen, Nederlandse vereniging voor Heelkunde, Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), Werkgroep Trauma Revalidatie, Werkgroep Traumatisch Hersenletsel, Werkgroepen Amputatie en Prothesiologie en het Nederlands Vlaams Dwarslaesie Genootschap. Deze werkgroepen organiseren jaarlijks meerdere bijeenkomsten waar de onderzoeksresultaten gepresenteerd worden, gevolgd door implementatietrajecten met hun medewerking. Hierdoor zal verspreiding van de onderzoeksresultaten plaatsvinden naar overige traumacentra, revalidatiecentra, algemene en universiteitsziekenhuizen en GG&GD’s. Aangezien een aantal van deze werkgroepen multidisciplinair zijn samengesteld, bereiken we ook paramedici (fysiotherapeuten, ergotherapeuten, verpleegkundigen, maatschappelijk werkenden, psychologen). Tevens worden de onderzoeksresultaten gecommuniceerd naar Stichting Consument en Veiligheid, Ministerie van VWS, Raad voor Gezondheidszorg Onderzoek, College van Zorgverzekeraar en Revalidatie Nederland. Onderzoeksresultaten worden door de verschillende ketenpartners in cursussen en in trainingen van medewerkers uitgedragen. Daarnaast worden onderzoeksresultaten gebruikt in het opstellen van behandelprotocollen voor de gehele keten. Eveneens zal de rol van de traumarevalidatie in het medisch onderwijs versterkt worden. Daarnaast worden de resultaten van onderzoek gepresenteerd aan de diverse patiëntenverenigingen op traumagebied zoals de Landelijke Vereniging Van Geamputeerden, Korter maar Krachtiger en Stichting De Schakel, waarmee al goede contacten bestaan. De resultaten van het onderzoek zijn van belang voor bedrijven in de sector orthopedische hulpmiddelen. Er bestaan reeds contacten met een aantal firma's, waarlangs verdere implementatie van onderzoeksgegevens kan plaatsvinden.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
25
2.5 Samenhang en aanpak Er bestaat relatief weinig samenhang/uitwisseling tussen en binnen de verschillende onderzoekslijnen. Het bevorderen van deze samenhang is een blijvend aandachtspunt om optimaal gebruik te maken van de kennis en ervaring die binnen de onderzoeksgroep aanwezig is. Zo kan veel meer kennisuitwisseling plaatsvinden over specifieke behandelmethoden, zoals cognitieve gedragstherapie vanuit de pijnonderzoekslijn of ketenzorg processen vanuit de traumaonderzoekslijn. Ook het meten van activiteiten en klinimetrie blijken overkoepelend thema’s te zijn. Hieronder beschrijven we een aantal onderzoeksmethodieken die binnen het onderzoeksprogramma breed worden toegepast. • In de klinimetrie staat het ontwikkelen en evalueren van de kwaliteit van meetinstrumenten centraal. Binnen het onderzoeksprogramma en alle onderzoekslijnen zal met name klinimetrisch onderzoek plaatsvinden van evaluatieve meetinstrumenten ten behoeve van diagnostiek (van belang bij de indicatiestelling) en therapie (van belang bij evaluatie van de behandeling/nazorg). Door nieuwe meetinstrumenten te ontwikkelen en te evalueren kan een belangrijke bijdrage aan de patiëntenzorg worden geleverd (kwaliteit en effectiviteit van behandeling). Doordat klinimetrisch onderzoek een belangrijk aandachtsgebied is binnen iedere onderzoekslijn, leent dit type onderzoek zich bij uitstek voor het intensiveren van de samenwerking tussen de verschillende lijnen. Enkele voorbeelden zijn generieke meetinstrumenten zoals goal attainment scaling, quality of life, participatie vragenlijsten, performance taken en activiteiten monitoring in het dagelijks leven maar ook meer specifieke lijsten (catastroferen, depressie, kinesiofobie). Gezien de constante stroom van patiënten en het bestaan van samenwerkingsafspraken (bijv. de Nederlandse pijn dataset die door 45 Nederlandse revalidatie-instellingen/afdelingen wordt gebruikt) kunnen snel voldoende data worden verkregen en een constante stroom van publicaties worden aangeboord. • Vanuit de onderzoekslijnen wordt zoveel mogelijk geparticipeerd in prospectieve cohort studies (bijv. de Maastricht studie). Hierbij wordt ingezet op prognostiek en diagnostiek (sociale participatie). Ook zijn concrete afspraken gemaakt om bij definitieve subsidietoekenning te participeren in het programma Nieuwe Instrumenten in de Gezondheidszorg (NIG). • Het monitoren van activiteiten in het dagelijks leven van patiënten vindt momenteel vooral plaats binnen de onderzoekslijn Revalidatie en Chronische pijn. Echter binnen de armhand vaardigheidsprogramma volwassen zijn ook enkele studies naar het meten van armhand activiteiten in het dagelijks leven gestart. Bovendien bestaat er binnen alle lijnen ervaring met het meten van participatie en wordt de komende vier jaar een verdere toename van kennis op het meten van armhand vaardigheden en participatie gegenereerd. Door deze kennis te bundelen zal de expertise (het interpreteren van de verkregen data en het ontwikkelen van nieuwe uitkomstmaten) van de gehele onderzoeksgroep worden vergroot en kan vervolgens weer worden toegepast in de bestaande lijnen. Tevens kan deze kennis gebruikt worden om de relatie tussen het daadwerkelijk uitgevoerde activiteiten en ervaren maatschappelijke participatie nader worden onderzocht. 2.6 Innovatie Innovaties spelen een centrale rol in de zorg en zijn erop gericht om de kwaliteit en de efficiëntie van de zorgverlening te verbeteren. Ook binnen het onderzoeksprogramma wordt innovatie gestimuleerd. Om innovatie te bevorderen is een aantal maatregelen getroffen. Omdat innovatie onderdeel uitmaakt van een continu proces worden deze hieronder in verschillende stappen van de keten toegelicht.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
26
Een belangrijke maatregel die door Adelante in het Kenniscentrum is genomen, is het aanstellen van een coördinator Innovatie en een beleidsmedewerker Innovatie. Deze medewerkers hebben een brugfunctie tussen wetenschappelijk onderzoek en de klinische praktijk bij implementatie van nieuw ontwikkelde zorgproducten of bij signalering van nieuwe behoeftes uit de zorgpraktijk. Tevens vervullen zij een coördinerende en faciliterende rol naar professionals in het primaire proces bij het ontwikkelen, uitvoeren en evalueren van innovaties in de zorg. Innovatiemedewerkers zijn als eerste op de hoogte van potentieel interessante innovaties (bijvoorbeeld aangaande diagnostiek en behandelvormen) die zeer geschikt zijn om ook wetenschappelijk te evalueren. Derhalve zal innovatie onderdeel van het wetenschappelijk onderzoek van de onderzoeksgroep uitmaken, mits het past binnen de vier onderzoekslijnen. 2.6.1 Disseminatie Kennisdisseminatie is een voorwaarde om innovatie te bewerkstellingen. De verspreiding van kennis bestaat uit twee onderdelen: verzenden (passief via diffusie langs bestaande kanalen of actieve disseminatie) en ontvangen (zie ook paragraaf 2.6.4 Signalering). In hoofdstuk 2 komen de verschillende strategieën van de onderzoekslijnen ten aanzien van kennisoverdracht aan bod. Algemene maatregelen die door de leden van het onderzoeksprogramma worden getroffen zijn: •
creëren van een intranet waar alle belangrijke mededelingen voor leden van het onderzoeksprogramma worden weergegeven;
•
onderhouden van een centrale database voor alle aangevraagde en lopende onderzoeksprojecten;
•
ontwikkelen van een website over het onderzoeksprogramma die toegankelijk is via een link op de website van UM, MUMC+/azM en Adelante. Deze wordt regelmatig geactualiseerd en biedt onder andere een overzicht van lopende onderzoeken en publicaties;
•
het leveren van een bijdrage aan the state of the art van het vakgebied Revalidatiegeneeskunde door participatie in richtlijnontwikkeling en protocollen en aan onderwijs en opleidingen (universitair en HBO).
2.6.2 Implementatie Een belangrijke taak van de onderzoekscoördinatoren in de revalidatiegeneeskunde is om de opgedane kennis (indicatiestelling, behandeling en nazorg) toepasbaar te maken voor andere zorgverleners binnen de zorgketen met als doel efficiëntere inzet van middelen (kosteneffectief), secundaire preventie, snellere overdracht van zorg naar lagere echelons of juist naar de revalidatiezorg. Enkele voorbeelden zijn de invoering van een screeningsinstrument voor chronische pijn gerelateerde beperkingen, het stepped care model van pijnbehandelingen en andere wijze van nazorg of controle (bijv. substitutie). 2.6.3 Evaluatie Onder evaluatie wordt verstaan: het bewaken van de voortgang en nagaan of de nieuwe kennis iets heeft toegevoegd. Telkens wanneer een nieuw product in de praktijk is geïmplementeerd, wordt samen met de eventuele ketenzorg partners een wetenschappelijke evaluatie uitgevoerd. Daarnaast kan een (doorlopende) evaluatie van het gangbare proces leiden tot andere aanpak.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
27
2.6.4 Signalering Er dient een zeer nauwe relatie te bestaan tussen de onderzoekers/ innovatiemedewerkers en de medewerkers in het primaire proces waardoor onderzoeksvragen en ideeën voor zorgvernieuwing met een focus op de topklinische speerpunten of verbreding van het zorgaanbod (om de topklinische zorg betaalbaar te kunnen houden) direct kunnen worden opgepakt. Tevens moet gezocht worden naar kennismakelaars (medewerkers uit het primaire proces) die regelmatig overleg hebben met de onderzoekscoördinator en andere medewerkers binnen de desbetreffende onderzoekslijn omtrent ideeën voor onderzoek en implementatie van verkregen kennis uit onderzoek. 2.7 Onderzoeksbeleid en - strategie Ter bepaling van het wetenschappelijk onderzoeksbeleid van het onderzoekprogramma Revalidatiegeneeskunde is een seniorenraad ingesteld. Deze seniorenraad bestaat uit de coördinator Innovatie, de vier onderzoekscoördinatoren en andere senior onderzoekers. Samen met de hoogleraar zal de raad het onderzoeksbeleid vormgeven. Zo kan in gezamenlijkheid worden bepaald hoe de onderzoekslijnen verder worden ontwikkeld, of vanwege strategische redenen een lijn wordt afgestoten of een nieuwe lijn wordt ontwikkeld. Het onderzoeksbeleid wordt afgestemd met de strategische kaders van Adelante en MUMC+. Omdat het onderzoeksprogramma nog redelijk jong is en de academische omgeving sterk in beweging is vindt dit overleg voorlopig tot eind 2011 op zeer regelmatige basis plaats (iedere twee tot vier weken). Daarna kan de frequentie wellicht verminderen. De raad wordt zo mogelijk twee maal per jaar aangevuld met twee belangrijke stakeholders van binnen en buiten de revalidatiegeneeskunde.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
28
3. Onderzoeksorganisatie 3.1 Betrokken organisaties Het wetenschappelijke onderzoek wordt verricht vanuit de universitaire vakgroep Revalidatiegeneeskunde en het kenniscentrum Adelante en is ondergebracht in het onderzoekprogramma Revalidatiegeneeskunde van de onderzoeksschool Caphri. In figuur 2 is weergegeven hoe deze organisaties zich tot elkaar verhouden en wat de positie is van het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde. In onderstaande paragrafen komen de betrokken organisatie uitgebreid aan de orde. Figuur 2 Positie van het onderzoeksprogramma
3.1.1 Adelante Adelante is een zorggroep met volwassenen- en kinderrevalidatie, audiologie en communicatie, speciaal onderwijs, wonen en arbeidsreïntegratie als kernactiviteiten. Adelante beschrijft haar strategie in één zin als ‘Een stevige positie binnen de zorgketens, actieve samenwerking met partners en veel meer naar buiten toe treden’1. Adelante is expert in revalidatiezorg, audiologische zorg, speciaal onderwijs en arbeidsintegratie voor de inwoners van Zuid Nederland en het grensgebied. Adelante heeft in juni 2008 besloten tot de oprichting van een kenniscentrum. Het kenniscentrum omvat alle activiteiten van de Adelante op het gebied van onderzoek, opleiding, onderwijs en innovatie. Het kenniscentrum is erop gericht om de zorg-, dienstverlening en het speciaal onderwijs te verbeteren. 1 'Prioriteiten Top-10, het strategisch beleidsplan in een notendop' 2008-2011. Stichting Revalidatie Limburg
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
29
Dit doet ze door de meest actuele kennis en best practices op het gebied van revalidatie, reintegratie, audiologie en speciaal onderwijs, te bundelen en te delen. Het verrichten van wetenschappelijk onderzoek is een belangrijke taak van het kenniscentrum. Adelante is op de volgende wijze betrokken bij het onderzoek: §
Het verrichten van onderzoek;
§
Het beoordelen of onderzoeksvragen passen binnen de vastgestelde onderzoekslijnen;
§
Het begeleiden van promovendi, andere onderzoekers en stagiaires tijdens een wetenschapsstage;
§
Het faciliteren van opleiders, deelopleiders en supervisoren, bij het uitvoeren van eigen onderzoek en in het begeleiden van revalidatieartsen in opleiding met betrekking tot onderzoek;
§
Jaarlijks opstellen en uitvoeren van een acquisitieplan met betrekking tot de verwerving van externe middelen;
§
Het beoordelen op haalbaarheid van extern onderzoek door de Medische Ethische Commissie. Het kenniscentrum beoordeelt de lokale uitvoerbaarheid, of deelname aan extern onderzoek niet conflicteert met eigen onderzoek (bijv. patiënten populatie is van groot belang voor eigen onderzoek etc.)
3.1.2 MUMC+ Het MUMC+ is een universitair medisch centrum voor patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs dat het hele spectrum van moleculaire levenswetenschappen, gezondheidswetenschappen en geneeskunde omvat. Onderzoeksspeerpunten zijn Cardiovasculaire ziekten, Oncologie, Chronische ziekten en Geestelijke gezondheidszorg en neurowetenschappen. Het MUMC+ is in 2008 ontstaan uit een samenwerking tussen het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) en de faculteit Health, Medicine and Life Sciences (FHML) van de Universiteit Maastricht (UM). In de praktijk bestaat het MUMC+ nog uit twee aparte organisaties, die slechts op bestuurlijk niveau zijn geïntegreerd. Om die reden zijn de FHML en het azM hieronder apart beschreven.
3.1.2.1 azM
Het academisch ziekenhuis Maastricht (azM) heeft drie taken: patiëntenzorg, onderwijs en opleiding en onderzoek. Naast de standaard patiëntenzorg nemen topklinische zorg en topreferente zorg een belangrijke plaats in. Het azM heeft als eerste taak de verzorging van zijn patiënten. Het laatste strategieplan van azM dateert uit 2004 en beschrijft het strategieen veranderingstraject van het azM, getiteld azMove. Ten aanzien van het wetenschappelijk onderzoek heeft het azM de ambitie geformuleerd om vernieuwend en betekenisvol te zijn door: extra financiële ruimte te creëren; door nauwere samenwerkingen aan te gaan; door meer patiënten bij het onderzoek te betrekken en het onderzoek sterker te richten op de relevantie voor de patiënten2.
2 Academisch ziekenhuis Maastricht. Vernieuwend in zorg en leren, juli 2004
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
30
Er is geen azM beleidsplan waarin de positie van de revalidatiegeneeskunde in het bijzonder wordt beschreven. Het ziekenhuis beschouwt revalidatiegeneeskunde als een onderdeel van een totaalpakket van reguliere zorg. Met de afdeling Revalidatiegeneeskunde wil ze kwalitatief goede revalidatiegeneeskundige zorg binnen het azM kunnen bieden. Het azM dient haar visie op onderzoek en ontwikkeling verder vorm te geven. 3.1.2.2 FHML - UM
In de faculteit Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht staat de integrale benadering centraal. De kernthema’s voor het onderzoek zijn: •
keuze en focussering binnen onderzoek gericht op kwaliteit;
•
de combinatie van biomedisch, (klinisch) toegepast, public health en primary care onderzoek;
•
het versterken en vergroten van de kennisvalorisatie;
•
de verankering van het begrip ‘integrated care’ in het onderzoek.3
De missie van het FHML is het op hoog niveau opleiden van academici, het verrichten van kwalitatief hoogstaand, multidisciplinair wetenschappelijk onderzoek en het valoriseren van kennis op de domeinen Gezondheidswetenschappen, Geneeskunde en Moleculaire Levenswetenschappen4. Wetenschappelijk onderzoek vindt plaats in zogeheten onderzoeksscholen5. De vakgroep Revalidatiegeneeskunde is ondergebracht bij de onderzoekschool Caphri. Het wetenschappelijk onderzoek is ondergebracht in het zelfstandig onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde met de hoogleraar Revalidatiegeneeskunde als programmaleider. Caphri is het ‘Care and public health research institute’ en richt zich op multidisciplinair toegepast onderzoek met een primaire focus op health outcomes relevant voor individuen in de extra- and transmurale setting. 3.2 Samenwerkingsverband De academische omgeving is sterk in beweging. Op dit moment is de uitwerking van de fusie tussen het azM en de FHML nog in volle gang en bestaan er nog vele onduidelijkheden ten aanzien van de verbindingen tussen onderzoek, onderwijs en zorg. Aangezien de revalidatiegeneeskunde verbindingen heeft met vele medisch specialismen, eerste lijn disciplines, GGZ en andere sectoren van de gezondheidszorg, moet worden nagegaan welke samenwerkingsverbanden voor het onderzoeksprogramma het meest interessant en haalbaar zijn. Op de middenlange termijn zal worden onderzocht hoe de samenwerking tussen Adelante en de afdeling Revalidatie (azM) geïntensiveerd kan worden, dit betreft met name de patiëntenzorg en in mindere mate innovatie. Voor het wetenschappelijk onderzoek is de samenwerking momenteel geoptimaliseerd en zullen projectvoorstellen vanuit de afdeling via het onderzoeksprogramma worden geïnitieerd. Deze samenwerking moet leiden tot efficiency en effectiviteit, borgen van de topklinische speerpunten en moet tevens dienstbaar zijn aan de doelstellingen ten aanzien van de regionale academisering. Het
3 Faculty of Health, Medicine, and Life Sciences (FHML): een integrale benadering van gezondheid in onderwijs en onderzoek, 6
februari 2007. 4 www.maastrichtuniversity.nl 5 Onderzoeksscholen in FHML zijn: Cardiovascular Diseases (CARIM); Oncology & Developmental Biology (GROW); Nutrition,
Toxicology and Metabolism (NUTRIM), Mental Health and Neuroscience (MheNS) en Public Health and Primary Care (CAPHRI).
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
31
voornemen bestaat om het onderzoek vorm te geven in een overeenkomst als onderdeel van de strategische raamovereenkomst tussen Adelante en MUMC+.
Het omzetten van de intentieverklaring in een raamovereenkomst en een bijbehorende samenwerkingsovereenkomst op het gebied van onderzoek is een eerste stap in het bestendigen van de overeenkomsten in doelstelling tussen Adelante en MUMC+. Dit onderzoeksplan zal de basis vormen voor de overeenkomst onderzoek. Met de vormgeving van de inhoudelijke prioriteiten en afstemming tussen Adelante en MUMC+ in één onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde is de vraag of de organisatorische vormgeving niet verder moet worden gestructureerd. Op welke wijze de intensieve samenwerking wordt gestructureerd wordt momenteel door de raden van bestuur van Adelante/MUMC+ respectievelijk het management van het Kenniscentrum/onderzoeksschool Caphri onderzocht.
Het voornemen bestaat om de samenwerking tussen Adelante en MUMC+ verder vorm te geven in strategische raamovereenkomst. De mogelijkheden om de organisatorische vormgeving te structureren in de vorm van intensievere samenwerking worden momenteel onderzocht door het management.
3.3 Infrastructuur Een multidisciplinair vakgebied zoals de revalidatiegeneeskunde stelt strenge eisen aan haar omgeving. Niet alleen voor de zorg, maar ook voor het wetenschappelijk onderzoek. Het succes van het onderzoek is mede afhankelijk van de infrastructurele voorzieningen die binnen de organisatie zijn getroffen. Deze betreffen enerzijds praktische zaken zoals huisvesting en anderzijds specifieke apparatuur. Deze paragraaf beschrijft welke infrastructuur noodzakelijk is om de ambities voor de komende jaren waar te maken. 3.3.1 Huisvesting De onderzoeksgroep dient te beschikken over huisvesting, bestaande uit kantoorruimtes voor het personeel. De universitaire vakgroep Revalidatiegeneeskunde bestaat uit een permanente staf van 2.3 fte wetenschappelijk personeel, maar ook uit een groot aantal personen die voor een bepaalde duur of slechts enkele dagen per maand een werkplek nodig heeft. Omdat het onderzoek wordt verricht vanuit de universitaire vakgroep Revalidatiegeneeskunde en het kenniscentrum Adelante dient het personeel op twee locaties over geschikte werkruimtes te beschikken. Dit is momenteel niet geval, de huisvesting bij de universiteit voldoet nog niet aan de eisen van de onderzoeksgroep. Binnen de universiteit heeft de onderzoeksgroep zes werkruimtes nodig voor het huisvesten van: 1. de vakgroepvoorzitter; 2. twee universitaire hoofddocenten (UHD); 3. het secretariaat; 4. een UD/UHD-er en senior onderzoeker; 5. een postdoc en AIO en 6. twee AIOs (per 1-82010 en 1-9-2010). Daarnaast heeft ze flexibele werkplekken nodig. Deze bestaan ten eerste uit een kamer voor externe promovendi, die tevens gebruikt kan worden door de adviseur en/of WP-ers vanuit Adelante. Ten tweede bestaan deze uit een kamer met zes werkplekken voor onderzoekers van Adelante en revalidatieartsen van het azM en die tevens geschikt is voor studenten. Ook dient overwogen te worden om een extra kamer voor studenten beschikbaar te stellen. Aanvullend op bovenstaande werkruimtes dient de onderzoeksgroep op de universiteit ook te beschikken over een grote vergaderkamer (geschikt om met tenminste twintig personen te Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
32
vergaderen) en een kleine kamer voor begeleidingsgesprekken, als studeerruimte etcetera. Deze ruimtes dienen voor alle medewerkers gedurende de hele dag beschikbaar te zijn.
Binnen het kenniscentrum Adelante is momenteel voldoende kantoorruimte beschikbaar voor de medewerkers wetenschappelijk onderzoek en ondersteunend personeel. Voor het huisvesten van studenten die hun wetenschappelijke stage binnen het kenniscentrum verrichten, is het wenselijk dat een extra kantoor met twee werkplekken op afroep beschikbaar is. De onderzoeksgroep dient over voldoende werkruimtes te beschikken. Kenniscentrum Adelante beschikt over voldoende kantoorruimte, de universiteit echter niet. In de komende maanden worden met het universiteit duidelijke afspraken gemaakt over de werkplekken van de onderzoeksgroep.
3.3.2 Apparatuur In 2009 is door MUMC+ maximaal € 100.000 beschikbaar gesteld aan de hoogleraar Revalidatiegeneeskunde om voor patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek apparatuur aan te schaffen. De aanvraagprocedures voor de nieuwe apparatuur zijn reeds in gang gezet. De hoogleraar heeft in overleg met de senior onderzoekers de volgende apparatuur geselecteerd om (op termijn) aan te schaffen: •
twee draagbare gasanalyse systemen (juli 2010 besteld);
•
vijf activiteiten monitoringssystemen die door de afdeling Revalidatie van het Erasmus MC zijn ontwikkeld en worden geleverd indien de proefplaatsing gunstig uitpakt (besluit oktober 2010);
•
virtual reality-equipment voor toepassingen in de patiëntenzorg (zoals het nabootsen van functionele training). Deze apparatuur kan bij alle onderzoekslijnen worden ingezet (besluit in 2011).
Andere investeringsaanvragen lopen via de reguliere kanalen binnen het MUMC+. Het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde kan gebruik maken van het bewegingslaboratorium van het azM. Dit laboratorium met apparatuur is toegankelijk voor patiëntenzorg en onderwijs/onderzoek, zoals coördinatie romp bij rugpijnpatiënten, gangbeeldanalyse voor diabetes patiënten, botuline behandeling en orthese receptuur. Momenteel wordt een pilot uitgevoerd om het azM bewegingslab te integreren in het bewegingslab van de vakgroep Bewegingswetenschappen van de Universiteit Maastricht. Na deze eventuele integratie wordt bezien of en welke aanvullende apparatuur het onderzoeksprogramma nodig heeft. Ook heeft de onderzoeksgroep toegang tot de fMRI van het azM. Binnen Adelante heeft het onderzoeksprogramma toegang tot het bewegingslab op locatie Hoensbroek en maakt gebruik van de technische ondersteuning.
In de komende maanden wordt duidelijk of het mogelijk is om het azM bewegingslaboratorium te integreren in het bewegingslab van de vakgroep Bewegingswetenschappen van de Universiteit Maastricht. De onderzoeksgroep neemt in het komende jaar een besluit over de aanschaf van nieuwe apparatuur voor patiëntenzorg en wetenschappelijk onderzoek.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
33
3.4 Personeel Naast geschikte infrastructurele voorzieningen is de aanwezigheid van wetenschappelijk personeel met voldoende kennis en ervaring onontbeerlijk om onderzoeksprojecten te initiëren en tot uitvoering te brengen. Het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde kent acht wetenschappelijke functietypen. In onderstaande tabel wordt een korte omschrijving gegeven per type. Figuur 3 Functietypen Functie
Primaire taak binnen het onderzoeksprogramma
Vakgroepvoorzitter/hoogleraar
Het onderzoeksprogramma en de vakgroep wordt geleid door de vakgroepvoorzitter, tevens hoogleraar, die wetenschappelijk ondersteund wordt door de onderzoekscoördinatoren. De hoogleraar is verantwoordelijk voor de samenhang tussen de onderzoekslijnen en eindverantwoordelijk voor het totale pakket aan onderzoek. Dit is geoperationaliseerd door zijn functies als: • • •
programmaleider van het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde binnen Caphri inhoudelijk manager revalidatie van het Adelante Kenniscentrum hoofd van de afdeling revalidatie azM
Adviseur (deze functie wordt beëindigd in zomer 2011)
De adviseur geeft de hoogleraar gevraagd en ongevraagd advies aangaande het wetenschappelijk onderzoek. Hij participeert tevens in de senioren onderzoeksraad en geeft mede richting aan de ontwikkeling van de onderzoekslijnen.
Onderzoekscoördinator
Voor elke onderzoekslijn is een onderzoekscoördinator aangesteld. Deze coördinator is primair verantwoordelijk voor het uitvoering van het onderzoek en de verwerving van onderzoeksgelden van de desbetreffende lijn. Iedere onderzoekscoördinator wordt ondersteund door een revalidatiearts.
Revalidatiearts
Inhoudsdeskundige op het gebied van de zorg en geeft de onderzoekscoördinator advies omtrent de relevantie van het onderzoek voor het vakgebied revalidatiegeneeskunde. Tevens signaleert hij nieuwe ontwikkelingen en trends.
Senior onderzoeker/postdoc
De voornaamste taak van de senior onderzoeker is het verrichten van onderzoek binnen het onderzoeksprogramma. Tevens heeft hij/zij een belangrijke taak in de acquisitie van nieuwe projecten.
AIO
De AIO (Assistent In Opleiding) verricht gedurende een periode van vier jaar wetenschappelijk onderzoek en schrijft een proefschrift (dissertatie) over de resultaten van dit onderzoek.
AIOS
De AIOS (Arts In Opleiding tot Specialist) is een basisarts die in opleiding is voor revalidatiearts. Het onderzoek van de AIOS vindt bij voorkeur plaats binnen lopende onderzoeksprojecten. Als nieuw onderzoek wordt opgestart dient dit binnen een van de vier onderzoekslijnen te passen
Onderzoeksassistent
De onderzoeksassistent verricht ondersteunende taken (administratie, data invoer/beheer, monitoring en uitvoering van metingen etcetera) voor onderzoeksprojecten.
Naast bovenstaande posities, bestaat ook de mogelijkheid voor medewerkers vanuit het primaire proces (bijv. psycholoog, gedragstherapeut, revalidatiearts, paramedici etc.) om voor een beperkte periode mee te werken aan projecten binnen de bestaande onderzoekslijnen van het onderzoeksprogramma. Gezien het patiëntgebonden karakter van de revalidatiegeneeskunde en het speerpunt ‘evidence based’ werken is het van groot belang dat zoveel mogelijk mensen vanuit de klinische praktijk participeren in wetenschappelijk onderzoek of de implementatie van uit dit onderzoek verkregen kennis/inzicht. Ook bestaat de mogelijkheid voor externe promovendi en postdocs om binnen het onderzoeksprogramma onderzoek te verrichten.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
34
In onderstaande figuur wordt zichtbaar gemaakt hoe het onderzoeksprogramma is opgebouwd. Aan het hoofd van het onderzoeksprogramma staat de programmaleider (i.e. hoogleraar revalidatiegeneeskunde), deze geeft leiding aan de onderzoekscoördinatoren. De onderzoekscoördinatoren zijn als coördinator van een onderzoekslijn verantwoordelijk voor de aansturing van de (senior) onderzoekers. Figuur 4 Personele opbouw van de onderzoeksgroep Revalidatiegeneeskunde
3.4.1 Aanstelling De senior onderzoekers van het onderzoeksprogramma zijn formeel in dienst bij Adelante, Universiteit Maastricht of het azM. De onderzoekers die in dienst zijn bij Adelante hebben een honoraire aanstelling bij de universiteit (vakgroep Revalidatiegeneeskunde/Caphri). Deze constructie heeft de volgende consequenties: •
Per subsidie wordt bekeken welk instituut hoofdaanvrager is. Indien een tweede geldstroom subsidie via Caphri wordt aangevraagd volgt een incentive (5 %) echter bij derde/vierde geldstroom via Caphri wordt juist afgeroomd (12,4%). Subsidie die niet wordt geworven via Caphri telt niet mee als wervend vermogen van de onderzoeker/vakgroep Revalidatiegeneeskunde;
•
De output van publicaties en promoties van medewerkers van Adelante telt mee voor vakgroep Revalidatiegeneeskunde/Caphri;
•
De carrière van medewerkers komt niet in het gedrang mits deze deelaanstelling bij de universiteit hebben. Echter, een affiliatiecontract voor geleverde onderwijstaken van Adelante medewerkers is wel noodzakelijk. Dit contract dient in 2010 afgerond worden.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
35
•
De noodzaak tot inrichting van een BackOffice, zodat procedures in het kenniscentrum (begroting, registratie etcetera) gelijk zijn als die binnen Caphri;
Door de overeenkomst tussen Caphri/UM en Adelante kan bij detacheringen gemakkelijk en zonder noodzaak tot BTW-overdracht afspraken worden gemaakt. Deze overeenkomst maakt integraal onderdeel uit van de strategische raamovereenkomst tussen MUMC+ en Adelante. 1. Het salaris van enkele naar de vakgroep gedetacheerde medewerkers is hoger dan het bedrag dat in een subsidieaanvraag via Caphri kan worden aangevraagd. Hiervoor moet een oplossing worden gezocht; 2. In toekomst ontstaat een mogelijke restrictie op de hoeveelheid honoraire aanstellingen en/of moeten extra kosten door Adelante worden voldaan. Door het feit dat Adelante reeds meerdere jaren investeert in wetenschappelijk onderzoek en behoorlijk succesvol is geweest in het acquireren van onderzoeksgelden, hebben vrijwel alle onderzoekscoördinatoren een dienstverband bij Adelante. Twee onderzoekscoördinatoren zijn vanuit Adelante parttime gedetacheerd naar de vakgroep Revalidatiegeneeskunde en de andere twee hebben een honoraire aanstelling. Ondanks dit dienstverband met Adelante, zijn de onderzoekscoördinatoren verantwoordelijk voor de aansturing van het onderzoek binnen hun eigen lijn in zowel Adelante, UM als azM. De hoogleraar heeft ook een dienstverband met Adelante en is inhoudelijk manager bij het Adelante Kenniscentrum. De hoogleraar is vanuit Adelante gedetacheerd naar UM en azM. Alle andere medewerkers zijn hebben een diensverband bij Adelante, UM of azM. 3.4.2 Personele capaciteit In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal fte’s die op het moment van publicatie binnen het programma Revalidatiegeneeskunde werkzaam zijn. Tevens staat in deze tabel aangegeven door welke partij (Kenniscentrum Adelante, azM, Caphri/UM) deze fte’s worden gefinancierd. Figuur 5 Huidige situatie: beschikbare fte’s voor wetenschappelijk onderzoek, onderverdeeld naar financier (afgerond naar boven). Onderzoekslijnen
Aantal fte’s Adelante
azM
Caphri/UM
Totaal
Revalidatie en chronische pijn
0
1.2
0
0
1.9*
0.7*
1.9
1.9
Armhandvaardigheidsproblematiek volwassenen
1.0
2.2
0
0
0.1
0
1.1
2.2
Armhandvaardigheidsproblematiek kinderen
0.5
0.3
0
0
0
0.4
0.5
0.7
Complexe traumarevalidatie
0.3
1.3
0
0
0
0
0.3
1.3
Niet specifiek aan een lijn
0.4
0.5
0
0
0
0
0.4
0.5
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
36
Onderzoekslijnen
Aantal fte’s Adelante
azM
Caphri/UM
Totaal
verbonden** Hoogleraar
0.4
0
0
0
0.2
0
0.6
0
0
0.1
0
0
0
0.1
0
0.2
Totaal wetenschappelijk onderzoek
2.6
5.6
0
0
2.2
1.2
4.8
6.8
Innovatie
1.8
0
0
0
0
0
1.8
0
Adviseur (prof.dr. Wade)
N.B. De structurele fte’s zijn grijs gearceerd, de overige fte’s zijn niet structureel. * 1.3 fte wordt pas per 1-11-10 ingevuld en tot 1-11-10 wordt met beschikbare budget 0.6 fte niet-structureel binnen revalidatie en chronische pijn ingevuld. Caphri heeft nog 1.0 fte toegezegd voor een AIO die waarschijnlijk begin 2011 wordt aangesteld in de onderzoekslijn revalidatie en chronische pijn. ** Het betreft een vaste medewerkster die per 1-1-11 gedurende 2 jaar 0.15 fte beschikbaar is voor onderzoek en innovatieprojecten. De niet-structurele 0.5 fte betreft een AIOSKO op een onderzoek dat niet binnen een van de vier onderzoekslijnen valt. Verder zijn er twee externe promovendi parttime werkzaam binnen de onderzoekslijn revalidatie en chronische pijn en twee promovendi parttime buiten de lijnen. Per 1-10-2010 komt er een externe promovendus binnen de onderzoekslijn revalidatie en chronische pijn bij.
3.4.3 Uitbreiding Om uit te groeien naar een internationaal erkende, excellente onderzoeksgroep is uitbreiding van de personele capaciteit noodzakelijk. In onderstaand schema staat per onderzoekslijn aangegeven hoeveel fte’s beschikbaar dienen te zijn om de wetenschappelijke ambities te volbrengen. Figuur 6 Gewenste situatie eind 2015: aantal fte’s voor wetenschappelijk onderzoek Onderzoekslijnen
Totaal
Revalidatie en chronische pijn
2.5
4
Arm-handvaardigheidsproblematiek volwassenen
2.4
3
Arm-handvaardigheidsproblematiek kinderen
1
2
Complexe traumarevalidatie
0.6
2
Hoogleraar
0.2
0
Totaal wetenschappelijk onderzoek
6.7 fte
11
N.B. De structurele fte’s zijn grijs gearceerd, de overige fte’s zijn niet structureel. Postdocs worden in deze plannen als structureel gezien. Onder niet-structureel wordt verstaan: aio’s en externe promovendi die ook parttime aanstelling kunnen hebben. Per 1-9-2010 wordt 1.2 fte WP in de vorm van postdoc aanstelling voor de periode van 3 jaar beschikbaar gesteld door Adelante. Per 1-1-2011 wordt 0.2 fte WP voor de lijn armhandvaardigheidproblemen kinderen beschikbaar gesteld door Adelante. Per 1-6-2013 wordt 1.0 fte WP beschikbaar gesteld door UM (regioplaats Revalidatiegeneeskunde). De overige uitbreiding zal plaats moeten vinden door middel van werving externe subsidiegelden en meedingen voor het verkrijgen van postdoc posities die eind 2011 voor de periode van 2 jaar beschikbaar gesteld worden door Caphri.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
37
Uit dit schema blijkt dat tot een einde 2015 een behoorlijke toename van het aantal fte’s (van 11.6 fte naar 17.7 fte) noodzakelijk is. Dit geldt zowel voor de structurele posities (1.9 fte, waarbij postdoc aanstellingen als structureel worden gezien) als de niet-structurele posities (4.2 fte, waarbij het niet altijd voltijds aanstellingen hoeft te betreffen).
Om de beschreven onderzoekslijnen goed te kunnen positioneren en ontwikkelen zijn voor de komende vijf jaar de volgende uitbreidingen in personele capaciteit gewenst: •
Aanstelling één postdoc revalidatie en chronische pijn voorjaar 2011;
•
aanstelling één postdoc arm-handvaardigheid kinderen voorjaar 2011;
•
minimaal een PhD per onderzoekslijn per twee jaar, en een PhD voor complexe traumatologie per vier jaar;
•
in 2011 één AIOSKO extra (bij voorkeur revalidatie en chronische pijn), zodat structureel twee AIOSKOS werkzaam zijn;
•
minimaal één medewerker uit primaire proces van Adelante of afdeling azM per twee jaar die start met een PhD-project;
•
minimaal één externe PhD per jaar (eventueel buiten onderzoekslijnen, bijv. via Hogeschool Zuyd of andere externe partner);
•
minimaal één visiting fellow/postdoc per jaar vanaf 2013;
•
onderzoeken of een postdoc project uitgewerkt kan worden op het gebied van activiteiten monitoring;
•
aantrekken van externe promovendi en postdocs met een eigen stipendium/beurs.
Tenslotte, in de periode 2011-2015 zullen een tweetal strategische hoogleraarschappen worden ingesteld/nagestreefd. Het gaat hier om: •
strategisch hoogleraarschap revalidatie en chronische pijn per 2012;
•
strategisch hoogleraarschap bewegingswetenschappen & revalidatie (armhandvaardigheid) per 2015.
De aanwezigheid van wetenschappelijke personeel met voldoende kennis en ervaring is onontbeerlijk om excellent onderzoek te verrichten. Om de vier onderzoekslijnen goed te positioneren en te ontwikkelen wil de onderzoeksgroep in de komende jaren uitbreiden met tenminste 6.1 fte. Ook streeft ze ernaar om in 2012 en 2015 respectievelijk een hoogleraar revalidatie en chronische pijn en een hoogleraarschap bewegingswetenschappen & revalidatie in te stellen.
3.5 Werving van geldstromen Het acquireren van nieuwe projecten is een belangrijke taak van de senioronderzoekers. In bijlage A staat beschreven welke projecten reeds lopen of zijn aangevraagd. Acquisitie is een blijvend aandachtspunt voor de onderzoeksgroep. Het streven van de onderzoeksgroep is om per beschikbare fte jaarlijks 83.000 euro (norm Caphri) binnen te halen aan tweede, derde en vierde geldstroom samen. Hiertoe worden de volgende acties ondernomen:
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
38
•
Een jaarplan maken per onderzoekslijn aan de hand van beschikbaar acquirerend vermogen;
•
Inzetten van de coördinator innovatie van Adelante Kenniscentrum bij de acquisitie voor alle onderzoekslijnen, met name wanneer het innovaties van zorglijnen betreft;
•
Ontwikkelen van filantropische sponsoring door opzetten van onderzoeksfonds revalidatiegeneeskundig onderzoek Limburg;
•
Ontwikkelen van een strategie om vierde geldstroom te werven
Het verwerven van geldstromen is inherent verbonden aan het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Om de onderzoeksgroep verder uit te breiden, nieuwe kennis te verwerven en innovaties te bewerkstelligen, zal de vakgroep sterk inzetten op het verwerven van onderzoeksgelden uit de tweede, derde en vierde geldstroom.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
39
4. Slotwoord Met dit onderzoeksplan heeft het onderzoeksprogramma Revalidatiegeneeskunde handen en voeten gekregen. De onderzoeksgroep kan de komende jaren voortbouwen op de ambities en wensen die in dit onderzoeksplan zijn verwoord. Het onderzoeksplan zal ter goedkeuring worden aangeboden aan de Raden van Bestuur MUMC+ en Adelante. Na besluitvorming worden de vervolgstappen gezet. Er is een taak weggelegd voor de betrokken organisaties, MUMC+ en Adelante, om de onderzoeksgroep te ondersteunen en te faciliteren zodat de juiste voorwaarden aanwezig zijn om excellent onderzoek te verrichten en uit te groeien tot een internationaal expertisecentrum op het gebied van revalidatiegeneeskunde. Het onderzoeksplan ligt aan de basis van een actieplan waarin de verantwoordelijkheden, taken en planning nader worden uitgewerkt. Ook biedt het handvaten voor de onderzoeksgroep voor procedures voor kwaliteitsborging, een acquisitiestrategie en een communicatieplan. Daarnaast rapporteert de onderzoeksgroep rapporteert jaarlijks aan de Raden van Bestuur over de voortgang in haar jaarplannen, waarbij tevens een financiële onderbouwing wordt gegeven.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
40
Bijlage A Overzicht projecten
Hieronder volgt per onderzoekslijn een overzicht van lopende, aangevraagde of nog aan te vragen onderzoeksprojecten. Tevens wordt de project aangegeven: de naam van de projectleider, de looptijd, het budget, de financier en de status (lopend/in voorbereiding/ingediend). Revalidatie en chronische pijn Naam project
Projectleider
Looptijd
Budget (in €)
Financier
Status
PhD-project Huijnen
Verbunt
20052010
100k
ZonMW
Lopend
Fatigo (CVS)
VosVromans/ Smeets
20082013
320k
ZonMW, Fonds Nuts Ohra, Revalidatie-fonds
Lopend
Implementatie Nederlandse pijnsdataset
Köke/ Smeets
20102011
200k
RN/ZonMW
Lopend
TENS bij chronische pijn (PhD-project Köke)
Smeets
20102011
20k
Adelante
Lopend
Participatie bij jongeren met chronische pijn en vermoeidheid (PhDproject Westendorp)
Verbunt
20102013
Salaris kosten PhD
Revalidatie Rijndam
Lopend
Remove
DeJong/ Vlaeyen
20092012
275k
Profilerings-fonds azM
Lopend
Motivational interviewing (PhDproject Mertens)
Verbunt/ Smeets
20102014
230k
Adelante/CZ
Lopend
Phoda kids
Verbunt/ Goossens
2010
50k
Fonds Nuts Ohra
Lopend
Move-on
Huijnen/ Verbunt
20112012
130k
Fonds Nuts Ohra
Ingediend
Consensus behandeling jongeren met pijn
Verbunt
2011
45k
ZonMW innovatie
Aanvraag sept 2010
Chronische pijn musici (AIOSKO)
Smeets
20112017
400k
Caphri/AGIKOstipendium/filantropisch
In voorberei ding
Kindermans/ Goossens
20112014
Salaris kosten 0.8 fte
-CAPHRI postdoc ronde
In voorberei ding
Postdoc Kindermans
bij
-Kootstra
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
41
20112015
postdoc
fellowship
200k
Diabetes Fonds
Effect en werkingsmechanisme revalidatiebehandeling patiënten met neuropathische pijn bij Diabetes Mellitus
Ruijgrok
In voorberei ding
Effect en werkingsmechanisme graded exposure
De Jong
20112014
200k
ZonMW VENI
In voorberei ding
Effect behandeling adolescenten met chronische pijn
Verbunt/ Goossens
20112014
200k
Johanna Kinderfonds
In voorberei ding
Stichting Annadal
Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij volwassenen
Naam project
Projectleider
Looptijd
Budget (€)
Financier
Status
T-TOAT: Technology-supported TaskOriented Arm-hand Training in stroke patients
Seelen
9/20079/2010
370k
Philips Research
lopend
ToCUEST: Evaluation of arm-hand skilled performance in persons with cervical spinal cord injury
Seelen
9/2004 – 8/2010
150k
Provinciale Hogeschool Hasselt
lopend
WikiTherapy
Seelen
4/2010 – 6/2012
200k
SenterNovem
lopend
IMAGE: Mental practice-based training aimed at improving arm-hand function in subacute stroke
Verbunt
8/2006 9/2010
200k
ZonMw clinical fellowship
lopend
Interreg IV: Revalidatierobotica en arm-handvaardigheidtraining
Feys (UHasselt) /
1/2009 – 9/2011
77k
EU / Interreg
lopend
TUe
(Seelen) DOQ_US: Development of an instrument to Objectively quantify the Quality of (impaired) Upper extremity Skilled performance in patients with central nervous system deficits
Seelen/ Smeets
8/2010 – 7/2014
200k
Adelante
Start aug 2010
PERT: PERsuasive Technologies
Seelen /
2011 2013
300k
EZ
Uitsluitsel okt 2010
2011 2014
250k
STW
Indiening 2e helft 2010
2011 2014
250k
STW
Indiening 2e helft 2010
2011 2014
250k
STW
Indiening 2e helft 2010
Timmermans SENTAUR: SENsor-based Technology in the trAining of Upper extremity skills in stRoke
Seelen /
VITAS: VIrtual Training environments for the enhancement of Arm-hand Skill performance
Seelen/ Spooren /
CFS_NIRS: Assessment of Cortical Functioning during Skill training using Near InfraRed Spectroscopy
Bovend’eerd (UM) /
Timmermans
(Pieken in de Delta)
Broeren (Sahlgrenska Univ. Zweden)
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
42
(Seelen) Training and gaming: Development of multi-platform technology for upper extremity skills training
JanssenPotten / Spooren
2011 2014
200k
STW
In voorbereiding
VLT-RA: Rasch analysis voor VLT test
Spooren / Seelen
20102011
45k
RN
Indiening sept 10
Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidsproblematiek bij kinderen Projectnaam
Projectleider
Looptijd
Budget
Financier
Status
BoBiVa: multicenter RCT naar het effect van botuline toxine-A injecties en een intensief revalidatie therapieprogramma op bimanuele vaardigheden bij kinderen met een spastische hemiparese.
Speth
20082012
480k
JKF, Phelps, KFA, Profileringsfonds azM, Elisabeth Strouven, Kannunik Salden, Gebrekkige Kind
lopend
OSAS: Rasch analyse. De OSAS ontwikkelen naar een intervalschaal, waardoor een beter vergelijk binnen als tussen personen en/of groepen van personen mogelijk wordt.
JanssenPotten/ Speth
2011
50k
‘FORCE’: Evaluatie meetprotocollen t.b.v. het meten van kracht van de bovenste extremiteit bij kinderen met CP, een clinimetrische studie.
Rameckers
Opzetten van een individueel taakgerichte krachttraining voor de bovenste extremiteit bij kinderen met CP en de training toetsen op klinische toepasbaarheid: een pilot studie
Rameckers
‘STRENGTH’ : multicenter RCT naar het effect van functionele taakgerichte krachttraining voor de bovenste extremiteit bij kinderen met CP
Indiening eind 2010
45k
RN
8 sept. 2010
1/20117/2011
30k
WCF
ingediend
Rameckers
20112013
250k
Aanvraag.nl
Indiening 2e helft 2010
T-TOAT Teens: Technology-assissted AHSP training and evaluation in children/adolescents with CP
anssenPotten/ Seelen
20112014
200k
STW
In voorbereiding
‘INTENS’, intensief oefenprogramma voor heel jonge kinderen waarmee learned non-use van de (meer) aangedane hand mogelijk wordt voorkomen (AIO-project)
JanssenPotten
20122016
250k
Aanvraag.nl
Indiening 1 helft 2011
CIMT, revalidatieprogramma voor kinderen met
JanssenPotten
20072010
96k
CZ
Lopend
Ketelaar, de Hoogstraat (JanssenPotten, lokaal)
2008 2012
0k
Zon-Mw
Lopend
e
een unilaterale spastische Cerebrale Parese Learn 2 Move: optimaliseren van de interventie voor kinderen met CP. 1) kindgerichte interventie, 2) omgevingsgerichte interventie en 3) reguliere interventie met elkaar vergeleken. Van deze worden de doeltreffendheid en de werkingsmechanismen bestudeerd bij jonge kinderen (2-3 jaar) met CP.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
43
Gamelab: gamen onderdeel maken van het revalidatieproces van kinderen en daarvoor draagvlak creëren bij de leden van de behandelteams van adelante
Ketelaar , de Hoogstraat (Coenen, lokaal)
2010
45k
RN
Lopend
Games2Move: gebruik van Interactieve Computer Games binnen de kinderrevalidatie
Coenen
2010
60k
CZ
Lopend
Training and gaming: Development of Multi-platform technology for upper extremity skills training
JanssenPotten/ Spooren
20112014
200k
STW
In voorbereiding
Vergelijk verschillende therapievormen: BoBiVa vs CIMT, CIMT vs HABIT (postdoc onderzoek bestaande data)
JanssenPotten/Speth
20122014
160k
comPLEX: De lange-termijn consequenties van obstetrisch plexus brachialis letsel voor het dagelijks functioneren en sociaalmaatschappelijke participatie van kinderen en jong volwassenen
Beckerman, Vu Medisch Centrum (Haga, lokaal)
20102013
250k
In voorbereiding
Aanvraag.nl
Ingediend
Onderzoek AIOS & wetenschappelijke stages De Letter: Kinderrevalidatiegeneeskundige follow-up van de ontwikkeling bij risicopasgeborenen. Wat betekent dit voor de self-efficacy en empowerment van de ouders?
JanssenPotten/ Ijspeert
20082011
Geen
Lopend
Corsell: Inventarisatie schoolprestaties bij kinderen met een obstetrisch plexus brachialisletsel in de leeftijd van 8 tot 12 jaar in Nederland.
JanssenPotten/Haga
20092012
Geen
Lopend
Bekkers: Activiteitenmonitoring van de aangedane arm en hand bij kinderen met een spastische hemiparese.
JanssenPotten/Speth
20102013
Geen
Lopend
Essers, studente AKO opleiding: review krachttraining van de bovenste extremiteit bij kinderen met CP, studie naar meetinstrumenten die het meest geschikt zijn om kracht van de bovenste extremiteit te meten.
JanssenPotten/ Rameckers
20102012
Geen
Lopend
Breuer: Reliability of video assisted observation to assess arm-hand skills in hemiparetic stroke patients
JanssenPotten/ Seelen
20102011
Geen
Lopend
Klop: de revalidatie outcome van Nederlandse en Belgische kinderen met een OPBL
JanssenPotten/Haga
20102011
Geen
Lopend
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
44
Complexe traumarevalidatie
Naam project
Projectleider
Looptijd
Budget (in €)
Financier
Status
De functionele meerwaarde van microprocessorgestuurde kniescharnieren bij beengeamputeerden
Hemmen/See len
20072010
235k
Otto Bock GmbH
Lopend
Supported Fast Track Trauma Revalidatie Zorgketen in ZuidLimburg versus standaardzorg
Seelen/Hem men
20082011
413k
ZONMWprogramma “Doelmatig heidsOnder zoek”
Lopend
Identificeren van zgn. poor performers bij unilaterale beengeamputeerden (POPULATION)
Hemmen/See len/Smeets
20112014
375k
Otto Bock GmbH
Eerste aanvraag verstuurd
Integrated complex Trauma After Care Treatment I (INTACT-I)
Hemmen/See len/Smeets
20102011
25k
Osteointegration in Arm Amputees (OSIRAA)
Hemmen/See len/Brink
2012-
?
Ontwikkeling van modulaire trainingsvormen/programma’s, mede op basis van expertise uit de revalidatiezorgketen, die in de eerstelijns zorg uitgevoerd kunnen worden (INTACT II)
Hemmen/See len/Smeets
20112014
200k
Revalidatie Nederland?
In voorbereiding
Implementation of diversification of SFTRS concept in complex healthcare service delivery
Hemmen/
20112012
100k
RN grote implementa tie projecten
Ingediend (ronde september 2010)
Studie naar (kosten)effectiviteit van de ontwikkelde ‘service delivery’ rond traumagerelateerde klachten in de eerste lijn (INTACT III)
Hemmen/See len/Smeets
20112014
350k
Revalidatie Nederland?
In voorbereiding
Implementatie van de INTACT-aanpak (INTACT IV)
Hemmen/See len/Smeets/
20142015
150k
Revalidatie Nederland
In voorbereiding
Revalidatie Nederland Innovatie?
Seelen/Smee ts/
CAPHRI
Start oktober 2010 In voorbereiding
2015
Brink
Brink
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
45
Bijlage B Selectie van vijf belangrijkste publicaties
In deze bijlage wordt per onderzoekslijn een selectie gepresenteerd van de vijf belangrijkste publicaties. Revalidatie en chronsche pijn Verbunt JA, Smeets RJ, Wittink HM. Cause or effect? Deconditioning and chronic low back pain. Pain 2010;149:428-30. Smeets RJ, Maher CG, Nicholas MK, Refshauge KM, Herbert RD. Do psychological characteristics predict response to exercise and advice for subacute low back pain? Arthritis Rheum 2009;61:1202-9. Huijnen IP, Verbunt JA, Peters ML, Delespaul P, Kindermans HP, Roelofs J, Goossens M, Seelen HA. Do depression and pain intensity interfere with physical activity in daily life in patients with Chronic Low Back Pain? Pain 2010 May 8. [Epub ahead of print]. de Jong JR, Vlaeyen JW, Onghena P, Goossens ME, Geilen M, Mulder H. Fear of movement/(re)injury in chronic low back pain: education or exposure in vivo as mediator to fear reduction? Clin J Pain 2005;21:9-17; Leeuw M, Goossens ME, Linton SJ, Crombez G, Boersma K, Vlaeyen JW. The fearavoidance model of musculoskeletal pain: current state of scientific evidence. J Behav Med 2007;30:77-94. Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidsproblematiek bij volwassenen Spooren AIF: Arm hand skill performance in persons with cervical spinal cord injury: evaluation and training. PhD Thesis. Adelante Hoensbroek, Vrije Universiteit Brussel, June 16th, 2010. Co-promotores: HAM Seelen & YJM Janssen-Potten Timmermans AAA: Technology-supported training of arm-hand skills in stroke. PhD Thesis. Adelante Hoensbroek, Technische Universiteit Eindhoven, September 2nd, 2010. Copromotor: HAM Seelen Janssen-Potten YJM, Pons C, van der Woude LHV, Seelen HAM. Assessment of compensatory muscle function in persons with tetraplegia. J Electromyogr Kinesiol 2008; 18:516-526. Janssen-Potten YJM, Pons C, Seelen HAM. Changes in muscle coalitions after isolated muscle transpositions in the upper extremity. JRRD 2004;41,suppl.2:13-14. Van Tuijl JH, Janssen-Potten YJM, Seelen HAM. Evaluation of upper extremity motor function in tetraplegics: a review. Spinal Cord 2002;40:51-64. Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidsproblematiek bij kinderen Rameckers EA, Duysens J, Speth AL, Vles HJ, Smits-engelsman BC. Effect of addition of botulinum toxin-A to standardized therapy for dynamic manual skills measured with kinematic aiming tasks in children with spastic hemiplegia. J Rehabil Med 2010;42:332-8.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
46
Rameckers EA, Speth LA, Duysens J, Vles JS, Smits-Engelsman BC. Botulinum toxin-A in children with congenital spastic hemiplegia does not improve upper extremity motor-related function over rehabilitation alone: a randomized controlled trial. Neurorehabil Neural Repair 2009;23:218-25. Janssen-Potten YJ, Seelen HA, Bongers-Janssen HM, van der Woude LH. Assessment of upper extremity muscle function in persons with tetraplegia. J Electromyogr Kinesiol 2008;18:516-26. Rameckers EA, Speth LA, Duysens J, Vles JS, Smits-Engelsman BC. Kinematic aiming task: measuring functional changesin hand and arm movements after botulinum toxin-A injections in children with spastic hemiplegia. Am J Phys Med Rehabil 2007;12:538-47. Speth LA, Leffers P, Janssen-potten YJ, Vles JS. Botulinum Toxin A and upper limb functional skills in hemiparetic cerebral palsy: a randomized trail in children receiving intensive therapy. Dev Med Child Neurol 2005;47:468-73. Complexe traumarevalidatie Theeven P, Hemmen B, Stevens C, Ilmer E, Brink P, Seelen H. Effects of electronically controlled prosthetic knee hinges on performance of common daily activities. J. Rehab Res 2010;42:744-51. Theeven PJ, Hemmen B, Rings F, Meys G, Brink PR, Smeets RJEM, Seelen HA. Functional added-value of microprocessor-controlled knee joints in daily life performance in medicare functional classification level 2 amputees. 2010, submitted. Kosar S. Seelen HA, Hemmen B, Evers SM, Brink PR. Cost-effectiveness of an integrated ‘fast track’ rehabilitation service for multi-trauma patients involving dedicated early rehabilitation intervention programs: design of a prospective, multi-centre, non-randomised clinical trial. BMC J Trauma Manag Outcomes 2009;3:1. Seelen HAM, Hemmen B, Schmeets AJ, Ament AJHA, Evers SMAA. Costs and effects of a prosthesis with an electronically stance and swing phase controlled knee joint. Technol Disabil 2009;21:25-34. Bloemen-Vrenken JH, de Witte LP, Post MW, Pons C, van Asbeck FW, van der Woude LH, van den Heuvel W.J. Comparison of two Dutch follow-up care models for spinal cord-injured patients and their impact on health problems, re-admissions and quality of care. Clin Rehabil 2007 ;21:997-1006.
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
47
Bijlage C Samenwerkingsverbanden
In deze bijlage wordt per onderzoekslijn een overzicht gegeven van bestaande en nieuwe samenwerkingsverbanden. Revalidatie en chronische pijn De samenwerking met andere partners vindt binnen de onderzoekslijn Revalidatie en chronische pijn plaats op drie niveaus: regionaal, nationaal en internationaal. Regionaal niveau De onderzoekslijn Revalidatie en Chronische Pijn is opgezet vanuit een regionaal samenwerkingsverband tussen het MUMC+ en Adelante Hoensbroek. Belangrijke partners in wetenschappelijk onderzoek zijn al van oudsher, de afdeling Clinical Psychological Sciences van de faculteit Psychologie en de vakgroep Huisartsgeneeskunde van de FHML. De onderzoekslijn Revalidatie en Chronische pijn is ten aanzien van innovatie tevens verbonden aan het Kennisnetwerk Revalidatie Limburg; een samenwerkingsverband van ziekenhuizen en revalidatie-instellingen in de provincie Limburg. In de komende jaren wordt gestreefd naar verdere verdieping van deze bestaande regionale samenwerkingsrelaties. Daarnaast zullen in de komende jaren nieuwe samenwerkingsverbanden worden nagestreefd op het gebied wervelkolomgerelateerde pijnsyndromen met de toekomstige partners in het Spine center MUMC+; de vakgroepen orthopedie, neurochirurgie, neurologie en de pijnpoli. Op het gebied van neuropathische pijn wordt samenwerking gezocht met de vakgroep bewegingswetenschappen FHML en de vakgroep interne geneeskunde MUMC+. Nationaal niveau Binnen Nederland bestaat, zowel op het gebied van wetenschappelijk onderzoek als op het gebied van innovatie, al een intensief samenwerkingsverband tussen de vier topklinische Ontwikkelcentra Pijn Revalidatie (Hoensbroek, Groningen, Rotterdam, Enschede). In de komende jaren wordt er naar gestreefd deze landelijke samenwerkingsrelaties inhoudelijk verder uit te diepen op basis van het opstellen van gezamenlijke subsidieaanvragen en het uitvoeren van gezamenlijke projecten. Een ander belangrijke samenwerkingsverband is recent ontstaan doordat vanuit het kenniscentrum Adelante een landelijke core dataset van mogelijk voorspellende factoren en uitkomstmetingen voor pijnrevalidatie bij volwassenen bij 45 Nederlandse revalidatieinstellingen wordt geïmplementeerd (drs. A. Köke en prof. dr. R. Smeets). Internationaal niveau Op het gebied van onderzoek naar het effect en de werkingsmechanismen van nieuwe behandelstrategieën in revalidatie en chronische pijn bestaat reeds een lange traditie in internationale samenwerking met diverse partners. Intensieve samenwerkingsrelaties bestaan op dit moment met onderzoekers in België (Leuven, Luik), Zweden (Götenburg, Orobrö), Duitsland (Bochum), USA (Boston), en Australië (Sydney en Brisbane). De huidige samenwerkingsrelaties zijn echter voornamelijk gebaseerd op individuele samenwerkingsrelaties op projectbasis. Voor de vorming van een solide programma wordt er naar gestreefd om met preferente partners langdurige samenwerkingsrelaties aan te gaan, die zich uit in het indienen van gezamenlijke subsidieaanvragen, de uitvoer van internationale studies en de invulling van wederzijdse visiting fellowships. Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
48
Op het gebied van onderzoek naar nieuwe behandelmechanismen binnen de revalidatie van patiënten met chronische pijn is de vakgroep experimentele psychologie KU Leuven een preferente partner, op het gebied van jongeren met chronische pijn is dat de onderzoeksgroep in Gent (België). Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidsproblematiek bij volwassenen Binnen de onderzoekslijn wordt samengewerkt op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Hieronder volgt een puntsgewijze opsomming per niveau. Regionaal niveau •
Adelante MUMC+ (w.o. Bewegingswetenschappen, Cognitieve Neurowetenschappen, Traumatologie)
•
Atrium MC Heerlen
•
Laurentius Ziekenhuis Roermond
•
Viecuri Venlo
•
Hogeschool Zuyd, Heerlen
•
IDEE Maastricht University
Nationaal niveau •
Technische Universiteit Eindhoven
•
Fontys Hogeschool Eindhoven
•
Erasmus Medisch Centrum, Rotterdam
•
Roessingh Research and Development, Enschede
•
Rijksuniversiteit Groningen
•
Haagse Hogeschool, Den Haag
•
Brain Innovation B.V.
•
Serious Toys BV, Den Bosch
•
MOOG bv, Schiphol
Internationaal niveau •
Vrije Universiteit Brussel
•
Universiteit Hasselt
•
Provinciale Hogeschool Hasselt
•
KU Leuven
•
Sahlgrenska University Hospital, Göteborg, Zweden
•
Sunnaas Rehabilitation Centre, Oslo, Noorwegen
•
School of Health Sciences, University of Southhampton, UK
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
49
•
Philips Research
•
Otto Bock Healthcare Products GmbH, Wenen, Oostenrijk
•
Expertisecentrum voor Digitale Media (EDM), Hasselt
Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij kinderen Binnen de onderzoekslijn wordt met de volgende partners samengewerkt: •
Onderzoeksprogramma Revalidatie van complexe arm-handvaardigheidproblematiek bij volwassenen (DOQ_US, T-Toat Teens);
•
azM, vakgroep Neurologie;
•
Viecuri, Venlo, afd. Revalidatiegeneeskunde en Kindergeneeskunde;
•
VU Medisch centrum (BoBiVa);
•
St Maartenskliniek (BoBiVa);
•
De Hoogstraat (gamelab);
•
Katholieke Universiteit Leuven (krachtregulatie bovenste extremiteit);
•
Columbia University, New York (CIMT, HABIT, OSAS) ;
•
PERRIN landelijk samenwerkingsverband van 4 universitaire medische centra en vele afdelingen revalidatiegeneeskunde, revalidatiecentra en daaraan verbonden mytylscholen (Learn 2 Move);
•
Nationale expertisegroep op gebied van krachttraining.
Complexe traumarevalidatie Binnen de onderzoekslijn wordt in teams samengewerkt op regionaal, nationaal en internationaal niveau. Hieronder volgt de samenstelling van de teams per niveau. Regionaal niveau •
Vakgroep Revalidatiegeneeskunde MUMC+ (hoofd: Prof.dr. R. Smeets)
•
Vakgroep Traumatologie MUMC+ (hoofd: Prof.dr. P. Brink)
•
Vakgroep Intensive Care MUMC+ (hoofd: Dr. P. Roekaerts)
•
Kenniscentrum, Adelante, Hoensbroek (dr. H. Seelen)
•
UM CAPRHI onderzoeksschool CAPHRI BEOZ & KEMTA, (dr. S. Evers)
•
UM Vakgroep Huisartsengeneeskunde
•
Team Amputatie/traumatologie Adelante, Hoensbroek (dr. B. Hemmen)
•
Team Dwarslaesie Adelante (drs. H. Bongers-Janssen)
•
Vakgroep Traumatologie Atrium MC (dr. P. Hustinx)
•
Vakgroep Revalidatie Atrium MC (drs. T. Derks)
Nationaal niveau •
Vakgroep Revalidatie UMCN St Radboud Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
50
•
Vakgroep Traumatologie UMCN St Radboud
•
Vakgroep Revalidatie UMCG
•
Vakgroep Biomedical Engineering UMCG
•
Vakgroep Revalidatie 't Roessingh/TU Twente
•
Grotere revalidatiecentra in Nederland waarmee samenwerking op gebied van dwarslaesieonderzoek (koepelproject) loopt gecoördineerd door Nederlands Vlaams Dwarslaesie Genootschap.
•
Fa. Livit Orthopaedie BV, Haarlem
•
Fa. Ossur Europe, Son
Internationaal niveau •
Centre of Orthopaedic Osseointegration, Dept of Orthopaedics, Sahlgrenska University Hospital, Gothenburg, Sweden
•
University College London, The Institute of Orthopaedics, Dept ofBiomechanical Engineering, Stanmore, UK
•
Universitaet Muenster, Dept of Technical Orthopaedics, Muenster, Duitsland
•
Tel Aviv University, Dept of Biomedical Engineering, Tel Aviv, Israel
•
AO Forschungsinstitut, Dept of Implant Bioperformance, Davos, Switzerland
•
Fa. Otto Bock GmbH, Duederstadt, Duitsland en Wenen, Oostenrijk
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
51
Bijlage D Structuur waarlangs GRASP-programma vorm gegeven wordt
Aim: Faster and better rehabilitation of patients = Improving the quality of treatment
Populations C-SCI, CVA, CP, BPL, CHI (MTI), UE-AMP - Incidence / Prevalence in Limburg / NL / Euregion - Existing treatments (inter-)nationally) - Chances as to improvement in Therapie, Efficiency, Cooperation - Clinimetrics
Inventory
Development
Treatment content
Structure / Process
A
Prognostics
B
Indication Optimisation of “treatment chain”
C
New treatment programs
- Protocols - “Infrastructural” adaptations - Extra training - Improvement of expertise of therapists - (……)
D
Adaptation of existing programs
Adaptation / development of (modular) post-rehab programs
E
- Development of measurement instruments - Development of techniques (function / activity / participation level) - Clinimetrics Evaluation
Process evaluation
Treatment evaluation
Prognostic cohort studies
CEA-studies Evaluation of quality
Effect studies
(A,B)
Experiments / RCTs Single cases
(C,D,E)
Patient’s satisfaction (Questionnaires) Implementation of new programs in other centres
Implementation studies CEA-studies
Dissemination of knowledge: Training & Education
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
52
Bijlage E Partnergebieden in het GRASP-programma
ECAP Expertisecentrum voor complexe arm- en handvaardigheidsproblematiek
(impaired) motor control & structure
Technologie
ECAP
‘Kliniek’ / revalidatiezorg
Onderzoeksplan Revalidatiegeneeskunde 2011-2015
53