www.traject.be
Onderzoek naar mogelijke verbeteringen van het financieel en fiscaal kader van het woon-werk- en zakelijk verkeer
Eindverslag
In opdracht van het Vlaams gewest, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid
29 mei 2008
Inhoudstafel Inleiding.............................................................................................................................................4 Managementsamenvatting – schematisch overzicht......................................................................6 Deel I – “State of the Art”: Fiscaal kader van woon-werk- en zakelijke verplaatsingen in België .............................................................................................................................................11 1. Woon-werkverkeer ................................................................................................................11 1.1. Kant werknemer ...........................................................................................................11 1.2. Kant werkgever ............................................................................................................17 2. Zakelijke verplaatsingen .......................................................................................................18 2.1. Kant werknemer ...........................................................................................................18 2.2. Kant werkgever ............................................................................................................18 3. De bedrijfswagen...................................................................................................................19 3.1. Kant werknemer ...........................................................................................................19 3.2. Kant werkgever ............................................................................................................19 4. Aanschaf (propere) voertuigen ..................................................................................................21 5. Wettelijke basis...........................................................................................................................22 Deel II –Vergelijking met de situatie in de ons omringende landen: Nederland, Frankrijk, Duitsland, Engeland.....................................................................................................................24 1. Nederland ...................................................................................................................................24 2. Duitsland.....................................................................................................................................26 3. Verenigd Koninkrijk ....................................................................................................................27 4. Frankrijk ......................................................................................................................................28 5. Vergelijking België-omringende landen.....................................................................................29 Deel III – Verbetervoorstellen .....................................................................................................32 1. Woon-werkverkeer .....................................................................................................................32 1.1. Stand van zaken.................................................................................................................32 1.2. Opinie van de ondervraagde bedrijven..............................................................................33 1.3. Verbetervoorstellen ............................................................................................................33 1.4. Voorbeelden........................................................................................................................35 2. Zakelijk verkeer ..........................................................................................................................38 2.1. Stand van zaken.................................................................................................................38 2.2. Opinie van de ondervraagde bedrijven..............................................................................39 2.3. Verbetervoorstellen ............................................................................................................39 2.4. Voorbeelden........................................................................................................................40 3. Mobifisc vs. de logica van de (bedrijfs)auto..............................................................................42 3.1. Stand van zaken.................................................................................................................42 3.2. Opinie van de ondervraagde bedrijven..............................................................................44 3.3. Opinie van de genieters van een bedrijfswagen ...............................................................45 3.4. Verbetervoorstellen ............................................................................................................47 3.5. Voorbeelden........................................................................................................................51
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
2
Deel IV – Conclusie – aanbevelingen ........................................................................................56 1. Doelstellingen en stappen..........................................................................................................56 2. Constateringen ...........................................................................................................................56 3. Verbetervoorstellen ....................................................................................................................57 3.1. Korte termijn........................................................................................................................57 3.2. Langere termijn: “Mobifisc”.................................................................................................58
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
3
Inleiding De Vlaamse Regering wenst de duurzame mobiliteit (lees: alternatieven voor het autosolisme) te bevorderen in het woon-werkverkeer. Dit gebeurt voornamelijk door het sensibiliseren van bedrijven en hun werknemers. Het Pendelplan, dat in 2006 werd gelanceerd, somt een aantal maatregelen op die de Vlaamse Regering in dat kader zal nemen. Naast het bestaan van een efficiënt aanbod aan alternatieven is een belangrijke hefboom in dit verband uiteraard het kostenaspect, zowel voor de werkgever, de werknemer als voor de overheid: •
Alhoewel (het alleenrijden in) de auto objectief gezien voor de privé-gebruiker merkelijk duurder is dan de andere vervoermiddelen, lijkt de prijs-kwaliteit vergelijking door de werknemer nog al te vaak in het voordeel van de auto uit te vallen. Een deel van dit fenomeen kan ongetwijfeld door fiscale en financiële stimuli worden beïnvloed.
•
Werkgevers kiezen om fiscale redenen vaak liever voor het geven van een bedrijfswagen dan voor multimodaliteit bij het terugbetalen van woon-werk-en zakelijke verplaatsingen.
Deze studie heeft dan ook als doelstelling mogelijke verbeteringen te onderzoeken van het financieel-fiscaal kader voor de duurzame mobiliteit of minstens de multimodaliteit in het woonwerk- en het (daaraan gelinkte) zakelijke verkeer, alsook het fiscale kader van de bedrijfswagen. Het gaat hier dus steeds om de relatie werkgever-werknemer en de manier waarop in deze relatie omgegaan wordt met mobiliteit en verplaatsingsvergoedingen. De studie streeft naar win-win situaties waarbij overheid, werknemer en werkgever hun voordeel doen. Dit is het eindverslag van deze studie. Het geeft de resultaten van alle opeenvolgende fasen: •
In een eerste fase (“state of the art”) van deze studie werd een stand van zaken gegeven van het fiscaal en financieel kader van de mobiliteit in de werkgever-werknemerrelatie in ons land (deel I) en de omringende landen (deel II);
•
In een tweede fase werden verbeteringsscenario’s (deel III) opgebouwd en getest. Dit gebeurde aan de hand van de kritische analyse van het bestaande kader, alsook: o Toepassing van verschillende fiscaal-financiële kaders op een aantal voorbeeldgevallen; o Een bevraging van 10 bedrijven1 om hun visie te kennen; o Een groepsgesprek met werknemers van verschillende profielen die beschikken over een bedrijfswagen.
•
Tenslotte werd bij wijze van conclusie een samenvattende nota met beleidsaanbevelingen (deel IV) opgesteld ten behoeve van het beleid met daarin een opsomming van de meest relevante acties op korte en langere termijn.
1
Alcatel, Banksys, Brussels Airport, Colruyt, Eandis, Kluwer, Securex, Proximus, Siemens, ING.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
4
Het verslag volgt zoveel mogelijk de boven reeds geciteerde opdeling: • woon-werkverkeer; • zakelijke verkeer; • (alternatieven voor) de bedrijfswagen (woon-werk, zakelijk én privé). Verder wordt de problematiek steeds bekeken vanuit de kant van de werknemer en die van de werkgever. In dit verslag, en met name bij de verbetervoorstellen wordt af en toe verwezen naar organisatorische randvoorwaarden die zouden moeten vervuld zijn om bepaalde financieelfiscale mechanismen succesvol te maken. Deze vormden het voorwerp van een studie van de Bond Beter Leefmilieu dienaangaande, en worden waar nuttig hier hernomen2.
Bond Beter Leefmilieu, Studie naar gebruiksvriendelijke mobiliteitsformule(s) die de drempel naar multimodaliteit in het woon-werk- en het zakelijk verkeer verlaagt, Eindrapport, 8 mei 2008 (Studie in opdracht van het Vlaams gewest, Departement Mobiliteit en Openbare Werken, Afdeling Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid)
2
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
5
Managementsamenvatting – schematisch overzicht Hierna geven we, bij wijze van samenvatting, een overzicht van de constateringen en aanbevelingen van deze studie. Telkens wordt daarbij verwezen naar de plaats in dit verslag waar het specifieke thema becommentarieerd wordt.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
6
Overzicht fiscaal gevolg mobiliteitsvergoedingen door de werkgever Kant werknemer
Kant werkgever
Verbetervoorstellen fiscaal Kant werknemer
Kant werkgever
Woon-werkverkeer Algemeen fiscaal kader
Multimodaliteit wordt reeds Alle verplaatsingsvergoedingen vrij gestimuleerd - blz. 32 van RSZ en aftrekbaar indien Vereenvoudigen van het ingewikkelde Keuze tussen 1. systeem forfaitaire vergoeding niet hoger dan kost; aftrek beroepskosten + vrijstellingen idem voor de fietsvergoeding tot max. systeem waarbij men tussen forfaitaire aftrek en bewijzen beroepskosten moet op verplaatsingsvergoeding 0,15€/km - blz. 17 kiezen werkgever OF 2. Bewijzen Elimineren van de limiet van 100 km voor beroepskosten. In beide gevallen bewijzen beroepskosten wanneer worden alternatieven voor de wagen verplaatsingen niet met de auto gebeuren reeds fiscaal voordeliger behandeld blz. 33 blz. 11 en 15 Bijdrage in de kosten van het 100% vrijgesteld OF bewijzen Vrij van RSZ en 100 % aftrekbaar voor openbaar vervoer voor de woon- beroepskosten (max. 100 km enkel) - zover niet hoger dan kost Elimineren van de limiet van 100 km voor werkverplaatsing gedragen door blz. 13 en 15 - blz. 17 bewijzen beroepskosten - blz. 33 de werknemer Een gratis openbaar 100% vrijgesteld OF bewijzen Vrij van RSZ en 100 % aftrekbaar voor Elimineren van de limiet van 100 km voor vervoerabonnement voor de beroepskosten (max. 100 km enkel) - zover niet hoger dan kost bewijzen beroepskosten - blz. 33 woon-werkrit blz. 13 en 15 - blz. 17 Omnipas: 100% vrijgesteld OF Omnipas: vrij van RSZ en 100 % Gratis openbaar bewijzen beroepskosten (max. 100 km aftrekbaar voor zover niet hoger dan vervoerabonnement ook enkel); spoorwegen idem? kost, idem voor spoorwegen ? bruikbaar voor - blz. 13, 15 en 48 - blz. 13, 15 en 48 privéverplaatsingen Uitklaren van de fiscale behandeling van gratis netabonnementen - blz. 48 bedrag van de onbelaste (netabonnement) Fietsvergoeding op Tot 0,15€ onbelast EN bewijzen Vrij van RSZ en 100 % aftrekbaar voor Het fietsvergoeding zou moeten aangepast kilometerbasis beroepskosten - blz. 13 en 15 zover niet hoger dan kost worden. Nu is de fietsvergoeding niet altijd - blz. 17 een beter alternatief dan de klassieke terugbetaling van de woonwerkverplaatsing. Onder de ongeveer 2,5 km enkele rit is ze zelfs minder interessant, en is er ook geen verschil in fiscale behandeling - blz. 34
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
7
Overzicht fiscaal gevolg mobiliteitsvergoedingen door de werkgever Kant werknemer
Kant werkgever
Verbetervoorstellen fiscaal Kant werknemer
Kant werkgever
Woon-werkverkeer Forfaitaire fietsvergoeding
Max. 160 € vrijgesteld OF bewijzen Vrij van RSZ en 100 % aftrekbaar voor beroepskosten - blz. 13 en 15 zover niet hoger dan kost - blz. 17 Fiets of fietsattributen Max. 160 € vrijgesteld OF bewijzen RSZ op voordeel alle aard Mogelijkheid creëren een fiets van de zaak ter beschikking te stellen zonder fiscale BTW op voordeel alle aard - blz. 17 bijtelling - blz. 48 beroepskosten - blz. 13 en 15 Voetgangersvergoeding (op Max. 160 € vrijgesteld (OF bewijzen Vrij van RSZ en 100 % aftrekbaar voor kilometerbasis of forfaitair) beroepskosten) - blz. 13 en 15 zover niet hoger dan kost - blz. 17 De regeling moet helderder worden Vergoeding gegeven aan Vrijstelling max. weekabonnement 1ste Vrij van RSZ en 100 % aftrekbaar voor opgesteld en gecommuniceerd door de werknemers die deelnemen aan klas trein OF bewijzen beroepskosten -zover niet hoger dan kost De regeling moet helderder worden fiscale administraties + harmonisatie met - blz. 17 “georganiseerd blz. 13 en 15 opgesteld en gecommuniceerd door de de term “collectief vervoer” die in een gemeenschappelijk vervoer” fiscale administraties andere betekenis gebruikt wordt voor (georganiseerde carpooling, Elimineren van de limiet van 100 km voor vrijstellingen op de CO²-taks voor bedrijfsbus) bewijzen beroepskosten - blz. 33 bedrijfswagens - blz. 34 Gratis werknemersvervoer (per Onbelast sociaal voordeel EN Vrij van RSZ 120% aftrekbare beroepskosten bedrijfsbus, minibus, taxi) bewijzen beroepskosten - blz. 17 - blz. 17 Omwegen gemaakt in het kader Zie dienstverplaatsingen met de eigen Zie dienstverplaatsingen met de eigen van “georganiseerd auto van de werknemer auto van de werknemer gemeenschappelijk vervoer” - blz. 13 en 18 - blz. 18 voor ophalen passagiers
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
8
Overzicht fiscaal gevolg mobiliteitsvergoedingen door de werkgever Kant werknemer
Kant werkgever
Verbetervoorstellen fiscaal Kant werknemer
Kant werkgever
Zakelijk verkeer Algemeen fiscaal kader
Interessant om zakelijke ritten met de Fiscaal interessanter voor de Mogelijkheid creëren om werknemers te eigen wagen te laten vergoeden werkgever om werknemers aan te belonen met vergoeding van - blz. 38 sporen alternatieven te gebruiken privéverplaatsingen als ze minder auto gebruiken voor zakelijke verplaatsingen - blz. 39 - blz. 38 Openbaar vervoerbewijzen Niet belast als inkomen - blz. 18 Vrij van RSZ en 100% aftrekbaar als kosten eigen aan de werkgever - blz. 18 Vergoeding voor verplaatsingen Niet belast als inkomen indien Vrij van RSZ en aftrekbaar volgens met privé-auto van de vergoeding volgens “ernstige norm” 70/30 regel als kosten eigen aan de werknemer voor zakelijke - blz. 18 werkgever indien vergoeding volgens verplaatsingen “ernstige norm” - blz. 18 Abonnement Cambio beperkt tot Niet belast als inkomen Vrij van RSZ Beperkte aftrekbaarheid zakelijke verplaatsingen - blz. 18 Beperkt aftrekbare BTW - blz. 18 Huurwagen Niet belast als inkomen Vrij van RSZ Beperkte aftrekbaarheid - blz. 18 Beperkt aftrekbare BTW - blz. 18 Taxi Niet belast als inkomen Vrij van RSZ en 100% aftrekbaar als - blz. 18 kosten eigen aan de werkgever Beperkt aftrekbare BTW - blz. 18 Bedrijfswagen enkel bruikbaar Niet belast als inkomen Vrij van RSZ en CO2-taks Beperkte aftrekbaarheid voor zakelijk verkeer - blz. 18 Beperkt aftrekbare BTW - blz. 18 en 20 Ter beschikking stellen van een Niet belast als inkomen Vrij van RSZ Aftrekbaar blz. - blz. 18 fiets voor zakelijke verpl. - blz. 18 Vergoeding voor gebruik van de ? (niet beschreven) ? (niet beschreven) De onbelaste fietsvergoeding ook voor privéfiets voor zakelijke zakelijke verplaatsingen invoeren verplaatsingen - blz. 39
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
9
Overzicht fiscaal gevolg mobiliteitsvergoedingen door de werkgever Kant werknemer
Kant werkgever
(Bedrijfs)wagen met prvégebruik vs. alternatieven Bedrijfswagen met privégebruik Belastbaar voordeel van alle aard CO2-taks volgens uitstoot verminderd met terugbetaling door de Beperkte aftrekbaarheid (i.f.v. uitstoot) werknemer: Beperkt aftrekbare BTW - bij keuze forfaitaire aftrek BTW op voordeel alle aard beroepskosten: belastbaar voordeel - blz. 19 en 20 forfaitair bepaald op 5000 of 7500 km, zelden in relatie tot reële privékilometers - bij bewijzen beroepskosten: reële privékilometers aangerekend (maar hoe bepaald?) - blz. 14 en 19
Verbetervoorstellen fiscaal Kant werknemer
Kant werkgever
1. Combinatie bedrijfswagen + systeem vrijgestelde verplaatsingsvergoedingen voor woon-werkverplaatsingen (terugbetaald of gratis openbaar vervoer, fietsvergoeding) is nu al mogelijk en kan gepromoot worden - blz. 43 2. Minimale aanpassing fiscaliteit door toe te laten aan de werkgever: • Een fiets van de zaak ter beschikking te stellen (voorbeeld: max. waarde 500 €) die expliciet ook voor privédoeleinden kan worden gebruikt zonder fiscale bijtelling; • Netabonnementen (indien nodig geïntegreerd NMBS-De Lijn-MIVB) expliciet onbelast te maken ook al worden zij ook gebruikt voor privéverplaatsingen; • De mogelijkheid te bieden onder bepaalde voorwaarden onbelast een bepaald bedrag aan gebruik van Cambio, taxi en/of huurwagen toe te kennen zonder onderscheid tussen privé- en zakelijk gebruik - blz. 48
3. Een verder gaande aanpassing: de mogelijkheid creëren om loutere privéverplaatsingen met alternatieven voor de wagen te vergoeden zonder dat de volledige waarde als belastbaar voordeel wordt beschouwd. Voorgesteld wordt het systeem van forfaitaire berekening van het privévoordeel, dat nu bestaat voor de bedrijfswagen, uit te breiden naar alternatieve vervoersvormen, waarbij het milieuvriendelijkste vervoermiddel de laagste belasting per km heeft - blz. 49 Persoonlijk toegewezen Zoals hierboven, maar belastbaar CO2-taks volgens uitstoot tenzij De regeling moet helderder worden De regeling moet helderder worden bedrijfswagen die ook gebruikt voordeel van alle aard verminderd met vrijstelling "collectief vervoer" onder opgesteld en gecommuniceerd door de opgesteld en gecommuniceerd door de wordt voor carpooling carpoolkilometers indien bepaalde voorwaarden fiscale administraties - blz. 33 fiscale administraties + harmonisatie met “georganiseerd gemeenschappelijk Beperkte aftrekbaarheid (i.f.v. uitstoot) de term “collectief vervoer” die in een Beperkt aftrekbare BTW vervoer” - blz. 14 en 19 andere betekenis gebruikt wordt voor BTW op voordeel alle aard verminderd vrijstellingen op de CO²-taks voor met carpoolkilometers - blz. 19 en 20 bedrijfswagens - blz. 34 Abonnement Cambio, taxi of Privéverplaatsingen in principe RSZ en BTW op voordeel alle aard huurwagen ook bruikbaar voor belastbaar als voordeel alle aard Beperkte aftrekbaarheid privéverplaatsingen - blz. 14 Beperkt aftrekbare BTW - blz. 17 en 20
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
De mogelijkheid te bieden onder bepaalde voorwaarden onbelast een bepaald bedrag aan gebruik van Cambio, taxi en/of huurwagen toe te kennen zonder onderscheid tussen privé- en zakelijk gebruik - blz. 48
10
Deel I – “State of the Art”: Fiscaal kader van woon-werk- en zakelijke verplaatsingen in België Voor de beschrijving van het huidige kader in België wordt de volgende indeling genomen 1. Kader voor het woon-werkverkeer; 2. Kader voor het zakelijk verkeer; 3. De bedrijfswagen (woon-werk, zakelijk én privé buiten woon-werk) Voor elk van deze onderdelen wordt vervolgens eerst de kant van de werknemer en dan die van de werkgever beschreven
1. Woon-werkverkeer 1.1.
Kant werknemer
De fiscus voorziet verschillende systemen om vermindering van loonbelasting te verkrijgen op basis van de kosten van de woon-werkverplaatsing. Het schema hieronder geeft aan welke systemen er naast elkaar bestaan en hoe deze al dan niet combineerbaar zijn. Het belangrijkste onderscheid betreft de keuze tussen de forfaitaire aftrek voor beroepskosten , combineerbaar met bepaalde fiscale vrijstellingen, en het bewijzen van beroepskosten. Daarnaast bestaat ook de belastingvrije fietsvergoeding, die onder bepaalde voorwaarden met beide andere systemen combineerbaar is. 1.1.1. Forfaitaire aftrek beroepskosten
1.1.2. Bewijzen beroepskosten
EN Vrijstelling inkomstenbelasting - op de werkgeversbijdrage in de woon-werkverplaatsing 1. Openbaar vervoer: 100% 2. Coll. vervoer: meestal 100% 3. Andere: 160 € - op “voordelen van alle aard”, o.a. de bedrijfswagen Forfaitaire regeling voor berekening privévoordeel bedrijfswagen
OF
Voor wat betreft de woonwerkverplaatsing meestal aan 0,15 €/km per woon-werk-kilometer
EN/OF 1.1.3. Tot 0,15€/km belastingvrije fietsvergoeding
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
11
1.1.1. Voor de werknemer die opteert voor het forfaitaire systeem voor aftrek beroepskosten De fiscus voorziet een forfaitaire aftrek voor beroepskosten, het "wettelijk forfait". Dit is afhankelijk van het bruto inkomen. Deze aftrek betreft onder andere de woon-werkverplaatsing. Het wettelijk forfait wordt steeds automatisch toegekend, zelfs als de werknemer zijn werkelijke beroepskosten bewijst (zie 1.1.2.) en deze zijn lager dan het wettelijk forfait. Om van dit wettelijk forfait te genieten moet er dus niets ingevuld worden op de belastingaangifte. Brutoloon (EUR)
Berekening wettelijk forfait in 2008 (EUR)
Van 0 tot 4.880 EUR
26,1%
Van 4.880,01 tot 9.690 EUR
1.273,68 EUR + 10% v/h bedrag boven 4.880,01
Van 9.690,01 tot 16.130 EUR
1.754,68 EUR + 5% v/h bedrag boven 9.690,01
Van 16.130,01 tot 56.574 EUR
2.076,68 EUR + 3% v/h bedrag boven 16.130,01
Meer dan 56.574 EUR
3.290,00 EUR
De werknemer die op een grote afstand van het werk woont, meer bepaald meer dan 75 km, en dit op zijn aanslagformulier invult, ontvangt daarboven nog een forfait voor verre verplaatsingen (tussen 75-100 km: 75 EUR, tussen 101-125 km: 125 EUR, +125 km: 175 EUR). Dit moet wel op het belastingformulier worden aangeduid. Deze forfaitaire aftrek van beroepskosten is combineerbaar met vrijstellingen op vergoedingen, in loon of natura, inzake woon-werkverkeer die de werknemer ontvangt van de werkgever. Deze vergoedingen zijn normaliter belastbaar als een deel van het loon, omdat de fiscus de woon-werkverplaatsing als een privé-aangelegenheid van de werknemer beschouwt. Maar de fiscus voorziet een aantal vrijstellingen met het oog op de promotie van meer duurzame vervoerswijzen: 1.1.1.1. Verplaatsingsvergoedingen Het betreft hier de financiële bijdrage van de werkgever in de vervoerskosten (woon-werk) van de werknemer. Werkgevers in België zijn sinds 1962 verplicht een verplaatsingsvergoeding woon-werk te geven voor gebruikers van de trein, de bijdrage in het zogenaamde “sociaal abonnement” voor de NMBS. Deze wettelijke bijdrage is de laatste jaren ongeveer 60% van de prijs van een treinabonnement voor de woon-werkafstand van de werknemer. De NMBS publiceert bij elke tariefwijziging deze verplichte bijdrage. Naast deze wettelijke regeling hebben opeenvolgende CAO’s en reglementen, die kunnen verschillen per sector en bedrijf, bijkomende vergoedingen vastgelegd naast de vergoeding van de treinverplaatsing. o De meeste privé-werkgevers passen de terugbetaling van het "sociaal abonnement" toe op alle werknemers, ook zij die niet met het openbaar vervoer komen. Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
12
o De meeste ambtenaren ontvangen de bijdrage enkel als ze gebruik maken van het openbaar vervoer (niet alleen de trein maar ook de andere vervoermiddelen). De laatste jaren betalen de meeste openbare administraties en bepaalde bedrijven meer terug dan de wettelijke bijdrage, zelfs tot 100% van de abonnementsprijs. o Sommige werkgevers en veel overheden keren ook een fietsvergoeding uit aan hun personeel sinds deze is ingevoerd in 1997 (zie 1.1.3). Hieronder geven we de fiscale behandeling van de “klassieke” verplaatsingsvergoedingen. Deze zijn in principe belastbaar als loon, maar volgens het gebruikte vervoermiddel zijn er vrijstellingen voorzien. Sinds aanslagjaar 2002 zijn hier 3 categorieën ingevoerd: 1. Als de werknemer het openbaar vervoer gebruikt en de kosten daarvan op vraag van de controleur kan bewijzen, dan is de vrijstelling (sinds 2002) 100% van de werkgeversbijdrage of - als de bewijsbare kosten lager zijn dan de werkgeversbijdrage - gelijk aan de bewezen kosten. Het abonnement kan in dit kader ook verworven worden via een derdebetalersregeling (betaald door de werkgever). De bewijsbare openbaar vervoer kosten kunnen wel vermeerderd worden met de max. 160 EUR vrijstelling voor andere verplaatsingswijzen als men een deel van de verplaatsingen met andere vervoermiddelen heeft afgelegd, en dit is altijd het geval (zie onder 3.). Op deze manier kan men vaak een vrijstelling van 100% op de werkgeversbijdrage krijgen, zelfs al vallen de kosten lager uit. Dit is bijvoorbeeld nuttig wanneer iemand een klassieke verplaatsingsvergoeding ontvangt ter waarde van 60% van een treinabonnement, maar enkel een abonnement van De Lijn als kost kan inbrengen, waarvan de waarde lager is dan de gekregen verplaatsingsvergoeding. 2. Als de werknemer gebruik maakt van door de werkgever of een groep van werkgevers georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, dan is de maximale vrijstelling gelijk aan het tarief van een eersteklas-weekabonnement van de trein voor de periode waarin de werknemer gebruik maakt van het systeem. Dit is een nieuwe categorie, ingevoerd in 2002. Hieronder valt elke vorm van gemeenschappelijk vervoer dat door de werkgever of een groep van werkgevers wordt georganiseerd, zoals bedrijfsbussen of carpooling, ook als dit laatste uitsluitend met privévoertuigen van de werknemers wordt georganiseerd. Voorwaarde is wel dat er een akkoord is tussen organiserende werkgever en werknemer over de deelname van de werknemer aan het gemeenschappelijk vervoer en de voorwaarden daarvan. Een dergelijk akkoord kan zowel op niveau van een CAO als met individuele werknemers worden afgesloten. In de praktijk wordt vaak gewerkt volgens het systeem dat ook gebruikelijk is voor de fietsvergoeding: een verklaring op eer met eventueel onderschrijving van een reglement door de werknemer. Net zoals onder 1. kan ook deze vrijstelling gecombineerd worden met de 160 EUR vrijstelling "andere vervoermiddelen". Dit kan bijvoorbeeld nuttig zijn als men niet voldoende dagen carpoolt om het volledige bedrag van de verplaatsingsvergoeding te “halen”. Werkgevers kunnen in dit kader bovendien omwegen die chauffeurs maken met hun eigen wagen om carpoolpartners op te pikken in het kader van woon-werkverkeer ook (belastingvrij) terugbetalen zoals dienstkilometers. 3. Andere verplaatsingswijzen: vrijstelling met een maximum van 160 EUR.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
13
Administratief gezien zullen de meeste werkgevers op de “samenvattende opgave” (fiscale fiche gegeven aan de werknemer aan het einde van het jaar voor het invullen van de belastingsbrief) ofwel het hele bedrag van de verplaatsingsvergoeding in één van bovenstaande categorieën plaatsen, ofwel – indien de werknemer heeft gewisseld van categorie gedurende het fiscale jaar – de verplaatsingsvergoeding verdelen over de categorieën volgens de dagen dat de werknemer in de één of andere categorie viel. Als de werkgever dit doet is het voor de werknemer gemakkelijk om de vrijstelling in de belastingaangifte in te vullen. Daar waar de werkgever de indeling in categorieën niet zelf vermeldt is het aan de werknemer om zijn vrijstelling te berekenen, afhankelijk van het/de categorie(en) waartoe hij in het afgelopen jaar behoorde. Bovengenoemde vrijstellingen zijn natuurlijk maar relevant als de werkgever effectief een verplaatsingsvergoeding geeft. Maar zelfs in dat geval kan het zijn dat deze vrijstellingen fiscaal niet de beste optie zijn. Het is namelijk zo dat, vooral bij hogere woon-werkafstanden, het bewijzen van beroepskosten interessanter kan zijn (zie 1.1.2.), sinds kort ook voor carpoolers, collectief vervoer- en openbaar vervoergebruikers. 1.1.1.2. Voordelen van alle aard Hier gaat het om alle voordelen, buiten het salaris, die de werkgever “in natura” aan de werknemer geeft en die geen vergoedingen zijn van reële kosten opgelopen tijdens het werk. Deze voordelen zijn in principe belastbaar als deel van de bezoldiging. De fiscus hanteert bepaalde regels om de financiële waarde van de voordelen te berekenen, zodat ze kunnen bijgeteld worden bij het belastbare loon. Er zijn enkele belastbare voordelen die betrekking hebben op de woon- werkverplaatsing en waarop soms vrijstellingen gelden: o De bedrijfswagen (zie meer detail onder 3.) De privé-kilometers die de werknemer ermee aflegt, inclusief de woon-werkverplaatsing zijn belastbaar als voordeel van alle aard. De fiscus maakt het sinds 2004 mogelijk dit aantal privékilometers forfaitair vast te leggen op 5000 km voor werknemers die tot 25 km van het werk wonen, en op 7500 km voor de overige werknemers die beschikken over een bedrijfswagen, als men zijn beroepskosten niet bewijst. Als de bedrijfswagen gebruikt wordt in het kader van door de werkgever of door een groep werkgevers georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, en men opteert voor de forfaitaire aftrek van beroepskosten, dan zijn de kilometers die ermee gecarpoold worden vrijgesteld van het voordeel van alle aard. In dezelfde filosofie zal ook het toekennen van taxi-, cambio- of huurwagenritten voor privéverplaatsingen (woon-werk of vrije tijd) belast worden als een voordeel van alle aard, maar hier zal de factuurwaarde dan gelden voor het bepalen van het ontvangen voordeel.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
14
o Aanbieden van een fiets of fietsattributen aan de werknemer In onze fiscaliteit zijn deze voordelen theoretisch nog steeds volledig belastbaar van zodra ze het woon-werkverkeer (of een andere privéverplaatsing) als doel hebben, met uitzondering van de 160 € vrijstelling die standaard is voorzien voor alle verplaatsingsvergoedingen woon-werk. Als de werknemer de fiets enkel toegewezen krijgt voor dienstdoeleinden (en de fiets dus niet wordt gebruikt voor woon-werk- of andere privéverplaatsingen) dan is het voordeel niet belastbaar. Belastbaar is de reële waarde van het voordeel dat de werknemer ontvangt. Van zodra de fiets wordt gebruikt voor privéverplaatsingen is in principe de totale waarde van het voordeel belastbaar met uitzondering van de genoemde 160 €. De fietsvergoeding (zie 1.1.3.) is vaak een fiscaal interessantere manier om het fietsen te subsidiëren. 1.1.2. voor de werknemer die kiest voor het bewijzen van beroepskosten In plaats van genoegen te nemen met het wettelijk forfait voor beroepskosten kan men ook opteren voor het bewijzen van zijn kosten, d.i. als men vermoedt dat de kosten hoger oplopen dan het wettelijk forfait. Hiervoor bestaan precieze regels in verband met de woonwerkverplaatsing. Voor woon-werkverplaatsingen met eigen wagen, gezinswagen of een aan zich toegewezen wagen (verhuring, leasing...) kan men 0,15 EUR aftrekken voor elke effectief gereden woonwerkkilometer. Ook als men beschikt over een bedrijfswagen kan men dus beroep doen op de aftrek, maar dan zal ook het privévoordeel van de bedrijfswagen berekend worden op het aantal kilometers dat men bewijst (zie 1.1.1.2.) Nu bestaat dezelfde mogelijkheid sinds 2002 ook voor verplaatsingen die niet gebeuren met de eigen wagen, gezinswagen of een wagen die werd toegewezen, namelijk voor fietsers, carpoolpassagiers en gebruikers van het openbaar vervoer vallen hier onder. Hier geldt –vanaf 2007- een limiet van 100 km enkele reis of 200 km heen+ terug. Wanneer opteren voor het bewijzen van beroepskosten (verondersteld dat men enkel woon-werkverkeer als aftrekbare beroepskost heeft)? Als het wettelijk forfait hoger of gelijk is dan het bedrag dat men zou kunnen bewijzen met de 0,15 EUR/km, en de werknemer heeft geen andere aftrekbare kosten dan de woonwerkverplaatsing, dan is het sowieso zinloos de kosten te bewijzen. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de drempel waarboven men moet overwegen zijn kosten te bewijzen.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
15
Bruto inkomen na afhouding RSZ (euro)
Wettelijk forfait aftrek beroepskosten (euro)
10000 15000 20000 25000 30000 35000 40000 45000 50000
1770 2020 2193 2343 2493 2643 2793 2943 3093
Jaarlijkse km woonwerk nodig om forfait te bereiken met systeem bewijzen beroepskosten (forfait / 0,15€) 11801 13468 14619 15619 16619 17619 18619 19619 20619
Kilometer per werkdag nodig om de forfait te bereiken met bewijzen beroepskosten (jaarkm/220 werkdagen per jaar) 54 61 66 71 76 80 85 89 94
Als het forfait lager is dan het bedrag dat de werknemer zou kunnen bewijzen met de 0,15 EUR/km, dan moet die het verschil tussen de twee vergelijken met de vrijstelling die hij kan bekomen op de verplaatsingsvergoeding (of voordelen alle aard) toegekend door de werkgever. Want beiden zijn niet combineerbaar, dus is het best te kiezen voor de voordeligste formule. 1.1.3. De fietsvergoeding De fietsvergoeding heeft een apart statuut. Alleen het bedrag boven 0,15 EUR per km woonwerkverkeer wordt bij de bezoldigingen opgeteld en dus als loon belast. Een bedrag tot 0,15 EUR/km is vrij van belastingen. De voorwaarde voor deze gunstige fiscale behandeling is dat de werknemer werkelijk fietst naar het werk. De bewijslast ligt echter niet bij hem maar bij de werkgever, die een systeem moet hebben om uit te maken wie daadwerkelijk fietst van en naar het werk en hoeveel km. Verder is de wetgeving niet erg specifiek over hoe dit administratief wordt geregeld. Maar in de meeste gevallen wordt gewerkt met een “verklaring op eer”, waarin de fietser verklaart zich (eventueel gedurende een bepaalde periode) met de fiets naar het werk te begeven. De voordelige fiscale behandeling van de fietsvergoeding is fiscaal ook cumuleerbaar met vrijstellingen op andere verplaatsingsvergoedingen, maar niet voor hetzelfde traject. Als het bedrijf bijvoorbeeld een fietsvergoeding van 0,15 EUR uitbetaalt voor het voortraject naar een treinstation, en daarnaast het abonnement voor de daaropvolgende treinrit naar het werk terugbetaalt, dan is de fietsvergoeding onbelast en de terugbetaling van het treinticket fiscaal vrijgesteld. De fietsvergoeding is fiscaal ook combineerbaar met het bewijzen van beroepskosten. Op administratief vlak hoeft de werkgever – bij het invullen van de fiscale “samenvattende opgave” aan het einde van het jaar - alleen het bedrag boven de 0,15 EUR/km bij het belastbaar inkomen te tellen. Daarvoor is in principe op de fiche een vak voorzien. Informatief wordt het volledige bedrag van de fietsvergoeding meestal vermeld, maar dit is niet nodig voor de fiscale aangifte.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
16
1.1.4. Gratis collectief werknemersvervoer Gratis werknemersvervoer ter beschikking gesteld door de werkgever wordt beschouwd als een onbelast sociaal voordeel, en is ook combineerbaar met het bewijzen van beroepskosten.
1.2.
Kant werkgever
Het betreft hier de belasting op de vergoedingen die de werkgever toekent voor de woonwerkverplaatsingen van de werknemer. Aan de kant van de werkgever is de regeling minder complex. Hier spelen zowel de RSZregeling (sociale zekerheid die de werkgever betaalt op loon) als de aftrekbaarheid van de gemaakte kosten een rol. Zijn vrijgesteld van RSZ-regeling: o elke terugbetaling woon-werkverkeer, tenzij de terugbetaling hoger is dan de kost; o een gratis openbaar vervoerabonnement toegekend aan de werknemers; o gratis collectief vervoer ter beschikking gesteld aan de werknemers. De werkgever is wel RSZ verschuldigd als de werknemer een bedrijfswagen krijgt toegewezen die ook voor privéverplaatsingen (inclusief woon-werk) kan worden gebruikt. Dit is sinds 2005 onder de vorm van de zgn. C02-taks. Verder betaalt de werkgever een beperkte BTW op het voordeel van alle aard dat aan de werknemer wordt toegekend (zie onder 3.) RSZ is ook verschuldigd bij alle andere vormen van mobiliteitsvergoedingen voor woon-werken privéverplaatsingen waarop geen vrijstellingen zijn gedefinieerd: een fiets of fietsattributen met privégebruik, taxi-, Cambio- en huurwagenritten met privégebruik. Aftrekbaar voor de werkgever zijn: o elke terugbetaling woon-werkverkeer, maar met een beperking voor wat betreft autokosten (zie onder 3.); o het gratis openbaar vervoer-abonnement toegekend aan de werknemers; o kosten voor collectief vervoer zijn voor 120% aftrekbaar. Het betreft hier de kosten voor de aanschaf van voertuigen (afschrijving van investeringen), rechtstreekse kosten (onderhoud, brandstof, verzekering), uitbesteding aan een vervoerbedrijf, géén directe personeelskosten voor de chauffeur; o Parkingkosten (aanleg en tickets) voor klanten en personeel.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
17
2. Zakelijke verplaatsingen 2.1.
Kant werknemer
De terugbetaling van zakelijke verplaatsingen door de werkgever wordt niet beschouwd als zijnde een loonvoordeel toegekend aan de werknemer, omdat het gaat over de vergoeding van kosten opgelopen tijdens het werk of “eigen aan de werkgever”. Openbaar vervoertickets of abonnementen, fietsen, kunnen allemaal onbelast worden terugbetaald of ter beschikking gesteld zolang het enkel voor dienstverplaatsingen is. Voor het gebruik van de privéwagen van de werknemer mag de terugbetaling "forfaitair" gebeuren, indien gebaseerd op een “ernstige norm”. Een algemeen aanvaarde “ernstige norm” is de rondzendbrief van het Ministerie van Ambtenarenzaken die steeds op 1 juli het jaarlijks geïndexeerde kilometerbedrag bepaalt. Vanaf 1 juli 2007 is dat 0,2940 EUR/km. Voor de toepassing van zo’n forfaitaire regeling is er wel een begrenzing tot 24 000 km/jaar, tenzij er een bijkomend bewijs wordt geleverd. Sinds de invoering van de categorie “door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer” (in 2002, zie onder 1.1.1.1.) kunnen werkgevers omwegen die chauffeurs maken met hun eigen wagen om carpoolpartners op te pikken in het kader van woon-werkverkeer ook (belastingvrij) terugbetalen zoals dienstkilometers.
2.2.
Kant werkgever
Aan de kant van de werkgever zijn terugbetalingen voor zakelijke verplaatsingen met de auto – vrij van RSZ en aftrekbaar (volgens de zgn. “70/30 formule”: 30% aan te nemen als brandstof en dus 100% aftrekbaar, de overige 70% is voor 75% aftrekbaar). Taxidiensten en verhuurdiensten zijn ook slechts voor 75% aftrekbaar. De BTW op huurwagens is slechts voor 50% aftrekbaar, voor taxidiensten is dit wel 100%. Door de betaler van de factuur doorgerekende autokosten zijn wel 100% aftrekbaar. In dat geval kan ook de BTW 100% aftrekbaar zijn als het gaat om een “geheel van prestaties” (vb. een geheel van diensten waar onder andere vervoer is inbegrepen in de prijs). Terugbetalingen van verplaatsingen met “duurzame vervoerabonnementen of –tickets) zijn volledig aftrekbaar.
vervoermiddelen”
(openbaar
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
18
3. De bedrijfswagen 3.1.
Kant werknemer
Om de waarde van het voordeel te bepalen gebruikt de fiscus volgende formule: aantal privé-km x forfaitaire prijs per km i.f.v. de “fiscale PK” van de wagen (bij wet vastgelegd, zie bedragen 2007 in onderstaande tabel), met een minimum van 5000 km per jaar. Fiscale PK
Privévoordeel per km (EUR)
Fiscale PK
Privévoordeel per km (EUR)
Fiscale PK
Privévoordeel per km (EUR)
4
0,1682
9
0,2865
14
0,4059
5
0,1975
10
0,3169
15
0,423
6
0,2182
11
0,3474
16
0,4352
7
0,2414
12
0,3681
17
0,4437
8
0,2633
13
0,3913
18
0,4547
19 en meer
0,4632
De fiscus maakt het sinds 2004 mogelijk dit aantal privékilometers forfaitair vast te leggen op 5000 km voor werknemers die tot 25 km van het werk wonen, en op 7500 km voor de overige werknemers die beschikken over een bedrijfswagen. Deze forfaitaire regeling is wel niet combineerbaar met het bewijzen van beroepskosten (zie hoger). Als de wagen niet wordt gebruikt voor woon-werkverplaatsingen blijft het minimum van 5000 km gelden (ze betreffen dan de andere privé-verplaatsingen). Het belastbare bedrag kan echter worden verminderd met de bijdragen die de werknemer – ook op kilometerbasis - levert voor het gebruik van de bedrijfswagen. Een recent en interessant initiatief is dat, als de bedrijfswagen gebruikt wordt in het kader van door de werkgever of door een groep werkgevers georganiseerd gemeenschappelijk vervoer (zie ook hoger), de kilometers die ermee gecarpoold worden, vrijgesteld zijn van het voordeel van alle aard. Ook deze vrijstelling is niet combineerbaar met het bewijzen van beroepskosten.
3.2.
Kant werkgever
Sociale zekerheid Inzake bedrijfswagens toegekend als "voordeel van alle aard" aan werknemers (d.w.z. wagens waar privégebruik van gemaakt wordt) betalen werkgevers een solidariteitsbijdrage die recent de vorm heeft aangenomen van een CO²-taks. Deze is van toepassing op voertuigen van de categorieën M1 en N1 (personenwagens tot 9 plaatsen, en vrachtwagens onder de 3,5t), en wordt berekend op basis van de emissiegraad van de wagen (met een minimum van 21,68€/maand in 2007).
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
19
Voertuigen Benzine
Formule [(CO2-uitstoot x 9 EUR) - 768] : 12 x 120,27/114,08
Diesel
[(CO2-uitstoot x 9 EUR) - 600] : 12 x 120,27/114,08
LPG
[(CO2-uitstoot x 9 EUR) - 990] : 12 x 120,27/114,08
Elektrische /Minimumbijdrage
21,96 EUR per maand
Het is aan de werkgever om te bewijzen dat een wagen uit de bovenvermelde categorieën waarover het bedrijf beschikt géén privégebruik kent. De CO²-taks blijft gelden zelfs als de werknemer een deel van de kosten van de bedrijfswagen terugbetaalt aan de werkgever. Op vraag van met name de bouwsector is op deze regel een uitzondering gemaakt voor wagens die, onder bepaalde voorwaarden, worden gebruikt voor collectief vervoer. Type voertuig
Voorwaarden voor vrijstelling CO2-taks
N1
Chauffeur + min. 2 andere werknemers van onderneming aanwezig tijdens min. 80 % van het afgelegde traject van / naar woonplaats chauffeur + bewijs door werkgever: geen ander privégebruik. Chauffeur + min. 1 werknemer van onderneming aanwezig tijdens min. 80 % van het afgelegde traject van / naar woonplaats chauffeur + bewijs door werkgever: geen ander privé-gebruik.
N 1 met minder dan 3 plaatsen of N 1 met ruimte voor personenvervoer beperkt tot 1 zitbank of 1 rij zitplaatsen M 1 met minstens 5 en max. 8 plaatsen (zonder zetel chauffeur)
Chauffeur + Min. 3 werknemers van onderneming aanwezig tijdens min. 80 % van het afgelegde traject van en naar de woonplaats van de chauffeur. Voertuig geïdentificeerd als '"dienstig voor collectief vervoer van werknemers" + bewijs door werkgever dat er geen ander privégebruik is
Werkgevers betalen ook BTW (7,8766%) op het voordeel van alle aard dat hun werknemers via de bedrijfswagen krijgen. Aftrekbaarheid Bedrijfswagens zijn maar beperkt aftrekbaar. Vroeger was dit standaard 100% voor financieringskosten, brandstof en mobilofonie en 75% voor de andere kosten. Sinds 2007 variëren de aftrekmogelijkheden voor de andere kosten in functie van de CO2-uitstoot: CO2-uitstoot (in gram per kilometer) Diesel Benzine < 105 < 120 105 tot 115 120 tot 130 116 tot 145 131 tot 160 146 tot 175 161 tot 190 > 175 > 190
Aftrekpercentage 90 80 75 70 60
De BTW op autokosten, met uitzondering van mobilofonie, is in principe slechts 50% aftrekbaar.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
20
4. Aanschaf (propere) voertuigen Alhoewel dit niet strikt genomen onder werkgerelateerde verplaatsingen valt vermelden we toch ook de fiscaliteit van de aankoop en het bezit van een wagen. Wie over een wagen beschikt betaalt, naast accijnzen op brandstof, 2 soorten belastingen: o De belasting op inverkeerstelling: verschuldigd op elke wagen (nieuw of tweedehands) op het ogenblik dat deze in gebruik genomen wordt (op het moment dat de nummerplaat van een wagen verandert). Deze wordt berekend op basis van de cilinderinhoud van de wagen en het vermogen van de motor. o De verkeersbelasting: jaarlijks verschuldigd voor alle motorvoertuigen in België en afhankelijk van het type brandstof en de fiscale pk’s van de wagen. De laatste jaren komen er steeds meer fiscale stimuli voor de aanschaf van milieuvriendelijke voertuigen: o Bij de aanschaf van een auto die minder dan 105 gram CO2 per km uitstoot, is er een belastingvermindering van 15% op de aankoopprijs, beperkt tot een bedrag van 4270 EUR (aanslagjaar 2008); o Bij de aankoop van een auto die tussen de 105 en de 115 gram CO2 per km uitstoot, is dit slechts 3% op de aankoopprijs, beperkt tot een bedrag van 800 EUR (aanslagjaar 2008); o Er is een bijkomende belastingvermindering van 200 EUR (aanslagjaar 2008) voor motoren die standaard zijn uitgerust met een roetfilter en met een uitstoot van minder dan 130 gram CO2 per kilometer. De roetfilter mag maximaal 5 mg deeltjes per kilometer uitstoten.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
21
5. Wettelijke basis Verplaatsingsvergoedingen: - De Wet van 27/07/1962 (B.S. 31 juli 1962) die elke werkgever verplicht voor sommige werknemers (arbeiders en bedienden) een deel te betalen van de prijs van het sociaal abonnement afgeleverd door de NMBS; - De collectieve overeenkomst nr. 19 ter van 5 maart 1991 (KB van 04/06/1991) gewijzigd door de CAO nr.19 sexies van 30/03/2001 (B.S. 29 juni 2001). - De sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten indien ze een voordeel toekennen dat minstens gelijkwaardig is dan de in de Nationale Arbeidsraad bepaalde; - Koninklijk Besluit van 20 april 1999 houdende toekenning van een vergoeding voor het gebruik van de fiets aan de personeelsleden van sommige federale overheidsdiensten (B.S. 29 april 1999) van kracht sinds 1 mei 1999, gewijzigd door het Koninklijk Besluit van 3 september 2000 (B.S. 7 september 2000), van kracht voor werknemers van de overheidssector sinds 1 september 2000; - Koninklijk Besluit van 3 september 2000 tot regeling van de tegemoetkoming van de staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de federale personeelsleden (B.S. 7 september 2000), van kracht sinds 1 september 2000 voor werknemers van de overheidssector. Fiscale behandeling van verplaatsingsvergoedingen - Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB), art. 30-33bis (bezoldigingen) en art. 38 (vrijstellingen); - Art. 38, eerste lid, 14° (WIB 92) aangaande de kilometervergoeding toegekend voor verplaatsingen met de fiets tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, ingevoegd door de Wet van 8 augustus 1997 (B.S. 5 november 1997). Van toepassing met ingang van aanslagjaar 1998; - Wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting (B.S. 20 september 2001), van toepassing vanaf het boekjaar 2002, inkomsten 2001. - Bevestigingsbrief van 20 november 2002 van Minister Didier Reynders betreffende de ongewijzigde toepassing van de fietsvergoeding, als gevolg van de Wet van 10 augustus 2001; - Circulaire nr. Ci.RH.241/550.265 (AOIF 20/2002) dd. 18.07.2002 aangaande de vergoeding voor reiskosten voor woon-werkverkeer en de vrijstellingen Aftrek beroepskosten: - Artikel 66 van het Wetboek van Inkomstenbelasting (WIB) 1992 over de aftrek van beroepskosten; - Wet van 10 augustus 2001 houdende hervorming van de personenbelasting (B.S. 20 september 2001), van toepassing vanaf het boekjaar 2002, inkomsten 2001 dat een artikel 66bis heeft ingevoegd in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) in verband met de beroepskosten met betrekking tot de verplaatsing tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling die anders dan met een in artikel 66, § 5, vermeld voertuig wordt gedaan; - Koninklijk Besluit van 12 mei 2004, art. 1B (B.S. 27 mei 2004) dat met ingang van aanslagjaar 2007 de kilometergrens voor het bewijzen van beroepskosten uit de wet van 10 augustus 2001 verhoogt tot 100 km enkele rit;
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
22
-
Circulaire nr. Ci.RH.241/555.223 (AOIF 19/2004) dd. 08.04.2004 over de aftrek van beroepskosten – woon-werkverkeer
Zakelijke verplaatsingen - artikel 13, vierde lid, van het KB van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor ambtenaren (B.S. 2 februari 1965) - Circulaire nr. Ci.RH.241/535.316 dd.11.09.2000 over de toepassing op andere werknemers. Bedrijfswagen en andere voordelen van alle aard: - artikel 31, tweede lid, 2° en 32, tweede lid, 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB) 92 over de voordelen van alle aard als belastbare bezoldigingen van werknemers en bedrijfsleiders; - artikel 18, § 3, punt 9, van het KB tot uitvoering van het WIB 92 (KB/WIB 92) dat de waarde van het privé-voordeel van de bedrijfswagen bepaalt; - Circulaire nr. Ci.RH.241/561.364 (AOIF 8/2004) dd. 05.02.2004 over de forfaitaire raming van voordelen van alle aard voor firmawagens. CO2-taks - Programmawet van 27 december 2004, artikel 1 (B.S. 31 december 2004) voert een artikel 38 § 2 in in de Wet betreffende de sociale zekerheid van werknemers van 29 juni 1981 (voorziet in een CO2-solidariteitsbijdrage op bedrijfswagens); - Programmawet van 20 juli 2006 (B.S. 28 juli 2006) stelt sommige bedrijfswagens vrij van de CO² -solidariteitsbijdrage door de definitie van voertuig voor «collectief vervoer van werknemers» Programmawet van 27 april 2007 (B.S., 8 mei 2007) die een progressieve verlaging van de kostenaftrek voor bedrijfswagens voorziet in functie van hun CO2-uitstoot Artikel 45 § 2 van het Wetboek van de BTW i.v.m. de BTW-aftrek. Fiscale incentives aankoop propere voertuigen - Artikel 145/28 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen, ingevoegd door de Programmawet van 9 juli 2004, hoofdstuk X (B.S. 15 juli 2004) en artikel 63/13 van het KB/WIB 92 ingevoegd door Koninklijk Besluit van 16 december 2004 inzake de belastingvermindering voor uitgaven voor de verwerving in nieuwe staat van een personenauto, auto voor dubbel gebruik of minibus met een maximale uitstoot van 115 g CO2 per kilometer (B.S. 30 december 2004); - Art. 12 van de Programmawet van 27 december 2006 (B.S. 28 december 2006), van toepassing op de uitgaven gedaan vanaf 1 januari 2007 tot 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar in hetwelk de Europese Commissie de verplichting invoert dat alle voertuigen standaard moeten worden uitgerust met een roetfilter.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
23
Deel II –Vergelijking met de situatie in de ons omringende landen: Nederland, Frankrijk, Duitsland, Engeland. 1. Nederland In Nederland bestaat er sinds 2005 geen onderscheid tussen woon-werk- en zakelijke kilometers. De werkgever kan beide soorten verplaatsingen onbelast aan 0,19€/km vergoeden, ongeacht het vervoermiddel. Vergoedingen boven de 0,19€/km worden belast. Dit systeem is van toepassing op alle vervoermiddelen. Omdat zakelijke verplaatsingen traditioneel hoger worden vergoed en woon-werkverkeer lager, is het mogelijk het volledige bedrag van woon-werk- en zakelijke vergoedingen op te tellen en te delen door alle woon-werk-en zakelijke kilometers, om het eventueel te belasten deel (boven de 0,19€/km) te bekomen. Dit heet “saldering”. Voor het openbaar vervoer bestaat de mogelijkheid af te wijken van dit principe, en de volledige kost van de vervoersbewijzen onbelast terug te betalen. Theoretisch kunnen hier ook bewijzen onder vallen die privaat (buiten woon-werkverkeer) kunnen worden gebruikt, op voorwaarde dat zakelijk gebruik aanneembaar is. Het door de werkgever gegeven abonnement of door de werkgever gratis georganiseerde collectieve vervoer geniet quasi dezelfde behandeling (volledig onbelast). Maar hier wordt er wel een beperkte fiscale bijtelling 54 tot 82 €, resp. 1ste en 2de klas) gedaan zodra er een privégebruik buiten woon-werkverkeer is. Indien de werkgever geen of een niet kostendekkende vergoeding geeft, dan kan de werknemer opteren voor de “reisaftrek” op de inkomstenbelasting vanaf een woon-werkafstand van meer dan 10 km. Deze reisaftrek is forfaitair bepaald (bvb. 1101 € voor een reisafstand tussen 30 en 40 km). Betreffende gebruik van de eigen auto worden parkeer-, veer- en tolgelden beschouwd als gedekt door de 0,19€/km. Uitzondering is de parkeerplaats verstrekt bij het werk of de cliënt (terugbetalingen of betaalkaarten komen niet voor de uitzondering in aanmerking). Worden deze bovenop vergoed, dat wordt dit belast in hoofde van de werkgever. In geval van carpooling blijft de regeling van de onbelaste 0,19€/km (dus ook voor dienstverplaatsingen) van kracht. Maar er zijn meer beperkingen naarmate de werkgever er meer bij betrokken is (in tegenstelling tot Vlaanderen waar het net andersom is): omwegen in woon-werkverkeer of carpoolen met de wagen van de zaak kunnen als dienstkilometers worden vergoed, maar alleen bij de chauffeur. Ook voor de bedrijfswagen is er – in tegenstelling tot België – geen onderscheid tussen woonwerk- en zakelijke kilometers: deze zijn onbelast. Wel belast als loon in natura worden de privékilometers buiten woon-werkverkeer, sinds 2006 net als bij ons in de loonbelasting. De methode om het voordeel te berekenen verschilt wel van het Belgische systeem: 22% van de cataloguswaarde, tenzij er niet meer dan 500 km privé worden gereden. Voor dit laatste is een kilometeradministratie vereist. Het belastbare bedrag kan wel net als bij ons verminderd worden met de werknemersbijdrage voor privékilometers. Er zijn ook enkele uitzonderingen voorzien, die voornamelijk betrekking hebben op poolcars of echte bedrijfsvoertuigen, die niet of om bedrijfsredenen gebruikt worden voor privékilometers.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
24
De kosten en de BTW van bedrijfswagens zijn volledig aftrekbaar, maar met een correctie in geval van privégebruik. In geval van een bedrijfswagen kan de werkgever wel onbelast parkeerkosten vergoeden, zelfs aan de thuiskant. Voor de bedrijfsmoto of –scooter geldt dezelfde regeling als voor de bedrijfswagens, maar hier wordt het privé-voordeel bepaald op basis van het aantal kilometers en de kost per km. Tenslotte kent Nederland interessante voorwaarden voor het ter beschikking stellen van een fiets van de zaak. Als de fiets eigendom van de zaak blijft wordt er geen privévoordeel aangerekend. De fiets die als cadeau wordt gegeven en eigendom wordt van de werknemer, geeft aanleiding tot slechts een éénmalige fiscale bijtelling van 68 €. Voorwaarden zijn wel: - dat de fiets een maximale cataloguswaarde heeft van 749€; - dat het systeem slechts éénmaal om de drie jaar wordt toegepast; - dat de fiets (meer dan de helft van de werkdagen) in het woon-werkverkeer wordt gebruikt. Daarenboven mag de werkgever een gratis fietsverzekering voor 3 jaar geven en een bedrag van 250€ voor onderhoud, reparatie en (bepaalde, met het woon-werkverkeer associeerbare) accessoires. Het geven van én een abonnement én een fiets van de zaak kan gecombineerd worden, maar niet voor hetzelfde traject. Tenslotte kent Nederland ook regelingen voor het vermijden of verkorten van verplaatsingen: - een vrijstelling van max. 1815 € voor het inrichten van een telewerkruimte thuis; - een onbelaste verhuiskostenregeling gelijk aan de verhuiskosten + 12% van het jaarloon (met een max. van 5445€). ** Evaluatie van het Nederlandse systeem: Te onthouden pluspunten uit de Nederlandse regeling zijn: - het forfaitaire bedrag van 0,19€/km dat een elementaire vorm van “mobiliteitsbudget” betreft (bij die bedrijven waar het wordt toegepast) en administratief eenvoudig is. De werknemer die kiest voor goedkopere vervoermiddelen (openbaar vervoer, kostendelend carpoolen) , voor woon-werk- of zakelijk verkeer, zal winnen met het systeem, de individuele autogebruiker legt waarschijnlijk geld bij; - de (onder voorwaarden) beperkt belaste fiets van de zaak; - De expliciete mogelijkheid om een ook privaat (buiten woon-werkverkeer) bruikbaar openbaar vervoerabonnement fiscaal voordelig terug te betalen is een stap in de richting van een alternatief voor de bedrijfswagen. Verder is het Nederlandse systeem eigenlijk minder interessant in het kader van de promotie van duurzame mobiliteit dan het Belgische wegens: - de mogelijkheid om een hoge onbelaste vergoeding voor autoverplaatsingen in woonwerkverkeer te geven; - het feit dat de werkgever, door het salderingssysteem, nog altijd verschillende vergoedingen kan toepassen voor verschillende verplaatsingen of verschillende modi. - Het feit dat carpoolen minder interessant wordt naarmate de werkgever carpooling organiseert haalt ook de mobiliteitsbudget-werking deels onderuit.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
25
-
-
de regeling voor de bedrijfswagen waar woon-werkverkeer dezelfde behandeling als zakelijk verkeer krijgt. Dit stimuleert niet echt om de bedrijfswagen thuis te laten en het openbaar vervoer te nemen naar het werk. de belasting van de bedrijfswagen op basis van de cataloguswaarde heeft ook als nadeel dat beperking van het aantal kilometers niet wordt gestimuleerd. Theoretisch is er ook een achterpoortje aanwezig hier: werkgevers én werknemers worden gestimuleerd om te bewijzen dat er niet meer dan 500 km private kilometers worden gereden.
2. Duitsland Duitsland kent geen expliciete fiscale vrijstellingen voor woonwerkverplaatsingsvergoedingen. Ze worden dus in principe beschouwd als belastbaar inkomen zowel voor werknemer als werkgever (sociale lasten). Er is wel een vrijstelling van 44€ op voordelen in natura (van gelijk welke aard). Verder is er een gereduceerd belastingstarief van 15% op “Jobtickets” die werkgevers aanbieden aan hun werknemers: bulkabonnementen voor groepen werknemers aan verlaagd tarief. Het geven van een gratis parking bij het werk is daarentegen niet belast. Wel zijn kosten voor woon-werkverkeer fiscaal aftrekbaar, maar slechts vanaf een woonwerkafstand van 21 km, aan 0,30€ per km enkele rit (zelfde tarief dus als in België), ongeacht het vervoermiddel. Er is wel een maximumbedrag van 4500€ per jaar voor openbaar vervoerbewijzen. En door de afstanden is deze aftrekbaarheid ook niet relevant voor fietsers en voetgangers. Alle terugbetalingen betreffende woon-werkverkeer zijn wel aftrekbaar aan de kant van de werkgever. Op het aanbieden van bedrijfswagens voor persoonlijk gebruik van werknemers geldt een fiscale bijtelling van 1% van de aankoopprijs per maand (dus 12% op jaarbasis). Aan de kant van de werkgever geldt daarentegen volledige recupereerbaarheid van BTW en aftrek van kosten. Het krijgen van een fiets of een “gegarandeerde thuisrit” (per taxi bvb.) is volledig belastbaar. Dienstverplaatsingen met de eigen wagen worden vergoed volgens een fiscaal onbelastbaar maximumtarief. Voor dienstverplaatsingen met andere verplaatsingswijzen kunnen kosten worden terugbetaald zoals bij ons. Er zijn bepaalde belasting- en accijnsverminderingen voor groenere voertuigen, maar niet specifiek werkgerelateerd. ** Evaluatie van het Duitse systeem: Het Duitse systeem is in de grote lijnen sterk vergelijkbaar met het vroegere Belgische, dus zonder de aanpassingen ter bevordering van de duurzame mobiliteit die België nu kent (fietsvergoeding, vrijstellingsregeling). de aanpassingen voor de fiscale aanpassingen van 2002. Het is een systeem waarbij autogebruik in feite wordt gepromoot (hoe meer autokilometers, hoe hoger het fiscale voordeel).
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
26
3. Verenigd Koninkrijk In het VK zijn er vrijstellingen voorzien wanneer de werkgever tussenkomt in de verplaatsingen woon-werk: - op door de werkgever ter beschikking gesteld vervoer of gesubsidieerd openbaar vervoer (“work buses”) van huis naar het werk, tussen werkplaatsen en tussen werkplaatsen en (op minder dan 10 mijl gelegen) faciliteiten (wanneer de werkplaats buiten het centrum ligt). - Op het ter beschikking stellen (niet geven) van een fiets en accessoires aan de werknemer, op voorwaarde dat deze mogelijkheid voor iedereen toegankelijk is en de fiets hoofdzakelijk (niet exclusief) gebruikt wordt voor het soort verplaatsingen vermeld bij “work buses”. - Voor het geven van gratis maaltijden en dranken tijdens “cycle to work” dagen; - Voor een aantal specifieke uitzonderlijke gevallen zoals het geven van een gegarandeerde thuisrit in noodgevallen. Elke andere financiële tussenkomst in de woon-werkverplaatsing is belast al loon. Bedrijfswagens die ook voor privégebruik kunnen dienen worden belast volgens cataloguswaarde vermenigvuldigd met een percentage in functie van de CO2-emissie, vermeerderd met een bijkomende belasting op gratis tanken. De BTW op bedrijfswagens is slechts voor 50% aftrekbaar. Als werknemers andere werknemers vervoeren (carpooling), dan is de bijdrage van de passagiers vrij van belasting tot 5 pence/passagier/km. Voor zakelijke verplaatsingen met een eigen voertuig (auto, moto of fiets!) kan er een belastingvrije vergoeding worden gegeven in functie van de hoeveelheid kilometer per jaar, als volgt (in £) Auto Moto Fiets
Eerste 10 000 dienstmijl/jaar 40p 24p 20p
Elke mijl boven de 10 000 25p 24p 20p
** Evaluatie van het Britse systeem: Het Britse systeem voorziet weinig mogelijkheden voor aftrek of vrijstellingen, maar de geciteerde uitzonderingen gaan wel in de richting van de promotie van duurzamere woon-werk en zakelijke mobiliteit: - Door bij woon-werkverplaatsingen bedrijfsvervoer niet te belasten als een extra loon; - Door de CO2 uitstoot van de bedrijfswagen te nemen als norm voor de berekening van het privévoordeel en gratis brandstof zwaar te laten doorwegen bij de belasting op de bedrijfswagen; - Door de fiets op dezelfde hoogte te plaatsen als de auto in zakelijke verplaatsingen en de bijdrage voor auto en moto te verminderen als er meer mijl worden gereden.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
27
4. Frankrijk Frankrijk kent slechts sinds 2007 de wettelijke terugbetaling van het openbaar vervoerabonnement (ongeveer de helft, met een limiet van 51€/maand), en dan nog enkel voor Staatsambtenaren. Deze terugbetaling wordt echter belast als een deel van het loon. Dit heeft deels te maken met het feit dat in Frankrijk alle werkgevers (van meer dan 9 werknemers in steden van meer dan 100 000 inwoners) de zogenaamde “versement transports” betalen. Dit is een bijdrage die werkgevers aan de lokale vervoerder dienen te betalen voor de organisatie van openbaar vervoer, en wordt berekend als een % van de loonmassa. In de regio “Ile-de-France” gebeurt deze “versement transport” wel onder de vorm van een 50% bijdrage in de “Carte Orange”, het abonnement dat toegang geeft tot alle openbaar vervoer in de regio. Sinds 2007 kunnen werkgevers, met uitzondering van Staatsinstellingen, in heel Frankrijk wel een zogenaamde “chèque transport” toekennen aan hun personeel. Die is fiscaal vrijgesteld onder bepaalde voorwaarden. Voor openbaar vervoer is dat de helft van de jaarlijkse abonnementsprijs met een max. van 200€/jaar, voor tussenkomst in autokosten is dit max. beperkt tot 100 €/jaar en enkel bij bedrijven die buiten de perimeter van het stedelijk vervoer zijn gelegen of voor werknemers die er door hun uren geen gebruik van kunnen van maken. Zoals België kent Frankrijk wel de aftrek van woon-werkverplaatsingskosten. Er zijn net zoals bij ons twee regimes: - Een forfait (10% reductie van de belasting op het salaris) - Het bewijzen van kosten volgens een bedrag per kilometer in functie van de PK van de wagen, hetgeen eigenlijk aanmoedigt meer milieuvervuilende wagens te gebruiken. Voor de vergoeding van zakelijke kilometers geldt ongeveer hetzelfde systeem als in België: openbaar vervoer en taxi volledig belastingvrij vergoed, de fiets niet, de auto volgens kilometers (maar hier wordt wel ook een CO²-taks op toegepast, zie onder). Werknemers worden in Frankrijk ook belast op het gebruik van bedrijfswagens, maar volgens een ander systeem dan bij ons. Er is vooreerst een belasting op de waarde van het voertuig (bvb. 9% per jaar bij een auto die minder dan 5 jaar oud is), en daarnaast wordt de door de werkgever terugbetaalde benzine als een volledig belastbaar voordeel aangerekend. Hier kan ook een forfait worden toegepast (voordeel opgetrokken tot 12% van de waarde) of de reële brandstofkost voor de privékilometers. Frankrijk kent sinds kort ook een CO²-afhankelijke belasting op bedrijfswagens. Voor nieuwe wagens is deze als volgt (oude wagens werden/worden volgens PK belast). CO²-emissie in g/km Tot 100 101 tot 120 121 tot 140 141 tot 160 161 tot 200 201 tot 250 Boven 250
Tarief per gram uitstoot (EUR) 2 4 5 10 15 17 19
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
28
Bovenstaande taks is zelfs van toepassing op kilometervergoedingen wordt echter afhankelijk gemaakt van de door het bedrijf terugbetaalde kilometers. Aantal kilometers terugbetaald Van 0 tot 15 000 15 001 à 25 000 25 001 à 35 000 35 001 à 45 000 Boven 45 001
% van de taks die men moet betalen 0% 25 % 50 % 75 % 100 %
Aan administraties wordt opgelegd dat nieuwe wagens in de vloot max. 140g CO² per kilometer mogen uitstoten, tenzij wanneer het gaat om specifieke behoeften. Tenslotte is de BTW op bedrijfswagens (als het personenwagens zijn) niet aftrekbaar. ** Evaluatie van het Franse systeem: Aangaande de tussenkomst van de werkgever in de woon-werkverplaatsingen van werknemers en de aftrekmogelijkheden is het Franse systeem minder duurzaam dan het Belgische. Een interessant aspect is misschien wel het doorrekenen van door de werkgever terugbetaalde zakenkilometers in de CO² belasting op het bedrijfswagenpark. Op zich is het ook interessant dat benzine als een voordeel van alle aard wordt doorgerekend aan de werknemer bovenop een vaste belasting voor het gebruik van een bedrijfswagen. Maar wat dit laatste betreft kan men veronderstellen dat het ook hier moeilijk is een onderscheid te maken tussen de echte private en de zakelijke kilometers.
5. Vergelijking België-omringende landen. De Belgische situatie voorziet al een heleboel mogelijkheden voor werkgevers om “duurzame mobiliteit” van hun werknemers te belonen. Voor het openbaar vervoer bestond dit al lang. Sinds 1998 is de fietsvergoeding in het leven geroepen. Sinds 2002 wordt door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer, waaronder carpooling, fiscaal interessant. In datzelfde jaar werden gebruikers van duurzame mobiliteit in staat gesteld net als autobestuurders hun kosten te bewijzen. Toch zijn er enkele punten die zeker voor verbetering vatbaar zijn: Woon-werkverkeer, werknemers – algemeen: o Voor de werknemer die zich “duurzaam” verplaatst is het systeem waarbij moet gekozen worden tussen de vrijstelling op de verplaatsingsvergoeding en het bewijzen van beroepskosten heel ingewikkeld.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
29
Woon-werkverkeer, werknemers die opteren voor de forfaitaire aftrek van beroepskosten: o De lage kost van een abonnement van De Lijn zorgt ervoor dat bus- en tramgebruikers vaak een lagere verplaatsingsvergoeding krijgen van hun werkgever dan autogebruikers. Dit is omwille van de CAO’s die bepalen dat een bepaald % van het abonnement wordt terugbetaald, terwijl dit voor autogebruikers op basis van het treinabonnement wordt berekend; o De regeling die toelaat aan carpoolers om een fiscale vrijstelling te bekomen onder de noemer “door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer” is onvoldoende helder opgesteld en nauwelijks gecommuniceerd door de fiscale administraties. Er zou best ook een harmonisatie gebeuren met de term “collectief vervoer” die gebruikt wordt voor vrijstellingen op de CO²-taks; o De bedrijfsfiets wordt nog steeds volledig belast van zodra er privégebruik is (met uitzondering van de algemene 160 € vrijstelling). Woon-werkverkeer, werknemers die een fietsvergoeding krijgen: o De fietsvergoeding is niet altijd een beter alternatief dan de klassieke terugbetaling van de woon-werkverplaatsing. Onder de ongeveer 2,5 km enkele rit is ze eigenlijk minder interessant dan het sociaal abonnement, dat dan ook volledig fiscaal is vrijgesteld (gezien de minimumvrijstelling van 160€/jaar). Zakelijk verkeer: o er is geen regeling voor terugbetaling van dienstverplaatsingen met de fiets. Bedrijfswagen versus alternatieven: o Wat de bedrijfswagen betreft, kan betreurd worden dat er sinds de invoering van de forfaitaire regeling voor de berekening van het privévoordeel (enkel op basis van woon-werkafstand) en de CO² taks (niet meer, zoals de vroegere solidariteitsbijdrage, berekend op het privégebruik door de werknemer) geen mechanisme meer is dat het hoog (privé)gebruik afstraft; o De bedrijfsfiets wordt nog steeds volledig belast van zodra er privégebruik is (met uitzondering van de algemene 160 € vrijstelling); o Werknemers die volledig fiscaal vrijgestelde netabonnementen krijgen van hun werkgever hebben een voordeel dat al meer in de buurt komt van dat van de bedrijfswagen: zij krijgen mobiliteit voor privé-, woon-werk- en zakelijke verplaatsingen. Er dient opgehelderd te worden wat de fiscale behandeling is van een gratis spoorwegnetabonnement toegekend door de werkgever.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
30
Men kan niet echt beweren dat ons fiscaal systeem i.v.m. werkgerelateerde verplaatsingen minder duurzaam is dan dat van de ons omringende landen. Vooral Duitsland staat minder ver in de “verduurzaming” van de fiscaliteit op dit terrein. Interessante initiatieven uit de ons omringende landen zijn wel: Woon-werkverkeer: o De Nederlandse regeling om zakelijke en woon-werkverplaatsingen fiscaal als één geheel te behandelen, waardoor een soort “mobiliteitsbudget” ontstaat (alhoewel deze regeling niet noodzakelijk tot verduurzaming hoeft te leiden). Zakelijke verplaatsingen: o In het VK kan de werkgever het gebruik van de fiets vergoeden voor dienstverplaatsingen; o In het VK en Frankrijk wordt naast de bedrijfswagen ook het terugbetalen van (veel) zakelijke kilometers met de privéwagen fiscaal afgestraft. Bedrijfswagen versus. alternatieven: o Zowel Frankrijk als het VK verhogen de belasting van de bedrijfswagen in functie van de CO²-uitstoot én het al dan niet geven van gratis brandstof aan de werknemer; o De fiets en het (privé bruikbaar) openbaar vervoerabonnement “van de zaak” in Nederland.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
31
Deel III – Verbetervoorstellen 1. Woon-werkverkeer 1.1. Stand van zaken Fiscaal kader Multimodaliteit in het woon-werkverkeer wordt reeds fiscaal gestimuleerd. Als we enkel spreken over woon-werkverkeer voor werknemers die niet over een bedrijfswagen beschikken (de meerderheid van de werknemers), dan heeft de fiscale hervorming van 2001 reeds gezorgd voor een soort van “mobiliteitsbudget”. Het is namelijk zo dat de meeste CAO’s minstens een gelijke terugbetaling voorzien door de werkgever van autosolisten en gebruikers van andere vervoerswijzen. (Het alleszins zo dat automobilisten zelden meer wordt terugbetaald, en vaak -bij overheden- zelfs niet). Bij een gelijke terugbetaling hebben de gebruikers van openbaar en collectief (door de werkgever georganiseerd) vervoer een groter financieel/fiscaal voordeel: •
Voor werknemers die kiezen voor het forfaitair stelsel voor de aftrek van beroepskosten: Werknemers die kiezen voor alternatieven voor de auto hebben hogere vrijstellingen op de woon-werkverplaatsingsvergoeding die ze krijgen van de werkgever. De mogelijkheid van multimodaliteit (trein + bus/tram, trein/bus + fiets, trein + treinparking, ...) is hierbij expliciet voorzien in het fiscale systeem door de mogelijkheid vrijstellingen voor verschillende verplaatsingswijzen te combineren.
•
Voor werknemers die hun beroepskosten wensen te bewijzen: Door het gelijkstellen van alle vervoermiddelen in het systeem van “bewijzen van beroepskosten” wordt autogebruik in het woon-werkverkeer (vooral op hoge afstanden) niet meer gepromoot ten nadele van de alternatieven (al gelden voor deze laatste nog een limiet van 100 km enkele woon-werkrit). Integendeel, de automobilist kan zelden zijn gehele kost aftrekken vermits het kilometertarief “maar” 0,15€/km is, terwijl collectief en openbaar vervoergebruikers hiermee hun kost meestal ruim gedekt zien.
•
Voor werknemers die een specifieke fietsvergoeding krijgen: De fietsvergoeding wordt niet belast tot 0,15€/km, wat vaak betekent dat de gehele kostprijs van een fiets onbelast door de werkgever wordt terugbetaald, tenminste als deze een fietsvergoeding voorziet. Deze fietsvergoeding kan bovendien met een vrijgestelde vergoeding voor andere vervoermiddelen worden gecombineerd als het gaat over voor- of natransport, en eveneens met het bewijzen van beroepskosten!
•
Voor werkgevers is er geen fiscaal nadeel aangezien alle terugbetalingen van woonwerkverplaatsingen en de fietsvergoeding tot 0,15€/km zowel vrij van RSZ als aftrekbaar zijn. Meer zelfs, als werkgevers collectief vervoer organiseren dan zijn de operationele kosten daarvan voor 120% aftrekbaar!
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
32
Organisatorisch kader Voor de organisatie van het woon-werkverkeer met alternatieve vervoersmiddelen bestaat al van oudsher een gemakkelijk organisatorisch kader: de verplichte terugbetaling van het treinabonnement door de werkgever via het loon, later uitgebreid naar het openbaar vervoer in bredere zin en in de meeste sectoren via CAO eveneens naar autogebruikers. Daarbij zijn de laatste jaren de derdebetalersregelingen gekomen die de administratieve stappen voor werkgever en werknemer nog verminderen.
1.2. Opinie van de ondervraagde bedrijven •
• •
•
•
De geïnterviewde bedrijven, die toch allen redelijk veel bedrijfswagens voorzien, geven ook bijna allemaal (aan het personeel zonder bedrijfswagen) een hogere terugbetaling van het openbaar vervoer. De helft geeft een fietsvergoeding; 4 bedrijven voorzien multimodale systemen, waarvan 2 pendelfiets + trein, 1 parking + trein en 1 bus + trein; Het fiscale kader wordt bij de helft van de bedrijven als bijzonder zwaar ervaren. Het fiscaal voordeel voor carpoolers wordt bij één bedrijf (met nochtans veel carpoolers) niet toegepast omwille van de verwachte administratieve last; Verbeteringsmaatregelen die het hoogst scoren bij de ondervraagde bedrijven zijn: o De veralgemeende invoering van een 100% terugbetaling van het openbaar vervoerabonnement o Het vereenvoudigen van de fiscaliteit o Fiscale voordelen voor carpoolers vereenvoudigen of verbeteren; Vaak werd gehoord dat men een sensibiliserend en geen bestraffend beleid moet invoeren, en dat de overheid de administratieve last voor de bedrijven moet beperken.
1.3. Verbetervoorstellen Fiscaal kader •
Voor werknemers, algemeen:
Voor de werknemer die zich “duurzaam” verplaatst is het systeem waarbij moet gekozen worden tussen het bewijzen van beroepskosten enerzijds en anderzijds het forfaitair stelsel voor beroepskosten gecombineerd met een vrijstelling op de verplaatsingsvergoeding heel ingewikkeld. Ofwel dient het systeem vereenvoudigd, ofwel kan de overheid misschien een eenvoudig beslissingsondersteunend systeem opstellen. Een eerste stap naar vereenvoudiging kan zijn om de limiet van 100 km voor het bewijzen van beroepskosten te laten vallen. •
Voor werknemers die kiezen voor het forfaitair stelsel van beroepskosten:
De regeling die toelaat aan carpoolers om een fiscale vrijstelling te verkrijgen onder de noemer “door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer” is onvoldoende helder opgesteld en nauwelijks gecommuniceerd door de fiscale administraties.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
33
•
Voor werknemers die een specifieke fietsvergoeding krijgen:
Het bedrag van de onbelaste fietsvergoeding zou moeten aangepast worden. Aan 0,15€/km is de fietsvergoeding niet altijd een beter alternatief dan de klassieke terugbetaling van de woonwerkverplaatsing. Onder de ongeveer 2,5 km enkele rit is ze zelfs minder interessant, en is er ook geen verschil in fiscale behandeling: Vb. Bij een woon-werkafstand van 2 km (4 km /dag aan 0,15€) en 220 werkdagen bedraagt de fietsvergoeding jaarlijks 132 €. De klassieke woon-werkbijdrage van de werkgever is dan 139€. Er is dus geen financieel voordeel. En omwille van de minimale vrijstelling van 160 € (forfaitair stelstel beroepskosten) is er ook geen fiscaal voordeel. •
Voor werkgevers
geldt eveneens dat de regeling om werknemers toe te laten tot het systeem van “door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer” te ingewikkeld is. Er zou best ook een harmonisatie gebeuren met de term “collectief vervoer” die in een andere betekenis gebruikt wordt voor vrijstellingen op de CO²-taks voor bedrijfswagens (zie verder). Organisatorisch kader Zoals gezegd bevoordeelt het fiscale kader nu reeds in vele gevallen de gebruikers van duurzame vervoermiddelen in het woon-werkverkeer zonder dat er iets moet veranderen. Maar voor “door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer” (met name carpooling) moet de werkgever vaak nog overtuigd worden om in dit voor de werknemer fiscaal interessante systeem te stappen. Want ondanks het feit dat het systeem fiscaal neutraal is voor de werkgever, heeft deze laatste hier toch een controleverantwoordelijkheid. Zoals boven gezegd is het fiscale kader voor de individuele werknemer sowieso moeilijk. Hier kan de overheid een promotionele (systeem kenbaar maken) en faciliterende (advies geven) rol spelen. Om echt de duurzame opties te promoten is het beter dat werkgevers nog verder gaan en extra financiële stimuli invoeren, waardoor de fiscale voordelen voor gebruikers van duurzame vervoerswijzen ten volle tot hun recht komen: • invoeren van de belastingvrije fietsvergoeding (nu nog door een minderheid van de bedrijven toegepast); • volledige terugbetaling van het openbaar vervoer (volledig vrijgesteld als men zijn beroepskosten niet bewijst); • verhogen van financiële bijdragen voor carpoolers (vrijgesteld tot de waarde van een eerste klas treinabonnement als men zijn beroepskosten niet bewijst). Een specifieke situatie is deze waarbij de lage kost van een abonnement van De Lijn ervoor zorgt dat bus- en tramgebruikers een lagere verplaatsingsvergoeding krijgen van hun werkgever dan autogebruikers. Dit is omwille van de CAO’s die bepalen dat een bepaald % van het abonnement wordt terugbetaald, terwijl deze voor autogebruikers op basis van het treinabonnement wordt berekend. Een abonnee van De Lijn zou minstens een even hoge verplaatsingsvergoeding moeten krijgen dan een automobilist met dezelfde woon-werkafstand.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
34
Het veralgemenen van de fietsvergoeding en de volledige terugbetaling van het openbaar vervoer worden door steeds meer bedrijven nu de facto toegepast. Samen met de correctie wat betreft de terugbetaling van goedkope abonnementen zouden deze kunnen veralgemeend worden bij komende CAO-onderhandelingen. Een belangrijk argument daarbij is dat een gebruiker van de fiets of het openbaar vervoer geen parkingkost genereert.
1.4. Voorbeelden Uit bijgaande voorbeelden kan men afleiden (vergelijk de eerste met de tweede bladzijde) dat een werkgever geen (zware) extra kosten heeft door het sterker vergoeden van de multimodaliteit of het invoeren van een “regeling collectief vervoer” voor carpoolers. Bovendien worden kosten uitgespaard van parkeerplaatsen (hier gerekend op 1000€, in een stedelijke omgeving loopt dit soms tot 2000 € per jaar op). Bovenop de vermindering van de kosten wordt voor de werknemer een belangrijk belastingvoordeel gerealiseerd.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
35
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: enkel woon-werkverkeer Woon-werkafst 50 km
Klassieke situatie Eigen (zuinige) auto
Openbaar vervoer (NMBS voor 50 en 20 km, De Lijn bij 5 km)
Carpooling met 2 (om beurten rijden)
Fiets
Kost verplaatsing Vergoeding soc. abonn. Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op Kost verplaatsing Vergoeding soc. abonn. Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op Kost verplaatsing Vergoeding soc. abonn. Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op Kost verplaatsing (max.) Vergoeding soc. abonn. Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op
Woon-werkafst 20 km
Woon-werkafst 5 km
Auto: 35 000 km/jaar (0,28 €/km) Auto: 20 000 km/jaar (0,41 €/km) Auto: 10 000 km/jaar (0,72 €/km) waarvan 22000 woon-werkvekeer waarvan 8800 woon-werkverkeer waarvan 2200 woon-werkverkeer Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever 6160 3608 1584 -776 776 -387 387 -193 193 0 1000 0 1000 1000 5384 1776 3221 1387 1391 1193 2862 2862 2862 3300 1320 330 438 geen geen 160 160 338 0 227 0 33 0 1258 676 211 -776 776 -387 387 -193 193 0 0 0 0 0 482 776 289 387 18 193 2862 2862 2862 3300 1320 330 vrijstell. hoger: geen geen 776 387 160 0 0 0 0 33 0 3080 1804 792 -776 776 -387 387 -193 193 0 500 0 500 500 2304 1276 1417 887 599 693 2862 2862 2862 3300 1320 330 438 geen geen 160 160 338 0 227 0 33 0 200 -193 189
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
7 2862 330 geen 160 33
36
189
0
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: enkel woon-werkverkeer Woon-werkafst 50 km
Verhoogde bijdragen voor alternatieven Eigen (zuinige) auto
Kost verplaatsing Vergoeding soc. abonn. Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op Openbaar vervoer Kost verplaatsing (NMBS voor 50 en 20 km, Vergoeding soc. abonn. De Lijn bij 5 km) Parkeerplaats 100% terugbetaling Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op Carpooling met 2 Kost verplaatsing Regeling Vergoeding soc. abonn. collectief vervoer Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op Fiets Kost verplaatsing (max.) Fietsvergoeding 0,15€/km Vergoeding Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op
Woon-werkafst 20 km
Woon-werkafst 5 km
Auto: 35 000 km/jaar (0,28 €/km) Auto: 20 000 km/jaar (0,41 €/km) Auto: 10 000 km/jaar (0,72 €/km) waarvan 22000 woon-werkvekeer waarvan 8800 woon-werkverkeer waarvan 2200 woon-werkverkeer Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever 6160 3608 1584 -776 776 -387 387 -193 193 0 1000 0 1000 1000 5384 1776 3221 1387 1391 1193 2862 2862 2862 3300 1320 330 438 geen geen 160 160 338 0 227 0 33 0 1258 676 211 -1258 1258 -676 676 -211 211 0 0 0 0 0 0 1258 0 676 0 211 2862 2862 2862 3300 1320 330 vrijstelling hoger: geen geen 1258 676 211 0 0 0 0 0 0 3080 1804 792 -776 776 -387 387 -193 193 0 500 0 500 500 2304 1276 1417 887 599 693 2862 2862 2862 3300 1320 330 vrijstelling hoger: geen geen 776 387 193 0 0 0 0 0 0 200 -330 330
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
-130 2862 330 geen 330 0
37
330
0
2. Zakelijk verkeer 2.1. Stand van zaken Fiscaal kader Ook in het zakelijke verkeer wordt multimodaliteit reeds financieel/fiscaal gestimuleerd. •
Kant werknemer
Als we het zakelijke verkeer bekijken bij werknemers die niet beschikken over een bedrijfswagen, dan is vooral het gebruik van de privéwagen voor dienstverplaatsingen problematisch in het licht van de duurzame mobiliteit. Dit stimuleert trouwens ook het gebruik van de wagen voor het woon-werkverkeer! Voor de werknemer is er geen enkele fiscale last op terugbetalingen van zakelijke verplaatsingen door de werkgever. Het wettelijke (onbelaste) tarief van bijna 0,30€/km is een interessante inkomst voor de werknemer: hulp bij de afbetaling van de wagen in het geval van een dure of nieuwe wagen, een extra inkomst in het geval van een goedkope wagen. •
Kant werkgever
Voor de werkgever is het nu al financieel aantrekkelijker om werknemers aan te sporen alternatieven te gebruiken voor zakelijke verplaatsingen: • Kosten voor (terugbetalen van) het gebruik van de auto in het zakelijke verkeer zijn beperkt aftrekbaar, in tegenstelling tot deze voor het gebruik van openbaar vervoer of de fiets (100% aftrekbaar). • Poolwagens (die niet door de werknemer mogen meegenomen worden naar huis) zijn niet onderhevig aan de CO2-taks. Organisatorisch kader De redenen waarom bedrijven kiezen voor de (terugbetaling van de) wagen voor zakelijke verplaatsingen zijn: • De beschikbaarheid van de privéwagen van de medewerker, terwijl een poolwagensysteem toch een extra inspanning vraagt van de werkgever; • De (soms vermeende) hogere efficiëntie van de wagen in relatie tot fiets of openbaar vervoer; • Het automatisme waarbij niet aan alternatieven wordt gedacht; • Administratief is het vaak makkelijker een kilometervergoeding te geven aan een werknemer dan een openbaar vervoerticket (terug te betalen). Nochtans zijn er verschillende producten beschikbaar die het mogelijk maken efficiënt zakelijke verplaatsingen te organiseren met alternatieven voor de (privé)auto: • Voor de trein: railpassen; • Voor De Lijn/MIVB: rittenkaarten, doorgeefabonnement; • Cambio (enkel in de grote centra); • Huurfietsen (aan stations); • Taxi;
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
38
• Huurwagens; • Poolwagens. Het probleem is dat men, om echt voor alle zakelijke behoeften een oplossing te vinden, bij verschillende aanbieders terecht moet.
2.2. Opinie van de ondervraagde bedrijven •
• •
Bij de geïnterviewde bedrijven zijn er vaak mogelijkheden voorzien om dienstverplaatsingen met alternatieven te doen, maar het gaat bijna altijd om verre verplaatsingen en de terugbetaling van de trein. Daarbij wordt zelden gebruikt gemaakt van railpassen; Slechts 1 bedrijf voorziet echte regels voor dienstverplaatsingen (vb. buitenland: automatisch trein!); In verband met de organisatie van zakelijke verplaatsingen verwacht men van de vervoersaanbieders goede producten en zo weinig mogelijk administratieve last.
2.3. Verbetervoorstellen Fiscaal kader Het zwaarder belasten van zakelijke kilometers met de privéwagen, zoals in het VK of Frankrijk, dreigt op weerstand van bedrijven en werknemers te stuiten, temeer omdat bedrijven met een meer perifere ligging of een hogere behoefte aan zakelijke verplaatsingen dan sterk benadeeld worden. Fiscaal zouden eventueel bijkomende stimuli kunnen worden voorzien om werkgevers te overtuigen meer te opteren voor duurzame vervoermiddelen voor zakelijke verplaatsingen. Mogelijkheden zijn hier: • De mogelijkheid creëren om de fietsvergoeding ook voor zakelijke verplaatsingen in te voeren (in het Verenigd Koninkrijk bestaat deze mogelijkheid); • Privévoordelen geven aan werknemers die hun zakelijke verplaatsingen meer met duurzame vervoermiddelen invullen en op die manier kosten uitsparen (zie onder 3: het systeem van mobiliteitsbudget kan ook toegepast worden op mensen die normaal geen aanspraak maken op een bedrijfswagen). Organisatorisch kader Bedrijven kunnen gestimuleerd worden om het automatisme te doorbreken bij de organisatie van zakelijke verplaatsingen, waarbij de auto als een logische optie naar voor komt. De voornaamste argumenten daarbij zijn financieel en organisatorisch. Wat kan de overheid doen? • bedrijven helpen om kostenvergelijkingen te maken, bijvoorbeeld tussen het inzetten van poolwagens en vergoeding van autokilometers met de privéwagen; • betere producten ontwikkelen voor het maken van zakelijke verplaatsingen zonder gebruik te maken van de privéwagen. Een oplossing voor het probleem van de verschillende aanbieders wordt geboden door met het “mobiliteitsbudget” waarbij men met één contract al deze opties kan verwerven en ze ook op één factuur worden verrekend (zie onder 3.).
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
39
2.4. Voorbeelden Bijgaande voorbeelden tonen aan welk budget men kan realiseren door zakelijke verplaatsingen met de privéwagen te vermijden en zo meteen ook de woon-werkverplaatsing met de auto te voorkomen.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
40
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: zakelijke verplaatsingen Woon-werkafst 50 km
Klassieke situatie
Eigen (zuinige wagen) Kost woon-werkverplaatsing woon-werkverplaatsing Kost zakelijke km en zakelijke verplaatsingen Vergoeding soc. abonn. Vergoeding zak. kilometers Parkeerplaats Totale kost Forfait beroepskosten Bewijzen beroepskosten Voordeel bewijzen beroepskost Vrijstelling Belasting op autovergoeding
Uitschakelen privéwagen woon-werk + zak. verpl. OV voor woon-werk volledige terugbetaling budget voor zakelijke verplaatsingen
Woon-werkafst 20 km
Auto: 35 000 km/jaar (0,28 €/km) waarvan 22000 woon-werkverkeer en 3000 km zakelijk Werknemer Werkgever 6160 840 -776 776 -882 882 0 1000 5342 2658 2862 3300 438 338 22000 km woon-werkverkeer
Auto: 20 000 km/jaar (0,41 €/km) waarvan 8800 woon-werkverkeer en 3000 km zakelijk Werknemer Werkgever 3608 1230 -387 387 -882 882 0 1000 3569 2269 2862 1320 geen 160 154,35 227 154,35 8800 km woon-werkverkeer
Woon-werkafst 5 km Auto: 10 000 km/jaar (0,72 €/km) waarvan 2200 woon-werkverkeer en 3000 km zakelijk Werknemer Werkgever 1584 2160 -193 193 -882 882 0 1000 2669 2075 2862 330 geen 160 33 154,35 2200 km woon-werkverkeer
en 3000 km zakelijk en 3000 km zakelijk en 3000 km zakelijk Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Kost verplaatsing 1258 676 211 Vergoeding soc. abonn. -1258 1258 -676 676 -211 211 Parkeerplaats 0 0 0 0 0 0 Budget zakelijke verplaatsingen (1) 1400 1593 1864 Totale kost zoals voorheen 0 2658 0 2269 0 2075 Forfait beroepskosten 2862 2862 2862 Bewijzen beroepskosten 3300 1320 330 Voordeel bewijzen beroepskost geen geen geen Vrijstelling 1258 676 211 Belasting op taxi (2) 0 87,5 0 87,5 0 87,5 (1) vb. mogelijke toepassingen 30 ritten H/T trein 426 (6 railpassen) 10 taxiritten à 50 € 500 in huidige fiscale contekst abo. De Lijn 211 (2) opgelet: beperkt aftrekbaar dienstfiets/ fietsvergoeding 300 Totaal 1437
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
41
3. Mobifisc vs. de logica van de (bedrijfs)auto De (aan een werknemer persoonlijk toegewezen) bedrijfswagen zien we –zonder onderbreking- zowel in het woon-werkverkeer, het zakelijk verkeer als in privéverplaatsingen die met het werk niets te maken hebben. Hier proberen we alternatieven te vinden voor de bedrijfswagen, voor zover deze laatste een bedreiging vormt voor de duurzame mobiliteit.
3.1. Stand van zaken Fiscaal kader In de relatie tussen werkgever en werknemer wordt de keuze voor de auto steeds vaker vertaald in “bedrijfswagen”. Dat heeft vooral te maken met de loonpolitiek. De bedrijfswagen is een aantrekkelijke manier om de werknemer te verlonen: fiscaal interessanter dan het geven van de vergelijkbare waarde in loonsopslag zowel voor de werkgever als de werknemer. Nochtans wordt het loonvoordeel, dat de bedrijfswagen is, belast, zowel in hoofde van de werkgever (BTW op voordeel van alle aard, CO2-taks) als in hoofde van de werknemer (voordeel van alle aard bijgeteld bij het loon). Aan de kant van de werknemer is deze belasting echter zelden in verhouding tot het reële loonvoordeel dat men geeft: • de basis voor de belasting is de woon-werkafstand, terwijl de meeste bedrijfswagens ook daarbuiten een privégebruik kennen; • voor die woon-werkafstand worden dan nog (voor wie zijn beroepskosten niet bewijst) lage forfaitaire privékilometers per jaar gerekend van 5000 (woon-werkafstand onder 25 km) of 7500 km (boven 25 km). Het gevolg is dat de werkgever eigenlijk een onbeperkt aantal autokilometers gratis kan geven aan de werknemer die beschikt over de bedrijfswagen zonder dat dit de (forfaitaire) belasting ervan aan de kant van de werknemer beïnvloedt. De werkgever draagt wel de steeds hogere gebruikskosten: brandstof en verhoogde vaste kost, sinds kort ook aangevuld met de CO2-taks. Daardoor worden er soms limieten geplaatst op het gebruik van de bedrijfswagen: • een terugbetaling door de werknemer (waardoor ook de belasting kan worden gereduceerd); • tankkaart of geen tankkaart; • maximum kilometer per jaar; • ruimtelijke limieten (niet in het buitenland bvb.); • gebruik enkel door de werknemer zelf (en soms ook leden van het gezin). Waarbij deze laatste limieten soms ook door verzekeringstechnische motivaties zijn ingegeven. Daarnaast is sinds 2007 de aftrekbaarheid van de bedrijfswagen afhankelijk gemaakt van de CO2-uitstoot. In combinatie met de CO2-taks, die ook afhankelijk is van de uitstoot van de wagen, wordt de werkgever gestimuleerd om te opteren voor groenere bedrijfswagens.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
42
Naast de bedrijfswagen bestaan er momenteel geen fiscaal even vriendelijke mobiliteitsproducten die evenzeer zo’n gemakkelijke combinatie woon-werk-, zakelijk- en privéverkeer mogelijk maken. Er is steeds een belasting op een loon in natura die speelt van zodra een privégebruik en zeker een privégebruik buiten woon-werkverkeer ontstaat. Reeds in het huidige fiscale kader is het wel al mogelijk om de bedrijfswagen te combineren met het onbelast verstrekken van duurzame vervoersmiddelen voor woon-werkverplaatsingen én dienstverplaatsingen. Daardoor is het al mogelijk, zoals bepaalde bedrijven al doen, aan werknemers te vragen hun woon-werk- en zakelijke verplaatsingen met alternatieven te doen en dus de bedrijfswagen enkel nog als een voordeel voor loutere vrijetijdsverplaatsingen te gebruiken. Daardoor bespaart het bedrijf op de kosten voor de woon-werkverplaatsing en op parkingkosten, op voorwaarde dat de wagen thuis niet door andere personen wordt gebruikt tijdens de werkuren van de werknemer. De besparing kan deels worden aangewend om de woon-werk- en andere verplaatsingen met alternatieven te vergoeden. Andere bedrijven vergroenen hun bedrijfswagenpark en realiseren zo (door de reductie van brandstofverbruik, CO2-taks en verhoogde aftrekbaarheid), ook een winst die kan aangewend worden voor het terugbetalen van alternatieven. Organisatorisch kader Naast het fiscale voordeel heeft de bedrijfswagen ook dat van een quasi onbeperkte, ononderbroken, altijd beschikbare mobiliteit. Dat is interessant voor de werknemer: • Naadloze verplaatsingen: een continue beschikbaarheid, nabijheid, een sterke dekking van de ruimte (je kan overal komen); • Toepasbaar, zonder onderbreking op woon-werk-, zakelijk en privéverkeer (gekoppeld en zonder breuk in aanbieder of betalingswijze; • Een vlotte toegankelijkheid (gemakkelijke betaalwijze). Voor de werkgever is de bedrijfswagen daardoor een makkelijk te beheren product. Meestal laat men de auto beheren door de leasingfirma, en heeft men geen zorgen met andere vervoerbewijzen. Dit gemak leidt tot soms rare situaties, die ook aan het licht kwamen in de gesprekken met bedrijven en de discussiegroep met bedrijfswagengebruikers (zie verder): • Bepaalde bedrijven verplichten werknemers om voor alle zakelijke verplaatsingen de bedrijfswagen te gebruiken, zelfs al brengt dit een evidente meerkost met zich mee; • Bepaalde bedrijven verplichten hun werknemers de bedrijfswagen te gebruiken in de woon-werkverplaatsing, ook al hebben zij geen zakelijke verplaatsing en kiezen zij liever voor de trein. Maar zoals hoger gesteld stappen andere bedrijven juist af van deze principes om te besparen op de gebruikskosten van de bedrijfswagens en parkingplaatsen. Zij voeren reeds “mobiliteitsbudgetten” in, waarbij een lagere kost van de bedrijfswagen toelaat om daarnaast gratis openbaar vervoer of een fietsvergoeding te geven.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
43
3.2. Opinie van de ondervraagde bedrijven •
• •
•
•
•
Er zijn verschillende manieren waarop bedrijven omgaan met de bedrijfswagen o Voor sommige bedrijven/personeelsleden is de bedrijfswagen een loonvoordeel én functioneel (dienstverplaatsingen), voor andere is het puur loonvoordeel (in functie van het niveau); o De sector/ het type personeel heeft blijkbaar een dwingende invloed. De situatie van één bedrijf uit de distributie is illustratief: terwijl de bedrijfswagen er doorgaans vooral als functioneel wordt gezien, is hij in de ICT-afdeling quasi algemeen; o De klasse van de bedrijfswagen (of het al dan niet toekennen van een tankkaart) hangt meestal af van het niveau, maar in sommige bedrijven kan men door een financiële bijdrage van niveau veranderen; o In sommige bedrijven vraagt men aan de medewerkers een bijdrage in de kost en in andere niet; o In de meeste bedrijven verplicht men de werknemers niet met de bedrijfswagen naar het werk te komen, maar is er ook geen vergoeding voor het alternatief; o In sommige bedrijven kan men de bedrijfswagen omzetten in een ander voordeel: loon of een abonnement. Maar dit gebeurt weinig. De meeste bedrijven houden al rekening met de milieu-performantie van de wagen. Naar de toekomst toe overwegen de meeste bedrijven een herevaluatie van hun “car policy”, met als voornaamste aandachtspunten: o Naar meer milieuvriendelijke en (dus) goedkopere voertuigen; o Naar een besparing op de gebruikskost (kilometerbeperking), bij sommige reeds in combinatie met het aanbieden van gratis openbaar vervoer of een fietsvergoeding. In verband met alternatieven zijn de opinies gelijklopend o Het (verplicht) “afschaffen” van de bedrijfswagen of het zwaarder belasten ervan wordt niet ondersteund; o Het verminderen van de kost van de bedrijfswagen in combinatie met een bepaalde waarde aan alternatieven vindt steun bij quasi alle bedrijven; o Het volledig vervangen van de bedrijfswagen door een pakket aan alternatieven wordt door de helft ondersteund, maar enkel indien niet verplicht. Hierbij wordt geopperd dat het moeilijk is een vergelijkbare waarde te geven. Mogelijkheden hierbij zijn: het toevoegen van het gezinselement (mogelijkheid om samen gratis met de trein te reizen) Algemeen verwacht men wel dat alternatieven voor de bedrijfswagen stapsgewijs worden opgebouwd. Daarbij wil men vooral sensibiliserend, niet bestraffend of verplichtend optreden. Bij alle scenario’s is het belangrijk de administratieve last voor de bedrijven te beperken. Een externe organisatie kan de organisatie op zich nemen. Het wordt dan gezien als een soort “product”.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
44
3.3. Opinie van de genieters van een bedrijfswagen Het panelgesprek dat plaatsvond op 15 oktober 2007 met bezitters van een bedrijfswagen, gaf de volgende resultaten: • Ook hier wordt geconstateerd dat er verschillende manieren zijn waarop bedrijven omgaan met de bedrijfswagen o Voor sommige bedrijven/personeelsleden is de bedrijfswagen een loonvoordeel én functioneel (dienstverplaatsingen), voor andere is het puur loonvoordeel. In dit laatste geval is de wagen meer aangepast aan de noden van privéverplaatsingen, bvb. vervoer van gezinsleden. o In sommige gevallen zijn er beperkingen op het gebruik (bvb. tankkaart of niet, niet in het buitenland), in andere zijn er geen. o Sommige bedrijven vragen een bijdrage in de kost van de bedrijfswagen aan de werknemer. o Bedrijven verplichten de werknemers niet altijd om de bedrijfswagen te gebruiken voor zakelijke verplaatsingen. In bepaalde gevallen is er zowel een bedrijfswagen als een poolwagensysteem. Ook het openbaar vervoer voor zakelijke verplaatsingen wordt in bepaalde gevallen terugbetaald ondanks de bedrijfswagen. Er is zelfs een geval waar (voor verre verplaatsingen) taxidiensten worden betaald in plaats van een bedrijfswagen gebruikt. • De deelnemers zijn het er allen over eens dat de bedrijfswagen vooral interessant is in de vrije tijd. In de vrije tijd is het voordeel ook groter, want als je met een gezin de trein moet gebruiken kost dit veel! In de vrije tijd zou geen enkele deelnemer de firmawagen kunnen missen, terwijl de helft van de groep dat wel zou kunnen voor woon-werkverplaatsingen en zakelijke verplaatsingen. • De bedrijfswagen heeft in bepaalde bedrijven toch een bepaalde statuswaarde. Er is onbegrip onder de collega’s als men zijn bedrijfswagen in vraag stelt of weigert. Sommigen zien zich om deze reden ook niet op de fiets of het openbaar vervoer zitten (kledij, comfort,...) Er wordt ook vermoed dat zij die er geen hebben opkijken naar mensen die hem wel krijgen. • De bedrijfswagen wordt meer in vraag gesteld o wanneer het openbaar vervoer een merkelijk beter alternatief is voor de woonwerkverplaatsing (bvb. mensen die van stad tot stad pendelen en met de auto in de file zitten); o als men thuis al een (bedrijfs)auto heeft. • De tabel op de volgende bladzijde geeft een inzicht in positieve en negatieve waarden die de deelnemers toekennen aan de bedrijfswagen, vanuit drie verschillende standpunten (privé; bedrijf; maatschappij):
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
45
Positief Een bedrijfswagen biedt een financieel voordeel Je hoeft geen eigen auto te kopen Je kan (beperkt) zelf je wagen kiezen (prestige, status,...) Geen rompslomp (aankoop, verzekering, onderhoud,...) Je rijdt met een nieuwe auto (kwaliteit, veiligheid,...) Geeft vrijheid Is een vorm van loon, een doorslaggevend argument bij sollicitatie Iedereen wil met je meerijden in je vrije tijd, gezien je toch gratis rijdt.
Negatief Je wordt door je werkgever gedwongen in de file te staan Je kan je auto niet zelf kiezen (slechts beperkte keuzevrijheid) De auto bepaalt je verplaatsingsgedrag Je wordt gedwongen te rijden ipv alternatieven te gebruiken Leasingwagens zijn vandalisme- en diefstalgevoelige auto’s. De werkgever biedt niet altijd een parkeerplaats bij het bedrijf
Bedrijf
“Goedkope” vorm van loon voor de werkgever Alternatief voor soms hoge kilometervergoedingen Instrument in het HR-beleid van de onderneming Het maakt het bedrijf attractief voor sollicitanten Je doet aan “personeelsbinding” Goed voor het imago van het bedrijf (bv. sportieve auto’s of groene auto’s,...)
Maatschappelijk
Economisch, een hele sector leeft ervan (leasing,...) Inkomsten voor de staatskas: een bedrijfswagen rijdt meer kilometers dan een privé-auto en er worden vaker grote modellen gekozen. Het openbaar vervoer kan niet iedereen vervoeren en is een duur alternatief voor de overheid.
Er worden door garages e.d. hoge kosten aangerekend voor onderhoud, herstellingen e.d. Zorgt voor een sneeuwbaleffect: eens 1 werknemer een bedrijfswagen krijgt, volgt de rest. Dwang van de sector (bv. IT,...) Gedwongen in de file zorgt voor stress bij werknemers, tijdverlies, onvoorspelbaar wanneer ze aankomen e.d. Indien meer werknemers met de auto naar het werk komen, heeft het bedrijf ook meer parkeerruimte nodig. Meer verkeer Meer uitstoot Meer nood aan wegen, waardoor de middelen niet voor andere doeleinden kunnen aangewend worden. Mensen met een bedrijfswagen hebben een nonchalantere rijstijl (minder veilige, meer verbruik,...)
Privé
•
•
Geconfronteerd met verschillende scenario’s reageert de groep als volgt: o In het algemeen (inclusief mensen die eventueel zouden overwegen de bedrijfswagen minder te gebruiken of te vervangen) ziet men weinig heil in het (nog) zwaarder belasten of “afnemen” van de bedrijfswagen. Men zou dan het gevoel hebben een stuk loon te verliezen, en compensatie onder de vorm van extra loon vragen; o Het alternatief waarbij de bedrijfswagen volledig wordt vervangen door een pakket van alternatieven heeft weinig succes; o De alternatieven waarbij de bedrijfswagen behouden blijft maar in combinatie met woon-werkverkeer en/of zakelijk verkeer met andere vervoersmodi kunnen meer dan de helft van de aanwezigen bekoren. De groep is redelijk unaniem over het te volgen beleid: om het woon-werkverkeer duurzamer te maken volstaat het niet de bedrijfswagen aan te pakken, maar is het nodig om alle autoverkeer aan te pakken. Daarbij is de reductie van de CO2-emissie een belangrijk actiepunt.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
46
Concluderend kan men dus stellen: • De regels die een bedrijf opstelt over het (verplicht) gebruik van de bedrijfswagen bepalen voor een groot stuk het gebruik ervan; • De bedrijfswagen is blijkbaar toch vooral een financieel (loon)voordeel, dat in het algemeen vooral zo wordt ervaren voor de vrije tijd, • Statusgevoelige mensen kunnen de wagen echter ook niet los zien van de dagelijkse woon-werkverplaatsingen; • De bezitters van de bedrijfswagen zijn zich bewust van enkele negatieve maatschappelijke aspecten van de bedrijfswagen, maar relativeren dit ook: bij afwezigheid van de bedrijfswagen zouden zij in veel gevallen een eigen wagen (moeten) gebruiken; • Er is zeker een mogelijkheid, wanneer de bedrijfswagen weinig wordt gebruikt voor zakelijke verplaatsingen, om hem minder te gebruiken voor woon-werkverkeer en zakelijk verkeer, tenminste als er alternatieven zijn en bedrijven deze optie voorzien; • Niemand ziet heil in het zwaar afstraffen of afnemen van de bedrijfswagen. Men ziet dit als een “afnemen” van een verworven loon.
3.4. Verbetervoorstellen Nadere bepaling van het “probleem” van de bedrijfswagen De bedrijfswagen is vooral problematisch in die zin dat het reële voordeel ervan zelden ten volle belast wordt, en dat hij daardoor tot een ongebreideld gebruik van de wagen aanleiding kan geven. In de discussiegroep met werknemers die beschikken over een bedrijfswagen werd duidelijk dat het vooral het privégebruik buiten de woon-werkverplaatsing als het échte voordeel wordt gezien. Werknemers die de bedrijfswagen niet nodig hebben voor zakelijke verplaatsingen zien zich gemakkelijker overstappen op alternatieven voor de bedrijfswagen in de woonwerkverplaatsing dan in de vrijetijdsverplaatsingen. Het voordeel van de bedrijfswagen zit vooral in de gratis kilometers (met het gezin) in de vrije tijd. Daar zit waarschijnlijk ook de meest nefaste impact. Als er in de woon-werkverplaatsing een goed alternatief voorhanden is voor de auto (een alternatief dat meestal ook ruim vergoed wordt), dan zal je gemakkelijk overwegen de auto thuis te laten als de werkgever je niet verplicht om hem mee te brengen. Als in de woon-werkverplaatsing geen alternatief voorhanden is, zou men waarschijnlijk evengoed de privé-auto gebruikt hebben om naar het werk te rijden. Maar in de privéverplaatsingen buiten de woon-werkverplaatsing is er vaker geen alternatief en is er ook een grote winst te boeken. Daar moeten de verbetervoorstellen zich het meest op concentreren. Uit gesprekken met bedrijven en werknemers blijkt dat men een aanval van de fiscus op de bedrijfswagen niet zinvol zou vinden, maar wel een stapsgewijze vervanging (van stukjes) van de bedrijfswagen door evenwaardige loonvoordelen, alsook een vervanging door milieuvriendelijker voertuigen.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
47
Fiscaal kader – “MOBIFISC” Het fiscale kader laat momenteel niet toe om, zoals bij de bedrijfswagen, privéverplaatsingen buiten de woon-werkverplaatsing met duurzame vervoermiddelen, onbelast te vergoeden. Er is dan meteen sprake van een belastbaar voordeel van alle aard. Een minimale optie zou zijn om de fiscaliteit beperkt aan te passen door toe te laten aan de werkgever: • Een fiets van de zaak ter beschikking te stellen (voorbeeld: maximum waarde van 500 €) die expliciet ook voor privédoeleinden kan worden gebruikt zonder fiscale bijtelling (bestaand systeem in Nederland); • Netabonnementen (indien nodig geïntegreerd NMBS-De Lijn-MIVB) expliciet onbelast te maken ook al worden zij ook gebruikt voor privéverplaatsingen (bestaand systeem in Nederland). Voor de Omnipas van De Lijn is dit de facto zo, omdat er geen specifieke woon-werkabonnementen meer zijn, en de vergoeding voor de Omnipas dus kan gelinkt worden aan woon-werkverkeer; • De mogelijkheid te bieden onder bepaalde voorwaarden onbelast een bepaald bedrag aan gebruik van Cambio, taxi en/of huurwagen toe te kennen zonder onderscheid tussen privéen zakelijk gebruik. Maar we stellen hier een fiscale aanpassing voor die verder gaat: “MOBIFISC” Na onderzoek aan de hand van voorbeeldgevallen en uit de gevoerde gesprekken is gebleken dat een radicaal systeem (geïnspireerd op het Nederlandse voorbeeld), waarbij alle verplaatsingsvergoedingen ( woon-werk-, privé buiten woon-werk en zakelijk) worden belast op basis van de reële kilometers en een kilometertarief volgens CO2-emissie van het vervoermiddel, onwerkbaar is: • dit systeem is sterk nadelig voor bedrijven en hun werknemers waarbij de bedrijfswagen vaak functioneel voor zakelijke doeleinden wordt ingezet, en die over minder alternatieven beschikken (bvb. in landelijke omgeving); • correcties zijn niet mogelijk, aangezien het moeilijk te bewijzen/te controleren is waar het onderscheid ligt tussen zakelijke en privékilometers. (Dat was vroeger ook al het geval bij de belasting op het privévoordeel van de bedrijfswagen, toen dit nog op basis van logboeken en niet op basis van een forfait in functie van de woon-werkafstand gebeurde). MOBIFISC streeft ernaar via beperkte wijzigingen aan de bestaande fiscale context toch dezelfde finaliteit te behalen. Daarmee is de realiseerbaarheid een stuk hoger. Concept MOBIFISC: Uitbreiding van het forfaitaire systeem voor de berekening van het “voordeel van alle aard” (5000 of 7500 km in functie van de woon-werkafstand), nu van toepassing op de bedrijfswagen, naar andere vervoermodi, maar met berekening van het voordeel in functie van de CO2-uitstoot (behalve voor de fiets, die een speciale regeling krijgt). Net zoals de huidige fiscale regeling van de bedrijfswagen blijft dit systeem combineerbaar met vrijstellingen op verplaatsingsvergoedingen voor het woon-werkverkeer én het zakelijke verkeer, maar niet met het bewijzen van beroepskosten. MOBIFISC is ook combineerbaar met een (zoals nu belaste) bedrijfswagen. Concreter: Werkgevers kunnen naast of in plaats van de bedrijfswagen ook vervoerbewijzen voor andere vervoersmodi (ticketten openbaar vervoer, buspassen voor echtgenote en kinderen,...) ter
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
48
beschikking stellen voor privégebruik, waarbij het voordeel van alle aard forfaitair berekend wordt, dus onafhankelijk van het reële gebruik of vergoedingsbedrag, zoals bij de bedrijfswagen. Dit op voorwaarde dat men zijn beroepskosten niet bewijst. De achterliggende redenering is als volgt : het voordeel van de bedrijfswagen en ook meteen het “oneigenlijk gebruik” zit toch vooral in de privéverplaatsingen buiten woon-werk die men er kan mee afleggen. Vandaag kunnen werknemers met een bedrijfswagen ook hun echtgenote/partner/kinderen/vrienden meenemen voor privé verplaatsingen en dit ook voor buitenlandse (vakantiereizen) voor zover het fiscaal voordeel van alle aard wordt aangerekend, in de meeste “car policies” zelfs zonder kilometerbeperking en enige beperking op het brandstofverbruik. Wie geen toegang heeft tot een bedrijfswagen wordt aldus fiscaal gediscrimineerd indien hij voor dezelfde verplaatsing het openbaar vervoer moet gebruiken door het ontbreken van een forfaitaire regeling voor de berekening van het voordeel van alle aard. Werkingsprincipes MOBIFISC: Bedrijfswagen • Gevolgen voor de werknemer o voordelen van alle aard 5000/7500 km o berekening voordeel in functie van CO2-uitstoot (ipv huidige fiscale PK’s) • Gevolgen voor de werkgever (zoals nu): o werkgevers kunnen hun eigen budgetgrenzen leggen o CO2-taks en BTW op voordeel van alle aard o fiscale aftrekbaarheid 60 tot 90% in functie van CO2-uitstoot o BTW aftrekbeperking 50% van 21% Vervoerbewijzen openbaar vervoer, cambio, taxi, huurwagen, die ook kunnen gebruikt worden voor privéverplaatsingen buiten woon-werkverplaatsing (MOBIFISC-voordelen) • Gevolgen voor de werknemer o voordelen van alle aard vertrekkend van het systeem 5000/7500 km van de bedrijfswagen maar dit niveau van belasting wordt verminderd naarmate men meer duurzame vervoermiddelen gebruikt. Basis voor het berekenen van het voordeel is bijvoorbeeld dit van de bedrijfswagen met 10 PK: 0,3169/km. Voor een werknemer die tot 25 kilometer van zijn werkplaats woont is de basis bijvoorbeeld 5000 km x 0,3169/km = 1584,50 euro. Dan wordt het procentuele aandeel van verschillende vervoermiddelen binnen het totale pakket aan MOBIFISC voordelen berekend. Zo wordt de bovengenoemde basis uitgesplitst in delen met een verschillende belasting (afhankelijk van de vervuilingsfactor). De berekening van het voordeel van alle aard dat de MOBIFISC-voordelen genereren is dan als volgt: b/a x vervuilingsfactor 0,4 x 1584,50 € = belastbare € aan trein/tram bus incl. schoolabonnementen d/a x vervuilingsfactor 0,8 x 1584,50 € = belastbare € aan cambio-vergoedingen e/a x vervuilingsfactor 1,0 x 1584,50 € = belastbare € aan taxi-vergoedingen f/a x vervuilingsfactor 1,0 x 1584,50 € = belastbare € voor korte termijnverhuur auto Totaal voordeel alle aard MOBIFISC = som van bovenstaande Waarbij a = totale uitgave aan privé (buiten woon-werk) vervoerbewijzen gegeven bcdef = totaal voor deze specifieke vervoerscategorie
Het gevolg is: hoe hoger de waarde van duurzame vervoermiddelen in de mix van MOBIFISC-voordelen, hoe sterker het basisvoordeel van bijvoorbeeld 1584,50 euro wordt gereduceerd. Of andersom: als er alleen maar autovergoedingen in de mix voorkomen, dan is het voordeel gelijk aan 1584,50 euro.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
49
•
o Indien de werknemer over een bedrijfswagen (onderworpen aan voordeel van alle aard en CO2-bijdrage) beschikt en de werkgever in combinatie een trajectkaart openbaar vervoer verstrekt voor de afstand woon-werk, en daarboven komen nog deze privévoordelen, dan geldt er een vrijstelling van de eerste 3000 € van het totaalbedrag uitgegeven aan de MOBIFISC-voordelen. Gevolgen voor de werkgever : o werkgevers kunnen hun eigen budgetgrenzen leggen o internationale ticketten mogelijk o fiscale aftrek 100 % voor alle privé ticketten openbaar vervoer o aftrekbeperking van 75% voor huurwagen o geen BTW aftrekbeperking behalve huurwagen (50%)
Bedrijfsfiets voor privé verplaatsingen • Gevolgen voor de werknemer : voordelen van alle aard : 1% per maand van de leasingfactuur of aankoopprijs + bijkomende accessoires • Gevolgen voor de werkgever : o geen fiscale beperkingen voor privé-gebruik o werkgevers kunnen hun eigen budgetgrenzen leggen o fiscale aftrekbaarheid 100 % o geen BTW aftrekbeperking NB : • Werkgevers kunnen een mengsysteem (zelfs bedrijfswagen + gratis abonnement woonwerk + MOBIFISC + fiets) kiezen waarbij er steeds een fiscale oplossing is. • Wie kiest voor MOBIFISC mag zijn werkelijke vervoerskosten woon-werk niet meer bewijzen (andere kosten blijven wel nog mogelijk). Organisatorisch kader Om multimodaliteit te bevorderen als alternatief voor de bedrijfswagen vertrekken we van de kwaliteiten van de bedrijfswagen om te trachten valabele alternatieven voor de auto te vinden. De kwaliteiten van de bedrijfswagen die de alternatieven vaak niet bieden kunnen als volgt worden samengevat • Naadloze verplaatsingen: een continue beschikbaarheid, nabijheid, een sterke dekking van de ruimte (je kan overal komen); • Toepasbaar, zonder onderbreking op woon-werk-, zakelijk en privéverkeer (gekoppeld en zonde breuk in aanbieder of betalingswijze; • Een vlotte toegankelijkheid (gemakkelijke betaalwijze). We gaan voorbij aan het eerste punt, dat breder is dan deze studie. Maar qua organisatorisch systeem dat de bedrijfswagen kan vervangen, toepasbaar is op verschillende verplaatsingsdoelen en vlot betaalbaar of verrekenbaar, kiest de studie van de Bond Beter Leefmilieu3 voor het concept van een “mobiliteitsbudget”, gebaseerd op het Nederlandse voorbeelde van de “Mobimixx”. Dit is een systeem waarbij de werkgever, inclusief of exclusief een (bedrijfs)wagen, een pakket aan mobiliteitsproducten ter beschikking stelt van de werknemer, waardoor deze laatste in plaats van of naast een (bedrijfs) wagen meer beroep zal doen op duurzame vervoersmiddelen. 3
Zie inleiding
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
50
In dit kader kan een integrale dienstverlening worden ontwikkeld, en aangeboden door de overheid of een private dienstverlener aan bedrijven en hun werknemers. Die dienstverlening kan de volgende aspecten omvatten: • Een waardekaart/vervoersbewijs die/dat toegang geeft tot een zo ruim mogelijk aanbod van vervoermiddelen (die samen genomen een alternatief vormen voor de bedrijfswagen); • Online registratiesysteem van verplaatsingen; • Een call center/klantenservice voor route- en tariefinformatie; • De administratieve en (loon)fiscale verrekening en facturatie van alle werknemersverplaatsingen en de vergoedingen daarvan.
3.5. Voorbeelden Bijgaande schema’s tonen aan welke mogelijkheden nu reeds bestaan om geleidelijk aan over te gaan van een bedrijfswagen-logica naar een multimodale logica, en welke mogelijkheden door MOBIFISC en het mobiliteitsbudget kunnen worden gecreëerd. We bekijken achtereenvolgens: • Mogelijkheden mobiliteitsbudget in de huidige situatie (vervangen van een deel bedrijfswagen): enkel woon-werk en privé • Mogelijkheden mobiliteitsbudget bij invoeren MOBIFISC (vervangen van een deel bedrijfswagen of volledige vervanging): enkel woon-werk en privé • Mogelijkheden mobiliteitsbudget in de huidige situatie (vervangen van een deel bedrijfswagen): ook vervanging zakelijke verplaatsingen • Mogelijkheden mobiliteitsbudget bij invoeren MOBIFISC (vervangen van een deel bedrijfswagen of volledige vervanging): ook vervanging zakelijke verplaatsingen
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
51
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: Mobiliteitsbudget Zonder fiscale aanpassingen woon-werk/privé Bedrijfswagen Type BMW 320 d 11 fiscale PK
Bedrijfswagen Type BMW 320 d 11 fiscale PK die thuisblijft
Bedrijfswagen Mini Clubman 9 fiscale PK ook gebruikt voor woonwerk
Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost
Belasting op Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Volledige vergoeding abonnement 160 vrijgestelde vergoeding extra
Belasting op Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Volledige vergoeding abonnement 160 vrijgestelde vergoeding extra
Belasting op
Woon-werkafst 50 km
Woon-werkafst 20 km
Woon-werkafst 5 km
Auto: 35 000 km/jaar
Auto: 20 000 km/jaar
Auto: 10 000 km/jaar
waarvan 22000 woon-werkvekeer waarvan 8800 woon-werkverkeer waarvan 2200 woon-werkverkeer Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever 0 11580 0 9741,72 0 8576,28 0 1000 0 1000 0 1000 0 12580 0 10741,72 0 9576,28 25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 2605 50% vd BTW
0 0 0
9150,72 9150,72 3429,28 1258 160
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 2605 50% vd BTW
0 0 0
8745 1000 9745 2835 1258 160
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 2149 50% vd BTW
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
8863,5 8863,5 1878,22 676 160
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
7268,4 1000 8268,4 2473,32 676 160
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1432 50% vd BTW
52
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
8096 8096 1480,28 345 160
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
6360,36 1000 7360,36 2215,92 345 160
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1432 50% vd BTW
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: Mobiliteitsbudget Met "MOBIFISC" woon-werk/privé Bedrijfswagen Type BMW 320 d 11 fiscale PK die thuisblijft
Bedrijfswagen Mini Clubman 9 fiscale PK ook gebruikt voor woonwerk
Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Volledige vergoeding abonnement Omnipas tot 3000 € privévoordelen kunnen worden bij gegeven, beschikbaar =
Belasting op Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Omnipas voordelen Mobifisc genereren bijkomende belasting (cf. Infra), overblijvende waarde =
Belasting op Geen bedrijfswagen maar Woon-werk abonnement mobiliteitsbudget Mobiliteitsbudget Totaal kost 3000 € Trein/tram/bus familiepackage 900 € internationale trein 600 € Cambio 800 € taxi 1450 € huurwagen Totaal buiten fiets 250 € fietslease Belasting op
Woon-werkafst 50 km
Woon-werkafst 20 km
Woon-werkafst 5 km
Auto: 35 000 km/jaar
Auto: 20 000 km/jaar
Auto: 10 000 km/jaar
waarvan 22000 woon-werkvekeer waarvan 8800 woon-werkverkeer waarvan 2200 woon-werkverkeer Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever 0 9150,72 0 8863,5 0 8096 0 0 0 0 9150,72 0 8863,5 0 8096 3429,28 1878,22 1480,28 1258 676 345 211 211 1960,28 25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 2605 50% vd BTW
0 0 0
8745 1000 9745 2835 211
991,22 25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
7268,4 1000 8268,4 2473,32 211
2624 2149 vermeerderd met Mobifiscvoordeel
407 122 163 272 492 1456 30 1486
1432 20% bed.wagen behalve brandstof vermeerderd met Mobifiscen interesten voordeel 50% vd BTW 1258 7000 8258 272 81 109 181 328 971 30 25% waarde auto 1001
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
1135,28 25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
2262,32 1432 20% bed.wagen behalve brandstof vermeerderd met Mobifiscen interesten voordeel 50% vd BTW 676 7000 7676 272 81 109 181 328 971 30 25% waarde auto 1001
53
6360,36 1000 7360,36 2215,92 211
2004,92 20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 50% vd BTW
345 7000 7345
25% waarde auto
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: Mobiliteitsbudget Zonder fiscale aanpassingen woon-werk/zakelijk/privé Bedrijfswagen Type BMW 320 d 11 fiscale PK
Bedrijfswagen Type BMW 320 d 11 fiscale PK die thuisblijft en alternatieven voor zakelijke verpl.
Bedrijfswagen Mini Clubman 9 fiscale PK ook gebruikt voor woonwerk / altern. voor zak. verpl
Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost
Belasting op Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Volledige vergoeding abonnement Omnipas 160 vrijgestelde vergoeding extra poolwagen te delen met 10 werknemers parking poolauto Nog over Belasting op Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Omnipas 20 railpassen dienstfiets 10 taxiritten à 50€ Nog over
Belasting op
Woon-werkafst 50 km Auto: 35 000 km/jaar
Woon-werkafst 20 km Auto: 20 000 km/jaar
Woon-werkafst 5 km Auto: 10 000 km/jaar
waarvan 22000 woon-werkvekeer waarvan 8800 woon-werkverkeer waarvan 2200 woon-werkverkeer en 3000 km zakelijk en 3000 km zakelijk en 3000 km zakelijk Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever 0 11580 0 9741,72 0 8576,28 0 1000 0 1000 0 1000 0 12580 0 10741,72 0 9576,28 25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 2605 50% vd BTW
0 0 0
8576,28 0 8576,28 4003,72 1258 211 160 874,5 100 1400,22
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
8276,28 8276,28 2465,44 676 211 160 874,5 100 443,94
25% bed.wagen behalve brandstof en interesten 1737 50% vd BTW
0 0 0
7976,28 7976,28 1600 345 160 874,5 100 120,5
2605 zie hierboven 0 8511 0 1000 0 9511 3069 211 1420 300 500 638
1737 zie hierboven 0 7034,4 0 1000 0 8034,4 2707,32 211 1420 300 500 276,32
1737 zie hierboven 0 6126,36 0 1000 0 7126,36 2449,92 211 1420 300 500 18,92
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 50% vd BTW
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 50% vd BTW
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 50% vd BTW
2149
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
1432
54
1432
Vergelijking jaarlijkse kost vervoermiddelenkeuze werkgever en werknemer: Mobiliteitsbudget Met "MOBIFISC" woon-werk/zakelijk/privé Bedrijfswagen Type BMW 320 d 11 fiscale PK die thuisblijft en alternatieven voor zakelijke verpl.
Woon-werkafst 50 km
Woon-werkafst 20 km
Woon-werkafst 5 km
Auto: 35 000 km/jaar
Auto: 20 000 km/jaar
Auto: 10 000 km/jaar
waarvan 22000 woon-werkvekeer
waarvan 8800 woon-werkverkeer
waarvan 2200 woon-werkverkeer
en 3000 km zakelijk en 3000 km zakelijk en 3000 km zakelijk Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer Werkgever Kost auto incl. CO2-taks 0 8576,28 0 8276,28 0 7976,28 Parkeerplaats 0 0 0 0 Totale kost 0 8576,28 0 8276,28 0 7976,28 Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: 4003,72 2465,44 1600 Volledige vergoeding abonnement 1258 676 345 Omnipas 211 211 160 vrijgestelde vergoeding extra 160 160 160 poolwagen te delen met 10 werknemers 874,5 874,5 874,5 parking poolauto 100 100 100 tot 3000 € privévoordelen kunnen worden bij gegeven, beschikbaar = 1400,22 443,94 120,5 zelfde als klassieke
Bedrijfswagen Mini Clubman 9 fiscale PK ook gebruikt voor woonwerk / altern. voor zak. verpl
Belasting op Kost auto incl. CO2-taks Parkeerplaats Totale kost Uitgespaard, bvb. te gebr. voor: Omnipas 20 railpassen dienstfiets 10 taxiritten à 50€ voordelen Mobifisc genereren bijkomende belasting (cf. infra), overblijvende waarde =
2605 situatie 0 0 0
8511 1000 9511 3069 211 1420 300 500
zelfde als klassieke
1737 situatie 0 0 0
638 2149 vermeerderd met Mobifiscvoordeel
Belasting op Geen bedrijfswagen maar mob. budget woon-werk: abonnement mobiliteitsbudget mob. budget zakelijk Omnipas 20 railpassen dienstfiets poolwagen te delen met 10 werknemers parking poolauto mob. budget privé (zie hieronder) Totaal kost 3000 € Trein/tram/bus familiepackage 900 € internationale trein 600 € Cambio 800 € taxi 1450 € huurwagen Totaal buiten fiets 250 € fietslease Belastbaar deel van 7000 €
7034,4 1000 8034,4 2707,32 211 1420 300 500
zelfde als klassieke
1737 situatie 0 0 0
276,32
20% bed.wagen behalve brandstof en 1432 vermeerderd interesten met Mobifisc50% vd BTW voordeel
6126,36 1000 7126,36 2449,92 211 1420 300 500
18,92
20% bed.wagen behalve brandstof en 1432 vermeerderd interesten met Mobifisc50% vd BTW voordeel
20% bed.wagen behalve brandstof en interesten 50% vd BTW
1258
676
345
211 1420 300 874,5 100 7000 11163,5
211 1420 300 874,5 100 7000 10581,5
1420 300 874,5 100 7000 10039,5
407 122 163 272 492 1456 30 1486 25% waarde auto
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
272 81 109 181 328 971 30 1001 25% waarde auto
55
272 81 109 181 328 971 30 1001 25% waarde auto
Deel IV – Conclusie – aanbevelingen 1. Doelstellingen en stappen Werkgevers, die de mobiliteit van hun werknemers willen vergoeden opteren nog altijd in belangrijke mate voor de wagen. Gratis parkeerplaatsen voor personeel zijn een evidentie. Voor zakelijke verplaatsingen lijkt de wagen de meest logische optie. Willen werkgevers algemeen een extra loonvoordeel geven aan bepaalde werknemers, dan is de bedrijfswagen een aantrekkelijke en gemakkelijke optie. Deze reflexen hebben algemeen tot gevolg dat de auto aan belang blijft winnen voor alle soorten verplaatsingen, terwijl toch vaak alternatieven voorhanden zijn. Deze studie trachtte tot een kader te komen waarbij de vergoeding werknemersverplaatsingen door werkgevers minder automatisch tot autogebruik leidt.
van
2. Constateringen Fiscaal kader Woon-werkverkeer: • Positief: multimodaliteit wordt reeds fiscaal gestimuleerd in het woon-werkverkeer bij werknemers die niet over een bedrijfswagen beschikken sinds de invoering van de fietsvergoeding en de fiscale hervorming van 2001; • Negatief: het kader is ingewikkeld en niet eenduidig, en ook niet altijd logisch. Zakelijk verkeer en de bedrijfswagen: • Positief: autokosten, bedrijfswagens en zeker vervuilende wagens worden steeds meer belast in hoofde van de werkgever (CO2-taks op bedrijfswagens met privégebruik, beperkte en CO2-afhankelijke aftrekbaarheid van alle autokosten). Ook door de stijgende olieprijzen worden bedrijven steeds meer gemotiveerd om de autokosten te drukken. • Negatief: voor werknemers die beschikken over een bedrijfswagen is deze laatste een interessant voordeel in natura dat meestal minder wordt belast dan het waard is. Vooral onbeperkte kilometers buiten woon-werk- of zakelijk verkeer (dus in vrijetijdsverplaatsingen) zijn problematisch want het aantal bijkomende kilometers verhoogt de belasting niet. Deze is immers berekend op de woon-werkafstand. Duurzame alternatieven genereren daarentegen steeds een belast voordeel van alle aard. Organisatorisch kader •
Positief: o Voor het woon-werkverkeer bestaan er goede systemen voor geïntegreerde betaling van vervoermiddelen: de verplichte verplaatsingsvergoeding, gecombineerde abonnementen. o Voor het zakelijk verkeer heeft elke vervoersmaatschappij wel een interessant product: Omnipas, rittenkaart, railpass, Cambio… o Door de toenemende congestie en toenemende doorstromingsmaatregelen voor openbaar vervoer worden alternatieven vaak interessanter dan de auto.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
56
•
Negatief: Als men van de auto overstapt naar multimodaliteit is de kans groot dat men verschillende vervoermiddelen dient te combineren. Dat is minder gebruiksvriendelijk voor de werknemer en administratief moeilijker voor de werkgever die de verplaatsing vergoedt. Daarbij zijn er de volgende aandachtspunten: o Men moet betalen aan verschillende dienstverleners met elk hun eigen tarieven en betalingsformules. Het aantal geïntegreerde producten is beperkt. Zeker als men ook vrijetijdsverplaatsingen wil verduurzamen (ter vervanging van een stuk bedrijfswagen) heeft men een groot aantal leveranciers. o De wagen biedt een meer naadloze verplaatsing van punt A naar punt B (geen overstappen nodig) en laat ook toe verschillende verplaatsingsdoelen vlot te combineren. Dit punt valt buiten de studie, maar er dient blijvend gewerkt te worden aan vlotte overstappen.
3. Verbetervoorstellen 3.1. Korte termijn Fiscaal kader Een aantal eenvoudige tussenkomsten van de federale administratie Financiën zouden het bestaande kader aantrekkelijker kunnen maken: Verbeteren van het fiscale kader voor woon-werkverplaatsingen: • Vereenvoudiging van het kader, met als eerste stap: de limiet van 100 km voor het bewijzen van beroepskosten laten vallen. • Verhogen van de onbelaste fietsvergoeding, zodat ze ook voordelig wordt voor mensen die minder dan 2 à 2,5 km van het werk wonen. Dit is nu in veel gevallen niet zo omdat op deze afstand de klassieke verplaatsingsvergoeding fiscaal én financieel even interessant is. • Vereenvoudigen van de keuze tussen bewijzen beroepskosten en fiscale vrijstellingen. • Vereenvoudiging en rechtszekerder maken van het systeem ““door de werkgever georganiseerd gemeenschappelijk vervoer” waardoor carpooling fiscaal interessant word en een harmonisatie met de term “collectief vervoer” die gebruikt wordt voor vrijstellingen op de CO²-taks. Aanzetten tot de samenstelling van een mobiliteitsbudget als vervanging van de bedrijfswagen • Het aan de werknemer ter beschikking stellen van een fiets met privégebruik– zoals in Nederland – onbelastbaar maken tot een bepaalde limiet. Veel bedrijven doen dit nu al en bevinden zich hierdoor in een fiscale schemerzone. • Idem voor een (ook privé bruikbaar) netabonnement voor het openbaar vervoer. • De mogelijkheid creëren om de fietsvergoeding ook voor zakelijke verplaatsingen in te voeren (in het Verenigd Koninkrijk bestaat deze mogelijkheid).
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
57
Organisatorisch kader Er bestaan momenteel al heel wat mogelijkheden om tot een soort van elementair mobiliteitsbudget te komen. Een eerste stap kan erin bestaan deze te optimaliseren en te promoten. •
Betere communicatie door de overheid over de reeds bestaande fiscale voordelen van multimodaliteit. Naast fiscale voordelen zijn bijkomende argumenten het uitsparen van parkeerplaatsen en brandstofkosten. Mogelijke interventies: o Helpdesk voorzien voor informatievragen; o Assistentie bij de berekening van financiële voordelen (bedrijf én werknemer) van multimodaliteit; o Meer bepaald kan men naar bedrijven toe de bestaande mogelijkheid promoten om een bedrijfswagen te combineren met een gratis abonnement of fietsvergoeding voor het woon-werkverkeer. Het uitschakelen van de woon-werkverplaatsing met de bedrijfswagen levert zowel een besparing van parkeerplaatsen als een reductie van autokosten op. Onderstaande voorbeelden tonen aan welke winst een bedrif kan maken als een bedrijfswagen niet wordt gebruikt voor woon-werkverplaatsingen en hoe men daar andere vergoedingen voor de woon-werkverplaatsing mee kan betalen.
•
Woon-werkverplaatsingen: o De CAO’s dusdanig aanpassen dat de fietsvergoeding en de 100% terugbetaling van woon-werkverkeer met openbaar vervoer verplicht worden; o Door de lage kost van een abonnement van De Lijn krijgen bus- en tramgebruikers een lagere verplaatsingsvergoeding van hun werkgever dan autogebruikers. Een abonnee van De Lijn zou minstens een even hoge verplaatsingsvergoeding moeten krijgen dan een automobilist met dezelfde woon-werkafstand, ook al heeft hij een lagere kost.
•
Aanzetten tot een mobiliteitsbudget: o Verder werken aan de tariefintegratie en geïntegreerde producten van vooral treinreizen met alle voor- en natransport : De Lijn, MIVB, parkeren, Cambio, taxi; o Een zo veel mogelijk real time en kwalitatieve informatiedienst (van Slimweg?) voorzien waardoor met name zakenreizigers gemakkelijk de vlotste en meest “naadloze” verbinding van A naar B kunnen vinden; o De administratie voor bedrijven vereenvoudigen als ze kiezen voor multimodaliteit onder de werknemers. Dit kan bvb. door leasemaatschappijen of andere instanties te stimuleren om de verrekening van openbaar vervoerabonnementen, verplaatsingsvergoedingen e.d. op te nemen binnen één dienstverlening en facturatie.
3.2. Langere termijn: “Mobifisc” Een aangepast fiscaal kader zou kunnen toelaten naast of in plaats van de bedrijfswagen privévoordelen te geven aan werknemers onder de vorm van duurzame mobiliteitsoplossingen. De bedrijfswagen is voor de werknemer onbeperkt bruikbaar voor zakelijke, woon-werk-, en andere privé-verplaatsingen zonder dat de belasting ervan verandert. Men wordt steeds belast in functie van de woon-werkafstand (op basis van 5000 privékilometers als men tot 25 km van het werk woont, op basis van 7500 km daarboven) .
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
58
Als de werkgever voor de pure vrijetijdsverplaatsing een duurzaam vervoermiddel ter beschikking zou stellen, dan geeft dit automatisch aanleiding tot een belasting op de volledige waarde van dit voordeel dat dan als loon wordt beschouwd. Het gevolg is dat de bezitter van een bedrijfswagen die bijvoorbeeld met het gezin een weekend naar Parijs wil gaan gratis zijn bedrijfswagen kan gebruiken zonder enige toename van de belasting op het privévoordeel. Mocht de werkgever daarentegen een TGV biljet betalen voor alle leden van het gezin van de werknemer, dan is deze waarde als een loonvoordeel belast. “Mobifisc” breidt het systeem dat voor de belasting van het privévoordeel van de bedrijfswagen geldt (als basis een forfait van 5000 of 7500 km afhankelijk van de woon-werkafstand) uit naar “multimodaliteit”. Daardoor wordt het mogelijk duurzaam vervoer als een voordeel voor louter privégebruik toe te kennen, zelfs voor het ganse gezin van de werknemer. Er is wel een belasting op het privévoordeel, maar hoe duurzamer het vervoermiddel, hoe lager het belaste bedrag per kilometer. Het systeem kan gecombineerd worden met een eveneens belaste bedrijfswagen. En, om bedrijven te stimuleren deze laatste niet te gebruiken voor woon-werkverkeer, geldt er een vrijstelling op het Mobifisc-voordeel wanneer een gratis openbaar vervoerabonnement wordt gecombineerd met de bedrijfswagen. Voor de bedrijfsfiets geldt nog een voordeliger regeling: het voordeel zou beperkt zijn tot 1% per maand van de leasingfactuur of aankoopprijs + bijkomende accessoires. Het finale resultaat is dat zowel bedrijven als werknemers fiscaal gestimuleerd worden om zoveel mogelijk duurzame vervoermiddelen te integreren in het totale pakket van vervoersvergoedingen. Organisatorisch kader Een integrale dienstverlening die door de overheid of een private dienstverlener kan worden aangeboden aan bedrijven en hun werknemers, en die de volgende aspecten omvat: • Een waardekaart/vervoersbewijs die toegang geeft tot een zo ruim mogelijk aanbod van vervoermiddelen (die samen genomen een alternatief vormen voor de bedrijfswagen); • Online registratiesysteem van verplaatsingen; • Een call center/klantenservice voor route- en tariefinformatie; • De administratieve en (loon)fiscale verrekening en facturatie van alle werknemersverplaatsingen en de vergoedingen daarvan.
Onderzoek naar financieel en fiscaal kader van het woon-werkverkeer en zakelijk verkeer – eindverslag, mei 2008
59