Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest
Vijvers Vlaams-Brabant
Rapportnummer: Status rapport: Datum rapport:
20110605/003 Definitief 15 maart 2012
Auteur: Gecontroleerd:
J. Hop J. Kampen
Opdrachtgever:
Agentschap voor Natuur en Bos Koning Albert II-Laan 20 bus 8 1000 Brussel dhr. K. Vlietinck
Contactpersoon:
Dit rapport is digitaal gegenereerd en derhalve niet voorzien van een handtekening. De inhoud van de rapportage is aantoonbaar gecontroleerd en vrijgegeven.
SAMENVATTING In het Vlaamse Gewest bevinden zich in elke provincie diverse stilstaande wateren waarop de riviervisserijwetgeving van toepassing is. Deze stilstaande wateren hebben een belangrijke functie voor de openbare visserij. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is verantwoordelijk voor het visstandbeheer in deze wateren. Een lacune in de kennis van de visstand in deze wateren is het ontbreken van cijfers over de totale visbiomassa. Het ANB heeft AquaTerra-KuiperBurger B.V. (ATKB) opdracht gegeven voor het uitvoeren van het visstandonderzoek op de Vijvers Vlaams-Brabant (Zevenbronnen, Kleine vijver Horst en de Vossemvijver). De Zevenbronnen is gelegen op de grens van Vlaanderen en Wallonië. De vijver heeft een oppervlakte van 4,0 hectare en staat door middel van overlaten in verbinding met andere vijvers. Tijdens de bemonstering werd er water afgelaten in verband met werkzaamheden. De waterdiepte was daarom circa 0,6 tot 1,0 meter, daar deze normaal maximaal 1,5 meter is. De Kleine vijver van Horst bevindt zich in de nabijheid van het Kasteel te Horst. De vijver heeft een oppervlakte van 1,25 hectare en een waterdiepte tot 0,8 meter. Op de kleibodem bevindt zich enig slib. De oevers van de vijver zijn bijna volledig beschoeid met houten damwand. De Vossemvijver is gelegen in een park te Tervuren. De vijver heeft een oppervlakte van 12,0 hectare en een gemiddelde waterdiepte van circa 2 meter. De maximale diepte bedraagt ongeveer 3 meter. Door middel van overlaten staat deze vijver in verbinding met andere vijvers zoals de Molenvijver. De oevers van de Vossemvijver zijn grotendeels beschoeid met houten damwand en/of schanskorven. Op enkele plaatsen is de oeverzone begroeid met lisdodden. De bemonstering van de Vijvers Vlaams-Brabant heeft plaatsgevonden in week 45, van 7 tot en met 10 november. De visstand is bemonsterd door middel van visserij met het elektrovisapparaat, schietfuiken en een zegen. De bemonstering met zegen- en elektrovisapparaat heeft overdag plaatsgevonden. Het zetten en lichten van de fuiken heeft eveneens overdag plaatsgevonden. Over het algemeen kon de bemonstering voorspoedig uitgevoerd worden. De omvang van het visbestand in de vijver Zevenbronnen is geschat op 1.047,1 kg/ha en 16.674 stuks/ha. De fuikvangsten hadden een omvang van 4,6 kg en 533 exemplaren per fuiknacht. In totaal zijn 15 verschillende vissoorten aangetroffen (baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, meerval, paling, pos, snoekbaars, snoek, rietvoorn, zeelt, riviergrondel, zilverkarper en zonnebaars). Kenmerkend aan het visbestand is de hoge biomassa van karper en brasem. Op basis van aantallen wordt het visbestand gedomineerd door kleine baars (75%). In verband met werkzaamheden zijn de gevangen vissen overgezet naar een andere vijver. Het restbestand is evenwel nog geschat op 700 tot 800 kg/ha, waarbij deze biomassa vooral uit karper en brasem bestaat. Op basis van het omvangrijke visbestand, gedomineerd door karper en brasem met daarbij de snoekbaars als meest abundante predator, komt het visbestand in de vijver Zevenbronnen het best overeen met visbestanden zoals die in het brasem-snoekbaarsviswatertype wordt aangetroffen (ref. 7). In hoeverre de voedselrijkdom en het doorzicht van het water overeenkomen met dit viswatertype is op basis van de huidige bemonstering niet bekend. Plaatselijk bevond zich redelijk veel slib in de vijver. Het doorzicht was echter hoog, al kan deze in de zomermaanden beduidend lager zijn. Het visbestand in de Kleine vijver van Horst is geschat op 2.669 kg/ha en 8.236 stuks/ha. Het visbestand is hiermee opvallend omvangrijk, duidend op zeer productieve omstandigheden. De fuikvangsten hebben een omvang van 2,9 kg en 62 exemplaren per fuiknacht. In de Kleine vijver te Horst zijn slechts 9 vissoorten aangetroffen (baars ,blankvoorn, giebel, karper, bittervoorn, rietvoorn, zeelt, winde en blauwband), passend bij de kleine dimensies van het water. Op basis van biomassa wordt dit visbestand gedomineerd door karper (schub- en spiegelkarpers, 90%), waarbij de lengte van deze vissen enigszins beperkt is. Ondanks het zeer omvangrijke visbestand is de conditie van de individuele vissen nog steeds in orde. Van de bittervoorn en blauwband zijn zeer grote exemplaren aangetroffen (respectievelijk 10 en 11 cm). Typerend voor de kleine vijver te Horst is het zeer troebele water en het vrijwel ontbreken van waterplanten. Er is sprake van een productieve waterbodem leidend tot zeer voedselrijke omstandigheden. Qua karakteristieken komt de vijver hiermee volledig overeen met het brasemsnoekbaarsviswatertype, hoewel beide soorten niet zijn aangetroffen. Op basis van de visstand kan de kleine vijver van Horst getypeerd worden als een karperput met daarop een zeer groot bestand van relatief kleine karpers.
Het visbestand in de Vossemvijver is geschat op 361,6 kg/ha en 1.107 stuks/ha. De fuikvangsten van de Vossemvijver hebben een omvang van 2,7 kg en bijna 18 exemplaren per fuiknacht. In totaal zijn 12 verschillende vissoorten gevangen (baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, paling, pos, snoek, rietvoorn, zeelt, winde en graskarper. Op basis van biomassa wordt het visbestand gedomineerd door karper (65%). Op basis van aantallen heeft het visbestand een beperkte omvang. Vooral het broedbestand van diverse soorten is vrij klein. Mogelijk bevond de kleine vis zich elders op de vijver. De meest voorkomende vissoorten zijn baars (33%), giebel (28%) en zeelt (18%). Normaliter zijn stadsvijvers (zoals de Vossemvijver) vaak te typeren als snoek-blankvoorn of blankvoorn-brasemviswatertype (ref. 7), afhankelijke van de mate waarin vegetatie voorkomt en de mate van eutrofiering. Opvallend aan het visbestand in de Vossemvijver is de lage abundantie van de kenmerkende soort blankvoorn, waardoor het viswatertype niet eenvoudig te duiden is. Op basis van aantallen zijn het de plantminnende soorten giebel en zeelt die relatief veel voorkomen, samen met de baars. De Vossemvijver heeft in de zomermaanden een hoge bedekking met vegetatie. In de loop van de zomer kunnen er echter wel algenbloeien plaatsvinden. Mogelijk dat deze algenbloeien een negatief effect op de visstand hebben, waarbij perioden met lagere zuurstofgehaltes voorkomen. Dit zou de relatief hoge abundantie van zeelt en giebel kunnen verklaren, dit zijn soorten die goed tegen lagere zuurstofgehaltes kunnen.
INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING ........................................................................................................................................... 1 1.1 Aanleiding ..................................................................................................................................... 1 1.2 Doel ............................................................................................................................................... 1 1.3 Leeswijzer ..................................................................................................................................... 1 2 MATERIAAL EN METHODE ............................................................................................................... 2 2.1 Onderzoeksgebied ....................................................................................................................... 2 2.2 Bemonsteringsperiode ................................................................................................................ 2 2.3 Vangtuigen en wijze van bemonsteren...................................................................................... 3 2.4 Verwerking van veldgegevens ................................................................................................... 4 2.4.1 Berekening omvang visbestand ............................................................................................... 4 2.4.2 Lengte-gewicht relatie en conditie ............................................................................................ 4 2.4.3 Predator-Prooi verhouding ....................................................................................................... 4 2.4.4 Presentatie gegevens............................................................................................................... 4 3 RESULTATEN ZEVENBRONNEN ...................................................................................................... 6 3.1 Algemene opmerkingen .............................................................................................................. 6 3.2 Soortensamenstelling ................................................................................................................. 6 3.3 Elektro- en fuikenvisserij ............................................................................................................ 7 3.4 Bestandschattingen..................................................................................................................... 8 3.5 Lengtesamenstelling ................................................................................................................... 9 3.6 Lengtegewicht relatie en conditie .............................................................................................. 9 3.7 Predator-prooi verhouding ......................................................................................................... 9 4 RESULTATEN KLEINE VIJVER HORST.......................................................................................... 10 4.1 Algemene opmerkingen ............................................................................................................ 10 4.2 Soortensamenstelling ............................................................................................................... 10 4.3 Elektro- en fuikenvisserij .......................................................................................................... 10 4.4 Bestandschattingen................................................................................................................... 10 4.5 Lengtesamenstelling ................................................................................................................. 12 4.6 Lengtegewicht relatie en conditie ............................................................................................ 12 4.7 Predator-prooi verhouding ....................................................................................................... 12 5 RESULTATEN VOSSEMVIJVER ...................................................................................................... 13 5.1 Algemene opmerkingen ............................................................................................................ 13 5.2 Soortensamenstelling ............................................................................................................... 13 5.3 Elektro- en fuikenvisserij .......................................................................................................... 14 5.4 Bestandschattingen................................................................................................................... 15 5.5 Lengtesamenstelling ................................................................................................................. 16 5.6 Lengtegewicht relatie en conditie ............................................................................................ 16 5.7 Predator-prooi verhouding ....................................................................................................... 16 6 DISCUSSIE ........................................................................................................................................ 17 6.1 Uitvoering bemonstering .......................................................................................................... 17 6.2 Vijver Zevenbronnen ................................................................................................................. 17 6.2.1 Soortensamenstelling ............................................................................................................. 17 6.2.2 Omvang van het visbestand ................................................................................................... 17 6.2.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 18 6.2.4 Predatie, ontrekkingen en herbepotingen .............................................................................. 18 6.3 Kleine vijver Horst ..................................................................................................................... 19 6.3.1 Soortensamenstelling ............................................................................................................. 19 6.3.2 Omvang visbestand ................................................................................................................ 19 6.3.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 19 6.3.4 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen ............................................................................. 19 6.4 Vossemvijver .............................................................................................................................. 20
6.4.1 Soortensamenstelling ............................................................................................................. 20 6.4.2 Omvang visbestand ................................................................................................................ 20 6.4.3 Viswatertypering ..................................................................................................................... 21 6.4.4 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen ............................................................................. 21 6.5 Vergelijking visbestanden met gelijkaardige wateren ........................................................... 21 7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.............................................................................................. 22 7.1 Conclusies .................................................................................................................................. 22 7.2 Aanbevelingen ........................................................................................................................... 23 7.2.1 Zevenbronnen ........................................................................................................................ 23 7.2.2 Kleine vijver van Horst............................................................................................................ 24 7.2.3 Vossemvijver .......................................................................................................................... 24 8 LITERATUUR ..................................................................................................................................... 27
BIJLAGEN BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 BIJLAGE 3 BIJLAGE 4 BIJLAGE 5 BIJLAGE 6 BIJLAGE 7 BIJLAGE 8
SOORTENLIJST ZOETE WATEREN EN INDELING (FAME) COÖRDINATEN BEMONSTERDE TRAJECTEN LIGGING BEMONSTERDE TRAJECTEN VANGSTGEGEVENS SCHIETFUIKEN EN ELEKTROVISSERIJ LENGTEFREQUENTIEVERDELINGEN CONDITIEDIAGRAMMEN LENGTEGEWICHT RELATIE RUWE VANGSTGEGEVENS
1 INLEIDING 1.1 Aanleiding In het Vlaamse Gewest bevinden zich in elke provincie diverse stilstaande wateren waarop de riviervisserijwetgeving van toepassing is. Deze stilstaande wateren hebben een belangrijke functie voor de openbare visserij. Het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) is verantwoordelijk voor het visstandbeheer in deze wateren. Een lacune in de kennis van de visstand in deze wateren is het ontbreken van cijfers over de totale visbiomassa. In het kader van het visstandbeheer wenst het ANB door middel van een visstandonderzoek een beter inzicht te krijgen in de visstand in deze wateren. Op basis van het aanwezige visbestand kunnen streefbeelden en prioriteiten opgesteld worden en kunnen eventuele aanbevelingen gegeven worden naar het te voeren visstandbeheer. Het ANB heeft AquaTerra-KuiperBurger B.V. (ATKB) opdracht gegeven voor het uitvoeren van het visstandonderzoek op de Vijvers Vlaams-Brabant. 1.2 Doel Het doel van het onderzoek is drieledig en bestaat uit; a) Schatting maken van de vissoortensamenstelling en van de visbiomassa. b) Bepaling van het viswatertype op basis van de aanwezige visstand. c) Aanbevelingen naar het beheer, de inrichting en de visuitzettingen. 1.3 Leeswijzer Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de toegepaste materialen en methoden gepresenteerd. In hoofdstuk 3, 4 en 5 volgen de resultaten van het onderzoek, die in hoofdstuk 6 besproken worden. Hoofdstuk 7 geeft de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek weer, gevolgd door de literatuurlijst. Het rapport sluit af met de bijlagen, behorende bij de resultaten.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 1 van 27
2 MATERIAAL EN METHODE 2.1 Onderzoeksgebied De onderzochte vijvers in deze provincie betreffen de vijvers Zevenbronnen, de Kleine vijver van Horst en de Vossemvijver. De Zevenbronnen is gelegen op de grens van Vlaanderen en Wallonië. De vijver heeft een oppervlakte van 4,0 hectare en staat door middel van overlaten in verbinding met andere vijvers. Tijdens de bemonstering werd er water afgelaten in verband met werkzaamheden. De waterdiepte was daarom circa 0,6 tot 1,0 meter, daar deze normaal maximaal 1,5 meter is. In de zomermaanden is een groot deel van het wateroppervlak bedekt met drijfblad. Tijdens de bemonstering was geen vegetatie aanwezig. De oevers van de Zevenbronnen zijn grotendeels onbeschoeid. Plaatselijk zijn bomen in het water gevallen. Het doorzicht reikte tijdens de bemonstering tot de bodem, waarop zich een sliblaag bevindt. De Kleine vijver van Horst bevindt zich in de nabijheid van het Kasteel te Horst. De vijver heeft een oppervlakte van 1,25 hectare en een waterdiepte tot 0,8 meter. Op de kleibodem bevindt zich enig slib. De oevers van de vijver zijn bijna volledig beschoeid met houten damwand. Circa 10% van de oever is begroeid met emerse vegetatie als grote lisdodde, pitrus en liesgras. In de zomermaanden zijn kleine delen van het wateroppervlak bedekt met gele plomp. Het doorzicht was tijdens de bemonstering zeer beperkt en reikte maximaal tot 0,1-0,2 meter. De Vossemvijver is gelegen in een park te Tervuren. De vijver heeft een oppervlakte van 12,0 hectare en een gemiddelde waterdiepte van circa 2 meter. De maximale diepte bedraagt ongeveer 3 meter. Door middel van overlaten staat deze vijver in verbinding met andere vijvers zoals de Molenvijver. De oevers van de Vossemvijver zijn grotendeels beschoeid met houten damwand en/of schanskorven. Op enkele plaatsen is de oeverzone begroeid met lisdoddes. In de zomermaanden is er daarnaast sprake van een zeer abundante begroeiing met submerse vegetatie (smalle waterpest en grof hoornblad). Tijdens de huidige bemonstering was er niet veel submerse vegetatie meer aanwezig, het merendeel bevond zich in het oostelijke deel (op de bodem). In de zomermaanden kunnen er algenbloeien plaatsvinden in de Vossemvijver. Tijdens de bemonstering was het doorzicht zeer hoog, tot meer dan 2,5 meter.
Afbeelding 2.1 Zevenbronnen (links), de Kleine vijver van Horst (midden) en de Vossemvijver (rechts) 2.2 Bemonsteringsperiode De bemonstering van de Vijvers Vlaams-Brabant heeft plaatsgevonden in week 45, van 7 tot en met 10 november. De bemonstering met zegen- en elektrovisapparaat heeft overdag plaatsgevonden. Het zetten en lichten van de fuiken heeft eveneens overdag plaatsgevonden.
Blz. 2 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
2.3 Vangtuigen en wijze van bemonsteren Tijdens het huidige onderzoek zijn de vangtuigen fuik, elektrovisapparaat en zegen ingezet. De eerste twee vangtuigen zijn ingezet volgens de richtlijnen uit het bestek en dienen een overzicht te geven van de vangsten per eenheid van inspanning. De overige twee vangtuigen zijn ingezet conform de richtlijnen uit het Handboek Hydrobiologie (ref. 1) en dienen in het bijzonder inzicht te geven in de biomassa van het visbestand. De uitvoering is hierbij gebaseerd op de Bevist-Oppervlak-Methode (BOM). Deze methode houdt in dat een bepaald oppervlak op gestandaardiseerde wijze wordt bevist met een vangtuig waarvan het vangstrendement bekend is. Aan de hand van de vangst, het beviste oppervlak en het vangstrendment wordt een schatting gemaakt van de omvang en samenstelling van de visstand. De vangstgegevens van de zegen worden met die van de elektrovisserij gecombineerd tot een bestandschatting van het gehele water. In navolgende tekst wordt ingegaan op de verschillende toegepaste vangtuigen en methoden. Fuikenvisserij Fuiken zijn cilindervormige, taps toelopende netten met steeds kleiner wordende doorzwemopeningen en maaswijdten. Fuiken hebben één of meerdere kelen, waardoor een vis die eenmaal de fuik is ingezwommen er vrijwel niet meer uit kan en steeds verder achterin de fuik terecht komt. Fuiken zijn passieve vistuigen. De vangst is hierbij afhankelijk van de activiteit van de vis. Het minimumformaat van de gevangen vis wordt bepaald door de toegepaste maaswijdte. Met passieve vistuigen kan wel een beeld worden verkregen van de aanwezige soorten, maar niet van de hoeveelheid vis (omvang visbestand) en is daardoor niet geschikt voor een bestandsopname. Tijdens dit onderzoek zijn stellen schietfuiken toegepast. Per vijver zijn twee stel schietfuiken geplaatst. Eén stel bestaat uit 2 fuiken met geleidingsnet. De lengte van een individuele fuik is 7 meter met tussen de fuiken een geleidingsnet van 11 meter lengte. De fuiken hebben een maaswijdte van 24 mm afnemend tot 18 mm (gestrekte maas). Op alle vijvers hebben de fuiken 2x24 uur gestaan. Elektrovisserij Tijdens elektrovisserij wordt met een aggregaat een stroomveld in het water aangebracht. Een elektrisch schepnet fungeert hierbij als positieve pool (anode), een kabel als negatieve pool (kathode). De vis in de omgeving van de positieve pool wordt verdoofd en opgeschept. In wateren waarvan de oeverzone bemonsterd wordt normaal gesproken vanuit een boot met een 5 kW (generator gevoed) elektrovisapparaat gevist. Bij het bemonsteren van enkel de oeverzone is het rendement volgens het STOWA-handboek vastgesteld op 30% voor snoek en 20% voor de overige soorten. Per vijver zijn twee trajecten van 200 meter bemonsterd. Zegenvisserij De zegen is een staand net dat bestaat uit een grote zak met aan beide zijden een lange vleugel. Meervormige wateren kunnen met de zegen bemonsterd worden door middel van het rondvissen van de zegen. De zegen wordt hierbij vanaf de oever met een boot uitgevaren en in een hele of halve cirkel uitgevaren (afhankelijk of zegen op de kant of in boot wordt binnengehaald). Vervolgens wordt de zegen naar de oever of boot toe binnengehaald. De vis wordt bij het binnenhalen van de zegen omsloten en naar de zak van de zegen geleidt. Het rendement voor deze manier van vissen is vastgesteld op 80% voor alle vissoorten en lengteklassen. In meervormige wateren worden langere (en indien nodig dieper vissende) zegens toegepast (minimaal 75 meter, tot meer dan 400 meter), met een vissende diepte van 2,5 tot 7 meter. Indien bij het rondvissen een zegen kleiner dan 75 meter wordt toegepast wordt de kans op het ontsnappen van grotere vissen aanzienlijk. De maaswijdte van de zegens is 40 mm gestrekte maas in de vleugels, afnemend tot 12 mm in de zak. Tijdens het huidige onderzoek is in alle vijvers een zegen met een lengte van 225 meter toegepast met een vissende diepte van circa 3 meter. De zegen is hierbij handmatig binnengehaald. Het bevist oppervlak is bij het rondvissen van de zegen bepaald door tijdens het uitvaren van de zegen met de GPS een ‘tracklog’ op te nemen. Deze ‘tracklogs’ zijn op kantoor vervolgens ingelezen in GIS waarna het bevist oppervlak en locatie nauwkeurig bepaald is.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 3 van 27
2.4 Verwerking van veldgegevens De gevangen vissen zijn gesorteerd in soort- en lengtegroepen, gemeten (cm totaallengte met een nauwkeurigheid van ± 0,5 cm) en geteld. Grote vangsten zijn eerst in functionele soort- en lengtegroepen gesorteerd, waarna op basis van gewicht een monster is genomen. De bemonsterde vissen zijn vervolgens gesorteerd, gemeten en geteld. Tijdens de sortering en bemonstering van de vangst is er gelet op eventuele bijzondere of zeldzame vissen. Van maximaal 40 vissen per soort is het individuele gewicht vastgesteld voor het bepalen van de lengtegewichtrelatie en de conditie. Na de verwerking van de vangst zijn de vissen zo snel mogelijk teruggezet op de vangstlocatie. 2.4.1 Berekening omvang visbestand De vangsten zijn ingevoerd in het databeerprogramma Piscaria. Piscaria is een programma ontwikkeld voor het beheer en de opslag van gegevens van visstandbemonsteringen. Piscaria bevat standaard lengtegewicht relaties van alle vissoorten voor het omrekenen van aantallen vissen naar biomassa. Bij een minimum aantal gewogen vissoorten van 40 individuele vissen per soort is echter gerekend met de specifieke lengtegewicht relatie van de specifieke vijvers. De bestanden zijn conform de beschrijving in het Handboek Hydrobiologie op de volgende wijze berekend; 1. de vangst van de afzonderlijke trajecten (elektro- en zegenvisserij) is gedeeld door het rendement van het vangtuig en de toegepaste methode; 2. de voor het rendement gecorrigeerde vangst van alle trajecten is gesommeerd; 3. deze som is gedeeld door het beviste oppervlak, resulterend in een bestandschatting voor een afgebakend gebied. Door middel van een naar oppervlakte gewogen gemiddelde van de deelgebieden wordt een bestandschatting van het gehele water verkregen. De fuikvangsten zijn niet meegenomen in de berekening van de omvang van het visbestand. De vangstresultaten van dit vangtuig worden, samen met die van de elektrovisserij, gepresenteerd per eenheid van inspanning (respectievelijk de vangst per fuiknacht en de vangst per eenheid van inspanning). 2.4.2 Lengte-gewicht relatie en conditie Met de individuele stuks gewichten is per soort een lengte-gewicht relatie opgesteld. Daarnaast zijn de individuele gewichten gebruikt voor een vergelijking met het standaardgewicht voor de specifieke soort (ref. 5). Op deze wijze is een indicatie van de conditie van de vis verkregen. Een conditie van 0,9-1,1 wordt als normaal beschouwd. Een afwijking van 0,1-0,2 geeft een matige (0,8-0,9) of goede (1,1-1,2) conditie aan. Een afwijking van meer dan 0,2 geeft een slechte (< 0,8) of een zeer goede (>1,2) conditie aan. 2.4.3 Predator-Prooi verhouding Op basis van de verkregen bestandschatting is de verhouding roofvis/witvis berekend (predator-prooi verhouding). In een water met een evenwichtig opgebouwde visstand is de productie van planktivore vissen en de consumptie hiervan door roofvissen in evenwicht. De predator-prooi verhouding (op gewichtbasis) geeft aan over er sprake is van een evenwicht. Het blijkt dat er slechts sprake is van een evenwicht bij een predator-prooi verhouding van 1:1 tot 1:2,5 (gebaseerd op de biomassa van de totale bestanden) (ref. 3). Voor een realistische inschatting van de predatie van prooivis wordt gebruik gemaakt van de predator-proovis (< 15cm) verhouding. 2.4.4 Presentatie gegevens Voor de presentatie van de bestandschattingen zijn de gevangen vissoorten ingedeeld in verschillende stromingsgilden (zie bijlage 1). Deze indeling is afgeleid van het Fish-based Assessment Method for the Ecological status of European rivers (FAME) concept. Voor een uitgebreide toelichting op deze indeling wordt verwezen naar ref. 2. Naast de verschillende stromingsgilden zijn de vangsten eveneens gesommeerd in ecologische lengteklassen. Deze indeling is voornamelijk gebaseerd op voedselvoorkeur. Alle eurytope vis tot 15 cm wordt verondersteld planktivoor te zijn. Pos is facultatief planktivoor. In de periode april-mei (circa 1/3 deel van het groeiseizoen) blijkt pos op zoöplankton te foerageren (ref. 4). Voor snoek is de indeling gebaseerd op de voorkeur voor een bepaald habitat. Snoek met een lengte tot 45 cm heeft een sterke voorkeur voor een schuilplaats tussen (oever)vegetatie.
Blz. 4 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
Vanaf een lengte van 55 cm verkiest de snoek het ruimere water als habitat. De snoeken in de lengteklasse van 45 tot 55 cm bevinden zich in de overgangsfase tussen beide type habitat.
Afbeelding 2.2 Verwerking van een aanzienlijke vangst op de Vossemvijver.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 5 van 27
3 RESULTATEN ZEVENBRONNEN 3.1 Algemene opmerkingen De bemonstering van de vijver Zevenbronnen is voorspoedig verlopen. In verband met werkzaamheden aan één van de monniken van de vijver was het waterpeil ongeveer een halve meter lager dan normaal. Vanwege deze werkzaamheden dienden alle gevangen vissen afgevoerd te worden naar een aanliggende vijver. Het transport van de vissen is hierbij verzorgd door het ANB en INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek). Op de eerste dag van de bemonstering werden enkele jagende aalscholvers waargenomen op de vijver Zevenbronnen. 3.2 Soortensamenstelling In totaal zijn er tijdens het onderzoek 15 verschillende vissoorten aangetroffen in de vijver Zevenbronnen. Van deze vissoorten behoren er 10 tot het eurytope stromingsgilde. Dit zijn de soorten baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, meerval, paling, pos, snoekbaars en snoek. Van het limnofiele stromingsgilde zijn twee soorten gevangen, rietvoorn en zeelt. De riviergrondel is de enige aangetroffen rheofiele soort. Naast deze vissoorten zijn eveneens twee exoten aangetroffen, zonnebaars en zilverkarper. Naast de diverse vissoorten werden er tijdens de bemonstering eveneens enkele gevlekte Amerikaanse rivierkreeften gevangen en een schildpad (waarschijnlijk een kruising tussen een geelwang- en geelbuikschildpad).
Afbeelding 3.1 Schildpad
Blz. 6 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
3.3 Elektro- en fuikenvisserij In tabel 3.1 worden de resultaten van de elektro- en fuikenvisserij op de vijver Zevenbronnen weergegeven per eenheid van inspanning. In bijlage 4 worden de ruwe vangstgegevens en de vangsten per lengteklasse gepresenteerd. Tabel 3.1.
Vangstgegevens elektrovisserij en fuikenvisserij Zevenbronnen. Vangst (fuiknacht of 100 meter oeverlengte) Fuikenvisserij Elektrovisserij kg aantal kg aantal Vissoort Aal/Paling 0,15 2,3 Baars 3,24 508,8 1,98 257,2 Blankvoorn 0,04 3,9 0,05 2,4 Brasem 0,61 9,6 0,00 2,9 Giebel 2,85 1,8 Zilverkarper 0,51 0,1 Karper 54,85 10,0 Meerval 6,85 0,3 Pos 0,06 4,5 Rietvoorn/Ruisvoorn 0,08 3,3 Riviergrondel 0,05 4,2 Snoekbaars 0,03 3,0 0,45 0,3 Spiegelkarper 4,05 0,5 Zeelt 0,38 0,5 Zonnebaars 0,00 0,3 Totaal 4,56 532,8 71,65 281,5
De fuikvangsten op de vijver Zevenbronnen hebben een omvang van circa 4,6 kg en circa 530 stuks per fuiknacht. Zowel op basis van biomassa als in aantallen bestaat deze vangst grotendeels uit baars (respectievelijk 71% en 96%). Voor de overige vissoorten geldt dat de vangsten maximaal 10 stuks per fuiknacht bedragen. Tijdens de elektrovisserij werd ruim 70 kg en circa 280 exemplaren per 100 meter oeverlengte gevangen. Deze hoge biomassa is grotendeels het resultaat van de vangst van 10 karpers met een totaal gewicht van bijna 55 kg. Dit is 77% van de totale biomassa. Veel van de karpers werden gevangen tussen de takken van in het water liggende bomen. Tijdens de elektrovisserij werd ook een meerval waargenomen, deze is echter niet gevangen. De lengte en het gewicht van dit exemplaar is daarom een schatting. De meest frequent voorkomende vis in de oeverzone is de baars. Ruim 90% van de vangst bestond uit baars.
Afbeelding 3.2 kleine baars uit de fuiken.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 7 van 27
3.4 Bestandschattingen In tabel 3.2 en tabel 3.3 worden de bestandschattingen van de vijver Zevenbronnen weergegeven op basis van biomassa en aantallen per hectare. Tabel 3.2. Bestandschatting Zevenbronnen 2011(kg/ha). Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 Eurytoop Aal/Paling 1,4 0,0 Baars 78,9 64,7 7,9 5,3 Blankvoorn 5,1 1,7 3,4 Brasem 306,7 27,7 Giebel 26,9 Karper 517,5 Meerval 12,2 Pos 0,3 0,3 Snoekbaars 34,9 Spiegelkarper 38,3 Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 2,0 2,0 Zeelt 4,7 0,5 Rheofiel Riviergrondel 0,7 0,7 Zonnebaars Exoot 0,0 0,0 Subtotaal 1.029,6 94,1 8,9 11,2 ecologische indeling voor snoek Totaal 0-15 16-35 36-44 Eurytoop Snoek 17,5 Totaal 1.047,1
26-40 0,9 0,9 3,1 4,9 45-54 -
>40 0,5 279,1 23,8 517,5 12,2 34,9 38,3 4,3 910,6 >54 17,5
0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen
Tabel 3.3. Bestandschatting Zevenbronnen 2011 (aantal/ha). Gilde Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 Eurytoop Aal/Paling 21 5 Baars 12.449 11.911 469 66 Blankvoorn 237 185 52 Brasem 3.732 3.588 Giebel 17 Karper 94 Meerval 0 Pos 23 23 Snoekbaars 16 Spiegelkarper 5 Limnofiel Rietvoorn/Ruisvoorn 23 23 Zeelt 6 2 Rheofiel Riviergrondel 39 39 Zonnebaars Exoot 2 2 Subtotaal 16.664 15.684 538 143 ecologische indeling voor snoek Totaal 0-15 16-35 36-44 Eurytoop Snoek 10 Totaal 16.674
26-40 14 2 2 18 45-54 -
>40 2 144 14 94 0 16 5 3 278 >54 10
0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen
Het visbestand in de vijver Zevenbronnen is geschat op 1.047,1 kg/ha en 16.674 stuks/ha, waarmee het zeer omvangrijk is. De totale visbiomassa wordt grotendeels gevormd door de soorten karper (53%) en brasem (29%). Vooral de aanwezigheid van grote exemplaren van deze soorten leidt tot het hoge aandeel in de visbiomassa. De lengteklassen van vissen groter dan 40 cm vormt zelfs 87% van de totale biomassa. Voor de aanwezige karpers geldt dat circa één op de twintig karpers een spiegelkarper is. De overige karpers zijn schubkarpers. Voor meerval geldt dat deze tijdens de bemonstering niet gevangen is, maar wel waargenomen.
Blz. 8 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
Volgens hengelaars die tijdens de bemonstering aanwezig waren is deze vis in 2009 nog gevangen met een lengte van 1,75 meter en een gewicht van 35 kg. De meerval is ditmaal geschat op een lengte van circa 1,80 meter. Het gewicht is niet bekend, wel was de vis vrij slank gebouwd. Aangenomen wordt dat zich slechts één meerval op de vijver bevindt. Op basis van aantallen bestaat het visbestand vrijwel volledig uit baars (75%) en brasem (22%). Voor beide soorten geldt dat dit hoge aantal veroorzaakt wordt door een aanzienlijk broedbestand. Van baars zijn daarnaast ook oudere jaar-/lengteklassen gevangen, bij brasem ontbreken meerzomerige exemplaren tot de lengte van 40 cm. 3.5 Lengtesamenstelling In bijlage 5 zijn de lengtefrequentieverdelingen van de gevangen vissoorten gepresenteerd. De vangsten van baars bestaan grotendeels uit exemplaren tot 10 cm, waarschijnlijk allen broed van dit jaar. De grotere baarzen hebben vrijwel allemaal een lengte kleiner dan 25 cm. Twee exemplaren waren groter met een lengte van respectievelijk 29 en 34 cm. Het brasembestand bestaat uit exemplaren kleiner dan 11 cm (waarschijnlijk voornamelijk broed) en vissen met een lengte van 45 tot 60 cm. Tussenliggende jaarklassen zijn niet aangetroffen. De lengtesamenstelling van de brasemvangsten komen hiermee overeen met die van snoekbaars. Van deze vissoort is broed gevangen (10 tot 17 cm ) en zijn daarnaast exemplaren in de lengterange van 59 tot 69 cm gevangen. De aangetroffen karpers hadden veelal een lengte van circa 50 tot 80 cm. Enkele exemplaren waren groter met een lengte van 88 en 92 cm. Een soort waar eveneens alleen de grotere lengteklassen van zijn aangetroffen is de snoek. Van deze vissoort zijn exemplaren van 55 tot 75 cm gevangen. Broed van deze vissoort werd niet aangetroffen. Voor de overige vissoorten geldt veelal dat het aantal aangetroffen exemplaren laag is. Zo werden er enkele giebels van 40 tot 45 cm gevangen, hadden de aangetroffen palingen grotendeels een lengte van 30 tot 40 cm, werden er riviergrondels van 10 tot 13 cm gevangen en hadden de aangetroffen zeelten een lengte van 23, 42 en 43 cm.
Afbeelding 3.3 Brasem. 3.6 Lengtegewicht relatie en conditie In bijlage 6 worden de conditiediagrammen van de gevangen vissoorten gepresenteerd. In bijlage 7 worden de bijbehorende lengtegewicht relaties weergegeven. Over het algemeen geldt dat de gevangen vissen op de vijver Zevenbronnen een vrij normale conditie bezitten. Bij soorten als karper, baars en blankvoorn is de conditie voor alle lengteklassen normaal tot goed. Bij giebel en brasem is de conditie zelfs goed. De enige vissoort met een iets lager conditiescore is de paling. Deze vissoort heeft echter nog steeds een conditie die normaal tot matig is. 3.7 Predator-prooi verhouding De belangrijkste predators op de vijver Zevenbronnen zijn de soorten baars, snoekbaars, snoek en meerval. Op basis van de biomassa van deze soorten (exemplaren > 15 cm) en het totale prooivisbestand (exemplaren < 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:1,5.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 9 van 27
4 RESULTATEN KLEINE VIJVER HORST 4.1 Algemene opmerkingen De bemonstering van de Kleine vijver Horst kon zonder problemen uitgevoerd worden. De bodem van de vijver is vrij van obstakels, waardoor de zegenrondgooi voorspoedig verliep. Ook de bemonstering met fuiken en elektrovisserij kon goed uitgevoerd worden. 4.2 Soortensamenstelling In totaal zijn er tijdens het huidige onderzoek 9 verschillende vissoorten gevangen in de Kleine vijver Horst. Dit aantal is exclusief hybride, een kruising tussen twee karperachtigen. Van de aangetroffen soorten behoren er 4 tot het eurytope stromingsgilde (baars, blankvoorn, giebel en karper), zijn er 3 limnofiel (bittervoorn, rietvoorn en zeelt), is er 1 rheofiel (winde) en 1 exoot (blauwband). Voor de karpers geldt dat bijna 84% van de exemplaren een spiegelkarper is, de overige 16% wordt gevormd door schubkarpers. 4.3 Elektro- en fuikenvisserij In tabel 4.1 worden de vangstgegevens van de elektro- en fuikenvisserij weergegeven per eenheid van inspanning. In bijlage 4 worden de ruwe vangstgegevens en de vangsten per lengteklasse weergegeven. Tabel 4.1.
Vangstgegevens elektrovisserij en fuikenvisserij Kleine vijver Horst. Vangst (fuiknacht of 100 meter oeverlengte) Fuikenvisserij Elektrovisserij Vissoort kg aantal kg aantal Baars 0,48 22,85 1,95 65,95 Bittervoorn 0,06 9,02 0,28 42,25 Blankvoorn 0,26 4,88 2,35 26,46 Blauwband 0,10 17,19 0,25 76,16 Giebel 0,00 0,13 3,63 5,00 Karper 0,09 0,13 5,40 8,00 Rietvoorn/Ruisvoorn 0,26 6,73 0,23 7,13 Spiegelkarper 1,68 1,50 28,58 37,75 Totaal 2,9 62,1 42,7 267,5
De vangsten van de fuikenvisserij bedragen 2,9 kg en 62 exemplaren per fuiknacht. De biomassa bestaat hierbij grotendeels uit (spiegel)karpers (61%). Andere soorten met een relatief groot aandeel in de totale biomassa zijn baars (17%), blankvoorn (9%) en rietvoorn (9%). Op basis van aantallen bestaat de vangst voornamelijk uit baars (37%) en blauwband (28%). In de oeverzone bestaat de vangst op basis van biomassa grotendeels uit karper (80%). Veel van deze vissen werden in de aanwezige emerse vegetatie aangetroffen. De meest voorkomende vissen in de oeverzone zijn blauwand (28%), baars (25%), karper (17%) en bittervoorn (16%). 4.4 Bestandschattingen In 0 en tabel 4.3 worden de bestandschattingen van de Kleine vijver Horst weergegeven op basis van biomassa en aantallen per hectare.
Blz. 10 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
Tabel 4.2. Gilde Eurytoop
Limnofiel
Rheofiel Exoot
Bestandschatting Kleine vijver Horst 2011(kg/ha). Vissoort Baars Blankvoorn Giebel Hybride Karper Spiegelkarper Bittervoorn Rietvoorn/Ruisvoorn Zeelt Winde Blauwband Totaal
Totaal 47,2 101,6 89,5 0,4 307,4 2.100,6 5,1 6,7 1,6 1,8 7,1 2.669,0
0+ 16,8 0,1 0,3 0,1 0,0 17,3
>0+-15 8,0 1,8 0,3 0,4 5,1 4,5 7,0 27,1
16-25 2,6 97,9 4,0 1,6 2,1 108,2
26-40 18,3 1,9 85,1 207,8 747,7 1.060,8
>40 1,5 99,5 1.351,1 1,6 1,8 1.455,5
16-25 36 953 12 7 37 1.045
26-40 30 9 122 333 1.379 1.873
>40 1 35 503 1 1 541
0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen
Tabel 4.3. Gilde Eurytoop
Limnofiel Rheofiel Exoot
Bestandschatting Kleine vijver Horst 2011 (aantal/ha). Vissoort Baars Blankvoorn Giebel Hybride Karper Spiegelkarper Bittervoorn Rietvoorn/Ruisvoorn Zeelt Winde Blauwband Totaal
Totaal 1.797 1.090 138 14 370 1.893 796 214 1 1 1.922 8.236
0+ 1.411 1 5 22 60 1.499
>0+-15 318 128 5 14 796 156 1.863 3.280
0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen
De omvang van het visbestand in de Kleine vijver Horst is geschat op 2.669 kg/ha en 8.236 stuks/ha. Op basis van biomassa wordt het visbestand gedomineerd door karper. Deze vissoort is goed voor 90% van de totale visbiomassa in de vijver. Deze biomassa wordt voor 60% gevormd door exemplaren groter dan 40 cm en voor 40% door exemplaren van 26 tot 40 cm. Andere vissoorten met nog een relevant aandeel in de totale biomassa zijn blankvoorn (4%) en giebel (3%). Van deze soorten zijn met name grotere exemplaren gevangen. Op basis van aantallen zijn er vier vissoorten die het grootste deel van het visbestand vormen. Dit zijn de soorten karper (27%), blauwband (23%), baars (22%) en blankvoorn (13%). Een andere veel voorkomende soort is de bittervoorn (10%). Met uitzondering van baars geldt voor de meeste vissoorten dat het broedbestand beperkt van omvang is. Bij soorten als blauwband en bittervoorn mag aangenomen worden dat het broedbestand onderschat is. De afmetingen van deze visjes zijn dermate klein dat het vangstrendement zeer laag is. Afbeelding 4.1 Grotere spiegelkarpers uit de Kleine vijver van Horst.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 11 van 27
4.5 Lengtesamenstelling In bijlage 5 zijn de lengtefrequentieverdelingen van de gevangen vissoorten gepresenteerd. Het baarsbestand wordt gekenmerkt door een omvangrijk broedbestand, waarbij het broed reeds lengtes van 11 cm heeft bereikt. Het merendeel van het baarsbestand bestaat uit exemplaren tot 15 cm. Naast deze kleine lengteklassen zijn echter relatief veel grote baarzen gevangen doorlopend naar lengtes tot meer dan 40 cm. De soorten blauwband en bittervoorn zijn over relatief brede lengteranges aangetroffen, duidend op de aanwezigheid van meerdere jaarklassen. Vooral bij de exoot blauwband is dit goed zichtbaar. Bij blankvoorn en rietvoorn is een enigszins vergelijkbare lengteverdeling zichtbaar. Bij beide soorten bestaat het visbestand voornamelijk uit oudere jaarklassen. Bij blankvoorn hebben deze oudere jaarklassen lengtes van 15 tot 27 cm. Het broedbestand is vrij klein. De aangetroffen rietvoorns hebben een lengte van circa 15 cm. Ook van deze vissoort is weinig broed gevangen. Bij de aangetroffen karpers (zowel spiegel- als schubkarper) zijn in grote lijnen twee lengteklassen te onderscheiden. De eerste loopt van 28 tot 37 cm, de tweede van 47 tot 60 cm. Buiten deze twee lengteklassen zijn in beperkte mate karpers aangetroffen. De grootste karper (spiegelkarper) had een lengt van 71 cm. De giebels die tijdens het onderzoek zijn gevangen hadden veelal een lengte van 25 tot 40 cm. Van de soorten winde en zeelt zijn van beide slechts één exemplaar gevangen. Deze hadden een lengte van respectievelijk 46 en 42 cm. 4.6 Lengtegewicht relatie en conditie In bijlage 6 worden de conditiediagrammen van de gevangen vissoorten gepresenteerd. In bijlage 7 worden de bijbehorende lengtegewicht relaties weergegeven. Over het algemeen geldt dat de gevangen vissoorten over een goede conditie bezitten. Vooral bij soorten als karper, giebel, rietvoorn en baars is duidelijk zichtbaar dat de conditie bovengemiddeld is. Dat is opmerkelijk gezien het zeer omvangrijke bestand. De aangetroffen blankvoorns verkeerden in een conditie die als normaal beschouwd kan worden. De conditie van de bittervoorns in de Kleine vijver Horst is uitzonderlijk goed (zeer goed). Dit bleek ook al uit de zeer grote lengtes van deze vissoort (tot respectievelijk 10 en 11 cm). In contrast hiermee staat de slechte conditiescore van de blauwband. Dit terwijl van deze vissoort ook zeer grote exemplaren werden aangetroffen. De vraag kan gesteld worden in hoeverre de referentie betrouwbaar is. 4.7 Predator-prooi verhouding De enige predator in de Kleine vijver Horst is de baars. Op basis van de biomassa van deze vissoort (exemplaren > 15 cm) en het totale prooivisbestand (exemplaren < 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:2.
Afbeelding 4.2 Grote bittervoorn uit de Kleine vijver van Horst.
Blz. 12 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
5 RESULTATEN VOSSEMVIJVER 5.1 Algemene opmerkingen De bemonstering op de Vossemvijver verliep zeer voorspoedig. Door een vrij lage bedekking van submerse vegetatie kon een lange zegen ingezet worden in plaats van een kleinere zegen. Hierdoor kon met een enkele trek een groot oppervlak bevist worden. In totaal zijn vier grote rondgooien uitgevoerd. De vangsten varieerden onderling sterk. Langs de oevers van de Vossemvijver bevinden zich schanskorven die vrij ver doorlopen in het water. Normaal is het onder dergelijke omstandigheden moeilijk een zegen op de kant binnen te halen. Door de schanskorven af te dekken met een zeil kon de zegen echter zeer goed binnengehaald worden.
Afbeelding 5.1 Zegenbemonstering op de Vossemvijver (l) met het bijbehorende vangstresultaat (r). 5.2 Soortensamenstelling In totaal zijn er tijdens de bemonstering 12 verschillende vissoorten gevangen. Van de gevangen vissoorten behoren er 8 tot het eurytope stromingsgilde (baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, paling, pos en snoek. Verder zijn er 2 limnofielen gevangen (rietvoorn en zeelt), 1 rheofiel (winde) en 1 exoot (graskarper). De karpers die op de Vossemvijver gevangen zijn kunnen verder onderverdeeld worden in schub-, spiegel- en koikarpers.
Afbeelding 5.2 Koikarpers uit de Vossemvijver.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 13 van 27
5.3 Elektro- en fuikenvisserij In tabel 5.1 worden de vangstgegevens van de elektro- en fuikenvisserij weergegeven per eenheid van inspanning. In bijlage 4 worden de ruwe vangstgegevens weergegeven en de vangsten per lengteklasse. Tabel 5.1.
Vangstgegevens elektrovisserij en fuikenvisserij Vossemvijver. Vangst (fuiknacht of 100 meter oeverlengte) Fuikenvisserij Elektrovisserij Vissoort kg aantal kg aantal Aal/Paling 1,29 2,3 2,10 4,5 Baars 0,05 6,0 0,23 24,5 Blankvoorn 0,01 1,1 0,00 0,3 Brasem 0,01 2,9 Giebel 0,14 1,5 0,45 22,0 Karper 0,13 0,1 0,55 0,3 Pos 0,04 3,5 0,00 2,5 Rietvoorn/Ruisvoorn 0,00 2,5 Snoek 0,86 0,3 Winde 0,90 0,5 Zeelt 0,19 0,1 1,05 14,3 Totaal 2,71 17,8 5,28 71,3
De fuikvangsten in de Vossemvijver hebben een omvang van 2,7 kg en bijna 18 exemplaren per fuiknacht. De biomassa bestaat grotendeels uit paling (48%) en snoek (37%). Op basis van aantallen zijn het de soorten baars (34%), pos (20%), brasem (16%) en paling (13%) die het talrijkst zijn. De absolute aantallen zijn echter beperkt. In de oeverzone bedragen de vangsten met het elektrovisapparaat 5,3 kg en circa 70 exemplaren per 100 meter oeverlengte. De biomassa bestaat vooral uit grotere exemplaren van de soorten paling (40%), zeelt (20%), winde (17%), karper (10%) en giebel (9%). De meest voorkomende vissoorten in de oeverzone van de Vossemvijver zijn de soorten baars (34%), giebel (31%) en zeelt (20%).
Afbeelding 5.3 Grote snoek boven de schanskorven.
Blz. 14 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
5.4 Bestandschattingen In tabel 5.2 en tabel 5.3 worden de bestandschattingen van de Vossemvijver weergegeven op basis van biomassa en aantallen per hectare. Tabel 5.2. Gilde Eurytoop
Limnofiel Rheofiel Exoot
Eurytoop
Bestandschatting Vossemvijver 2011(kg/ha). Vissoort Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Giebel Karper Pos Spiegelkarper Koikarper Rietvoorn/Ruisvoorn Zeelt Winde Graskarper Subtotaal
Snoek Totaal
Totaal 0+ >0+-15 16-25 29,0 0,1 5,7 1,6 1,3 0,5 0,1 0,0 15,3 0,0 0,1 7,6 0,2 4,4 1,6 203,4 0,3 0,1 0,1 18,4 12,4 0,2 0,1 0,1 27,4 0,1 0,9 2,4 13,2 4,3 337,3 2,1 6,8 4,7 ecologische indeling voor snoek Totaal 0-15 16-35 36-44 24,3 361,6
26-40 0,8 2,2 0,1 0,1 1,3 0,4 6,4 11,3 45-54 -
>40 28,2 15,2 203,0 18,4 12,4 17,5 13,2 4,3 312,2 >54 24,3
0,0 = <0,05 kg/ha; - = niet aangetroffen
Tabel 5.3. Gilde Eurytoop
Limnofiel Rheofiel Exoot
Eurytoop
Bestandschatting Vossemvijver 2011 (aantal/ha). Vissoort Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Giebel Karper Pos Spiegelkarper Koikarper Rietvoorn/Ruisvoorn Zeelt Winde Graskarper Subtotaal
Snoek Totaal
Totaal 0+ >0+-15 16-25 62 3 364 234 121 4 5 5 10 4 0 305 48 249 7 67 35 22 14 3 4 35 31 3 203 104 55 24 7 0 1.100 443 447 38 ecologische indeling voor snoek Totaal 0-15 16-35 36-44 7 1.107
26-40 10 4 0 0 1 0 10 25 45-54 -
>40 48 5 67 3 4 9 7 0 143 >54 7
0 = <0,5 stuks/ha; - = niet aangetroffen
De omvang van het visbestand is geraamd op 361,6 kg/ha en 1.107 stuks/ha. De totale visbiomassa bestaat voor een groot deel uit karper. Deze vissoort (schub-, spiegel- en koikarper) heeft een aandeel van 65% in de totale biomassa van vis. Vrijwel alle karpers vallen in de lengteklasse groter dan 40 cm. Andere vissoorten met een relevant aandeel in de bestandschatting zijn paling (8%), zeelt (8%), snoek (7%) en brasem (4%) Op basis van aantallen bestaat het visbestand grotendeels uit baars (33%), giebel (28%) en zeelt (18%). Het zijn hierbij met name de kleinere lengteklassen (tot 15 cm) waarin een groter aantal exemplaren wordt aangetroffen. Meer dan 80% van de vissen heeft een lengte tot maximaal 15 cm.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 15 van 27
Desondanks is het broedbestand van de meeste vissoorten beperkt van omvang, zeker in relatie tot de grotere lengteklassen. 5.5 Lengtesamenstelling In bijlage 5 zijn de lengtefrequentieverdelingen van de gevangen vissoorten gepresenteerd. Het baarsbestand bestaat grotendeels uit kleine exemplaren tot 12 cm. Waarschijnlijk zijn dit voornamelijk eenzomerige vissen, maar behoren eveneens tweezomerige exemplaren tot deze lengterange. In de lengterange van 12 tot circa 30 cm zijn slechts enkele baarzen gevangen. Elf baarzen hadden een lengte van 30 tot 35 cm. Bij brasem is een zeer beperkt broedbestand aangetroffen. Deze vissen hadden een lengte tot 9 cm. Vervolgens zijn over een grote lengterange geen vissen aangetroffen (met uitzondering van een enkel exemplaar met een lengte van 25 en 28 cm). De grootste brasems hebben lengtes variërend van 59 tot 66 cm. Bij blankvoorn en rietvoorn bestaat het visbestand grotendeels uit kleine exemplaren. Bij blankvoorn hebben deze vissen een lengte van 7 tot 11 cm, de rietvoorns variëren in lengte van 4 tot 8 cm. Bij beide soorten is slechts één exemplaar gevangen groter dan deze lengteklassen, namelijk een blankvoorn van 26 cm en een rietvoorn van 15 cm. De lengtesamenstelling van het giebelbestand wordt gekenmerkt door relatief veel exemplaren met een lengte tot circa 15 cm. Boven deze lengte zijn exemplaren over de gehele lengterange aangetroffen tot een maximale lengte van 40 cm. De lengtesamenstelling van de giebel komt hiermee enigszins overeen met die van de zeelt. Bij deze vissoort zijn echter duidelijk verschillende jaarklassen te onderscheiden. Het merendeel van de zeelten heeft een lengte tot 20 cm. De grootste exemplaren hebben echter een lengte groter dan 40 cm. De grootste aangetroffen zeelt had een lengte van 53 cm. Het karperbestand bestaat uit exemplaren van circa 40 tot 90 cm. Het merendeel van de aangetroffen karpers valt echter in de lengteklasse van 47 tot 58 cm. Naast schub- en spiegelkarpers werden eveneens enkele koikarpers gevangen. Deze hadden een lengte van circa 40 tot 70 cm. De grootste karper had een lengte van 93 cm (spiegelkarper). Van snoek zijn voornamelijk exemplaren van circa 60 tot 90 cm gevangen. Kleinere snoeken zijn niet aangetroffen. De grootste snoek had een lengte van 104 cm. 5.6 Lengtegewicht relatie en conditie In bijlage 6 worden de conditiediagrammen van de gevangen vissoorten gepresenteerd. In bijlage 7 worden de bijbehorende lengtegewicht relaties weergegeven. Over het algemeen geldt dat de vissen van de Vossemvijver in een normale tot goede conditie verkeren. Soorten als baars, blankvoorn, pos, rietvoorn, snoek en brasem bezitten een normale conditie. Bij brasem valt echter op dat de conditie van de grotere exemplaren (> 60 cm) beter is en als goed geclassificeerd kan worden. Dit is ook enigszins waar te nemen bij giebel, waar de kleinere lengteklassen een normale conditie bezitten, maar dat deze lijkt toe te nemen bij een grotere lengte van de vis. De karpers van de Vossemvijver hebben een uitstekende conditie, variërend van goed tot zeer goed. Bij de conditiescores van zeelt valt op dat de kleinste exemplaren een matige conditie hebben. De conditie neemt toe bij grotere lengteklassen tot normale scores. Bij één van de windes die tijdens het onderzoek is gevangen is de aanwezigheid van karperluis vastgesteld wat doorgaans duidt op een verminderde conditie. 5.7 Predator-prooi verhouding De belangrijkste predators op de Vossemvijver zijn de soorten baars en snoek. Op basis van de biomassa van deze soorten (exemplaren > 15 cm) en het totale prooivisbestand (exemplaren < 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:0,3 waarmee regulatie van het prooivisbestand waarschijnlijk is. Bij deze verhouding wordt geen rekening gehouden met predatie door bijvoorbeeld vogels. Tijdens de bemonstering werden er enkele aalscholvers waargenomen rondom de vijver.
Blz. 16 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
6 DISCUSSIE 6.1 Uitvoering bemonstering De bemonstering van alle drie de vijvers is over het algemeen voorspoedig verlopen. Doordat submerse vegetatie vrijwel afwezig was kon een zegen van 225 meter ingezet worden, waarmee een groot oppervlak bemonsterd kon worden. In de vijver Zevenbronnen is 45% van het open water bemonsterd, in de Kleine vijver van Horst 84% en in de Vossemvijver 33%. In de oeverzone van de vijvers bedraagt de bemonsteringsinspanning respectievelijk 80% (Zevenbronnen), 100% (Horst) en 15% (Vossemvijver). Tijdens de bemonstering van de vijver Zevenbronnen en de Vossemvijver bleek dat de vis zich al geclusterd ophield in het waterlichaam. Door de relatief hoge inspanning en het goede verloop van de bemonstering mag echter aangenomen worden dat een representatief beeld van de visstand verkregen is. 6.2 Vijver Zevenbronnen 6.2.1 Soortensamenstelling In de Vijver Zevenbronnen zijn in totaal 15 verschillende soorten aangetroffen. Het merendeel van deze soorten betreft algemeen voorkomende soorten als baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, paling, pos, snoekbaars, snoek, rietvoorn en zeelt. Andere voorkomende vissoorten zijn meerval, riviergrondel, zonnebaars en zilverkarper. Met een totaal van 15 soorten is de soortenrijkdom op de vijver niet bijzonder hoog, maar evenzo ook niet laag te noemen. Wat opvalt aan de soortensamenstelling is het lage aantal plantminnende soorten (ruisvoorn, zeelt en kleine snoek). Tijdens de bemonstering was vrijwel geen vegetatie aanwezig in de vijver. Wel waren de restanten van een groot plompenveld zichtbaar. In de zomermaanden is een deel van het wateroppervlak bedekt met drijfblad. In hoeverre submerse vegetatie ontbreekt is niet bekend, waarschijnlijk is de bedekking vrij laag. De aanwezigheid van de soorten meerval, zilverkarper en zonnebaars is het resultaat van uitzettingen in het verleden. De meerval is in de jaren negentig van de vorige eeuw naar de vijver Zevenbronnen verplaatst bij een lengte van circa anderhalve meter en een gewicht van 23 kg (ref. 8). In 2004 is de vis tijdens een onderzoek gevangen op een lengte van 1,7 meter bij een gewicht van 34 kg (ref. 8). Tijdens de bemonstering werd eveneens een koikarper waargenomen, deze is echter niet gevangen. 6.2.2 Omvang van het visbestand Met 1.047,1 kg/ha en 16.674 stuks/ha was het visbestand in de vijver Zevenbronnen ten tijde van de bemonstering vrij omvangrijk. Omdat alle gevangen vis naar een andere vijver verplaatst is, is het restbestand dat na de bemonstering nog in de vijver zit beduidend lager. In totaal zijn 18.848 exemplaren overgezet, overeenkomend met bijna 730 kg vis. Op basis van de bestandschatting zou het restbestand op de vijver circa 700 tot 800 kg/ha bedragen, overeenkomend met iets minder dan 10.000 stuks/ha. De indicatieve draagkracht van het brasem-snoekbaars viswatertype bedraagt 450 tot 800 kg/ha (ref. 7). Het restbestand in de vijver Zevenbronnen komt hiermee overeen met de indicatieve draagkracht, al is de werkelijke draagkracht sterk afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. Waarschijnlijk bestaat ongeveer 80% van de biomassa van het restbestand uit karper en brasem. De nauwkeurigheid van de schatting van het restbestand wordt negatief beïnvloed door de sterke clustering van vis ten tijde van de bemonstering. De vangsten met de zegen varieerden van bijna geen enkele vis, zeer veel kleine vis, tot een vangst met alleen maar grote brasems. Een niet homogene verspreiding van vis leidt tot een grotere onnauwkeurigheid in de bestandschatting. Deze onnauwkeurigheid is deels ondervangen door de bemonstering van een relatief groot oppervlak van de vijver. Wat opvalt aan het visbestand te Zevenbronnen is een groot broedbestand van baars en brasem, maar relatief weinig doorgroei naar grotere lengteklassen (bij baars gebeurt dit nog wel enigszins). Op basis van de conditie van de aangetroffen soorten lijkt het ontbreken van lengteklassen niet direct voort te komen uit een beperkt voedselaanbod. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat grotere lengteklassen van baars en brasem van zoöplankton overschakelen op macrofauna. Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 17 van 27
Het is goed mogelijk dat het forse bestand van grote karper en brasem een drukkend effect op de rest van het visbestand hebben. Andere oorzaken voor het ontbreken van lengteklassen kunnen liggen in een onregelmatig succes van voortplanting of predatie door roofvissen en/of aalscholvers. Voorafgaand aan het visstandonderzoek werden jagende aalscholvers aangetroffen op de vijver. In hoeverre de werkzaamheden (en dan vooral het aflaten van water en daarmee dalende waterpeil) invloed hebben gehad op de aanwezige visstand is niet bekend. In poldersystemen kan in het najaar worden waargenomen dat verschillende vissoorten/lengteklassen met de stroom mee stuwen passeren en zodoende het watersysteem verlaten. Het is daarom mogelijk dat bepaalde vissoorten/jaarklassen met de stroom mee getrokken zijn. 6.2.3 Viswatertypering Op basis van het omvangrijke visbestand, gedomineerd door karper en brasem met daarbij de snoekbaars als meest abundante predator, komt het visbestand in de vijver Zevenbronnen het best overeen met visbestanden zoals die in het brasem-snoekbaarsviswatertype wordt aangetroffen (ref. 7). De visgemeenschap in deze wateren komt grotendeels overeen met de visstand in het blankvoornbrasemviswatertype. Blankvoorn was slechts in beperkte mate aanwezig. In hoeverre de voedselrijkdom en het doorzicht van het water overeenkomen met de viswatertypering is op basis van de huidige bemonstering niet bekend. Plaatselijk bevond zich redelijk veel slib in de vijver. Het doorzicht was echter hoog, al kan deze in de zomermaanden beduidend lager zijn.
Afbeelding 6.1 Snoekbaars, een kenmerkende vissoort van het brasem-snoekbaarsviswatertype.
6.2.4 Predatie, ontrekkingen en herbepotingen Sinds 2006 zijn er in de vijver Zevenbronnen diverse herbepotingen van zeelt, rietvoorn, winde (alleen in 2006 uitgezet), paling en snoek geweest. In totaal zijn tijdens de bemonstering 49 rietvoorns, 10 snoeken, 9 palingen en 3 zeelten gevangen. Op een totaal van 18.848 gevangen vissen is de vangst van deze soorten zeer beperkt, waaruit opgemaakt kan worden dat het effect van deze uitzettingen op de huidige visstand beperkt is en dat deze soorten zich relatief slecht kunnen handhaven op de vijver. De meest logische reden hiervoor is dat het habitat van de vijver niet overeenkomt met de kenmerken van het snoek/rietvoornviswatertype. Waarschijnlijk is er sprake van voedselrijke omstandigheden en zorgt het omvangrijke karper/brasembestand er voor dat het doorzicht beperkt is en submerse vegetatie niet kan wortelen.
Blz. 18 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
6.3 Kleine vijver Horst 6.3.1 Soortensamenstelling In de Kleine vijver te Horst zijn 9 vissoorten aangetroffen, passend bij de kleine dimensies van het water. Naast de algemene eurytope soorten baars, blankvoorn, giebel en karper, zijn ook plantminnende soorten bittervoorn, rietvoorn en zeelt aangetroffen. De aanwezigheid van meerdere jaarklassen van de bittervoorn duidt eveneens op de aanwezigheid van zoetwatermossels. Opmerkelijk is de aanwezigheid van de stroomminnende soort winde in de vijver. De meest logische verklaring voor de aanwezigheid van deze vissoort is dat deze in het verleden is uitgezet. 6.3.2 Omvang visbestand In de kleine vijver te Horst is het visbestand geschat op 2.669 kg/ha en 8.236 stuks/ha. Het visbestand is hiermee opvallend omvangrijk, duidend op zeer productieve omstandigheden. Er is sprake van een eenzijdig visbestand. Op basis van biomassa wordt dit visbestand gedomineerd door karper (schuben spiegelkarpers). Een dergelijk visbestand, gedomineerd door karper, wordt vaker aangetroffen in voedselrijke vijvers en grachten, zoals die bij kastelen worden aangetroffen. Vaak is hierbij sprake van een dikke sliblaag, dit is in de kleine vijver te Horst niet het geval. Ondanks het zeer omvangrijke visbestand is de conditie van de individuele vissen nog steeds in orde. De reden hiervoor ligt in de hoge draagkracht van het voedselrijke systeem. In hoeverre de aanwezige hengelsport invloed heeft op de voedselrijkdom van de vijver is niet bekend maar veelvuldig voeren kan er wel aan bijdragen. Dat dit het geval is wordt wel verwacht, onder natuurlijke omstandigheden kan een visbestand eigenlijk niet boven de 1200 kg/ha uitkomen. Bij de soorten bittervoorn en blauwband valt op dat deze doorgroeien tot zeer grote lengtes. De grootste bittervoorn had een lengte van bijna 10 cm. Dit is uitzonderlijk groot en een benadering van de maximale lengte (ref. 6). Ook de blauwbanden hebben een uitzonderlijk grote lengte (tot en met 11 cm). Desondanks geldt voor deze soort dat de conditie slecht beoordeeld wordt. Op basis van de grote lengte van deze klein blijvende soorten mag aangenomen worden dat de referentie waaraan getoetst is mogelijk niet correct is. 6.3.3 Viswatertypering Typerend voor de kleine vijver te Horst is het zeer troebele water en het vrijwel ontbreken van waterplanten. Er is sprake van een productieve waterbodem leidend tot zeer voedselrijke omstandigheden. Qua karakteristieken komt de vijver hiermee volledig overeen met het brasemsnoekbaarsviswatertype, hoewel beide soorten niet zijn aangetroffen. Op basis van de visstand kan de kleine vijver van Horst getypeerd worden als een karperput met daarop een zeer groot bestand van relatief kleine karpers. 6.3.4 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen Voor zover bekend, worden de vissen die hengelaars op de vijver vangen na afloop allen teruggezet in de vijver. Wel wordt eens per enkele jaren het water van de vijver afgelaten, waarna de vis verwijderd wordt (mond. med. hengelaar). De vijver fungeert hiermee als een soort van kweekvijver voor karper. De enige predator in de Kleine vijver van Horst zijn de grote baarzen. Op basis van het prooivisbestand kleiner dan 15 cm mag een regulerend effect van deze predator op het prooivisbestand verwacht worden. Mogelijk is de exoot blauwband hierbij een belangrijke voedselbron voor de forse baarzen die gevangen zijn, al kunnen dit ook juveniele karpers zijn (vrijwel niet aangetroffen). Afbeelding 6.2 Zeer grote blauwband.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 19 van 27
6.4 Vossemvijver 6.4.1 Soortensamenstelling In de Vossemvijver zijn tijdens de bemonstering 12 verschillende vissoorten gevangen, wat niet bijzonder veel is. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat zich in deze vijver in 2005 geen enkele vis meer bevond. Door middel van herbepotingen heeft zich een nieuw visbestand gevormd. Het grootste deel van de visstand bestaat uit algemene eurytope soorten. Hoewel de Vossemvijver in de zomermaanden grotendeels begroeid is met submerse vegeatie, zijn slechts enkele plantminnende soorten gevangen (rietvoorn en zeelt). Opvallend aan de soortensamenstelling is de aanwezigheid van koikarpers en de exoot graskarper. 6.4.2 Omvang visbestand Met 361,6 kg/ha en 1.107 stuks/ha is vooral op basis van biomassa een redelijk omvangrijk visbestand aangetroffen in de Vossemvijver, maar aanzienlijk lager dan in de andere bemonsterde vijvers. Tijdens de bemonstering bleek dat de vissen niet homogeen verspreid waren over het gehele oppervlak van de vijver. De vangsten met de zegen varieerden van enkele visjes tot meer dan 130 karpers per rondgooi. Dit kan de nauwkeurigheid van de bemonstering negatief beïnvloed hebben. Op basis van aantallen heeft het visbestand een beperkte omvang. Vooral het broedbestand van diverse soorten is vrij klein. Hoewel in de emerse vegetatie langs de oevers van de Vossemvijver is gevist, werden geen concentraties van kleinere vis aangetroffen. In het geval van clustering zijn dit normaliter goede locaties. Mogelijk bevond de kleine vis zich elders op de vijver. Afgelopen voorjaar was er veel klein visbroed waar te nemen op de Vossemvijver (mond. med. boswachter). Het meest karakteristiek van de visstand in de Vossemvijver is het omvangrijke karperbestand. Van deze vissoort is sinds 2006 in totaal 406 kg uitgezet, voornamelijk exemplaren in de lengterange van 10 tot 20 cm. Daarnaast zijn echter eveneens grotere exemplaren uitgezet, dit als gevolg van een calamiteit in een naastliggende vijver en waarschijnlijk als gevolg van onofficiële herbepotingen (koikarpers). Opvallend aan het karperbestand is de afwezigheid van kleine exemplaren. Het is goed mogelijk dat het aanwezige snoekbestand hierbij een regulerende werking heeft. Het snoekbestand bestaat volledig uit grote exemplaren (> 60 cm). Vanaf deze lengte zijn snoeken minder kwetsbaar. Kleine exemplaren (broed) zijn zeer beperkt aanwezig. De aanwezigheid van grotere snoeken is kenmerkend voor wateren met een beperkt aanbod van schuilmogelijkheden in de vorm van oever vegetatie. Voor juveniele snoek geldt dat deze zeer kwetsbaar zijn voor predatie door grotere soortgenoten. In de zomermaanden is er sprake van vrij veel vegetatie in de Vossemvijver, waardoor er voldoende schuilmogelijkheden zijn. Ten tijde van de bemonstering waren de schuilmogelijkheden grotendeels beperkt tot enige emerse vegetatie in de oeverzone en plaatselijk submerse vegetatie op de waterbodem. Van de meest talrijke soorten (baars, giebel en zeelt) en van de klein blijvende soort pos zijn exemplaren over de gehele lengterange aangetroffen. Bij de overige soorten ontbreken jaar- of lengteklassen. Tijdens de bemonstering viel op dat veel kleine giebels en zeelten zich in de submerse vegetatie ophielden op de bodem van de vijver. Voor een soort als giebel zijn deze schuilmogelijkheden van essentieel belang, omdat deze soort vrij vatbaar is voor predatie door snoek. Afbeelding 6.3 Sporen van predatie bij baars.
Blz. 20 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
6.4.3 Viswatertypering Normaliter zijn stadsvijvers (zoals de Vossemvijver) vaak te typeren als snoek-blankvoorn of blankvoorn-brasemviswatertype (ref. 7), afhankelijk van de mate waarin vegetatie voorkomt en de mate van eutrofiering. Opvallend aan het visbestand in de Vossemvijver is de lage abundantie van de kenmerkende soort blankvoorn, waardoor het viswatertype niet eenvoudig te duiden is. Op basis van aantallen zijn het de plantminnende soorten giebel en zeelt die relatief veel voorkomen, samen met de baars. Op basis van biomassa wordt het bestand echter gedomineerd door karper. De Vossemvijver heeft in de zomermaanden een hoge bedekking met vegetatie. In de loop van de zomer kunnen er echter wel algenbloeien plaatsvinden. Mogelijk dat deze algenbloeien een negatief effect op de visstand hebben, waarbij perioden met lagere zuurstofgehaltes voorkomen. Dit zou de relatief hoge abundantie van zeelt en giebel kunnen verklaren, soorten die goed tegen lagere zuurstofgehaltes kunnen. 6.4.4 Predatie, onttrekkingen en herbepotingen Sinds 2005 zijn de soorten kroeskarper, winde, zeelt, blankvoorn, rietvoorn, paling, karper, riviergrondel, snoek en zeelt uitgezet in de Vossemvijver. Van deze vissoorten zijn vrij grote aantallen uitgezet (tot meer dan 100 kg per herbepoting), veelal vissen met een lengte van 10 tot 20 cm. De resultaten van de herbepotingen zijn slechts beperkt terug te vinden in de bestandschatting, wat doet vermoeden dat de effecten beperkt zijn en de soorten zich relatief slecht kunnen handhaven op de vijver. De redenen hiervoor zijn niet duidelijk.
Afbeelding 6.4 Winde uit de Vossemvijver (met karperluis zichtbaar op buikvin ) 6.5 Vergelijking visbestanden met gelijkaardige wateren In tabel 6.1 worden bestandschattingen weergegeven van enigszins gelijkaardige wateren als de bemonsterde vijvers. Tabel 6.1.
Bestandschattingen gelijkaardige wateren (Nederland).
Omvang visbestand kg/ha aantal/ha Stadsgracht Elburg (2010, ref. 9) 149,6 10.091 Zwemplas Cortenoever (2010, ref. 9) 103,3 891 Fortgracht Ruigenhoek (2000, ref.10) 237,3 Het Meertje (2007, ref. 11) 253,9 2.699 * br = brasem, sk = snoek, ba = baars, ka = karper, bv = blankvoorn, ve = vetje Water
Abundante vissoorten* biomassa aantallen br, sk, bv bv, ve, ba ka br br, ka, pa, bv ka bv
De biomassa in de enigszins gelijkaardige wateren varieert van circa 100 tot 250 kg/ha en is hiermee duidelijk lager dan de biomassa van de bemonsterde vijvers. Op basis van biomassa zijn het de soorten brasem, karper en in mindere mate blankvoorn, paling en snoek die een groot aandeel in de bestandschattingen hebben. Op basis van aantallen zijn het veelal de eurytope soorten blankvoorn, brasem en baars die een groot deel van het visbestand vormen.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 21 van 27
7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 7.1 Conclusies -
De omvang van het visbestand in de vijver Zevenbronnen is geschat op 1.047,1 kg/ha en 16.674 stuks/ha. De fuikvangsten hadden een omvang van 4,6 kg en 533 exemplaren per fuiknacht. In totaal zijn 15 verschillende vissoorten aangetroffen (baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, meerval, paling, pos, snoekbaars, snoek, rietvoorn, zeelt, riviergrondel, zilverkarper en zonnebaars). Kenmerkend aan het visbestand is de hoge biomassa van karper en brasem. Op basis van aantallen wordt het visbestand gedomineerd door kleine baars (75%). In verband met werkzaamheden zijn de gevangen vissen overgezet naar een andere vijver. Het restbestand is evenwel nog geschat op 700 tot 800 kg/ha, waarbij deze biomassa vooral uit karper en brasem bestaat. Op basis van het omvangrijke visbestand, gedomineerd door karper en brasem met daarbij de snoekbaars als meest abundante predator, komt het visbestand in de vijver Zevenbronnen het best overeen met visbestanden zoals die in het brasem-snoekbaarsviswatertype wordt aangetroffen (ref. 7). In hoeverre de voedselrijkdom en het doorzicht van het water overeenkomen met dit viswatertype is op basis van de huidige bemonstering niet bekend. Plaatselijk bevond zich redelijk veel slib in de vijver. Het doorzicht was echter hoog, al kan deze in de zomermaanden beduidend lager zijn.
-
Het visbestand in de Kleine vijver van Horst is geschat op 2.669 kg/ha en 8.236 stuks/ha. Het visbestand is hiermee opvallend omvangrijk, duidend op zeer productieve omstandigheden. De fuikvangsten hebben een omvang van 2,9 kg en 62 exemplaren per fuiknacht. In de Kleine vijver te Horst zijn slechts 9 vissoorten aangetroffen (baars ,blankvoorn, giebel, karper, bittervoorn, rietvoorn, zeelt, winde en blauwband), passend bij de kleine dimensies van het water. Op basis van biomassa wordt dit visbestand gedomineerd door karper (schub- en spiegelkarpers, 90%), waarbij de lengte van deze vissen enigszins beperkt is. Ondanks het zeer omvangrijke visbestand is de conditie van de individuele vissen nog steeds in orde. Van de bittervoorn en blauwband zijn zeer grote exemplaren aangetroffen (respectievelijk 10 en 11 cm). Typerend voor de kleine vijver te Horst is het zeer troebele water en het vrijwel ontbreken van waterplanten. Er is sprake van een productieve waterbodem leidend tot zeer voedselrijke omstandigheden. Qua karakteristieken komt de vijver hiermee volledig overeen met het brasem-snoekbaarsviswatertype, hoewel beide soorten niet zijn aangetroffen. Op basis van de visstand kan de kleine vijver van Horst getypeerd worden als een karperput met daarop een zeer groot bestand van relatief kleine karpers.
-
Het visbestand in de Vossemvijver is geschat op 361,6 kg/ha en 1.107 stuks/ha. De fuikvangsten van de Vossemvijver hebben een omvang van 2,7 kg en bijna 18 exemplaren per fuiknacht. In totaal zijn 12 verschillende vissoorten gevangen (baars, brasem, blankvoorn, giebel, karper, paling, pos, snoek, rietvoorn, zeelt, winde en graskarper. Op basis van biomassa wordt het visbestand gedomineerd door karper (65%). Op basis van aantallen heeft het visbestand een beperkte omvang. Vooral het broedbestand van diverse soorten is vrij klein. Mogelijk bevond de kleine vis zich elders op de vijver. De meest voorkomende vissoorten zijn baars (33%), giebel (28%) en zeelt (18%). Normaliter zijn stadsvijvers (zoals de Vossemvijver) vaak te typeren als snoek-blankvoorn of blankvoorn-brasemviswatertype (ref. 7), afhankelijke van de mate waarin vegetatie voorkomt en de mate van eutrofiering. Opvallend aan het visbestand in de Vossemvijver is de lage abundantie van de kenmerkende soort blankvoorn, waardoor het viswatertype niet eenvoudig te duiden is. Op basis van aantallen zijn het de plantminnende soorten giebel en zeelt die relatief veel voorkomen, samen met de baars. De Vossemvijver heeft in de zomermaanden een hoge bedekking met vegetatie. In de loop van de zomer kunnen er echter wel algenbloeien plaatsvinden. Mogelijk dat deze algenbloeien een negatief effect op de visstand hebben, waarbij perioden met lagere zuurstofgehaltes voorkomen.
Blz. 22 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
Dit zou de relatief hoge abundantie van zeelt en giebel kunnen verklaren, dit zijn soorten die goed tegen lagere zuurstofgehaltes kunnen. 7.2 Aanbevelingen 7.2.1 Zevenbronnen -
Uit de bestandschatting komt duidelijk naar voren dat er een omvangrijk bestand van juveniele brasem en baars aanwezig is. Natuurlijke rekrutering lijkt hiermee succesvol. Baars lijkt door te groeien naar grotere lengteklassen, bij brasem zijn geen meerzomerige exemplaren kleiner dan 40 cm gevangen. Het ontbreken van deze lengteklassen kan verschillende oorzaken hebben. Een eerste oorzaak kan zijn dat de juveniele brasem niet succesvol kan overschakelen van zoöplankton naar een dieet van macrofauna. Het omvangrijke karper- en brasembestand (> 40 cm) kan hierbij een drukkend effect op de rest van de visstand hebben. Een andere mogelijke oorzaak voor het ontbreken van deze lengteklassen kan voortkomen uit predatie. In stilstaande wateren met een evenwichtig opgebouwde visstand is de productie aan planktivore vissen en de consumptie van deze prooivissen door piscivoren in evenwicht. De gewichtsverhouding tussen piscivoor (predator) en prooivis in een stilstaand water dient 1:1 tot 1:2,5 te zijn. Met een predator-prooi verhouding van 1:1,5 in de Zevenbronnen lijkt er sprake te zijn van een evenwicht. Naast predatie door piscivore vissen kan er echter ook predatie door watervogels optreden. Tijdens de bemonstering werden foeragerende aalscholvers waargenomen op de vijver Zevenbronnen. Toch wordt betwijfeld of predatie wel de hoofdoorzaak is. Predatie kan wel zorgen voor een aanzienlijke vermindering van een bestand aan prooivis maar zelden tot nooit tot een volledige eliminatie ervan.
-
De in het verleden uitgevoerde herbepotingen van vis lijken slechts een zeer klein effect op de huidige visstand te hebben. Uitgezette soorten als zeelt, rietvoorn en snoek zijn sterk biotoopgebonden soorten. De ontwikkeling van populaties van deze biotoopgebonden vissoorten is sterker afhankelijk van de inrichting van een water dan van uitzettingen (ref. 13). Gezien de ontwikkeling van de bestanden van rietvoorn, zeelt en juveniele snoek, lijkt de aanwezige biotoop niet te voldoen voor deze soorten. Indien deze soorten een substantieel aandeel in de visstand dienen te krijgen wordt aanbevolen de waterplantenontwikkeling in de vijver te stimuleren. Enerzijds kan dit door de ontwikkeling van emerse vegetatie (zoals riet), anderzijds door de ontwikkeling van submerse vegetatie. Op dit moment is er enig riet aanwezig in de vijver, alleen stond dit ten tijde van de bemonstering vrijwel droog, waardoor het als habitat voor vis niet geschikt was. Een bedekking van meer dan 5% emergente vegetatie wordt als goed gezien (ref. 12). Het oeverhabitat vervult een belangrijke functie als paai- en opgroeihabitat en als schuilplaats in de winterperiode. De ontwikkeling van submerse vegetatie en mogelijk ook emerse vegetatie wordt belemmerd door het aanzienlijke brasemen karperbestand. Overigens kan van het toevoegen van pootvis aan het zeer omvangrijke visbestand niet veel verwacht worden. Het dragend vermogen is met ruim 1 ton per hectare waarschijnlijk wel bereikt.
-
Met betrekking tot de vangsten van karper viel op dat deze zich ten tijde van de bemonstering voor een groot deel verscholen tussen de ingevallen bomen in het water. Deze bomen lijken een belangrijke functie als schuilplaats te hebben voor deze vissoorten. Ook als refugia voor kleine vis tegen aalscholverpredatie kunnen deze bomen van belang zijn. Aanbevolen wordt deze bomen, indien mogelijk, niet te verwijderen.
-
In het kader van de werkzaamheden is een aanzienlijk deel van het visbestand overgeplaatst naar een andere vijver. Het restbestand in de vijver wordt evenwel geschat op 700 tot 800 kg/ha. Ter vergelijking, de indicatieve draagkracht van het brasem-snoekbaars viswatertype bedraagt 450 tot 800 kg/ha (ref. 7). Het restbestand in de vijver Zevenbronnen komt hiermee overeen met de indicatieve draagkracht, al is de werkelijke draagkracht sterk afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. Gezien het nog steeds omvangrijke restbestand wordt aanbevolen de visuitzettingen in de vijver Zevenbronnen voorlopig te stoppen, zeker gezien het feit dat natuurlijke reproductie van baars, brasem en blankvoorn plaatsvindt. Doordat de drukkende werking van het forse bestand van grote karper en brasem enigszins is beperkt, kunnen kleinere lengteklassen
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 23 van 27
mogelijk beter doorgroeien naar grotere lengteklassen. Het is interessant dit te onderzoeken in combinatie met parameters als vegetatiebedekking en doorzicht. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de submerse vegetatie ontwikkeling waarschijnlijk nog steeds belemmerd wordt door het aanwezige brasem- en karperbestand (mogelijk 600 kg/ha), die beduidend hoger ligt dan de kritische 100 kg/ha voor de totale biomassa (ref. 12) om eventueel tot een helder water met submerse vegetatie te komen. -
Indien de vijver Zevenbronnen in de toekomst een geschikt habitat voor de snoekrietvoornvisgemeenschap dient te zijn, dan is het aan te bevelen een systeemanalyse uit te voeren. Belangrijke factoren die onderzocht dienen te worden zijn de externe nutriëntenbelasting (instroom nutriëntenrijk water, watervogels), mobilisatie van fosfaat uit de waterbodem, interne versus externe belasting, helderheid, sulfaat en alkaliniteit van het (inlaat) water, productiviteit en het areaal emergente vegetatie. Aan de hand van deze systeemanalyse kan besloten worden of ingrijpen in het systeem (baggeren, verwijderen karpers) een positief effect kan hebben.
-
De huidige visstand in de vijver Zevenbronnen lijkt voornamelijk te voldoen aan het verwachtingspatroon van karpervissers. Dit door de grote aantallen karpers en de soms grote afmetingen die deze vissen weten te bereiken. Hoewel er een aanzienlijk brasembestand aanwezig is, is de vijver niet geschikt voor wedstrijdvisserij door de beperkte toegankelijkheid van de oevers. Recreatieve vissers kunnen mogelijk grote aantallen kleine baars en brasem vangen. De visserij op roofvis zal vooral gericht zijn op snoekbaars en (grote) baars en mogelijk snoek. Echt grote snoeken (> 1m) zijn echter niet gevangen in de vijver Zevenbronnen. Wel is er een grote meerval aanwezig, voor zover bekend is deze nog nooit aan de hengel gevangen. Deze meerval is in de jaren ’90 geïntroduceerd in de vijver Zevenbronnen en komt hier van oorsprong niet voor. Indien het viswatertype veranderd in een ruisvoorn-snoekviswatertype, met de daarbij behorende submerse vegetatie, worden de mogelijkheden voor karpervissers, snoekbaarsvissers en wedstrijdvissers minder.
7.2.2 Kleine vijver van Horst -
-
-
De mogelijkheden tot inrichting van de Kleine vijver van Horst zijn beperkt door de voedselrijkdom en de beperkte dimensies van de vijver. Op dit moment is er een zeer omvangrijk, maar eenzijdig visbestand aanwezig. Deze visstand lijkt echter goed te passen bij de functie van visvijver. De huidige visstand lijkt voornamelijk te voldoen aan het verwachtingspatroon van recreatieve vissers, die naast een groot aantal karpers af en toe ook een forse blankvoorn kunnen vangen. Door de beperkte afmetingen die de karpers bereiken is de visstand minder interessant voor doorgewinterde karpervissers. De enige predator in de vijver is de baars. Voor roofvissers lijkt de vijver dan ook niet interessant. Hoewel de conditie van de aangetroffen vissen in orde was, is het wel zaak deze te blijven monitoren, gezien het zeer omvangrijke visbestand. Onder natuurlijke omstandigheden komt een visbestand vrijwel nooit boven de 1200 kg/ha uit. Indien er de wens is de groei van de karpers te bevorderen wordt aanbevolen met grotere regelmaat vis (karper) uit de vijver te verwijderen.
7.2.3 Vossemvijver -
De Vossemvijver is een stadswater waarin tijdens de zomermaanden ongewenste algenbloeien voorkomen, waarmee het heldere water op de vijver verdwijnt. Diverse maatregelen zijn al genomen om deze algenbloeien tegen te gaan. In hoeverre een water helder blijft is afhankelijk van diverse factoren, waarbij de bepalende factor de nutriëntenbelasting is (meestal N en P) (ref. 12). Meren en plassen kunnen verschillende verschijningstoestanden hebben. De uitersten hierbij zijn een helder en plantenrijk water aan de ene kant en een troebel, algenrijk en plantenarm water aan de andere kant. Een centrale rol in de overgang tussen deze twee toestanden is weggelegd voor waterplanten in relatie tot algen, watervlooien en vis (ref. 12). Vis speelt hierbij een belangrijke rol door predatie op watervlooien en door het opwervelen en loshouden van bodemslib bij het foerageren.
Blz. 24 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
Op dit moment bevindt zich een vrij groot visbestand op de Vossemvijver, die een negatief effect kunnen hebben op het doorzicht. Met name de bodemwoelende karpers spelen met 200 kg/ha daarbij een grote rol. Om de mogelijkheden van helder water zonder algenbloeien te onderzoeken is het aan te bevelen een systeemanalyse uit te voeren op de Vossemvijver. Belangrijke factoren die onderzocht dienen te worden zijn de externe nutriëntenbelasting (instroom nutriëntenrijk water, watervogels), mobilisatie van fosfaat uit de waterbodem, interne versus externe belasting, helderheid, sulfaat en alkaliniteit van het (inlaat) water, productiviteit en het areaal emergente vegetatie. Aan de hand van deze systeemanalyse kan besloten worden of ingrijpen in het systeem (baggeren, verwijderen karpers) een positief effect kan hebben. -
Nadat de Vossemvijver in 2005 geen vis bevatte is gestart met het herbepoten van de vijver. Soorten die zijn uitgezet zijn kroeskarper, winde, zeelt, blankvoorn, rietvoorn, paling, karper, riviergrondel, snoek en zeelt. De soorten karper, snoek, zeelt en paling hebben een aanzienlijk aandeel in het aangetroffen visbestand. Bij zeelt is natuurlijke rekrutering zichtbaar. Gezien de bestanden lijkt het niet noodzakelijk nog langer karper, zeelt en snoek uit te zetten. In dat geval dient er echter geen onttrekking van vis te zijn, wat in het bijzonder geldt voor de grote snoeken. Wat wel opvalt is dat van snoek en karper geen juvenielen gevangen zijn. Bij karper is dit te verklaren door het aanzienlijke snoekbestand (predatie), wat eveneens bij snoek het geval kan zijn (kannibalisme). Mogelijk kan een groter areaal van emerse vegetatie (> 5%) leiden tot een betere overleving van juveniele snoek. Van de uitgezette windes zijn enkele (grote) exemplaren teruggevangen. Deze soort weet zich te handhaven op de vijver, maar zal zich hier waarschijnlijk niet voortplanten. Het palingbestand is volledig het resultaat van uitzettingen. Om deze soort op de vijver te behouden zijn uitzettingen dan ook noodzakelijk. Ten behoeve van de soort is het wel belangrijk dat er voor schieralen de mogelijkheid is de vijver uit te trekken in verband met de voortplanting. Voor zover bekend is de enige mogelijkheid tot uittrek via de aanwezige overlaat, de verdere migratiemogelijkheden zijn niet bekend. Van de soorten blankvoorn en rietvoorn is sinds 2005 vrijwel jaarlijks meer dan 100 kg vis uitgezet (10-17 cm). In de bestandschattingen zijn deze vissen vrijwel niet terug te vinden, wat opmerkelijk is en niet direct te verklaren. In een parkvijver in het Domein Rivierenhof werden bijvoorbeeld wel grote aantallen blankvoorns geclusterd in de oeverzone gevangen (ref. 14). Bij rietvoorn is zichtbaar dat er natuurlijke reproductie heeft plaatsgevonden. Dat deze vissen niet in de bestandschattingen voorkomen kan enerzijds betekenen dat ze vrijwel niet aanwezig zijn (lage overleving na uitzettingen), anderzijds kan de vis ook dermate geclusterd hebben gelegen dat deze gemist zijn tijdens de bemonstering maar gezien de relatief grote vangstinspanning wordt dit niet verwacht. Om meer zekerheid te krijgen in de visbestanden van blankvoorn en rietvoorn wordt aanbevolen omstreeks juli/augustus een kleine opname te maken. Op deze wijze kan vastgesteld worden of deze soorten daadwerkelijk niet aanwezig zijn en of er problemen met de voortplanting zijn. Ook kan op deze wijze vastgesteld worden of snoek tot voortplanting komt in de Vossemvijver. Verder kan het interessant zijn de eventuele uittrek van vis te monitoren om zodoende de huidige resultaten, in relatie tot de uitzettingen van vis, beter te kunnen duiden.
-
De belangrijkste predatoren op de Vossemvijver zijn de soorten baars en snoek. Op basis van de biomassa van deze soorten (exemplaren > 15 cm) en het totale (aanwezige) prooivisbestand (exemplaren < 15 cm) is de predator-prooi verhouding berekend op 1:0,3 waarmee een sterke regulatie van het prooivisbestand waarschijnlijk is. Bij deze verhouding wordt geen rekening gehouden met predatie door bijvoorbeeld vogels. Tijdens de bemonstering werden er enkele aalscholvers waargenomen rondom de vijver. Vooral het heldere water en weinig schuilmogelijkheden maken de vissen vatbaar voor predatie door aalscholvers. Enkele van de gevangen baarzen hadden wonden, mogelijk als gevolg van predatie. Wel is het opvallend dat in de lisdoddevelden geen (winter) concentraties van vis aanwezig waren. Dergelijke habitats (structuur) kunnen de vis bescherming bieden (zo werden in de vijver Zevenbronnen de meeste karpers gevangen bij één van de verzonken bomen). Overigens lijkt vis (m.u.v. karper) niet graag tussen lisdoddes te liggen.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 25 van 27
-
De huidige visstand in de Vossemvijver lijkt overeen te komen met de wensen van karpervissers, snoekvissers en palingvissers. Door de lage abundantie van soorten als blankvoorn en brasem is de vijver minder geschikt voor wedstrijd- en recreatieve vissers. Gezien de ligging van de vijver (in stedelijk gebied) kan vooral het laatste type visser een belangrijke doelgroep zijn. Met het oog op de belevingswaarde van dit stedelijk water zijn de blauwalgbloeien die zomers plaatsvinden ongewenst.
Blz. 26 van 27
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief,15 maart 2012
8 LITERATUUR 1. Bijkerk, R. (red), 2010. Handboek Hydrobiologie. Biologisch onderzoek voor de ecologische beoordeling van Nederlandse zoete en brakke oppervlaktewateren. Rapport 2010-28, Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, Amersfoort. 2. Noble, R. & Cowx, I., 2002. FAME Work Package 1 – Development of a River-type classification system (D1) & Compilation and harmonisation of fish species classification (D2). Final report. University of Hull, United Kingdom. 3. Grimm, M.P., Jagtman, E., Klinge, M., 1992. Fosfaatgehalten en haalbaarheid van Actief Biologisch Beheer. Een visbiologisch perspectief. H2O 25: 424-431. 4. Mooij, W. & Vink, B., 1993. Voedselsamenstelling en conditie van de meest voorkomende vissoorten in het Wolderwijd in de zomer van 1992. NIOO, centrum voor limnologie, intern verslag 1993-1. Nieuwersluis. 5. Klinge, M., Hensens, G., Brenninkmeijer, A., Nagelkerke, L., 2003. Handboek Visstandbemonstering. Voorbereiding, bemonstering, beoordeling. STOWA, Utrecht. 6. Lange, M.C. de & Emmerik, W.A.M. van, 2006. Kennisdocument bittervoorn Rhodeus amarus (Bloch, 1782). Kennisdoucment 15. 50 pag. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 7. Zoetemeyer, R.B. & Lucas, B.J., 2001. Basisboek Visstandbeheer. ISBN: 978-90-810295-3-7. Uitgave Sportvisserij Nederland. 8. www.nieuwsblad.nl 9. Hop, J., 2011. KRW visstandonderzoek Veluwe 2010. Rapportnr. 20100710/001. ATKB Geldermalsen. I.o.v. Waterschap Veluwe 10. Vernooij, S., 2006. Monitoring van de visstand in Fortgracht Ruigenhoek 200-2006. Rapportnr. 20060127. ATKB Geldermalsen. I.o.v. Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. 11. Kikkert, A. & Rutjes, P., 2007. Visstandonderzoek en afvissing van het Meertje De Waal. Raportnr. 20061520. ATKB Geldermalsen. I.o.v. Waterschap Hollandse Delta. 12. Jaarsma, N., Klinge, M., Lamers, L. (red.), 2008. Van Helder naar Troebel … en weer terug. STOW 2008-04. ISBN 978.90.5773.386.4. Stichting Toegepast Waterbeheer STOWA, Utrecht. 13. Beekman, J. & Beers, M., 2003. Herbepotinsstrategie Openbare Hengelwateren Antwerpen. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB), Nieuwegein. I.o.v. Provinciale Visserijcommissie Antwerpen. 14. Hop, J., in prep. Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Rivierenhof en Blaasveld Broek. Rapportnr. 20110605/02. ATKB Geldermalsen. I.o.v. ANB.
Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest Vijvers Vlaams-Brabant Kenmerk: 20110605/003, definitief, 15 maart 2012
Blz. 27 van 27
BIJLAGE 1
Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden Nederlandse naam Aal Alver Baars Barbeel Beekforel Beekprik Bermpje Bittervoorn Blankvoorn Bot Brasem Driedoornige stekelbaars Elft Elrits Fint Gestippelde alver Giebel Grote marene Grote modderkruiper Houting Karper Kleine modderkruiper Kolblei Kopvoorn Kroeskarper Kwabaal Meerval Pos Rivierdonderpad Riviergrondel Rivierprik Roofblei (exoot) Rietvoorn Serpeling Sneep Snoek Snoekbaars Spiering Steur Tiendoornige stekelbaars Vetje Vlagzalm Winde Zalm Zeeforel Zeelt Zeeprik
Wetenschappelijke naam Anguilla anguilla Alburnus alburnus Perca fluviatilis Barbus barbus Salmo trutta fario Lampetra planeri Barbatula barbatula Rhodeus sericeus Rutilus rutilus Platichthys flesus Abramis brama Gasterosteus aculeatus Alosa alosa Phoxinus phoxinus Alosa fallax Alburnoides bipunctatus Carassius gibelio Coregonus lavaretus Misgurnus fossilis Coregonus oxyrinchus Cyprinus carpio Cobitis taenia Blicca bjoerkna Leuciscus cephalus Carassius carassius Lota lota Silurus glanis Gymnocephalus cernuus Cottus gobio Gobio gobio Lampetra fluviatilis Aspius aspius Scardinius erythrophthalmus Leuciscus leuciscus Chondrostoma nasus Esox lucius Sander lucioperca Osmerus eperlanus Acipenser sturio Pungitius pungitius Leucaspius delineatus Thymallus thymallus Leuciscus idus Salmo salar Salmo trutta trutta Tinca tinca Petromyzon marinus
Stromingsgilde EURY EURY EURY RH RH RH RH LI EURY LI EURY EURY RH RH RH RH EURY EURY LI LI EURY EURY EURY RH LI EURY EURY EURY RH RH RH EURY LI RH RH EURY EURY LI RH LI LI RH RH RH RH LI RH
Toelichting bij de tabel De bovenstaande indeling is afgeleid voor het FAME-project. De afkorting FAME staat voor Fishbased Assessment Method for the Ecological status of European rivers. De soorten in de tabel zijn voor stagnante en stromende Nederlandse zoete wateren geselecteerde soorten uit de totale FAMElijst. Alleen de indeling naar stromingsgilde is voor het onderhavige project relevant en is daarom in de tabel opgenomen. Onderstaand worden de gilden kort toegelicht. Voor de volledige indeling en een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar ref. 2. Stromingsgilde LI Limnofiel; voorkeur voor stilstaand water RH Rheofiel; voorkeur voor stromend water EURY Eurytoop; zonder voorkeur voor stilstaand of stromend water
BIJLAGE 2
Coördinaten bemonsterde trajecten In onderstaande tabel worden de coördinaten (Lambert) weergegeven van de locaties waar de bemonsteringen hebben plaatsgevonden.
Water Zevenbronnen
Vijver Horst
Vossemvijver
Traject ZE1 ZE2 ZE3 EL1 EL2 EL3 EL4 Schietfuiken 1 Schietfuiken 2 ZE1 EL1 EL2 Schietfuiken ZE1 ZE2 ZE3 ZE4 EL1 EL2 Schietfuiken
X begin 147060 147179 147176 147193 147197 147074 147179 147129 147219 182614 182618 182751 182628 162332 162168 162005 162125 161915 162303 162053
Coördinaten Y begin X eind 156968 156838 156986 157020 147234 157094 147118 156925 147093 156826 147176 157033 147145 157073 147161 180525 180516 182751 180505 182610 180532 182694 169082 168924 169094 168797 169022 162090 168906 162363 168982 162110
Y eind 157079 157032 156881 156986 156977 157032 180505 180541 180532 168933 169073 168954
BIJLAGE 3
EL2 2e
c na
ht
EL1
ZE3 ac ht 1e n
ZE1
EL4 EL3
ZE2
Topografische kaart 1/50.000, raster, NGI, © Nationaal Geografisch Instituut Zegenrondgooi
Elektrotrajecten Schietfuiken
0
0,035
0,07
±
0,14 Km
Bemonsterde trajecten Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen
EL2 Horst
ZE1
EL1
Topografische kaart 1/50.000, raster, NGI, © Nationaal Geografisch Instituut Zegenrondgooi
Elektrotrajecten Schietfuiken
0
0,05
0,1
0,2 Km
±
Bemonsterde trajecten Vijvers Vlaams Brabant Kleine vijver Horst
ZE3 ZE1 EL1
Vo ss
em
v ijv
ZE2
er
EL2
ZE4
Topografische kaart 1/50.000, raster, NGI, © Nationaal Geografisch Instituut Zegenrondgooi
Elektrotrajecten Schietfuiken
0
0,05
0,1
0,2 Km
±
Bemonsterde trajecten Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver
BIJLAGE 4
Vangstgegevens schietfuiken en elektrovisserij Zevenbronnen Schietfuiken In navolgende tabellen worden de ruwe vangstgegevens van de schietfuiken weergegeven en de vangsten per eenheid van inspanning (fuiknachten). Een waarde van 0,0 betekent een vangst van minder dan 0,05 kg. Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Schietfuiken Totale vangst (kg) Vissoort Baars Brasem Blankvoorn Zilverkarper Pos Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Totaal
Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Schietfuiken Totale vangst (kg/fuiknacht) Vissoort Baars Brasem Blankvoorn Zilverkarper Pos Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Totaal
Totaal 25,9 4,9 0,3 4,1 0,5 0,6 0,2 36,5
0+ 23,5 0,5 0,3
>0+-15 1,0
16-25 0,7
26-40 0,7
>40 4,4 4,1
0,5 0,4 0,2
Totaal 3,2 0,6 0,0 0,5 0,1 0,1 0,0 4,6
0+ 2,9 0,1 0,0
>0+-15 0,1
0,2 0,0
16-25 0,1
26-40 0,1
>40 0,6 0,5
0,1 0,1
0,0 0,0
0,0
Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Schietfuiken Totale vangst (aantal) Vissoort Baars Brasem Blankvoorn Zilverkarper Pos Rietvoorn/Ruisvoorn Snoekbaars Totaal
Totaal 4070 77 31 1 36 27 24 4262
Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Schietfuiken Totale vangst (aantal/fuiknacht) Vissoort Totaal Baars 508,8 Brasem 9,6 Blankvoorn 3,9 Zilverkarper 0,1 Pos 4,5 Rietvoorn/Ruisvoorn 3,3 Snoekbaars 3,0 Totaal 532,8
0+ 3981 74 31
>0+-15 82
16-25 7
26-40 1
>40 3 1
36 24
3 1
23
0+ 497,6 9,3 3,9
>0+-15 10,3
16-25 0,9
26-40 0,1
>40 0,4 0,1
4,5 3,0
0,4 0,1
2,9
Elektrovisserij In navolgende tabellen worden de ruwe vangstgegevens van de elektrovisserij weergegeven en de vangsten per eenheid van inspanning (100 meter oeverlengte). Een waarde van 0,0 betekent een vangst van minder dan 0,05 kg. Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Totaal elektrovisserij (kg) Vissoort Baars Blankvoorn Brasem Giebel Karper Spiegelkarper Meerval Aal/Paling Riviergrondel Snoekbaars Zonnebaars Zeelt Totaal
Totaal 7,9 0,2 0 11,4 219,4 16,2 27,4 0,6 0,2 1,8 0 1,5 286,6
0+ 5,4 0,1 0
>0+-15 16-25 26-40 >40 0,6 1,5 0,4 0,1 1,3
0 0,2
0,4
10,1 219,4 16,2 27,4 0,2 1,8
0 0,2
1,3
Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Totaal elektrovisserij (kg/100m) Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Baars 1,975 1,35 0,15 0,375 0,1 Blankvoorn 0,05 0,025 0,025 Brasem 0 0 Giebel 2,85 0,325 2,525 Karper 54,85 54,85 Spiegelkarper 4,05 4,05 Meerval 6,85 6,85 Aal/Paling 0,15 0 0,1 0,05 Riviergrondel 0,05 0,05 Snoekbaars 0,45 0,45 Zonnebaars 0 0 Zeelt 0,375 0,05 0,325 Totaal 71,65
Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Totaal elektrovisserij (aantal) Vissoort Totaal 0+ Baars 1028,96 Blankvoorn 9,54 Brasem 11,66 Giebel 7 Karper 40 Spiegelkarper 2 Meerval 1 Aal/Paling 9 Riviergrondel 16,68 Snoekbaars 1 Zonnebaars 1 Zeelt 2 Totaal 1126
>0+-15 973 9 12
16-25 40
26-40 17 1
>40 1
1
2 17
6
6 40 2 1 1 1
1 1
Vijvers Vlaams Brabant Zevenbronnen Totaal elektrovisserij (aantal/100m) Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Baars 257,24 243,25 10 4,25 0,25 Blankvoorn 2,385 2,25 0,25 Brasem 2,915 3 Giebel 1,75 0,25 Karper 10 Spiegelkarper 0,5 Meerval 0,25 Aal/Paling 2,25 0,5 1,5 Riviergrondel 4,17 4,25 Snoekbaars 0,25 Zonnebaars 0,25 0,25 Zeelt 0,5 0,25 Totaal 281,5
1
1,5 10 0,5 0,25 0,25 0,25 0,25
Vangstgegevens schietfuiken en elektrovisserij (vervolg) Kleine vijver te Horst Schietfuiken In navolgende tabellen worden de ruwe vangstgegevens van de schietfuiken weergegeven en de vangsten per eenheid van inspanning (fuiknachten). Een waarde van 0,0 betekent een vangst van minder dan 0,05 kg. Vijvers Vlaams Brabant Kleine Vijver Horst Schietfuiken Totale vangst (kg) Vissoort Baars Blauwband Bittervoorn Blankvoorn Giebel Karper Spiegelkarper Rietvoorn/Ruisvoorn Totaal
Totaal 3,8 0,8 0,5 2,1 0,0 0,7 13,4 2,1 23,4
Vijvers Vlaams Brabant Kleine Vijver Horst Schietfuiken Totale vangst (kg/fuiknacht) Vissoort Totaal Baars 0,5 Blauwband 0,1 Bittervoorn 0,1 Blankvoorn 0,3 Giebel 0,0 Karper 0,1 Spiegelkarper 1,7 Rietvoorn/Ruisvoorn 0,3 Totaal 2,9
0+ 1,0
0,0
0,0
0+ 0,1
0,0
0,0
>0+-15 2,3 0,8 0,5 0,2 0,0
1,1
>0+-15 0,3 0,1 0,1 0,0 0,0
0,1
16-25 0,2
26-40 0,3
>40
1,9
0,3 1,0
16-25 0,0
0,7 4,7
26-40 0,0
8,4
>40
0,2
0,0 0,1
0,1 0,6
1,1
Vijvers Vlaams Brabant Kleine Vijver Horst Schietfuiken Totale vangst (aantal) Vissoort Totaal Baars 183 Blauwband 138 Bittervoorn 72 Blankvoorn 39 Giebel 1 Karper 1 Spiegelkarper 12 Rietvoorn/Ruisvoorn 54 Totaal 497
Vijvers Vlaams Brabant Kleine Vijver Horst Schietfuiken Totale vangst (aantal/fuiknacht) Vissoort Totaal Baars 22,9 Blauwband 17,2 Bittervoorn 9,0 Blankvoorn 4,9 Giebel 0,1 Karper 0,1 Spiegelkarper 1,5 Rietvoorn/Ruisvoorn 6,7 Totaal 62,1
0+ 82
5
>0+-15 96 138 72 12 1
6
34
0+ 10,3
>0+-15 12,0 17,3 9,0 1,5 0,1
0,6
0,8
4,3
16-25 3
26-40 1
>40
22
1 14
16-25 0,4
1 8
26-40 0,1
3
>40
2,8
0,1 1,8
0,1 1,0
0,4
Elektrovisserij In navolgende tabellen worden de ruwe vangstgegevens van de elektrovisserij weergegeven en de vangsten per eenheid van inspanning (100 meter oeverlengte). Een waarde van 0,0 betekent een vangst van minder dan 0,05 kg. Vijvers Vlaams Brabant Vijver Horst Totaal elektrovisserij (kg) Vissoort Baars Blauwband Bittervoorn Blankvoorn Giebel Karper Spiegelkarper Rietvoorn/Ruisvoorn Totaal
Totaal 7,8 1 1,1 9,4 14,5 21,6 114,3 0,9 170,6
Vijvers Vlaams Brabant Vijver Horst Totaal elektrovisserij (kg/100m) Vissoort Totaal Baars 1,95 Blauwband 0,25 Bittervoorn 0,275 Blankvoorn 2,35 Giebel 3,625 Karper 5,4 Spiegelkarper 28,575 Rietvoorn/Ruisvoorn 0,225 Totaal 42,65
0+ 2,3 0
>0+-15 1,4 1 1,1 0,3 0,1
0,1 0,6
0+ 0,575 0
>0+-15 0,35 0,25 0,275 0,075 0,025
0,025 0,15
16-25 0,6
26-40 3,6
8,9 0,6
0,2 13,8 18,9 70,9
0,2 0,3
16-25 0,15
26-40 0,9
2,225 0,15
0,05 3,45 4,725 17,725
0,05 0,075
>40
2,7 43,1
>40
0,675 10,775
Vijvers Vlaams Brabant Vijver Horst Totaal elektrovisserij (aantal) Vissoort Baars Blauwband Bittervoorn Blankvoorn Giebel Karper Spiegelkarper Rietvoorn/Ruisvoorn Totaal
Totaal 263,81 304,64 168,98 105,85 20 32 150,98 28,52 1070
Vijvers Vlaams Brabant Vijver Horst Totaal elektrovisserij (aantal/100m) Vissoort Totaal Baars 65,9525 Blauwband 76,16 Bittervoorn 42,245 Blankvoorn 26,4625 Giebel 5 Karper 8 Spiegelkarper 37,745 Rietvoorn/Ruisvoorn 7,13 Totaal 267,5
0+ 194 14
>0+-15 56 292 169 19 1
1 19
0+ 48,5 3,5
>0+-15 14 73 42,25 4,75 0,25
0,25 4,75
16-25 8
26-40 6
86 2
1 17 31 131
1 5
16-25 2
26-40 1,5
21,5 0,5
0,25 4,25 7,75 32,75
0,25 1,25
>40
1 18
>40
0,25 4,5
Vangstgegevens schietfuiken en elektrovisserij (vervolg) Vossemvijver Schietfuiken In navolgende tabellen worden de ruwe vangstgegevens van de schietfuiken weergegeven en de vangsten per eenheid van inspanning (fuiknachten). Een waarde van 0,0 betekent een vangst van minder dan 0,05 kg. Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Schietfuiken Totale vangst (kg) Vissoort Baars Brasem Blankvoorn Giebel Karper Aal/Paling Pos Zeelt Subtotaal
Totaal 0,4 0,1 0,1 1,1 1,0 10,3 0,3 1,5 14,8
0+ 0,2 0,1 0,0 0,0
>0+-15 0,2
0,0
0,2
Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Schietfuiken Totale vangst (kg/fuiknacht) Vissoort Baars Brasem Blankvoorn Giebel Karper Aal/Paling Pos Zeelt Subtotaal
0,3
0,6 1,0
>40
1,5 16-35
36-44
45-54
>54 6,9
6,9 21,7
Totaal 0,1 0,0 0,0 0,1 0,1 1,3 0,0 0,2 1,9
0+ 0,0 0,0 0,0 0,0
>0+-15 0,0 0,0 0,0
16-25
26-40
0,0
0,1 0,1
>40
1,3 0,0
0,0 0,2
0-15 Snoek Totaal
26-40
10,3
0-15 Snoek Totaal
0,1 0,1
16-25
16-35
36-44
45-54
>54 0,9
0,9 2,7
Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Schietfuiken Totale vangst (aantal) Vissoort Baars Brasem Blankvoorn Giebel Karper Aal/Paling Pos Zeelt Subtotaal Snoek Totaal
Totaal 48 23 9 12 1 18 28 1 140
0+ 33 23 1 2
>0+-15 15
6
22
26-40
2
1 1
8 7
>40
18 1 0-15
16-35
36-44
45-54
>54 2
0+ 4,1 2,9 0,1 0,3
>0+-15 1,9
16-25
26-40
>40
0,3
0,1 0,1
0,8
2,8
2 142
Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Schietfuiken Totale vangst (aantal/fuiknacht) Vissoort Totaal Baars 6,0 Brasem 2,9 Blankvoorn 1,1 Giebel 1,5 Karper 0,1 Aal/Paling 2,3 Pos 3,5 Zeelt 0,1 Subtotaal 17,5
1,0 0,9
2,3 0,1 0-15
Snoek Totaal
16-25
16-35
36-44
45-54
>54 0,3
0,3 17,8
Elektrovisserij In navolgende tabellen worden de ruwe vangstgegevens van de elektrovisserij weergegeven en de vangsten per eenheid van inspanning (100 meter oeverlengte). Een waarde van 0,0 betekent een vangst van minder dan 0,05 kg. Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Totaal elektrovisserij (kg) Vissoort Baars Blankvoorn Giebel Karper Aal/Paling Pos Rietvoorn/Ruisvoorn Winde Zeelt Totaal
Totaal 0,9 0 1,8 2,2 8,4 0 0 3,6 4,2 21,1
0+
>0+-15 16-25 26-40 0,4 0,1 0 0,1 1,3 0,5
>40
0,5
0 0 0
0 0
0
0,2
0,7
0,2
1,8
Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Totaal elektrovisserij (kg/100m) Vissoort Totaal 0+ >0+-15 16-25 26-40 >40 Baars 0,225 0,125 0,1 0,025 Blankvoorn 0 0 Giebel 0,45 0,025 0,325 0,125 Karper 0,55 Aal/Paling 2,1 0 0,05 Pos 0 0 0 Rietvoorn/Ruisvoorn 0 0 0 Winde 0,9 Zeelt 1,05 0 0,05 0,175 0,45 Totaal 5,28
2,2 8,2
3,6 1,4
0,55 2,05
0,9 0,35
Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Totaal elektrovisserij (aantal) Vissoort Totaal 0+ Baars 98 Blankvoorn 1 Giebel 88 Karper 1 Aal/Paling 18 Pos 10 Rietvoorn/Ruisvoorn 10 Winde 2 Zeelt 57 Totaal 285
Vijvers Vlaams Brabant Vossemvijver Totaal elektrovisserij (aantal/100m) Vissoort Totaal 0+ Baars 24,5 Blankvoorn 0,25 Giebel 22 Karper 0,25 Aal/Paling 4,5 Pos 2,5 Rietvoorn/Ruisvoorn 2,5 Winde 0,5 Zeelt 14,25 Totaal 71,25
>0+-15 65
16-25 32 1 72
14
6 9
4 1
30
16
>0+-15 16,25 3,5
26-40
2 1
3
1 14
7
3
2 1
16-25
8 0,25 18
1,5 2,25
1 0,25
7,5
4
>40
1
26-40
>40
0,25 0,5 0,25
0,75
0,25 3,5
1,75
0,75
0,5 0,25
BIJLAGE 5
Lengtefrequentieverdeling Zevenbronnen Baars
Brasem
9000
1500
8000 1250 7000 1000
Aantallen
Aantallen
6000 5000 4000
750
3000
500
2000 250 1000 0
0 0
5
10
15
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
0
5
10
15
20
25
Blankvoorn
45
50
55
60
65
70
Giebel 5
100
4
75
3
Aantallen
125
Aantallen
30 35 40 Lengte (cm)
50
25
2
1
0
0 0
5
10
15
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
0
5
10
15
Karper
20
25 30 Lengte (cm)
35
40
45
50
70
80
90
100
140
160
180
200
14
16
18
20
Zilverkarper
6
5
5
4
Aantallen
Aantallen
4 3
3
2
2 1
1
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
0
100
10
20
30
40
Meerval
5
5
4
4
3
3
Aantallen
Aantallen
Spiegelkarper
50 60 Lengte (cm)
2
1
2
1
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
0
20
40
60
80
Aal/paling
100 120 Lengte (cm) Pos
5
60 50
4
Aantallen
Aantallen
40 3
2
30 20
1
10
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
0
2
4
6
8
10 12 Lengte (cm)
Lengtefrequentieverdeling Zevenbronnen Riviergrondel
Rietvoorn/ruisvoorn
8
20
6
15
Aantallen
25
Aantallen
10
4
10
2
5
0
0 0
2
4
6
8
10 12 Lengte (cm)
14
16
18
20
0
5
10
15
20 Lengte (cm)
Snoekbaars
25
30
35
40
Snoek
20
5
4
Aantallen
Aantallen
15
10
3
2
5 1
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
0
10
20
30
40
70
80
90
100
Zeelt
5
5
4
4
3
3
Aantallen
Aantallen
Zonnebaars
50 60 Lengte (cm)
2
1
2
1
0
0 0
1
2
3
4
5
6
7 8 9 Lengte (cm)
10
11
12
13
14
15
0
5
10
15
20
25 30 35 Lengte (cm)
40
45
50
55
60
Lengtefrequentieverdeling Vijver Horst Blauwband 350
300
300
250
250
Aantallen
Aantallen
Baars 350
200 150
200 150
100
100
50
50
0
0 0
5
10
15
20 25 Lengte (cm)
30
35
40
45
0
1
2
3
4
5
Bittervoorn
6
7 8 9 Lengte (cm)
10
11
12
13
14
15
Blankvoorn
150
125
125
100
75
Aantallen
Aantallen
100 75
50
50 25
25 0
0 0
1
2
3
4
5
6
7 8 9 Lengte (cm)
10
11
12
13
14
15
0
5
10
15
Giebel
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
Hybride
30
20
25 15
Aantallen
Aantallen
20 15
10
10 5 5 0
0 0
5
10
15
20 25 Lengte (cm)
30
35
40
45
0
5
10
Karper
20
25
Spiegelkarper
35
200
30
175 150
Aantallen
25
Aantallen
15 Lengte (cm)
20 15
125 100 75
10
50
5
25
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
0
10
20
30
Rietvoorn/ruisvoorn
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
Winde
60
5
50
4
Aantallen
Aantallen
40 30
3
2
20 1
10 0
0 0
5
10
15
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
0
5
10
15
20
25 30 35 Lengte (cm)
40
45
50
55
60
Lengtefrequentieverdeling Vijver Horst Zeelt 5
Aantallen
4
3
2
1
0 0
5
10
15
20
25 30 35 Lengte (cm)
40
45
50
55
60
Lengtefrequentieverdeling Vossemvijver Baars
Brasem
80
20
60
15
Aantallen
25
Aantallen
100
40
10
20
5
0
0 0
5
10
15
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
0
5
10
15
20
25
30 35 40 Lengte (cm)
Blankvoorn
45
50
55
60
65
70
Giebel
7
25
6 20
Aantallen
Aantallen
5 4 3
15
10
2 5 1 0
0 0
5
10
15
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
0
5
10
15
20 25 Lengte (cm)
25
4
20
3
15
2
40
45
10
1
5
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
0
10
20
30
40
Koikarper
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
70
80
90
100
Spiegelkarper
5
5
4
4
3
3
Aantallen
Aantallen
35
Karper
5
Aantallen
Aantallen
Graskarper
30
2
1
2
1
0
0 0
5
10
15
20
25
30
35 40 45 Lengte (cm)
50
55
60
65
70
75
80
0
10
20
30
40
Aal/paling
50 60 Lengte (cm) Pos
5
20
4
3
Aantallen
Aantallen
15
2
10
5 1
0
0 0
10
20
30
40
50 60 Lengte (cm)
70
80
90
100
0
1
2
3
4
5
6
7 8 9 Lengte (cm)
10
11
12
13
14
15
Lengtefrequentieverdeling Vossemvijver Snoek 5
4
4
3
3
Aantallen
Aantallen
Rietvoorn/ruisvoorn 5
2
1
2
1
0
0 0
5
10
15
20 Lengte (cm)
25
30
35
40
0
10
20
30
40
70
80
90
100
110
Zeelt
5
15
4
12
3
9
Aantallen
Aantallen
Winde
50 60 Lengte (cm)
2
1
6
3
0
0 0
5
10
15
20
25 30 35 Lengte (cm)
40
45
50
55
60
0
5
10
15
20
25 30 35 Lengte (cm)
40
45
50
55
60
BIJLAGE 6
Conditiediagrammen Kleine vijver Horst conditie
conditie
Baars
1,5
2
1
1,5
0,5
Bittervoorn
1 0
5
10
15
conditie
20 25 totaallengte cm
30
35
40
45
0
1
2
3
4 5 6 totaallengte cm
conditie
Blankvoorn
1,5
1,5
1
1
0,5
7
8
9
10
11
12
Blauwband
0,5 0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
30
35
40
0
1
2
3
4
conditie
Karper
1,5
1,5
1
1
0,5
5 6 7 totaallengte cm
8
9
10
Spiegelkarper
0,5 0
10
20
30
conditie
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
0
10
20
30
conditie
Giebel
1,5
1,5
1
1
0,5
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
Ruisvoorn
0,5 0
5
10
15
20 25 totaallengte cm
30
35
40
45
0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
30
35
40
vervolg conditiediagrammen Kleine vijver Horst conditie
conditie
Winde
1,5
1,5
1
1
0,5
Zeelt
0,5 0
10
20
30 totaallengte cm
40
50
60
0
10
20
30 totaallengte cm
40
50
60
Conditiediagrammen Zevenbronnen conditie
conditie
Baars
1,5
1,5
1
1
0,5
Blankvoorn
0,5 0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
30
35
40
0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
Brasem
1,5
1,5
1
1
0,5
30
35
40
Giebel
0,5 0
10
20
conditie
30 40 totaallengte cm
50
60
70
0
10
20 30 totaallengte cm
conditie
Zilverkarper
1,5
1,5
1
1
0,5
40
50
Karper
0,5 0
10
20
30
conditie
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
0
10
20
30
conditie
Spiegelkarper
1,5
1,5
1
1
0,5
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
70
80
90
100
Paling
0,5 0
10
20
30
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
0
10
20
30
40 50 60 totaallengte cm
vervolg conditiediagrammen Zevenbronnen conditie
conditie
Pos
1,5
1,5
1
1
0,5
Riviergrondel
0,5 0
2
4
6
conditie
8 10 12 totaallengte cm
14
16
18
20
0
2
4
6
8 10 12 totaallengte cm
conditie
Ruisvoorn
1,5
1,5
1
1
0,5
14
16
18
20
70
80
90
100
Snoek
0,5 0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
30
35
40
0
10
20
30
conditie
Snoekbaars
1,5
1,5
1
1
0,5
40 50 60 totaallengte cm
Zeelt
0,5 0
10
20
30
conditie
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
14
16
18
20
Zonnebaars
1,5
1
0,5 0
2
4
6
8 10 12 totaallengte cm
0
10
20
30 totaallengte cm
40
50
60
Conditiediagrammen Vossemvijver conditie
conditie
Baars
1,5
1,5
1
1
0,5
Blankvoorn
0,5 0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
30
35
40
0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
Brasem
1,5
1,5
1
1
0,5
30
35
40
40
45
Giebel
0,5 0
10
20
conditie
30 40 totaallengte cm
50
60
70
0
5
10
15
conditie
Graskarper
1,5
1,5
1
1
0,5
20 25 totaallengte cm
30
35
Karper
0,5 0
10
20
30
conditie
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
0
10
20
30
conditie
Spiegelkarper
1,5
1,5
1
1
0,5
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
70
80
90
100
Paling
0,5 0
10
20
30
40 50 60 totaallengte cm
70
80
90
100
0
10
20
30
40 50 60 totaallengte cm
vervolg conditiediagrammen Vossemvijver conditie
conditie
Pos
1,5
1,5
1
1
0,5
Ruisvoorn
0,5 0
2
4
6
8 10 12 totaallengte cm
conditie
14
16
18
20
0
5
10
15 20 25 totaallengte cm
conditie
Snoek
1,5
1,5
1
1
0,5
30
35
40
Winde
0,5 0
10
20
30
40
conditie
50 60 70 totaallengte cm
80
90
100 110 120
Zeelt
1,5
1
0,5 0
10
20
30 totaallengte cm
40
50
60
0
10
20
30 totaallengte cm
40
50
60
BIJLAGE 7
Lengtegewicht relatie In onderstaande tabellen worden de specifieke lengtegewichtrelaties weergegeven van vissoorten aangetroffen te Zevenbronnen, Kleine vijver van Horst en de Vossemvijver. Formule G = a*(TL^b) G TL
Gewicht Totaallengte
Zevenbronnen Vissoort Baars Blankvoorn Brasem Giebel Zilverkarper Karper Spiegelkarper Paling Pos Riviergrondel Ruisvoorn Snoek Snoekbaars Zeelt Zonnebaars
N 43 19 42 7 1 31 6 9 6 12 9 10 19 3 1
A 0,00431 0,00490 0,00512 0,00024 0,01145 0,00904 0,00104 0,00525 0,00659 0,00343 0,00467 0,00363 0,01145 -
B 3,39052 3,30650 3,24793 4,24335 3,11097 3,21684 3,10687 3,34568 3,11074 3,47043 3,09837 3,23546 3,07002 -
Rkwadr. 0,998 0,996 1,000 0,810 0,931 0,793 0,990 0,997 0,941 0,990 0,907 1,000 0,995 -
N 40 32 43 41 26 44 28 35 1 1
A 0,00631 0,00956 0,00442 0,00760 0,02921 0,01693 0,01364 0,00690 -
B 3,25404 3,19402 3,31790 3,13493 2,86351 3,01437 3,14745 3,22048 -
Rkwadr. 0,997 0,907 0,976 0,934 0,990 0,984 0,998 0,994 -
N 48 15 40 48 1 36 4 36 39 10 19 3 42
A 0,00506 0,00512 0,00418 0,00775 0,01073 0,00460 0,00053 0,01469 0,00545 0,00413 0,00993
B 3,32076 3,26788 3,29717 3,32979 3,17121 3,35769 3,32198 2,92608 3,30265 3,13937 3,12927
Rkwadr. 0,998 0,995 0,999 0,996 0,958 0,992 0,985 0,943 0,993 0,947 0,996
Kleine vijver Horst Vissoort Baars Bittervoorn Blankvoorn Blauwband Karper Spiegelkarper Giebel Ruisvoorn Winde Zeelt
Vossemvijver Vissoort Baars Blankvoorn Brasem Giebel Graskarper Karper Spiegelkarper Paling Pos Ruisvoorn Snoek Winde Zeelt
BIJLAGE 8
Ruwe vangstgegevens In onderstaande tabellen worden de ruwe vangstgegevens van alle vangtuigen weergegeven. Zevenbronnen Vissoort / traject Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Giebel Karper Meerval Pos Rietvoorn/Ruisvoorn Riviergrondel Snoek Snoekbaars Spiegelkarper Zeelt Zilverkarper Zonnebaars Totaal
Kleine vijver Horst Vissoort / traject Baars Bittervoorn Blankvoorn Blauwband Giebel Hybride Karper Rietvoorn/Ruisvoorn Spiegelkarper Winde Zeelt Totaal
Vossemvijver Vissoort / traject Aal/Paling Baars Blankvoorn Brasem Giebel Graskarper Karper Koikarper Pos Rietvoorn/Ruisvoorn Snoek Spiegelkarper Winde Zeelt Totaal
EL1 1 287 5 6 32 1
EL2 275 7 7 1 4
EL3 5 59 2
EL4 3 409 1
Schietfuiken
ZE1
ZE2
4070 31 77
9620 204 3429
5 2
36 27
22 22
24
5 2
ZE3
129
4
8
9
1
5 11
2 1
1
1 1
1 72
342
295
EL1 186 105 80 148 15
EL2 78 64 26 157 5
Schietfuiken 183 72 39 138 1
18 25 89
14 4 62
1 54 12
665
410
499
EL1 8 44 1
EL2 10 54
37
51
Schietfuiken 18 48 9 23 12
1 4 8
422
4265
ZE1 444 21 452 399 35 11 167 63 897 1 1 2492
Totaal 891 262 597 842 56 11 200 145 1060 1 1 4066
ZE1
ZE2
37 3 9
1 6 2
1
28
1 27 151
1 142
7
145
ZE3
ZE4
20 2
5
Totaal 36 208 15 47 102 1 162 9 40 10 19 7 3 73 732
1 1 32
15 1 127 9
2
2 1 30 134
13305
49
2
14
3
12 84
1 7 1 3 169
Totaal 9 14724 247 3646 7 40 1 58 49 17 10 38 2 3 1 1 18852