Onderzoek naar
het topsportklimaat in Vlaanderen
Is in Vlaanderen een klimaat aanwezig voor topsporters om goed te presteren? Met welke omgevingsfactoren hebben topsporters te maken en in hoeverre kunnen zij in optimale omstandigheden
trainen?
Aan
welke
voorwaarden
moet
worden
voldaan
om
topsportsucces te behalen? Hoe kan het topsportklimaat op effectieve en efficiënte wijze worden verbeterd? Dit onderzoek naar het topsportklimaat in Vlaanderen biedt antwoord op deze vragen. Atleten, trainers en federatieverantwoordelijken werden zelf aan het woord gelaten en dat maakt deze studie zo uniek. Na een zeer uitgebreide studie van de literatuur startte de vakgroep Sportbeleid en Management (SBMA) van de Vrije Universiteit Brussel onder leiding van Paul De Knop, begin 2003 met dit onderzoek in opdracht van de Vlaams minister van Sport en het BOIC. De resultaten zijn overweldigend. Enerzijds bevestigen ze dat de hervormingen en beleidsinitiatieven die de laatste jaren hebben plaats gehad, een absolute noodzaak waren. Anderzijds leveren ze heel wat nieuwe informatie aan, die door de recent opgerichte stuurgroep topsport wordt gebruikt voor het opstellen van een actieplan ter voorbereiding van de Vlaamse topsporters en het optimaliseren van hun medaillekansen indien in 2016 de Olympische Spelen in Vlaanderen zouden worden georganiseerd. Tegen eind 2004 worden deze resultaten
internationaal
vergeleken,
met
onder
andere
Nederland,
Australië,
Griekenland, Italië, Canada en Groot-Brittannië. Topsportsucces is maakbaar! Wanneer we België in de medaillespiegel van de Olympische Spelen plaatsen naast een aantal vergelijkbare landen op basis van rijkdom (BBP/hoofd) en populatie, dan blijkt dat België ten opzichte van deze landen achterloopt (zie tabel in bijlage 1). Het hoogste aantal medailles dat België ooit behaalde tijdens Olympische Zomerspelen was zes, in Atlanta 1996. Vaak wijst men met de vinger naar het beleid en de politiek voor deze ondermaatse
topsportprestaties, zoals met de resultaten van de Belgische atleten in
Sydney in 2000 bijvoorbeeld. Maar vanuit wetenschappelijke hoek weten we zeer weinig over de precieze invloed van het beleid op topsportsucces. Dit maakt het voor het Vlaams topsportbeleid heel moeilijk om prioriteiten te leggen. In elk geval twijfelen weinigen aan de stelling dat landen hun kansen op topsportsucces door gerichte ondersteuning en investeringen kunnen vergroten. Nederland en Australië, beide succesvol, hebben in de jaren negentig grote investeringen gedaan in topsport. Topsportsucces
is
wel
degelijk
maakbaar.
Deze
stelling
vormt
een
uitgangspunt van een ambitieus Vlaams topsportbeleid. Meer informatie over het project : VUB-SBMA:
[email protected] (02/629.27.27)
belangrijk
Een BEL 20 voor de topsport In het eerste gedeelte van het onderzoek werd een barometer ontwikkeld die toelaat om op objectieve wijze de evolutie van prestaties van Belgische atleten continu te evalueren (Zie bijlage 2). De Belgische Topsport Index (BTI) is in de eerste plaats een beleidsinstrument dat het effect van bepaalde beleidsinitiatieven op de prestaties van Belgische atleten moet aantonen. Prioriteiten in het Vlaams topsportbeleid In het onderzoek naar het topsportklimaat werd gepeild naar omstandigheden waarin topsporters en hun trainers hun sport bedrijven vanaf het moment dat het jong talent wordt ontdekt tot na de carrière van de atleet. 140 atleten (vanaf het niveau van deelname aan een Europees kampioenschap), 119 trainers en alle topsportfederaties (26) hebben vragen beantwoord over 11 verschillende aspecten van topsport. Globaal gezien geven zij aan dat de individuele leefsituatie van atleten en trainers en de talentontwikkeling het meest voor verbetering in aanmerking komen. Meer doorstroming van wetenschappelijk onderzoek, media-aandacht en de maatschappelijke waardering volgen hierop. Opvallend zijn de respondenten vrij tevreden over de kwaliteit van de topsportaccommodaties. Problemen situeren zich hier eerder op het vlak van de beschikbaarheid. Figuur: wat komt het meest in aanmerking voor verbetering? Organisatorische dienstverl. Breedtesport Topsport- 3% 2% Ander accommodaties 1% 5% Bewegingsonderwijs 6% Internationale wedstrijden 7% Trainingsfaciliteiten 8% Sportspecifieke begeleiding 8% Maatschappelijke waardering 9%
Individuele leefsituatie 16%
Talentontwikkeling 16%
Wetenschappelijke flankering 10% Media-aandacht 9%
Biedt het huidig topsportklimaat kansen op medailles? Het topsportklimaat in Vlaanderen is nog voor veel verbetering vatbaar. Er werden de laatste jaren reeds heel wat inspanningen geleverd. Zo zijn de middelen voor topsport sinds 1999 met 45% toegenomen. Maar prestaties zijn een lange termijn proces. Er zijn
Meer informatie over het project : VUB-SBMA:
[email protected] (02/629.27.27)
gemiddeld 11 jaar en meer dan 10.000 trainingsuren nodig vooraleer een atleet zijn hoogste niveau bereikt. Tijdens de Olympische Spelen van 2004 is het nog te vroeg om Vlaanderen
naast
concurrerende
landen
te
plaatsen.
In
2008
zou
het
nieuwe
topsportbeleid reeds enkele resultaten moeten kunnen opleveren. Een duidelijke stijging wordt verwacht in 2012 en een maximaal effect in 2016.
Meer informatie over het project : VUB-SBMA:
[email protected] (02/629.27.27)
Bijlage 1 Tabel: Selectie van vergelijkbare landen voor de evaluatie van Olympisch succes (De Bosscher & De Knop, 2002)
LANDEN
Totaal aantal medailles
Totaal aantal medailles tijdens
Populatie
BBP/CAP
tijdens 3 Olympische
3 Olympische Winterspelen
x1000
$
Zomerspelen (Sydney,
(Salt lake City, Nagano,
Atlanta, Barcelona)
Lillehammer)
Australië
19358
23200
125
4
Nederland
15981
24400
59
23
Canada
31593
24800
54
45
Griekenland
10624
17200
23
0
8875
22000
32
12
Zweden Noorwegen
4503
27700
24
76
Zwitserland
7283
28600
17
27
Denemarken
5353
25500
18
1
België
10259
25300
14
1
Finland
5176
22900
13
25
Oostenrijk
8151
25000
6
44
Israël
5938
18900
4
0
Figuur: medailles tijdens Olympische Zomerspelen 1980-2000 voor vergelijkbare landen met België (De Bosscher & De Knop, 2002)
70
60
58
50
Nederland Canada Griekenland Zweden Noorwegen Zwitserland
44 41
40
Australië
Denemarken
30 26
24 20 13 10
9 34
0
4 3 01
1980
1984
14
18 15
25 22 19
België Finland Oostenrijk Israël
14
10 9 12
3 0
1988
1992
6 3
5 3
1996
2000
Meer informatie over het project : VUB-SBMA:
[email protected] (02/629.27.27)
Bijlage 2
Figuur: Evolutie van de Belgische Topsport Index in de periode 1992 – 2003
8000 6983
7000 6000
4303
4000 3000
5595
5853
5341
5000
6747
6329
5823
5959 5747
5043
3807
2000 1000 0 1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
De indexwaarde wordt berekend door de toekenning van punten aan de eerste acht plaatsen behaald op Europese en Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen. De behaalde punten worden gewogen in functie van de sporttak (afhankelijk van het aantal nationale federaties bij de internationale federaties) en het evenement (OS x6, WK x4, EK x2). In 1995 worden voor het eerst in elke sporttak het Europees en het Wereldkampioenschap in rekening gebracht. Dit verklaart deels de geleidelijke toename in waarde gedurende de eerste vier jaar.
Meer informatie over het project : VUB-SBMA:
[email protected] (02/629.27.27)