2010
Onderzoek naar gemeentelijk plastic recyclingbeleid; case study in gemeenten Utrecht en Nieuwegein. Bachelor Thesis Milieu-‐ en Maatschappijwetenschappen – Universiteit Utrecht
Auteur: Jurriaan Cohrs (3281302) Begeleider: W. Vermeulen 23-‐07-‐2010
Executive summary On the 27th of July in 2007, the Ministry of VROM, the Union of Dutch governments and the packaging companies agreed on a new integral goal for plastic waste recycling. Based on this agreement, they set an integral goal to recycle 42% of the plastic waste in 2012. The recycle rate of 42 % equals 19,5 ton of plastic waste a household a year. This thesis explores which factors can be identified for successful local municipal plastic recycling policy. This thesis compares two municipalities: Utrecht and Nieuwegein. Out of intensive study, conclusions can be drawn. Nieuwegein has a far more effective policy than Utrecht does. Nieuwegein has a combination of a take in-‐ and a bring system, there where Utrecht only has a bring system. The combination system of Nieuwegein is more effective. The costs are higher, but the response (the amount of waste collected in tons) is much higher than compared to the bring system. Utrecht doesn’t have the ambition to implement progressive policy. They are concerned that the subsidies for waste collection per ton will vanish after 2012. Nieuwegein has an innovative and progressive policy and really tries hard to achieve the nationwide 42% goal. This thesis shows that results from the literature are comparable with empirical data. The central question in this thesis therefore can be answered: which factors are important for successful municipal plastic recycling policy: • • • •
Collection System Costs Communication Acceptance
The case studies show that there is a great difference in efficiency between the different collection systems. The collection system is the most determent factor for successful recycling policy. Costs are actually an interdependent variable, which is dependent of the collection method. Costs alone can never be determent for the success or failure of policy. Communication and a broad social basis are the least important factors in this thesis. This can be explained from the fact that multiple sources prove that there is a broad social base for plastic waste separation and collection. Besides a broad social basis, the communication is well organised. The case studies don’t show new insights on these factors. Results from both municipalities show that they are not going to achieve the nationwide 42% goal. Nieuwegein gets close: their own goal is to collect 15 kg a household a year. Utrecht sets their standard less lower: their own goal is to collect 2.5 kg a household a year. 2
Voorwoord Deze thesis is het eindwerkstuk voor de opleiding Milieu-‐ en Maatschappijwetenschappen. Na een intensieve periode van twee jaar studeren, komt er een einde aan dit traject. Deze thesis is het resultaat van tien weken intensief communiceren met de gemeenten Utrecht en Nieuwegein. Via deze weg wil ik de heer Dave Post en mevrouw Rene Heilema hartelijk bedanken voor alle mailtjes, belletjes en beleidstukken. Daarnaast wil ik mijn collegae bedankten voor alle feedback tijdens de werkgroepbijeenkomsten. Tot slot wil ik de heer Tellegen en de heer Vermeulen bedanken voor alle feedback en inzichten die nieuw licht op mijn werk hebben geworpen.
3
Inhoudsopgave thesis
Samenvatting Voorwoord Begrippenlijst Hoofdstuk 1: inleiding 1.1 Introductie 1.2 Probleemstelling 1.3 Doel-‐ en vraagstelling Hoofdstuk 2: theoretisch kader 2.1 Evaluatie van beleid 2.2 Beoordelingskader Hoofdstuk 3: afval inzamelingsystemen 3.1 Afval inzamelingsystemen 3.2 Haalsystemen 3.3 Brengsystemen 3.4 Niet geschikte methoden 3.5 Resultaten uit de literatuur Hoofdstuk 4: analyse van gemeenten op basis van succesfactoren 4.1 Inzamelingssysteem 4.2 Kosten 4.3 Communicatie 4.4 Draagvlak Hoofdstuk 5: evaluatie van het lokale plastic recyclingbeleid 5.1 Analyse succespunten per gemeente 5.2 Analyse effectiviteit tussen gemeenten Hoofdstuk 6: conclusie 7 : aanbeveling/discussie 8. literatuurlijst 9. Bijlagen
Paginanummer
2 3
5
6 7 7 8 8
10 11 11 12 12
14 15 17 19
21 22
19
23
24
25
4
Begrippenlijst
Beleid: Deze scriptie betreft een beleidsevaluatie. Het is daarom van belang om te weten welke definitie van beleid wordt gehanteerd. In deze thesis hanteren we de volgende definitie: “alle voornemens, keuzes en acties van één of meer bestuurlijke instanties gericht op de sturing van een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling” (Bovens, et. al. 2007). Diftar: DIFTAR is de afkorting van gedifferentieerd tarief. Bij DIFTAR betaalt iedereen afhankelijk van het soort en de hoeveelheid afval, volgens het principe "de vervuiler betaalt, de voorkomer bespaart". Het doel van DIFTAR is het beperken van afval en het eerlijk verdelen van kosten. Bewoners die minder afval meegeven hoeven minder geld te betalen. (Diftar, 2009). Duurzame ontwikkeling: In deze scriptie is duurzame ontwikkeling een constante rode draad. Recycling vindt immers plaats om er voor te zorgen dat onze aarde leefbaar blijft. Voor duurzame ontwikkeling is de volgende definitie gehanteerd: ‘Een ontwikkeling die voorziet in de behoefte van de huidige generatie zonder daarmee voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien’ (Miller, 2007). Nedvang: Nedvang werd op 10 november 2005 opgericht door producenten en importeurs om collectief uitvoering te geven aan het Besluit (zie inleiding). Bij de inzameling en recycling van het verpakkingsafval uit huishoudens speelt de samenwerking met de Nederlandse gemeenten een cruciale rol: zij beschikken over de benodigde kennis van zaken en infrastructuren. Nedvang vormt namens het bedrijfsleven, de overheid en de specialisten van de materiaalstromen (glas, papier/karton, metalen, hout en kunststof), het loket waar gemeenten terecht kunnen voor advies en ondersteuning bij deze omvangrijke taak (Nedvang, 2010). Plastics: Plastics is een maatschappelijk gebruikt synoniem voor kunststoffen. In deze thesis zal het vooral gaan over kunststof verpakkingen die worden opgehaald. Onder kunststof verpakkingen wordt de KFF+ fractie verstaan. Dit is de brede kunststoffractie (Kunststof Flessen en Flacons plus alle overige kunststofverpakkingen) en heeft betrekking op alle lege kunststofverpakkingen (Plastic Heroes, 2010).
5
Hoofdstuk 1: inleiding 1.1 Introductie Sinds 1 januari 2006 geldt in Nederland producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen. Producenten en importeurs van verpakkingen zijn verantwoordelijk voor het hergebruik van afval (De Overheid, 2005). De consument betaalt een verpakkingsbelasting. De opbrengst van deze belasting wordt geschat op 365 miljoen euro per jaar. Ongeveer 120 miljoen wordt gestort in het afvalfonds, de rest gaat naar de rijksschatkist. Op 27 juli 2007 is een Raamovereenkomst afgesloten tussen het Ministerie VROM, het verpakkende bedrijfsleven en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Op basis van deze Raamovereenkomst geldt voor 2009 en 2010 een integrale doelstelling voor plastic hergebruik van respectievelijk 32% en 38%. Dit moet leiden tot een verhoging van het materiaalhergebruik voor deze fractie van tenminste 42% in 2012. Deze overeenkomst vult de producentenverantwoordelijkheid in en gaat in op de rol van de gemeente (KplusV, 2008). De financiering en de vergoedingen worden beschreven in de overeenkomst. De overeenkomst is van kracht tot eind 2012. Hoe het na 2012 verder gaat – ook met de vergoedingen -‐ is nog niet bepaald. Van gemeenten wordt verwacht dat zij de inzameling van verpakkingen organiseren. Gemeenten krijgen een vergoeding voor de kosten uit het Afvalfonds. Over de vergoeding voor het inzamelen van kunststofverpakkingen is langdurig onderhandeld. Kunststof heeft veel volume en een laag soortelijk gewicht. De vergoedingen voor de komende jaren zijn als volgt: 2009 tot en met 2012 structurele vergoeding € 475,-‐ Per ton. € 1,50
Transportkosten per kilometer vanaf de gemeentegrens tot het dichtstbijzijnde door Nedvang aangewezen overslagpunt.
€ 0,11
Per inwoner voor communicatie (Gemeente Utrecht, 2009).
In deze thesis worden twee gemeenten vergeleken op basis van een effectiviteitevaluatie. Het idee is om twee verschillende inzamelingsmethoden te vergelijken. Door een kosten-‐baten analyse moet inzicht worden verkregen in welke inzamelingsmethode het meest effectief is. In deze thesis is er voor gekozen om de volgende gemeenten te analyseren: Utrecht en Nieuwegein. Bij een vergelijking tussen twee of meerdere gemeenten is het altijd de vraag of de gemeenten te vergelijken zijn. Utrecht heeft 130.000 huishoudens in de gemeente, Nieuwegein 26.000. Er zit daardoor een groot verschil tussen het aantal huishoudens. Daarnaast is het een verschil dat Utrecht veel groter is en anders is opgebouwd en een andere bevolkingssamenstelling heeft. Zo zijn er nog heel veel verschillen te bedenken. In deze scriptie is gekozen voor Nieuwegein en Utrecht gekozen omdat het beide niet DIFTAR gemeenten zijn op stedelijk niveau. Beide gemeenten zijn vergelijkbaar, ondanks de verschillen: -‐ Gemeente Utrecht: breng systeem met bovengrondse containers. -‐ Gemeente Nieuwegein: combinatie haal-‐ en brengsysteem. Voor deze gemeenten is gekozen omdat ze een verschillende manier van inzamelen hebben en omdat ze allebei geen Diftar gemeenten zijn. Dit houdt in dat beide gemeente de burger niet per kilo afval laat betalen, maar een vastgestelde contributie hanteert. De gemeenten zijn te vergelijken op basis van relatieve getallen. Als bijvoorbeeld gemeente Utrecht percentueel dichter bij de doelstelling zit dan gemeente Nieuwegein, dan is het beleid van Utrecht effectiever. 6
1.2 Probleembeschrijving Sinds het begin van de industriële revolutie in 1850 is het gebruik van fossiele grondstoffen in een stroomversnelling terecht gekomen (IPCC, 2007). Oorspronkelijk werd plastic gebruikt om schaarse natuurproducten zoals exotisch hout en ivoor te vervangen. Dit waren schaarse, natuurlijke hulpbronnen. Plastic was een goed alternatief om het milieu te ontlasten. Naar mate er meer ervaring met plastic kwam, werd het gebruik van plastic steeds innovatiever en veelvuldiger. Anno 2010 is plastic niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Het gebruik van plastic heeft niet alleen maar voordelen, het heeft ook nadelen. Een groot nadeel van plastics is dat ze slecht afbreekbaar zijn; daarom wordt plastic steeds meer hergebruikt. Het hergebruik van plastic afkomstig van huishoudelijk afval staat in de kinderschoenen. Sinds kort is landelijk gestart met het ophalen van plastic afkomstig uit huishoudens. In hoeverre dit goed gaat en waar de verbeterpunten liggen is doel van onderzoek in deze scriptie. Om inzicht te krijgen in wat wel en wat niet onder plastic afval wordt verstaan is een legenda opgesteld, deze lijst is bijgevoegd in bijlage 1. 1.3 Doel-‐ vraagstelling Het doel van deze thesis is om een vergelijkend onderzoek uit te voeren tussen twee gemeenten in de provincie Utrecht. Het gaat om het lokale recyclingbeleid van plastic. Het doel is om aan de hand van een beoordelingskader te analyseren welke gemeente het effectiefste beleid voert. Doelstelling: Aan de hand van een beoordelingskader een effectiviteitanalyse uitvoeren, door een kosten-‐baten analyse uit te voeren die bepalende factoren van het plastic recyclingbeleid van twee gemeenten vergelijkt. Door middel van een aantal criteria (beoordelingskader), wordt het recyclingbeleid van twee gemeenten in de provincie Utrecht vergeleken. Centrale vraagstelling: Welke factoren zijn bepalend voor succesvol gemeentelijk plastic recyclingbeleid? In de literatuur is er een conceptueel model van Korsten waarin 7 deelvragen moeten doen blijken of een beleidsinstrument geslaagd kan noemen of niet (Korsten, 2002). In deze thesis zijn vooral deelvragen 6 en 7 van belang om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag. Deelvragen 1, 2 en 3 zijn belangrijk als benodigde achtergrondinformatie. Deelvragen 4 en 5 worden het minst belangrijk geacht, deze deelvragen worden dan ook buitenbeschouwing gelaten in hoofdstuk 2, waar de deelvragen worden uitgewerkt. 1. Welke doelen worden er met het beleid nagestreefd? 2. In welke mate zijn deze doelen bereikt? 3. In hoeverre is het bereiken van deze doelen te wijten (of veroorzaakt door) door de inzet van het instrument? 4. Welke neveneffecten zijn er opgetreden? 5. Zijn deze neveneffecten positief of negatief? 6. Wat is het succes of falen van het beleid? 7. Welke factoren liggen ten grondslag aan het slagen dan wel falen van het beleid? 7
Hoofdstuk 2: theoretisch kader 2.1 Evaluatie van beleid
Om een duidelijk beeld te krijgen over hoe het theoretisch kader van deze scriptie in elkaar zit zal eerst een algemene beschouwing worden gegeven over welke vorm van beleidsanalyse er wordt gebruikt in deze scriptie. Bij een beleidsevaluatie wordt beleid beoordeeld aan de hand van een aantal bepaalde criteria. Dit kan op verschillende wijzen plaatsvinden. Beleid kan op een ex ante, of op een ex post manier worden beoordeeld. Gekeken kan worden naar de inhoud van het beleid, de effecten en het beleidsproces. Deze thesis zal geschreven worden op een ex post manier. Het tot nu toe uitgevoerd beleid zal worden beoordeeld. Binnen de beleidswetenschappen zijn twee hoofdstromingen van beleidsvisies te onderscheiden: de analytisch-‐rationele en de sociaal-‐interactieve visie. In deze thesis zal vanuit de analytisch-‐rationele visie worden gewerkt. De analytisch-‐rationele visie beschouwt beleid als een intellectuele activiteit. De uitdaging is om voor milieuproblemen oplossingen te bedenken die doeltreffend zijn (effectief) en minimale middelen kosten (efficiënt). De nadruk binnen deze benadering ligt op de inhoud van het beleid: het geheel aan doelen en middelen om deze doelen te bereiken (Runhaar, 2008). Het beleidsproces wordt min of meer in isolatie van zijn omgeving beschouwd; aan actoren buiten de overheid wordt niet zoveel aandacht besteed. De overheid heeft bij deze benadering dus de grootste invloed op het beleid. Vanuit de analytisch-‐rationele visie kun je beleid op een aantal manieren evalueren. De belangrijkste methode is de effect-‐ of effectiviteitevaluatie. Bij de effect-‐ of effectiviteitevaluatie methode wordt gekeken of de gestelde doelen zijn bereikt en in hoeverre dit te danken is aan het gevoerde beleid. In deze scriptie wordt een kosten-‐baten analyse uitgevoerd om een effect-‐ of effectiviteitevaluatie uit te voeren: •
In een kosten-‐baten analyse worden alle relevante effecten van het beleid gekwantificeerd in geld. Vervolgens worden de kosten afgezet tegen de baten.
Deze thesis wordt in de vorm van een beleidsevaluatie geschreven: een tweetal casussen wordt vergeleken en beoordeeld op effectiviteit aan de hand van een beoordelingskader. Het beoordelingskader dat gebruikt wordt in deze thesis zal bestaan uit de factoren die bepalend worden gevonden voor succesvol plastic recycling beleid. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de deelvragen uit het model van Korsten. In deze paragraaf komen de bepalende factoren aan bod en wordt het beoordelingskader dus vastgesteld. 2.2 Beoordelingskader
Deze thesis zal zich richten op de analytisch-‐rationele benadering van beleid. Zoals al in de doelstelling genoemd werd, zijn hierbij de 7 deelvragen van Korsten van belang voor deze scriptie. In het volgende gedeelte van deze paragraaf zal per deelvraag worden uitgewerkt wat van belang is om te weten voordat de casussen worden geanalyseerd. Hierbij worden deelvragen 4 en 5 buiten beschouwing gelaten. Aan de hand van onderstaande deelvragen wordt de effectiviteit van het plastic recyclingbeleid van gemeenten Nieuwegein en Utrecht geanalyseerd. Er zal geprobeerd worden om per deelvraag aan te geven hoe deze wordt gebruikt met betrekking tot het beantwoorden van de hoofdvraag. 8
1. Welke doelen worden er met het beleid nagestreefd? Op grond van de Europese Richtlijn verpakkingen en verpakkingsafval is Nederland verplicht een deel van het verpakkingsmateriaal te hergebruiken. Het doel hiervan is om grondstoffen te sparen en CO2 uitstoot te beperken. De doelstelling is dat Nederland in 2012 42% van het plastic materiaal hergebruikt. Deze doelstelling is in 2007 in een Raamovereenkomst afgesproken en vervangt eerdere doelstellingen uit het Besluit verpakkingen. Voor 2012 ligt het percentage op 42 % materiaalhergebruik. Dit laatste levert een besparing op van 210 kiloton CO2. Dit is vergelijkbaar met het elektriciteitsgebruik van 100.000 huishoudens (VROM, 2010). Het is van belang om te melden dat deze thesis zich richt op huishoudelijk kunststof afval. De doelstelling van 42 % gaat over ALLE kunststof verpakkingen, van huishoudens en bedrijven. In deze thesis wordt er van uit gegaan dat de bedrijven genoeg plastic scheiden om aan de 42 % doelstelling te voldoen. Deze scriptie richt zich dus op het huishoudelijke kunststofafval. 2. In welke mate zijn deze doelen bereikt? Om de 42 % recycling te halen moeten er vele tonnen plastic worden opgehaald. De mate van doelbereiking wordt aan het percentage opgehaalde plastic gekoppeld. In deze scriptie wordt gekeken of beide gemeenten bovenstaande doelstelling halen. Om deze doelstelling te halen moeten gemeenten Utrecht en Nieuwegein gemiddeld 19.5 kg kunststof per huishouden per jaar (hh/jr) gescheiden moeten inzamelen. Er wordt gekeken in hoeverre de gemeenten deze doelstelling halen en naar de manier waarop zij dit trachten te halen. Om dit te bereiken wordt gekeken naar de aannames van de gemeenten. Op deze aannames hebben de gemeenten hun eigen doelstellingen gebaseerd. Er wordt gekeken of de eigen doelstellingen worden gehaald en of dit genoeg is om aan de landelijke doelstelling te voldoen. Door een vergelijking te maken tussen de aannames, feitelijke resultaten en de landelijke doelstelling, kan gekeken worden in hoeverre de gemeenten succesvol beleid hebben gevoerd. 3. In hoeverre is het bereiken van deze doelen te wijten (of veroorzaakt door) door de inzet van het instrument? Uit onderzoek van KplusV blijkt dat gemeenten met een haalsysteem gemiddeld 2,5 à 3 keer zo veel kunststof verpakkingen ophalen als gemeenten met een brengsysteem. Op basis hiervan kan een duidelijk verband worden aangetoond tussen het soort inzamelsysteem en de te verwachten respons per aansluiting. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 3. Zie bijlage 2 (KplusV, 2008). 6. Wat is het succes of falen van het beleid? Zoals uit de eerste deelvraag al blijkt, is het halen van de 42% doestelling evident voor succesvol beleid. De 42 % doelstelling staat gelijk aan het inzamelen van 19.5 kg kunststof afval per huishouden per jaar (gemeente Nieuwegein, 2010). Als deze doelstelling niet wordt gehaald dan is het beleid niet per definitie niet succesvol. Dan moet er gekeken worden welk percentage wel is gehaald en wat de redenen zijn dat de 42 % niet is gehaald. 9
7. Welke factoren liggen ten grondslag aan het slagen dan wel falen van het beleid? Deelvraag 7 is in principe het fundament voor het beoordelingskader met oog op het beantwoorden van de hoofdvraag. In deze scriptie is geprobeerd om de belangrijkste factoren voor succesvol plastic recyclingbeleid te identificeren. Dit is gedaan aan de hand van een literatuuronderzoek. De gevonden/gekozen factoren zijn niet uitputtend, maar worden in de context van deze scriptie het belangrijkst geacht. Uit meerdere bronnen blijkt dat het succes of falen van beleid afhangt van de volgende vier factoren. •
Inzamelingssysteem
Het inzamelingssysteem is een van de belangrijkste factoren. Uit onderzoek van KplusV blijkt dat er een groot verschil is tussen het rendement van verschillende soorten inzamelingssystemen (KplusV, 2008). Over de verschillende soorten inzamelingsystemen en de verschillen tussen en binnen deze systemen wordt in hoofdstuk drie meer uiteengezet. Gemeente Utrecht en gemeente Nieuwegein hebben beide gebruik gemaakt van informatie uit het onderzoek van KplusV en hebben mede op basis van deze bevindingen hun keuze voor een inzamelingsysteem gemaakt (Gemeente Utrecht, Gemeente Nieuwegein, 2009). •
Kosten
Kosten zijn in ieder beleidsproces belangrijk. Iedere gemeente maakt een kosten-‐baten analyse als het gaat om nieuw beleid. De keuze voor kosten als variabele ligt in het feit dat er een groot verschil is tussen de gebruikskosten van verschillende inzamelingssystemen. Deze verschillen worden verklaard in hoofdstuk drie. Kosten als variabele is in dit onderzoek afhankelijk van het inzamelingssysteem als factor. Kosten op zichzelf kunnen namelijk nooit het succes of falen van beleid bepalen. •
Communicatie
Goede communicatie is zeer belangrijk als het gaat om nieuw beleid. Met goede communicatie breng je beleid onder de aandacht en kan je inwoners motiveren en sturen in de gewenste richting (Bovens et. al. 2007). Om De inwoners van Nieuwegein en Utrecht hebben nog nooit eerder te maken gehad met plastic recycling, dus het is van groot belang om de inwoners voldoende te informeren en motiveren. Door inwoners goed te informeren hopen beide gemeenten een hogere respons te krijgen en meer afval te verzamelen. Beide gemeenten achten communicatie belangrijk en hebben een communicatieplan opgesteld. •
Draagvlak
Zonder draagvlak heeft beleid geen kans van slagen. Draagvlak is nodig om de inwoners te betrekken bij beleid (Driessen, 2001). Eigenlijk zijn alle drie de bovenstaande factoren van belang om draagvlak onder de inwoners van de betreffende gemeenten te creëren. In deze scriptie zal het succes of falen van het beleid dat gevoerd is door de gemeenten Utrecht en Nieuwegein aan de hand van deze vier factoren worden geanalyseerd. 10
Hoofdstuk 3: afval inzamelingsystemen 3.1 Afval inzamelingsystemen Uit meerdere bronnen kan geconcludeerd worden dat er een driedeling kan worden gemaakt in soorten afval inzamelingsystemen (Gemeente Utrecht, Gemeente Nieuwegein en KplusV): • Haalsystemen • Brengsystemen • Combinatie van een haal-‐ en een brengsysteem In dit hoofdstuk zal elk van de afvalinzamelingsystemen afzonderlijk worden besproken. In de volgende paragraven van hoofdstuk 3 staat een beschrijving van elk soort inzamelingssysteem. De voor-‐ en nadelen van elke methode zijn te vinden in bijlage 3. Aan het eind van dit hoofdstuk zal besproken worden welk systeem volgens de literatuur het beste bij gemeenten Utrecht en Nieuwegein past. 3.2 Haalsystemen Optie 1: Huis aan huis met zakken Bij de eerste optie bieden de bewoners de kunststofverpakkingen aan in een speciale doorzichtige zak (in verband met visuele inspectie van de inhoud van de zak). De zakken zijn verkrijgbaar bij distributiepunten die kunnen worden gevonden op de site van de betreffende gemeenten. Op de ophaaldag worden de zakken aangeboden op de plaats waar normaal gesproken ook de minicontainer wordt aangeboden. In de afvalwijzer kunnen de bewoners zien welke dagen zij het plastic kunnen buitenzetten. Bij bewoners met eigen afvalbakken wordt het afval voor de deur opgehaald. Bewoners die in hoogbouw (flats) wonen kunnen hun afval naar de dichtstbijzijnde container brengen. 3.3 Brengsystemen Optie 2: Brengen bovengrondse containers Op verschillende locaties in de gemeenten (bijvoorbeeld bij winkelcentra, scholencomplexen of sporthallen) staan speciale verzamelcontainers voor het kunststof afval. Inwoners kunnen hier op elk moment van de dag hun plastic afval kwijt. Het afval hoeft niet in speciale zakken te worden aangeboden, zolang de zakken maar doorzichtig zijn (bijvoorbeeld pedaalemmer zakken). Optie 3: Brengen ondergrondse containers Deze optie gaat er van uit dat er ondergrondse containers voor kunststof afval moeten worden geplaatst. Een deel van de oud papier containers kan gebruikt worden voor kunststof, maar er zullen ook hele nieuwe containers moeten worden geplaatst. Daarvoor zal veel ruimte nodig zijn, deze ruimte is niet altijd aanwezig. Bij deze optie moet er een alternatief worden gevonden voor de oud papierinzameling via de ondergrondse containers die nu voor papier bedoeld zijn. Dat kan bijvoorbeeld door de inzameling van oud papier met de scholen te intensiveren, door brengpunten voor oud papier bij kerken en verenigingen te faciliteren of door laagbouwwoningen een minicontainer voor oud papier te geven. 11
Optie 4 Combinatie van een haal-‐ en een brengsysteem Bij deze optie wordt het haalsysteem van optie 1 uitgebreid met een beperkt aantal brengpunten. De brengpunten zijn als aanvulling op het haalsysteem bedoeld, voornamelijk voor de kleinbehuisde bewoners (bewoners van hoogbouw). 3.4 Niet geschikte inzamelingsmethoden De vier bovenstaande inzamelingsmethoden zijn de meest geschikte volgens meerdere bronnen (Gemeente Utrecht, Gemeente Nieuwegein en KplusV). Er zijn meerdere inzamelingsmethoden, maar deze zijn anno 2010 niet voldoende geschikt vanwege de hoge investering-‐ of inzamelkosten. Daarnaast zijn ze ook niet geschikt omdat de methode niet op korte termijn is in te voeren of vanwege technische en/of operationele problemen. Deze methoden zijn: • Brengsysteem met nieuwe ondergrondse containers • Huis aan huis inzameling met minicontainers • Gecombineerde haalsystemen • Nascheiden Deze methoden zullen in deze scriptie buiten beschouwing worden gelaten. 3.5 Resultaten uit de literatuur In een onderzoek van KplusV is een analyse gemaakt van de verschillende systemen van kunststofinzameling. Volgens dit onderzoek is voor dichtbevolkte gebieden (Nieuwegein en Utrecht), zowel halen als brengen een goede manier van inzamelen (KplusV, 2008). Nieuwegein en Utrecht zijn beide geen Diftar gemeenten. Volgens KplusV zou een haalsysteem voor plastic het effectiefst zijn in beide gemeenten. In figuur 1 staan de resultaten van KplusV. Figuur 1: inzamelingsystemen in Diftar en niet-‐diftar gemeenten. Bron: KplusV, 2008. Als dieper op het onderzoek wordt ingegaan, wordt het duidelijk dat een haalsysteem in een niet Diftar gemeente, geen eenduidige cijfers qua rendement oplevert. In bijlage 2, het eerste figuur, is goed te zien dat het aantal opgehaalde kilo plastic afval varieert. Uit figuur 1 hierboven is af te lezen dat een haalsysteem in een niet Diftar gemeente gemiddeld 10 kg per huishouden per jaar aan plastic afval oplevert . De cijfers uit het eerste figuur van bijlage 2 laat zien dat de cijfers variëren van 12
6 kg tot en met 19 kg. Het is van belang om aandacht te schenken aan dit verschil. Hoe is dit verschil te verklaren? KplusV stelt dat het belangrijk is om rekening te houden met een aantal bepalende gevoeligheden die leiden tot optimalisatie en effectiviteit van het inzamelsysteem en daarmee van directe invloed zijn op de uiteindelijke inzamelkosten per ton (KplusV, 2008). Er zijn tal van externe variabelen die van invloed zijn op het rendement van het inzamelingssysteem. KplusV definieerde de meest belangrijke factoren: • Inzamelingsfrequentie • Omvang inzamelingsgebied • Wijze en afstand transport overslagstation • Aanschaf en distributie zakken (bij een haalsysteem) • Aantal zakken/containers per uur • Hoogte investering containers (bij een brengsysteem) • Containerdichtheid (bij een brengsysteem) (KlusV, 2008). Deze lijst is niet uitputtend. Er zijn andere factoren die van invloed zijn op de effectiviteit van een inzamelingssysteem. Bovenstaande lijst moet duidelijk maken dat de keuze voor een systeem pas het begin is van een efficiënt beleidsplan. De invulling van de uitvoering is heel belangrijk als het gaat om de optimalisatie van het beleid.
13
Hoofdstuk 4: analyse van gemeenten op basis van succesfactoren In het analyse hoofdstuk zal aan de hand van de vier eerder vastgestelde succesfactoren naar de effectiviteit van beide gemeenten worden gekeken: • • • •
Inzamelingssysteem Kosten Communicatie Draagvlak
4.1 Inzamelingssysteem Utrecht De gemeente Utrecht is in februari 2010 gestart met het plaatsen van bovengrondse containers. In de hele stad zijn 29 containers geplaatst waar bewoners plastic afval kunnen inleveren. Bijlage 5 is een map waarop de locaties van de containers nauwkeurig te vinden zijn. De gemeente Utrecht heeft gekozen voor optie 3: het plaatsen van bovengrondse containers. De gemeente heeft deze optie gekozen omdat ze een kostenneutraal beleid ambiëren. De gemeente is bang dat na 2012 de vergoedingen per ton opgehaald afval zal dalen, waardoor een duurdere inzamelingsmethode, dan te prijzig wordt. Nieuwegein De gemeente Nieuwegein heeft geconcludeerd dat een haalsysteem voor Nieuwegein het effectiefst zal zijn. Er is gekeken naar een kosten-‐baten afweging. Bij een haal systeem zijn de kosten laag en het rendement groot. Uit onderzoek bij de gemeente is gebleken dat het volgende geconcludeerd kan worden: 1. Huis-‐aan-‐huis inzamelen met behulp van de speciale zakken is de meest geschikte methode voor Nieuwegein: starten is op korte termijn mogelijk, het scheidingsresultaat is hoog en de kosten zijn op termijn lager dan de opbrengsten; 2. Aanbevolen wordt om een pilot te starten met de combinatie van huis-‐aan-‐huis inzameling en bovengrondse brengvoorzieningen. Deze pilot is bedoeld om het effect op de inzamelresultaten bij hoogbouwconcentraties te beoordelen; 3. De inzameling van kunststof verpakkingen moet jaarlijks worden geëvalueerd. Bij de evaluatie moeten de ontwikkelingen van de markt en de uitkomsten van de besprekingen tussen VNG en Nedvag worden betrokken. Zo nodig kan aanpassing van de inzamelmethode plaatsvinden (Gemeente Nieuwegein, 2008). Punt 2 stelt dat Nieuwegein geïnteresseerd is in een combinatie van een haal-‐ en een breng systeem, zoals dat is uitgewerkt in optie vier in hoofdstuk drie. Nieuwegein heeft uiteindelijk besloten om optie vier in de praktijk toe te passen: een combinatie tussen halen en brengen. Voor deze optie is gekozen om de hoogbouwconcentraties (zonder eigen vuilnisbakken), ook te betrekken bij het kunststofafval inzamelen. In totaal heeft de gemeente negen containers bij hoogbouw geplaatst, zodat de bewoners ook hun plastic gescheiden kunnen inleveren. 14
4.2 Kosten Deze paragraaf zal in een tweedeling worden geschreven. Per gemeente worden eerst de aannames van de gemeente beschreven, met bijbehorende tabellen. Vervolgens worden de resultaten zover bekend weergegeven. Zo kan een overzicht worden verkregen over de uitkomst van de verwachtingen van de gemeenten. In hoofdstuk 5 en 6 wordt meer aandacht besteed aan het verschil tussen de aannames en de feitelijke resultaten. Utrecht Aannames Gemeente Utrecht heeft gekozen voor beleid dat kosten neutraal uitgevoerd kan worden. Utrecht wil met oog op de onzekerheid betreffende de vergoedingen na 2012, geen hoognodig risico nemen. De gemeente prefereert kosten neutraal beleid dat aangepast kan worden in 2012 naar progressiever beleid, boven beleid dat anno 2010 veel geld kost en na 2012 wellicht een dure kostenpost wordt. De gemeente Utrecht heeft 2.5 kg per huishouden per jaar als eigen doelstelling. Een lage doelstelling, maar de gemeente wil in 2012 het beleid herzien, nadat opnieuw is vastgesteld wat de vergoedingen worden (Gemeente Utrecht, 2010). Deze lage doelstelling is niet genoeg om ook maar in de buurt van de landelijke doelstelling te komen. Feitelijke resultaten De gemeente Utrecht heeft uit een tussentijdse evaluatie in maart geconcludeerd dat de eerste weken van het project volgens haar eigen doelstelling een succes is gebleken. De eerste 6 weken (vanaf 1 februari) heeft de gemeente 33 ton plastic afval opgehaald, dat komt neer op een gemiddelde van 5.5 ton per week. De gemeente heeft zelf berekend dat zij 6.3 ton per week aan afval moet ophalen om aan de eigen doelstelling 2.5 ton per huishouden per jaar te voldoen. Na de eerste 13 weken van het beleid heeft de gemeente de resultaten op een rijtje gezet. In figuur 2 zijn de resultaten van de eerste 13 weken weergegeven. Figuur 2: feitelijke resultaten van de eerste 13 weken van het beleid. Bron: Gemeente Utrecht, 2010. 15
In deze resultaten van de eerste 13 weken is te zien dat de gemeente Utrecht geen kostenneutraal resultaat heeft bereikt, er is zelfs een stevig positieve balans. Er zit een positief gat tussen de inkomsten en de uitgaven van ongeveer 60%! De gemeente Utrecht heeft aangegeven dat de meest bezochte containerplekken wellicht worden uitgebreid met nog een container, maar verder heeft de gemeente geen ambities om voor 2012 het beleid uit te breiden of te wijzigen (Post, 2010). Nieuwegein Aannames Voorafgaande aan het project dat in februari 2010 van start is gegaan, zijn een aantal berekeningen uitgevoerd om te kijken of de inzamelingsmethode een positief of een negatief saldo zou opleveren. Deze gegevens zijn te vinden in bijlage 4. Aan de hand van deze gegevens heeft de gemeente een balans kunnen opmaken voor de kosten-‐baten voor de haal-‐ en breng inzamelingsmethode. Deze gegevens staan in figuur 3. Figuur 3: aannames Nieuwegein voorafgaande aan de uitvoer van het beleid. Bron: Gemeente Nieuwegein, 2008. Bovenstaande tabel geeft weer hoeveel afval er opgehaald moet worden om een positief saldo te krijgen. Verwacht wordt dat de bewoners van Nieuwegein een gewenningsperiode moeten overbruggen voordat de gemeente 12 kg per huishouden per jaar aan kunststof afval op kan halen in 2012. Bovenstaande gegevens zijn van te voren vastgesteld. Het is echter van belang om te kijken of dit in de praktijk ook zo uitwerkt. Feitelijke resultaten De gemeente Nieuwegein is actief bezig met monitoren en tussentijds evalueren. De meest recente gegevens zijn verwerkt in deze thesis. Het eerste pilot van het haal-‐ en breng systeem is een succes gebleken. Momenteel haalt de gemeente 10kg per huishouden per jaar op, zie figuur 4 (bijgestelde hoeveelheid 2010). De gemeente verwacht dat in 2012, zelf 15 kg per huishouden per jaar kan worden opgehaald als er continu geëvalueerd wordt en het systeem wordt aangepast aan de behoefte van de bewoners van Nieuwegein. Uit recente resultaten blijkt dat het niet genoeg is om één per maand plastic afval op te halen. Bewoners hebben thuis teveel plastic afval en het lukt niet om al dat afval een maand lang te bewaren. Gevolg hiervan is dat de 9 containers die geplaatst zijn overvol zitten. Het college van B&W heeft op 17 februari jongsleden besloten om twee keer per maand het plastic afval op te gaan halen. Het kosten patroon verandert hierdoor. Deze verandering is te zien in figuur 4. 16
Figuur 4: feitelijke resultaten gemeente Nieuwegein tijdens eerste evaluatie van het gestarte pilot. Bron: Gemeente Nieuwegein, 2010. Uit figuur 4 blijkt dat het verhogen van het aantal keer afval ophalen een aanzienlijke grotere financiële last met zich meebrengt. In 2011 hoopt de gemeente genoeg plastic op te halen om de negatieve balans om te zetten in een positieve balans. De verwachting is in ieder geval dat dit gaat lukken. Dit baseert de gemeente op het succes van het eerste pilot waarin er al veel meer afval is opgehaald dan er werd verwacht. 4.3 Communicatie Utrecht De gemeente Utrecht heeft zich laten adviseren door een onderzoek van KplusV. De implementatie van een landelijk inzamelsysteem voor kunststof verpakkingen kan alleen gerealiseerd worden met behulp van actieve medewerking van de burger. Een effectief communicatietraject naar de burger en een goede service draagt bij aan de motivatie van de burgers en daarmee aan verhoging van de respons. Er bestaat een verband tussen de mate van communicatie en de te verwachten respons per huishouden (KplusV, 2008). Communicatie naar de burgers dient in eerste instantie vanuit de gemeente zelf te komen en is een continu proces. Het is van belang om aan te geven wat de achtergrond is van de gescheiden inzameling en wat er met het afval gebeurt. De gemeente heeft eenmalig geld ontvangen van het afvalfonds om de campagne op te starten. Voor Utrecht bedroeg dit € 33.000-‐ voor communicatie: Eenmalig extra geld in 2009: € 0,54
eenmalig per inwoner voor opstartkosten, vrij te besteden
€ 0,43
per inwoner: een pakket in natura voor communicatie
De gemeente Utrecht heeft een campagne opgezet waarbij er reclame voor het project is gemaakt. Tussenvariant: Persbericht, advertenties in dag en weekbladen, kabelkrant, informatie via de 17
betrokken winkelcentra, informatie via wijkbureaus, via de website, de afvalkalender en op billboards op huisvuilwagens (Gemeente Utrecht, 2009). Uit bovenstaande gegeven lijkt het of Utrecht een zeer actief communicatieplan heeft. Uit beleidstukken blijkt echter dat de gemeente zoveel mogelijk gebruik maakt van de landelijke communicatie vanuit Nedvang (Gemeente Utrecht, 2009). Nieuwegein De gemeente Nieuwegein acht communicatie naar de bewoners toe zeer belangrijk. Om het doel van 15 kg per huishouden per jaar te halen, moet constant geïnvesteerd worden in communicatie. Het bieden van inzamelfaciliteiten alléén is niet voldoende. De inwoners moeten er ook gebruik van (willen) maken. Daarvoor is voortdurend voorlichting nodig over nut en noodzaak, mogelijkheden en resultaten van de afvalscheiding. Bij een nieuwe afvalstroom is de communicatie extra belangrijk. De gemeente heeft een communicatiecampagne die tot doel heeft om de kennis van inwoners over en hun houding en gedrag ten aanzien van het gescheiden inzameling van kunststof verpakkingsafval positief te beïnvloeden. Op verschillende manieren worden nut en noodzaak van het gescheiden inzamelen herhaaldelijk onder de aandacht gebracht. In het communicatieplan is, behalve aan de doelgroep inwoners, ook aandacht besteed aan de voorlichting van interne doelgroepen (collega´s zoals van de servicelijn en de handhavers) en betrokken en niet betrokken externe doelgroepen (Gemeente Nieuwegein, 2009). Voor de communicatie maakt de gemeente gebruik van de gangbare communicatie-‐uitingen zoals de website, driehoeksborden, de Molenkruier en de nieuwsbrief Milieu in Uitvoering (Gemeente Nieuwegein, 2008). Daarnaast maakt de gemeente gebruik van het beschikbare communicatiemateriaal van Nedvang (Plastic Heroes-‐campagne). Nedvang levert een gepersonaliseerd pakket voor de bewoners (brieven, afvalkalender, informatiefolder en een aantal speciale afvalzakken), posters, flyers en materiaal voor activiteiten (zoals opblaasbare plastic hero e.d.). Een lespakket voor het basisonderwijs is in ontwikkeling. Om het scheidingsgedrag van inwoners zo veel mogelijk te stimuleren, heeft de gemeente een aantal extra activiteiten ingericht om het plastic afval scheiden zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen: • Bezoeken wijknetwerken. Doel: informeren, reactie peilen, vragen beantwoorden. • Informatie in de nieuwsbrieven van wijknetwerken en woningcorporaties. Doel: doelgroepgerichte benadering. • Feestelijke start van de gescheiden inzameling. • Ludieke acties, zoals wedstrijden (wie weet wat wel/niet bij plastic mag, foto-‐/ knutselwedstrijd. • voor kinderen/jongeren, containerloterij) (Gemeente Nieuwegein, 2008). 4.4 Draagvlak 18
Utrecht In mei 2009 heeft de afdeling Bestuursinformatie een zogenaamde ‘flitsmeting’ uitgevoerd. Dit is een snelle, representatieve bewonersenquête. De bereidheid van bewoners om plastic afval te scheiden is gepeild door 600 huishoudens in Utrecht een vragenlijst voor te leggen. De resultaten van de flitsmeting zijn als volgt: • 79% van de respondenten geeft aan mee te willen werken aan het gescheiden aanbieden van lege kunststof verpakkingen. • De voorkeur van de bewoners, gezien vanuit de flitsmeting, is huis aan huis inzameling. • Als de lege plastic verpakkingen moeten worden gebracht bij de drukbezochte winkelcentra dan bedraagt de animo bij de respondenten nog steeds 44%. • De minste voorkeur heeft het inleveren op het afvalscheidingstation. In dat geval geeft 22% van de respondenten aan het kunststof afval te scheiden (Gemeente Utrecht, 2009). Uit deze resultaten blijkt dat 600 respondenten redelijk welwillend zijn om kunststof afval gescheiden in te leveren. Uit de resultaten van de eerste dertien weken blijkt dat de gemeente aan haar eigen doelstellingen kan voldoen. Nieuwegein Nieuwegein heeft als gemeente geen onderzoek uitgevoerd naar draagvlak onder de bewoners. Uit bestaande literatuur van KplusV en TNS NIPO heeft de gemeente geredeneerd wat het draagvlak is voor kunststof afval gescheiden inzamelen. Uit een onderzoek van TNS NIPO blijkt dat de respondenten over het algemeen zeer bereid zijn om afval gescheiden in te zamelen. Daarbij vindt 87% van de Nederlanders het heel belangrijk dat de overheid maatregelen neemt om het verpakkingsafval te verminderen. Het onderzoek van TNS NIPO heeft een groot gedeelte van het onderzoek aandacht besteed aan kunststof afval. De volgende conclusies van TNS NIPO geven een goed beeld van de bereidheid van de gemiddelde Nederlander om kunststof afval gescheiden in te leveren: • Driekwart van de Nederlanders vindt dat kunststof verpakkingen best apart ingezameld kunnen worden. 67% vindt dat kunststof verpakkingen goed opnieuw gebruikt kunnen worden. • Negen op de tien Nederlanders (91%) is bereid thuis hun kunststof verpakkingen te scheiden van het overige afval. • 77% van de Nederlanders zegt bereid te zijn om hun kunststof verpakkingen apart te houden en weg te brengen naar een daarvoor bestemde bak. • Acht op de tien Nederlanders is bereid kunststof apart te houden als het ook apart opgehaald wordt. • 85% van Nederlanders is bereid kunststof verpakkingen apart te houden als ze zeker weten dat dit beter is voor het milieu (TNS NIPO, 2007). De resultaten van TNS NIPO komen overeen met het patroon dat de gemeente Nieuwegein momenteel ziet. De eerste paar maanden van het project zijn succesvol. De eigen verwachtingen qua hoeveelheid opgehaald afval zijn overtroffen. Er werd verwacht dat de gemeente 5kg per huishouden per jaar zou ophalen in 2010, maar de resultaten laten zien dat er al 10kg per huishouden per jaar wordt opgehaald. Hierdoor is de eigen doelstelling bijgesteld tot 10 kg. De gemeente verwacht dat in 2011 de gewenning onder de inwoners groot genoeg is om nog bewuster afval te scheiden. Hoofdstuk 5: evaluatie van het lokale plastic recyclingbeleid 19
Of het gevoerde beleid succesvol is, moet uit de eindresultaten van 2012 blijken. Als de gemeente dan 42 % van het plastic afval gescheiden weet in te zamelen, dan is de doelstelling bereikt. Anno medio 2010 lijkt het erop dat de eerste maanden van het project een succes zijn ten opzichte van de doeltellingen van de gemeenten zelf. Er zit een stijgende lijn in het aantal ton afval dat wordt opgehaald en de gemeenten verwachten dat na de gewenningsperiode van 1-‐2 jaar, het aantal ton ingeleverde afval zal toenemen (Gemeente Nieuwegein, 2010). In figuur 5 zijn de aannames van de gemeenten uitgezet tegen de feitelijke resultaten. In dit overzicht wordt duidelijk weergegeven in hoeverre de gemeenten de landelijke doelstelling hebben bereikt. Figuur 5: aannames en feitelijke resultaten van de gemeenten uitgezet tegen de landelijke doelstelling. Bron: Jurriaan Cohrs, 2010 De recycledoelstelling voor kunststof verpakkingen is 42% materiaalhergebruik van de in Nederland op de markt gebrachte verpakkingen in 2012, dit betekent dat beide gemeenten in 2012 ongeveer 19.5 kg per huishouden per jaar aan afval moeten inzamelen om de doelstelling te bereiken. De doelstelling voor 2009 is 32%, voor 2010 is het percentage gesteld op 38%. Deze doelstelling gaat over ALLE kunststof verpakkingen, van huishoudens en bedrijven. Uit de resultaten van figuur 5 blijkt dat beide gemeente de landelijke doelstelling niet halen. Waarom dit zo is wordt in de rest van dit hoofdstuk uiteengezet. Per gemeente zal nu de plus-‐ en de minpunten van het beleid worden besproken aan de hand van de vier succesfactoren die eerder in deze scriptie zijn vastgesteld. 5.1 Analyse succespunten per gemeente 20
Utrecht Inzamelingsmethode: Volgens de literatuur is een brengsysteem in een gemeente als Utrecht veilig in termen van kosten-‐baten. Erg progressief en ambitieus is het niet. De gemeente wil een kostenneutrale inzamelingsmethode, omdat de angst voor onzekerheid over de subsidies na 2012 overheerst. Doordat niet duidelijk is wat er met de vergoedingen in 2012 gebeurt, is de gemeente niet bereid om progressief beleid met hoge doelstellingen te voeren. Mijn inziens zou een combinatie van een haal-‐ en breng systeem ook in Utrecht goed werken. Utrecht heeft inmiddels ingezien dat de huidige manier van inzameling winst oplevert. Er kan dus geïnvesteerd worden in een effectievere manier van inzamelen, om vooralsnog kostenneutraal beleid uit te voeren. Kosten: Utrecht voert een passief beleid. Er worden geen onnodige kosten gemaakt, met het oog op de nabije toekomst. Een gemeente als Utrecht had hogere doelstellingen moeten stellen. Er wonen in Utrecht veel jonge mensen die begaan zijn met het milieu. Utrecht weet dat het draagvlak onder de bewoners hoog is. Daarom had de gemeente moeten bedenken dat de kosten niet hoog uit zouden vallen als er hogere doelstellingen waren gesteld. Groen Links is de grootste partij in Utrecht, de gemeente had moeten inspelen op het gegeven dat er Utrecht veel inwoners heeft die begaan zijn met het milieu. Communicatie: Het communicatieplan van Utrecht is net als de inzamelingsmethode en de kostenneutrale doelstelling passief. Er is wel veel communicatie gevoerd naar de bewoners toe, maar een groot deel van deze communicatie kwam vanuit Nedvang. Er is wel genoeg communicatie geweest, dit blijkt uit het succes van de eerste 13 weken van het project. Draagvlak: Uit eigen onderzoek blijkt dat het draagvlak voor het Utrechtse beleid goed is. De resultaten van de eerste 13 weken laten zien dat het de inwoners van Utrecht zeer bereid zijn om plastic afval gescheiden in te leveren. Nieuwegein Inzamelingmethode: Nieuwegein is vanaf 2009 gewaagd en innovatief het recyclingbeleid ingegaan. Uit het gestarte pilot blijkt dat er meer plastic afval werd ingeleverd, dan in één keer per maand kon worden opgehaald. De gemeente is tijdens het pilot al bezig met innovaties om het beleid nog beter in de praktijk toe te kunnen passen. De gemeente heeft al besloten om 2 keer per maand plastic afval op te halen, maar er liggen nog meer verdergaande initiatieven bij de gemeente klaar om besproken te worden: Motie 2e actiepunt Faciliteiten voor gescheiden inzameling van plastic afval actief aanbieden aan Verenigingen van Eigenaren. Motie 3e actiepunt Bij huurcomplexen alle mogelijkheden benutten om inpandige inzameling van plastic afval mogelijk te maken. (Gemeente Nieuwegein, 2010). Het neveneffect van al deze innovaties is dat ze direct geld kosten, terwijl het niet zeker is dat het aantal ton ingezamelde afval daarmee omhoog gaat. De verwachting is echter dat de baten 21
opwegen tegen de kosten. Of de doelstelling van 42 % gehaald gaat worden, is nog onzeker. Als de gemeente de 42 % doelstelling wil halen, dan moet 19,5 kg per huishouden per jaar aan kunststof afval worden opgehaald. Deze 19.5 kg grens gaat de gemeente waarschijnlijk niet halen, de verwachting is dat de gemeente in 2012 15 kg per huishouden per jaar gaat ophalen. De gemeente heeft goed werk geleverd om een flinke stap in de goede richting te zetten. Kosten: De winst die momenteel gemaakt wordt moet het verlies opvangen dat verwacht wordt nadat het beleid is bijgesteld. In plaats van één keer per maand, wordt het plastic afval twee keer per maand bij de bewoners opgehaald. In 2011 hoopt de Nieuwegein alweer een positieve balans te hebben. Communicatie: Nieuwegein heeft een actief communicatie plan opgesteld waarbij ook Nedvang is betrokken. Nieuwegein heeft de ambitie om de bewoners zoveel mogelijk te betrekken bij dit project. Draagvlak: Uit het onderzoek van TNS NIPO blijkt dat er een groot draagvlak is voor recycling. Het inzamelen van kunststof afval zou op het gebied van draagvlak dan ook geen probleem moeten opleveren. 5.2 Analyse effectiviteit tussen gemeenten Beide gemeenten mogen van effectief beleid spreken als de landelijke doelstelling van 42% in 2012 wordt gehaald. Opvallend is dat beide gemeenten doelstellingen stellen die lager zijn dan de wettelijke hoeveelheid (19.5 kg per huishouden per jaar) die ingezameld moet worden om de 42% doelstelling te halen. Nieuwegein wil in 2012 15 kg per huishouden per jaar ophalen, terwijl Utrecht in de recente berekeningen uitgaat van 2.5 kg per huishouden per jaar. Beide gemeenten hebben geen aanzienlijke kosten aangezien de begrotingen geen negatieve balans oplevert. Nieuwegein is dus veel innovatiever dan Utrecht en is meer bereid om de baten zo groot mogelijk te krijgen. Utrecht heeft een hele lage doelstelling en is duidelijk niet van plan om de landelijke doelstelling te halen. Uit hoofdstuk vier kan geconcludeerd worden dat beide gemeenten succesvol beleid voeren ten opzichte van de eigen doelstellingen die de gemeenten hebben gesteld aan de hand van aannames. De gemeente Utrecht voert passief beleid. De gemeente Nieuwegein voert innovatief en progressief beleid, om te zien hoever het resultaat kan reiken. Nieuwegein heeft een effectief haal-‐ en breng systeem, daar waar Utrecht alleen een brengsysteem heeft. Utrecht zou een voorbeeld kunnen nemen aan Nieuwegein, helemaal nu het heeft gemerkt dat er wel degelijk een animo vanuit de bewoners bestaat om plastic afval gescheiden in te leveren. Utrecht wacht echter liever met innovatieve actie ondernemen, totdat in 2012 duidelijk wordt wat er gebeurt met de vergoedingen voor afval vanuit het afvalfonds.
22
Hoofdstuk 6: conclusie Deze scriptie begon met als doelstelling om te kijken welke factoren bepalend zijn voor succesvol gemeentelijk plastic recyclingbeleid. Het onderzoek heeft een praktijkvisie opgeleverd die aansluit bij de literatuur waardoor de centrale vraag van deze scriptie beantwoord kan worden. De centrale vraag in deze scriptie is: Welke factoren zijn bepalend voor succesvol gemeentelijk plastic recyclingbeleid? Deze factoren zijn bepaald aan de hand van meerdere beleidstukken en onderzoeken en sluiten aan bij de resultaten uit de praktijk: • • • •
Inzamelingssysteem Kosten Communicatie Draagvlak
Inzamelingssysteem: Uit de case studies blijkt dat het soort inzamelingssysteem van groot belang is voor de effectiviteit van het beleid. Zoals duidelijk is geworden is er een groot verschil in rendement tussen de verschillende inzamelingssystemen, dit komt doordat er veel factoren invloed hebben op de effectiviteit van het systeem. Uit onderzoek, door middel van het bestuderen van gemeentelijke beleidsstukken, kan geconcludeerd worden dat Nieuwegein effectiever beleid voert dan Utrecht. Nieuwegein heeft een combinatie van een haal-‐ en een breng systeem dat veel effectiever is dan het brengsysteem in Utrecht. Dat een optimaal systeem in de buurt komt van de resultaten van het systeem van Nieuwegein is onwaarschijnlijk. Wel moet gezegd worden dat beide gemeenten de landelijke doelstelling van 42% voorlopig nog niet gaan halen. Nieuwegein doet een goede poging en komt in de buurt, maar Utrecht haalt de doelstelling lang niet. Kosten: De kosten zijn heel erg belangrijk voor de gemeenten. Kosten als variabele is afhankelijk van de inzamelingsmethode. Kosten als onafhankelijke variabele kan niet bepalend zijn voor het falen of slagen van beleid. In de case studies zijn de kosten voor een combinatie van een haal-‐ en een breng systeem hoger dan een breng systeem, maar heeft een veel hogere respons. Met dit systeem wordt er veel meer plastic afval opgehaald. Utrecht heeft niet de ambitie om een winstmaximaliserend systeem te onderhouden, maar wil simpelweg kostenneutraal zijn. Utrecht doet dit echter niet. De gemeente genereert meer inkomsten dan kosten. De gemeente houdt 60% over ten opzichte van de vergoedingen vanuit het afvalfonds! Utrecht zou dus moeten investeren in optimalisatie van het systeem. Het is dan ook niet te zeggen hoeveel ton afval Utrecht zou binnenhalen als zij het huidige systeem zou optimaliseren. Communicatie: Communicatie is heel erg belangrijk voor goed beleid. Goede communicatie zorgt ervoor dat de inwoners van een gemeente weten wat ze met plastic afval kunnen doen. Utrecht voert communicatief gezien passief beleid. Nieuwegein voert echter actief beleid. Uit beleidsstukken en praktijkresultaten blijkt echter dat beide gemeente genoeg communicatief actief zijn geweest. Beide gemeenten spreken van een succes ten opzichte van eigen doelstellingen. Draagvlak: Draagvlak is zeer belangrijk voor ieder soort beleid. Uit onderzoek van de gemeente Utrecht en TNS NIPO blijkt dat er voldoende draagvlak bestaat voor plastic afval apart inzamelen. De praktijkcijfers sluiten hierbij aan. Er wordt ten opzichte van deze factor dus geen nieuw inzicht verkregen. 23
8. Aanbeveling + discussie Aanbeveling 1: Bij een vergelijking tussen twee grote gemeenten, moet er altijd rekening worden gehouden met factoren en facetten die niet in het onderzoek zijn betrokken vanwege gebrek aan tijd en middelen. Vanwege het verschil tussen de structuur, omvang en andere facetten van gemeenten, is het wellicht verstandig om verder onderzoek te verrichten naar de efficiëntie van plastic recycling beleid. De vier gekozen bepalende factoren voor succesvol beleid blijven dan alsnog van toepassing. Een voorbeeld van verder onderzoek is een analyse op wijkniveau. Door wijken uit verschillende gemeenten met elkaar te vergelijken kan wellicht inzicht worden verkregen in de optimalisering van een inzamelingssysteem. Uit beleidsdocumenten blijkt dat Utrecht bijhoudt wat het rendement van iedere geplaatste plastic afval container is. Deze resultaten zouden de basis kunnen vormen van zo’n dergelijke wijkanalyse. Discussiepunt 1: 42% is de landelijke doelstelling, dit betekent dat gemeenten gemiddeld 19.5 kg per jaar per huishouden aan plastic afval moet ophalen. In termen van gemiddelden, kan gezegd worden dat als de ene stad boven het gemiddelde scoort qua ophalen van plastic afval, een andere gemeente onder het gemiddelde kan gaan zitten. Samen zouden zij dan alsnog 19.5kg kunnen ophalen. Dit gegeven heb ik express niet meegenomen in dit onderzoek, omdat ik er van ben uitgegaan dat iedere gemeente zich zou moeten verplichten aan de landelijke doelstelling. Het zou te gek voor woorden zijn als één gemeente wel consumeert, maar zou zeggen: wij gaan voor de doelstelling van 7.5kg aangezien onze buren toch veel meer inzamelen dan noodzakelijk is.
Discussiepunt 2: Waarom stellen de gemeenten doelstellingen die lager zijn dan de landelijke doelstellingen? Met andere woorden: met deze doelstelling wordt de landelijke doelstelling in ieder geval niet gehaald. Daarmee houden de gemeenten zich niet aan de wettelijke afspraken. Ik heb contact gezocht met beide gemeenten over deze vraag. Reactie gemeente Nieuwegein: gemeente Nieuwegein zegt:” de doelstelling is een gemiddelde over alle gemeenten in Nederland. Gemeenten waar tariefdifferentiatie is ingesteld (inwoners met meer afval betalen meer afvalstoffenheffing) halen over het algemeen een veel beter scheidingsresultaat. Stedelijke gemeenten halen een slechter scheidingsresultaat. Nieuwegein hoort bij de op een na hoogste "stedelijkheidsklasse" (veel bebouwing, nauwelijks buitengebied). Daarom en ook gezien de scheidingsresultaten van de andere afvalstromen in Nieuwegein (glas, papier e.d.) is 15 kg in 2012 een reële doelstelling, waar we nog hard genoeg voor zullen moeten werken om hem te halen”. Reactie gemeente Utrecht: gemeente Utrecht heeft niet gereageerd.
24
8. Literatuurlijst Artikelen en Rapporten Bovens et. al. (2007). Openbaar bestuur: beleid, organisatie en politiek. Uitgever: Kluwer, Alphen aan den Rijn. Cohrs, J. (2010). aannames en feitelijke resultaten van de gemeenten uitgezet tegen de landelijke doelstelling, Utrecht.
Driessen, P.P.J. et. al. (2001). Interactive policy-‐making; a model of management for public works. In: European Journal of Operational Research. European Environmental Agency (1997). DPSIR model. Gemeente Nieuwegein (2008). Bijlage bij kunststof inzameling in Nieuwegein, Nieuwegein. Gemeente Nieuwegein (2008). Kunststofinzameling in Nieuwegein, Nieuwegein. Gemeente Nieuwegein (2009). Inzameling kunststof verpakkingen (raadsvoorstel), Nieuwegein. Gemeente Nieuwegein (2010). Brief aan raad 2, Nieuwegein. Gemeente Nieuwegein (2010). Scan Motie, Nieuwegein. Gemeente Nieuwegein (2010). Uitvoering motie gescheiden inzameling plastic afval, Nieuwegein. Gemeente Utrecht (2009). Standpuntbepaling kunststofinzameling Utrecht, IMH, Utrecht. Gemeente Utrecht (2009). Plastic Kaart, Utrecht. Gemeente Utrecht (2009). Voorstel aanpak inzameling kunststofverpakkingen-‐2, Utrecht. Gemeente Utrecht (2010). Kopie van kunststof, Utrecht. Gemeente Utrecht (2010). Resultaten inzameling plastic afval, Utrecht. IPCC rapport (2007). Climate change 2007: The physical Science Basis. Zwitserland. Korsten, A.F.A. (2002). De theorie van de beleidsevaluatie. In: A.F.A. Korsten(red.), Kennisdomein Bestuurskunde. Uitgever: Open Universiteit Nederland, Heerlen. KplusV (2008). Onderzoek gemeentelijke inzameling kunststof verpakkingen, Arnhem. KplusV (2008). Onderzoek gemeentelijke inzameling kunststof verpakkingen-‐ bestuurlijke samenvatting, Arnhem. Miller, T.G., Jr. (2007). Living in the Environment. Uitgever: Brooks Cole Publishing, Toronto. Minister van VROM (2005). Besluit beheer verpakkingen en papier en karton. Plastic Heroes (2008). Plastic-‐Wat wel en wat niet. Runhaar, H. (2008). Omgevingsbeleid: analyse, evaluatie, ontwerp. Uitgever: Open Universiteit Nederland, Heerlen. TNS NIPO (2007). Opinie onderzoek verpakkingen, Den Haag. 25
Websites Diftar (2009). Geraadpleegd op: 27 mei 2010. http://www.iok.be/htmlsite/ABdiftarmain.html. Plastic Heroes (2010). Geraadpleegd op: 25 mei 2010. http://www.plasticheroes.nl/recyclen/contents/wat-‐is-‐plastic%3f.php Nedvang (2010). Geraadpleegd op: 14 juni 2010. http://www.nedvang.nl/Gemeenten VROM (2010). Geraadpleegd op: 01 juni 2010. http://international.vrom.nl/pagina.html?id=10630. Contactpersonen Post, D. (2010). Gemeente Utrecht. Heilema, R. (2010). Gemeente Nieuwegein.
26
9. Bijlagen Bijlage 1: Plastic afval, wat wel en wat niet?
Bron: Plastic Heroes, 2008.
27
Bijlage 2: inzamelingsresultaten KplusV betreffende verschillende inzamelingssystemen.
Bron: KplusV, 2008.
28
Bijlage 3: Voor-‐ en nadelen inzamelingsmethoden voor kunststof afval Optie 1: Huis aan huis met zakken Voordelen -‐ Snel op te zetten. -‐ Klantvriendelijk (kleine loopafstand). -‐ Geen dure investering. -‐ Meer ruimte in de grijze minicontainer. Nadelen -‐ De speciale zakken moeten worden opgehaald op distributiepunten. Bijvoorbeeld: het gemeentehuis, afvalbrengstation, bibliotheek, en supermarkten. -‐ Er moeten afspraken worden gemaakt met distributiepunten over het leveren van de zakken. De distributiepunten moeten worden bevoorraad. -‐ Een gezin dat het kunststof goed scheidt heeft ± 1 zak kunststof afval per week. Bij 1x per maand inzamelen is de hoeveelheid zakken “thuis” groot. Dit kan in het bijzonder een probleem zijn voor klein behuisde, zoals hoogbouwbewoners. -‐ Bij 1x per 14 dagen inzamelen worden de inzamelkosten per ton (veel) te hoog. -‐ De kans bestaat dat bij harde wind de aangeboden zakken wegwaaien waardoor er zwerfafval ontstaat. -‐ Bij de gestapelde bouw kunnen zich problemen gaan voordoen als de zakken niet alleen op de ophaaldag worden aangeboden. Dit risico is bij de laagbouw veel kleiner. Optie 2: Brengen bovengrondse containers Voordelen
Nadelen
-‐ Doorlopend bereikbaar, inwoners hoeven geen kunststof thuis te bewaren. -‐ Inzamelkosten zijn lager dan bij zakken. -‐ Geen speciale zakken en distributiepunten nodig. -‐ Andere doorzichtige zakken mogen ook worden gebruikt. -‐ De te verwachten scheidingsresultaten zijn aanmerkelijk lager dan bij huis-‐ aan-‐huis inzameling. -‐ Het extra straatmeubilair past niet in het huidige straatbeeld (met alleen ondergrondse verzamelcontainers). -‐ De zogenaamde “brengparkjes” zijn het meest effectief: containers voor glas, textiel, papier en kunststof bij elkaar. Er zijn minder containers voor kunststof nodig dan het huidige aantal brengparkjes, waardoor de eenheid in de brengparkjes verloren gaat. Bovendien zijn de huidige verzamelcontainers voor glas en papier allemaal ondergronds. -‐ Investering-‐ en onderhoudskosten zijn hoger dan bij huis-‐aan-‐huis inzameling. -‐ De loopafstand voor inwoners is langer dan bij huis-‐aan-‐huis inzameling.
29
Optie 3: Brengen ondergrondse containers Voordelen
Nadelen
-‐ Doorlopend bereikbaar, inwoners hoeven geen kunststof thuis te bewaren. -‐ Inzamelkosten zijn lager dan bij zakken. -‐ Minder containers nodig dan bij bovengrondse inzameling. -‐ Geen speciale zakken en distributiepunten nodig. -‐ Andere doorzichtige zakken mogen ook worden gebruikt -‐ De te verwachten scheidingsresultaten zijn aanmerkelijk lager dan bij huis-‐ aan-‐huis inzameling. -‐ Investering-‐ en onderhoudskosten zijn hoger dan bij huis-‐aan-‐huis inzameling. -‐ De loopafstand voor inwoners is langer dan bij huis-‐aan-‐huis inzameling.
Optie 4: Combinatie van een haal-‐ en een brengsysteem Voordelen Voordelen (naast de voordelen van optie 1 en 2) -‐ Inwoners die kleinbehuisd zijn en daardoor weinig bergruimte hebben en inwoners die een andere reden het kunststof afval niet tot de volgende ophaaldag willen of kunnen bewaren, kunnen het plastic afval toch gescheiden aanbieden. -‐ Naar verwachting is de respons wat hoger dan bij alleen een haalsysteem. Nadelen Nadelen (naast de nadelen van optie 1 en 2) -‐ Het gecombineerde inzamelsysteem brengt hogere kosten met zich mee. Bron: Gemeente Nieuwegein en Gemeente Utrecht, 2008.
30
Bijlage 4: berekeningsgegevens van de gemeente Nieuwegein voorafgaande het beleid. Kosten-‐baten optie vier Gegevens
-‐ Gemiddeld 26.600 aansluitingen (huishoudens). -‐ Inzameling zakken: € 115,-‐ per uur (achterlader, chauffeur, 2 beladers), 300 zakken per uur. -‐ Inzameling verzamelcontainers: € 75,-‐ (inzamelvoertuig + chauffeur), 5 containers per uur. -‐ Aanschafwaarde bovengrondse container € 1.500,-‐. -‐ Kosten voor het aanpassen van een ondergrondse container € 2.000,-‐. (incl. afschrijving van de huidige inwerpzuil). -‐ Kosten voor aanschaf en distributie van speciale afvalzakken. -‐ Opruimkosten rond containers en van weggewaaide losse zakken. -‐ Aan-‐ en afrijtijden (tot de inzamelwijk), pauze, storten bij AVR te Utrecht. -‐ Inzamelvergoeding per ton: € 475,-‐. -‐ Kilometervergoeding (tot overslagpunt) van € 15 per ton. -‐ Communicatievergoeding € 0,11 per inwoner per jaar (structureel). -‐ Extra communicatievergoeding bij start in 2009 van € 0,43 per inwoner in natura voor “gepersonaliseerd” communicatiemateriaal. -‐ Startvergoeding bij start in 2009 van € 0,54 per inwoner (eenmalig). -‐ Besparing op de verwerkingskosten restafval van € 120,-‐ per ton. -‐ Besparing op de inzamelkosten: nihil (de auto moet nog steeds de route rijden).
Bron: Gemeente Nieuwegein, 2008.
31
Bijlage 5: containerplaatsen in Utrecht
Bron: Gemeente Utrecht, 2008. 32