Plastic afval in rivieren - Onderzoek naar hoeveelheid en samenstelling -
José van Paassen In opdracht van Stichting de Noordzee, Utrecht Begeleider: J. Dagevos Onderzoeksrapport 9 december 2010 1
Plastic afval in rivieren Onderzoek naar hoeveelheid en samenstelling (Plastic litter in rivers – amount and composition) José van Paassen, december 2010 BSc Milieu- en natuurwetenschappen, Universiteit Utrecht Onderzoeksrapport in opdracht van Stichting de Noordzee Foto voorzijde: strook afval langs de Pietersplas nabij Maastricht. Foto SDN. Met dank aan Stichting de Noordzee, mijn stagebegeleider Jeroen Dagevos, de medewerkers van Stichting de Noordzee voor hun input en iedereen die een bijdrage geleverd heeft aan dit onderzoek. Het is goed om te merken dat er langzaam aan steeds meer aandacht komt voor plastic afval in rivieren en hopelijk kan dit onderzoek hier ook een bijdrage aan leveren.
2
Samenvatting Voor afval in zee is internationaal veel aandacht. In de Kaderrichtlijn Mariene strategie is het reduceren van de hoeveelheid plastic afval in zee een van de doelen. Voor afval in rivieren is weinig aandacht, terwijl vaak beweerd wordt dat 80% van het afval in zee van land afkomstig is. In dit onderzoek is geprobeerd te bepalen hoe veel afval via rivieren naar zee gaat en waar dit afval uit bestaat. De hoeveelheid en samenstelling van het afval in rivieren is onderzocht aan de hand van literatuuronderzoek, gesprekken met actoren en een eigen onderzoek waarbij gebruik gemaakt is van een gestandaardiseerde methode zoals die wordt toegepast op stranden (OSPAR Beach Litter Monitoring). In communicatie over plastic afval in zee wordt vaak deaanname gedaan dat 80% van het afval in zee van land afkomstig is. Dit getal is een schatting die verschilt per monitorplek, daarbij blijft een groot deel niet toe te wijzen aan een bron. Eerder onderzoek over plastic afval in rivieren ontbreekt in Nederland, slechts één onderzoek is uitgevoerd om een schatting te maken van de hoeveelheid plastic afval in Nederlandse rivieren. Bij actoren is daarnaast landelijk weinig kennis over dit probleem. Regionaal zijn er wel initiatieven om afval in rivieren aan te pakken. Hierbij wordt niet consistent bijgehouden hoe veel afval opgeruimd wordt, dit verschilt per initiatief. Als kennisbron ligt veel potentie bij Rijkswaterstaat, natuurbeheerders en onderzoeksinstituten. Deze partijen hebben in de praktijk te maken met plastic afval in rivieren of kunnen met behulp van onderzoek uitspraak doen over de hoeveelheid en samenstelling van het afval. Hoe veel afval via rivieren naar zee gaat is op basis van dit onderzoek niet te zeggen wegens het gebrek aan kennis bij de actoren. Wat wel in dit onderzoek naar voren komt is dat het soort afval voornamelijk zwerfafval is: afval van toeristische en huishoudelijke oorsprong. De OSPAR methode om stranden te monitoren is goed toe te passen op rivieren, slechts enkele aanpassingen in categorieën moeten gedaan worden bij het gebruik hiervan. Veel winst bij het kennisniveau over plastic afval in rivieren is te halen bij betere monitoring en meer onderzoek naar dit onderwerp.
Summary Internationally, plastic litter in the marine environment is an accepted problem. One of the goals of the Marine Strategy Framework Directive is to reduce the amount of plastic litter in seas. In a lot of official documents 80% of the marine litter is assumed to be land-based, but there is no legislation on reducing the amount of plastic litter in rivers. In this research, the amount and composition of riverine litter is investigated through a literature review, interviews with stakeholders in the Dutch water management sector and monitoring of riverine litter using a standardized approached for beach litter monitoring (OSPAR Beach Litter Monitoring). The assumption of 80% of the marine litter being land-based is an estimated number that depends on the monitoring site. There’s always an amount of litter that can not be assigned to a source. In the Netherlands only one research has been done on plastic litter in rivers. There is a lack of knowledge at the approached stakeholders about the amount of plastic litter in rivers. There are some local initiatives to clean river banks, but after these clean-ups there is often no consistent documentation of the amount and composition of removed litter.
3
Rijkswaterstaat, nature conservation organizations and researchers are potentially important stakeholders to get more information about plastic litter in rivers. These stakeholders have to deal with plastic litter in their work or are capable to estimate the amount of plastic litter in rivers through research. In this research it is impossible to estimate the amount of plastic transported by rivers to seas. The composition of riverine litter differs from litter collected on beaches. Riverine litter is mostly recreational or household waste, partly originated from fly-tipping. The OSPAR method for beach litter monitoring is applicable for riverine litter monitoring, but a revision of categories of litter items is recommended. The most important factor to improve the knowledge on plastic litter in rivers is consistent monitoring and further research.
4
Inhoud Samenvatting ...................................................................................................................................................... 3 Summary ............................................................................................................................................................ 3 Inhoud ................................................................................................................................................................ 5 1. Inleiding .......................................................................................................................................................... 6 1.1. Probleembeschrijving ............................................................................................................................. 6 1.2. Aanleiding............................................................................................................................................... 6 1.3. Doel ........................................................................................................................................................ 7 1.4. Onderzoeksvragen .................................................................................................................................. 7 1.5. Methode ................................................................................................................................................. 7 1.6. Hypothesen ............................................................................................................................................ 8 1.7. Leeswijzer ............................................................................................................................................... 8 2. Het huidige kennisniveau ............................................................................................................................... 9 2.1. Afval afkomstig van het land .................................................................................................................. 9 2.2. Onderzoeken in het buitenland naar plastic afval in rivieren ................................................................ 9 2.3. Nederlandse onderzoeken ................................................................................................................... 11 2.4. Conclusie .............................................................................................................................................. 12 3. Actoren ......................................................................................................................................................... 13 3.1. Beschrijving van de actoren ................................................................................................................. 13 3.2. Kennis over plastic afval in rivieren ...................................................................................................... 15 3.3. Conclusie .............................................................................................................................................. 19 4. Monitoring van rivieren ................................................................................................................................ 20 4.1. OSPAR ................................................................................................................................................... 20 4.2. Gebiedsselectie .................................................................................................................................... 21 4.3. Resultaten............................................................................................................................................. 22 4.4. Brontoewijzing...................................................................................................................................... 24 4.5. Conclusie .............................................................................................................................................. 24 5. Analyse en conclusie..................................................................................................................................... 26 6. Discussie ....................................................................................................................................................... 28 7. Bronnen ........................................................................................................................................................ 30 Bijlagen ........................................................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 1: Resultaten ARK........................................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 2: Overzicht actoren.................................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 3: Brontoewijzing OSPAR ............................................................ Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 4: Afbeeldingen gebiedsselectie ................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 5: Ingevulde OSPAR lijsten .......................................................... Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.
5
1. Inleiding 1.1. Probleembeschrijving Van het afval dat in het milieu te vinden is, is ongeveer 75% plastic. Plastic heeft een belangrijke plaats ingenomen in het alledaagse leven, wereldwijd werd in 2009 230 miljoen ton plastic geproduceerd. Europa heeft een koploperspositie met betrekking tot recycling, 22,5% van de plastics wordt gerecycled (PlasticsEurope Market Research Group, 2010). Toch betekent dit dat een groot deel niet gerecycled wordt, en dit deel is in landen buiten Europa alleen maar groter. Eind jaren ’90 is door Charles Moore de zogenaamde plastic soep ontdekt: een gebied tweemaal zo groot als de Verenigde Staten waarin plastic afval zich verzamelt tussen de golfstromen in. Ook op Europese stranden is de vervuiling van de zee te zien, op gemonitorde stranden zijn in de periode van 2000 tot 2006 per 100 meter gemiddeld 542 items gevonden, waarvan 75% uit plastic bestond (OSPAR Commission, 2007). Plastic afval in zee kan zorgen voor verstikking van zeedieren en vogels, maar ook wordt afval opgegeten door vogels die denken dat het voedsel is. Uit een monitoring van dode stormvogels op Nederlandse stranden blijkt dat 92% van de magen van de vogels plastic bevatten, met een gemiddelde van 36 stukjes plastic per maag (van Franeker et al, 2009). Doordat de magen van deze vogels vol zitten met plastic krijgen ze geen hongersignalen door en sterven deze vogels door voedseltekort. De hoeveelheid plastic afval in de magen van stormvogels is een indicatie voor de hoeveelheid plastic in zee. Naast grotere stukken plastic zijn er ook zogenaamde microplastics aanwezig in de Noordzee. Van microplastics wordt gesproken als de diameter kleiner is dan vijf millimeter. Deze deeltjes ontstaan door afbraak van grotere stukken plastic, maar kunnen ook plastic korrels (pellets) zijn uit de kunststofindustrie of bewust ontworpen zijn voor cosmetica zoals scrubartikelen en via het afvalwater de zee bereiken. Een eigenschap van deze microplastics is dat ze hydrofobe vervuilingen zoals PCB’s en metalen als ijzer, aluminium en magnesium kunnen absorberen (Moore, 2008; Derraik, 2002; Ashton et al, 2010). Het afval op zee is aan de ene kant afkomstig van visserij en scheepvaart maar ook voor een groot deel van het land. ‘Land-based’ afval is volgens een inventarisatie van stranden in de VS het grootste deel van de totale hoeveelheid afval op zee, variërend van 60% tot 80% (Sheavly, 2005; Ocean Conservancy, 2010)). Dit is afval waarvan de oorsprong op het land ligt, dus dit kan via rivieren in zee terecht komen maar ook vanaf de stranden zelf. 1.2. Aanleiding Stichting De Noordzee is op dit moment bezig met een project over plastic afval op zee. Hierbij worden onder andere inventarisaties gedaan op Nederlandse stranden en is er een clean shipping project opgezet om het dumpen van afval door schepen te verminderen en schone scheepvaart te stimuleren. Er is echter nog weinig bekend over de hoeveelheid afval dat via rivieren naar zee wordt vervoerd. Ook is er in de huidige regelgeving van Nederlandse rivieren nog weinig te vinden met betrekking tot het inperken van de hoeveelheid plastic afval. Voor zeegebieden is in 2008 de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) opgesteld. Hierin staat dat er afspraken moeten komen over een goede milieutoestand, waarvan de doelen in 2021 gehaald moeten zijn. De goede milieutoestand moet bepaald zijn voor 2015. Om een goede milieutoestand te beschrijven moet rekening gehouden worden met verschillende punten. Als een van die punten wordt zwerfvuil in zee expliciet genoemd:
6
“(10) De eigenschappen van, en de hoeveelheden zwerfvuil op zee veroorzaken geen schade aan het kust- en mariene milieu.” (Europees Parlement en de raad van de Europese Unie, 2008) De huidige regelgeving voor binnenwateren richt zich echter vooral op de chemische en ecologische waterkwaliteit. In het jaar 2000 is de Kaderrichtlijn water (KRW) opgesteld waarin eisen worden gesteld aan de waterkwaliteit met een ecologische invalshoek. Het lozen van afvalstoffen wordt wel genoemd in de stroomgebiedbeheersplannen van de KRW, dit gaat echter om chemische (vloei)stoffen en niet om plastic afval. 1.3. Doel Het doel van dit onderzoek is om een schatting te geven van de hoeveelheid en de samenstelling van het afval dat via rivieren naar zee gaat. 1.4. Onderzoeksvragen Hoofdvraag Hoe veel plastic afval komt er via de Nederlandse rivieren in de Noordzee? Deelvragen - Wat is er in wetenschappelijke literatuur bekend over de hoeveelheid afval die via rivieren in de Noordzee komt en de manier om dit te bepalen? - Hoeveel afval is er in rivieren te vinden? - Wat voor afval is er in rivieren te vinden? - Hoe is dit te vertalen naar alle rivieren in Nederland? - Hoe staat dit in verhouding met de hoeveelheid wat op de stranden wordt gevonden? 1.5. Methode Wegens beperkte tijd en mogelijkheden is er een afbakening van het onderzoeksterrein gemaakt. Om te bekijken hoe veel plastic afval er via rivieren in de Noordzee komt is de focus gelegd op de grote rivieren van Nederland. In kleine waterwegen bevindt zich ook afval, maar uiteindelijk gaat het via grote rivieren naar zee. Daarnaast wordt alleen gekeken naar macroplastics. Microplastics zijn lastiger te detecteren en worden door mensen minder snel als probleem beschouwd. Macroplastics zijn goed zichtbaar, zijn herkenbaar voor actoren en zijn makkelijker in kaart te brengen. De eerste deelvraag is beantwoord aan de hand van een literatuurstudie naar plastic afval in rivieren. Deze literatuurstudie is een samenvatting van eerdere onderzoeken naar plastic afval in rivieren en een overzicht waar nog kennisleemtes zitten. Literatuur is gezocht via de artikelendatabase van Stichting De Noordzee en via online bronnen (Scopus en Web of Science). Deze literatuur bestaat uit wetenschappelijke artikelen, maar ook uit grijze literatuur in de vorm van rapporten. De tweede en derde deelvraag vereisten een andere aanpak. Om tot een inschatting te komen van de hoeveelheid en het soort plastic afval dat via rivieren naar zee gaat is er gebruik gemaakt van praktijkgegevens. Dit gaat om gegevens met betrekking tot afvalverwijdering langs rivieren, in sluizen en bij waterzuiveringbedrijven. Deze informatie wordt gemeten in tonnen of kubieke meters afval. Deze getallen kunnen over meerdere jaren inzicht geven in de hoeveelheid afval die zich in Nederlandse rivieren bevindt. Om deze gegevens te verkrijgen zijn bedrijven en instanties uit de waterbeheersector benaderd. Om tot een identificatie van de soorten afval en de bronnen hiervan te komen is een vooraf geselecteerd gebied geïnventariseerd. Aan de hand van de interviews is een gebied geselecteerd dat 7
representatief is voor de situatie in Nederlandse rivieren. Een tweede doel bij deze inventarisatie is om te onderzoeken of voor rivieren ook de OSPAR lijst gebruikt kan worden. Dit is een internationale methode om afval op stranden te monitoren. Indien het mogelijk is deze methode te gebruiken, is de vergelijking met stranden eenvoudiger. De gegevens over de hoeveelheid afval en samenstelling hiervan zijn, indien mogelijk, geëxtrapoleerd naar heel Nederland. Hierbij worden een aantal aannames gemaakt. Om een vergelijking te maken met afval op stranden is er gekeken naar eerdere strandinventarisaties. 1.6. Hypothesen Uit onderzoek van stormvogels is gebleken dat de hoeveelheid afval in de magen van deze vogels niet is afgenomen over de periode van 1979-2007, wat een indicatie is dat er in zee geen vermindering is van de hoeveelheid plastic afval (Van Franeker et al, 2009). De verwachting is daarom dat de hoeveelheid plastic afval in rivieren over de afgelopen jaren ook niet is afgenomen en misschien zelfs is toegenomen, door een toename in plasticproductie en consumptie. Verwacht wordt dat in rivieren meer recreatief en huishoudelijk afval wordt gevonden dan aan de stranden. Op de stranden wordt namelijk veel afval afkomstig van visserij gevonden, dat waarschijnlijk minder te vinden is in de rivieren. 1.7. Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt het huidig kennisniveau met betrekking tot plastic afval in rivieren beschreven. Hoofdstuk drie beschrijft de actoren die meespelen bij de plastic afval problematiek en de kennis die hier aanwezig is over het plastic afval. Hoofdstuk vier bestaat uit een eigen onderzoek langs de Waal en de Maas met de OSPAR methode als basis. In hoofdstuk vijf zijn deze gegevens geanalyseerd om hiermee de hoofd- en deelvragen te beantwoorden. Ten slotte volgen in hoofdstuk zes aanbevelingen en een discussie.
8
2. Het huidige kennisniveau In communicatie over plastic afval in zee komt vaak naar voren dat 80% van het afval in zee van land afkomstig is. In dit hoofdstuk wordt deze 80% aanname beschouwd. Hierna wordt gekeken naar onderzoeken over plastic afval in rivieren in het buitenland en in Nederland om tot aantallen en samenstelling van het afval te komen. 2.1. Afval afkomstig van het land In rapporten van onder andere het United Nations Environmental Programme (2005) wordt beweerd dat 80% van het afval in zee oorspronkelijk van landbronnen komt. In veel bronnen wordt naar elkaar verwezen, maar uiteindelijk is deze referentie terug te leiden tot een rapport van “The Joint Group of Experts on the Scientific Aspects of Marine Environmental Protection” (GESAMP) uit 1991 (via Sheavly, 2007; Sheavly ,2005 in Allsopp et al., 2006). Waarschijnlijk wordt hier verwezen naar ‘The State of the Marine Environment’ uit 1990, aangezien eenzelfde document uit 1991 niet te vinden is. Hierin wordt vermeld dat 75-80% van alle vervuiling op zee afkomstig is van het land (GESAMP, 1990 in Taylor, 1993). Dit is niet alleen het plastic afval, maar ook andere vervuilingen zoals lozing van chemische stoffen of olie. Over plastic afval wordt aangegeven dat het lastig is om, met het kennisniveau van dat moment, de hoeveelheid plastic afval afkomstig van land te vergelijken met de hoeveelheid afkomstig van scheepvaart. De methode waarmee dit getal bereikt is, is niet af te leiden uit het rapport. In een Koreaans onderzoek wordt aangenomen dat meer dan 60% van het drijvende afval op zee afkomstig is van het land (Jung et al, 2010). In Amerika houdt Ocean Conservancy zich bezig met het opruimen van stranden. De International Cleanup Campaign (ICC) van Ocean Conservancy heeft zelf ook een schatting gemaakt van de hoeveelheid afval die van het land afkomstig is. Dit is gedaan aan de hand van inventarisaties op Amerikaanse stranden, waarbij de bron is bepaald aan de hand van het soort afval. Als gemiddelde van het onderzoek van 1989 tot 2009 wordt genoemd dat 60 tot 80 procent van het afval van het land afkomstig is. Hierbij is het afval ingedeeld in categorieën waarna de herkomst afgeleid werd. Deze categorieën zijn: kustactiviteiten, scheepvaartactiviteiten, rookwaren, afval van dump en medische/hygiëne artikelen (Ocean Conservancy, 2010). Het bepalen van de bron van het afval is een lastige opgave. Uit een inventarisatie van 2007 in opdracht van Ocean Conservancy bleek dat 49% van het gevonden afval toegewezen kon worden aan bronnen van het land, 18% van zee afkomstig was en 33% van ‘algemene bron’. Bij de laatste categorie kon niet duidelijk gezegd worden of het afval van zee of land afkomstig was (Sheavly, 2007). Ook zijn er veel verschillen te vinden tussen locaties, daarom is de hoeveelheid van het land afkomstig niet te generaliseren (Earll et al, 2000). Daarnaast is het de vraag in hoeverre de resultaten uit het onderzoek van Ocean Conservancy representatief zijn voor het afval dat zich in zee bevindt. Deze inventarisaties zijn uitgevoerd door de stranden schoon te maken met vrijwilligers, dit zijn vaak schoolklassen. Uit het feit dat bij deze onderzoeken de categorie ‘rookwaren’ het grootst was, valt af te leiden dat voornamelijk toeristische stranden zijn bekeken, omdat bij niet-toeristische stranden er veel minder sigarettenpeuken (slechts enkelen per 100 meter) te vinden zijn (Stichting de Noordzee, 2010). Op een toeristisch strand zal de hoeveelheid afval toe te schrijven aan bronnen op het land groter zijn. 2.2. Onderzoeken in het buitenland naar plastic afval in rivieren In 1972 is het verdrag van Oslo opgezet tussen 15 Europese landen om het dumpen op de Noordoost Atlantische Oceaan tegen te gaan. In het verdrag van Parijs twee jaar later zijn afspraken gemaakt over het tegengaan van vervuiling van de zee vanaf land. In 1992 is de samenvoeging van deze twee verdragen is opgestart. Dit verdrag kreeg de naam OSPAR (OSlo PARijs) en is vanaf 1998 in werking getreden. De landen die meedoen zijn België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, 9
IJsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland. In een van de eerste onderzoeken die vanuit OSPAR zijn opgezet komt het volgende naar voren: “The lack of information on the amounts of litter entering the coastal and marine environment of the OSPAR area from rivers, inland waterways and other land based sources remains an issue of concern. Unfortunately, the responses to the questionnaire has not contributed any significant additional information on these sources. One way of trying to get the necessary information about these landbased sources might be to consult the international river Commissions on their involvement in work to combat litter and, possibly, to invite the Commissions to submit relevant information to OSPAR to be used in the further international work on litter.” (Sweden to OSPAR IMPACT, 1996) Hieruit blijkt dat in veel landen onderzoek naar hoeveel afval er via de rivieren naar zee komt ontbreekt. Alleen Portugal en Groot Brittannië hebben onderzoek gedaan naar afval in rivieren (Sweden to OSPAR IMPACT, 1996). In dit rapport wordt geadviseerd Internationale Riviercommissies aan te sporen actief bezig te zijn met afval in rivieren. Hieronder worden onderzoeken uit Groot Brittannië naar plastic afval in rivieren beschreven. Onderzoek naar stromingsprocessen De hoeveelheid plastic afval die aanspoelt langs rivieren hangt af van de stroming van de rivier en de vegetatie langs de oever. Bij veel stroming zal er op plekken met weinig vegetatie veel afval wegspoelen. Bij hoogwater spoelt er significant meer afval aan, vooral in het middelste deel van de oever. Dit wordt verklaard doordat er in dit deel minder interactie is met de rivier zelf. Plastic wat aangespoeld is blijft liggen tot de volgende keer dat het water stijgt. De totale hoeveelheid plastic langs de rivier verandert niet veel na hoogwater, slechts de verdeling ervan verandert, afhankelijk van de hoeveelheid vegetatie. Kleinere stukken drijven makkelijker af naar kleinere stroompjes en spoelen eerder aan. Plastic spoelt zelfs bij grote afvoeren (75 m3/s) snel aan in vergelijking tot de afvoer van de rivier, en daarom zijn oevers effectief in het filteren van afval uit de rivier (Williams & Simmons, 1997). Hoeveelheden afval zijn gemeten in aantal items op een stuk van 100 meter langs de rivier Cynon in Zuid-Wales. Deze aantallen zijn geregeld gemonitord over een tijdsperiode van 4 maanden. In figuur 1 is voor plastics te zien hoe veel items er gevonden zijn op dit stuk. In een periode van 80 dagen zijn bijna 400 plastic items aangespoeld op de monitorplek.
Figuur 1: Accumulatie van de meest voorkomende afvalgroepen (bron: Williams & Simmons, 1997)
10
Wat in dit onderzoek werd gezien als een grote afvoer (75m3/s), is in vergelijking met de afvoer van de Maas en de Rijn juist een lage afvoer. Voor de Rijn geldt een gemiddelde afvoer van 2300m3/s en voor de Maas is dit gemiddeld 230m3/s (de Wit et al, 2007). Daarom is het de vraag in hoeverre dit Engelse onderzoek vertaald kan worden naar Nederlandse rivieren. Als vervolg op het onderzoek uit 1997 is de ontwikkeling van voorspellende modellen opgezet. Hierbij wordt bekeken hoe afval zich gedraagt in een rivier, afhankelijk van stroomsnelheid, overhangende vegetatie en obstructies van de watergang (Balas et al, 2001). De afbraak van plastic in rivieren Plastic is goed te volgen in rivieren omdat het moeizaam afbreekt. Zo breekt afval van riooloverstorten voor een deel af, maar voornamelijk de plastics blijven aanwezig. Als dit materiaal ook nog eens begraven wordt in sediment gaat de afbraak nog langzamer door het ontbreken van fotodegradatie, de afbraak onder invloed van licht (Williams & Simmons, 1996). Inventarisatie van afval In een onderzoek van Earll et al (2000) wordt een overzicht gegeven van rivier- en strandmonitoring. Een methode is het visueel kwalificeren van de hoeveelheid afval in categorieën als ‘veel afval’ en ‘weinig afval’. Een andere, volgens dit onderzoek betere, methode is om op een kleiner gebied van 5 meter breed al het afval te benoemen en te kijken waar het vandaan komt. De manier van inventarisatie van rivier- en strandsystemen lijken op elkaar wat betreft de opdeling in categorieën per samenstelling. Toch moet er rekening gehouden worden met verschillen in de manier van inventarisatie door de fysische verschillen tussen rivier- en strandsystemen. Hierbij gaat het om de plek van monitoring maar ook de manier van verwerking van de gegevens. Bij rivieren zal er vaker huishoudelijk afval gevonden worden als gevolg van dump en is veel afval ‘site specific’. Er is echter in het jaar 2000 nog geen standaardmethode om afval op stranden en bij rivieren te inventariseren (Earll et al, 2000). Daarom worden adviezen gedaan om consistentie in monitoring te krijgen. Het schoonmaken is het begin, maar brontoewijzing is erg belangrijk om het probleem aan te pakken. Hierdoor kan bepaald worden welke doelgroep bereikt moet worden in de communicatie. Het gebruik van aankruislijsten wordt in dit onderzoek aanbevolen, waarbij wel opgelet moet worden dat door het indelen in categorieën naar samenstelling geen belangrijke informatie verloren gaat. Om consistentie te krijgen in de monitoring van afval op stranden is door de OSPAR een ‘Marine Litter Monitoring Survey Form’ opgesteld voor de inventarisatie van afval op stranden. Aan dit systeem zal in hoofdstuk vier verder aandacht worden besteed. 2.3. Nederlandse onderzoeken In Nederland is, voor zover in literatuur te vinden is, geen onderzoek gedaan naar plastic afval in rivieren. Wel is er gekeken naar zwerfvuil in het algemeen. VROM heeft in samenwerking met Nederland Schoon en de Vereniging van Nederlandse Gemeentes (VNG) het Impulsprogramma Zwerfvuil opgezet. Hier wordt in hoofdstuk drie verder op ingegaan. In Limburg is gekeken naar zwerfafval in het beheersgebied van waterschap Roer en Overmaas (Waltjé, 2007). Hier is het ontwijkgedrag van de burger voor afvalinzameling een groot probleem: het kost in Limburg meer geld om meer afval in te leveren, dus zal afval sneller gedumpt worden. Als oplossing hiervoor wordt gekeken naar handhaving, kennisoverdracht (bewustwording creëren), voorzieningen aanleveren (prullenbakken), en beheer (verwijdering van afval). Monitoring wordt hierbij noodzakelijk geacht, zodat bekeken kan worden of de doelen gehaald worden. Naar aanleiding van deze scriptie is een samenwerking tot stand gekomen tussen Waterschap Roer en Overmaas, Rijkswaterstaat Limburg en de natuurorganisatie Stichting ARK om de 11
zwerfvuilproblematiek in dit gebied aan te pakken. Ook hier zal in hoofdstuk drie meer aandacht aan besteed worden. Door Deloitte, Touche & Tohmatsu is een onderzoek uitgevoerd naar de kosten van zwerfvuil in Nederland per jaar (Ewalts et al, 2010). In Nederland wordt naar schatting per jaar 250 miljoen euro besteed aan zwerfvuil. Bij de beheerders van waterwegen, namelijk Rijkswaterstaat en de waterschappen, is dit 10,5 miljoen euro. Dit gaat om zwerfvuil in de grote rivieren, maar ook in de kleine waterlopen. Het grootste deel van deze kosten, 69%, wordt aan reiniging uitgegeven, gevolgd door het plaatsen van afvalbakken, wat voor 19% bijdraagt aan de totale kosten. Voor een waterschap als Roer en Overmaas zijn de kosten van het opruimen van zwerfvuil ongeveer 150 000 euro per jaar (Steegemans, 2008). 2.4. Conclusie Er ontbreken duidelijke getallen met betrekking tot de brontoewijzing van afval in zee. De 80% aanname is een schatting die erg afhankelijk is van de monitorplek. In 1996 is al gesignaleerd dat er meer onderzoek moet komen naar rivieren als bron van plastic afval. Het onderzoek wat uitgevoerd is naar plastic afval in rivieren is gedaan door een klein aantal mensen in Groot Brittannië. Deze onderzoeken richten zich op stromingen van plastic in rivieren en afbraak hiervan. Ook zijn enkele methodes ontwikkeld om rivierafval te monitoren. In Nederland ontbreekt onderzoek naar hoeveelheden en soort plastic afval in rivieren. Wel is er onderzoek gedaan naar zwerfvuil in het algemeen. Aan zwerfvuil in waterwegen wordt elk jaar ongeveer 10,5 miljoen euro uitgegeven. Voor monitoring van stranden in Europa is consistentie gekomen door het OSPAR verdrag. Voor rivieren is er nog geen algemene monitoring van plastic afval.
12
3. Actoren Voor dit onderzoek zijn actoren geïdentificeerd die afval tijdens hun dagelijks werk tegen kunnen komen: In het beheer van de waterwegen, in het beheer van natuurgebieden of bij visserij. Ook zijn organisaties benaderd die actief bezig zijn met plastic afval zoals het bedrijfsleven en onderzoeksinstituten. Aan deze organisaties is gevraagd of ze bezig zijn met plastic afval in rivieren en of ze gegevens hebben met betrekking tot hoeveelheden en soort afval. 3.1. Beschrijving van de actoren Internationale commissies De international commissies van rivieren zorgen voor de internationale delen van de stroomgebiedbeheersplannen. Voor de Maas is dit de Internationale Maascommissie (IMC) en voor de Rijn de Internationale Commissie ter Bescherming van de Rijn (ICBR). Deze commissies richten zich op chemische waterkwaliteit en hoogwater. Daarnaast is er voor de Rijn nog de Centrale Commissie van de Rijnvaart (CCR) die zich op scheepvaart op de Rijn richt. Rijksoverheid In het nieuwe kabinet worden organisaties die zich bezig houden met afval in beleidsvorming vertegenwoordigd in het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Hierin zit het oude VROM en van het oude Verkeer en Waterstaat DG Water, de beleidskant van het waterbeheer. Rijkswaterstaat valt ook onder dit ministerie. Rijkswaterstaat zorgt voor het beheer van rijkswateren en -wegen. Rijkswaterstaat is opgesplitst in landelijke- en regionale diensten. Landelijke diensten: De landelijke diensten van Rijkswaterstaat houden zich vooral bezig met technische en wetenschappelijke kennis. De landelijke dienst die benaderd is, is RWS Waterdienst. Regionale diensten: De regionale diensten gaan over het beleid in de praktijk: het onderhoud van vaarwegen en beheer van sluizen. Afval kan zich ophopen en de doorgang van vaarwegen belemmeren, daarom zijn de regionale diensten een kennisbron voor informatie over plastic afval. RWS Noordzee is zo’n regionale dienst. Deze dienst gaat over het beheer van de Noordzee. Verder zijn RWS Limburg, RWS Zuid-Holland, RWS Noord-Holland, RWS Noord-Brabant en RWS OostNederland benaderd, dit zijn de regionale diensten die rondom de grote rivieren liggen. Omdat Rijkswaterstaat gaat over het beheer van de grote wateren, is dit een belangrijke partij om informatie te verkrijgen met betrekking tot hoeveelheden afval. Ook kan Rijkswaterstaat informatie verschaffen over bepaalde plekken waar veel afval te vinden is, wat gebruikt kan worden bij de inventarisatie van het soort afval. Waterschappen en gemeentes Waterschappen beheren de kleinere wateren en kunstwerken zoals sluizen. Daarnaast zorgen ze voor de inlaat van oppervlaktewater naar polders in het westelijk veenweidegebied. Deze partij is minder relevant voor dit onderzoek omdat als afbakening van dit onderzoek wordt gefocust op grote rivieren. De waterschappen die hier meegenomen worden zijn Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR, Utrecht) en Waterschap Roer en Overmaas (WRO, Limburg). Gemeentes zorgen voor het beheer van openbare ruimtes en zijn daarom ook minder relevant voor dit onderzoek. Waterproductiebedrijven Enkele waterproductiebedrijven gebruiken oppervlaktewater voor de productie van drinkwater en proceswater voor de industrie. Bij de voorzuivering wordt plastic afval uit het water gehaald. Voorwaarde om iets te kunnen zeggen over afval in rivieren is dat direct rivierwater gebruikt wordt.
13
Voor de Rijn zijn Waternet en PWN benaderd, voor de Maas zijn dit Evides, Dunea, WML en Brabant Water. Natuurbeschermingsorganisaties Dit zijn organisaties die zorgen voor het beheer van natuurgebieden zoals uiterwaarden. IVN Vereniging en stichting voor natuur- en milieueducatie. De vereniging is een vrijwilligersorganisatie met locale afdelingen die activiteiten organiseert. De stichting gaat over de natuur- en milieueducatie en communicatie zoals groene projecten en campagnes. IVN verzorgt ook opruimacties langs rivieren. Andere organisaties die opruimacties organiseren langs uiterwaarden zijn Staatsbosbeheer, Stichting ARK en Limburgs landschap. Deze partijen hebben natuurgebieden in hun bezit en kunnen in het beheer ervan te maken hebben met plastic afval. Visserij Op grote rivieren vindt visserij plaats. Dit is aan de ene kant beroepsvisserij maar ook sportvisserij vindt plaats in de binnenwateren. De Combinatie van Beroepsvissers (CvB) is een koepelorganisatie voor de binnenvisserij, het IJsselmeer uitgezonderd. Deze organisatie houdt zich bezig met visbeheer, inkomen voor beroepsvissers en betaalbare vis in de winkel. Sportvisserij Nederland behartigt de belangen van Nederlandse sportvissers. Dit omvat belangenbehartiging van recreatief vissen, ondersteuning van hengelsportverenigingen en visstandbeheer. Deze partijen kunnen gegevens hebben over afval in netten en trends hierin over verschillende jaren. Bedrijfsleven Één bedrijf is gevonden dat zich bezig houdt met plastic afval in rivieren: Investments in Sustainable Innovations (ISI) is een bedrijf dat in het kader van het SBIR programma Klimaatadaptie en Water bezig is met het ontwikkelen van methodes voor het verwijderen en verwerken van plastic afval uit rivieren. Dit project wordt gefinancierd door AgentschapNL in opdracht van het oude Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Onderzoeksinstanties Voor onderzoeken naar plastic afval zijn onderzoeksinstanties als Deltares en het IVM benaderd. Een van de dingen die Deltares doet is het ontwikkelen van model en meetsystemen bij toepassing van de KRW (Kaderrichtlijn Water) en KRM (Kaderrichtlijn Mariene strategie). Ook zijn hier mensen met kennis over stroming van rivieren en kan hiermee bijdrage geleverd worden aan het voorspellen van plaatsen waar veel afval te vinden is. IVM is het instituut voor milieuvraagstukken aan de Vrije Universiteit van Amsterdam binnen de faculteit aard- en levenswetenschappen. Bij de afdeling Scheikunde en biologie is een onderzoeksgroep die zich bezig houdt met plastics, van micro tot macro.
14
3.2. Kennis over plastic afval in rivieren Internationale commissies Vanuit de Centrale Commissie voor de Rijnvaart is een afvalstoffenverdrag opgesteld. Dit bevat een verbod op het lozen van afval in vaarwegen en het opzetten van ontvangstinrichtingen voor afval langs vaarwegen. Voor huishoudelijk afval wordt geen verwijderingsbijdrage gevraagd, voor olie en ander schadelijk afval wordt wel een verwijderingsbijdrage gerekend (Centrale Commissie voor de Rijnvaart, 1996). De internationale Rijncommissie is naast deze inleverplicht niet bezig met plastic afval in rivieren. In de Internationale Maascommissie is vastgesteld dat er meer aandacht moet komen voor de afvalproblematiek, per lidstaat moet dit zelf uitgevoerd worden. Daarnaast is er een folder ontwikkeld om mensen bewust te maken van afval in de Maas. Waar de IMC wel concrete afspraken over maakt is de communicatie bij hoogwater en calamiteiten zoals lozingen. Rijksoverheid VROM heeft samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeentes (VNG) en Nederland Schoon het impulsprogramma zwerfafval opgezet, om zwerfafval in Nederland te verminderen. In dit impulsprogramma wordt voornamelijk op preventie gericht met behulp van reclamecampagnes. In 2010 is dit impulsprogramma overgegaan in het focusprogramma zwerfafval. Hiervoor is voor 2010 11 miljoen euro begroot (Ewalts et al, 2010). Via het impulsprogramma zijn een project bij waterschap Roer en Overmaas en een project in de Biesbosch gesubsidieerd. In het beheersgebied van WRO vinden elk jaar opruimacties plaats in de week van Nederland Schoon. Dit is een week in het voorjaar waarin extra aandacht aan zwerfafval wordt besteed. Hier vallen opruimacties ook onder. In de Biesbosch is in maart 2010 een project gestart om zwerfafval in het gebied aan te pakken. De start hiervan was het plaatsen van nieuwe afvalbakken. Deze campagne speelt vooral in op bewustwording van toeristen om zo de hoeveelheid zwerfafval in de Biesbosch te verminderen. Naast deze projecten is bij VROM of Nederland Schoon geen focus op zwerfafval in rivieren. DG Water houdt zich niet bezig met plastic afval in rivieren. Rijkswaterstaat In het nationaal waterplan, dat elke 6 jaar opgesteld wordt door onder andere de waterdienst, wordt plastic afval genoemd als probleem in mariene gebieden, plastic afval in rivieren wordt niet genoemd (Ministeries van VenW, VROM en LNV, 2009). RWS Waterdienst houdt zich niet bezig met een koppeling tussen de KRM en de KRW wat betreft plastic afval. RWS Noordzee besteedt veel aandacht aan plastic afval in zee. Over plastic afval in rivieren is hier niets bekend, dit is niet het beheersgebied van RWS Noordzee. Wel wordt plastic afval in rivieren als een belangrijke bron gezien voor plastic afval in zee. Bij de overige regionale diensten (RWS Zuid-Holland, RWS Noord-Holland, RWS Noord-Brabant en RWS Oost-Nederland) is geen informatie beschikbaar over plastic afval in rivieren. Rijkswaterstaat heeft de taak om afval uit rivieren op te ruimen indien het risicovol is voor scheepvaart, stuwen of andere kunstwerken. Dit wordt dan uitbesteed aan aannemers. Hierdoor is bij Rijkswaterstaat weinig bekend over hoeveelheden. RWS Limburg is hier een uitzondering op. Langs de Maas wordt veel last ondervonden van zwerfafval, daarom is Rijkswaterstaat hier actiever bezig iets aan dit afvalprobleem te doen. Langs de 15
Maas zijn containers neergezet waar grondeigenaren afval uit de rivier in kunnen doen, waarna Rijkswaterstaat zorgt voor het ophalen en verwerken hiervan. Gegevens over hoeveelheden verschillen van jaar tot jaar, mede afhankelijk van weersomstandigheden. Over een traject van 32 kilometer vanaf Maastricht zijn in de jaren 1999, 2000, 2001 en 2002 respectievelijk 42 ton, 12 ton, 65 ton en 24 ton zwerfafval afgevoerd (Rijkswaterstaat Limburg, 2006). Wat het meest gevonden wordt volgens RWS Limburg zijn plastic flesjes en lappen plastic (van agrarische oorsprong). Tussen RWS Limburg, WRO en stichting ARK is een samenwerking tot stand gekomen om zwerfafval in de grensmaas aan te pakken. Dit gebeurt aan de ene kant via opruimacties, maar ook voorlichting en daarmee bewustwording zijn belangrijke doelen. Beleidsmatig worden afspraken gemaakt over handhaving en communicatie. Voor de communicatie is een website opgericht waar informatie over het afvalprobleem en opruimacties wordt gegeven. De opruimacties vinden plaats in het voorjaar, als het gewas nog laag is en het hoogwater van de winter voorbij is. Dan is verreweg het meeste afval te vinden. Waterschappen en gemeentes Bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is geen informatie beschikbaar over plastic afval in rivieren. Bij beheerders van sluizen wordt plastic afval soms wel als een probleem gezien. Hierbij gaat het voornamelijk om toeristisch afval. Hier wordt echter niets over bijgehouden, dus in cijfers is niets te zeggen over de omvang en het soort afval. Vanuit Waterschap Roer en Overmaas is de samenwerking met RWS Limburg en de ARK opgezet naar aanleiding van een scriptie over zwerfafval (Waltjé, 2007). In september 2010 is dit project afgerond. Hiervan zal binnenkort een evaluatierapport verschijnen. Het vervolg van dit project is dat gekeken gaat worden naar de handhaving en onderlinge afstemming om het dumpen van afval te voorkomen. In Limburg wordt door het huidige afvalbeleid, mensen moeten betalen voor de hoeveelheid afval die ingeleverd wordt, veel huisvuil gedumpt in de natuur. Consistentie in de manier van afvalheffing in de verschillende gemeentes is een onderdeel van die onderlinge afstemming. Waterzuiveringbedrijven Waternet en PWN halen hun oppervlaktewater uit een zijtak van de Lek. Vanuit Nieuwegein wordt dit water naar de duinen getransporteerd en gezuiverd. Het innamepunt bevindt zich onder water, waardoor afvalinname wordt vermeden. Er wordt niet bijgehouden hoe veel afval verwijderd wordt, dit kan verschillen van een kuubscontainer per maand tot 2 containers per week. Hierbij wordt ook het organisch afval meegenomen, dus duidelijke getallen over de hoeveelheid plastic afval ontbreken. PWN haalt daarnaast een deel van het water uit het IJsselmeer. Evides en Brabant Water halen hun oppervlaktewater uit bekkens bij de Biesbosch. Dit is niet direct aan een rivier, waardoor deze geen informatie kan geven over afval uit rivieren. Dunea haalt het water uit de afgedamde Maas bij Brakel. Bij deze inname worden geen problemen ondervonden van plastic in het water. WML heeft een inlaatpunt bij Heel, aan de Maas. De inname vindt hier plaats uit een bekken door waarbij oeverfiltratie toegepast wordt. Dit houdt in dat het water door de oever heen wordt ingenomen. Hierdoor wordt geen probleem ondervonden van plastic afval in het Maaswater. Bij waterproductiebedrijven is plastic afval dat met rivierwater wordt ingenomen dus of niet relevant, water wordt gehaald uit bekkens zoals de Biesbosch, of er worden weinig problemen ondervonden met het afval: er wordt rekening mee gehouden met het innamepunt (onder water of door oever heen).
16
Natuurbeschermingsorganisaties Landelijk is bij het IVN niet bekend welke afdelingen opruimacties langs uiterwaarden verzorgen en hoe veel afval hierbij opgeruimd wordt. Daarom is gekeken bij enkele grote afdelingen van IVN langs rivieren, namelijk IVN Rijn-Waal en IVN Maas en Waal. IVN Rijn Waal doet zelf niet mee aan de opruimacties. Verwezen wordt naar Staatsbosbeheer Gelderse Poort, deze organiseert wel opruimacties. De opruimacties van de uiterwaarden van de Waal vinden net als bij de Maas voornamelijk plaats in het voorjaar, dan is het gewas laag, mag het gebied nog betreden worden omdat het broedseizoen nog niet begonnen is en er geen hoogwatergolf meer die er achteraan komt. Het opruimen gebeurt betaald of met schoolklassen of vrijwilligers. In het najaar wordt ook opgeruimd door bijvoorbeeld studentenverenigingen. Als de opruimacties in samenwerking met de gemeente plaatsvinden is er geen zicht op de hoeveelheid opgehaald afval, de gemeente verwerkt het afval verder. Bij eigen containers is wel een inschatting te maken. Dit wordt niet gedocumenteerd. Daarnaast zijn er ook geen vaste meetpunten waar de opruimingen plaatsvinden. Dit verschilt per jaar, net als de hoeveelheid klassen waarmee schoongemaakt wordt. De hoeveelheid is erg wind- en watergevoelig, onder invloed daarvan kan het in bepaalde hoeken drijven en waaien. Het soort afval is voornamelijk plastic, van bureaustoelen tot petflessen en vuilniszakken. In hoofdstuk 4 zal in een eigen onderzoek dit gebied verder bekeken worden. In Limburg heeft Stichting ARK een lespakket ontwikkeld voor basisschoolklassen om zwerfafval op te ruimen langs de Maas. Hierbij moeten de kinderen op een aankruislijst aangeven welk afval ze gevonden hebben. Van het jaar 2010 zijn van 3 locaties langs de Maas gegevens bekend van deze opruimacties. Het doel van deze inventarisaties was voornamelijk om bewustwording te creëren bij kinderen over hoe veel afval er ligt. Resultaten van deze inventarisaties zijn te vinden in bijlage 1. Dit zijn lijsten gerangschikt op aantallen. Van deze lijsten is geen indeling naar samenstelling of bron beschikbaar. In tabel 1 staat een overzicht van de resultaten van deze opruimacties. Tabel 1: Resultaten opruimacties georganiseerd door stichting ARK Locatie Aantal items Lengte stuk Top 5 Grensmaas Meers 2529 500 meter (in 1,5 uur) 1. Plastic stukjes (534) 2. Plastic frisdrank flessen (302) 3. Dopjes en dekseltjes (217) 4. Plastic bakjes, potjes, bekertjes (146) 5. Snoep verpakkingen (144) Molenplas 2049 500 meter (in 75 min) 1. Plastic stukjes (467) 2. Plastic zakken (327) 3. Dopjes en dekseltjes (284) 4. Plastic bakjes, potjes, bekertjes (191) 5. Plastic frisdrank flessen (166) Pietersplas 1881 1500 meter (in 2 uur) 1. Plastic flessen (398) 2. Plastic bakjes, potjes, bekertjes (221) 3. Plastic zakken (214) 4. Dopjes en dekseltjes (144) 5. Plastic stukjes (104) 17
De totale top-5 van de drie locaties ziet er als volgt uit: 1. Plastic stukjes (345 per 500m) 2. Plastic frisdrank flessen (200 per 500m) 3. Dopjes en dekseltjes (183 per 500m) 4. Plastic zakken (174 per 500m) 5. Plastic bakjes, potjes, bekertjes (137 per 500m) Limburgs Landschap houdt zich ook bezig met afvalopruiming langs de Maas. Dit wordt georganiseerd in de week van Nederland Schoon, voornamelijk om burgers bewust te maken van de afvalproblematiek. Hoeveel hierbij wordt opgeruimd wordt niet bijgehouden, hoogstens wordt er een ruwe schatting gemaakt van het aantal zakken. In het jaarverslag van 2009 staat bijvoorbeeld dat er in de Kleine Weerd 260kg afval is opgruimd, in het Eijsder Beemden en de Pietersplas samen zijn 185 vuilniszakken opgeruimd (Limburgs landschap, 2010). In de zomermaanden is er minder vuil uit de Maas te vinden, het afval dat dan gevonden wordt is eerder toeristisch afval. Visserij Volgens de Combinatie van Beroepsvissers wordt er vanuit de beroepsvisserij op de binnenwateren geen last ondervonden van plastic afval in rivieren. Op de binnenwateren vindt een ander soort visserij plaats dan op zee. Dit kan een oorzaak zijn dat hier geen last ondervonden wordt. Uit de sportvisserijhoek komen ook geen klachten oven plastic afval in rivieren. Volgens Sportvisserij Nederland is de hoeveelheid afval in het water minder geworden vergeleken met de jaren ’60 en ’70, toen dreef er veel afval in de rivieren. Sportvissers staan vaak op kribkoppen waar hogere waterstroming is en waarschijnlijk minder afval langskomt. Daarnaast wordt er niet veel met netten gevist. Tijdens nationale hengeldag in mei worden er wel opruimacties gehouden, dit gaat voornamelijk om eigen visafval, maar ander afval wordt ook meegenomen. Bedrijfsleven Bij Investments in Sustainable Innovations is onderzoek gedaan naar hoeveelheden afval in Nederlandse rivieren voor de verantwoording van het project om zwerfafval in rivieren te verzamelen en verwerken. Het rapport van dit haalbaarheidsonderzoek is kortgeleden afgerond. Hierin wordt aangegeven dat het inschatten van de hoeveelheid plastic afval in rivieren erg lastig is. Toch is een schatting gemaakt aan de hand van gegevens van afvalverwijdering langs rivieren door aannemers. De schatting ligt op een hoeveelheid van 1 ton afval per strekkende kilometer oever per jaar. Samen met wat er nog in de rivier zit is dit 1,5 ton per kilometer, gegeneraliseerd naar 1000km rivier in Nederland zou dit 15.000 ton vervuiling per jaar zijn. Hiervan zou 5.000 ton per jaar in zee terecht komen (Investments in Sustainable Innovations BV, 2010). Onderzoeksinstituten Deltares houdt zich bezig met macroplastics op zee, aangezien deze als doel in de KRM genoemd worden. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om stromingsmodellen van plastic in zee en op stranden. Bij IVM is een onderzoeksgroep bezig met onderzoek naar de opname van microplastic door organismen zoals mosselen. Ook wordt hier onderzoek gedaan naar de toxiciteit van microplastics op zich, bijvoorbeeld dakbedekking met vlamvertragers erin. Dit onderzoek is kwalitatief en niet op hoeveelheden van de (micro)plastics. Naar hoeveelheden van microplastics is in België veel onderzoek gedaan. Hier zal niet op ingegaan worden, aangezien dit niet in de afbakening van dit onderzoek past. Overig Andere regionale initiatieven die er zijn om zwerfafval in rivieren aan te pakken zijn bijvoorbeeld te vinden langs de Nieuwe Waterweg. Hier zijn de ‘waterweg opschoners’ actief, een groep vrijwilligers die elke maand met ongeveer 8 personen een deel van de noordoever van de Nieuwe waterweg 18
opruimen. Hierbij worden maandelijks gemiddeld 12 vuilniszakken met afval gevuld, afhankelijk van het weer en het aantal vrijwilligers. Dit project wordt door de gemeente Maassluis gesteund. Een ander initiatief komt van Stichting Aquarius. Deze stichting houdt zich bezig met schoon water door elk jaar een opruimactie van een rivier te organiseren. In 2010 was dit de Rotte in Rotterdam, voor 2011 staat het opruimen van de Amstel gepland. 3.3. Conclusie Tabel 2 is een samenvatting van de groepen actoren, hun belang bij het plastic afval, hun belang als kennisbron en of deze kennis aanwezig is. Een uitgebreide versie met welke kennis bij de actoren aanwezig is, is te vinden in bijlage 2. Als kennisbron zijn Rijkswaterstaat, de natuurbeheerders en onderzoeksinstituten de belangrijkste partijen. Deze hebben in de praktijk te maken met plastic afval in rivieren of kunnen met behulp van onderzoek uitspraak doen over de hoeveelheid en samenstelling van het afval. De hoeveelheid aanwezige kennis bij deze partijen is echter klein. Tabel 2: Groepen actoren en hun kennisniveau over plastic afval in rivieren Wie Belang bij plastic afval Potentiële Kennis kennis aanwezig? bron Internationale internationaal politiek probleem, afspraken maken Rijksoverheid beleid KRW/KRM ++ (bij onderhoud vaarwegen RWS) Waterschap
onderhoud kleine waterwegen onderhoud natuurgebieden
+
-
++
+/-
Bedrijfsleven
inspelen op oplossingen
+
-
Onderzoek
relatief nieuw onderzoeksgebied
++
-
Natuurbeheerders
Opmerking
Bij enkele regionale dienst van RWS wel enige kennis
Wel opruimacties, landelijk niet bijgehouden Bij enkel bedrijf wel kennis Slechts een enkel Nederland onderzoek
Internationaal wordt nog weinig aandacht besteed aan plastic afval in rivieren. Bij de internationale maascommissie is er wel aandacht voor, hierbij gaat het voornamelijk om bewustwording bij burgers. Landelijk is weinig bekend over plastic afval in rivieren. RWS, een belangrijke partij in het onderhoud van grote rivieren, heeft niet de kennis over hoe veel plastic afval in de rivieren zit. Regionaal zijn enkele projecten om afval in rivieren op te ruimen. Hierbij wordt vaak niet bijgehouden hoe veel afval wordt opgeruimd en wat de samenstelling van dit afval is. Als enige informatie bekend is verschilt dit per jaar en per actie. Daarnaast is de eenheid van de hoeveelheid afval niet consistent. Dit wordt ‘gemeten’ in de hoeveelheid zakken, het gewicht van het afval, de kosten van afvalverwijdering of het aantal items. Het soort afval is voornamelijk plastic van toeristische, agrarische of huishoudelijke oorsprong.
19
4. Monitoring van rivieren In de literatuur en bij de betreffende actoren is weinig informatie te vinden over plastic afval in rivieren. Daarom is er een inventarisatie uitgevoerd langs de Maas en de Waal. Hiervoor is gebruik gemaakt van de OSPAR inventarisatiemethode voor stranden omdat dit een duidelijke en complete methode is waarbij de resultaten goed te vergelijken zijn over verschillende landen. In dit hoofdstuk wordt eerst deze methode beschreven, waarna de selectie van de gebieden wordt besproken, gevolgd door de resultaten. 4.1. OSPAR Vanuit het OSPAR-verdrag is een ‘Marine Litter Monitoring Survey Form’ opgesteld, dat in de landen die aangesloten zijn bij OSPAR gebruikt wordt voor de inventarisatie van stranden. Hiermee is het strandonderzoek gestandaardiseerd: De items die geteld worden zijn gedefinieerd, de manier van opschrijven is consistent, er zijn selectiecriteria voor stranden opgesteld en er is een database opgezet om alle informatie te verzamelen (OSPAR, 2007; OSPAR, 2010). De surveys vinden vier keer per jaar plaats en bestaan uit twee soorten: over een afstand van 100 meter, waarbij in detail wordt gekeken naar 121 items en over een afstand van 1 kilometer strand, waarbij 22 soorten items worden genoteerd, dit zijn stukken afval groter dan 50cm. Voor de stranden waar het monitoren plaatsvindt zijn de volgende criteria opgesteld: Het strand moet - bestaan uit zand of grind en aan open zee liggen; - zichtbaar en/of frequent met grote afvalitems bevuild worden; - toegankelijk zijn voor de schoonmaak; - minimaal 100m en het liefst meer dan 1 km lang zijn; - niet bij andere afvalbronnen dan de zee liggen, zoals rivieren; - niet toeristisch zijn; - niet regelmatig opgeruimd worden. In het te monitoren gebied moeten permanente referentiepunten aanwezig zijn, zodat altijd hetzelfde stuk gemonitord wordt. Het afval dat gemonitord wordt, moet ook verwijderd worden van het stuk strand. Zo is het zeker dat bij de volgende monitoring deze stukken niet nog een keer meegeteld worden. Ook is het belangrijk om met gemeentes af te stemmen wanneer het strand schoongemaakt wordt. Dit kan ook de monitorresultaten beïnvloeden. De afvalitems zijn gecategoriseerd aan de hand van het materiaal. Deze categorieën zijn: plastics/polystyreen, rubber, textiel, papier (hier vallen sigarettenpeuken ook onder), bewerkt hout, metaal, glas, aardewerk, sanitair afval, medisch afval, uitwerpselen en andere vervuilingen (zie bijlage 5 voor de OSPAR lijsten). In het kader van OSPAR zijn enkele brontoewijzingen gemaakt, te vinden in bijlage 3. Tabel B1 in deze bijlage is een brontoewijzing aan de hand van indicatoritems (OSPAR, 2007). Een meer uitgebreide brontoewijzing bij de OSPAR lijsten is uitgevoerd door Tauw in opdracht van RWS Noordzee, te vinden in tabel B2 (Cuperus et al, 2009). Notitie hierbij is dat brontoewijzing erg lastig is, van veel dingen in zee is niet te zeggen waar het van afkomstig is. De bronnen die geïdentificeerd zijn, zijn scheepvaart, visserij, toerisme en sanitair. Daarnaast is er nog een categorie overige.
20
Voor rivieren zijn er een aantal extra categorieën nodig. Hiervoor moet gekeken worden naar het soort afval dat in rivieren te vinden is. Het aandeel huishoudelijk afval dat bijvoorbeeld via stortplaatsen in rivieren terechtkomt zal groter zijn. Het verschil tussen toeristisch en huishoudelijk afval is echter moeilijk te onderscheiden. Daarom kunnen deze categorieën samengevoegd worden in de categorie ‘zwerfafval’. Afval wat gedumpt wordt valt ook in de categorie ‘zwerfafval’.Daarnaast is er een categorie industrie en landbouw nodig, aangezien landbouw en industrie langs rivieren vaak aanwezig is. De volgende categorieën kunnen na redenatie aangewezen worden voor rivierafval: - scheepvaart - binnenvisserij - sanitair (vanuit riooloverstorten) - zwerfafval - industrie en landbouw - onbekend In hoeverre deze categorieën herkenbaar en toe te passen zijn moet blijken uit de inventarisatie. 4.2. Gebiedsselectie De Maas is een regenrivier, dat betekent dat er grote fluctuaties in de waterstand zijn. De gemiddelde afvoer ligt rond de 230m3/s met gemiddelde hoogwaterstanden in het winterseizoen van 500m3/s. Piekafvoeren liggen hier rond de 1500m3/s. In de grensmaas ligt de minimum afvoer een stuk lager, omdat een deel van het water voor het Julianakanaal onttrokken wordt, een kanaal voor de scheepvaart evenwijdig aan de grensmaas. Twee locaties langs de Maas zijn op 21 oktober 2010 bezocht: de Pietersplas en de grensmaas bij Meers. Beide stukken zijn in het voorjaar opgeruimd. In bijlage 4 zijn kaartjes van de bezochte gebieden in Limburg te vinden. De Pietersplas is een grindplas aan de Maas waar Maaswater instroomt. Hier heeft grindwinning plaatsgevonden, nu wordt het gebruikt als recreatiegebied. Het water dat de plas ingaat komt er niet meer uit, dus de Pietersplas is een soort vangnet voor afval. Waarschijnlijk spoelt al het afval dat binnenkomt aan. Als er bekend is hoeveel water er van de Maas de Pietersplas instroomt zou een schatting gemaakt kunnen worden van de hoeveelheid afval in de Maas bij Maastricht. De Rijn heeft minder fluctuaties dan de Maas, omdat deze rivier een regen- en smeltwaterrivier is. De gemiddelde afvoer van de Rijn is 2300m3/s, met hoogwaterstanden van 2800m3/s. Tijdens extreme hoogwaterperioden kan de afvoer zo’n 12 000m3/s worden. In de toekomst wordt ook rekening gehouden met extreme hoogwaterperiodes waarbij een afvoer van 16 000m3/s verwerkt moet kunnen worden. Na binnenkomst in Nederland splitst de Rijn naar het noorden naar de IJssel en de Neder-Rijn en naar het zuiden naar de Waal. Het merendeel (2/3) van het water dat Nederland binnenkomt gaat verder via de Waal. Langs de Waal zijn ook twee locaties bezocht. Deze vallen beiden onder het beheersgebied van Staatsbosbeheer Gelderse Poort, welke zich uitstrekt van Lobith tot de brug van de A50. De twee locaties, de Stadswaard en de Erlecomsewaard, zijn te zien in bijlage 4. De Stadswaard is een gebied stroomopwaarts van Nijmegen. Deze uiterwaard heeft een zomerdijk en een winterdijk. Afhankelijk van hoe hoog het water is geweest is het wisselend hoe makkelijk het afval te verzamelen is (dichter bij de winterdijk). Op de oever is geen grote vegetatie aanwezig. In het voorjaar van 2010 is deze uiterwaard nog schoongemaakt met schoolklassen. De Erlecomsewaard is in 2009 en 2010 niet schoongemaakt. Op deze plek is oevervegetatie in de vorm van wilgen aanwezig. Beide locaties liggen op de zuidoever van de Waal. 21
4.3. Resultaten Maas Langs de oever van de Pietersplas ligt veel afval in een strook van enkele meters evenwijdig aan het water (figuur 2a). Dit is groot afval als nummerplaten, flessen, stukken hout en schoenen, maar ook veel klein afval als wattenstaafjes, dopjes en een soort ronde bolletjes (figuur 2b). Het afval is goed herkenbaar. Op 1 meter van deze strook zijn naar schatting 100 stuks afval te vinden. Ook zijn micropellets gevonden (figuur 2c). a.
b.
c.
Figuur 2: a. Een strook aangespoeld afval langs de Pietersplas b. Onbekend aangespoeld afval c. Wattenstaafjes en micropellets Bij Meers was minder afval te vinden, op 100 meter lagen ongeveer 10 stuks plastic afval. Het afval was voornamelijk plastic dat was blijven hangen in struiken (figuur 3a&b). Klein afval lag hier niet. De hoeveelheid afval in dit gebied is veel meer afhankelijk van de hoogwaterperiodes, waarna het afval achterblijft op het land. In een inventarisatie van stichting ARK is bijvoorbeeld de categorie dopjes ook groot, wat aangeeft dat er ook klein afval te vinden is (zie bijlage 1). a.
b.
Figuur 3a&b: grote afvalitems in struiken en langs de oever
22
Volgens RWS Limburg is na de sluis bij Sambeek geen zwerfafval meer te vinden in zulke grote aantallen als in zuid Limburg. Waal De Stadswaard was vrijwel schoon, wat te verklaren is door het feit dat deze in het voorjaar nog opgeruimd is met hulp van schoolklassen. Niet alle uiterwaarden in beheer van Staatsbosbeheer de Gelderse Poort zijn afgelopen jaar schoongemaakt, aangezien er niet genoeg groepen waren. Liever wordt een uiterwaard in zijn geheel schoongemaakt dan alle uiterwaarden voor een deel. In de Erlecomsewaard waren twee aanspoelranden van afval te vinden. De breedste aanspoelrand is van afgelopen hoogwater en is zo’n 3 meter breed (zie figuur 4). Over een afstand van 5 meter evenwijdig aan de rivier is een inschatting gemaakt van het afval dat aanwezig was. Deze afstand is zo gekozen om binnen een beperkte tijd een inschatting te kunnen maken over de hoeveelheid afval. Bij het afval zat ook veel organisch materiaal, verwacht wordt dat ook tussen het organisch materiaal afval ligt. Wegens beperkte tijd is dit echter niet meegenomen. In bijlage 5 zijn de ingevulde OSPAR-lijsten van deze locatie te vinden. Tabel 3 is een opsomming van de gevonden items op het gemonitorde stuk. Tabel 3: Gevonden items in de Erlecomsewaard Items Small plastic bags, e.g., freezer bags Drinks (bottles, containers and drums) Cleaner(bottles, containers and drums) Cosmetics (bottles & containers and drums) Caps/lids Cigarette lighters Pens Toys & party poppers Shoes/sandals Foam sponge Plastic/polystyrene pieces 0-2,5 cm Plastic/polystyrene pieces 2,5 cm > < 50 cm Other rubber pieces: dop Other rubber pieces: tennisbal Shoes (leather) Aerosol/Spray cans Foil wrappers Paint tins Glass bottles Cotton but sticks Total
Total 1 2 1 2 5 1 1 1 2 1 9 1 1 1 1 1 1 1 2 11 46
Figuur 4: Aanspoelrand in de Erlecomsewaard. Op de achtergrond zijn de wilgen zichtbaar.
23
De top-5 over dit stuk bestaat uit: 1. Wattenstaafjes (11) 2. Plastic/polystyreen <2,5 cm (9) 3. Plastic doppen (5) 4. Schoenen (3) 5. Plastic flessen (2) Plastic flacons (huishoudelijk) (2) Flessen (glas) (2) Opvallend was dat zowel grote als kleine items te vinden waren. Zo werden in het stuk van 5 meter evenwijdig aan de Waal 3 schoenen gevonden, maar ook 11 wattenstaafjes. Lichte plastics, zoals plastic zakken en stukken plastic zijn niet gevonden. Dit kan te verklaren zijn door de harde wind die er stond, waardoor lichte stukken weggewaaid kunnen zijn. In vergelijking met de Pietersplas was in de Erlecomsewaard minder afval te vinden, voornamelijk minder klein afval. Op 5 meter zijn in de Erlecomsewaard 46 items gevonden, wat neer zou komen op 4600 items per 500 meter. Hierbij moet wel aangemerkt worden dat het gemonitorde stuk een hotspot was, dus een plek waar veel afval aanwezig was. De Maas bij Meers en de Stadswaard zijn voor de tijd van het jaar vergelijkbaar in hoeveelheden afval. 4.4. Brontoewijzing De bronnen die eerder dit hoofdstuk geïdentificeerd zijn voor rivieren zijn: scheepvaart, binnenvisserij, sanitair, zwerfafval, industrie & landbouw en een overige categorie. De resultaten van de ARK en van de eigen inventarisatie in beschouwing nemend, is voorzichtig te concluderen dat de categorie voor de binnenvisserij weinig relevantie heeft. Het meeste afval langs rivieren is herkenbaar en valt in de categorie zwerfafval. Ook de categorie sanitair is goed vertegenwoordigd in de eigen inventarisatie. In de gegevens van ARK is deze categorie minder groot. 4.5. Conclusie De locatie van monitoren Een afgesloten plas zoals de Pietersplas is zou een goede plek zijn om te monitoren hoe veel afval over een periode aangevoerd wordt. Op een locatie langs de rivier, zoals bij Meers of langs de uiterwaarden bij Nijmegen, kan het afval weer wegspoelen. Hier zal op bepaalde momenten in het seizoen een ander beeld naar voren kunnen komen dan bij de afgesloten plas. Wat in het voorjaar op de oever van de Pietersplas te vinden is, is waarschijnlijk het afval van een heel jaar, terwijl het afval dat langs de Maas zelf te vinden is waarschijnlijk alleen van het laatste hoogwater afkomstig is. In de Erlecomsewaard is de invloed van hoogwater ook groot. De lengte van het monitorstuk Bij plekken waar veel afval ligt (bijvoorbeeld de Pietersplas) kan een klein stuk, bijvoorbeeld enkele meters, al een goede aanduiding geven van hoe veel afval aanwezig is. Op plekken waar minder ligt en voornamelijk grote items aanwezig zijn, zoals hier de grensmaas bij Meers en de Erlecomsewaard, is het beter om over een groter stuk van 100 meter aan te geven hoeveel er ligt. Daarom dient net als bij stranden onderscheid gemaakt te worden tussen monitoring over een groot stuk en monitoring over enkele meters.
24
Het moment van monitoren In het najaar is minder afval te vinden dan in het voorjaar, als het hoogwater geweest is. Daarom is het verstandig meerdere keren per jaar te monitoren om een goed beeld te krijgen van de hoeveelheid afval. De monitormethode De OSPAR methode is goed toe te passen op rivieren, de lijst dient wel aangepast te worden. Van bepaalde items, zoals typische items van visserij op zee, is de kans dat die langs rivieren gevonden worden zo klein dat er geen aparte categorie op de OSPAR lijst voor nodig is. Het meest belangrijk bij monitoring van rivieren is dat op verschillende plekken consistent dezelfde methode gebruikt wordt.
25
5. Analyse en conclusie Het doel van dit onderzoek was om een inschatting te kunnen geven van de hoeveelheid afval die via rivieren naar zee gaat. Dit is geprobeerd aan de hand van literatuuronderzoek, gesprekken met actoren en eigen onderzoek. In dit hoofdstuk zullen de resultaten uit voorgaande hoofdstukken aan elkaar gekoppeld worden om zo de hoofd- en deelvragen te beantwoorden. Er ontbreken in de wetenschappelijke literatuur duidelijke getallen met betrekking tot de brontoewijzing van afval in zee. In discussiestukken wordt vaak beweerd dat 80% van het afval in zee van land afkomstig is. Dit is een schatting die erg afhankelijk is van de monitorplek. Er blijft een deel van het afval dat niet toe te wijzen is aan een bron. In 1996 is al door de OSPAR commissie gesignaleerd dat er meer onderzoek moet komen naar rivieren als bron van plastic afval. Het onderzoek dat uitgevoerd is naar plastic afval in rivieren is gedaan door een klein aantal mensen in Groot Brittannië. In Nederland is zeer weinig onderzoek naar hoeveelheden en soort plastic afval in rivieren gedaan. Slechts een onderzoek is uitgevoerd waarin een schatting is gemaakt van de hoeveelheid plastic afval in Nederlandse rivieren: jaarlijks gaat er volgens ISI zo’n 5.000 ton kunststof vervuiling per jaar naar zee. Waar wel meer aandacht voor is, is zwerfvuil in het algemeen. De kosten voor zwerfvuil in waterwegen worden geschat op 10,5 miljoen euro per jaar. Ondanks deze hoge kosten is landelijk bij actoren de kennis over plastic afval in rivieren beperkt. Regionaal zijn wel initiatieven om afval in rivieren aan te pakken. Plastic afval in rivieren wordt niet consistent gemonitord: als er bijgehouden wordt hoe veel afval bij een opruimactie opgehaald wordt, is de eenheid wisselend. Dit varieert van items per 500m tot aantal vuilniszakken of hoeveelheden in kubieke meters. Limburg loopt voorop in opruimacties op grotere schaal. Als kennisbron zijn Rijkswaterstaat, de natuurbeheerders en onderzoeksinstituten de belangrijkste partijen. Deze hebben in de praktijk te maken met plastic afval in rivieren of kunnen met behulp van onderzoek uitspraak doen over de hoeveelheid en samenstelling van het afval. Bij de eigen monitoring van een stuk oever langs de Waal is de OSPAR methode gebruikt, een methode die ook gebruikt wordt om afval op stranden te monitoren. Deze is duidelijk en goed te gebruiken, al kunnen sommige items die typisch zijn voor strandsystemen verwijderd worden. De monitoring vond plaats op een klein stuk oever. Het aantal items is niet te vertalen naar een groot stuk rivier of alle rivieren in Nederland, hiervoor moeten te grove aannames gemaakt worden. De hoeveelheid afval die gevonden wordt bij het monitoren is sterk afhankelijk van het moment van monitoren. Na de hoogwaterperiode is het meeste afval te vinden. Ook de locatie is van belang. Op afgesloten plekken kan afval zich ophopen, terwijl op een open rivieroever het afval weer meegevoerd kan worden met de volgende hoogwatergolf. Het soort afval is voornamelijk plastic van toeristische, agrarische of huishoudelijke oorsprong. Aan de hand van een vergelijking met standen wordt bekeken in hoeverre het gevonden afval in verhouding staat tot het afval wat gevonden wordt op stranden (tabel 4).
26
Tabel 4: aantal items gevonden op stranden (eerste twee kolommen) en langs de Maas en Waal (derde en vierde kolom). (bron: OSPAR 2007; Stichting de Noordzee 2010-2; gegevens ARK 2010; eigen gegevens (bijlage 5)) OSPAR gebieden Nederland(per 100m ARK (per 500m) Eigen onderzoek (per 5m) strand) 1. Plastic/polystyreen 1. Netten of touw < 50 1. Plastic stukjes 1. Wattenstaafjes (11) <50cm cm (80) (345) 2. Touw/net <50cm 2. Plastic of polystyreen < 2. Plastic frisdrank 2. Plastic/polystyreen <2,5 cm 50 cm (55) flessen (200) (9) 3. Wattenstaafjes 3. Dopjes en 3. Plastic doppen (5) 3. Doppen (21) dekseltjes (183) 4. Plastic doppen 4. Plastic zakken 4. Schoenen (3) 4. Ballonnen (15) (174) 5. Snoepverpakkingen 5. Plastic bakjes, 5. Plastic flessen (2) Plastic 5. Chips- en snoepzakken, potjes, bekertjes flacons (2), flessen (glas) (2) lollystokjes (15) (137) Het afval in rivieren is meer herkenbaar dan in zee. Toch is de categorie ‘plastic stukjes’ ook langs rivieren relatief groot. Daarnaast zijn op rivieren geen netten te vinden. De categorie visserij is voor rivieren bijna overbodig in vergelijking met het aandeel van visserij bij het afval op stranden. Ook zijn amper ballonnen in rivieren te vinden, terwijl deze categorie in zee erg groot is. Doppen zijn zowel op stranden als langs rivieren veel te vinden. Het meeste afval dat gevonden is langs rivieren (zowel de Maas als de Waal) kan in de categorie ‘zwerfafval’ geplaatst worden. Op stranden bevinden zich gemiddeld 542 items per 100 meter. Uit de resultaten van ARK komt dat er gemiddeld 1735 items per 500 meter te vinden zijn. Dat is bijna 350 items per 100 meter, wat iets lager ligt dan de hoeveelheid op stranden.
27
6. Discussie Wereldwijd komt steeds meer aandacht voor afval in zee. Het door Charles Moore onder de aandacht gebrachte probleem van de plastic soep die zich in oceanen bevindt komt steeds hoger op de politieke agenda. Internationaal worden er zelfs ook al afspraken over gemaakt: het verminderen van de hoeveelheid plastic afval in zee is een van de doelen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Daarnaast wordt vaak aangenomen dat 80% van het afval dat in zee zit afkomstig is van het land. Zelfs al is de manier waarmee dit percentage bepaald is onduidelijk, toch is het vreemd dat er bijna geen aandacht is voor afval dat via rivieren naar zee gaat. Het land wordt gezien als grootste bron voor plastic afval in zee, maar hoe veel afval via rivieren komt is onbekend en regelgeving hierover, bijvoorbeeld in de kaderrichtlijn water, ontbreekt. De onderzoeksvragen die in dit onderzoek gesteld zijn, zijn eigenlijk nu niet concreet te beantwoorden. Het grootste probleem bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen is dat er geen kennis aanwezig is bij benaderde actoren. De actoren die benaderd zijn, zijn allen actief in de waterbeheerssector en zouden in hun dagelijks werk te maken kunnen hebben met het plastic afval in rivieren. Het feit dat er geen kennis aanwezig is bij deze actoren is waarschijnlijk omdat er geen duidelijke richtlijnen voor plastic afval in rivieren zijn. De kennis die wel aanwezig is bij actoren richt zich op zwerfvuil in het algemeen. Als er aandacht is, bijvoorbeeld door middel van opruimacties, wordt niet bijgehouden hoe veel afval verwijderd wordt. Limburg loopt voorop in aandacht voor afval uit rivieren. In Limburg is de noodzaak om dit probleem aan te pakken groot doordat veel afval gedumpt wordt. Een oorzaak hiervan zou het ‘diftar’systeem kunnen zijn. Dit systeem houdt in dat mensen meer moeten betalen als ze meer afval inleveren. Wel wordt opgemerkt dat voorbij een bepaalde sluis veel minder afval te vinden is. Dit zou kunnen komen doordat daar minder afval te zien is, bijvoorbeeld doordat de rivier minder meandert zodat minder afval aanspoelt. Het kan ook zo zijn dat op die plekken simpelweg minder afval aanwezig is, omdat het al in Limburg voor een groot deel verwijderd is. Het afval dat te vinden is op oevers en in uiterwaarden komt, indien het wordt opgeruimd, niet in zee terecht. Deze hoeveelheid is dus geen maat voor hoe veel afval in zee terecht komt, maar een afspiegeling van hoe veel afval in de rivier aanwezig is. Wel kan een trend in de hoeveelheid afval iets zeggen of er meer of minder afval in de rivier zit over de tijd. Dit kan weer iets zeggen over het functioneren van het beleid op afval. Daarom zal niet alleen gekeken moeten worden naar het afval dat aanspoelt, maar zal ook van andere technieken gebruik gemaakt moeten worden. Zo kan het tegenhouden van afval waar de rivier uitmondt in zee een manier zijn om te meten hoe veel afval er via de rivieren komt. Dit zal lastig zijn in gebieden waar veel scheepvaart is. Het geeft echter wel een meer betrouwbaar beeld van de hoeveelheid afval dat in zee terecht komt. Het afval dat daar nog in de rivier te vinden is komt namelijk vrijwel zeker in zee terecht. Methodes hiervoor worden beschreven door Jung et al (2010). Een hiervan is het gebruik van een soort drijvende vangnetten in rivieren. Via deze methode is alleen het afval te vangen dat drijft in het water. Ongetwijfeld zal zich ook afval bevinden op de bodem van rivieren. Om dit mee te nemen zal gekeken kunnen worden naar afval op rivierbodems, bijvoorbeeld aan de hand van gegevens van baggerbedrijven. Het gebruik van modellen bij de berekening van hoeveelheden en aanspoelplekken is hierbij ook noodzakelijk. Het eigen onderzoek had een afbakening om binnen 3 maanden het onderzoek uit te kunnen voeren. Het stuk dat zelf geïnventariseerd is, is erg kort. Daarom is het de vraag in hoeverre deze gegevens representatief zijn voor de Waal. Slechts een klein stuk is gemonitord, waardoor de verkregen gegevens niet zomaar vertaald kunnen worden naar een groter gebied. Hiervoor is het gebied te klein. Om een duidelijker beeld te krijgen zal een groter stuk geteld moeten worden, zodat toevalligheden in soort en hoeveelheid afval eruit gefilterd kunnen worden (zoals 3 schoenen op 5 28
meter oever). Daarnaast is hoeveelheid afval op een rivieroever afhankelijk van veel factoren zoals locatie, de aanwezigheid van vegetatie, het aantal hoogwaterperiodes en wind. Bijvoorbeeld in de Erlecomsewaard kan afval door de wilgen worden tegengehouden, waardoor daar veel of een specifiek soort afval te vinden is. Het seizoen is ook erg belangrijk: in het najaar is relatief weinig te vinden in vergelijking met het voorjaar. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het afval in rivieren voornamelijk bestaat uit zwerfvuil. Zowel langs rivieren als op stranden worden veel plastic doppen gevonden. Plastic doppen zouden misschien een indicator kunnen zijn voor rivierafval: als dit gevonden wordt op het strand zou dit toe te wijzen kunnen zijn aan rivieren. Het kan ook zo zijn dat doppen omdat ze veel voorkomend zijn en goed blijven drijven op beide plekken vaak te vinden zijn. Hetzelfde zou kunnen gelden voor wattenstaafjes, deze zijn op beide plekken te vinden. Langs de Nederlandse kust zijn echter nog maar 2 riooloverstorten, langs rivieren zijn er meer te vinden. Zowel op stranden als langs rivieren worden veel ‘plastic stukjes’ gevonden. Dit toont aan dat plastic ook al uit elkaar valt in de rivier, dus langs rivieren is afval ook niet altijd herkenbaar. Wat veel minder aanwezig is langs rivieren zijn ballonnen. Een mogelijke verklaring is dat de kans dat ballonnen direct in zee terecht komen veel groter is dan de kans dat ze in een rivier terecht komen. Het aardoppervlak bestaat namelijk voor 70% uit zee en maar voor een klein percentage uit rivieren. De oplossing om deze gaten in kennis op te vullen ligt vooral in onderzoek. Dit omvat het opzetten van een monitornetwerk. Hierbij is het van belang meerdere momenten per jaar te monitoren op verschillende plekken. Daarnaast is het noodzakelijk dat wanneer opruimacties plaatsvinden bijgehouden wordt hoe veel afval opgeruimd wordt, zodat over de jaren gekeken kan worden hoe groot het probleem is. Ook zou, eventueel steekproefsgewijs, monitoring van het soort afval aan de hand van de OSPAR methode bij opruimacties plaats moeten vinden. Alleen door gegevens te documenteren kan inzicht verkregen worden in de hoeveelheden en samenstelling van het afval in de Nederlandse rivieren. Door de afbakening is niet gekeken naar microplastics in rivieren. Dit is echter ook een onderzoeksgebied met veel potentie. In 1994 is namelijk al in een onderzoek geconstateerd dat in Rijnsedimenten kunststof bolletjes aanwezig waren (Van der Meer et al, 1994). Ook in een Belgisch onderzoek is aangetoond dat grotere concentraties microplastics te vinden zijn in havens en het estuarine gebied dan in sediment vanuit de zee (De Meester et al, 2009). Dit wijst er op dat rivieren ook microplastics aanvoeren. Het zou kunnen dat deze aanvoer van microplastics een belangrijk probleem is voor bijvoorbeeld ecosystemen langs rivieren. Plastic afval in rivieren is een internationaal en grensoverschrijdend probleem. Daarom is de samenwerking tussen verschillende landen noodzakelijk. Hierbij gaat het om uitwisseling van methodes om het afval in rivieren te monitoren en resultaten hiervan, maar ook om afspraken te maken om de hoeveelheid afval in rivieren te verminderen. In Frankrijk wordt ook aandacht besteed aan plastic afval in rivieren op beleidsniveau (Working Group on litter in the aquatic environment, 2009), misschien is dit in meerdere landen het geval maar is de communicatie erover slecht waardoor zulke onderzoeken niet gevonden worden. Als de aanvoer van plastic afval naar zee verminderd kan worden zal een belangrijke bijdrage aan het oplossen van de plastic soep zijn gedaan. Om dit probleem helemaal op te lossen zal echter ook naar andere aspecten, zoals het opruimen van de plastic soep, gekeken moeten worden.
29
7. Bronnen Allsop, M., Walters, A., Santillo, D., Johnston, P. (2006) Plastic Debris in the World’s Oceans. Greenpeace International, Amsterdam. 44pp. Ashton, K., Holmes, L., Turner, A. (2010) Association of metals with plastic production pellets in the marine environment. Marine Pollution Bulletin (nog niet gepubliceerd), online beschikbaar
6-10-2010, 6pp. Balas, C.E., Williams, A.T., Simmons, S.L., Ergin, A. (2001) A Statistical Riverine Litter Propagation Model. Marine Pollution Bulletin vol. 42 (11), pp. 1169-1176 Centrale Commissie voor de Rijnvaart (1996) Verdrag inzage de verzameling, afgifte en inname van afval in de Rijn- en binnenvaart. Centrale Commissie voor de Rijnvaart, Strasbourg. Editie 2002, 75pp. Cuperus, G., Winters, G., Aalbers, M. (2009) Statistical analyses of OSPAR beach litter data (20012008). Tauw bv. Environment & Safety department Deventer, 72pp. De Meester, S., Claessens, M., Jannssen, C.R. (2009) Appearance and potential effects of microplastics in the Belgian coastal area. Abstract in Mees, J. et al. (2009). VLIZ Young Scientists' Day, Brugge, Belgium 6 March 2009: book of abstracts. VLIZ Special Publication, 41: pp. 35 Derraik, J.G.B. (2002) The pollution of the marine environment by plastic debris: a review. Marine Pollution Bulletin 44, pp. 842-852 De Wit, M., Buiteveld, H., Van Deursen, W. (2007) Klimaatverandering en de afvoer van Rijn en Maas. RIZA memo: WRR/2007-006, 20pp. Earll, R.C., Williams, A.T., Simmons, S.L., Tudor, D.T. (2000) Aquatic litter, management and prevention – the role of measurement. Journal of Coastal Conservation 6, pp. 67-78 Europees Parlement en de raad van de Europese Unie. (2008) RICHTLIJN 2008/56/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie). Publicatieblad van de Europese Unie, pp. 34 Ewalts, D., Smidt, P., Poelman, D., Pennings, P. (2010) Rapport Kostenonderzoek zwerfafval Nederland. Deloitte Touche Tohmatsu, Den Haag, 100pp. GESAMP (1990) The State of the Marine Environment. The Joint Group of Experts on the Scientific Aspects of Marine Environmental Protection, 111pp. Investments in Sustainable Innovations BV (2010) Zwerfafval uit rivieren en hun stroomgebieden verzamelen en verwerken – Haalbaarheidsonderzoek. Nog niet gepubliceerd. 15-11-2010, Bijlage 1, 9pp. Jung, R-T. Sung, H.G., Chun, T-B., Keel, S-I. (2010) Practical engineering approaches and infrastructure to address the problem of marine debris in Korea. Marine Pollution Bulletin 60, pp. 1523-1532 Limburgs Landschap (2010) Jaarverslag 2009. Online beschikbaar <www.limburgs-landschap.nl> 28-10-2010, 114pp. 30
Ministeries van VenW, VROM en LNV (2009) Nationaal Waterplan 2009-2010. Online beschikbaar 23-09-2010, 280pp. Moore, C.J. (2008) Synthetic polymers in the marine environment: A rapidly increasing long-term threat. Elsevier Environmental Research 108, pp. 131-139 OSPAR Commission (2007) OSPAR Pilot Project on Monitoring Marine Beach Litter- Monitoring of marine litter on beaches in the OSPAR region. Publication Number: 386/2007, 74pp. OSPAR Commission (2010) Guideline for Monitoring Marine Litter on the Beaches in the OSPAR Maritime Area – Edition 1.0. 15pp. Ocean Conservancy (2010) Trash travels. Marine Debris Report. Online beschikbaar 31-08-2010, 60pp. PlasticsEurope Market Research Group (2010) Plastics - the Facts 2010 - An analysis of European plastics production, demand and recovery for 2009. Online beschikbaar <www.plasticseurope.org> 11-10-2010, 32pp. Rijkswaterstaat Limburg (2006) Richtlijn Zwerfvuil Deel I: Totstandkoming van de richtlijn. Rijkswaterstaat Limburg, Dossier W3879-02-001 Sheavly, S.B. (2005) Beach Debris – Characterized through the International Coastal Cleanup & the U.S. National Marine Debris Monitoring Program. The Ocean Conservancy. 20pp Sheavly, S.B. (2007) National Marine Debris Monitoring Program: Final Program Report, Data Analysis and Summary. Prepared for U.S. Environmental Protection Agency by Ocean Conservancy, Grant Number X83053401-02. 76 pp. Steegemans, P. (2008) Projectplan Integrale aanpak zwerfafval binnen het beheersgebied van Waterschap Roer en Overmaas. Waterschap Roer en Overmaas, Sittard. 14pp. Stichting de Noordzee (2010) OSPAR data Netherlands. Nog niet gepubliceerd, via Stichting de Noordzee, Utrecht. 13-10-10 Stichting de Noordzee (2010-2) Concept Eindrapport Beach Litter Monitoring 2009, versie februari 2010. Opgesteld door J. Dagevos en M. Hougee. Sweden to OSPAR IMPACT (1996) Litter in the marine environment – a serious international problem where joint action is in urgently needed. Beschikbaar via Stichting de Noordzee, 28pp. Taylor, P. (1993) The State of the Marine Environment: A Critique of the Work and Role of the Joint Group of Experts on Scientific Aspects of Marine Pollution (GESAMP). Marine Pollution Bulletin vol. 26 (3), pp. 120-127 United Nations Environmental Programme (2005) Marine Litter, an analytical overview. 47pp. Van der Meer, J.J.M., Van Berghem, J.W., Van Dreumel, P.F. (1994) Microscopische waarnemeingen aan waterbodems van de zuidrand van het noordelijke deltabekken. Grondboor en Hamer 48(3), pp. 49-54 31
Van Franeker, J.A., Meijboom A., De Jong, M. & Verdaat, H. (2009) Fulmar Litter EcoQO Monitoring in the Netherlands 1979-2007 in relation to EU Directive 2000/59/EC on Port Reception Facilities. IMARES Report nr C032/09. Wageningen IMARES, Texel, 39pp. Waltjé, E. (2007) Aanpak zwerfafvalproblematiek in het beheersgebied van Waterschap Roer en Overmaas. Saxion Hogescholen Deventer, 51pp. Williams, A.T., Simmons, S.L. (1996) The degradation of plastic litter in rivers: implications for beaches. Journal of Coastal Conservation 2, pp. 63-72 Williams, A.T., Simmons, S.L. (1997) Movement Patterns of Riverine Litter. Water, Air, and Soil Pollution 98, pp. 119-139 Working Group on litter in the aquatic environment/Robin des Bois for MEEDAT (2009) Recommendations for a coordinated plan to reduce litter in inland waters, ports, on coastlines and in the ocean. Robin des Bois Association for the Protection of Man and the Environment, 28pp.
32
33